Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hesbons 1
hesed 1
hesmon 1
het 18165
heten 15
hetgeen 368
hetgene 3
Frequency    [«  »]
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den

Bijbel

IntraText - Concordances

het

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

      Book Chapter: Verse
4501 Joz 11:21 | Debir, van Anab, en van het ganse gebergte van Juda, 4502 Joz 11:21 | gebergte van Juda, en van het ganse gebergte van Israel; 4503 Joz 11:22 | van de Enakieten over in het land der kinderen Israels; 4504 Joz 11:23 | gesproken had; en Jozua gaf het Israel ten erve, naar hun 4505 Joz 11:23 | afdelingen, naar hun stammen. En het land rustte van den krijg. ~ 4506 Joz 12:1 | tot den berg Hermon, en het ganse vlakke veld tegen 4507 Joz 12:1 | ganse vlakke veld tegen het oosten: ~ 4508 Joz 12:2 | der beek Arnon is, en over het midden der beek en de helft 4509 Joz 12:3 | 3 En over het vlakke veld tot aan de zee 4510 Joz 12:3 | zee van Cinneroth tegen het oosten, en tot aan de zee 4511 Joz 12:3 | velds, de Zoutzee, tegen het oosten, op den weg naar 4512 Joz 12:3 | naar Beth-Jesimoth; en van het zuiden beneden Asdoth-Pisga. ~ 4513 Joz 12:4 | koning van Bazan, die van het overblijfsel der reuzen 4514 Joz 12:7 | zijde van de Jordaan tegen het westen, van Baal-Gad aan, 4515 Joz 12:7 | westen, van Baal-Gad aan, in het dal van den Libanon, en 4516 Joz 12:7 | Seir opgaat; en Jozua gaf het aan de stammen Israels tot 4517 Joz 12:8 | 8 Wat op het gebergte, en in de laagte, 4518 Joz 12:8 | en in de laagte, en in het vlakke veld, en in de aflopingen 4519 Joz 12:8 | in de woestijn, en tegen het zuiden was: de Hethieten, 4520 Joz 13:2 | 2 Dit is het land, dat overgebleven is; 4521 Joz 13:2 | grenzen der Filistijnen en het ganse Gesuri. ~ 4522 Joz 13:3 | landpale van Ekron tegen het noorden, dat den Kanaanieten 4523 Joz 13:4 | 4 Van het zuiden, het ganse land der 4524 Joz 13:4 | 4 Van het zuiden, het ganse land der Kanaanieten, 4525 Joz 13:5 | 5 Daartoe het land der Giblieten, en de 4526 Joz 13:6 | 6 Allen, die op het gebergte wonen van den Libanon 4527 Joz 13:6 | Ik zal hen verdrijven van het aangezicht der kinderen 4528 Joz 13:6 | Israels; alleenlijk maak, dat het Israel ten erfdeel valle, 4529 Joz 13:8 | zijde van de Jordaan tegen het oosten, gelijk als Mozes, 4530 Joz 13:9 | Arnon is, en de stad, die in het midden der beek is, en al 4531 Joz 13:9 | midden der beek is, en al het vlakke land van Medeba tot 4532 Joz 13:12 | 12 Het ganse koninkrijk van Og, 4533 Joz 13:12 | deze is overig gebleven uit het overblijfsel der reuzen, 4534 Joz 13:13 | Gezur en Maachath woonden in het midden van Israel tot op 4535 Joz 13:16 | Arnon is, en de stad, die in het midden der beek is, en al 4536 Joz 13:16 | midden der beek is, en al het vlakke land tot Medeba toe: ~ 4537 Joz 13:17 | en al haar steden, die in het vlakke land zijn, Dibon, 4538 Joz 13:21 | steden des vlakken lands, en het ganse koninkrijk van Sihon, 4539 Joz 13:22 | de kinderen Israels met het zwaard gedood Bileam, den 4540 Joz 13:23 | derzelver landpale; dat is het erfdeel der kinderen van 4541 Joz 13:25 | de steden van Gilead, en het halve land der kinderen 4542 Joz 13:27 | 27 En in het dal, Beth-haram, en Beth-nimra, 4543 Joz 13:27 | Zefon, wat over was van het koninkrijk van Sihon, den 4544 Joz 13:27 | en haar landpale, tot aan het einde der zee van Cinnereth, 4545 Joz 13:27 | over de Jordaan, tegen het oosten. ~ 4546 Joz 13:28 | 28 Dit is het erfdeel der kinderen van 4547 Joz 13:30 | landpale was van Mahanaim af, het ganse Bazan, het ganse koninkrijk 4548 Joz 13:30 | Mahanaim af, het ganse Bazan, het ganse koninkrijk van Og, 4549 Joz 13:31 | 31 En het halve Gilead, en Astharoth, 4550 Joz 13:32 | 32 Dat is het, wat Mozes ten erve uitgedeeld 4551 Joz 13:32 | Jordaan van Jericho, tegen het oosten. ~ 4552 Joz 14:1 | Israels geerfd hebben in het land Kanaan; hetwelk de 4553 Joz 14:2 | 2 Door het lot hunner erfenis, gelijk 4554 Joz 14:4 | Levieten gaven zij geen deel in het land, maar steden om te 4555 Joz 14:5 | Israels, en zij deelden het land. ~ 4556 Joz 14:6 | zeide tot hem: Gij weet het woord, dat de HEERE tot 4557 Joz 14:7 | heeft van Kades-Barnea, om het land te verspieden, en ik 4558 Joz 14:7 | antwoord bracht, gelijk als het in mijn hart was. ~ 4559 Joz 14:8 | mij opgegaan waren, deden het hart des volks smelten; 4560 Joz 14:9 | dage, zeggende: Indien