1-500 | 501-596
Book Chapter: Verse
1 Gen 23:42 | de fontein; en ik zeide: O, HEERE! God van mijn heer
2 Gen 23:60 | Rebekka, en zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij
3 Gen 29:9 | 9 Voorts zeide Jakob: O, God mijns vaders Abrahams,
4 Gen 29:9 | God mijns vaders Izaks, o HEERE! Die tot mij gezegd
5 Exo 15:6 | 6 O HEERE! Uw rechterhand is
6 Exo 15:6 | in macht; Uw rechterhand, o HEERE! heeft den vijand
7 Exo 15:11 | 11 O HEERE! wie is als Gij onder
8 Exo 15:17 | ter plaatse, welke Gij, o HEERE! gemaakt hebt tot
9 Exo 15:17 | handen gesticht hebben, o HEERE! ~
10 Exo 32:11 | zijns Gods, en hij zeide: O HEERE! waarom zou Uw toorn
11 Exo 33:11 | zijns Gods, en hij zeide: O HEERE! waarom zou Uw toorn
12 Num 12:13 | tot den HEERE, zeggende: O God! heel haar toch! ~
13 Num 16:22 | aangezichten, en zeiden: O God! God der geesten van
14 Deu 21:8 | Uw volk Israel, dat Gij, o HEERE! verlost hebt, en
15 Deu 27:9 | zeggende: Luistert toe en hoort o Israel! Op dezen dag zijt
16 Deu 32:29 | 29 O, dat zij wijs waren; zij
17 Deu 33:23 | van Nafthali zeide hij: O Nafthali! wees verzadigd
18 Deu 33:26 | Niemand is er gelijk God, o Jeschurun! Die op den hemel
19 Deu 33:29 | Welgelukzalig zijt gij, o Israel! wie is u gelijk?
20 Ric 3:19 | een heimelijke zaak aan u, o koning! dewelke zeide: Zwijg!
21 Ric 4:45 | de beek Kison; vertreed, o mijn ziel! de sterken. ~
22 Ric 4:55 | omkomen al Uw vijanden, o HEERE! die Hem daarentegen
23 Ric 15:28 | toch alleenlijk ditmaal, o God! dat ik mij met een
24 Ric 20:3 | 3 En zeiden: O HEERE, God van Israel! Waarom
25 1Sa 17:55 | waarachtig als uw ziel leeft, o koning! ik weet het niet. ~
26 1Sa 23:11 | Uw knecht gehoord heeft? O HEERE, God van Israel, geef
27 1Sa 23:20 | 20 Nu dan, o koning, kom spoedig af naar
28 2Sa 1:19 | 19 O Sieraad van Israel, op uw
29 2Sa 14:4 | had, zo zeide zij: Behoud, o koning! ~
30 2Sa 15:31 | verbonden. Dies zeide David: O, HEERE! maak toch Achitofels
31 2Sa 20:1 | iegelijk naar zijn tenten, o Israel! ~
32 2Sa 21:6 | ophangen te Gibea Sauls, o, gij verkorene des HEEREN!
33 2Sa 22:29 | Want Gij zijt mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet
34 2Sa 22:50 | 50 Daarom zal ik U, o HEERE, loven onder de heidenen,
35 2Sa 23:17 | Het zij verre van mij, o HEERE, dat ik dit zou doen;
36 2Sa 24:10 | ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad
37 1Kon 8:26 | 26 Nu dan, o God van Israel, laat toch
38 1Kon 8:28 | knecht, en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, om te horen
39 1Kon 12:16 | van Isai; naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis,
40 1Kon 12:16 | Israel! Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging Israel naar
41 1Kon 12:28 | Jeruzalem; zie uw goden, o Israel, die u uit Egypteland
42 1Kon 18:26 | op den middag, zeggende: O Baal, antwoord ons! Maar
43 1Kon 18:37 | dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en
44 1Kon 21:20 | Hebt gij mij gevonden, o, mijn vijand? En hij zeide:
45 2Kon 9:5 | Ik heb een woord aan u, o hoofdman! En Jehu zeide:
46 2Kon 9:5 | allen? En hij zeide: Tot u, o hoofdman! ~
47 2Kon 9:31 | zeide zij: Is het wel, o Zimri, doodslager van zijn
48 2Kon 21:15 | aangezicht des HEEREN, en zeide: O HEERE, God Israels, Die
49 2Kon 21:16 | 16 O, HEERE! neig Uw oor en hoor,
50 1Kro 12:18 | hij zeide: Wij zijn uw, o David, en met u zijn wij,
51 1Kro 16:35 | 35 En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel
52 1Kro 17:17 | klein in Uw ogen geweest, o God! daarom hebt Gij van
53 1Kro 17:17 | voorzien met deze verhoging, o HEERE God! ~
54 1Kro 22:3 | meer; zijn zij niet allen, o mijn heer koning, mijn heer
55 1Kro 22:17 | wat hebben die gedaan? O HEERE, mijn God, dat toch
56 1Kro 30:11 | 11 Uw, o HEERE, is de grootheid,
57 1Kro 30:11 | op aarde is, is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk,
58 1Kro 30:18 | 18 O HEERE, Gij, God onzer vaderen,
59 2Kro 7:17 | 17 Nu dan, o HEERE, God van Israel! Laat
60 2Kro 7:19 | knechts, en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, om te horen
61 2Kro 7:42 | 42 O HEERE God! wend het aangezicht
62 2Kro 11:16 | een ieder naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis,
63 2Kro 11:16 | Israel! Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging het ganse
64 2Kro 14:12 | u alarmgeklank te maken; o kinderen Israels, strijdt
65 2Kro 15:11 | den krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want wij
66 2Kro 15:11 | gekomen tegen deze menigte; o HEERE! Gij zijt onze God;
