1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165
Book Chapter: Verse
8001 1Kro 26:13 | 13 Het zesde voor Bukkia; zijn
8002 1Kro 26:14 | 14 Het zevende voor Jesarela; zijn
8003 1Kro 26:15 | 15 Het achtste voor Jesaja; zijn
8004 1Kro 26:16 | 16 Het negende voor Mattanja; zijn
8005 1Kro 26:17 | 17 Het tiende voor Simei; zijn
8006 1Kro 26:18 | 18 Het elfde voor Azareel; zijn
8007 1Kro 26:19 | 19 Het twaalfde voor Hasabja; zijn
8008 1Kro 26:20 | 20 Het dertiende voor Subael; zijn
8009 1Kro 26:21 | 21 Het veertiende voor Mattithja;
8010 1Kro 26:22 | 22 Het vijftiende voor Jeremoth;
8011 1Kro 26:23 | 23 Het zestiende voor Hananja;
8012 1Kro 26:24 | 24 Het zeventiende voor Josbekasa;
8013 1Kro 26:25 | 25 Het achttiende voor Hanani;
8014 1Kro 26:26 | 26 Het negentiende voor Mallothi;
8015 1Kro 26:27 | 27 Het twintigste voor Eliatha;
8016 1Kro 26:28 | 28 Het een en twintigste voor Hothir;
8017 1Kro 26:29 | 29 Het twee en twintigste voor
8018 1Kro 26:30 | 30 Het drie en twintigste voor
8019 1Kro 26:31 | 31 Het vier en twintigste voor
8020 1Kro 27:6 | geboren, heersende over het huis huns vaders; want zij
8021 1Kro 27:10 | Merari, had zonen; Simri was het hoofd; (alhoewel hij de
8022 1Kro 27:12 | broederen, om te dienen in het huis des HEEREN. ~
8023 1Kro 27:14 | 14 Het lot nu tegen het oosten
8024 1Kro 27:14 | 14 Het lot nu tegen het oosten viel op Salemja;
8025 1Kro 27:14 | lot is uitgekomen tegen het noorden; ~
8026 1Kro 27:15 | 15 Obed-Edom tegen het zuiden; en voor zijn kinderen
8027 1Kro 27:15 | zuiden; en voor zijn kinderen het huis der schatkameren. ~
8028 1Kro 27:16 | 16 Suppim en Hosa tegen het westen, met de poort Schallechet,
8029 1Kro 27:17 | 17 Tegen het oosten waren zes Levieten;
8030 1Kro 27:17 | waren zes Levieten; tegen het noorden des daags vier;
8031 1Kro 27:17 | noorden des daags vier; tegen het zuiden des daags vier; maar
8032 1Kro 27:18 | 18 Aan Parbar tegen het westen waren er vier bij
8033 1Kro 27:20 | Ahia over de schatten van het huis Gods, en over de schatten
8034 1Kro 27:22 | waren over de schatten van het huis des HEEREN. ~
8035 1Kro 27:27 | van den buit hadden zij het geheiligd, om het huis des
8036 1Kro 27:27 | hadden zij het geheiligd, om het huis des HEEREN te onderhouden. ~
8037 1Kro 27:29 | Chenanja en zijn zonen tot het buitenwerk in Israel, tot
8038 1Kro 27:30 | zijde van de Jordaan tegen het westen, over al het werk
8039 1Kro 27:30 | tegen het westen, over al het werk des HEEREN, en tot
8040 1Kro 27:31 | de Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten
8041 1Kro 27:31 | geslachten onder de vaderen; in het veertigste jaar des koninkrijks
8042 1Kro 28:3 | uit de kinderen van Perez, het hoofd van al de oversten
8043 1Kro 28:5 | den opperambtman; die was het hoofd; in zijn verdeling
8044 1Kro 28:23 | 23 Maar David nam het getal van die niet op, die
8045 1Kro 28:24 | tellen, maar hij voleindde het niet, omdat er deshalve
8046 1Kro 28:24 | Israel gekomen was; daarom is het getal niet opgebracht in
8047 1Kro 28:25 | en over de schatten op het land, in de steden, en in
8048 1Kro 28:26 | 26 En over die, die het akkerwerk deden, in de landbouwing,
8049 1Kro 28:31 | 31 En over het kleine vee was Jaziz, de
8050 1Kro 29:4 | en mijns vaders huis in het huis van Juda; en onder
8051 1Kro 29:8 | Nu dan, voor de ogen van het ganse Israel, de gemeente
8052 1Kro 29:9 | harten, en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten;
8053 1Kro 29:10 | bouwt; wees sterk, en doe het. ~
8054 1Kro 29:11 | Salomo een voorbeeld van het voorhuis, met zijn behuizingen,
8055 1Kro 29:11 | zijn binnenkameren, en van het huis des verzoendeksels; ~
8056 1Kro 29:12 | namelijk van de voorhoven van het huis des HEEREN, en van