niet het land, waarop uw voet getreden 4561 Joz 14:10 | zie, de HEERE heeft mij in het leven behouden, gelijk als 4562 Joz 14:10 | als Hij gesproken heeft; het zijn nu vijf en veertig 4563 Joz 14:12 | gesproken heeft; want gij hebt het te dienzelven dage gehoord, 4564 Joz 14:15 | is onder de Enakieten. En het land rustte van den krijg. ~  ~ 4565 Joz 15:1 | 1 En het lot voor den stam der kinderen 4566 Joz 15:1 | woestijn Zin, zuidwaarts, was het uiterste tegen het zuiden; ~ 4567 Joz 15:1 | was het uiterste tegen het zuiden; ~ 4568 Joz 15:2 | Zodat hun landpale, tegen het zuiden, het uiterste van 4569 Joz 15:2 | landpale, tegen het zuiden, het uiterste van de Zoutzee 4570 Joz 15:2 | van de tong af, die tegen het zuiden ziet; ~ 4571 Joz 15:3 | 3 En zij gaat uit naar het zuiden tot den opgang van 4572 Joz 15:3 | naar Zin, en gaat op van het zuiden naar Kades-Barnea, 4573 Joz 15:4 | Dit zal uw landpale tegen het zuiden zijn. ~ 4574 Joz 15:5 | 5 De landpale nu tegen het oosten zal de Zoutzee zijn, 4575 Joz 15:5 | de Zoutzee zijn, tot aan het uiterste van de Jordaan; 4576 Joz 15:5 | landpale, aan de zijde tegen het noorden, zal zijn van de 4577 Joz 15:5 | van de tong der zee, van het uiterste van de Jordaan. ~ 4578 Joz 15:6 | Beth-hogla, en zal doorgaan van het noorden naar Beth-araba; 4579 Joz 15:7 | landpale opgaan naar Debir, van het dal van Achor, en zal noordwaarts 4580 Joz 15:7 | van Adummim is, die aan het zuiden der beek is. Daarna 4581 Joz 15:7 | deze landpale doorgaan tot het water van En-semes, en haar 4582 Joz 15:8 | landpale zal opgaan door het dal van den zoon van Hinnom, 4583 Joz 15:8 | zijde van den Jebusiet van het zuiden, dezelve is Jeruzalem; 4584 Joz 15:8 | van den berg, die voor aan het dal van Hinnom is, westwaarts, 4585 Joz 15:8 | westwaarts, hetwelk in het uiterste van het dal der 4586 Joz 15:8 | hetwelk in het uiterste van het dal der Refaieten is, tegen 4587 Joz 15:8 | der Refaieten is, tegen het noorden. ~ 4588 Joz 15:9 | uitgaan tot de steden van het gebergte Efron. Verder zal 4589 Joz 15:10 | zich omkeren Baala tegen het westen, naar het gebergte 4590 Joz 15:10 | Baala tegen het westen, naar het gebergte Seir, en zal doorgaan 4591 Joz 15:10 | van den berg Jearim van het noorden; deze is Chesalon; 4592 Joz 15:12 | 12 De landpale nu tegen het westen zal zijn tot de grote 4593 Joz 15:13 | hij een deel gegeven in het midden der kinderen van 4594 Joz 15:18 | 18 En het geschiedde, als zij tot 4595 Joz 15:20 | 20 Dit is het erfdeel van den stam der 4596 Joz 15:21 | 21 De steden nu, van het uiterste van den stam der 4597 Joz 15:21 | landpale van Edom, tegen het zuiden, zijn: Kabzeel, en 4598 Joz 15:48 | 48 Op het gebergte nu: Samir, en Jatthir, 4599 Joz 16:1 | 1 Daarna kwam het lot der kinderen van Jozef 4600 Joz 16:1 | Jordaan bij Jericho, aan het water van Jericho, oostwaarts, 4601 Joz 16:1 | opgaande van Jericho, door het gebergte Beth-El; ~ 4602 Joz 16:2 | 2 En het komt van Beth-El uit naar 4603 Joz 16:2 | Beth-El uit naar Luz; en het gaat door tot de landpale 4604 Joz 16:3 | 3 En het gaat af tegen het westen 4605 Joz 16:3 | 3 En het gaat af tegen het westen naar de landpale 4606 Joz 16:3 | tot aan de landpale van het benedenste Beth-horon, en 4607 Joz 16:5 | oostwaarts Atroth-Addar tot aan het bovenste Beth-Horon. ~ 4608 Joz 16:6 | landpale gaat uit tegen het westen bij Michmetath, van 4609 Joz 16:6 | westen bij Michmetath, van het noorden, en deze landpale 4610 Joz 16:6 | landpale keert zich om tegen het oosten naar Thaanath-Silo, 4611 Joz 16:6 | en gaat door dezelve van het oosten naar Janoah; ~ 4612 Joz 16:8 | zijn aan de zee. Dit is het erfdeel van den stam der 4613 Joz 16:9 | kinderen van Efraim, waren in het midden van het erfdeel der 4614 Joz 16:9 | waren in het midden van het erfdeel der kinderen van 4615 Joz 16:10 | woonden die Kanaanieten in het midden der Efraimieten tot 4616 Joz 17:4 | Dezen dan traden toe voor het aangezicht van Eleazar, 4617 Joz 17:4 | Eleazar, den priester, en voor het aangezicht van Jozua, den 4618 Joz 17:4 | den zoon van Nun, en voor het aangezicht der oversten, 4619 Joz 17:4 | een erfdeel geven zou in het midden onzer broederen. 