Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
nuttigheid 11
nuttiging 1
nymfas 1
o 596
obadja 21
obal 1
obed 13
Frequency    [«  »]
604 meer
602 zeggen
596 25
596 o
584 ulieden
581 grote
575 zeiden

Bijbel

IntraText - Concordances

o

1-500 | 501-596

    Book Chapter: Verse
1 Gen 23:42 | de fontein; en ik zeide: O, HEERE! God van mijn heer 2 Gen 23:60 | Rebekka, en zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij 3 Gen 29:9 | 9 Voorts zeide Jakob: O, God mijns vaders Abrahams, 4 Gen 29:9 | God mijns vaders Izaks, o HEERE! Die tot mij gezegd 5 Exo 15:6 | 6 O HEERE! Uw rechterhand is 6 Exo 15:6 | in macht; Uw rechterhand, o HEERE! heeft den vijand 7 Exo 15:11 | 11 O HEERE! wie is als Gij onder 8 Exo 15:17 | ter plaatse, welke Gij, o HEERE! gemaakt hebt tot 9 Exo 15:17 | handen gesticht hebben, o HEERE! ~ 10 Exo 32:11 | zijns Gods, en hij zeide: O HEERE! waarom zou Uw toorn 11 Exo 33:11 | zijns Gods, en hij zeide: O HEERE! waarom zou Uw toorn 12 Num 12:13 | tot den HEERE, zeggende: O God! heel haar toch! ~ 13 Num 16:22 | aangezichten, en zeiden: O God! God der geesten van 14 Deu 21:8 | Uw volk Israel, dat Gij, o HEERE! verlost hebt, en 15 Deu 27:9 | zeggende: Luistert toe en hoort o Israel! Op dezen dag zijt 16 Deu 32:29 | 29 O, dat zij wijs waren; zij 17 Deu 33:23 | van Nafthali zeide hij: O Nafthali! wees verzadigd 18 Deu 33:26 | Niemand is er gelijk God, o Jeschurun! Die op den hemel 19 Deu 33:29 | Welgelukzalig zijt gij, o Israel! wie is u gelijk? 20 Ric 3:19 | een heimelijke zaak aan u, o koning! dewelke zeide: Zwijg! 21 Ric 4:45 | de beek Kison; vertreed, o mijn ziel! de sterken. ~ 22 Ric 4:55 | omkomen al Uw vijanden, o HEERE! die Hem daarentegen 23 Ric 15:28 | toch alleenlijk ditmaal, o God! dat ik mij met een 24 Ric 20:3 | 3 En zeiden: O HEERE, God van Israel! Waarom 25 1Sa 17:55 | waarachtig als uw ziel leeft, o koning! ik weet het niet. ~ 26 1Sa 23:11 | Uw knecht gehoord heeft? O HEERE, God van Israel, geef 27 1Sa 23:20 | 20 Nu dan, o koning, kom spoedig af naar 28 2Sa 1:19 | 19 O Sieraad van Israel, op uw 29 2Sa 14:4 | had, zo zeide zij: Behoud, o koning! ~ 30 2Sa 15:31 | verbonden. Dies zeide David: O, HEERE! maak toch Achitofels 31 2Sa 20:1 | iegelijk naar zijn tenten, o Israel! ~ 32 2Sa 21:6 | ophangen te Gibea Sauls, o, gij verkorene des HEEREN! 33 2Sa 22:29 | Want Gij zijt mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet 34 2Sa 22:50 | 50 Daarom zal ik U, o HEERE, loven onder de heidenen, 35 2Sa 23:17 | Het zij verre van mij, o HEERE, dat ik dit zou doen; 36 2Sa 24:10 | ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad 37 1Kon 8:26 | 26 Nu dan, o God van Israel, laat toch 38 1Kon 8:28 | knecht, en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, om te horen 39 1Kon 12:16 | van Isai; naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis, 40 1Kon 12:16 | Israel! Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging Israel naar 41 1Kon 12:28 | Jeruzalem; zie uw goden, o Israel, die u uit Egypteland 42 1Kon 18:26 | op den middag, zeggende: O Baal, antwoord ons! Maar 43 1Kon 18:37 | dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en 44 1Kon 21:20 | Hebt gij mij gevonden, o, mijn vijand? En hij zeide: 45 2Kon 9:5 | Ik heb een woord aan u, o hoofdman! En Jehu zeide: 46 2Kon 9:5 | allen? En hij zeide: Tot u, o hoofdman! ~ 47 2Kon 9:31 | zeide zij: Is het wel, o Zimri, doodslager van zijn 48 2Kon 21:15 | aangezicht des HEEREN, en zeide: O HEERE, God Israels, Die 49 2Kon 21:16 | 16 O, HEERE! neig Uw oor en hoor, 50 1Kro 12:18 | hij zeide: Wij zijn uw, o David, en met u zijn wij, 51 1Kro 16:35 | 35 En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel 52 1Kro 17:17 | klein in Uw ogen geweest, o God! daarom hebt Gij van 53 1Kro 17:17 | voorzien met deze verhoging, o HEERE God! ~ 54 1Kro 22:3 | meer; zijn zij niet allen, o mijn heer koning, mijn heer 55 1Kro 22:17 | wat hebben die gedaan? O HEERE, mijn God, dat toch 56 1Kro 30:11 | 11 Uw, o HEERE, is de grootheid, 57 1Kro 30:11 | op aarde is, is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk, 58 1Kro 30:18 | 18 O HEERE, Gij, God onzer vaderen, 59 2Kro 7:17 | 17 Nu dan, o HEERE, God van Israel! Laat 60 2Kro 7:19 | knechts, en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, om te horen 61 2Kro 7:42 | 42 O HEERE God! wend het aangezicht 62 2Kro 11:16 | een ieder naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis, 63 2Kro 11:16 | Israel! Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging het ganse 64 2Kro 14:12 | u alarmgeklank te maken; o kinderen Israels, strijdt 65 2Kro 15:11 | den krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want wij 66 2Kro 15:11 | gekomen tegen deze menigte; o HEERE! Gij zijt onze God; 67 2Kro 21:6 | 6 En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen, 68 2Kro 21:12 | 12 O, onze God, zult Gij geen 69 2Kro 21:17 | het heil des HEEREN met u, o Juda en Jeruzalem! Vreest 70 2Kro 21:20 | Josafat en zeide: Hoort mij, o Juda, en gij, inwoners van 71 2Kro 25:7 | Gods tot hem, zeggende: O, koning! laat het heir van 72 2Kro 29:5 | zeide tot hen: Hoort mij, o Levieten; heiligt nu uzelven, 73 Ezra 9:8 | onze ogen te verlichten, o onze God, en om ons een 74 Ezra 9:10 | wat zullen wij zeggen, o onze God! na dezen? Want 75 Ezra 9:13 | grote schuld, omdat Gij, o onze God! belet hebt, dat 76 Ezra 9:15 | 15 O HEERE, God van Israel! Gij 77 Neh 4:4 | 4 Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht 78 Neh 9:32 | 32 Nu dan, o onze God, Gij grote, Gij 79 Est 36 | en zeide: Indien ik, o koning, genade in uw ogen 80 Job 6:25 | 25 O, hoe krachtig zijn de rechte 81 Job 7:20 | gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt 82 Job 16:18 | 18 O, aarde! bedek mijn bloed 83 Job 18:4 | 4 O gij, die zijn ziel verscheurt 84 Job 19:21 | mijner, ontfermt u mijner, o gij, mijn vrienden! want 85 Job 33:1 | 1 En gewisselijk, o Job! hoor toch mijn redenen, 86 Job 33:31 | 31 Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, 87 Job 36:47 | 14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk 88 Psa 4:2 | 2Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid! 89 Psa 4:7 | het licht Uws aanschijns, o HEERE! ~ 90 Psa 4:9 | nederliggen en slapen; want Gij, o HEERE! alleen zult mij doen 91 Psa 5:2 | 2 O HEERE, neem mijn redenen 92 Psa 5:3 | op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! 93 Psa 5:11 | 11 Verklaar hen schuldig, o God; laat hen vervallen 94 Psa 6:2 | 2 O HEERE, straf mij niet in 95 Psa 7:10 | harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God! ~ 96 Psa 8:2 | 2 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk 97 Psa 8:10 | 10 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk 98 Psa 9:3 | zal Uw Naam psalmzingen, o Allerhoogste! ~ 99 Psa 9:5 | hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid. ~ 100 Psa 9:7 | 7 O vijand! zijn de verwoestingen 101 Psa 9:21 | 21 O HEERE! jaag hun vreze aan; 102 Psa 10:1 | 1 O HEERE! waarom staat Gij 103 Psa 12:2 | 2Behoud, o HEERE; want de goedertierene 104 Psa 16:1 | kleinood van David. Bewaar mij, o God! want ik betrouw op 105 Psa 16:2 | 2 O mijn ziel! gij hebt tot 106 Psa 17:6 | omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw oor tot mij; 107 Psa 17:14 | Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die 108 Psa 18:16 | ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des 109 Psa 18:50 | 50 Daarom zal ik U, o HEERE! loven onder de heidenen; 110 Psa 19:15 | zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en 111 Psa 20:10 | 10 O HEERE! behoud; die Koning 112 Psa 21:2 | 2 O HEERE! de koning is verblijd 113 Psa 25:1 | van David. Aleph. Tot U, o HEERE! hef ik mijn ziel 114 Psa 25:7 | goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE! ~ 115 Psa 25:22 | 22 O God! verlos Israel uit al 116 Psa 26:6 | ik ga rondom uw altaar, o HEERE! ~ 117 Psa 27:8 | ik zoek Uw aangezicht, o HEERE! ~ 118 Psa 27:9 | niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils! ~ 119 Psa 31:2 | 2 Op U, o HEERE! betrouw ik, laat 120 Psa 31:15 | 15 Maar ik vertrouw op U, o HEERE! Ik zeg: Gij zijt 121 Psa 31:20 | 20 O, hoe groot is Uw goed, dat 122 Psa 37:6 | 6 O HEERE! Uw goedertierenheid 123 Psa 37:8 | is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen 124 Psa 39:2 | 2 O HEERE! straf mij niet in 