Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zijne 27
zijnen 9
zijnentwil 9
zijner 570
zijns 449
zijnvolk 1
zijnzelfs 1
Frequency    [«  »]
584 ulieden
581 grote
575 zeiden
570 zijner
569 wordt
567 christus
565 hadden

Bijbel

IntraText - Concordances

zijner

1-500 | 501-570

    Book Chapter: Verse
1 Gen 3:20 | Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een 2 Gen 4:4 | ook van de eerstgeborenen zijner schapen, en van hun vet. 3 Gen 7:7 | huisvrouw, en de vrouwen zijner zonen met hem in de ark, 4 Gen 7:13 | huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark; ~ 5 Gen 8:18 | huisvrouw, en de vrouwen zijner zonen met hem. ~ 6 Gen 9:21 | ontblootte zich in het midden zijner tent. ~ 7 Gen 11:28 | vaders Terah, in het land zijner geboorte, in Ur der Chaldeen. ~ 8 Gen 16:24 | jaren, als hem het vlees zijner voorhuid besneden werd. ~ 9 Gen 16:25 | jaren oud, als hem het vlees zijner voorhuid besneden werd. ~ 10 Gen 18:14 | Maar hij was in de ogen zijner schoonzonen als jokkende. ~ 11 Gen 18:16 | mannen zijn hand, en de hand zijner vrouw, en de hand zijner 12 Gen 18:16 | zijner vrouw, en de hand zijner twee dochteren, om de verschoning 13 Gen 21:17 | en uw zaad zal de poorten zijner vijanden erfelijk bezitten. ~ 14 Gen 22:3 | op van het aangezicht van zijner dode, en hij sprak tot de 15 Gen 22:10 | degenen, die ter poorte zijner stad ingingen, zeggende: ~ 16 Gen 23:30 | armringen aan de handen zijner zuster; en als hij gehoord 17 Gen 23:30 | hij gehoord had de woorden zijner zuster Rebekka, zeggende: 18 Gen 23:60 | uw zaad bezitte de poort zijner haters! ~ 19 Gen 23:67 | Alzo werd Izak getroost na zijner moeders dood. ~  ~  ~  ~                            20 Gen 25:27 | hem; toen rook hij de reuk zijner klederen, en zegende hem; 21 Gen 27:10 | zag, de dochter van Laban, zijner moeders broeder, en de schapen 22 Gen 27:10 | en de schapen van Laban, zijner moeders broeder, dat Jakob 23 Gen 27:10 | drenkte de schapen van Laban, zijner moeders broeder. ~ 24 Gen 27:13 | tijding hoorde van Jakob, zijner zusters zoon, zo liep hij 25 Gen 27:70 | hij gaf dezelve in de hand zijner zonen. ~ 26 Gen 29:16 | En hij gaf die in de hand zijner knechten, elke kudde bijzonder; 27 Gen 29:25 | roerde Hij het gewricht zijner heup aan, zodat het gewricht 28 Gen 31:24 | zijn zoon, allen, die ter zijner stadspoort uitgingen; en 29 Gen 31:24 | mannelijk was, allen, die ter zijner stadspoort uitgingen. ~ 30 Gen 33:32 | regeerde in Edom, en de naam zijner stad was Dinhaba. ~ 31 Gen 33:35 | veld van Moab; en de naam zijner stad was Avith. ~ 32 Gen 33:39 | zijn plaats; en de naam zijner stad was Pahu; en de naam 33 Gen 33:39 | stad was Pahu; en de naam zijner huisvrouw was Mechetabeel, 34 Gen 36:19 | als zijn heer de woorden zijner huisvrouw hoorde, die zij 35 Gen 36:43 | der bakkers, in het midden zijner knechten. ~ 36 Gen 39:29 | zijn broeder, den zoon zijner moeder, en zeide: Is dit 37 Gen 42:7 | Zijn zonen, en de zonen zijner zonen met hem; zijn dochteren, 38 Gen 42:7 | hem; zijn dochteren, en zijner zonen dochteren, en al zijn 39 Gen 42:15 | zijn dochter; al de zielen zijner zonen en zijner dochteren 40 Gen 42:15 | de zielen zijner zonen en zijner dochteren waren drie en 41 Gen 43:2 | 2 En hij nam een deel zijner broederen, te weten vijf 42 Gen 45:11 | wijnstok, en het veulen zijner ezelin aan den edelste wijnstok; 43 Gen 45:24 | stijvigheid gebleven, en de armen zijner handen zijn gesterkt geworden, 44 Gen 45:26 | hoofdschedel des afgezonderden zijner broederen! ~ 45 Exo 7:10 | en voor het aangezicht zijner knechten; en hij werd tot 46 Exo 10:1 | verzwaard, ook het hart zijner knechten, opdat Ik deze 47 Exo 15:4 | zee geworpen; en de keure zijner hoofdlieden zijn verdronken 48 Exo 21:30 | zo zal hij tot lossing zijner ziel geven naar alles, wat 49 Exo 23:19 | bokje niet koken in de melk zijner moeder. ~ 50 Exo 23:21 | Zijn aangezicht, en weest Zijner stem gehoorzaam, en verbittert 51 Exo 23:22 | 22 Maar zo gij Zijner stem naarstiglijk gehoorzaamt, 52 Exo 29:9 | Aaron vullen, en de hand zijner zonen. ~ 53 Exo 29:21 | zonen en op de klederen zijner zonen met hem; opdat hij 54 Exo 29:21 | zijn zonen, en de klederen zijner zonen met hem. ~ 55 Exo 29:24 | van Aaron, en op de handen zijner zonen, en beweeg ze ten 56 Exo 29:27 | Aarons, en van hetgeen dat zijner zonen is. ~ 57 Exo 30:12 | een iegelijk de verzoening zijner ziel den HEERE geven, als 58 Exo 34:8 | ieder stelde zich in de deur zijner tent; en zij zagen Mozes 59 Exo 34:10 | zich, een ieder in de deur zijner tent. ~ 60 Exo 34:49 | zult het bokje in de melk zijner moeder niet koken. ~ 61 Exo 35:19 | priester Aaron, en