67 2Kro 21:6 | 6 En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen,
68 2Kro 21:12 | 12 O, onze God, zult Gij geen
69 2Kro 21:17 | het heil des HEEREN met u, o Juda en Jeruzalem! Vreest
70 2Kro 21:20 | Josafat en zeide: Hoort mij, o Juda, en gij, inwoners van
71 2Kro 25:7 | Gods tot hem, zeggende: O, koning! laat het heir van
72 2Kro 29:5 | zeide tot hen: Hoort mij, o Levieten; heiligt nu uzelven,
73 Ezra 9:8 | onze ogen te verlichten, o onze God, en om ons een
74 Ezra 9:10 | wat zullen wij zeggen, o onze God! na dezen? Want
75 Ezra 9:13 | grote schuld, omdat Gij, o onze God! belet hebt, dat
76 Ezra 9:15 | 15 O HEERE, God van Israel! Gij
77 Neh 4:4 | 4 Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht
78 Neh 9:32 | 32 Nu dan, o onze God, Gij grote, Gij
79 Est 36 | en zeide: Indien ik, o koning, genade in uw ogen
80 Job 6:25 | 25 O, hoe krachtig zijn de rechte
81 Job 7:20 | gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt
82 Job 16:18 | 18 O, aarde! bedek mijn bloed
83 Job 18:4 | 4 O gij, die zijn ziel verscheurt
84 Job 19:21 | mijner, ontfermt u mijner, o gij, mijn vrienden! want
85 Job 33:1 | 1 En gewisselijk, o Job! hoor toch mijn redenen,
86 Job 33:31 | 31 Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg,
87 Job 36:47 | 14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk
88 Psa 4:2 | 2Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid!
89 Psa 4:7 | het licht Uws aanschijns, o HEERE! ~
90 Psa 4:9 | nederliggen en slapen; want Gij, o HEERE! alleen zult mij doen
91 Psa 5:2 | 2 O HEERE, neem mijn redenen
92 Psa 5:3 | op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God!
93 Psa 5:11 | 11 Verklaar hen schuldig, o God; laat hen vervallen
94 Psa 6:2 | 2 O HEERE, straf mij niet in
95 Psa 7:10 | harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God! ~
96 Psa 8:2 | 2 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk
97 Psa 8:10 | 10 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk
98 Psa 9:3 | zal Uw Naam psalmzingen, o Allerhoogste! ~
99 Psa 9:5 | hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid. ~
100 Psa 9:7 | 7 O vijand! zijn de verwoestingen
101 Psa 9:21 | 21 O HEERE! jaag hun vreze aan;
102 Psa 10:1 | 1 O HEERE! waarom staat Gij
103 Psa 12:2 | 2Behoud, o HEERE; want de goedertierene
104 Psa 16:1 | kleinood van David. Bewaar mij, o God! want ik betrouw op
105 Psa 16:2 | 2 O mijn ziel! gij hebt tot
106 Psa 17:6 | omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw oor tot mij;
107 Psa 17:14 | Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die
108 Psa 18:16 | ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des
109 Psa 18:50 | 50 Daarom zal ik U, o HEERE! loven onder de heidenen;
110 Psa 19:15 | zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en
111 Psa 20:10 | 10 O HEERE! behoud; die Koning
112 Psa 21:2 | 2 O HEERE! de koning is verblijd
113 Psa 25:1 | van David. Aleph. Tot U, o HEERE! hef ik mijn ziel
114 Psa 25:7 | goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE! ~
115 Psa 25:22 | 22 O God! verlos Israel uit al
116 Psa 26:6 | ik ga rondom uw altaar, o HEERE! ~
117 Psa 27:8 | ik zoek Uw aangezicht, o HEERE! ~
118 Psa 27:9 | niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils! ~
119 Psa 31:2 | 2 Op U, o HEERE! betrouw ik, laat
120 Psa 31:15 | 15 Maar ik vertrouw op U, o HEERE! Ik zeg: Gij zijt
121 Psa 31:20 | 20 O, hoe groot is Uw goed, dat
122 Psa 37:6 | 6 O HEERE! Uw goedertierenheid
123 Psa 37:8 | is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen
124 Psa 39:2 | 2 O HEERE! straf mij niet in
125 Psa 39:22 | 22 Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God! wees niet
126 Psa 40:8 | En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is
127 Psa 41:6 | 6 Gij, o HEERE, mijn God! hebt Uw
128 Psa 41:9 | 9 Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen
129 Psa 41:12 | 12 Gij, o HEERE! zult Uw barmhartigheden
130 Psa 41:18 | Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet. ~ ~