125 Psa 39:22 | 22 Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God! wees niet 126 Psa 40:8 | En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is 127 Psa 41:6 | 6 Gij, o HEERE, mijn God! hebt Uw 128 Psa 41:9 | 9 Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen 129 Psa 41:12 | 12 Gij, o HEERE! zult Uw barmhartigheden 130 Psa 41:18 | Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet. ~  ~ 131 Psa 42:5 | 5 Ik zeide: O HEERE! wees mij genadig; 132 Psa 42:11 | 11 Maar Gij, o HEERE! wees mij genadig, 133 Psa 42:16 | schreeuwt mijn ziel tot U, o God! ~ 134 Psa 42:20 | 6 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrustig 135 Psa 42:21 | 7 O mijn God! mijn ziel buigt 136 Psa 42:26 | 12 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij 137 Psa 43:1 | 1Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; 138 Psa 43:4 | en U met de harp love, o God, mijn God! ~ 139 Psa 43:5 | 5Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij 140 Psa 44:2 | 2 O God! wij hebben het met 141 Psa 44:5 | Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen 142 Psa 45:4 | Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw 143 Psa 45:7 | 7 Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos; 144 Psa 45:8 | goddeloosheid; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met 145 Psa 45:11 | 11 Hoor, o Dochter! en zie, en neig 146 Psa 48:10 | 10 O God! wij gedenken Uwer weldadigheid, 147 Psa 48:11 | 11 Gelijk Uw Naam is, o God! alzo is Uw roem tot 148 Psa 51:3 | 3 Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; 149 Psa 51:12 | Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het 150 Psa 51:16 | Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! 151 Psa 51:19 | verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten. ~ 152 Psa 52:3 | beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid 153 Psa 54:8 | offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE! loven, want Hij is 154 Psa 55:2 | 2 O God! neem mijn gebed ter 155 Psa 55:14 | 14 Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, 156 Psa 55:24 | 24 Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen 157 Psa 56:2 | 2 Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt 158 Psa 56:3 | ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste! ~ 159 Psa 56:8 | de volken neder in toorn, o God! ~ 160 Psa 56:13 | 13 O God! op mij zijn Uw geloften; 161 Psa 57:2 | 2 Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want 162 Psa 57:6 | Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de 163 Psa 57:8 | 8 Mijn hart is bereid, o God! mijn hart is bereid; 164 Psa 57:10 | U loven onder de volken, o Heere! ik zal U psalmzingen 165 Psa 57:12 | Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de 166 Psa 58:7 | 7 O God! verbreek hun tanden 167 Psa 58:7 | baktanden der jonge leeuwen, o HEERE! ~ 168 Psa 59:2 | Red mij van mijn vijanden, o mijn God! stel mij in een 169 Psa 59:4 | overtreding, en zonder mijn zonde, o HEERE! ~ 170 Psa 59:12 | macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild! ~ 171 Psa 59:18 | 18 Van U, o mijn Sterkte! zal ik psalmzingen; 172 Psa 60:3 | 3 O God! Gij hadt ons verstoten, 173 Psa 60:10 | werpen! juich over mij, o gij Palestina! ~ 174 Psa 60:12 | Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, 175 Psa 60:12 | hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~ 176 Psa 61:6 | 6Want Gij, o God! hebt gehoord naar mijn 177 Psa 62:6 | 6 Doch gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want 178 Psa 62:9 | Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder 179 Psa 62:13 | En de goedertierenheid, o Heere! is Uwe; want Gij 180 Psa 63:2 | 2 O God! Gij zijt mijn God! 181 Psa 64:2 | 2 Hoor, o God! mijn stem in mijn geklag; 182 Psa 65:2 | lofzang is in stilheid tot U, o God! in Sion; en U zal de 183 Psa 65:6 | gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen 184 Psa 65:6 | antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen aller einden 185 Psa 66:10 | Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, 186 Psa 66:16 | 16 Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, 187 Psa 67:4 | 