8057 1Kro 29:12 | rondom; tot de schatten van het huis Gods, en tot de schatten
8058 1Kro 29:13 | werk van den dienst van het huis des HEEREN, en van
8059 1Kro 29:13 | vaten van den dienst van het huis des HEEREN. ~
8060 1Kro 29:14 | 14 Het goud gaf hij naar het goudgewicht,
8061 1Kro 29:14 | 14 Het goud gaf hij naar het goudgewicht, tot alle vaten
8062 1Kro 29:15 | 15 En het gewicht tot de gouden kandelaars,
8063 1Kro 29:15 | hun gouden lampen, naar het gewicht van elken kandelaar
8064 1Kro 29:15 | zilveren kandelaars, naar het gewicht van een kandelaar
8065 1Kro 29:16 | 16 Ook gaf hij het goud naar het gewicht tot
8066 1Kro 29:16 | Ook gaf hij het goud naar het gewicht tot de tafelen der
8067 1Kro 29:16 | toerichting, tot elke tafel, en het zilver tot de zilveren tafelen; ~
8068 1Kro 29:17 | schotelen, en tot gouden bekers, het gewicht tot elken beker,
8069 1Kro 29:17 | bekers, tot elken beker het gewicht; ~
8070 1Kro 29:18 | 18 En tot het reukaltaar gelouterd goud
8071 1Kro 29:18 | in gewicht; en goud tot het voorbeeld des wagens, te
8072 1Kro 29:20 | heb goeden moed, en doe het, vrees niet, en wees niet
8073 1Kro 29:20 | verlaten, totdat gij al het werk tot den dienst van
8074 1Kro 29:20 | werk tot den dienst van het huis des HEEREN zult volbracht
8075 1Kro 29:21 | Levieten, tot allen dienst van het huis Gods; en bij u zijn
8076 1Kro 29:21 | dienst, ook de vorsten, en het ganse volk, bereid tot al
8077 1Kro 30:1 | daarentegen is groot, want het is geen paleis voor een
8078 1Kro 30:2 | al mijn kracht bereid tot het huis mijns Gods, goud tot
8079 1Kro 30:3 | uit mijn welgevallen tot het huis mijns Gods, geef ik
8080 1Kro 30:3 | huis mijns Gods, geef ik het bijzonder goud en zilver,
8081 1Kro 30:3 | zilver, dat ik heb, tot het huis mijns Gods daarenboven,
8082 1Kro 30:4 | duizend talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven
8083 1Kro 30:6 | honderden, en de oversten van het werk des konings; ~
8084 1Kro 30:7 | gaven, tot den dienst van het huis Gods, vijf duizend
8085 1Kro 30:8 | gaven zij in den schat van het huis des HEEREN, onder de
8086 1Kro 30:9 | 9 En het volk was verblijd over hun
8087 1Kro 30:11 | is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk, en Gij hebt
8088 1Kro 30:12 | kracht en macht; ook staat het in Uw hand alles groot te
8089 1Kro 30:14 | te geven als dit is? Want het is alles van U, en wij geven
8090 1Kro 30:14 | alles van U, en wij geven het U uit Uw hand. ~
8091 1Kro 30:16 | dat is van Uw hand, en het is alles Uw. ~
8092 1Kro 30:17 | weet, mijn God, dat Gij het hart proeft, en dat Gij
8093 1Kro 30:17 | bevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig
8094 1Kro 30:18 | den zin der gedachten van het hart Uws volks, en richt
8095 1Kro 30:20 | vaderen; en zij neigden het hoofd, en zij bogen zich
8096 1Kro 30:22 | dronken deszelven daags voor het aangezicht des HEEREN met
8097 2Kro 1:2 | 2 En Salomo sprak tot het ganse Israel, tot de oversten
8098 2Kro 1:5 | 5 Ook was het koperen altaar, dat Bezaleel,
8099 2Kro 1:6 | Salomo offerde daar, voor het aangezicht des HEEREN, op
8100 2Kro 1:6 | aangezicht des HEEREN, op het koperen altaar, dat aan
8101 2Kro 1:9 | een volk, menigvuldig als het stof der aarde; ~
8102 2Kro 1:10 | wetenschap, dat ik voor het aangezicht van dit volk
8103 2Kro 1:15 | 15 En de koning maakte het zilver en het goud in Jeruzalem
8104 2Kro 1:15 | koning maakte het zilver en het goud in Jeruzalem te zijn
8105 2Kro 1:16 | 16 En het uitbrengen der paarden was
8106 2Kro 1:16 | Egypte had; en aangaande het linnengaren, de kooplieden
8107 2Kro 1:16 | kooplieden des konings namen het linnengaren voor den prijs. ~
8108 2Kro 2:2 | mannen, die houwen zouden in het gebergte; mitsgaders drie