de klederen zijner zonen, om het priesterambt 62 Lev 3:2 | zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en zal 63 Lev 3:8 | zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en hij 64 Lev 6:5 | hij dat geven op den dag zijner schuld. ~ 65 Lev 7:16 | 16 En zo het slachtoffer zijner offerande een gelofte, of 66 Lev 8:23 | rechteroor, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten 67 Lev 8:27 | van Aaron, en in de handen zijner zonen; en bewoog die ten 68 Lev 8:30 | zonen, en op de klederen zijner zonen met hem; en hij heiligde 69 Lev 8:30 | zijn zonen, en de klederen zijner zonen met hem. ~ 70 Lev 12:3 | achtsten dag zal het vlees zijner voorhuid besneden worden. ~ 71 Lev 14:2 | melaatsen zijn, ten dage zijner reiniging: dat hij tot den 72 Lev 14:9 | baard, en de wenkbrauwen zijner ogen; ja, al zijn haar zal 73 Lev 14:14 | reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten 74 Lev 14:17 | reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten 75 Lev 14:23 | die, op den achtsten dag zijner reiniging, tot den priester 76 Lev 14:25 | reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten 77 Lev 14:28 | reinigen is, en aan den duim zijner rechterhand, en aan den 78 Lev 20:17 | zijns vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen hebben, 79 Lev 20:17 | worden; hij heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal 80 Lev 23:11 | hem tot Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, de 81 Lev 24:27 | 27 Dan zal hij de jaren zijner verkoping rekenen, en het 82 Lev 24:29 | lossing zijn, totdat het jaar zijner verkoping volkomen zal zijn; 83 Lev 24:33 | het huis en van de stad zijner bezitting in het jubeljaar 84 Lev 24:41 | wederkeren, en tot de bezitting zijner vaderen wederkeren. ~ 85 Lev 24:50 | jubeljaar toe; alzo dat het geld zijner verkoping zal zijn naar 86 Lev 26:16 | ook iemand van den akker zijner bezitting den HEERE wat 87 Lev 26:22 | en niet is van den akker zijner bezitting; ~ 88 Lev 26:28 | beest, of van den akker zijner bezitting, zal verkocht 89 Num 1:4 | hoofdman is over het huis zijner vaderen. ~ 90 Num 1:44 | waren zij, elk over het huis zijner vaderen. ~ 91 Num 2:34 | geslachten, naar het huis zijner vaderen. ~ 92 Num 6:9 | hebben, zo zal hij op den dag zijner reiniging zijn hoofd bescheren; 93 Num 8:22 | en voor het aangezicht zijner zonen; gelijk als de HEERE 94 Num 11:10 | huisgezinnen, een ieder aan de deur zijner hut; en de toorn des HEEREN 95 Num 13:2 | geven zal; van elken stam zijner vaderen zult gijlieden een 96 Num 22:22 | op zijn ezelin, en twee zijner jongeren waren bij hem. 97 Num 27:1 | Jozef (en dit zijn de namen zijner dochteren: Machla, Noa, 98 Num 34:26 | enigzins zal gaan uit de palen zijner vrijstad, waarheen hij gevloden 99 Num 34:27 | zal vinden buiten de palen zijner vrijstad; zo de bloedwreker 100 Num 34:28 | wederkeren tot het land zijner bezitting. ~ 101 Num 35:7 | de erfenis van den stam zijner vaderen. ~ 102 Num 35:8 | bezitten, een ieder de erfenis zijner vaderen. ~ 103 Deu 2:12 | gedaan heeft aan het land zijner erfenis, hetwelk de HEERE 104 Deu 11:14 | regen uws lands geven te Zijner tijd, vroegen regen en spaden 105 Deu 14:21 | bokje niet koken in de melk zijner moeder. ~ 106 Deu 16:17 | Een ieder, naar de gave zijner hand, naar den zegen des 107 Deu 18:2 | erfdeel hebben in het midden zijner broederen; de HEERE is zijn 108 Deu 18:6 | komt naar alle begeerte zijner ziel, tot de plaats, die 109 Deu 19:12 | 12 Zo zullen de oudsten zijner stad zenden, en nemen hem 110 Deu 20:8 | zijn huis; opdat het hart zijner broederen niet smelte, gelijk 111 Deu 21:17 | want hij is het beginsel zijner kracht, het recht der eerstgeboorte 112 Deu 21:18 | zijns vaders en de stem zijner moeder niet gehoorzaam is; 113 Deu 21:19 | uitbrengen tot de oudsten zijner stad, en tot de poorte zijner 114 Deu 21:19 | zijner stad, en tot de poorte zijner plaats. ~ 115 Deu 21:20 | zullen zeggen tot de oudsten zijner stad: Deze onze zoon is 116 Deu 21:21 | 21 Dan zullen alle lieden zijner stad hem met stenen overwerpen, 117 Deu 25:8 | Dan zullen hem de oudsten zijner stad roepen, en tot hem 118 Deu 26:17 | Zijn rechten, en dat gij Zijner stem zult gehoorzaam zijn. ~ 119 Deu 27:22 | zijns vaders of de dochter zijner moeder! En al het volk zal 120 Deu 28:12 | uw land regen te geven te zijner tijd, en om te zegenen al 121 Deu 28:55 | zal geven van het vlees zijner zonen, die hij eten zal, 122 Deu 30:2 | tot den HEERE, uw God, en Zijner stem gehoorzaam zijn, naar 123 Deu 30:20 | Liefhebbende den HEERE, uw God, Zijner stem gehoorzaam zijnde, 124 Deu 32:9 | volk, Jakob is het snoer Zijner erve. ~ 125 Deu 