131 Psa 42:5 | 5 Ik zeide: O HEERE! wees mij genadig;
132 Psa 42:11 | 11 Maar Gij, o HEERE! wees mij genadig,
133 Psa 42:16 | schreeuwt mijn ziel tot U, o God! ~
134 Psa 42:20 | 6 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrustig
135 Psa 42:21 | 7 O mijn God! mijn ziel buigt
136 Psa 42:26 | 12 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij
137 Psa 43:1 | 1Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak;
138 Psa 43:4 | en U met de harp love, o God, mijn God! ~
139 Psa 43:5 | 5Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij
140 Psa 44:2 | 2 O God! wij hebben het met
141 Psa 44:5 | Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen
142 Psa 45:4 | Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw
143 Psa 45:7 | 7 Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos;
144 Psa 45:8 | goddeloosheid; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met
145 Psa 45:11 | 11 Hoor, o Dochter! en zie, en neig
146 Psa 48:10 | 10 O God! wij gedenken Uwer weldadigheid,
147 Psa 48:11 | 11 Gelijk Uw Naam is, o God! alzo is Uw roem tot
148 Psa 51:3 | 3 Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid;
149 Psa 51:12 | Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het
150 Psa 51:16 | Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils!
151 Psa 51:19 | verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten. ~
152 Psa 52:3 | beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid
153 Psa 54:8 | offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE! loven, want Hij is
154 Psa 55:2 | 2 O God! neem mijn gebed ter
155 Psa 55:14 | 14 Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid,
156 Psa 55:24 | 24 Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen
157 Psa 56:2 | 2 Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt
158 Psa 56:3 | ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste! ~
159 Psa 56:8 | de volken neder in toorn, o God! ~
160 Psa 56:13 | 13 O God! op mij zijn Uw geloften;
161 Psa 57:2 | 2 Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want
162 Psa 57:6 | Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de
163 Psa 57:8 | 8 Mijn hart is bereid, o God! mijn hart is bereid;
164 Psa 57:10 | U loven onder de volken, o Heere! ik zal U psalmzingen
165 Psa 57:12 | Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de
166 Psa 58:7 | 7 O God! verbreek hun tanden
167 Psa 58:7 | baktanden der jonge leeuwen, o HEERE! ~
168 Psa 59:2 | Red mij van mijn vijanden, o mijn God! stel mij in een
169 Psa 59:4 | overtreding, en zonder mijn zonde, o HEERE! ~
170 Psa 59:12 | macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild! ~
171 Psa 59:18 | 18 Van U, o mijn Sterkte! zal ik psalmzingen;
172 Psa 60:3 | 3 O God! Gij hadt ons verstoten,
173 Psa 60:10 | werpen! juich over mij, o gij Palestina! ~
174 Psa 60:12 | Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt,
175 Psa 60:12 | hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~
176 Psa 61:6 | 6Want Gij, o God! hebt gehoord naar mijn
177 Psa 62:6 | 6 Doch gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want
178 Psa 62:9 | Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder
179 Psa 62:13 | En de goedertierenheid, o Heere! is Uwe; want Gij
180 Psa 63:2 | 2 O God! Gij zijt mijn God!
181 Psa 64:2 | 2 Hoor, o God! mijn stem in mijn geklag;
182 Psa 65:2 | lofzang is in stilheid tot U, o God! in Sion; en U zal de
183 Psa 65:6 | gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen
184 Psa 65:6 | antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen aller einden
185 Psa 66:10 | Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd,
186 Psa 66:16 | 16 Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest,
187 Psa 67:4 | 4De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal,
188 Psa 67:6 | 6De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal,
189 Psa 68:8 | 8 O God! toen Gij voor het aangezicht
190 Psa 68:10 | milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis
191 Psa 68:11 | goedheid voor den ellendige, o God! ~
