1-500 | 501-602
Book Chapter: Verse
501 Luk 11:5 | tot hem gaan, en tot hem zeggen: Vriend! leen mij drie broden; ~
502 Luk 11:7 | binnen, antwoordende, zou zeggen: Doe mij geen moeite aan;
503 Luk 11:29 | bijeenvergaderden, begon Hij te zeggen: Dit is een boos geslacht;
504 Luk 12:1 | vertraden, begon Hij te zeggen tot Zijn discipelen: Vooreerst
505 Luk 12:11 | wat gij tot verantwoording zeggen, of wat gij spreken zult; ~
506 Luk 12:19 | En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel! gij hebt vele goederen,
507 Luk 12:45 | dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen;
508 Luk 13:25 | zal antwoorden en tot u zeggen: Ik ken u niet, van waar
509 Luk 13:26 | Alsdan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid
510 Luk 13:27 | 27 En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet,
511 Luk 13:35 | gekomen zijn, als gij zult zeggen: Gezegend is Hij, Die komt
512 Luk 14:17 | avondmaals, om den genoden te zeggen: Komt, want alle dingen
513 Luk 15:18 | gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd
514 Luk 17:6 | tegen dezen moerbezienboom zeggen: Word ontworteld, en in
515 Luk 17:7 | akker inkomt, terstond zal zeggen: Kom bij, en zit aan? ~
516 Luk 17:8 | Maar zal hij niet tot hem zeggen: Bereid, dat ik te avond
517 Luk 17:21 | 21 En men zal niet zeggen: Ziet hier, of ziet daar,
518 Luk 17:23 | 23 En zij zullen tot u zeggen: Ziet hier, of ziet daar
519 Luk 19:31 | zo zult gij alzo tot hem zeggen: Omdat het de Heere van
520 Luk 20:5 | zich, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den Hemel; zo zal Hij
521 Luk 20:5 | Uit den Hemel; zo zal Hij zeggen: Waarom hebt gij dan hem
522 Luk 20:6 | 6 En indien wij zeggen: Uit de mensen; zo zal ons
523 Luk 20:9 | volk deze gelijkenis te zeggen: Een zeker mens plantte
524 Luk 20:27 | Sadduceen, welke tegensprekende zeggen, dat er geen opstanding
525 Luk 20:41 | En Hij zeide tot hen: Hoe zeggen zij, dat de Christus Davids
526 Luk 22:11 | 11 En gij zult zeggen tot den huisvader van dat
527 Luk 23:29 | komen dagen, in welke men zeggen zal: Zalig zijn de onvruchtbaren,
528 Luk 23:30 | Alsdan zullen zij beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons;
529 Luk 24:23 | engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft. ~
530 Joha 1:39| Hem: Rabbi! (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester)
531 Joha 2:5 | Zo wat Hij ulieden zal zeggen, doet dat. ~
532 Joha 3:12| Ik ulieden de hemelse zou zeggen? ~
533 Joha 7:26| spreekt vrijmoediglijk, en zij zeggen Hem niets. Zouden nu wel
534 Joha 8:26| heb vele dingen van u te zeggen en te oordelen; maar Die
535 Joha 8:48| antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wel, dat Gij een
536 Joha 12:27| ontroerd; en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze
537 Joha 12:49| een gebod gegeven, wat Ik zeggen zal, en wat Ik spreken zal. ~
538 Joha 16:12| vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet
539 Hand 4:14| hadden zij niets daartegen te zeggen. ~
540 Hand 5:6 | heeft bij de zee; deze zal u zeggen, wat gij doen moet. ~
541 Hand 11:18| Wat wil toch deze klapper zeggen? Maar anderen zeiden: Hij
542 Hand 11:21| anders dan om wat nieuws te zeggen en te horen.) ~
543 Hand 15:23| 23 Doe dan hetgeen wij u zeggen: Wij hebben vier mannen,
544 Hand 17:8 | 8 Want de Sadduceen zeggen, dat er geen opstanding
545 Hand 17:18| brengen, die u wat heeft te zeggen. ~
546 Hand 17:30| beschuldigers voor u te zeggen, hetgeen zij tegen hem hadden.
547 Hand 18:20| 20 Of dat dezen zelf zeggen of zij enig onrecht in mij
548 Rom 3:5 | bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig,
549 Rom 3:8 | 8 En zeggen wij niet liever (gelijk
550 Rom 3:8 | worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons
551 Rom 3:8 | sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen,