32:43 | want Hij zal het bloed Zijner knechten wreken; en Hij 126 Deu 33:11 | vermogen, en laat U het werk zijner handen wel bevallen; versla 127 Joz 7:8 | Israel voor het aangezicht zijner vijanden den nek gekeerd 128 Joz 17:3 | dochters; en dit zijn de namen zijner dochteren: Machla en Noa, 129 Joz 17:6 | een erfdeel in het midden zijner zonen; en het land Gilead 130 Joz 25:24 | God, dienen, en wij zullen Zijner stem gehoorzamen. ~ 131 Ric 1:6 | hem, en hieuwen de duimen zijner handen en zijner voeten 132 Ric 1:6 | duimen zijner handen en zijner voeten af. ~ 133 Ric 4:46 | van het rennen, het rennen zijner machtigen. ~ 134 Ric 4:52 | Waarom blijven de gangen zijner wagenen achter? ~ 135 Ric 8:1 | naar Sichem, tot de broeder zijner moeder; en hij sprak tot 136 Ric 8:1 | van het huis van den vader zijner moeder, zeggende: ~ 137 Ric 8:3 | Toen spraken de broeders zijner moeder van hem, voor de 138 Ric 8:16 | gij hem naar de verdienste zijner handen gedaan hebt. ~ 139 Ric 8:18 | hebt Abimelech, een zoon zijner dienstmaagd, koning gemaakt 140 Ric 10:3 | Jeftha voor het aangezicht zijner broederen, en woonde in 141 Rut 1:2 | was Elimelech, en de naam zijner huisvrouw Naomi, en de naam 142 Rut 1:2 | huisvrouw Naomi, en de naam zijner twee zonen Machlon en Chiljon, 143 Rut 4:10 | broederen, en van de poort zijner plaats; gijlieden zijt heden 144 1Sa 2:9 | 9 Hij zal de voeten Zijner gunstgenoten bewaren; maar 145 1Sa 5:4 | Dagon, en de beide palmen zijner handen afgehouwen, aan den 146 1Sa 14:30 | vrijelijk eten van den buit zijner vijanden, dien het gevonden 147 1Sa 14:49 | Malchi-sua; en de namen zijner twee dochteren waren deze: 148 1Sa 16:7 | niet aan, noch de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem 149 1Sa 16:13 | zalfde hem in het midden zijner broederen. En de Geest des 150 1Sa 17:7 | 7 En de schacht zijner spies was als een weversboom, 151 1Sa 17:7 | weversboom, en het lemmer zijner spies was van zeshonderd 152 1Sa 17:13 | in den krijg. De namen nu zijner drie zonen, die in den krijg 153 1Sa 20:17 | had hem lief met de liefde zijner ziel. ~ 154 1Sa 25:2 | en hij was in het scheren zijner schapen te Karmel. ~ 155 1Sa 25:3 | mans was Nabal, en de naam zijner huisvrouw was Abigail; en 156 1Sa 31:12 | van Saul, en de lichamen zijner zonen, van den muur te Beth-San; 157 2Sa 6:20 | ogen van de dienstmaagden zijner dienstknechten heeft ontbloot, 158 2Sa 10:2 | om hem door den dienst zijner knechten te troosten over 159 2Sa 13:2 | tot krank wordens toe, om zijner zuster Thamars wil; want 160 2Sa 14:15 | zal de koning het woord zijner dienstmaagd doen. ~ 161 2Sa 18:19 | gedaan heeft van de hand zijner vijanden. ~ 162 2Sa 21:16 | Rafa was, en het gewicht zijner spies driehonderd gewicht 163 2Sa 21:22 | van David, en door de hand zijner knechten. ~ 164 1Kon 8:37| zijn vijand in het land zijner poorten hem belegeren zal, 165 1Kon 9:19| Libanon, en in het ganse land zijner heerschappij. ~ 166 1Kon 9:22| hoofdlieden, en de oversten zijner wagenen, en zijner ruiteren. ~ 167 1Kon 9:22| oversten zijner wagenen, en zijner ruiteren. ~ 168 1Kon 10:5 | 5 En de spijze zijner tafel, en het zitten zijner 169 1Kon 10:5 | zijner tafel, en het zitten zijner knechten, en het staan zijner 170 1Kon 10:5 | zijner knechten, en het staan zijner dienaren, en hun kledingen, 171 1Kon 11:19| een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw, de zuster van 172 1Kon 14:21| daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische. ~ 173 1Kon 14:31| stad Davids; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische; 174 1Kon 15:2 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter 175 1Kon 15:10| te Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter 176 1Kon 15:18| konings, en gaf ze in de hand zijner knechten; en de koning Asa 177 1Kon 16:7 | verwekkende door het werk zijner handen, omdat hij was gelijk 178 1Kon 20:39| zal uw ziel in de plaats zijner ziel zijn, of gij zult een 179 1Kon 21:11| 11 En de mannen zijner stad, die oudsten en die 180 1Kon 22:42| te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, de dochter 181 2Kon 8:26| te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, de dochter 182 2Kon 9:2 | hem opstaan uit het midden zijner broederen, en breng hem 183 2Kon 9:26| van Naboth, en het bloed zijner zonen, zegt de HEERE, en 184 2Kon 12:1 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba. ~ 185 2Kon 13:1 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba. ~ 186 2Kon 15:2 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan van Jeruzalem. ~ 187 2Kon 16:2 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, van 188 2Kon 