8109 2Kro 2:5 | 5 En het huis, dat ik zal bouwen,
8110 2Kro 2:8 | ik weet, dat uw knechten het hout van Libanon weten te
8111 2Kro 2:9 | menigte te bereiden; want het huis, dat ik zal bouwen,
8112 2Kro 2:10 | knechten, den houwers, die het hout houwen, twintig duizend
8113 2Kro 2:16 | uw nooddruft, en zullen het tot u met vlotten, over
8114 2Kro 2:16 | Jafo brengen; en gij zult het laten ophalen naar Jeruzalem. ~
8115 2Kro 2:17 | de vreemde mannen, die in het land van Israel waren, achtervolgens
8116 2Kro 2:18 | tachtig duizend houwers in het gebergte, mitsgaders drie
8117 2Kro 2:18 | zeshonderd opzieners, om het volk te doen arbeiden. ~ ~
8118 2Kro 3:1 | 1 En Salomo begon het huis des HEEREN te bouwen
8119 2Kro 3:2 | op den tweeden dag, in het vierde jaar van zijn koninkrijk. ~
8120 2Kro 3:3 | grondleggingen van Salomo, om het huis Gods te bouwen: de
8121 2Kro 3:4 | 4 En het voorhuis, hetwelk vooraan
8122 2Kro 3:4 | lengte, naar de breedte van het huis, twintig ellen, en
8123 2Kro 3:5 | 5 Het grote huis nu overdekte
8124 2Kro 3:6 | 6 Hij overtoog ook het huis met kostelijke stenen
8125 2Kro 3:6 | kostelijke stenen tot versiering; het goud nu was goud van Parvaim. ~
8126 2Kro 3:7 | Daartoe overdekte hij aan het huis de balken, de posten
8127 2Kro 3:8 | 8 Verder maakte hij het huis van het heilige der
8128 2Kro 3:8 | maakte hij het huis van het heilige der heiligen, welks
8129 2Kro 3:8 | lengte, naar de breedte van het huis, was twintig ellen,
8130 2Kro 3:9 | 9 En het gewicht der nagelen was
8131 2Kro 3:10 | 10 Ook maakte hij, in het huis van het heilige der
8132 2Kro 3:10 | maakte hij, in het huis van het heilige der heiligen, twee
8133 2Kro 3:11 | rakende aan den wand van het huis, en de andere vleugel
8134 2Kro 3:12 | rakende aan den wand van het huis; en de andere vleugel
8135 2Kro 3:15 | 15 Nog maakte hij voor het huis twee pilaren, van vijf
8136 2Kro 3:15 | dertig ellen in lengte; en het kapiteel, dat op derzelver
8137 2Kro 4:4 | runderen, drie ziende naar het noorden, en drie ziende
8138 2Kro 4:4 | noorden, en drie ziende naar het westen, en drie ziende naar
8139 2Kro 4:4 | westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende naar
8140 2Kro 4:4 | zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee was boven
8141 2Kro 4:5 | breed, en haar rand als het werk van den rand eens bekers
8142 2Kro 4:9 | 9 Verder maakte hij het voorhof der priesteren,
8143 2Kro 4:9 | voorhof der priesteren, en het grote voorhof, mitsgaders
8144 2Kro 4:9 | mitsgaders de deuren voor het voorhof, en overtoog hun
8145 2Kro 4:10 | aan de rechterzijde, naar het oosten, tegenover het zuiden. ~
8146 2Kro 4:10 | naar het oosten, tegenover het zuiden. ~
8147 2Kro 4:11 | sprengbekkens; alzo voleindde Huram het werk te maken, dat hij voor
8148 2Kro 4:11 | voor de koning Salomo aan het huis Gods maakte. ~
8149 2Kro 4:12 | en de twee kapitelen, op het hoofd der pilaren; en de
8150 2Kro 4:16 | voor de koning Salomo, voor het huis des HEEREN, van gepolijst
8151 2Kro 4:18 | in grote menigte; want het gewicht des kopers werd
8152 2Kro 4:19 | Salomo alle vaten, die voor het huis Gods waren, en het
8153 2Kro 4:19 | het huis Gods waren, en het gouden altaar, en de tafelen,
8154 2Kro 4:21 | en de snuiters, van goud; het was het volmaaktste goud; ~
8155 2Kro 4:21 | snuiters, van goud; het was het volmaaktste goud; ~
8156 2Kro 4:22 | aangaande den ingang van het huis, zijn binnenste deuren,
8157 2Kro 4:22 | zijn binnenste deuren, van het heilige der heiligen, en
8158 2Kro 4:22 | heiligen, en de deuren van het huis des tempels waren van
8159 2Kro 5:1 | 1 Alzo werd al het werk volbracht, dat Salomo
8160 2Kro 5:1 | volbracht, dat Salomo aan het huis des HEEREN maakte.