192 Psa 68:19 | wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God! ~
193 Psa 68:25 | 25 O God! zij hebben Uw gangen
194 Psa 68:29 | sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht
195 Psa 68:36 | 36 O God! Gij zijt vreselijk
196 Psa 69:2 | 2 Verlos mij, o God! want de wateren zijn
197 Psa 69:6 | 6 O God! Gij weet van mijn dwaasheid,
198 Psa 69:7 | worden, die U verwachten, o Heere, HEERE der heirscharen,
199 Psa 69:7 | schande worden, die U zoeken, o God Israels! ~
200 Psa 69:14 | aangaande, mijn gebed is tot U, o HEERE; er is een tijd des
201 Psa 69:14 | een tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer
202 Psa 69:17 | 17 Verhoor mij, o HEERE, want Uw goedertierenheid
203 Psa 69:30 | ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog
204 Psa 70:2 | 2Haast U, o God, om mij te verlossen,
205 Psa 70:2 | God, om mij te verlossen, o HEERE, tot mijn hulp. ~
206 Psa 70:6 | ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij
207 Psa 71:1 | 1 Op U, o HEERE! betrouw ik; laat
208 Psa 71:12 | 12 O God, wees niet verre van
209 Psa 71:17 | 17 O God! Gij hebt mij geleerd
210 Psa 71:18 | daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen geslachte
211 Psa 71:19 | Ook is Uw gerechtigheid, o God, tot in de hoogte; Gij,
212 Psa 71:19 | grote dingen gedaan hebt; o God! wie is U gelijk? ~
213 Psa 71:22 | psalmzingen met de harp, o Heilige Israels! ~
214 Psa 72:1 | 1 Voor Salomo. O God! geef den koning Uw
215 Psa 73:20 | ontwaken! Als Gij opwaakt, o Heere, dan zult Gij hun
216 Psa 74:1 | onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij
217 Psa 74:10 | 10 Hoe lang, o God! zal de wederpartijder
218 Psa 74:22 | 22 Sta op, o God! twist Uw twistzaak;
219 Psa 75:2 | 2 Wij loven U, o God; wij loven, dat Uw Naam
220 Psa 76:7 | 7 Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen
221 Psa 77:14 | 14 O God! Uw weg is in het heiligdom;
222 Psa 77:17 | 17 De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U,
223 Psa 78:1 | Een onderwijzing van Asaf. O mijn volk! neem mijn leer
224 Psa 79:1 | 1 Een psalm van Asaf. O God! Heidenen zijn gekomen
225 Psa 79:9 | 9 Help ons, o God onzes heils! ter oorzake
226 Psa 79:12 | hun smaad, waarmede zij U, o Heere! gesmaad hebben. ~
227 Psa 80:2 | 2 O Herder Israels! neem ter
228 Psa 80:4 | 4 O God! breng ons weder, en
229 Psa 80:5 | 5 O HEERE, God der heirscharen!
230 Psa 80:8 | 8 O God der heirscharen! breng
231 Psa 80:15 | 15 O God der heirscharen! keer
232 Psa 80:20 | 20 O HEERE, God der heirscharen!
233 Psa 82:8 | 8Sta op, o God! oordeel het aardrijk,
234 Psa 83:2 | 2 O God! zwijg niet, houd U
235 Psa 83:2 | doof, en zijt niet stil, o God! ~
236 Psa 83:17 | vol schande, opdat zij, o HEERE! Uw Naam zoeken. ~
237 Psa 84:2 | liefelijk zijn Uw woningen, o HEERE der heirscharen! ~
238 Psa 84:9 | gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela. ~
239 Psa 84:10 | 10 O God, ons Schild! zie, en
240 Psa 85:5 | 5 Breng ons weder, o God onzes heils! en doe
241 Psa 85:8 | ons Uw goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil. ~
242 Psa 86:2 | want ik ben Uw gunstgenoot, o Gij, mijn God! verlos Uw
243 Psa 86:14 | 14 O God! de hovaardigen staan
244 Psa 87:3 | worden van u gesproken, o stad Gods! Sela. ~
245 Psa 88:2 | 2 O HEERE, God mijns heils!
246 Psa 89:6 | de hemelen Uw wonderen, o HEERE! ook is Uw getrouwheid
247 Psa 89:9 | 9 O HEERE, God der heirscharen!
248 Psa 89:9 | is als Gij, grootmachtig, o HEERE! en Uw getrouwheid
249 Psa 89:16 | hetwelk het geklank kent; o HEERE! zij zullen in het
250 Psa 89:47 | 47 Hoe lang, o HEERE! zult Gij U steeds
251 Psa 89:52 | 52 Waarmede, o HEERE! Uw vijanden smaden,
252 Psa 92:2 | en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste! ~
253 Psa 92:6 | 6 O HEERE! hoe groot zijn Uw
254 Psa 92:10 | 10 Want zie, Uw vijanden, o HEERE! want zie, Uw vijanden
255 Psa 93:3 | 3De rivieren verheffen, o HEERE! de rivieren verheffen
256 Psa 94:1 | 1 O God der wraken! o HEERE,