4620 Joz 17:4 | des HEEREN, een erfdeel in het midden der broederen van 4621 Joz 17:5 | tien snoeren toe, behalve het land Gilead en Bazan, dat 4622 Joz 17:6 | Manasse erfden een erfdeel in het midden zijner zonen; en 4623 Joz 17:6 | midden zijner zonen; en het land Gilead hadden de overgebleven 4624 Joz 17:8 | 8 Manasse had wel het land van Tappuah, maar Tappuah 4625 Joz 17:9 | naar de beek Kana tegen het zuiden der beek. Deze steden 4626 Joz 17:9 | steden zijn van Efraim in het midden der steden van Manasse; 4627 Joz 17:9 | landpale van Manasse is aan het noorden der beek, en haar 4628 Joz 17:10 | 10 Het was van Efraim tegen het 4629 Joz 17:10 | Het was van Efraim tegen het zuiden, en tegen het noorden 4630 Joz 17:10 | tegen het zuiden, en tegen het noorden was het van Manasse, 4631 Joz 17:10 | en tegen het noorden was het van Manasse, en de zee was 4632 Joz 17:10 | was zijn landpale; en aan het noorden stieten zij aan 4633 Joz 17:10 | stieten zij aan Aser, en aan het oosten aan Issaschar. ~ 4634 Joz 17:13 | 13 En het geschiedde, als de kinderen 4635 Joz 17:15 | volk zijt, zo ga op naar het woud, en houw daar voor 4636 Joz 17:15 | en houw daar voor u af in het land der Ferezieten en der 4637 Joz 17:15 | der Refaieten, dewijl u het gebergte van Efraim te eng 4638 Joz 17:16 | alle Kanaanieten, die in het land des dals wonen, bij 4639 Joz 17:16 | onderhorige plaatsen, en die in het dal van Jizreel zijn. ~ 4640 Joz 17:17 | 17 Verder sprak Jozua tot het huis van Jozef, tot Efraim 4641 Joz 17:18 | 18 Maar het gebergte zal het uwe zijn; 4642 Joz 17:18 | 18 Maar het gebergte zal het uwe zijn; en dewijl het 4643 Joz 17:18 | het uwe zijn; en dewijl het een woud is, zo houw het 4644 Joz 17:18 | het een woud is, zo houw het af, zo zullen zijn uitgangen 4645 Joz 18:1 | tent der samenkomst, nadat het land voor hen onderworpen 4646 Joz 18:3 | slap, om voort te gaan, om het land te beerven, hetwelk 4647 Joz 18:4 | en zij zich opmaken, en het land doorwandelen, en beschrijven 4648 Joz 18:5 | 5 Zij nu zullen het delen in zeven delen; Juda 4649 Joz 18:5 | blijven op zijn landpale van het zuiden, en het huis van 4650 Joz 18:5 | landpale van het zuiden, en het huis van Jozef zal blijven 4651 Joz 18:5 | blijven op zijn landpale van het noorden. ~ 4652 Joz 18:6 | 6 En gijlieden zult het land beschrijven in zeven 4653 Joz 18:6 | brengen, dat ik voor ulieden het lot hier werpe voor het 4654 Joz 18:6 | het lot hier werpe voor het aangezicht des HEEREN, onzes 4655 Joz 18:7 | Levieten hebben geen deel in het midden van ulieden; maar 4656 Joz 18:7 | midden van ulieden; maar het priesterdom des HEEREN is 4657 Joz 18:8 | gebood hun, die heengingen om het land te beschrijven, zeggende: 4658 Joz 18:8 | zeggende: Gaat, en doorwandelt het land, en beschrijft het; 4659 Joz 18:8 | het land, en beschrijft het; komt dan weder tot mij, 4660 Joz 18:8 | zo zal ik ulieden hier het lot werpen, voor het aangezicht 4661 Joz 18:8 | hier het lot werpen, voor het aangezicht des HEEREN, te 4662 Joz 18:9 | dan gingen heen, en togen het land door en beschreven 4663 Joz 18:9 | land door en beschreven het, naar de steden, in zeven 4664 Joz 18:9 | kwamen weder tot Jozua in het leger te Silo. ~ 4665 Joz 18:10 | 10 Toen wierp Jozua het lot voor hen te Silo, voor 4666 Joz 18:10 | lot voor hen te Silo, voor het aangezicht des HEEREN. En 4667 Joz 18:10 | aldaar den kinderen Israels het land, naar hun afdelingen. ~ 4668 Joz 18:11 | 11 En het lot van den stam der kinderen 4669 Joz 18:12 | de zijde van Jericho van het noorden, en gaat op door 4670 Joz 18:12 | noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en 4671 Joz 18:13 | die aan de zuidzijde van het benedenste Beth-Horon is. ~ 4672 Joz 18:15 | hoek nu ten zuiden is aan het uiterste van Kirjath-Jearim; 4673 Joz 18:16 | landpale gaat af tot aan het uiterste des bergs, die 4674 Joz 18:16 | des bergs, die tegenover het dal van den zoon van Hinnom 4675 Joz 18:16 | zoon van Hinnom is, die in het dat der Refaiten is tegen 4676 Joz 18:16 | dat der Refaiten is tegen het noorden; en gaat af door 4677 Joz 18:16 | noorden; en gaat af door het dal van Hinnom, aan de zijde 4678 Joz 18:17 | 17 En strekt zich van het noorden, en gaat uit te 4679 Joz 18:18 | zijde tegenover Araba naar het noorden, en gaat af te Araba. ~ 4680 Joz 18:19 | Zoutzee noordwaarts, aan het uiterste van de Jordaan 4681 Joz 18:20 | bepaalt haar aan den hoek naar het oosten. Dit is het erfdeel 4682 Joz 18:20 | naar het oosten. Dit is het erfdeel der kinderen van 4683 Joz 18:28 | mitsgaders haar dorpen. Dit is het erfdeel der kinderen van 4684 Joz 19:1 | 1 Daarna ging het tweede lot uit