4De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal, 188 Psa 67:6 | 6De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal, 189 Psa 68:8 | 8 O God! toen Gij voor het aangezicht 190 Psa 68:10 | milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis 191 Psa 68:11 | goedheid voor den ellendige, o God! ~ 192 Psa 68:19 | wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God! ~ 193 Psa 68:25 | 25 O God! zij hebben Uw gangen 194 Psa 68:29 | sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht 195 Psa 68:36 | 36 O God! Gij zijt vreselijk 196 Psa 69:2 | 2 Verlos mij, o God! want de wateren zijn 197 Psa 69:6 | 6 O God! Gij weet van mijn dwaasheid, 198 Psa 69:7 | worden, die U verwachten, o Heere, HEERE der heirscharen, 199 Psa 69:7 | schande worden, die U zoeken, o God Israels! ~ 200 Psa 69:14 | aangaande, mijn gebed is tot U, o HEERE; er is een tijd des 201 Psa 69:14 | een tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer 202 Psa 69:17 | 17 Verhoor mij, o HEERE, want Uw goedertierenheid 203 Psa 69:30 | ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog 204 Psa 70:2 | 2Haast U, o God, om mij te verlossen, 205 Psa 70:2 | God, om mij te verlossen, o HEERE, tot mijn hulp. ~ 206 Psa 70:6 | ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij 207 Psa 71:1 | 1 Op U, o HEERE! betrouw ik; laat 208 Psa 71:12 | 12 O God, wees niet verre van 209 Psa 71:17 | 17 O God! Gij hebt mij geleerd 210 Psa 71:18 | daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen geslachte 211 Psa 71:19 | Ook is Uw gerechtigheid, o God, tot in de hoogte; Gij, 212 Psa 71:19 | grote dingen gedaan hebt; o God! wie is U gelijk? ~ 213 Psa 71:22 | psalmzingen met de harp, o Heilige Israels! ~ 214 Psa 72:1 | 1 Voor Salomo. O God! geef den koning Uw 215 Psa 73:20 | ontwaken! Als Gij opwaakt, o Heere, dan zult Gij hun 216 Psa 74:1 | onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij 217 Psa 74:10 | 10 Hoe lang, o God! zal de wederpartijder 218 Psa 74:22 | 22 Sta op, o God! twist Uw twistzaak; 219 Psa 75:2 | 2 Wij loven U, o God; wij loven, dat Uw Naam 220 Psa 76:7 | 7 Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen 221 Psa 77:14 | 14 O God! Uw weg is in het heiligdom; 222 Psa 77:17 | 17 De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U, 223 Psa 78:1 | Een onderwijzing van Asaf. O mijn volk! neem mijn leer 224 Psa 79:1 | 1 Een psalm van Asaf. O God! Heidenen zijn gekomen 225 Psa 79:9 | 9 Help ons, o God onzes heils! ter oorzake 226 Psa 79:12 | hun smaad, waarmede zij U, o Heere! gesmaad hebben. ~ 227 Psa 80:2 | 2 O Herder Israels! neem ter 228 Psa 80:4 | 4 O God! breng ons weder, en 229 Psa 80:5 | 5 O HEERE, God der heirscharen! 230 Psa 80:8 | 8 O God der heirscharen! breng 231 Psa 80:15 | 15 O God der heirscharen! keer 232 Psa 80:20 | 20 O HEERE, God der heirscharen! 233 Psa 82:8 | 8Sta op, o God! oordeel het aardrijk, 234 Psa 83:2 | 2 O God! zwijg niet, houd U 235 Psa 83:2 | doof, en zijt niet stil, o God! ~ 236 Psa 83:17 | vol schande, opdat zij, o HEERE! Uw Naam zoeken. ~ 237 Psa 84:2 | liefelijk zijn Uw woningen, o HEERE der heirscharen! ~ 238 Psa 84:9 | gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela. ~ 239 Psa 84:10 | 10 O God, ons Schild! zie, en 240 Psa 85:5 | 5 Breng ons weder, o God onzes heils! en doe 241 Psa 85:8 | ons Uw goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil. ~ 242 Psa 86:2 | want ik ben Uw gunstgenoot, o Gij, mijn God! verlos Uw 243 Psa 86:14 | 14 O God! de hovaardigen staan 244 Psa 87:3 | worden van u gesproken, o stad Gods! Sela. ~ 245 Psa 88:2 | 2 O HEERE, God mijns heils! 246 Psa 89:6 | de hemelen Uw wonderen, o HEERE! ook is Uw getrouwheid 247 Psa 89:9 | 9 O HEERE, God der heirscharen! 