Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hesbons 1
hesed 1
hesmon 1
het 18165
heten 15
hetgeen 368
hetgene 3
Frequency    [«  »]
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den

Bijbel

IntraText - Concordances

het

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

      Book Chapter: Verse
5501 1Sa 14:12 | op tot ons, en wij zullen het u wijs maken. En Jonathan 5502 1Sa 14:15 | En er was een beving in het leger, op het veld en onder 5503 1Sa 14:15 | beving in het leger, op het veld en onder het ganse 5504 1Sa 14:15 | leger, op het veld en onder het ganse volk; de bezetting 5505 1Sa 14:15 | beefden ook zelven; ja, het land werd beroerd, want 5506 1Sa 14:15 | land werd beroerd, want het was een beving Gods. ~ 5507 1Sa 14:17 | 17 Toen zeide Saul tot het volk, dat bij hem was: Telt 5508 1Sa 14:19 | 19 En het geschiedde, toen Saul nog 5509 1Sa 14:19 | den priester sprak, dat het rumoer, hetwelk in der Filistijnen 5510 1Sa 14:20 | 20 Saul nu, en al het volk, dat bij hem was, werd 5511 1Sa 14:20 | kwamen ten strijde; en ziet, het zwaard des enen was tegen 5512 1Sa 14:21 | eertijds, die met hen in het leger opgetogen waren rondom; 5513 1Sa 14:22 | zich verstoken hadden in het gebergte van Efraim, hoorden, 5514 1Sa 14:23 | Israel te dien dage; en het leger trok over naar Beth-Aven. ~ 5515 1Sa 14:24 | dien dage; want Saul had het volk bezworen, zeggende: 5516 1Sa 14:25 | 25 En het ganse volk kwam in een woud; 5517 1Sa 14:25 | woud; en daar was honig op het veld. ~ 5518 1Sa 14:26 | 26 Toen het volk in het woud kwam, ziet, 5519 1Sa 14:26 | 26 Toen het volk in het woud kwam, ziet, zo was 5520 1Sa 14:26 | hand aan zijn mond, want het volk vreesde de bezwering. ~ 5521 1Sa 14:27 | 27 Maar Jonathan had het niet gehoord, toen zijn 5522 1Sa 14:27 | gehoord, toen zijn vader het volk bezworen had, en hij 5523 1Sa 14:27 | bezworen had, en hij reikte het einde van den staf uit, 5524 1Sa 14:28 | Toen antwoordde een man uit het volk, en zeide: Uw vader 5525 1Sa 14:28 | en zeide: Uw vader heeft het volk zwaarlijk bezworen, 5526 1Sa 14:28 | brood eet! Daarom bezwijkt het volk. ~ 5527 1Sa 14:29 | Jonathan: Mijn vader heeft het land beroerd; zie toch, 5528 1Sa 14:30 | 30 Hoe veel meer, indien het volk heden had mogen vrijelijk 5529 1Sa 14:30 | buit zijner vijanden, dien het gevonden heeft! Maar nu 5530 1Sa 14:31 | van Michmas tot Ajalon; en het volk was zeer moede. ~ 5531 1Sa 14:32 | 32 Toen maakte zich het volk aan den buit, en zij 5532 1Sa 14:32 | slachtten ze tegen de aarde; en het volk at ze met het bloed. ~ 5533 1Sa 14:32 | aarde; en het volk at ze met het bloed. ~ 5534 1Sa 14:33 | 33 En men boodschapte het Saul, zeggende: Zie, het 5535 1Sa 14:33 | het Saul, zeggende: Zie, het volk verzondigt zich aan 5536 1Sa 14:33 | aan den HEERE, etende met het bloed. En hij zeide: Gij 5537 1Sa 14:34 | Saul: Verstrooit u onder het volk, en zegt tot hen: Brengt 5538 1Sa 14:34 | iegelijk zijn schaap, en slacht het hier, en eet, en bezondigt 5539 1Sa 14:34 | den HEERE, die etende met het bloed. Toen bracht al het 5540 1Sa 14:34 | het bloed. Toen bracht al het volk een iegelijk zijn os 5541 1Sa 14:35 | HEERE een altaar; dit was het eerste altaar, dat hij den 5542 1Sa 14:36 | dezelve beroven, totdat het morgen licht worde, en laat 5543 1Sa 14:39 | Die Israel verlost, alware het in mijn zoon Jonathan, zo 5544 1Sa 14:39 | sterven; en niemand uit het ganse volk antwoordde hem. ~ 5545 1Sa 14:40 | 40 Verder zeide hij tot het ganse Israel: Gijlieden 5546 1Sa 14:40 | andere zijde zijn. Toen zeide het volk tot Saul: Doe, wat 5547 1Sa 14:41 | Jonathan en Saul geraakt, en het volk ging vrij uit. ~ 5548 1Sa 14:42 | 42 Toen zeide Saul: Werpt het lot tussen mij en tussen 5549 1Sa 14:43 | gij gedaan hebt. Toen gaf het Jonathan hem te kennen, 5550 1Sa 14:43 | weinig honigs geproefd, met het uiterste des stafs, dien 5551 1Sa 14:45 | 45 Maar het volk zeide tot Saul: Zou 5552 1Sa 14:45 | God gedaan. Alzo verloste het volk Jonathan, dat hij niet 5553 1Sa 14:47 | 47 Toen nam Saul het koninkrijk over Israel in; 5554 1Sa 15:4 | 4 Dit verkondigde Saul het volk, en hij telde hen te 5555 1Sa 15:5 | legde hij een achterlage in het dal. ~ 5556 1Sa 15:6 | weg, wijkt, trekt af uit het midden der Amalekieten, 5557 1Sa 15:6 | Alzo weken de Kenieten uit het midden der Amalekieten. ~ 5558 1Sa 15:8 | Amalekieten, levend; maar al het volk verbande hij door de 5559 1Sa 15:9 | 9 Doch Saul en het ganse volk verschoonde Agag, 5560 1Sa 15:10 | 10 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Samuel, 5561 1Sa 15:11 | 11 Het berouwt Mij, dat Ik Saul 5562 1Sa 15:12 | vroeg op, Saul tegemoet; en het werd Samuel geboodschapt, 5563 1Sa 15:15 | Amalekieten gebracht, want het volk heeft de beste schapen 5564 1Sa 15:15 | uw God, te offeren; maar het overige hebben wij verbannen. ~ 5565 1Sa 15:17 | 17 En Samuel zeide: Is het niet alzo, toen gij klein 5566 1Sa 15:17 | waart in uw ogen, dat gij het hoofd der stammen van Israel 5567 1Sa 15:21 | 21 Het volk nu heeft genomen van 5568 1Sa 15:21 | roof, schapen en runderen, het voornaamste van het verbannene, 5569 1Sa 15:21 | runderen, het voornaamste van het verbannene, om den HEERE, 5570 1Sa 15:22 | en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem 5571 1Sa 15:22 | slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen. ~ 5572 1Sa 15:24 | overtreden heb; want ik heb het volk gevreesd en naar hun 5573 1Sa 15:26 | niet wederkeren; omdat gij het woord des HEEREN verworpen 5574 1Sa 15:28 | hem: De HEERE heeft heden het koninkrijk van Israel van 5575 1Sa 15:28 | u afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die 5576 1Sa 15:29 | van Israel is, niet, en het berouwt Hem niet; want Hij 5577 1Sa 15:33 | Samuel Agag in stukken, voor het aangezicht des HEEREN te 5578 1Sa 15:35 | Samuel leed om Saul; en het berouwde den HEERE, dat 5579 1Sa 16:2 | zou ik heengaan? Saul zal het toch horen en mij doden. 5580 1Sa 16:6 | 6 En het geschiedde, toen zij inkwamen, 5581 1Sa 16:7 | heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet; 5582 1Sa 16:7 | ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan. ~ 5583 1Sa 16:8 | en hij deed hem voorbij het aangezicht van Samuel gaan; 5584 1Sa 16:10 | zijn zeven zonen voorbij het aangezicht van Samuel gaan; 5585 1Sa 16:12 | zalf hem, want deze is het. ~ 5586 1Sa 16:13 | oliehoorn, en hij zalfde hem in het midden zijner broederen. 5587 1Sa 16:16 | op de harp spelen kan; en het zal geschieden, als de boze 5588 1Sa 16:16 | met zijn hand spele, dat het beter met u worde. ~ 5589 1Sa 16:23 | 23 En het geschiedde, als de geest 5590 1Sa 16:23 | Saul een verademing, en het werd beter met hem, en de 5591 1Sa 17:1 | Socho en tussen Azeka, aan het einde van Dammim. ~ 5592 1Sa 17:2 | zich, en legerden zich in het eikendal; en stelden de 5593 1Sa 17:4 | een kampvechter uit, uit het leger der Filistijnen; zijn 5594 1Sa 17:5 | schubachtig pantsier aan; en het gewicht van het pantsier 5595 1Sa 17:5 | aan; en het gewicht van het pantsier was vijf duizend 5596 1Sa 17:7 | was als een weversboom, en het lemmer zijner spies was 5597 1Sa 17:11 | 11 Toen Saul en het ganse Israel deze woorden 5598 1Sa 17:17 | en breng ze ter loops in het leger tot uw broederen. ~ 5599 1Sa 17:18 | uw broederen bezoeken, of het hun welga, en gij zult van 5600 1Sa 17:19 | mannen van Israel waren bij het eikendal met de Filistijnen 5601 1Sa 17:20 | bij den hoeder, en hij nam het op, en ging henen, gelijk 5602 1Sa 17:20 | kwam aan den wagenburg, als het heir in slagorde uittoog, 5603 1Sa 17:23 | Filistijn van Gath, uit het heir der Filistijnen, en 5604 1Sa 17:25 | om Israel te honen; en het zal geschieden, dat de koning 5605 1Sa 17:27 | 27 Wederom zeide hem het volk achtervolgens dat woord, 5606 1Sa 17:30 | achtervolgens dat woord; en het volk gaf hem weder antwoord, 5607 1Sa 17:32 | Aan geen mens ontvalle het hart, om zijnentwil. Uw 5608 1Sa 17:35 | en ik sloeg hem, en redde het uit zijn mond; toen hij 5609 1Sa 17:39 | wilde gaan; want hij had het nooit verzocht. Toen zeide 5610 1Sa 17:39 | deze niet gaan, want ik heb het nooit verzocht; en David 5611 1Sa 17:47 | dat de HEERE niet door het zwaard, noch door de spies 5612 1Sa 17:48 | 48 En het geschiedde, toen de Filistijn 5613 1Sa 17:51 | zijn zwaard, en hij trok het uit zijn schede, en hij 5614 1Sa 17:51 | doodde hem, en hij hieuw hem het hoofd daarmede af. Toen 5615 1Sa 17:53 | kinderen Israels om, van het hittig najagen der Filistijnen, 5616 1Sa 17:54 | 54 Daarna nam David het hoofd van den Filistijn, 5617 1Sa 17:54 | den Filistijn, en bracht het naar Jeruzalem; maar zijn 5618 1Sa 17:55 | leeft, o koning! ik weet het niet. ~ 5619 1Sa 17:56 | koning nu zeide: Vraag gij het, wiens zoon deze jongeling 5620 1Sa 17:57 | Als David wederkeerde van het slaan des Filistijns, zo 5621 1Sa 17:57 | en hij bracht