16:33| te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, de dochter 189 2Kon 17:13| drankoffer en sprengde het bloed zijner dankofferen op dat altaar. ~ 190 2Kon 18:13| drankoffer en sprengde het bloed zijner dankofferen op dat altaar. ~ 191 2Kon 20:2 | te Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Abi, een dochter 192 2Kon 23:1 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hefzi-bah. ~ 193 2Kon 23:19| te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Mesullemet, een 194 2Kon 23:22| verliet hij den HEERE, den God zijner vaderen, en hij wandelde 195 2Kon 24:1 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jedida, een dochter 196 2Kon 25:31| te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, de dochter 197 2Kon 25:36| te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zebudda, een 198 2Kon 26:2 | gesproken had door den dienst Zijner knechten, de profeten. ~ 199 2Kon 26:8 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Nehusta, een 200 2Kon 26:12| gevangen in het achtste jaar zijner regering. ~ 201 2Kon 26:18| te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een 202 2Kon 27:1 | geschiedde in het negende jaar zijner regering, in de tiende maand, 203 2Kon 27:29| hij veranderde de klederen zijner gevangenis, en hij at geduriglijk 204 1Kro 1:43| zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba. ~ 205 1Kro 1:46| Moab versloeg; en den naam zijner stad was Avith. ~ 206 1Kro 1:50| zijn plaats, en de naam zijner stad was Pahi, en de naam 207 1Kro 1:50| stad was Pahi, en de naam zijner huisvrouw was Mehetabeel, 208 1Kro 8:29| vader van Gibeon; en de naam zijner huisvrouw was Maacha. ~ 209 1Kro 9:35| vader van Gibeon; de naam zijner zuster nu was Maacha. ~ 210 1Kro 10:12| van Saul, en de lichamen zijner zonen, en zij brachten ze 211 1Kro 16:10| 10 Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; dat zich het 212 1Kro 16:12| 12 Gedenkt Zijner wonderwerken, die Hij gedaan 213 1Kro 16:12| wonderwerken, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en de oordelen 214 1Kro 21:8 | van David, en door de hand zijner knechten. ~  ~ 215 1Kro 27:31| hoofd, van de Hebronieten zijner geslachten onder de vaderen; 216 1Kro 29:1 | have en vee des konings en zijner zonen, met de kamerlingen, 217 2Kro 7:28| zijn vijanden in het land zijner poorten hem belegeren zal, 218 2Kro 9:6 | Libanon, en in het ganse land zijner heerschappij. ~ 219 2Kro 9:9 | krijgslieden, en oversten zijner hoofdlieden, en oversten 220 2Kro 9:9 | hoofdlieden, en oversten zijner wagenen en zijner ruiteren); ~ 221 2Kro 9:9 | oversten zijner wagenen en zijner ruiteren); ~ 222 2Kro 9:18| Huram zond hem, door de hand zijner knechten, schepen, mitsgaders 223 2Kro 10:4 | 4 En de spijze zijner tafel, en het zitten zijner 224 2Kro 10:4 | zijner tafel, en het zitten zijner knechten, en het staan zijner 225 2Kro 10:4 | zijner knechten, en het staan zijner dienaren, en hun kledingen, 226 2Kro 13:13| daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naama, een Ammonietische. ~ 227 2Kro 14:2 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Michaja, de dochter 228 2Kro 17:13| het een en veertigste jaar zijner regering. ~ 229 2Kro 18:7 | 7 In het derde jaar nu zijner regering zond hij tot zijn 230 2Kro 21:31| te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, een dochter 231 2Kro 21:33| niet geschikt tot den God zijner vaderen. ~ 232 2Kro 22:10| hij had den HEERE, den God zijner vaderen, verlaten. ~ 233 2Kro 22:17| dan Joahaz, de kleinste zijner zonen. ~ 234 2Kro 22:19| branding, als de branding zijner vaderen. ~ 235 2Kro 22:30| hij had den HEERE, den God zijner vaderen, verlaten. ~ 236 2Kro 22:37| dan Joahaz, de kleinste zijner zonen. ~ 237 2Kro 22:39| branding, als de branding zijner vaderen. ~ 238 2Kro 23:2 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, een 239 2Kro 24:1 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja, van Ber-seba. ~ 240 2Kro 25:1 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan, van 241 2Kro 26:3 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, van 242 2Kro 27:1 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, een dochter 243 2Kro 28:25| verwekte hij den HEERE, zijner vaderen God, tot toorn. ~ 244 2Kro 29:1 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Abia, een dochter 245 2Kro 29:3 | deed in het eerste jaar zijner regering, in de eerste maand, 246 2Kro 29:25| des HEEREN, door de hand Zijner profeten. ~ 247 2Kro 30:6 | van de hand des konings en zijner vorsten, door gans Israel 248 2Kro 30:19| om God den HEERE, den God zijner vaderen, te zoeken, hoewel 249 2Kro 33:12| het aangezicht van den