8161 2Kro 5:1 | van zijn vader David; en het zilver, en het goud, en
8162 2Kro 5:1 | David; en het zilver, en het goud, en al de vaten legde
8163 2Kro 5:1 | hij onder de schatten van het huis Gods. ~
8164 2Kro 5:3 | verzamelden zich tot de koning op het feest, hetwelk was in de
8165 2Kro 5:7 | tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige der
8166 2Kro 5:7 | aanspraakplaats van het huis, tot het heilige der heiligen, tot
8167 2Kro 5:11 | 11 En het geschiedde, als de priesters
8168 2Kro 5:11 | geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen; (want
8169 2Kro 5:12 | en harpen, stonden tegen het oosten des altaars, en met
8170 2Kro 5:13 | 13 Het geschiedde dan, als zij
8171 2Kro 5:13 | is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld
8172 2Kro 5:13 | wolk vervuld werd, namelijk het huis des HEEREN. ~
8173 2Kro 5:14 | heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods vervuld. ~ ~ ~
8174 2Kro 6:1 | 1 Alzo werd al het werk volbracht, dat Salomo
8175 2Kro 6:1 | volbracht, dat Salomo aan het huis des HEEREN maakte.
8176 2Kro 6:1 | van zijn vader David; en het zilver, en het goud, en
8177 2Kro 6:1 | David; en het zilver, en het goud, en al de vaten legde
8178 2Kro 6:1 | hij onder de schatten van het huis Gods. ~
8179 2Kro 6:3 | verzamelden zich tot de koning op het feest, hetwelk was in de
8180 2Kro 6:7 | tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige der
8181 2Kro 6:7 | aanspraakplaats van het huis, tot het heilige der heiligen, tot
8182 2Kro 6:11 | 11 En het geschiedde, als de priesters
8183 2Kro 6:11 | geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen; (want
8184 2Kro 6:12 | en harpen, stonden tegen het oosten des altaars, en met
8185 2Kro 6:13 | 13 Het geschiedde dan, als zij
8186 2Kro 6:13 | is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld
8187 2Kro 6:13 | wolk vervuld werd, namelijk het huis des HEEREN. ~
8188 2Kro 6:14 | heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods vervuld. ~ ~
8189 2Kro 7:4 | gesproken heeft, en heeft het met Zijn handen vervuld,
8190 2Kro 7:7 | 7 Het was ook in het hart van
8191 2Kro 7:7 | 7 Het was ook in het hart van mijn vader David,
8192 2Kro 7:8 | gij hebt welgedaan, dat het in uw hart geweest is. ~
8193 2Kro 7:11 | daar de ark gesteld, waarin het verbond des HEEREN is, hetwelk
8194 2Kro 7:12 | 12 En hij stond voor het altaar des HEEREN, tegenover
8195 2Kro 7:13 | gestoelte gemaakt, en had het gesteld in het midden des
8196 2Kro 7:13 | gemaakt, en had het gesteld in het midden des voorhofs; zijnde
8197 2Kro 7:14 | noch op de aarde, houdende het verbond en de weldadigheid
8198 2Kro 7:15 | Uw hand vervuld, gelijk het te dezen dage is. ~
8199 2Kro 7:19 | 19 Wend U dan nog tot het gebed Uws knechts, en tot
8200 2Kro 7:19 | mijn God, om te horen naar het geroep en naar het gebed,
8201 2Kro 7:19 | naar het geroep en naar het gebed, dat Uw knecht voor
8202 2Kro 7:20 | zetten; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht
8203 2Kro 7:24 | ook Uw volk Israel voor het aangezicht des vijands zal
8204 2Kro 7:25 | Israel, en breng hen weder in het land, dat Gij hun en hun
8205 2Kro 7:28 | 28 Als er honger in het land wezen zal, als er pest
8206 2Kro 7:28 | iemand van zijn vijanden in het land zijner poorten hem
8207 2Kro 7:30 | kent; want Gij alleen kent het hart van de kinderen der
8208 2Kro 7:31 | die zij leven zullen op het land, dat Gij onzen vaderen
8209 2Kro 7:36 | en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands,
8210 2Kro 7:37 | 37 En zij in het land, waar zij gevankelijk
8211 2Kro 7:37 | bekeren, en tot U smeken in het land hunner gevangenis,
8212 2Kro 7:38 | en met hun ganse ziel, in het land hunner gevangenis,
8213 2Kro 7:40 | oren opmerkende zijn tot het gebed dezer plaats. ~
8214 2Kro 7:41 | laat Uw gunstgenoten over het goede blijde zijn. ~
8215 2Kro 7:42 | 42 O HEERE God! wend het aangezicht Uws gezalfden
8216 2Kro 8:1 | had te bidden, zo daalde het vuur van den hemel, en verteerde