hem voor het aangezicht van Saul, en 5622 1Sa 17:57 | aangezicht van Saul, en het hoofd van den Filistijn 5623 1Sa 18:1 | 1 Het geschiedde nu, als hij geeindigd 5624 1Sa 18:6 | 6 Het geschiedde nu, toen zij 5625 1Sa 18:6 | en David wederkeerde van het slaan der Filistijnen, dat 5626 1Sa 18:8 | gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem 5627 1Sa 18:9 | 9 En Saul had het oog op David, van dien dag 5628 1Sa 18:10 | 10 En het geschiedde des anderen daags, 5629 1Sa 18:10 | hij profeteerde midden in het huis, en David speelde op 5630 1Sa 18:13 | uit en hij ging in voor het aangezicht des volks. ~ 5631 1Sa 18:19 | 19 Het geschiedde nu ten tijde 5632 1Sa 18:22 | knechten: Spreekt met David in het heimelijke, zeggende: Zie, 5633 1Sa 18:24 | knechten van Saul boodschapten het hem, zeggende: Zulke woorden 5634 1Sa 18:30 | uittogen, zo geschiedde het, als zij uittogen, dat David 5635 1Sa 19:2 | En Jonathan verkondigde het David, zeggende: Mijn vader 5636 1Sa 19:2 | des morgens, en blijf in het verborgene, en versteek 5637 1Sa 19:3 | hand mijns vaders staan op het veld, waar gij zult zijn; 5638 1Sa 19:3 | spreken, en zal zien wat het zij; dat zal ik u verkondigen. ~ 5639 1Sa 19:5 | heeft een groot heil aan het ganse Israel gedaan; gij 5640 1Sa 19:5 | Israel gedaan; gij hebt het gezien, en gij zijt verblijd 5641 1Sa 19:10 | spitten, doch hij ontweek van het aangezicht van Saul, die 5642 1Sa 19:13 | een beeld, en zij legde het in het bed, en zij legde 5643 1Sa 19:13 | beeld, en zij legde het in het bed, en zij legde een geitenvel 5644 1Sa 19:13 | zijn hoofdpeluw, en dekte het met een kleed toe. ~ 5645 1Sa 19:15 | zeggende: Breng hem op het bed tot mij op, dat men 5646 1Sa 19:16 | ziet, er was een beeld in het bed, en er was een geitenvel 5647 1Sa 19:21 | 21 Toen men het Saul boodschapte, zo zond 5648 1Sa 19:24 | profeteerde zelf ook, voor het aangezicht van Samuel; en 5649 1Sa 20:1 | hij kwam, en zeide voor het aangezicht van Jonathan: 5650 1Sa 20:1 | en wat is mijn zonde voor het aangezicht uws vaders, dat 5651 1Sa 20:5 | mij gaan, dat ik mij op het veld verberge tot aan den 5652 1Sa 20:6 | een jaarlijks offer voor het ganse geslacht. ~ 5653 1Sa 20:7 | 7 Indien hij aldus zegt: Het is goed, zo heeft uw knecht 5654 1Sa 20:7 | ontstoken is, zo weet, dat het kwaad bij hem ten volle 5655 1Sa 20:9 | volle besloten ware, dat het u zou overkomen, zou ik 5656 1Sa 20:10 | zeide tot Jonathan: Wie zal het mij te kennen geven, indien 5657 1Sa 20:11 | laat ons toch uitgaan in het veld; en die beiden gingen 5658 1Sa 20:11 | die beiden gingen uit in het veld. ~ 5659 1Sa 20:12 | morgen of overmorgen, en zie, het is goed voor David, en ik 5660 1Sa 20:13 | daartoe! Als mijn vader het kwaad over u behaagt, zo 5661 1Sa 20:13 | over u behaagt, zo zal ik het voor uw oor ontdekken, en 5662 1Sa 20:16 | Jonathan een verbond met het huis van David, zeggende: 5663 1Sa 20:16 | van David, zeggende: Dat het de HEERE eise van de hand 5664 1Sa 20:24 | David nu verborg zich in het veld; en als het nieuwe 5665 1Sa 20:24 | zich in het veld; en als het nieuwe maan was, zat de 5666 1Sa 20:27 | 27 Het geschiedde nu des anderen 5667 1Sa 20:29 | stad, en mijn broeder heeft het mij zelfs geboden; heb ik 5668 1Sa 20:30 | wederspannigheid, weet ik het niet, dat gij den zoon van 5669 1Sa 20:35 | 35 En het geschiedde des morgens, 5670 1Sa 20:35 | morgens, dat Jonathan in het veld ging, op den tijd, 5671 1Sa 20:40 | tot hem: Ga heen, breng het in de stad. ~ 5672 1Sa 20:41 | weenden met elkander, totdat het David gans veel maakte. ~ 5673 1Sa 21:5 | jongelingen zijn heilig; en het is enigerwijze gemeen brood, 5674 1Sa 21:6 | toonbroden, die van voor het aangezicht des HEEREN weggenomen 5675 1Sa 21:7 | dienzelven dage opgehouden voor het aangezicht des HEEREN, en 5676 1Sa 21:9 | Toen zeide de priester: Het zwaard van Goliath, den 5677 1Sa 21:9 | denwelken gij sloegt in het eikendal, zie, dat is hier, 5678 1Sa 21:9 | dat nemen wilt, zo neem het, want hier is geen ander 5679 1Sa 21:9 | zijns gelijke niet; geef het mij. ~ 5680 1Sa 21:10 | vluchtte te dien dage van het aangezicht van Saul; en 5681 1Sa 21:12 | hij was zeer bevreesd voor het aangezicht van Achis, den 5682 1Sa 22:1 | En zijn broeders hoorden het, en het ganse huis zijns 5683 1Sa 22:1 | broeders hoorden het, en het ganse huis zijns vaders, 5684 1Sa 22:4 | 4 En hij bracht hen voor het aangezicht van den koning 5685 