God zijner vaderen, ~ 250 2Kro 34:3 | Want in het achtste jaar zijner regering, toen hij nog een 251 2Kro 34:8 | In het achttiende jaar nu zijner regering als hij het land 252 2Kro 35:24| werd begraven in de graven zijner vaderen; en gans Juda en 253 2Kro 36:24| werd begraven in de graven zijner vaderen; en gans Juda en 254 2Kro 37:15| zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg op zijnde, 255 2Kro 37:18| schatten des konings en zijner vorsten, dit alles voerde 256 Ezra 1:4 | verkeert, dien zullen de lieden zijner plaats bevorderlijk zijn 257 Ezra 6:10| het leven des konings en zijner kinderen. ~ 258 Ezra 7:23| koninkrijk des konings en zijner kinderen? ~ 259 Ezra 7:28| aangezicht des konings en zijner raadsheren, en aller geweldige 260 Neh 4:2 | sprak in de tegenwoordigheid zijner broederen en van het heir 261 Est 1:3 | 3 In het derde jaar zijner regering maakte hij een 262 Est 1:4 | kostelijkheid des sieraads zijner grootheid, vele dagen lang, 263 Est 28:4 | rijkdoms, en de veelheid zijner zonen, en alles, waarin 264 Est 56:2 | 2Al de werken nu zijner macht en zijns gewelds, 265 Est 56:3 | aangenaam bij de menigte zijner broederen, zoekende het 266 Job 1:10 | hij heeft rondom? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, 267 Job 5:26 | gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. ~ 268 Job 14:5 | bestemd zijn, het getal zijner maanden bij U is, en Gij 269 Job 17:5 | vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten. ~ 270 Job 18:7 | 7 De treden zijner macht zullen benauwd worden, 271 Job 18:13 | des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen 272 Job 20:18 | inslokken; naar het vermogen zijner verandering, zo zal hij 273 Job 20:29 | mensen van God, en de erve zijner redenen van God. ~  ~  ~ 274 Job 21:21 | huis hebben, als het getal zijner maanden afgesneden is? ~ 275 Job 21:23 | Deze sterft in de kracht zijner volkomenheid, daar hij gans 276 Job 21:24 | waren vol melk, en het merg zijner benen was bevochtigd. ~ 277 Job 23:6 | Zou Hij naar de grootheid Zijner macht met mij twisten? Neen; 278 Job 23:12 | 12 Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; 279 Job 25:3 | 3Is er een getal Zijner benden? En over wien staat 280 Job 26:14 | zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein 281 Job 26:14 | Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan? ~  ~  ~ 282 Job 31:39 | zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen hijgen; ~ 283 Job 33:19 | leger, en de sterke menigte zijner beenderen; ~ 284 Job 33:25 | jeugd; hij zal tot de dagen zijner jonkheid wederkeren. ~ 285 Job 34:19 | kent? Want zij zijn allen Zijner handen werk. ~ 286 Job 34:27 | afgeweken zijn, en geen Zijner wegen verstaan hebben; ~ 287 Job 34:36 | worden tot het einde toe, om zijner antwoorden wil onder de 288 Job 36:26 | onderzoeking van het getal Zijner jaren. ~ 289 Job 36:29 | wolken, en de krakingen Zijner hutte? ~ 290 Job 36:35 | met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat 291 Job 36:37 | Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die 292 Job 36:39 | dan is er de plasregen Zijner sterke regenen. ~ 293 Job 36:48 | orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? ~ 294 Job 39:12 | als een ceder; de zenuwen zijner schaamte zijn doorvlochten. ~ 295 Job 40:3 | verzwijgen, noch het verhaal zijner sterkte, noch de bevalligheid 296 Job 40:3 | sterkte, noch de bevalligheid zijner gestaltenis. ~ 297 Job 40:9 | 9 Elk een zijner niezingen doet een licht 298 Job 40:16 | schromen de sterken; om zijner doorbrekingen wille ontzondigen 299 Job 41:16 | kinderen, en de kinderen zijner kinderen, tot in vier geslachten. ~ 300 Psa 3:5 | verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. Sela. ~ 301 Psa 8:5 | Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des 302 Psa 9:17 | is verstrikt in het werk zijner handen! Higgajon, Sela. ~ 303 Psa 10:3 | goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, 304 Psa 11:4 | 4De HEERE is in het paleis Zijner heiligheid, des HEEREN troon 305 Psa 19:2 | het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. ~ 306 Psa 20:7 | Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil Zijner 307 Psa 20:7 | Zijner heiligheid; het heil Zijner rechterhand zal zijn met 308 Psa 21:3 | gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd. 309 Psa 24:3 | wie zal staan in de plaats Zijner heiligheid? ~ 310 Psa 27:5 | verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op 311 Psa 28:5 | HEEREN, noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken 312 Psa 30:5 | zegt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid. ~ 313 Psa 33:21 | verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid vertrouwen. ~ 314 Psa 34:21 | verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid vertrouwen. ~ 315 Psa 35:23 | De HEERE verlost de ziel Zijner knechten; en allen, die 316 Psa 42:3 | Geef hem ook niet over in zijner vijanden begeerte. ~ 317 Psa 47:9 | heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid. ~ 318 Psa 48:2 | onzes Gods, op den berg Zijner heiligheid. ~ 319 Psa 68:6 | weduwen; God, in de woonstede Zijner heiligheid. ~ 320 Psa 68:22 | Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen 321 Psa 69:37 | 37 En het zaad Zijner knechten zal haar beerven; 322 Psa 72:19 | 19 En geloofd zij de Naam Zijner heerlijkheid tot in eeuwigheid; 323 Psa 78:54 | bracht hen tot de landpale Zijner heiligheid, tot dezen berg, 324 Psa 78:72 | een zeer verstandig beleid zijner handen. ~ 325 Psa 85:14 | zal ze zetten op den weg Zijner voetstappen. ~  ~  ~ 326 Psa 89:43 | Gij hebt de rechterhand zijner wederpartijders verhoogd; 327 Psa 89:46 | 46 Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort; Gij hebt 328 Psa 95:7 | God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner 329 Psa 95:7 | Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn 330 Psa 97:10 | kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten; Hij redt hen 331 Psa 97:12 | spreekt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid. ~  ~ 332 Psa 98:1 | Zijn rechterhand, en de arm Zijner heiligheid, heeft Hem heil 333 Psa 98:3 | 3Hij is gedachtig geweest Zijner goedertierenheid, en Zijner 334 Psa 98:3 | Zijner goedertierenheid, en Zijner waarheid aan het huis Israels; 335 Psa 99:5 | u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig! ~ 336 Psa 99:9 | en buigt u voor den berg Zijner heiligheid; want de HEERE, 337 Psa 100:3 | Zijn volk en de schapen Zijner weide. ~ 338 Psa 103:22 | werken! aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Loof den HEERE, 339 Psa 104:27 | hun hun spijze geeft te zijner tijd. ~ 340 Psa 105:3 | 3 Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, 341 Psa 105:5 | 5 Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan 342 Psa 105:5 | wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen 343 Psa 105:27 | deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken 344 Psa 106:45 | berouwde Hem naar de veelheid Zijner goedertierenheden. ~ 345 Psa 109:14 | 14 De ongerechtigheid zijner vaderen worde gedacht bij 346 Psa 109:14 | bij den HEERE, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd. ~ 347 Psa 111:6 | Caph. Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend 348 Psa 111:7 | 7 Mem. De werken Zijner handen zijn waarheid en 349 Psa 116:15 | ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten. ~ 350 Psa 132:7 | nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten. ~ 351 Psa 133:2 | nederdaalt tot op den zoom zijner klederen. ~ 352 Psa 145:15 | Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd. ~ 353 Psa 148:14 | volks verhoogd, den roem al Zijner gunstgenoten, der kinderen 354 Psa 149:1 | Zijn lof zij in de gemeente Zijner gunstgenoten. ~ 355 Psa 150:1 | looft Hem in het uitspansel Zijner sterkte! ~ 356 Psa 150:2 | naar de menigvuldigheid Zijner grootheid! ~ 357 Spre 2:8 | houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren. ~ 358 Spre 5:22| vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden 359 Spre 5:23| geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.   ~ 360 Spre 10:1 | vader; maar een zot zoon is zijner moeder droefheid. ~ 361 Spre 10:15| rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der 362 Spre 13:22| 22      De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; 363 Spre 13:25| rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der 364 Spre 17:8 | Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; 365 Spre 18:7 | en zijn lippen een strik zijner ziel. ~ 366 Spre 18:11| Des rijken goed is de stad zijner sterkte, en als een verheven 367 Spre 18:20| verzadigd worden van de inkomst zijner lippen. ~ 368 Spre 22:8 | moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid zal een einde 369 Spre 23:3 | Laat u niet gelusten zijner smakelijke spijzen, want 370 Spre 27:16| wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept. ~ 371 Spre 31:7 | zijn armoede vergete, en zijner moeite niet meer gedenke. ~ 372 Pred 5:14| hij voortgekomen is uit zijner moeders buik, alzo zal hij 373 Pred 6:3 | jaren leefde, zodat de dagen zijner jaren veel waren, doch zijn 374 Pred 6:12| der dagen van het leven zijner ijdelheid, welke hij doorbrengt 375 Hoo 3:11 | moeder kroonde op den dag Zijner bruiloft, en op den dag 376 Jes 2:10 | HEEREN, en om de