248 Psa 89:9 | is als Gij, grootmachtig, o HEERE! en Uw getrouwheid 249 Psa 89:16 | hetwelk het geklank kent; o HEERE! zij zullen in het 250 Psa 89:47 | 47 Hoe lang, o HEERE! zult Gij U steeds 251 Psa 89:52 | 52 Waarmede, o HEERE! Uw vijanden smaden, 252 Psa 92:2 | en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste! ~ 253 Psa 92:6 | 6 O HEERE! hoe groot zijn Uw 254 Psa 92:10 | 10 Want zie, Uw vijanden, o HEERE! want zie, Uw vijanden 255 Psa 93:3 | 3De rivieren verheffen, o HEERE! de rivieren verheffen 256 Psa 94:1 | 1 O God der wraken! o HEERE, 257 Psa 94:1 | 1 O God der wraken! o HEERE, God der wraken! verschijn 258 Psa 94:3 | lang zullen de goddelozen, o HEERE! hoe lang zullen de 259 Psa 94:5 | 5 O HEERE! zij verbrijzelen 260 Psa 94:12 | Welgelukzalig is de man, o HEERE! dien Gij tuchtigt, 261 Psa 94:18 | wankelt; Uw goedertierenheid, o HEERE! ondersteunde mij. ~ 262 Psa 97:8 | verheugd vanwege Uw oordelen, o HEERE! ~ 263 Psa 101:1 | zingen; U zal ik psalmzingen, o HEERE! ~ 264 Psa 102:2 | 2 O HEERE! hoor mijn gebed, 265 Psa 104:1 | Loof den HEERE, mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij zijt 266 Psa 104:24 | Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle 267 Psa 106:4 | 4 Gedenk mijner, o HEERE! naar het welbehagen 268 Psa 108:2 | 2 O God! mijn hart is bereid; 269 Psa 108:4 | U loven onder de volken, o HEERE! en ik zal U psalmzingen 270 Psa 108:6 | 6 Verhef U, o God! boven de hemelen, en 271 Psa 108:12 | Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, 272 Psa 108:12 | hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~ 273 Psa 109:1 | voor den opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet. ~ 274 Psa 109:21 | 21 Maar Gij, o HEERE Heere! maak het met 275 Psa 115:1 | 1 Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw 276 Psa 116:19 | HEEREN, in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah! ~  ~ 277 Psa 118:28 | daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen. ~ 278 Psa 119:31 | vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet. ~ 279 Psa 119:41 | goedertierenheden overkomen, o HEERE! Uw heil, naar Uw 280 Psa 119:52 | 52  Ik heb gedacht, o HEERE! aan Uw oordelen van 281 Psa 119:89 | 89  Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat 282 Psa 119:108 | 108  Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige 283 Psa 119:145 | harte geroepen: verhoor mij, o HEERE! ik zal Uw inzettingen 284 Psa 119:149 | naar Uw goedertierenheid, o HEERE! maak mij levend naar 285 Psa 119:159 | ik Uw bevelen lief heb, o HEERE! maak mij levend naar 286 Psa 119:166 | 166  O HEERE! ik hoop op Uw heil, 287 Psa 119:169 | 169  Thau. O HEERE! laat mijn geschrei 288 Psa 119:174 | 174  O HEERE! ik verlang naar Uw 289 Psa 122:2 | zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem! ~ 290 Psa 123:3 | 3Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig, 291 Psa 130:1 | de diepten roep ik tot U, o HEERE! ~ 292 Psa 131:1 | lied Hammaaloth, van David. O HEERE! mijn hart is niet 293 Psa 132:1 | 1 Een lied Hammaaloth. O HEERE! gedenk aan David, 294 Psa 135:9 | wonderen in het midden van u, o Egypte! tegen Farao en tegen 295 Psa 135:13 | 13 O HEERE! Uw Naam is in eeuwigheid; 296 Psa 137:5 | 5Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergete mijn 297 Psa 138:4 | koningen der aarde zullen U, o HEERE! loven, wanneer zij 298 Psa 139:17 | hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig 299 Psa 139:19 | 19 O God! dat Gij den goddeloze 300 Psa 139:23 | 23 Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef 301 Psa 140:7 | mijn God; neem ter ore, o HEERE! de stem mijner smekingen. ~ 302 Psa 142:6 | 6Tot U riep ik, o HEERE! ik zeide: Gij zijt 303 Psa 143:1 | 1 Een psalm van David. O HEERE! hoor mijn gebed, 304 Psa 143:11 | 11 O HEERE! maak mij levend, 305 Psa 144:3 | 3 O HEERE! wat is de mens, dat 306 Psa 144:9 | 9 O God! ik zal U een nieuw 307 Psa 145:1 | lofzang van David. Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik 308 Psa 146:1 | 1 Hallelujah! O mijn ziel! prijs den HEERE. ~ 309 Psa 146:10 | eeuwigheid regeren; uw God, o Sion! is van geslacht tot 310 Psa 147:12 | 12 O Jeruzalem! roem den HEERE; 311 Psa 147:12 | Jeruzalem! roem den HEERE; o Sion! loof uw God. ~ 312 Spre 8:4 | 4      Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn 313 Spre 24:15 | 15      Loer niet, o goddeloze! op de woning 314 Spre 31:2 | 2      Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon 315 Spre 31:2 | Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns buiks? ja, wat, 316 Spre 31:2 | zoon mijns buiks? ja, wat, o zoon mijner geloften? ~ 317 Spre 31:4 | komt den koningen niet toe, o Lemuel! het komt den koningen 318 Pred 11:9 | 9      Verblijd u, o jongeling! in uw jeugd, 319 Hoo 1:8 | Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! 