8217 2Kro 8:1 | den hemel, en verteerde het brandoffer en de slachtofferen;
8218 2Kro 8:1 | heerlijkheid des HEEREN vervulde het huis. ~
8219 2Kro 8:2 | priesters konden niet ingaan in het huis des HEEREN; want de
8220 2Kro 8:2 | heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. ~
8221 2Kro 8:3 | heerlijkheid des HEEREN over het huis, zo bukten zij met
8222 2Kro 8:4 | 4 De koning nu en al het volk offerden slachtofferen
8223 2Kro 8:4 | offerden slachtofferen voor het aangezicht des HEEREN. ~
8224 2Kro 8:5 | Alzo hebben de koning en het ganse volk het huis Gods
8225 2Kro 8:5 | koning en het ganse volk het huis Gods ingewijd. ~
8226 2Kro 8:7 | 7 En Salomo heiligde het middelste des voorhofs,
8227 2Kro 8:7 | des voorhofs, hetwelk voor het huis des HEEREN was, dewijl
8228 2Kro 8:7 | daar de brandofferen en het vette der dankofferen bereid
8229 2Kro 8:7 | dankofferen bereid had; want het koperen altaar, dat Salomo
8230 2Kro 8:7 | Salomo gemaakt had, kon het brandoffer, en het spijsoffer,
8231 2Kro 8:7 | kon het brandoffer, en het spijsoffer, en het vette
8232 2Kro 8:7 | brandoffer, en het spijsoffer, en het vette niet vatten. ~
8233 2Kro 8:8 | hield ook ter zelfder tijd het feest zeven dagen, en gans
8234 2Kro 8:9 | altaars zeven dagen, en het feest zeven dagen. ~
8235 2Kro 8:10 | der zevende maand liet hij het volk gaan tot hun hutten,
8236 2Kro 8:10 | blijde en goedsmoeds over het goede, dat de HEERE aan
8237 2Kro 8:11 | 11 Alzo volbracht Salomo het huis des HEEREN, en het
8238 2Kro 8:11 | het huis des HEEREN, en het huis des konings; en al
8239 2Kro 8:11 | hart gekomen was, om in het huis des HEEREN en in zijn
8240 2Kro 8:13 | den sprinkhaan gebiede, het land te verteren, of zo
8241 2Kro 8:15 | Mijn oren opmerkende op het gebed dezer plaats. ~
8242 2Kro 8:20 | aangezicht wegwerpen, en zal het tot een spreekwoord en spotrede
8243 2Kro 9:1 | 1 Het geschiedde nu ten einde
8244 2Kro 9:1 | jaren, in dewelke Salomo het huis des HEEREN en zijn
8245 2Kro 9:3 | Hamath-Zoba, en hij overweldigde het. ~
8246 2Kro 9:5 | 5 Ook bouwde hij het hoge Beth-horon en het neder
8247 2Kro 9:5 | hij het hoge Beth-horon en het neder Beth-horon, vaste
8248 2Kro 9:6 | en in den Libanon, en in het ganse land zijner heerschappij. ~
8249 2Kro 9:7 | 7 Aangaande al het volk, dat overgebleven was
8250 2Kro 9:8 | kinderen, die na hen in het land overgebleven waren,
8251 2Kro 9:10 | tweehonderd en vijftig, die over het volk heerschappij hadden. ~
8252 2Kro 9:11 | uit de stad Davids, tot het huis, dat hij voor haar
8253 2Kro 9:11 | zeide: Mijn vrouw zal in het huis van David, den koning
8254 2Kro 9:12 | den HEERE brandofferen op het altaar des HEEREN, hetwelk
8255 2Kro 9:12 | HEEREN, hetwelk hij voor het voorhuis gebouwd had; ~
8256 2Kro 9:13 | elken dag, offerende, naar het gebod van Mozes, op de sabbatten,
8257 2Kro 9:13 | hoogtijden, drie malen in het jaar; op het feest van de
8258 2Kro 9:13 | drie malen in het jaar; op het feest van de ongezuurde
8259 2Kro 9:13 | ongezuurde broden, en op het feest der weken, en op het
8260 2Kro 9:13 | het feest der weken, en op het feest der loofhutten. ~
8261 2Kro 9:14 | elke poort; want alzo was het gebod van David, den man
8262 2Kro 9:16 | 16 Alzo werd al het werk van Salomo bereid tot
8263 2Kro 9:16 | dag der grondlegging van het huis des HEEREN, en tot
8264 2Kro 9:16 | huis des HEEREN, en tot het volbrengen van hetzelve,
8265 2Kro 9:16 | volbrengen van hetzelve, dat het huis des HEEREN volmaakt
8266 2Kro 9:17 | aan den oever der zee, in het land Edom. ~
8267 2Kro 10:1 | toen de koningin van Scheba het gerucht van Salomo hoorde,
8268 2Kro 10:3 | wijsheid van Salomo, en het huis, dat hij gebouwd had, ~
8269 2Kro 10:4 | spijze zijner tafel, en het zitten zijner knechten,
8270 2Kro 10:4 | zitten zijner knechten, en het staan zijner dienaren, en
8271 2Kro 10:4 | waardoor hij opging in het huis des HEEREN, zo was
8272 2Kro 10:5 | zij zeide tot den koning: Het is een waarachtig woord
8273 2Kro 10:6 | aangezegd; gij hebt overtroffen het gerucht, dat ik gehoord