heerlijkheid Zijner majesteit. ~ 377 Jes 2:19 | vanwege de heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij Zich      378 Jes 2:21 | vanwege de heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij Zich 379 Jes 3:8 | den HEERE zijn, om de ogen Zijner heerlijkheid te verbitteren. ~ 380 Jes 3:11 | gaan, want de vergelding zijner handen zal hem geschieden. ~ 381 Jes 5:7 | van Juda zijn een plant Zijner verlustigingen; en Hij heeft 382 Jes 5:12 | zien niet op het maaksel Zijner handen. ~ 383 Jes 5:27 | noch slapen, noch de gordel zijner lendenen ontbonden worden, 384 Jes 5:27 | worden, noch de schoenriem zijner      schoenen afgescheurd 385 Jes 8:8 | reiken; en de uitstrekkingen zijner vleugelen zullen vervullen 386 Jes 10:12 | de pracht van de hoogheid zijner ogen. ~ 387 Jes 11:3 | Hij zal naar het gezicht Zijner ogen niet richten; Hij zal 388 Jes 11:3 | zal ook naar het gehoor Zijner oren niet bestraffen. ~ 389 Jes 11:4 | monds, en met      den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze 390 Jes 11:5 | gerechtigheid zal de gordel Zijner lendenen zijn; ook zal de 391 Jes 11:5 | zal de waarheid de gordel Zijner lendenen zijn. ~ 392 Jes 13:5 | HEERE en de instrumenten Zijner gramschap, om dat ganse 393 Jes 17:8 | aanschouwen de altaren, het werk zijner handen, ook hetgeen zijn 394 Jes 19:13 | tot den uitersten hoek zijner stammen. ~ 395 Jes 29:14 | wonderbaarlijk; want de wijsheid zijner wijzen zal vergaan, en het 396 Jes 29:14 | vergaan, en het verstand zijner verstandigen zal zich      397 Jes 40:26 | roept, vanwege de grootheid Zijner krachten, en      omdat 398 Jes 42:21 | HEERE had lust aan hem, om Zijner gerechtigheid wil; Hij maakte 399 Jes 44:26 | knechts bevestigt, en den raad Zijner boden volbrengt; Die tot 400 Jes 49:2 | zwaard, onder de schaduw Zijner hand heeft Hij Mij bedekt; 401 Jes 51:17 | hand des HEEREN den beker Zijner grimmigheid; den droesem 402 Jes 53:7 | voor het aangezicht      zijner scheerders, alzo deed Hij 403 Jes 53:11 | 11      Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, en 404 Jes 55:7 | den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onzen 405 Jes 56:7 | den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onzen 406 Jes 61:22 | de HEERE, zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen. ~  ~ 407 Jes 63:8 | rechterhand, en bij den arm Zijner sterkte: indien Ik uw koren 408 Jes 64:7 | barmhartigheden, en naar de veelheid Zijner goedertierenheden. ~ 409 Jes 64:11 | opgebracht heeft, met de herders Zijner kudde? Waar is Hij, Die 410 Jes 64:12 | 12      Die den arm Zijner heerlijkheid heeft doen 411 Jer 1:2 | Juda, in het dertiende jaar zijner regering. ~ 412 Jer 2:3 | heiligheid, de eerstelingen Zijner inkomste; allen, die hem 413 Jer 7:29 | HEERE heeft het geslacht Zijner verbolgenheid verworpen 414 Jer 8:16 | Dan af wordt het gesnuif zijner paarden gehoord; het ganse 415 Jer 8:16 | het geluid der briesingen zijner sterken; en zij komen daarhenen, 416 Jer 10:16 | alles, en Israel is de roede Zijner erfenis; HEERE der heirscharen 417 Jer 17:10 | zijn wegen, naar de vrucht zijner handelingen. ~ 418 Jer 17:11 | niet met recht; in de helft zijner dagen zal hij dien moeten 419 Jer 18:18 | niet luisteren naar enige zijner woorden! ~ 420 Jer 20:9 | Dies zeide ik: Ik zal Zijner niet gedenken, en niet meer 421 Jer 22:10 | wederkomen, dat hij het land zijner geboorte zie. ~ 422 Jer 23:9 | HEERE, en vanwege de woorden Zijner heiligheid. ~ 423 Jer 25:30 | verheffen uit de woning Zijner heiligheid; Hij zal      424 Jer 31:20 | over      hem; Ik zal Mij zijner zekerlijk ontfermen, spreekt 425 Jer 32:19 | wegen, en naar de vrucht zijner      handelingen. ~ 426 Jer 34:1 | die onder de heerschappij zijner      hand waren, en al de 427 Jer 40:3 | gezondigd tegen den HEERE, en Zijner stem niet gehoorzaamd; daarom 428 Jer 44:30 | Egypte, geven in de hand zijner vijanden, en in de hand 429 Jer 46:26 | van Babel, en in de hand zijner knechten. Maar daarna zal 430 Jer 47:3 | het geklater der hoeven zijner sterke paarden, vanwege 431 Jer 47:3 | paarden, vanwege het geraas zijner wagenen, en het bulderen 432 Jer 47:3 | wagenen, en het bulderen zijner raderen; de vaders zien 433 Jer 48:15 | steden opgegaan, en de keur zijner jongelingen is ter slachting 434 Jer 50:25 | opengedaan, en de instrumenten Zijner gramschap voortgebracht; 435 Jer 51:19 | alles, en Israel is de roede Zijner erfenis; HEERE der heirscharen 436 Jer 51:59 | in het vierde jaar      zijner regering; en Seraja was 437 Jer 52:1 | te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een 438 Jer 52:4 | geschiedde in het negende jaar zijner