1Sa 22:5 | niet, ga heen, en ga in het land van Juda. Toen ging 5686 1Sa 22:5 | David heen, en hij kwam in het woud Chereth. ~ 5687 1Sa 22:6 | zat op een heuvel onder het geboomte te Rama, en hij 5688 1Sa 22:8 | niemand is onder ulieden, dien het wee doet van mijnentwege, 5689 1Sa 22:8 | van mijnentwege, en die het voor mijn oor openbaart; 5690 1Sa 22:8 | een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is. ~ 5691 1Sa 22:10 | teerkost; hij gaf hem ook het zwaard van Goliath, den 5692 1Sa 22:13 | hem gegeven hebt brood en het zwaard, en God voor hem 5693 1Sa 22:13 | een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is? ~ 5694 1Sa 22:15 | knecht geen ding, noch op het ganse huis mijns vader; 5695 1Sa 22:16 | den dood sterven, gij en het ganse huis uws vaders. ~ 5696 1Sa 22:17 | hij vluchtte, en hebben het voor mijn oren niet geopenbaard. 5697 1Sa 22:21 | En Abjathar boodschapte het David, dat Saul de priesteren 5698 1Sa 22:22 | Edomiet, daar was, dat hij het voorzeker Saul zou te kennen 5699 1Sa 23:6 | 6 En het geschiedde, toen Abjathar, 5700 1Sa 23:8 | 8 Toen liet Saul al het volk ten strijde roepen, 5701 1Sa 23:11 | HEERE, God van Israel, geef het toch Uw knecht te kennen! 5702 1Sa 23:16 | en hij ging tot David in het woud; en hij versterkte 5703 1Sa 23:18 | maakten een verbond voor het aangezicht des HEEREN; en 5704 1Sa 23:18 | HEEREN; en David bleef in het woud, maar Jonathan ging 5705 1Sa 23:19 | verborgen in de vestingen in het woud, op den heuvel van 5706 1Sa 23:20 | de begeerte uwer ziel; en het komt ons toe hem over te 5707 1Sa 23:23 | ik met ulieden gaan; en het zal geschieden, zo hij in 5708 1Sa 23:23 | zal geschieden, zo hij in het land is, zo zal ik hem naspeuren 5709 1Sa 23:24 | zij gingen naar Zif voor het aangezicht van Saul. David 5710 1Sa 23:24 | de woestijn van Maon, in het vlakke veld, aan de rechterhand 5711 1Sa 23:26 | aan gene zijde des bergs. Het geschiedde nu, dat zich 5712 1Sa 23:26 | haastte, om te ontgaan van het aangezicht van Saul; en 5713 1Sa 23:27 | want de Filistijnen zijn in het land gevallen. ~ 5714 1Sa 24:2 | 2 En het geschiedde, nadat Saul wedergekeerd 5715 1Sa 24:5 | zult hem doen, gelijk als het goed zal zijn in uw ogen. 5716 1Sa 24:6 | 6 Doch het geschiedde daarna, dat Davids 5717 1Sa 24:9 | en David boog zich met het aangezicht ter aarde en 5718 1Sa 24:14 | 14 Gelijk als het spreekwoord der ouden zegt: 5719 1Sa 24:17 | 17 En het geschiedde, toen David geeindigd 5720 1Sa 24:20 | De HEERE nu vergelde u het goede, voor dezen dag, dien 5721 1Sa 24:21 | koning worden zult, en dat het koninkrijk van Israel in 5722 1Sa 25:2 | duizend geiten; en hij was in het scheren zijner schapen te 5723 1Sa 25:8 | 8 Vraag het uw jongelingen, en zij zullen 5724 1Sa 25:8 | jongelingen, en zij zullen het u te kennen geven. Laat 5725 1Sa 25:11 | geslacht heb, en zou ik het den mannen geven, die ik 5726 1Sa 25:13 | bleven er tweehonderd bij het gereedschap. ~ 5727 1Sa 25:14 | jongelingen boodschapte het aan Abigail, de huisvrouw 5728 1Sa 25:15 | verkeerd hebben, toen wij op het veld waren. ~ 5729 1Sa 25:17 | wat gij doen zult; want het kwaad is ten volle over 5730 1Sa 25:19 | doch haar man Nabal gaf zij het niet te kennen. ~ 5731 1Sa 25:20 | 20 Het geschiedde nu, toen zij 5732 1Sa 25:20 | reed, en dat zij afkwam in het verborgene des bergs, en 5733 1Sa 25:23 | ezel af, en zij viel voor het aangezicht van David op 5734 1Sa 25:26 | leeft, en uw ziel leeft, het is de HEERE, Die u verhinderd 5735 1Sa 25:29 | heren ingebonden zijn in het bundeltje der levenden bij 5736 1Sa 25:29 | vijanden zal Hij slingeren uit het midden van de holligheid 5737 1Sa 25:30 | 30 En het zal geschieden, als de HEERE 5738 1Sa 25:30 | HEERE mijn heer naar al het goede doen zal, dat Hij 5739 1Sa 25:34 | mannelijk is, overgebleven tot het morgenlicht! ~ 5740 1Sa 25:36 | eens konings maaltijd; en het hart van Nabal was vrolijk 5741 1Sa 25:36 | groot, te kennen, tot aan het morgenlicht. ~ 5742 1Sa 25:37 | 37 Het geschiedde nu in den morgen, 5743 1Sa 25:37 | Toen bestierf zijn hart in het binnenste van hem, en hij 5744 1Sa 25:38 | 38 En het geschiedde omtrent na tien 5745 1Sa 25:39 | zijn knecht onthouden van het kwade, en dat de HEERE het 5746 1Sa 25:39 | het kwade, en dat de HEERE het kwaad van Nabal op zijn 5747 1Sa 25:41 | zij op, en neigde zich met het aangezicht ter aarde, en 5748 1Sa 26:5 | lag in den wagenburg, en het volk