257 Psa 94:1 | 1 O God der wraken! o HEERE, God der wraken! verschijn
258 Psa 94:3 | lang zullen de goddelozen, o HEERE! hoe lang zullen de
259 Psa 94:5 | 5 O HEERE! zij verbrijzelen
260 Psa 94:12 | Welgelukzalig is de man, o HEERE! dien Gij tuchtigt,
261 Psa 94:18 | wankelt; Uw goedertierenheid, o HEERE! ondersteunde mij. ~
262 Psa 97:8 | verheugd vanwege Uw oordelen, o HEERE! ~
263 Psa 101:1 | zingen; U zal ik psalmzingen, o HEERE! ~
264 Psa 102:2 | 2 O HEERE! hoor mijn gebed,
265 Psa 104:1 | Loof den HEERE, mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij zijt
266 Psa 104:24 | Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle
267 Psa 106:4 | 4 Gedenk mijner, o HEERE! naar het welbehagen
268 Psa 108:2 | 2 O God! mijn hart is bereid;
269 Psa 108:4 | U loven onder de volken, o HEERE! en ik zal U psalmzingen
270 Psa 108:6 | 6 Verhef U, o God! boven de hemelen, en
271 Psa 108:12 | Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt,
272 Psa 108:12 | hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~
273 Psa 109:1 | voor den opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet. ~
274 Psa 109:21 | 21 Maar Gij, o HEERE Heere! maak het met
275 Psa 115:1 | 1 Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw
276 Psa 116:19 | HEEREN, in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah! ~ ~
277 Psa 118:28 | daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen. ~
278 Psa 119:31 | vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet. ~
279 Psa 119:41 | goedertierenheden overkomen, o HEERE! Uw heil, naar Uw
280 Psa 119:52 | 52 Ik heb gedacht, o HEERE! aan Uw oordelen van
281 Psa 119:89 | 89 Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat
282 Psa 119:108 | 108 Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige
283 Psa 119:145 | harte geroepen: verhoor mij, o HEERE! ik zal Uw inzettingen
284 Psa 119:149 | naar Uw goedertierenheid, o HEERE! maak mij levend naar
285 Psa 119:159 | ik Uw bevelen lief heb, o HEERE! maak mij levend naar
286 Psa 119:166 | 166 O HEERE! ik hoop op Uw heil,
287 Psa 119:169 | 169 Thau. O HEERE! laat mijn geschrei
288 Psa 119:174 | 174 O HEERE! ik verlang naar Uw
289 Psa 122:2 | zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem! ~
290 Psa 123:3 | 3Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig,
291 Psa 130:1 | de diepten roep ik tot U, o HEERE! ~
292 Psa 131:1 | lied Hammaaloth, van David. O HEERE! mijn hart is niet
293 Psa 132:1 | 1 Een lied Hammaaloth. O HEERE! gedenk aan David,
294 Psa 135:9 | wonderen in het midden van u, o Egypte! tegen Farao en tegen
295 Psa 135:13 | 13 O HEERE! Uw Naam is in eeuwigheid;
296 Psa 137:5 | 5Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergete mijn
297 Psa 138:4 | koningen der aarde zullen U, o HEERE! loven, wanneer zij
298 Psa 139:17 | hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig
299 Psa 139:19 | 19 O God! dat Gij den goddeloze
300 Psa 139:23 | 23 Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef
301 Psa 140:7 | mijn God; neem ter ore, o HEERE! de stem mijner smekingen. ~
302 Psa 142:6 | 6Tot U riep ik, o HEERE! ik zeide: Gij zijt
303 Psa 143:1 | 1 Een psalm van David. O HEERE! hoor mijn gebed,
304 Psa 143:11 | 11 O HEERE! maak mij levend,
305 Psa 144:3 | 3 O HEERE! wat is de mens, dat
306 Psa 144:9 | 9 O God! ik zal U een nieuw
307 Psa 145:1 | lofzang van David. Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik
308 Psa 146:1 | 1 Hallelujah! O mijn ziel! prijs den HEERE. ~
309 Psa 146:10 | eeuwigheid regeren; uw God, o Sion! is van geslacht tot
310 Psa 147:12 | 12 O Jeruzalem! roem den HEERE;
311 Psa 147:12 | Jeruzalem! roem den HEERE; o Sion! loof uw God. ~
312 Spre 8:4 | 4 Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn
313 Spre 24:15 | 15 Loer niet, o goddeloze! op de woning
314 Spre 31:2 | 2 Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon
315 Spre 31:2 | Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns buiks? ja, wat,
316 Spre 31:2 | zoon mijns buiks? ja, wat, o zoon mijner geloften? ~