8274 2Kro 10:11 | algummimhout hoge gangen tot het huis des HEEREN en tot het
8275 2Kro 10:11 | het huis des HEEREN en tot het huis des konings, mitsgaders
8276 2Kro 10:11 | desgelijks ook was te voren in het land van Juda niet geweest. ~
8277 2Kro 10:13 | 13 Het gewicht nu van het goud,
8278 2Kro 10:13 | 13 Het gewicht nu van het goud, dat voor Salomo op
8279 2Kro 10:16 | en de koning legde ze in het huis des wouds van den Libanon. ~
8280 2Kro 10:20 | goud, en alle vaten van het huis des wouds van den Libanon
8281 2Kro 10:20 | waren van gesloten goud; het zilver was in de dagen van
8282 2Kro 10:26 | koningen, van de rivier tot aan het land der Filistijnen, en
8283 2Kro 10:27 | 27 Ook maakte de koning het zilver in Jeruzalem te zijn
8284 2Kro 10:29 | 29 Het overige nu der geschiedenissen
8285 2Kro 11:1 | Rehabeam toog naar Sichem; want het ganse Israel was te Sichem
8286 2Kro 11:2 | 2 Het geschiedde nu, als Jerobeam,
8287 2Kro 11:2 | in Egypte, alwaar hij van het aangezicht van den koning
8288 2Kro 11:3 | roepen; zo kwam Jerobeam met het ganse Israel, en zij spraken
8289 2Kro 11:5 | dagen weder tot mij. En het volk ging heen. ~
8290 2Kro 11:6 | die gestaan hadden voor het aangezicht van zijn vader
8291 2Kro 11:9 | gesproken hebben, zeggende: Maak het juk, dat uw vader ons opgelegd
8292 2Kro 11:10 | zwaar gemaakt, maar maak gij het over ons lichter; alzo zult
8293 2Kro 11:12 | 12 Zo kwam Jerobeam en al het volk tot Rehabeam, op den
8294 2Kro 11:15 | Alzo hoorde de koning naar het volk niet; want deze omwending
8295 2Kro 11:16 | 16 Toen het ganse volk Israel zag, dat
8296 2Kro 11:16 | niet hoorde, zo antwoordde het volk den koning, zeggende:
8297 2Kro 11:16 | uw huis, o David! Zo ging het ganse Israel naar zijn tenten. ~
8298 2Kro 11:19 | vielen de Israelieten van het huis van David af, tot op
8299 2Kro 12:1 | gekomen was, vergaderde hij het huis van Juda en Benjamin,
8300 2Kro 12:1 | Israel te strijden, opdat hij het koninkrijk weder aan Rehabeam
8301 2Kro 12:2 | 2 Doch het woord des HEEREN geschiedde
8302 2Kro 12:3 | koning van Juda, en tot het ganse Israel in Juda en
8303 2Kro 12:13 | priesteren en de Levieten, die in het ganse Israel waren, stelden
8304 2Kro 12:14 | hadden hen verstoten, van het priesterdom des HEEREN te
8305 2Kro 12:17 | 17 Alzo sterkten zij het koninkrijk van Juda, en
8306 2Kro 12:22 | onder zijn broederen; want het was om hem koning te maken. ~
8307 2Kro 13:1 | 1 Het geschiedde nu, als Rehabeam
8308 2Kro 13:1 | geschiedde nu, als Rehabeam het koninkrijk bevestigd had,
8309 2Kro 13:2 | 2 Daarom geschiedde het, in het vijfde jaar van
8310 2Kro 13:2 | Daarom geschiedde het, in het vijfde jaar van den koning
8311 2Kro 13:7 | verootmoedigden, geschiedde het woord des HEEREN tot Semaja,
8312 2Kro 13:9 | hij nam de schatten van het huis des HEEREN en de schatten
8313 2Kro 13:9 | HEEREN en de schatten van het huis des konings weg; hij
8314 2Kro 13:10 | trawanten, die de deur van het huis des konings bewaarden. ~
8315 2Kro 13:11 | 11 En het geschiedde, zo wanneer de
8316 2Kro 13:11 | zo wanneer de koning in het huis des HEEREN ging, dat
8317 2Kro 14:1 | 1 In het achttiende jaar van den
8318 2Kro 14:4 | Zemaraim, dewelke is in het gebergte van Efraim; en
8319 2Kro 14:5 | 5 Staat het u niet toe te weten, dat
8320 2Kro 14:5 | de HEERE, de God Israels, het koninkrijk over Israel aan
8321 2Kro 14:8 | denkt u te versterken tegen het koninkrijk des HEEREN, hetwelk
8322 2Kro 14:10 | en de Levieten zijn in het werk. ~
8323 2Kro 14:13 | komen; zo waren zij voor het aangezicht van Juda, en
8324 2Kro 14:15 | maakten een alarmgeschrei; en het geschiedde, als de mannen
8325 2Kro 14:15 | maakten, dat God Jerobeam en het ganse Israel sloeg voor
8326 2Kro 14:16 | kinderen Israels vloden voor het aangezicht van Juda; en
8327 2Kro 14:22 | 22 Het overige nu der geschiedenissen
8328 2Kro 15:1 | plaats. In zijn dagen was het land tien jaren stil. ~
8329 2Kro 15:4 | zoeken, en dat zij de wet en het gebod doen zouden. ~