was rondom hem gelegerd. ~ 5749 1Sa 26:6 | zal met mij tot Saul in het leger afgaan? Toen zeide 5750 1Sa 26:7 | kwamen David en Abisai tot het volk des nachts; en ziet, 5751 1Sa 26:7 | hoofdeinde, en Abner, en het volk lag rondom hem. ~ 5752 1Sa 26:8 | ter aarde slaan, en ik zal het hem niet ten tweeden male 5753 1Sa 26:11 | 11 De HEERE late het verre van mij zijn, dat 5754 1Sa 26:12 | en er was niemand, die het zag, en niemand, die het 5755 1Sa 26:12 | het zag, en niemand, die het merkte, ook niemand, die 5756 1Sa 26:14 | 14 En David riep tot het volk, en tot Abner, den 5757 1Sa 26:15 | gehouden? Want daar is een van het volk gekomen, om den koning, 5758 1Sa 26:17 | zoon David? David zeide: Het is mijn stem, mijn heer 5759 1Sa 26:19 | tegen mij aanport, laat Hem het spijsoffer rieken; maar 5760 1Sa 26:19 | spijsoffer rieken; maar indien het mensenkinderen zijn, zo 5761 1Sa 26:19 | zijn zij vervloekt voor het aangezicht des HEEREN, dewijl 5762 1Sa 26:19 | mag vastgehecht blijven in het erfdeel des HEEREN, zeggende: 5763 1Sa 26:20 | niet op de aarde van voor het aangezicht des HEEREN; want 5764 1Sa 26:25 | mijn zoon David; gij zult het ja gewisselijk doen, en 5765 1Sa 27:1 | ik haastelijk ontkome in het land der Filistijnen, opdat 5766 1Sa 27:7 | 7 Het getal nu der dagen, die 5767 1Sa 27:7 | der dagen, die David in het land der Filistijnen woonde, 5768 1Sa 27:10 | ingevallen? zo zeide David: Tegen het zuiden van Juda, en tegen 5769 1Sa 27:10 | zuiden van Juda, en tegen het zuiden der Jerahmeelieten, 5770 1Sa 27:10 | Jerahmeelieten, en tegen het zuiden der Kenieten. ~ 5771 1Sa 28:1 | 1 En het geschiedde in die dagen, 5772 1Sa 28:1 | weten, dat gij met mij in het leger zult uittrekken, gij 5773 1Sa 28:3 | zijn stad. En Saul had uit het land weggedaan de waarzeggers 5774 1Sa 28:5 | 5 Toen Saul het leger der Filistijnen zag, 5775 1Sa 28:14 | bekleed. Toen Saul vernam, dat het Samuel was, zo neigde hij 5776 1Sa 28:14 | zo neigde hij zich met het aangezicht ter aarde, en 5777 1Sa 28:17 | gesproken heeft; en heeft het koninkrijk van uw hand gescheurd, 5778 1Sa 28:19 | mij zijn; ook zal de HEERE het leger van Israel in de hand 5779 1Sa 28:23 | 23 Doch hij weigerde het, en zeide: Ik zal niet eten. 5780 1Sa 28:23 | aarde, en zette zich op het bed. ~ 5781 1Sa 28:24 | vrouw had een gemest kalf in het huis; en zij haastte zich 5782 1Sa 28:24 | haastte zich en slachtte het; en zij nam meel, en kneedde 5783 1Sa 28:24 | zij nam meel, en kneedde het, en bakte daar ongezuurde 5784 1Sa 29:4 | heer aangenaam maken? Is het niet met de hoofden dezer 5785 1Sa 29:6 | David, en zeide tot hem: Het is zo waarachtig als de 5786 1Sa 29:6 | en uw ingang met mij in het leger is goed in mijn ogen; 5787 1Sa 29:9 | zeide tot David: Ik weet het; voorwaar, gij zijt aangenaam 5788 1Sa 29:10 | zult opgemaakt hebben, en het ulieden licht geworden is, 5789 1Sa 29:11 | weggingen, om weder te keren in het land der Filistijnen; de 5790 1Sa 30:1 | 1 Het geschiedde nu, als David 5791 1Sa 30:1 | kwamen, dat de Amalekieten in het zuiden en te Ziklag ingevallen 5792 1Sa 30:4 | 4 Toen hief David en het volk, dat bij hem was, hun 5793 1Sa 30:6 | David werd zeer bang, want het volk sprak van hem te stenigen; 5794 1Sa 30:6 | stenigen; want de zielen van het ganse volk waren verbitterd, 5795 1Sa 30:11 | vonden een Egyptischen man op het veld, en zij brachten hem 5796 1Sa 30:14 | Wij waren ingevallen tegen het zuiden van de Cherethieten, 5797 1Sa 30:14 | hetgeen van Juda is, en tegen het zuiden van Kaleb; en wij 5798 1Sa 30:16 | dien zij genomen hadden uit het land der Filistijnen, en 5799 1Sa 30:16 | der Filistijnen, en uit het land van Juda. ~ 5800 1Sa 30:19 | genomen hadden; David bracht het altemaal weder. ~ 5801 1Sa 30:21 | gingen David tegemoet, en het volk, dat bij hem was, tegemoet; 5802 1Sa 30:21 | tegemoet; en David trad tot het volk, en hij vraagde hen 5803 1Sa 30:24 | zaak horen? Want gelijk het deel dergenen is, die in 5804 1Sa 30:24 | afgetogen zijn, alzo zal ook het deel dergenen zijn, die 5805 1Sa 30:24 | deel dergenen zijn, die bij het gereedschap gebleven zijn; 5806 1Sa 30:25 | geweest; want hij heeft het tot een inzetting en tot 5807 1Sa 30:27 | tot die te Ramoth tegen het zuiden, en tot die te Jather, ~ 5808 1Sa 31:1 | mannen Israels vloden voor het aangezicht der Filistijnen, 5809 1Sa 31:1 | en vielen verslagen op het gebergte Gilboa. ~ 5810 1Sa 31:4 | vreesde