317 Spre 31:4 | komt den koningen niet toe, o Lemuel! het komt den koningen
318 Pred 11:9 | 9 Verblijd u, o jongeling! in uw jeugd,
319 Hoo 1:8 | Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen!
320 Hoo 4:8 | Mij van den Libanon af, o bruid! kom bij Mij van den
321 Hoo 4:9 | hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt Mij het
322 Hoo 4:10 | uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter is
323 Hoo 4:11 | 11 Uw lippen, o bruid! druppen van honigzeem;
324 Hoo 4:12 | 12 Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten
325 Hoo 4:15 | 15 O fontein der hoven, put der
326 Hoo 4:16 | zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn
327 Hoo 5:1 | ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik
328 Hoo 5:1 | gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre
329 Hoo 5:1 | drinkt, en wordt dronken, o liefsten! ~
330 Hoo 5:9 | meer dan een ander liefste, o gij schoonste onder de vrouwen!
331 Hoo 6:1 | is uw Liefste heengegaan, o gij schoonste onder de vrouwen?
332 Hoo 6:13 | Keer weder, keer weder, o Sulammith! Keer weder, keer
333 Hoo 7:6 | hoe liefelijk zijt gij, o liefde, in wellusten! ~
334 Hoo 7:13 | vruchten, nieuwe en oude; o mijn Liefste! die heb ik
335 Hoo 8:12 | zilverlingen zijn voor u, o Salomo! maar tweehonderd
336 Hoo 8:13 | 13 O gij bewoonster der hoven!
337 Jes 1:24 | heirscharen, de Machtige Israels: O wee! Ik zal Mij troosten
338 Jes 3:12 | vrouwen heersen over hetzelve. O Mijn volk! die u leiden,
339 Jes 8:8 | breedte uws lands, o Immanuel! ~
340 Jes 10:22 | Want ofschoon uw volk, o Israel! is gelijk het zand
341 Jes 10:30 | laat ze horen tot Lais toe, o ellendige Anathoth! ~
342 Jes 14:12 | uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des
343 Jes 16:4 | verdrevenen onder u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats
344 Jes 16:9 | doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleale! want het
345 Jes 21:2 | verstoorder verstoort; trek op, o Elam! beleger ze, o Media!
346 Jes 21:2 | op, o Elam! beleger ze, o Media! Ik heb al haar zuchting
347 Jes 21:10 | 10 O mijn dorsing, en de tarwe
348 Jes 21:13 | zult gijlieden vernachten, o gij reizende gezelschappen
349 Jes 22:18 | heerlijke wagenen zijn, o gij schandvlek van het
350 Jes 23:4 | 4 Word beschaamd, o Sidon! want de zee spreekt,
351 Jes 23:12 | niet meer vrolijk huppelen, o gij verdrukte maagd, gij
352 Jes 24:17 | kuil, en de strik over u, o inwoners des lands! ~
353 Jes 26:8 | den weg Uwer gerichten, U, o HEERE! verwacht; tot Uw
354 Jes 26:15 | 15 Gij, o HEERE! hadt dit volk vermeerderd,
355 Jes 26:17 | alzo zijn wij geweest, o HEERE! vanwege Uw aangezicht. ~
356 Jes 27:12 | opgelezen worden, een bij een, o gij kinderen Israels! ~
357 Jes 37:16 | 16 O HEERE der heirscharen, Gij,
358 Jes 37:17 | 17 O HEERE! neig Uw oor en hoor,
359 Jes 38:14 | ogen verhieven zich omhoog; o HEERE! ik word onderdrukt,
360 Jes 40:9 | 9 O Sion, gij verkondigster
361 Jes 40:9 | klim op een hogen berg; o Jeruzalem, gij verkondigster
362 Jes 40:27 | Waarom zegt gij dan, o Jakob! en spreekt, o Israel!
363 Jes 40:27 | dan, o Jakob! en spreekt, o Israel! mijn weg is voor
364 Jes 43:1 | zegt de HEERE, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder,
365 Jes 43:1 | Jakob! en uw Formeerder, o Israel! vrees niet, want
366 Jes 43:22 | hebt Mij niet aangeroepen, o Jakob! als gij u tegen Mij
367 Jes 43:22 | tegen Mij vermoeid hebt, o Israel! ~
368 Jes 44:2 | Die u helpt: Vrees niet, o Jakob, Mijn knecht, en gij,
369 Jes 44:21 | Gedenk aan deze dingen, o Jakob, en Israel! Want gij
370 Jes 46:3 | 3 Hoor naar Mij, o huis van Jakob, en het ganse
371 Jes 46:8 | brengt het weder in het hart, o gij overtreders! ~
372 Jes 48:12 | 12 Hoor naar Mij, o Jakob! en gij Israel, Mijn
373 Jes 52:1 | op, trek uw sterkte aan, o Sion! trek uw sierlijke
374 Jes 52:1 | sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad?
375 Jes 52:2 | stof, maak u op, zit neder, o Jeruzalem! maak u los van
376 Jes 55:1 | 1 O alle gij dorstigen! komt