voor Simeon, 4685 Joz 19:1 | huisgezinnen; en hun erfdeel was in het midden van het erfdeel der 4686 Joz 19:1 | erfdeel was in het midden van het erfdeel der kinderen van 4687 Joz 19:8 | Baalath-Beer, dat is Ramath tegen het zuiden. Dit is het erfdeel 4688 Joz 19:8 | tegen het zuiden. Dit is het erfdeel van den stam der 4689 Joz 19:9 | 9 Het erfdeel der kinderen van 4690 Joz 19:9 | kinderen van Simeon is onder het snoer der kinderen van Juda; 4691 Joz 19:9 | kinderen van Juda; want het erfdeel der kinderen van 4692 Joz 19:9 | de kinderen van Simeon in het midden van hun erfdeel. ~ 4693 Joz 19:10 | 10 Daarna kwam het derde lot op voor de kinderen 4694 Joz 19:11 | landpale gaat opwaarts naar het westen en Mar-ala, en reikt 4695 Joz 19:14 | landpale keert zich om tegen het noorden naar Hannathon, 4696 Joz 19:14 | en haar uitgangen zijn het dal van Jiftah-El. ~ 4697 Joz 19:16 | 16 Dit is het erfdeel der kinderen van 4698 Joz 19:17 | 17 Het vierde lot ging uit voor 4699 Joz 19:23 | 23 Dit is het erfdeel van den stam der 4700 Joz 19:24 | 24 Toen ging het vijfde lot voor den stam 4701 Joz 19:27 | reikt aan Zebulon, en aan het dal Jiftha-El noordwaarts 4702 Joz 19:29 | uitgangen zijn aan de zee, van het landsnoer strekkende naar 4703 Joz 19:31 | 31 Dit is het erfdeel van den stam der 4704 Joz 19:32 | 32 Het zesde lot ging uit voor 4705 Joz 19:34 | reikt aan Zebulon tegen het zuiden, en aan Aser reikt 4706 Joz 19:34 | aan Aser reikt zij tegen het westen, en aan Juda aan 4707 Joz 19:39 | 39 Dit is het erfdeel van den stam der 4708 Joz 19:40 | 40 Het zevende lot ging uit voor 4709 Joz 19:48 | 48 Dit is het erfdeel van de stam der 4710 Joz 19:49 | zij nu geeindigd hadden het land erfelijk te delen, 4711 Joz 19:49 | van Nun, een erfdeel in het midden van hen. ~ 4712 Joz 19:50 | begeerde, Thimnath-Serah, op het gebergte van Efraim; en 4713 Joz 19:51 | vaderen van de stammen, door het lot aan de kinderen Israels 4714 Joz 19:51 | uitdeelden te Silo, voor het aangezicht des HEEREN, aan 4715 Joz 19:51 | maakten zij een einde van het uitdelen des lands. ~  ~  ~ ~ 4716 Joz 20:6 | wonen, totdat hij sta voor het aangezicht der vergadering 4717 Joz 20:6 | aangezicht der vergadering voor het gericht, totdat de hogepriester 4718 Joz 20:7 | zij Kedes in Galilea, op het gebergte van Nafthali, en 4719 Joz 20:7 | van Nafthali, en Sichem op het gebergte van Efraim, en 4720 Joz 20:7 | Kirjath-Arba, deze is Hebron, op het gebergte van Juda. ~ 4721 Joz 20:8 | Bezer in de woestijn, in het platte land, van den stam 4722 Joz 20:9 | den vreemdeling, die in het midden van henlieden verkeert, 4723 Joz 20:9 | bloedwrekers, totdat hij voor het aangezicht der vergadering 4724 Joz 21:2 | spraken tot hen, te Silo, in het land Kanaan, zeggende: De 4725 Joz 21:4 | 4 Toen ging het lot uit voor de huisgezinnen 4726 Joz 21:4 | stam van Benjamin, door het lot, dertien steden. ~ 4727 Joz 21:5 | kinderen van Kahath vielen, bij het lot, van de huisgezinnen 4728 Joz 21:6 | van Manasse, in Bazan, bij het lot, dertien steden. ~ 4729 Joz 21:8 | en haar voorsteden, bij het lot, gelijk de HEERE geboden 4730 Joz 21:10 | kinderen van Levi; want het eerste lot was het hunne. ~ 4731 Joz 21:10 | want het eerste lot was het hunne. ~ 4732 Joz 21:12 | 12 Maar het veld der stad en haar dorpen, 4733 Joz 22:14 | steden der Levieten, in het midden van de erfenis der 4734 Joz 22:15 | voorsteden rondom haar; alzo was het met al die steden. ~ 4735 Joz 22:16 | gaf de HEERE aan Israel het ganse land, dat Hij gezworen 4736 Joz 22:16 | te geven, en zij beerfden het, en woonden daarin. ~ 4737 Joz 22:18 | HEERE gesproken had tot het huis van Israel; het kwam 4738 Joz 22:18 | tot het huis van Israel; het kwam altemaal. ~ 4739 Joz 23:4 | gij naar uw tenten, naar het land uwer bezitting, hetwelk 4740 Joz 23:5 | naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, 4741 Joz 23:9 | Israels, van Silo, dat in het land Kanaan is, om te gaan 4742 Joz 23:9 | Kanaan is, om te gaan naar het land van Gilead, naar het 4743 Joz 23:9 | het land van Gilead, naar het land hunner bezitting, in 4744 Joz 23:10 | grenzen van de Jordaan, die in het land Kanaan zijn, zo bouwden 4745 Joz 23:10 | Jordaan, een altaar groot in het aanzien. ~ 4746 Joz 23:11 | altaar gebouwd, tegenover het land Kanaan, aan de grenzen 4747 Joz 23:13 | halven stam van Manasse, in het land Gilead, Pinehas, den 4748 Joz 23:14 | een ieder