552 Rom 4:1 | 1 Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze vader,
553 Rom 4:9 | over de voorhuid? Want wij zeggen, dat Abraham het geloof
554 Rom 6:1 | 1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde
555 Rom 7:7 | 7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij
556 Rom 8:31 | wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie
557 Rom 9:14 | 14 Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid
558 Rom 9:19 | 19 Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog?
559 Rom 9:20 | die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo
560 Rom 9:30 | 30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de
561 Rom 11:19 | 19 Gij zult dan zeggen: De takken zijn afgebroken,
562 Rom 15:18 | ik zou niet durven iets zeggen, hetwelk Christus door mij
563 1Kor 11:22| niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen
564 1Kor 12:3 | vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere te zijn,
565 1Kor 12:21| 21 En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet
566 1Kor 14:16| ongeleerden vervult, amen zeggen op uw dankzegging, dewijl
567 1Kor 14:23| inkwamen, zouden zij niet zeggen, dat gij uitzinnig waart? ~
568 1Kor 15:12| de doden opgewekt is, hoe zeggen sommigen onder u, dat er
569 1Kor 15:35| 35 Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt
570 2Kor 9:4 | vonden, wij (opdat wij niet zeggen: gij) beschaamd worden in
571 2Kor 10:10| 10 Want de brieven (zeggen zij) zijn wel gewichtig
572 2Kor 12:6 | want ik zal de waarheid zeggen; maar ik houde daarvan af,
573 Efez 5:12| geschiedt, is schandelijk ook te zeggen. ~
574 1The 4:15| 15 Want dat zeggen wij u door het Woord des
575 1The 5:3 | Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder
576 1Tim 1:7 | verstaande, noch wat zij zeggen, noch wat zij bevestigen. ~
577 Tit 2:8 | kwaads hebbe van ulieden te zeggen. ~
578 Heb 5:11 | zwaar om te verklaren, te zeggen, dewijl gij traag om te
579 Heb 9:5 | stuk tot stuk niet zullen zeggen. ~
580 Heb 11:14 | 14 Want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk, dat
581 Heb 11:32 | 32 En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken,
582 Heb 13:6 | wij vrijmoediglijk durven zeggen: De Heere is mij een Helper,
583 Jako 2:3 | kleding draagt, en tot hem zeggen: Zit gij hier op een eerlijke
584 Jako 2:3 | eerlijke plaats; en zoudt zeggen tot den arme: Sta gij daar;
585 Jako 2:16| iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt
586 Jako 2:18| 18 Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt het geloof, en
587 Jako 4:15| In plaats dat gij zoudt zeggen: Indien de Heere wil, en
588 2Pet 3:4 | 4 En zeggen: Waar is de belofte Zijner
589 1Joh 1:6 | 6 Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met
590 1Joh 1:8 | 8 Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben,
591 1Joh 1:10| 10 Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd
592 Open 2:9 | lastering dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en
593 Open 2:24| gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen last
594 Open 3:9 | des satans, dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en
595 Open 5:13| in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit,
596 Open 6:1 | hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag:
597 Open 6:3 | hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie! ~
598 Open 6:5 | hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag,
599 Open 16:5 | hoorde den engel der wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig,
600 Open 16:7 | een anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige
601 Open 17:7 | verwondert gij u? Ik zal u zeggen de verborgenheid der vrouw
602 Open 22:17| En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort,
1-500 | 501-602 |