zeer. Toen nam Saul het zwaard, en viel daarin. ~ 5811 1Sa 31:7 | die aan deze zijde van het dal waren, en die aan deze 5812 1Sa 31:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen 5813 1Sa 31:8 | drie zonen, liggende op het gebergte Gilboa. ~ 5814 1Sa 31:9 | rondom, om te boodschappen in het huis hunner afgoden, en 5815 1Sa 31:9 | hunner afgoden, en onder het volk. ~ 5816 1Sa 31:10 | zij legden zijn wapenen in het huis van Astharoth; en zijn 5817 1Sa 31:12 | gehelen nacht, en zij namen het lichaam van Saul, en de 5818 1Sa 31:13 | beenderen, en begroeven ze onder het geboomte te Jabes; en zij 5819 2Sa 1:1 | 1 Voorts geschiedde het na Sauls dood, als David 5820 2Sa 1:2 | 2 Zo geschiedde het op den derden dag, dat, 5821 2Sa 1:2 | derden dag, dat, ziet, uit het heirleger van Saul, een 5822 2Sa 1:2 | aarde was op zijn hoofd; en het geschiedde, als hij tot 5823 2Sa 1:3 | hem: Ik ben ontkomen uit het heirleger van Israel. ~ 5824 2Sa 1:4 | Wat is de zaak? Verhaal het mij toch. En hij zeide, 5825 2Sa 1:4 | toch. En hij zeide, dat het volk uit den strijd gevloden 5826 2Sa 1:4 | en dat er ook velen van het volk gevallen en gestorven 5827 2Sa 1:6 | bracht: Ik kwam bij geval op het gebergte van Gilboa; en 5828 2Sa 1:10 | die op zijn hoofd was, en het armgesmijde, dat aan zijn 5829 2Sa 1:12 | Jonathan, zijn zoon, en over het volk des HEEREN, en over 5830 2Sa 1:12 | volk des HEEREN, en over het huis Israels, omdat zij 5831 2Sa 1:12 | Israels, omdat zij door het zwaard gevallen waren. ~ 5832 2Sa 1:18 | den boog zou leren; ziet, het is geschreven in het boek 5833 2Sa 1:18 | ziet, het is geschreven in het boek des Oprechten. ~ 5834 2Sa 1:20 | 20 Verkondigt het niet te Gath, boodschapt 5835 2Sa 1:20 | niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon; 5836 2Sa 1:21 | schild smadelijk weggeworpen, het schild van Saul, alsof hij 5837 2Sa 1:22 | 22 Van het bloed der verslagenen, van 5838 2Sa 1:22 | bloed der verslagenen, van het vette der helden, werd Jonathans 5839 2Sa 1:25 | zijn de helden gevallen in het midden van den strijd! Jonathan 5840 2Sa 2:1 | 1 En het geschiedde daarna, dat David 5841 2Sa 2:4 | David tot een koning over het huis van Juda. Toen boodschapten 5842 2Sa 2:4 | boodschapten zij David, zeggende: Het zijn de mannen van Jabes 5843 2Sa 2:7 | en ook hebben mij die van het huis van Juda tot koning 5844 2Sa 2:10 | Israel; en hij regeerde het tweede jaar; alleenlijk 5845 2Sa 2:10 | jaar; alleenlijk die van het huis van Juda volgden David 5846 2Sa 2:11 | 11 Het getal nu der dagen, die 5847 2Sa 2:11 | geweest is te Hebron, over het huis van Juda, is zeven 5848 2Sa 2:16 | een greep den ander bij het hoofd, en stiet zijn zwaard 5849 2Sa 2:17 | mannen van Israel werden voor het aangezicht der knechten 5850 2Sa 2:18 | als een der reeen, die in het veld zijn. ~ 5851 2Sa 2:20 | Asahel? En hij zeide: Ik ben het. ~ 5852 2Sa 2:23 | Zo sloeg hem Abner met het achterste van de spies aan 5853 2Sa 2:23 | stierf op zijn plaats. En het geschiedde, dat allen, die 5854 2Sa 2:26 | Joab, en zeide: Zal dan het zwaard eeuwiglijk verteren? 5855 2Sa 2:26 | verteren? Weet gij niet, dat het in het laatste bitterheid 5856 2Sa 2:26 | Weet gij niet, dat het in het laatste bitterheid zal zijn? 5857 2Sa 2:26 | zijn? En hoe lang zult gij het volk niet zeggen, dat zij 5858 2Sa 2:27 | gesproken hadt, zekerlijk het volk zou al toen van den 5859 2Sa 2:28 | Joab met de bazuin; en al het volk stond stil, en zij 5860 2Sa 2:29 | dienzelfden gansen nacht over het vlakke veld; en zij gingen 5861 2Sa 2:29 | de Jordaan en wandelden het ganse Bithron door, en kwamen 5862 2Sa 2:30 | achter Abner, en verzamelde het ganse volk. En er werden 5863 2Sa 2:32 | den gansen nacht, dat hun het licht aanbrak te Hebron. ~  ~ 5864 2Sa 3:1 | was een lange krijg tussen het huis van Saul, en tussen 5865 2Sa 3:1 | huis van Saul, en tussen het huis van David. Doch David 5866 2Sa 3:1 | werd sterker; maar die van het huis van Saul gingen en 5867 2Sa 3:6 | Terwijl die krijg was tussen het huis van Saul, en tussen 5868 2Sa 3:6 | huis van Saul, en tussen het huis van David, zo geschiedde 5869 2Sa 3:6 | van David, zo geschiedde het, dat Abner zich sterkte 5870 2Sa 3:6 | dat Abner zich sterkte in het huis van Saul. ~ 5871 2Sa 3:8 | ik, die tegen Juda, aan het huis van Saul, uw vader, 5872 2Sa 3:10 | 10 Overbrengende het koninkrijk van het huis 5873 2Sa 3:10 | Overbrengende het koninkrijk