een hoofd van het huis hunner vaderen over 4749 Joz 23:15 | stam van Manasse kwamen, in het land Gilead, zo spraken 4750 Joz 23:18 | achter den HEERE afkeert, het zal dan geschieden, als 4751 Joz 23:19 | 19 Maar toch, indien het land uwer bezitting onrein 4752 Joz 23:19 | onrein is, komt over in het land van de bezitting des 4753 Joz 23:19 | woont, en neemt bezitting in het midden van ons; maar zijt 4754 Joz 23:19 | voor u bouwende, behalve het altaar van den HEERE, onzen 4755 Joz 23:20 | overtreding begaan met het verbannene, en kwam er niet 4756 Joz 23:22 | goden, de HEERE, Die weet het; Israel zelf zal het ook 4757 Joz 23:22 | weet het; Israel zelf zal het ook weten! Is het door wederspannigheid, 4758 Joz 23:22 | zelf zal het ook weten! Is het door wederspannigheid, of 4759 Joz 23:22 | wederspannigheid, of is het door overtreding tegen den 4760 Joz 23:23 | daarop te doen, zo eise het de HEERE. ~ 4761 Joz 23:27 | 27 Maar dat het een getuige zij tussen ons 4762 Joz 23:28 | Daarom zeiden wij: Wanneer het geschiedt, dat zij morgen 4763 Joz 23:28 | zeggen: Ziet de gedaante van het altaar des HEEREN, hetwelk 4764 Joz 23:28 | brandoffer, noch ten offer; maar het is een getuige tussen ons 4765 Joz 23:29 | 29 Het zij verre van ons, van ons 4766 Joz 23:29 | ten slachtoffer, behalve het altaar van den HEERE, onzen 4767 Joz 23:30 | gesproken hadden, zo was het goed in hun ogen. ~ 4768 Joz 23:31 | weten wij, dat de HEERE in het midden van ons is, dewijl 4769 Joz 23:32 | de kinderen van Gad, uit het land Gilead, naar het land 4770 Joz 23:32 | uit het land Gilead, naar het land Kanaan, tot de kinderen 4771 Joz 23:33 | 33 Het antwoord nu was goed in 4772 Joz 23:33 | trekken met een heir, om het land te verderven, waarin 4773 Joz 23:34 | noemden dat altaar: Dat het een getuige zij tussen ons, 4774 Joz 24:1 | 1 En het geschiedde na vele dagen, 4775 Joz 24:3 | HEERE, uw God, Zelf, is het, Die voor u gestreden heeft. ~ 4776 Joz 24:4 | deze overige volken door het lot doen toevallen, ten 4777 Joz 24:6 | alles, wat geschreven is in het wetboek van Mozes; opdat 4778 Joz 24:10 | zal er duizend jagen; want het is de HEERE, uw God, Zelf, 4779 Joz 24:12 | gij enigszins afkeert, en het overige van deze volken 4780 Joz 24:15 | 15 En het zal geschieden, gelijk als 4781 Joz 24:16 | 16 Wanneer gij het verbond des HEEREN, uws 4782 Joz 24:16 | haastiglijk omkomen van het goede land, hetwelk Hij 4783 Joz 25:1 | en zij stelden zich voor het aangezicht van God. ~ 4784 Joz 25:2 | 2 Toen zeide Jozua tot het ganse volk: Alzo zegt de 4785 Joz 25:3 | en deed hem wandelen door het ganse land Kanaan; Ik vermeerderde 4786 Joz 25:4 | Ezau; en Ik gaf aan Ezau het gebergte Seir, om dat erfelijk 4787 Joz 25:8 | 8 Toen bracht Ik u in het land der Amorieten, die 4788 Joz 25:15 | 15 Doch zo het kwaad is in uw ogen den 4789 Joz 25:16 | 16 Toen antwoordde het volk en zeide: Het zij verre 4790 Joz 25:16 | antwoordde het volk en zeide: Het zij verre van ons, dat wij 4791 Joz 25:17 | HEERE is onze God; Hij is het, Die ons en onze vaderen 4792 Joz 25:17 | ons en onze vaderen uit het land van Egypte, uit het 4793 Joz 25:17 | het land van Egypte, uit het diensthuis heeft opgebracht, 4794 Joz 25:19 | 19 Toen zeide Jozua tot het volk: Gij zult den HEERE 4795 Joz 25:21 | 21 Toen zeide het volk tot Jozua: Neen, maar 4796 Joz 25:22 | 22 Jozua nu zeide tot het volk: Gij zijt getuigen 4797 Joz 25:23 | vreemde goden weg, die in het midden van u zijn, en neigt 4798 Joz 25:24 | 24 En het volk zeide tot Jozua: Wij 4799 Joz 25:25 | dienzelven dag een verbond met het volk; en hij stelde het 4800 Joz 25:25 | het volk; en hij stelde het hun tot een inzetting en 4801 Joz 25:26 | schreef deze woorden in het wetboek Gods; en hij nam 4802 Joz 25:26 | op onder den eik, die bij het heiligdom des HEEREN was. ~ 4803 Joz 25:27 | 27 En Jozua zeide tot het ganse volk: Ziet, deze steen 4804 Joz 25:28 | 28 Toen zond Jozua het volk weg, een ieder naar 4805 Joz 25:29 | 29 En het geschiedde na deze dingen, 4806 Joz 25:30 | een berg van Efraim, aan het noorden van den berg Gaas. ~ 4807 Joz 25:31 | Jozua leefden, en die al het werk des HEEREN wisten, 4808 Joz 25:33 | hem gegeven was geweest op het gebergte van Efraim. ~ 4809 Ric 1:1 | 1 En het geschiedde na den dood van 4810 Ric 1:1 | zeggende: Wie zal onder ons het eerst optrekken naar de 4811 Ric 1:8 | en zij hadden de stad in het vuur gezet. ~ 4812 