8330 2Kro 15:5 | hoogten en de zonnebeelden; en het koninkrijk was voor hem
8331 2Kro 15:6 | vaste steden in Juda; want het land was stil, en er was
8332 2Kro 15:7 | deuren en grendelen, terwijl het land nog is voor ons aangezicht;
8333 2Kro 15:8 | tachtig duizend uit Benjamin, het schild dragende en den boog
8334 2Kro 15:10 | zij stelden de slagorde in het dal Zefatha bij Maresa. ~
8335 2Kro 15:11 | zijn God, en zeide: HEERE, het is niets bij U, te helpen
8336 2Kro 15:13 | 13 Asa nu en het volk, dat met hem was, jaagden
8337 2Kro 15:15 | sloegen ook de tenten van het vee, en voerden weg schapen
8338 2Kro 16:8 | weg de verfoeiselen uit het ganse land van Juda en Benjamin,
8339 2Kro 16:8 | uit de steden, die hij van het gebergte van Efraim genomen
8340 2Kro 16:8 | genomen had, en vernieuwde het altaar des HEEREN, dat voor
8341 2Kro 16:8 | altaar des HEEREN, dat voor het voorhuis des HEEREN was. ~
8342 2Kro 16:9 | 9 En hij vergaderde het ganse Juda en Benjamin,
8343 2Kro 16:10 | Jeruzalem, in de derde maand, in het vijftiende jaar van het
8344 2Kro 16:10 | het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa. ~
8345 2Kro 16:17 | niet weggenomen uit Israel, het hart van Asa nochtans was
8346 2Kro 16:18 | 18 En hij bracht in het huis Gods de geheiligde
8347 2Kro 16:19 | er was geen oorlog tot in het vijf en dertigste jaar van
8348 2Kro 16:19 | vijf en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa. ~ ~
8349 2Kro 17:1 | 1 In het zes en dertigste jaar van
8350 2Kro 17:1 | zes en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa, toog
8351 2Kro 17:2 | 2 Toen bracht Asa het zilver en het goud voort,
8352 2Kro 17:2 | bracht Asa het zilver en het goud voort, uit de schatten
8353 2Kro 17:2 | voort, uit de schatten van het huis des HEEREN en van het
8354 2Kro 17:2 | het huis des HEEREN en van het huis des konings, en zond
8355 2Kro 17:5 | 5 En het geschiedde, als Baesa zulks
8356 2Kro 17:6 | weg de stenen van Rama, en het hout daarvan, waarmede Baesa
8357 2Kro 17:7 | HEERE, uw God, daarom is het heir des konings van Syrie
8358 2Kro 17:10 | ziener, en leidde hem in het gevangenhuis; want hij was
8359 2Kro 17:10 | onderdrukte Asa enigen uit het volk ter zelfder tijd. ~
8360 2Kro 17:11 | zij zijn beschreven in het boek der koningen van Juda
8361 2Kro 17:12 | 12 Asa nu werd, in het negen en dertigste jaar
8362 2Kro 17:12 | aan zijn voeten; tot op het hoogste toe was zijn krankheid;
8363 2Kro 17:13 | vaderen; en hij stierf in het een en veertigste jaar zijner
8364 2Kro 17:14 | Davids, en legden hem op het bed, hetwelk hij gevuld
8365 2Kro 18:2 | en legde bezettingen in het land van Juda, en in de
8366 2Kro 18:4 | Zijn geboden, en niet naar het doen van Israel. ~
8367 2Kro 18:5 | 5 En de HEERE bevestigde het koninkrijk in zijn hand,
8368 2Kro 18:7 | 7 In het derde jaar nu zijner regering
8369 2Kro 18:9 | zij leerden in Juda, en het wetboek des HEEREN was bij
8370 2Kro 18:9 | van Juda, en leerden onder het volk. ~
8371 2Kro 18:11 | zij Josafat geschenken met het opgelegde geld; ook brachten
8372 2Kro 19:2 | hem in menigte, en voor het volk, dat met hem was; en
8373 2Kro 19:4 | Vraag toch als heden naar het woord des HEEREN. ~
8374 2Kro 19:5 | strijde trekken, of zal ik het nalaten? En zij zeiden:
8375 2Kro 19:9 | klederen, en zij zaten op het plein, aan de deur der poort
8376 2Kro 19:12 | van een uit hen, en spreek het goede. ~
8377 2Kro 19:14 | strijde trekken, of zal ik het nalaten? En hij zeide: Trekt
8378 2Kro 19:16 | 16 En hij zeide: Ik zag het ganse Israel verstrooid
8379 2Kro 19:18 | zeide hij: Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag
8380 2Kro 19:18 | zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir, staande aan
8381 2Kro 19:20 | geest voort, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en
8382 2Kro 19:23 | toe, en sloeg Micha op het kinnebakken, en hij zeide:
8383 2Kro 19:24 | Micha zeide: Zie, gij zult het zien aan dienzelfden dag,