377 Jes 56:1 | 1 O alle gij dorstigen! komt
378 Jes 63:6 | 6 O Jeruzalem! Ik heb wachters
379 Jes 63:6 | nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des HEEREN doet
380 Jes 64:16 | Israel kent ons niet; Gij, o HEERE! zijt onze Vader,
381 Jes 65:4 | het gezien, behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien,
382 Jer 2:28 | uwer steden zijn uw goden, o Juda! ~
383 Jer 2:31 | 31 O geslacht, aanmerkt toch
384 Jer 4:14 | Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem! opdat gij behouden
385 Jer 4:19 | 19 O mijn ingewand, mijn ingewand!
386 Jer 4:19 | ingewand! ik heb barenswee, o wanden mijns harten! mijn
387 Jer 4:31 | handen uit, zeggende: O, wee mij nu, want mijn ziel
388 Jer 5:3 | 3 O HEERE! zien Uw ogen niet
389 Jer 5:15 | volk van verre brengen, o huis Israels! spreekt de
390 Jer 6:4 | optrekken op den middag; o, wee ons! want de dag heeft
391 Jer 6:18 | gij heidenen! en verneem, o gij vergadering! wat onder
392 Jer 6:23 | man ten oorlog tegen u, o dochter van Sion! ~
393 Jer 6:26 | 26 O dochter Mijns volks! gord
394 Jer 7:2 | Hoort des HEEREN woord, o gans Juda! gij, die door
395 Jer 7:29 | Scheer uw hoofdhaar af, o Jeruzalem! en werp het weg,
396 Jer 10:1 | HEERE tot ulieden spreekt, o huis Israels! ~
397 Jer 10:6 | Omdat niemand U gelijk is, o HEERE! zo zijt Gij groot,
398 Jer 10:19 | 19 O, wee mij over mijn breuk!
399 Jer 10:23 | 23 Ik weet, o HEERE! dat bij den mens
400 Jer 11:5 | ik en zeide: Amen, o HEERE! ~
401 Jer 11:13 | steden zijn uw goden geweest, o Juda! en naar het getal
402 Jer 11:20 | 20 Maar, o HEERE der heirscharen, Gij
403 Jer 12:1 | zoudt rechtvaardig zijn, o HEERE! wanneer ik tegen
404 Jer 12:3 | 3 Maar Gij, o HEERE! kent mij, Gij ziet
405 Jer 14:7 | ongerechtigheden tegen ons getuigen, o HEERE! doe het om Uws Naams
406 Jer 14:8 | 8 O Israels Verwachting, Zijn
407 Jer 14:9 | toch in het midden van ons, o HEERE! en wij zijn naar
408 Jer 14:22 | geven? Zijt Gij die niet, o HEERE, onze God? Daarom
409 Jer 15:5 | Want wie zou u verschonen, o Jeruzalem? of wie zou medelijden
410 Jer 15:15 | 15 O HEERE! Gij weet het, gedenk
411 Jer 15:16 | ben naar Uw Naam genoemd, o HEERE, God der heirscharen! ~
412 Jer 16:19 | 19 O HEERE! Gij zijt mijn Sterkte,
413 Jer 17:13 | 13 O HEERE, Israels Verwachting!
414 Jer 18:6 | gelijk deze pottenbakker, o huis Israels? spreekt de
415 Jer 18:6 | gijlieden in Mijn hand, o huis Israels! ~
416 Jer 20:12 | 12 Gij dan, o HEERE der heirscharen, Die
417 Jer 21:12 | 12 O huis Davids! zo zegt de
418 Jer 22:23 | 23 O gij, die nu op den Libanon
419 Jer 22:29 | 29 O land, land, land! hoor des
420 Jer 30:7 | 7 O wee! want die dag is zo
421 Jer 30:10 | Gij dan, vrees niet, o Mijn knecht Jakob! spreekt
422 Jer 31:4 | gij zult gebouwd worden, o jonkvrouw Israels! gij zult
423 Jer 31:7 | horen, lofzingt, en zegt: O HEERE! behoud Uw volk, het
424 Jer 31:21 | gewandeld hebt; keer weder, o jonkvrouw Israels, keer
425 Jer 34:4 | Maar hoor des HEEREN woord, o Zedekia, koning van Juda!
426 Jer 37:20 | Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch
427 Jer 45:2 | de God Israels, van u, o Baruch! ~
428 Jer 46:27 | niet, en ontzet u niet, o Israel! want zie, Ik zal
429 Jer 47:6 | 6 O wee, gij zwaard des HEEREN!
430 Jer 48:2 | volk meer zij; ook gij, o Madmen! zult nedergehouwen
431 Jer 49:3 | 3 Huil, o Hesbon! want Ai is verstoord;
432 Jer 50:24 | dies zijt gij ook gevangen, o Babel! dat gij het niet
433 Jer 50:42 | ten oorlog, tegen u, o dochter van Babel! ~
434 Jer 51:62 | En gij zult zeggen: O HEERE, Gij hebt over deze
435 Klaa 1:40 | schreeuwde tot den Heere: O gij muur der dochter Sions,
436 Klaa 1:132| ongerechtigheid heeft een einde, o gij dochter Sions! Hij zal
437 Klaa 1:132| maar uw ongerechtigheid, o gij dochter Edoms! zal Hij
438 Klaa 2:16 | onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo
439 Klaa 2:19 | 19 Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid,
440 Eze 7:7 | morgenstond is tot u gekomen, o inwoner des lands, de tijd