Ric 1:9 | Kanaanieten, wonende in het gebergte, en in het zuiden, 4813 Ric 1:9 | wonende in het gebergte, en in het zuiden, en in de laagte. ~ 4814 Ric 1:14 | 14 En het geschiedde, als zij tot 4815 Ric 1:16 | woestijn van Juda, die tegen het zuiden van Harad is; en 4816 Ric 1:16 | gingen heen en woonden met het volk. ~ 4817 Ric 1:19 | dat hij de inwoners van het gebergte verdreef; maar 4818 Ric 1:22 | 22 En het huis van Jozef toog ook 4819 Ric 1:23 | 23 En het huis van Jozef bestelde 4820 Ric 1:26 | 26 Toen toog deze man in het land der Hethieten, en hij 4821 Ric 1:28 | 28 En het geschiedde, als Israel sterk 4822 Ric 1:29 | de Kanaanieten woonden in het midden van hem te Gezer. ~ 4823 Ric 1:30 | de Kanaanieten woonden in het midden van hem, en waren 4824 Ric 1:32 | de Aserieten woonden in het midden der Kanaanieten, 4825 Ric 1:32 | der Kanaanieten, die in het land woonden; want zij verdreven 4826 Ric 1:33 | Beth-Anath, maar woonde in het midden der Kanaanieten, 4827 Ric 1:33 | der Kanaanieten, die in het land woonden; doch de inwoners 4828 Ric 1:34 | drongen de kinderen van Dan in het gebergte; want zij lieten 4829 Ric 1:34 | niet toe, af te komen in het dal. ~ 4830 Ric 1:35 | wilden de Amorieten wonen op het gebergte van Heres, te Ajalon, 4831 Ric 1:35 | Saalbim; maar de hand van het huis van Jozef werd zwaar, 4832 Ric 2:1 | opgevoerd, en u gebracht in het land, dat Ik uw vaderen 4833 Ric 2:4 | 4 En het geschiedde, als de Engel 4834 Ric 2:4 | Israels gesproken had, zo hief het volk zijn stem op en weende. ~ 4835 Ric 2:6 | 6 Als Jozua het volk had laten gaan, zo 4836 Ric 2:6 | ieder tot zijn erfdeel, om het land erfelijk te bezitten. ~ 4837 Ric 2:7 | 7 En het volk diende den HEERE, al 4838 Ric 2:9 | een berg van Efraim, tegen het noorden van den berg Gaas; ~ 4839 Ric 2:10 | HEERE niet kende, noch ook het werk, dat Hij aan Israel 4840 Ric 2:14 | konden niet meer bestaan voor het aangezicht hunner vijanden. ~ 4841 Ric 2:18 | dagen des richters; want het berouwde den HEERE, huns 4842 Ric 2:19 | 19 Maar het geschiedde met het versterven 4843 Ric 2:19 | Maar het geschiedde met het versterven des richters, 4844 Ric 2:19 | omkeerden, en verdierven het meer dan hun vaderen, navolgende 4845 Ric 3:3 | de Hevieten, wonende in het gebergte van den Libanon, 4846 Ric 3:5 | kinderen Israels woonden in het midden der Kanaanieten, 4847 Ric 3:11 | 11 Toen was het land veertig jaren stil, 4848 Ric 3:18 | 18 En het geschiedde, als hij geeindigd 4849 Ric 3:18 | geschiedde, als hij geeindigd had het geschenk te leveren, zo 4850 Ric 3:18 | leveren, zo geleidde hij het volk, die het geschenk gedragen 4851 Ric 3:18 | geleidde hij het volk, die het geschenk gedragen hadden; ~ 4852 Ric 3:21 | zijn linkerhand uit, en nam het zwaard van zijn rechterheup, 4853 Ric 3:21 | zijn rechterheup, en stak het in zijn buik; ~ 4854 Ric 3:22 | 22 Dat ook het hecht achter het lemmer 4855 Ric 3:22 | Dat ook het hecht achter het lemmer inging, en het vet 4856 Ric 3:22 | achter het lemmer inging, en het vet om het lemmer toesloot ( 4857 Ric 3:22 | lemmer inging, en het vet om het lemmer toesloot (want hij 4858 Ric 3:22 | toesloot (want hij trok het zwaard niet uit zijn buik), 4859 Ric 3:23 | zich toe, en deed ze in het slot. ~ 4860 Ric 3:24 | deuren der opperzaal waren in het slot gedaan; zo zeiden zij: 4861 Ric 3:27 | 27 En het geschiedde, als hij aankwam, 4862 Ric 3:27 | blies hij met de bazuin op het gebergte van Efraim; en 4863 Ric 3:27 | Israels togen met hem af van het gebergte, en hij zelf voor 4864 Ric 3:30 | hand ten ondergebracht; en het land was stil tachtig jaren. ~ 4865 Ric 4:5 | Rama en tussen Beth-El, op het gebergte van Efraim; en 4866 Ric 4:13 | negenhonderd ijzeren wagenen, en al het volk, dat met hem was, van 4867 Ric 4:15 | met al zijn wagenen, en het ganse heirleger, door de 4868 Ric 4:15 | scherpte de zwaards, voor het aangezicht van Barak; dat 4869 Ric 4:16 | achter de wagenen en achter het heirleger, tot aan Haroseth 4870 Ric 4:16 | Haroseth der heidenen. En het ganse heirleger van Sisera 4871 Ric 4:17 | koning van Hazor, en tussen het huis van Heber, den Keniet. ~ 4872 Ric 4:20 | in de deur der tent; en het zij, zo iemand zal komen, 4873 Ric 4:23 | ten ondergebracht, voor het aangezicht der kinderen 4874 Ric 4:26 | 2 Looft den HEERE, van het wreken der wraken in Israel, 4875 Ric 4:26 | wraken in Israel, van dat het volk zich gewillig