regering, in de tiende maand, 439 Jer 52:33 | hij veranderde de klederen zijner gevangenis; en hij at geduriglijk 440 Klaa 1:23| heeft aan de voetbank      Zijner voeten niet gedacht in den 441 Klaa 1:45| gezien heeft door de roede Zijner verbolgenheid. ~ 442 Klaa 1:76| ontfermen, naar de grootheid Zijner goedertierenheden. ~ 443 Eze 1:27 | daarbinnen, van de gedaante Zijner lenden en opwaarts; en van 444 Eze 1:27 | opwaarts; en van de gedaante Zijner lenden en nederwaarts,      445 Eze 8:2 | van vuur; van de gedaante Zijner lenden en nederwaarts was 446 Eze 14:4 | hart opzet, en den aanstoot zijner      ongerechtigheid recht 447 Eze 14:4 | antwoorden naar de menigte zijner drekgoden; ~ 448 Eze 14:7 | stelt den aanstoot      zijner ongerechtigheid recht voor 449 Eze 17:7 | bevochtigen zou naar de bedden zijner planting toe. ~ 450 Eze 17:22 | zetten zal; van het opperste zijner jonge takjes zal Ik een 451 Eze 17:23 | allerlei vleugel; in de schaduw zijner takken zullen zij wonen. ~ 452 Eze 18:18 | niet goed was in het midden zijner volken; ziet daar, hij zal      453 Eze 19:7 | ontzet werd van de stem zijner brulling. ~ 454 Eze 19:11 | zijn hoogte, met de menigte zijner      takken. ~ 455 Eze 19:14 | uitgegaan uit een roede zijner ranken, dat zijn vrucht 456 Eze 20:7 | ieder werpe de verfoeiselen zijner ogen weg; en verontreinigt 457 Eze 20:8 | niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, noch verliet de 458 Eze 26:10 | Vanwege de menigte zijner paarden zal u derzelver 459 Eze 26:11 | Hij zal met de hoeven zijner paarden al uw straten vertreden; 460 Eze 29:3 | zeedraak, die in het midden zijner rivieren ligt; die daar 461 Eze 31:7 | grootheid en in de lengte zijner takken, omdat zijn wortel 462 Eze 31:9 | gemaakt door de veelheid zijner takken, dat alle bomen van 463 Eze 33:12 | hem niet redden ten dage zijner overtreding; en aangaande 464 Eze 33:28 | stellen, en de hovaardij zijner sterkte zal ophouden; en 465 Eze 34:12 | dage als hij in het midden zijner verspreide schapen is, alzo 466 Eze 46:5 | het spijsoffer een gave zijner hand zijn; en olie, een 467 Eze 46:11 | tot de lammeren, een gave zijner hand; en olie, een hin      468 Dan 1:3 | tot Aspenaz, den overste zijner kamerlingen, dat hij voorbrengen 469 Dan 5:6 | verschrikten hem; en de banden zijner lendenen werden los, en 470 Dan 5:10 | deze woorden des konings en zijner geweldigen, ging de koningin 471 Dan 6:18 | zijn ring, en met den ring zijner geweldigen, opdat de wil 472 Dan 8:6 | hem aan in de grimmigheid zijner kracht. ~ 473 Dan 9:2 | In het eerste jaar zijner regering, merkte ik, Daniel, 474 Dan 9:14 | gedaan heeft, dewijl      wij Zijner stem niet gehoorzaamden. ~ 475 Dan 10:6 | gepolijst koper; en de stem Zijner woorden was gelijk de stem 476 Dan 10:9 | En ik hoorde de stem Zijner woorden; en toen ik de stem 477 Dan 10:9 | woorden; en toen ik de stem Zijner woorden hoorde, zo viel 478 Dan 11:24 | zijn vaders, of de vaders zijner vaderen, niet gedaan hebben; 479 Dan 11:26 | 26      En die de stukken zijner spijze zullen eten, zullen 480 Dan 11:37 | 37      En op de goden zijner vaderen zal hij geen acht 481 Hos 10:1 | zich; maar naar de veelheid zijner vrucht heeft hij de altaren 482 Oba 1:12 | dag uws broeders, den dag zijner vervreemding; noch u verblijd 483 Jona 3:7 | uit bevel des konings en zijner groten, zeggende: Laat mens 484 Jona 4:8 | amechtig werd; en hij wenste zijner ziel te mogen      sterven, 485 Mic 1:2 | de Heere uit den tempel Zijner heiligheid. ~ 486 Mic 5:2 | dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met 487 Mic 7:3 | grote spreekt de verderving zijner ziel, en zij draaien ze 488 Mic 7:13 | worden tot een verwoesting, zijner inwoners halve, vanwege 489 Mic 7:18 | overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Hij 490 Nah 1:3 | wolken zijn het stof      Zijner voeten. ~ 491 Nah 2:3 | 3      De schilden zijner helden zijn rood gemaakt, 492 Zac 10:3 | stellen, gelijk het paard Zijner majesteit in den strijd. ~ 493 Mal 2:15 | handele tegen de huisvrouw zijner jeugd. ~ 494 Mal 3:2 | Maar wie zal den dag Zijner toekomst verdragen, en wie 495 Matt 5:35| omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, 496 Matt 16:26| gewint, en lijdt schade zijner ziel? Of wat zal een mens 497 Matt 18:28| uitgaande, heeft gevonden een zijner mededienstknechten, die 498 Matt 19:28| gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid, dat gij ook 499 Matt 25:31| Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. ~ 500 Mark 1:7 | nederbukkende, den riem Zijner schoenen te ontbinden. ~


1-500 | 501-570

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License