320 Hoo 4:8 | Mij van den Libanon af, o bruid! kom bij Mij van den 321 Hoo 4:9 | hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt Mij het 322 Hoo 4:10 | uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter is 323 Hoo 4:11 | 11      Uw lippen, o bruid! druppen van honigzeem; 324 Hoo 4:12 | 12      Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten 325 Hoo 4:15 | 15      O fontein der hoven, put der 326 Hoo 4:16 | zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn 327 Hoo 5:1 | ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik 328 Hoo 5:1 | gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre 329 Hoo 5:1 | drinkt, en wordt dronken, o liefsten! ~ 330 Hoo 5:9 | meer dan een ander liefste, o gij schoonste onder de vrouwen! 331 Hoo 6:1 | is uw Liefste heengegaan, o gij schoonste onder de vrouwen? 332 Hoo 6:13 | Keer weder, keer weder, o Sulammith! Keer weder, keer 333 Hoo 7:6 | hoe liefelijk zijt gij, o liefde, in wellusten! ~ 334 Hoo 7:13 | vruchten, nieuwe en oude; o mijn Liefste! die heb ik 335 Hoo 8:12 | zilverlingen zijn voor u, o Salomo! maar tweehonderd 336 Hoo 8:13 | 13      O gij bewoonster der hoven! 337 Jes 1:24 | heirscharen, de Machtige Israels: O wee! Ik zal Mij troosten 338 Jes 3:12 | vrouwen heersen over hetzelve. O Mijn volk! die u leiden, 339 Jes 8:8 | breedte uws lands,      o Immanuel! ~ 340 Jes 10:22 | Want ofschoon uw volk, o Israel! is gelijk het zand 341 Jes 10:30 | laat ze horen tot Lais toe, o ellendige Anathoth! ~ 342 Jes 14:12 | uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des 343 Jes 16:4 | verdrevenen onder u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats 344 Jes 16:9 | doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleale! want het 345 Jes 21:2 | verstoorder verstoort; trek op, o Elam! beleger ze, o Media! 346 Jes 21:2 | op, o Elam! beleger ze, o Media! Ik heb al haar zuchting 347 Jes 21:10 | 10      O mijn dorsing, en de tarwe 348 Jes 21:13 | zult gijlieden vernachten, o gij reizende gezelschappen 349 Jes 22:18 | heerlijke wagenen zijn, o gij schandvlek van het      350 Jes 23:4 | 4      Word beschaamd, o Sidon! want de zee spreekt, 351 Jes 23:12 | niet meer vrolijk huppelen, o gij verdrukte maagd, gij 352 Jes 24:17 | kuil, en de strik over u, o inwoners des lands! ~ 353 Jes 26:8 | den weg Uwer gerichten, U, o HEERE! verwacht; tot Uw 354 Jes 26:15 | 15      Gij, o HEERE! hadt dit volk vermeerderd, 355 Jes 26:17 | alzo zijn wij geweest, o HEERE! vanwege Uw aangezicht. ~ 356 Jes 27:12 | opgelezen worden, een bij een, o gij      kinderen Israels! ~ 357 Jes 37:16 | 16      O HEERE der heirscharen, Gij, 358 Jes 37:17 | 17      O HEERE! neig Uw oor en hoor, 359 Jes 38:14 | ogen verhieven zich omhoog; o HEERE! ik word onderdrukt, 360 Jes 40:9 | 9      O Sion, gij verkondigster 361 Jes 40:9 | klim op een hogen berg; o Jeruzalem, gij verkondigster 362 Jes 40:27 | Waarom zegt gij dan, o Jakob! en spreekt, o Israel! 363 Jes 40:27 | dan, o Jakob! en spreekt, o Israel! mijn weg is voor 364 Jes 43:1 | zegt de HEERE, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, 365 Jes 43:1 | Jakob! en uw Formeerder, o Israel! vrees niet, want 366 Jes 43:22 | hebt Mij niet aangeroepen, o Jakob! als gij u tegen Mij 367 Jes 43:22 | tegen Mij vermoeid hebt, o Israel! ~ 368 Jes 44:2 | Die u helpt: Vrees niet, o Jakob, Mijn knecht, en gij, 369 Jes 44:21 | Gedenk aan deze dingen, o Jakob, en Israel! Want gij 370 Jes 46:3 | 3      Hoor naar Mij, o huis van Jakob, en het ganse 371 Jes 46:8 | brengt het weder in het hart, o gij overtreders! ~ 372 Jes 48:12 | 12      Hoor naar Mij, o Jakob! en gij Israel, Mijn 373 Jes 52:1 | op, trek uw sterkte aan, o Sion! trek uw sierlijke 374 Jes 52:1 | sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad? 375 Jes 52:2 | stof, maak u op, zit neder, o Jeruzalem! maak u los van 376 Jes 55:1 | 1      O alle gij dorstigen! komt 377 Jes 56:1 | 1      O alle gij dorstigen! komt 378 Jes 63:6 | 6      O Jeruzalem! Ik heb wachters 379 Jes 63:6 | nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des HEEREN doet 380 Jes 64:16 | Israel kent ons niet; Gij, o HEERE! zijt onze Vader, 381 Jes 65:4 | het gezien, behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien, 382 Jer 2:28 | uwer steden zijn uw goden, o Juda! ~ 383 Jer 2:31 | 31      O geslacht, aanmerkt toch 384 Jer 4:14 | Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem! opdat gij behouden 385 Jer 4:19 | 19      O mijn ingewand, mijn ingewand! 