heeft 4876 Ric 4:28 | Gij daarheen traadt van het veld van Edom, beefde de 4877 Ric 4:29 | De bergen vervloten van het aangezicht des HEEREN; zelfs 4878 Ric 4:29 | HEEREN; zelfs Sinai van het aangezicht des HEEREN, des 4879 Ric 4:33 | aangeboden hebben onder het volk; looft den HEERE! ~ 4880 Ric 4:34 | ezelinnen rijdt, gij, die aan het gerichte zit, en gij, die 4881 Ric 4:35 | 11 Van het gedruis der schutters, tussen 4882 Ric 4:37 | over de heerlijken onder het volk; de HEERE doet mij 4883 Ric 4:39 | voeten werd hij gezonden in het dal. In Rubens gedeelten 4884 Ric 4:40 | stallingen, om te horen het geblaat der kudden? De gedeelten 4885 Ric 4:42 | 18 Zebulon, het is een volk, dat zijn ziel 4886 Ric 4:46 | paardenhoeven verpletterd, van het rennen, het rennen zijner 4887 Ric 4:46 | verpletterd, van het rennen, het rennen zijner machtigen. ~ 4888 Ric 4:52 | van Sisera keek uit door het venster, en schreeuwde door 4889 Ric 4:55 | opgaat in haar kracht. En het land was stil, veertig jaren. ~  ~ 4890 Ric 5:3 | 3 Want het geschiedde, als Israel gezaaid 4891 Ric 5:3 | Amalekieten, en die van het oosten kwamen ook op tegen 4892 Ric 5:5 | tellen kon; en zij kwamen in het land, om dat te verderven. ~ 4893 Ric 5:7 | 7 En het geschiedde, als de kinderen 4894 Ric 5:8 | Egypte doen opkomen, en u uit het diensthuis uitgevoerd; ~ 4895 Ric 5:11 | om die te vluchten voor het aangezicht der Midianieten. ~ 4896 Ric 5:15 | verlossen? Zie, mijn duizend is het armste in Manasse, en ik 4897 Ric 5:17 | doe mij een teken, dat Gij het zijt, Die met mij spreekt. ~ 4898 Ric 5:19 | koeken van een efa meels; het vlees legde hij in een korf, 4899 Ric 5:19 | legde hij in een korf, en het sop deed hij in een pot; 4900 Ric 5:19 | in een pot; en hij bracht het tot Hem uit, tot onder den 4901 Ric 5:19 | onder den eik, en zette het nader. ~ 4902 Ric 5:20 | Gods zeide tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde koeken, 4903 Ric 5:20 | dien rotssteen, en giet het sop uit; en hij deed alzo. ~ 4904 Ric 5:21 | de Engel des HEEREN stak het uiterste van den staf uit, 4905 Ric 5:21 | Zijn hand was, en roerde het vlees en de ongezuurde koeken 4906 Ric 5:21 | uit de rots, en verteerde het vlees en de ongezuurde koeken. 4907 Ric 5:22 | 22 Toen zag Gideon, dat het een Engel des HEEREN was; 4908 Ric 5:24 | HEERE een altaar, en noemde het: De HEERE is vrede! het 4909 Ric 5:24 | het: De HEERE is vrede! het is nog tot op dezen dag 4910 Ric 5:25 | 25 En het geschiedde in dienzelven 4911 Ric 5:25 | zeven jaren; en breek af het altaar van Baal, dat van 4912 Ric 5:25 | uw vader is, en houw af het bos, dat daarbij is. ~ 4913 Ric 5:26 | offer een brandoffer met het hout der hage, die gij zult 4914 Ric 5:27 | hem gesproken had. Doch het geschiedde, dewijl hij zijns 4915 Ric 5:27 | van die stad vreesde, van het te doen bij dag, dat hij 4916 Ric 5:27 | te doen bij dag, dat hij het deed bij nacht. ~ 4917 Ric 5:28 | opstonden, ziet, zo was het altaar van Baal omgeworpen, 4918 Ric 5:28 | en die tweede var was op het gebouwde altaar geofferd. ~ 4919 Ric 5:30 | dat hij sterve, omdat hij het altaar van Baal heeft omgeworpen, 4920 Ric 5:33 | Amalekieten, en de kinderen van het oosten, waren samenvergaderd, 4921 Ric 5:33 | over, en legerden zich in het dal van Jizreel. ~ 4922 Ric 5:37 | leggen; indien er dauw op het vlies alleen zal zijn, en 4923 Ric 5:38 | 38 En het geschiedde alzo; want hij 4924 Ric 5:38 | daags vroeg op, en drukte het vlies uit, en hij wrong 4925 Ric 5:38 | en hij wrong den dauw uit het vlies, een schaal vol waters. ~ 4926 Ric 5:39 | toch alleenlijk ditmaal met het vlies verzoeken; er zij 4927 Ric 5:39 | er zij toch droogte op het vlies alleen, en op de ganse 4928 Ric 5:40 | want de droogte was op het vlies alleen, en op de ganse 4929 Ric 6:1 | Gideon) vroeg op, en al het volk, dat met hem was; en 4930 Ric 6:1 | fontein van Harod; dat hij het heirleger der Midianieten 4931 Ric 6:1 | der Midianieten had tegen het noorden, achter den heuvel 4932 Ric 6:1 | achter den heuvel More, in het dal. ~ 4933 Ric 6:3 | weder, en spoede zich naar het gebergte van Gilead! Toen 4934 Ric 6:3 | Gilead! Toen keerden uit het volk weder twee en twintig 4935 Ric 6:4 | veel; doe hen afgaan naar het water, en Ik zal ze u aldaar 4936 Ric 6:4 | ze u aldaar beproeven; en het zal geschieden, van welken 4937 Ric 6:5 | 5 En hij deed het volk afgaan naar het water. 