van het huis van Saul, en oprichtende 5874 2Sa 3:12 | David, zeggende: Wiens is het land? zeggende wijders: 5875 2Sa 3:18 | 18 Zo doet het nu; want de HEERE heeft 5876 2Sa 3:19 | Israel, en in de ogen van het ganse huis van Benjamin. ~ 5877 2Sa 3:23 | 23 Als nu Joab en het ganse heir, dat met hem 5878 2Sa 3:26 | van Sira; maar David wist het niet. ~ 5879 2Sa 3:27 | Joab hem ter zijde af in het midden der poort, om in 5880 2Sa 3:28 | tot in eeuwigheid, van het bloed van Abner, den zoon 5881 2Sa 3:29 | 29 Het blijve op het hoofd van 5882 2Sa 3:29 | 29 Het blijve op het hoofd van Joab, en op het 5883 2Sa 3:29 | het hoofd van Joab, en op het ganse huis zijns vaders; 5884 2Sa 3:29 | vaders; en er worde van het huis van Joab niet afgesneden, 5885 2Sa 3:29 | den stok houde, en door het zwaard valle, en broodsgebrek 5886 2Sa 3:31 | zeide tot Joab en tot al het volk, dat bij hem was: Scheurt 5887 2Sa 3:32 | Abners graf; ook weende al het volk. ~ 5888 2Sa 3:34 | gevallen, gelijk men valt voor het aangezicht van kinderen 5889 2Sa 3:34 | verkeerdheid. Toen weende het ganse volk nog meer over 5890 2Sa 3:35 | 35 Daarna kwam al het volk, om David brood te 5891 2Sa 3:35 | brood te doen eten, als het nog dag was; maar David 5892 2Sa 3:35 | er zo toe, indien ik voor het ondergaan der zon brood 5893 2Sa 3:36 | 36 Als al het volk dit vernam, zo was 5894 2Sa 3:36 | volk dit vernam, zo was het goed in hun ogen, alles, 5895 2Sa 3:36 | was goed in de ogen van het ganse volk. ~ 5896 2Sa 3:37 | 37 En al het volk en gans Israel merkten 5897 2Sa 3:37 | te dienzelven dage, dat het van den koning niet was, 5898 2Sa 4:4 | vijf jaren was hij oud als het gerucht van Saul en Jonathan 5899 2Sa 4:4 | hem opnam, en vluchtte; en het geschiedde, als zij haastte, 5900 2Sa 4:6 | En zij kwamen daarin tot het midden des huizes, zullende 5901 2Sa 4:7 | gingen henen, den weg op het vlakke veld, den gansen 5902 2Sa 4:8 | 8 En zij brachten het hoofd van Isboseth tot David 5903 2Sa 4:8 | den koning: Zie, daar is het hoofd van Isboseth, den 5904 2Sa 4:12 | den vijver te Hebron, maar het hoofd van Isboseth namen 5905 2Sa 4:12 | namen zij, en begroeven het in Abners graf te Hebron. ~  ~ 5906 2Sa 5:3 | met hen te Hebron, voor het aangezicht des HEEREN; en 5907 2Sa 5:8 | blinde en kreupele zal in het huis niet komen. ~ 5908 2Sa 5:18 | en verspreidden zich in het dal Refaim. ~ 5909 2Sa 5:22 | zij verspreidden zich in het dal Refaim. ~ 5910 2Sa 5:24 | 24 En het geschiede, als gij hoort 5911 2Sa 5:24 | geschiede, als gij hoort het geruis van een gang in de 5912 2Sa 5:24 | aangezicht uitgegaan, om het heirleger der Filistijnen 5913 2Sa 6:2 | op, en ging heen met al het volk, dat bij hem was, van 5914 2Sa 6:3 | wagen, en haalden ze uit het huis van Abinadab, dat op 5915 2Sa 6:4 | 4 Toen zij hem nu uit het huis van Abinadab, dat op 5916 2Sa 6:5 | 5 En David en het ganse huis Israels speelden 5917 2Sa 6:5 | huis Israels speelden voor het aangezicht des HEEREN, met 5918 2Sa 6:10 | David deed ze afwijken in het huis van Obed-Edom, den 5919 2Sa 6:11 | ark des HEEREN bleef in het huis van Obed-Edom, den 5920 2Sa 6:12 | zeggende: De HEERE heeft het huis van Obed-Edom, en al 5921 2Sa 6:12 | en haalde de ark Gods uit het huis van Obed-Edom opwaarts 5922 2Sa 6:13 | 13 En het geschiedde, als zij, die 5923 2Sa 6:14 | huppelde met alle macht voor het aangezicht des HEEREN; en 5924 2Sa 6:15 | 15 Alzo brachten David en het ganse huis Israels de ark 5925 2Sa 6:16 | 16 En het geschiedde, als de ark des 5926 2Sa 6:16 | Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag. Als zij 5927 2Sa 6:16 | springende en huppelende voor het aangezicht des HEEREN, verachtte 5928 2Sa 6:17 | zij die in haar plaats, in het midden der tent, die David 5929 2Sa 6:18 | Als David geeindigd had het brandoffer en de dankofferen 5930 2Sa 6:18 | offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN 5931 2Sa 6:19 | 19 En hij deelde uit aan het ganse volk, aan de ganse 5932 2Sa 6:21 | David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEEREN, Die 5933 2Sa 6:21 | tot een voorganger over het volk des HEEREN, over Israel; 5934 2Sa 6:21 | ja, ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN. ~ 5935 2Sa 7:1 | 1 En het geschiedde, als de koning 5936 2Sa 7:2 | en de ark Gods woont in het midden der gordijnen. ~ 5937 2Sa 7:4 | 4 Maar het gebeurde in denzelfden nacht, 5938 2Sa 7:4 | in denzelfden nacht, dat het