386 Jer 4:19 | ingewand! ik heb barenswee, o wanden mijns harten! mijn 387 Jer 4:31 | handen uit, zeggende: O, wee mij nu, want mijn ziel 388 Jer 5:3 | 3      O HEERE! zien Uw ogen niet 389 Jer 5:15 | volk van verre brengen, o huis Israels! spreekt de 390 Jer 6:4 | optrekken op den middag; o, wee ons! want de dag heeft 391 Jer 6:18 | gij heidenen! en verneem, o gij vergadering! wat onder 392 Jer 6:23 | man ten oorlog tegen u, o dochter van Sion! ~ 393 Jer 6:26 | 26      O dochter Mijns volks! gord 394 Jer 7:2 | Hoort des HEEREN woord, o gans Juda! gij, die door 395 Jer 7:29 | Scheer uw hoofdhaar af, o Jeruzalem! en werp het weg, 396 Jer 10:1 | HEERE tot ulieden spreekt, o huis Israels! ~ 397 Jer 10:6 | Omdat niemand U gelijk is, o HEERE! zo zijt Gij groot, 398 Jer 10:19 | 19      O, wee mij over mijn breuk! 399 Jer 10:23 | 23      Ik weet, o HEERE! dat bij den mens 400 Jer 11:5 | ik en zeide:      Amen, o HEERE! ~ 401 Jer 11:13 | steden zijn uw goden geweest, o Juda! en naar het getal 402 Jer 11:20 | 20      Maar, o HEERE der heirscharen, Gij 403 Jer 12:1 | zoudt rechtvaardig zijn, o HEERE! wanneer ik tegen 404 Jer 12:3 | 3      Maar Gij, o HEERE! kent mij, Gij ziet 405 Jer 14:7 | ongerechtigheden tegen ons getuigen, o HEERE! doe het om Uws Naams 406 Jer 14:8 | 8      O Israels Verwachting, Zijn 407 Jer 14:9 | toch in het midden van ons, o HEERE! en wij zijn naar 408 Jer 14:22 | geven? Zijt Gij die niet, o HEERE, onze God? Daarom 409 Jer 15:5 | Want wie zou u verschonen, o Jeruzalem? of wie zou medelijden 410 Jer 15:15 | 15      O HEERE! Gij weet het, gedenk 411 Jer 15:16 | ben naar Uw Naam genoemd, o HEERE,      God der heirscharen! ~ 412 Jer 16:19 | 19      O HEERE! Gij zijt mijn Sterkte, 413 Jer 17:13 | 13      O HEERE, Israels Verwachting! 414 Jer 18:6 | gelijk deze pottenbakker, o huis Israels? spreekt de 415 Jer 18:6 | gijlieden in Mijn hand, o huis      Israels! ~ 416 Jer 20:12 | 12      Gij dan, o HEERE der heirscharen, Die 417 Jer 21:12 | 12      O huis Davids! zo zegt de 418 Jer 22:23 | 23      O gij, die nu op den Libanon 419 Jer 22:29 | 29      O land, land, land! hoor des 420 Jer 30:7 | 7      O wee! want die dag is zo 421 Jer 30:10 | Gij dan, vrees niet, o Mijn knecht Jakob! spreekt 422 Jer 31:4 | gij zult gebouwd worden, o jonkvrouw Israels! gij zult 423 Jer 31:7 | horen, lofzingt, en zegt: O HEERE! behoud Uw volk, het      424 Jer 31:21 | gewandeld hebt; keer weder, o jonkvrouw Israels, keer 425 Jer 34:4 | Maar hoor des HEEREN woord, o Zedekia, koning van Juda! 426 Jer 37:20 | Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch 427 Jer 45:2 | de God Israels, van u, o Baruch! ~ 428 Jer 46:27 | niet, en ontzet u niet, o Israel! want zie, Ik zal 429 Jer 47:6 | 6   O wee, gij zwaard des HEEREN! 430 Jer 48:2 | volk meer zij; ook gij, o Madmen! zult      nedergehouwen 431 Jer 49:3 | 3      Huil, o Hesbon! want Ai is verstoord; 432 Jer 50:24 | dies zijt gij ook gevangen, o Babel! dat gij het niet 433 Jer 50:42 | ten      oorlog, tegen u, o dochter van Babel! ~ 434 Jer 51:62 | En gij zult zeggen: O HEERE, Gij hebt over deze 435 Klaa 1:40 | schreeuwde tot den Heere: O gij muur der dochter Sions, 436 Klaa 1:132| ongerechtigheid heeft een einde, o gij dochter Sions! Hij zal 437 Klaa 1:132| maar uw ongerechtigheid, o gij dochter Edoms! zal Hij      438 Klaa 2:16 | onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo 439 Klaa 2:19 | 19      Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid, 440 Eze 7:7 | morgenstond is tot u gekomen, o inwoner des lands, de tijd 441 Eze 11:4 | profeteer tegen hen; profeteer, o