Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zeggens 1
zegt 885
zeide 3390
zeiden 575
zeidet 21
zeil 3
zeilden 1
Frequency    [«  »]
596 o
584 ulieden
581 grote
575 zeiden
570 zijner
569 wordt
567 christus

Bijbel

IntraText - Concordances

zeiden

1-500 | 501-575

    Book Chapter: Verse
501 Joha 8:52 | 52 De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, 502 Joha 8:57 | 57 De Joden dan zeiden tot Hem: Gij hebt nog geen 503 Joha 9:8 | hadden, dat hij blind was, zeiden: Is deze niet, die zat en 504 Joha 9:9 | 9 Anderen zeiden: Hij is het; en anderen: 505 Joha 9:10 | 10 Zij dan zeiden tot hem: Hoe zijn u de ogen 506 Joha 9:12 | 12 Zij dan zeiden tot hem: Waar is Die? Hij 507 Joha 9:16 | Sommigen dan uit de Farizeen zeiden: Deze Mens is van God niet, 508 Joha 9:16 | den sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een mens, die een 509 Joha 9:17 | 17 Zij zeiden wederom tot den blinde: 510 Joha 9:20 | ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze 511 Joha 9:22 | 22 Dit zeiden zijn ouders, omdat zij de 512 Joha 9:23 | 23 Daarom zeiden zijn ouders: Hij heeft zijn 513 Joha 9:24 | die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; 514 Joha 9:26 | 26 En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft 515 Joha 9:28 | hem dan scheldwoorden, en zeiden: Gij zijt Zijn discipel; 516 Joha 9:34 | 34 Zij antwoordden, en zeiden tot hem: Gij zijt geheel 517 Joha 9:40 | Farizeen, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook 518 Joha 10:20 | 20 En velen van hen zeiden: hij heeft den duivel, en 519 Joha 10:21 | 21 Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden eens 520 Joha 10:24 | Joden dan omringden Hem, en zeiden tot Hem: Hoe lang houdt 521 Joha 10:41 | velen kwamen tot Hem, en zeiden: Johannes deed wel geen 522 Joha 11:8 | 8 De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi! de Joden 523 Joha 11:12 | 12 Zijn discipelen dan zeiden: Heere, indien hij slaapt, 524 Joha 11:34 | hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Heere, kom en zie 525 Joha 11:36 | 36 De Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem 526 Joha 11:37 | 37 En sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des 527 Joha 11:46 | gingen tot de Farizeen, en zeiden tot hen, hetgeen Jezus gedaan 528 Joha 11:47 | vergaderden den raad, en zeiden: Wat zullen wij doen? want 529 Joha 11:56 | Zij zochten dan Jezus, en zeiden onder elkander, staande 530 Joha 12:19 | 19 De Farizeen dan zeiden onder elkander: Ziet gij 531 Joha 12:22 | Andreas en Filippus wederom zeiden het Jezus. ~ 532 Joha 12:29 | donderslag geschied was. Anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem 533 Joha 16:17 | dan uit Zijn discipelen zeiden tot elkander: Wat is dit, 534 Joha 16:18 | 18 Zij zeiden dan: Wat is dit, dat Hij 535 Joha 16:29 | 29 Zijn discipelen zeiden tot Hem: Zie, nu spreekt 536 Joha 18:7 | Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazarener. ~ 537 Joha 18:25 | stond en warmde zich. Zij zeiden dan tot hem: Zijt gij ook 538 Joha 18:30 | 30 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Indien Deze geen 539 Joha 18:31 | naar uw wet. De Joden dan zeiden tot hem: Het is ons niet 540 Joha 19:3 | 3 En zeiden: Wees gegroet, Gij Koning 541 Joha 19:21 | overpriesters dan der Joden zeiden tot Pilatus: Schrijf niet: 542 Joha 19:24 | 24 Zij dan zeiden tot elkander: Laat ons dien 543 Joha 20:13 | 13 En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent 544 Joha 20:25 | De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den 545 Joha 21:3 | tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan ook met 546 Hand 1:11 | 11 Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat 547 Hand 1:24 | 24 En zij baden en zeiden: Gij Heere! Gij Kenner der 548 Hand 2:13 | 13 En anderen, spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijns. ~ 549 Hand 2:37 | verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere 550 Hand 4:18 | zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij ganselijk 551 Hand 4:19 | Johannes, antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij, of 552 Hand 4:24 | hun stem op tot God, en zeiden: Heere! Gij zijt de God, 553 Hand 5:22 | 22 En zij zeiden: Cornelius, een hoofdman 554 Hand 6:45 | 15 En zij zeiden tot haar: Gij raast. Doch 555 Hand 6:45 | dat het alzo was. En zij zeiden: Het is zijn engel. ~ 556 Hand 7:46 | vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst 557 Hand 8:11 | verhieven hun stemmen, en zeiden in het Lycaonisch: De goden 558 Hand 9:5 | 5 Maar, zeiden zij, er zijn sommigen opgestaan 559 Hand 10:20 | hoofdmannen gebracht hadden, zeiden zij: Deze mensen beroeren 560 Hand 10:31 | 31 En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus 561 Hand 11:18 | streden met hem; en sommigen zeiden: Wat wil toch deze klapper 562 Hand 11:18 | klapper zeggen? Maar anderen zeiden: Hij schijnt een verkondiger 563 Hand 11:32 | sommigen daarmede; en sommigen zeiden: Wij zullen u wederom hiervan 564 Hand 13:2 | gij geloofd hebt? En zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs 565 Hand 13:3 | gij dan gedoopt? En zij zeiden: In den doop van Johannes. ~ 566 Hand 15:4 | dagen; dewelke tot Paulus zeiden door den Geest, dat hij 567 Hand 15:20 | hebbende, loofden den Heere, en zeiden tot hem: Gij ziet, broeder, 568 Hand 17:4 | En die daarbij stonden, zeiden: Scheldt gij den hogepriester 569 Hand 17:14 | overpriesters en de ouderlingen, en zeiden: Wij hebben ons zelven met 570 Hand 22:4 | zagen aan zijn hand hangen, zeiden zij tot elkander: Deze mens 571 Hand 22:6 | werden zij veranderd, en zeiden, dat hij een god was. ~ 572 Hand 22:21 | 21 Maar zij zeiden tot hem: Wij hebben noch 573 Open 5:14 | 14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vier en twintig 574 Open 6:16 | 16 En zeiden tot de bergen en tot de 575 Open 19:3 | 3 En zij zeiden ten tweeden maal: Halleluja!


1-500 | 501-575

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License