woord des HEEREN tot Nathan 5939 2Sa 7:10 | verdrukken, gelijk als in het eerst. ~ 5940 2Sa 7:18 | David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en 5941 2Sa 7:19 | maar Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken 5942 2Sa 7:23 | te doen aan Uw land, voor het aangezicht Uws volks, dat 5943 2Sa 7:26 | heirscharen is God over Israel; en het huis van Uw knecht David 5944 2Sa 7:27 | God Israels! Gij hebt voor het oor Uws knechts geopenbaard, 5945 2Sa 7:29 | 29 Zo believe het U nu, en zegen het huis 5946 2Sa 7:29 | believe het U nu, en zegen het huis van Uw knecht, dat 5947 2Sa 7:29 | huis van Uw knecht, dat het in eeuwigheid voor uw aangezicht 5948 2Sa 7:29 | want Gij, Heere HEERE, hebt het gesproken, en met Uw zegen 5949 2Sa 7:29 | gesproken, en met Uw zegen zal het huis van Uw knecht gezegend 5950 2Sa 8:1 | 1 En het geschiedde daarna, dat David 5951 2Sa 8:2 | met een vol snoer om in het leven te laten. Alzo werden 5952 2Sa 8:9 | Hamath, hoorde, dat David het ganse heir van Hadad-ezer 5953 2Sa 8:11 | den HEERE heiligde, met het zilver en het goud, dat 5954 2Sa 8:11 | heiligde, met het zilver en het goud, dat hij geheiligd 5955 2Sa 8:13 | Syriers geslagen had, in het Zoutdal, achttien duizend. ~ 5956 2Sa 8:16 | zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat, zoon van 5957 2Sa 9:1 | die overgebleven is van het huis van Saul, dat ik weldadigheid 5958 2Sa 9:2 | 2 Het huis van Saul nu had een 5959 2Sa 9:3 | zeide: Is er nog iemand van het huis van Saul, dat ik Gods 5960 2Sa 9:4 | den koning: Zie, hij is in het huis van Machir, den zoon 5961 2Sa 9:5 | heen, en hij nam hem uit het huis van Machir, den zoon 5962 2Sa 9:10 | Daarom zult gij voor hem het land bearbeiden, gij, en 5963 2Sa 9:12 | Micha; en allen, die in het huis van Ziba woonden, waren 5964 2Sa 10:1 | 1 En het geschiedde daarna, dat de 5965 2Sa 10:2 | knechten van David kwamen in het land van de kinderen Ammons. ~ 5966 2Sa 10:7 | zond hij Joab heen, en het ganse heir met de helden. ~ 5967 2Sa 10:8 | Maacha waren bijzonder in het veld. ~ 5968 2Sa 10:10 | 10 En het overige des volks gaf hij 5969 2Sa 10:10 | zijn broeder Abisai, die het in orde stelde tegen de 5970 2Sa 10:13 | 13 Toen naderde Joab, en het volk, dat bij hem was, tot 5971 2Sa 10:14 | vloden, vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai, en 5972 2Sa 11:1 | 1 En het geschiedde met de wederkomst 5973 2Sa 11:1 | geschiedde met de wederkomst van het jaar, ter tijde als de koningen 5974 2Sa 11:2 | 2 Zo geschiedde het tegen den avondtijd, dat 5975 2Sa 11:2 | opstond, en wandelde op het dak van het koningshuis, 5976 2Sa 11:2 | wandelde op het dak van het koningshuis, en zag van 5977 2Sa 11:2 | koningshuis, en zag van het dak een vrouw, zich wassende; 5978 2Sa 11:10 | 10 En zij gaven het David te kennen, zeggende: 5979 2Sa 11:11 | mijns heren zijn gelegerd op het open veld, en zou ik in 5980 2Sa 11:14 | Des morgens nu geschiedde het, dat David een brief schreef 5981 2Sa 11:16 | 16 Zo geschiedde het, als Joab op de stad gelet 5982 2Sa 11:17 | Joab streden, vielen er van het volk, van Davids knechten, 5983 2Sa 11:20 | 20 En het zal geschieden, indien de 5984 2Sa 11:23 | zijn tot ons uitgetogen in het veld; maar wij zijn tegen 5985 2Sa 11:25 | kwaad zijn in uw ogen, want het zwaard verteert zowel dezen 5986 2Sa 12:3 | hij gekocht had, en had het gevoed, dat het groot geworden 5987 2Sa 12:3 | en had het gevoed, dat het groot geworden was bij hem, 5988 2Sa 12:3 | zijn kinderen tegelijk; het at van zijn bete, en dronk 5989 2Sa 12:3 | sliep in zijn schoot, en het was hem als een dochter. ~ 5990 2Sa 12:8 | uw schoot, ja, Ik heb u het huis van Israel en Juda 5991 2Sa 12:8 | Juda gegeven; en indien het weinig is, Ik zou u alzulks 5992 2Sa 12:9 | 9 Waarom hebt gij dan het woord des HEEREN veracht, 5993 2Sa 12:9 | hebt Uria, den Hethiet, met het zwaard verslagen, en zijn 5994 2Sa 12:9 | genomen; en hem hebt gij met het zwaard van de kinderen Ammons 5995 2Sa 12:10 | 10 Nu dan, het zwaard zal van uw huis niet 5996 2Sa 12:12 | 12 Want gij hebt het in het verborgen gedaan; 5997 2Sa 12:12 | 12 Want gij hebt het in het verborgen gedaan; maar Ik 5998 2Sa 12:15 | huis. En de HEERE sloeg het kind, dat de huisvrouw van 5999 2Sa 12:15 | Uria David gebaard had, dat het zeer krank werd. ~ 6000 2Sa 12:18 | 18 En het geschiedde op den zevenden


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License