mensenkind! ~ 442 Eze 11:5 | HEERE: Alzo zegt gijlieden o huis Israels! want Ik weet 443 Eze 12:25 | worden; want in uw dagen, o wederspannig huis, zal Ik 444 Eze 13:4 | 4      Uw profeten, o Israel, zijn als vossen 445 Eze 13:11 | plasregen zijn; en gij, o grote hagelstenen, zult 446 Eze 16:32 | 32      O, die overspelige vrouw, 447 Eze 16:35 | 35      Daarom, o hoer, hoor des HEEREN woord. ~ 448 Eze 18:25 | is niet recht; hoort nu, o huis Israels! is Mijn weg 449 Eze 18:29 | recht. Zouden Mijn wegen, o huis Israels, niet recht 450 Eze 18:30 | Daarom zal Ik u richten, o huis Israels! een ieder 451 Eze 18:31 | waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? ~ 452 Eze 20:4 | zoudt gij hun recht geven, o mensenkind? Maak hun de 453 Eze 20:31 | u gevraagd      worden, o huis Israels? Zo waarachtig 454 Eze 20:39 | 39      En gijlieden, o huis Israels, alzo zegt 455 Eze 20:44 | uw verdorven handelingen, o huis Israels,      spreekt 456 Eze 21:12 | 12      Schreeuw en huil, o mensenkind, want hetzelve 457 Eze 21:16 | 16      Houd u bijeen, o zwaard! keer u rechtsom, 458 Eze 21:25 | 25      En gij, o onheilig, goddeloos vorst 459 Eze 22:3 | Alzo zegt de Heere HEERE: O stad, die in haar midden 460 Eze 23:22 | 22      Daarom, o Oholiba! alzo zegt de Heere 461 Eze 26:3 | HEERE: Ziet, Ik wil aan u, o Tyrus! en Ik zal vele heidenen 462 Eze 27:3 | Zo zegt de Heere HEERE: O Tyrus! gij zegt: Ik ben 463 Eze 27:8 | waren uw roeiers; uw wijzen, o Tyrus! die in u waren, die 464 Eze 28:22 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Sidon! en zal in het midden 465 Eze 29:3 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Farao, koning van Egypte! 466 Eze 33:7 | 7      Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot 467 Eze 33:8 | Ik tot den goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den 468 Eze 33:11 | waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? ~ 469 Eze 33:12 | 12      Gij dan, o mensenkind! zeg tot de kinderen 470 Eze 33:20 | een ieder naar zijn wegen, o huis Israels! ~ 471 Eze 33:30 | 30      En gij, o mensenkind! de kinderen 472 Eze 34:17 | 17      Want gij, o Mijn schapen! de Heere HEERE 473 Eze 34:31 | 31      Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner 474 Eze 35:3 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir! en Ik zal 475 Eze 36:8 | 8      Maar gij, o bergen Israels! gij zult 476 Eze 37:12 | uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen 477 Eze 37:13 | zal hebben doen opkomen, o Mijn volk! ~ 478 Eze 38:3 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, gij hoofdvorst van 479 Eze 38:14 | 14      Daarom profeteer, o mensenkind! en zeg tot Gog: 480 Eze 38:16 | Mij kennen, als Ik aan u, o Gog! voor hun ogen zal geheiligd 481 Eze 39:1 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, hoofdvorst van Mesech 482 Eze 44:6 | vanwege al uw gruwelen, o huis Israels. ~ 483 Dan 2:4 | den koning in het Syrisch: O koning, leef in eeuwigheid! 484 Dan 2:23 | Ik dank en ik loof U, o God mijner vaderen! omdat 485 Dan 2:29 | 29      Gij, o koning! op uw leger zijnde, 486 Dan 2:31 | 31      Gij, o koning! zaagt, en ziet, 487 Dan 2:37 | 37      Gij, o koning! zijt een koning 488 Dan 3:9 | den koning Nebukadnezar: O koning! leef in der eeuwigheid! ~ 489 Dan 3:10 | 10      Gij, o koning! hebt een bevel gegeven, 490 Dan 3:12 | Abed-nego; deze mannen hebben, o koning! op u geen acht      491 Dan 3:17 | Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen. ~ 492 Dan 3:18 | Maar zo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uw goden 493 Dan 3:24 | den koning: Het is gewis, o koning! ~ 494 Dan 4:22 | 22      Dat zijt gij, o koning! die groot en sterk 495 Dan 4:24 | Dit is de beduiding, o koning! en dit is een besluit 496 Dan 4:27 | 27      Daarom, o koning! laat mijn raad u 497 Dan 4:31 | een stem uit den hemel: U, o koning Nebukadnezar! wordt 498 Dan 5:10 | koningin sprak en zeide: O koning, leef in eeuwigheid! 499 Dan 5:11 | der waarzeggers, uw vader, o koning! ~ 500 Dan 5:18 | 18      Wat u aangaat, o koning! de allerhoogste


1-500 | 501-596

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License