441 Eze 11:4 | profeteer tegen hen; profeteer, o mensenkind! ~
442 Eze 11:5 | HEERE: Alzo zegt gijlieden o huis Israels! want Ik weet
443 Eze 12:25 | worden; want in uw dagen, o wederspannig huis, zal Ik
444 Eze 13:4 | 4 Uw profeten, o Israel, zijn als vossen
445 Eze 13:11 | plasregen zijn; en gij, o grote hagelstenen, zult
446 Eze 16:32 | 32 O, die overspelige vrouw,
447 Eze 16:35 | 35 Daarom, o hoer, hoor des HEEREN woord. ~
448 Eze 18:25 | is niet recht; hoort nu, o huis Israels! is Mijn weg
449 Eze 18:29 | recht. Zouden Mijn wegen, o huis Israels, niet recht
450 Eze 18:30 | Daarom zal Ik u richten, o huis Israels! een ieder
451 Eze 18:31 | waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? ~
452 Eze 20:4 | zoudt gij hun recht geven, o mensenkind? Maak hun de
453 Eze 20:31 | u gevraagd worden, o huis Israels? Zo waarachtig
454 Eze 20:39 | 39 En gijlieden, o huis Israels, alzo zegt
455 Eze 20:44 | uw verdorven handelingen, o huis Israels, spreekt
456 Eze 21:12 | 12 Schreeuw en huil, o mensenkind, want hetzelve
457 Eze 21:16 | 16 Houd u bijeen, o zwaard! keer u rechtsom,
458 Eze 21:25 | 25 En gij, o onheilig, goddeloos vorst
459 Eze 22:3 | Alzo zegt de Heere HEERE: O stad, die in haar midden
460 Eze 23:22 | 22 Daarom, o Oholiba! alzo zegt de Heere
461 Eze 26:3 | HEERE: Ziet, Ik wil aan u, o Tyrus! en Ik zal vele heidenen
462 Eze 27:3 | Zo zegt de Heere HEERE: O Tyrus! gij zegt: Ik ben
463 Eze 27:8 | waren uw roeiers; uw wijzen, o Tyrus! die in u waren, die
464 Eze 28:22 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Sidon! en zal in het midden
465 Eze 29:3 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Farao, koning van Egypte!
466 Eze 33:7 | 7 Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot
467 Eze 33:8 | Ik tot den goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den
468 Eze 33:11 | waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? ~
469 Eze 33:12 | 12 Gij dan, o mensenkind! zeg tot de kinderen
470 Eze 33:20 | een ieder naar zijn wegen, o huis Israels! ~
471 Eze 33:30 | 30 En gij, o mensenkind! de kinderen
472 Eze 34:17 | 17 Want gij, o Mijn schapen! de Heere HEERE
473 Eze 34:31 | 31 Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner
474 Eze 35:3 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir! en Ik zal
475 Eze 36:8 | 8 Maar gij, o bergen Israels! gij zult
476 Eze 37:12 | uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen
477 Eze 37:13 | zal hebben doen opkomen, o Mijn volk! ~
478 Eze 38:3 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, gij hoofdvorst van
479 Eze 38:14 | 14 Daarom profeteer, o mensenkind! en zeg tot Gog:
480 Eze 38:16 | Mij kennen, als Ik aan u, o Gog! voor hun ogen zal geheiligd
481 Eze 39:1 | HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, hoofdvorst van Mesech
482 Eze 44:6 | vanwege al uw gruwelen, o huis Israels. ~
483 Dan 2:4 | den koning in het Syrisch: O koning, leef in eeuwigheid!
484 Dan 2:23 | Ik dank en ik loof U, o God mijner vaderen! omdat
485 Dan 2:29 | 29 Gij, o koning! op uw leger zijnde,
486 Dan 2:31 | 31 Gij, o koning! zaagt, en ziet,
487 Dan 2:37 | 37 Gij, o koning! zijt een koning
488 Dan 3:9 | den koning Nebukadnezar: O koning! leef in der eeuwigheid! ~
489 Dan 3:10 | 10 Gij, o koning! hebt een bevel gegeven,
490 Dan 3:12 | Abed-nego; deze mannen hebben, o koning! op u geen acht
491 Dan 3:17 | Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen. ~
492 Dan 3:18 | Maar zo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uw goden
493 Dan 3:24 | den koning: Het is gewis, o koning! ~
494 Dan 4:22 | 22 Dat zijt gij, o koning! die groot en sterk
495 Dan 4:24 | Dit is de beduiding, o koning! en dit is een besluit
496 Dan 4:27 | 27 Daarom, o koning! laat mijn raad u
497 Dan 4:31 | een stem uit den hemel: U, o koning Nebukadnezar! wordt
498 Dan 5:10 | koningin sprak en zeide: O koning, leef in eeuwigheid!
499 Dan 5:11 | der waarzeggers, uw vader, o koning! ~
500 Dan 5:18 | 18 Wat u aangaat, o koning! de allerhoogste
1-500 | 501-596 |