4938 Ric 6:5 | deed het volk afgaan naar het water. Toen zeide de HEERE 4939 Ric 6:5 | Al wie met zijn tong uit het water zal lekken, gelijk 4940 Ric 6:6 | 6 Toen was het getal dergenen, die met 4941 Ric 6:8 | 8 En het volk nam den teerkost in 4942 Ric 6:8 | behield hij. En hij had het heirleger der Midianieten 4943 Ric 6:8 | der Midianieten beneden in het dal. ~ 4944 Ric 6:9 | 9 En het geschiedde in denzelven 4945 Ric 6:9 | Sta op, ga henen af in het leger, want Ik heb het in 4946 Ric 6:9 | in het leger, want Ik heb het in uw hand gegeven. ~ 4947 Ric 6:10 | en Pura, uw jongen, naar het leger. ~ 4948 Ric 6:11 | dat gij aftrekken zult in het leger. Toen ging hij af, 4949 Ric 6:11 | met Pura, zijn jongen, tot het uiterste der schildwachten, 4950 Ric 6:11 | der schildwachten, die in het leger waren. ~ 4951 Ric 6:12 | Amalekieten, en al de kinderen van het oosten, lagen in het dal, 4952 Ric 6:12 | van het oosten, lagen in het dal, gelijk sprinkhanen 4953 Ric 6:12 | waren ontelbaar, gelijk het zand, dat aan den oever 4954 Ric 6:13 | gerstebrood wentelde zich in het leger der Midianieten, en 4955 Ric 6:13 | leger der Midianieten, en het kwam tot aan de tent, en 4956 Ric 6:13 | viel, en keerde haar om, het onderste boven, dat de tent 4957 Ric 6:14 | Dit is niet anders, dan het zwaard van Gideon, de zoon 4958 Ric 6:15 | 15 En het geschiedde, als Gideon de 4959 Ric 6:15 | en hij keerde weder tot het leger van Israel, en zeide: 4960 Ric 6:15 | op, want de HEERE heeft het leger der Midianieten in 4961 Ric 6:16 | kruiken, en fakkelen in het midden der kruiken. ~ 4962 Ric 6:17 | ziet, als ik zal komen aan het uiterste des legers, zo 4963 Ric 6:17 | uiterste des legers, zo zal het geschieden, gelijk als ik 4964 Ric 6:18 | de bazuin blazen, rondom het ganse leger, en gij zult 4965 Ric 6:19 | mannen, die met hem waren, in het uiterste des legers, in 4966 Ric 6:19 | uiterste des legers, in het begin van de middelste nachtwaak, 4967 Ric 6:20 | te blazen; en zij riepen: Het zwaard van den HEERE, en 4968 Ric 6:21 | iegelijk in zijn plaats, rondom het leger. Toen verliep het 4969 Ric 6:21 | het leger. Toen verliep het ganse leger, en zij schreeuwden 4970 Ric 6:22 | bliezen, zo zette de HEERE het zwaard des een tegen den 4971 Ric 6:22 | tegen den anderen, en dat in het ganse leger; en het leger 4972 Ric 6:22 | dat in het ganse leger; en het leger vluchtte tot Beth-Sitta 4973 Ric 6:24 | Ook zond Gideon boden in het ganse gebergte van Efraim, 4974 Ric 7:5 | enige bollen broods aan het volk, dat mijn voetstappen 4975 Ric 7:10 | al de overgeblevenen van het ganse leger der kinderen 4976 Ric 7:10 | ganse leger der kinderen van het oosten; en de gevallenen 4977 Ric 7:10 | twintig duizend mannen, die het zwaard uittrokken. ~ 4978 Ric 7:11 | die in tenten wonen, tegen het oosten van Nobah en Jogbeha; 4979 Ric 7:11 | hij sloeg dat leger, want het leger was zorgeloos. ~ 4980 Ric 7:12 | Tsalmuna, en verschrikte het ganse leger. ~ 4981 Ric 7:16 | woestijn, en distelen, en deed het den lieden van Sukkoth door 4982 Ric 7:18 | Zebah en Tsalmuna: Wat waren het voor mannen, die gij te 4983 Ric 7:19 | 19 Toen zeide hij: Het waren mijn broeders, zonen 4984 Ric 7:26 | 26 En het gewicht der gouden voorhoofdsierselen, 4985 Ric 7:27 | aldaar denzelven na; en het werd Gideon en zijn huis 4986 Ric 7:28 | ten onder gebracht voor het aangezicht der kinderen 4987 Ric 7:28 | hun hoofd niet meer op. En het land was stil veertig jaren, 4988 Ric 7:32 | en hij werd begraven in het graf van zijn vader Joas, 4989 Ric 7:33 | 33 En het geschiedde, als Gideon gestorven 4990 Ric 7:35 | deden geen weldadigheid bij het huis van Jerubbaal, dat 4991 Ric 7:35 | dat is Gideon, naar al het goede, dat hij bij Israel 4992 Ric 8:1 | hij sprak tot hen, en tot het ganse geslacht van het huis 4993 Ric 8:1 | tot het ganse geslacht van het huis van den vader zijner 4994 Ric 8:4 | zeventig zilverlingen, uit het huis van Baal-Berith; en 4995 Ric 8:6 | alle burgers van Sichem, en het ganse huis van Millo, en 4996 Ric 8:16 | 16 Alzo nu, indien gij het in waarheid en oprechtheid 4997 Ric 8:18 | zijt heden opgestaan tegen het huis mijns vaders, en hebt 4998 Ric 8:20 | de burgers van Sichem, en het huis van Millo; en vuur 4999 Ric 8:20 | burgers van Sichem, en van het huis van Millo, en vertere 5000 Ric 8:24 | 24 Opdat het geweld, gedaan aan de zeventig


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License