8384 2Kro 19:26 | de koning: Zet dezen in het gevangenhuis, en spijst
8385 2Kro 19:31 | 31 Het geschiedde dan, als de oversten
8386 2Kro 19:32 | 32 Want het geschiedde, als de oversten
8387 2Kro 19:32 | oversten der wagenen zagen, dat het de koning van Israel niet
8388 2Kro 19:33 | tussen de gespen en tussen het pantsier. Toen zeide hij
8389 2Kro 19:33 | uw hand en voer mij uit het leger, want ik ben verwond. ~
8390 2Kro 20:2 | Nu is daarom over u van het aangezicht des HEEREN grote
8391 2Kro 20:3 | want gij hebt de bossen uit het land weggedaan, en uw hart
8392 2Kro 20:4 | hij toog wederom uit door het volk, van Ber-seba af tot
8393 2Kro 20:4 | volk, van Ber-seba af tot het gebergte van Efraim toe,
8394 2Kro 20:5 | En hij stelde richters in het land, in alle vaste steden
8395 2Kro 20:6 | gij doet, want gij houdt het gericht niet den mens, maar
8396 2Kro 20:6 | is bij u in de zaak van het gericht. ~
8397 2Kro 20:7 | ulieden; neemt waar, en doet het; want bij den HEERE, onzen
8398 2Kro 20:8 | vaderen van Israel, over het gericht des HEEREN, en over
8399 2Kro 20:11 | van Ismael, de vorst van het huis van Juda, in alle zaak
8400 2Kro 20:11 | aangezicht; weest sterk en doet het, en de HEERE zal met den
8401 2Kro 21:1 | 1 Het geschiedde nu na dezen,
8402 2Kro 21:1 | en de kinderen Ammons, en het hen anderen benevens de
8403 2Kro 21:5 | van Juda en Jeruzalem, in het huis des HEEREN, voor het
8404 2Kro 21:5 | het huis des HEEREN, voor het nieuwe voorhof. ~
8405 2Kro 21:7 | inwoners dezes lands van voor het aangezicht van Uw volk Israel
8406 2Kro 21:7 | Israel verdreven, en dat aan het zaad van Abraham, Uw liefhebber,
8407 2Kro 21:9 | over ons enig kwaad komt, het zwaard des oordeels, of
8408 2Kro 21:10 | Ammons, en Moab, en die van het gebergte Seir, door dewelken
8409 2Kro 21:11 | 11 Zie dan, zij vergelden het ons, komende om ons uit
8410 2Kro 21:13 | En gans Juda stond voor het aangezicht des HEEREN, ook
8411 2Kro 21:14 | kwam de Geest des HEEREN in het midden der gemeente, op
8412 2Kro 21:16 | en gij zult hen vinden in het einde des dals, voor aan
8413 2Kro 21:17 | stelt uzelven, staat en ziet het heil des HEEREN met u, o
8414 2Kro 21:18 | neigde zich Josafat met het aangezicht ter aarde; en
8415 2Kro 21:18 | Jeruzalem vielen neder voor het aangezicht des HEEREN, aanbiddende
8416 2Kro 21:21 | nu beraadslaagde zich met het volk, en hij stelde den
8417 2Kro 21:22 | Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir, die tegen
8418 2Kro 21:23 | op tegen de inwoners van het gebergte Seir, om te verbannen
8419 2Kro 21:24 | naar de menigte; en ziet, het waren dode lichamen, liggende
8420 2Kro 21:26 | vergaderden zij zich in het dal van Beracha, want daar
8421 2Kro 21:26 | den naam dierzelver plaats het dal van Beracha, tot op
8422 2Kro 21:28 | en met trompetten, tot het huis des HEEREN. ~
8423 2Kro 21:30 | 30 Alzo was het koninkrijk van Josafat stil;
8424 2Kro 21:33 | hoogten niet weggenomen; want het volk had nog zijn hart niet
8425 2Kro 21:34 | 34 Het overige nu der geschiedenissen
8426 2Kro 21:34 | men hem optekenen deed in het boek der koningen van Israel. ~
8427 2Kro 22:3 | vaste steden in Juda; maar het koninkrijk gaf hij Joram,
8428 2Kro 22:4 | 4 Als Joram tot het koninkrijk zijns vaders
8429 2Kro 22:4 | hij al zijn broederen met het zwaard, mitsgaders ook enige
8430 2Kro 22:6 | koningen van Israel, gelijk als het huis van Achab deed; want
8431 2Kro 22:7 | 7 Doch de HEERE wilde het huis Davids niet verderven,
8432 2Kro 22:8 | de Edomieten af van onder het gebied van Juda, en zij
8433 2Kro 22:10 | de Edomieten af van onder het gebied van Juda, tot op
8434 2Kro 22:13 | hoereren, achtervolgens het hoereren van het huis van
8435 2Kro 22:13 | achtervolgens het hoereren van het huis van Achab; en ook uw
8436 2Kro 22:17 | voerden alle have weg, die in het huis des konings gevonden
8437 2Kro 22:19 | zodat, wanneer de tijd van het einde der twee jaren uitging,
8438 2Kro 22:23 | vaste steden in Juda; maar het koninkrijk gaf hij Joram,
8439 2Kro 22:24 | 4 Als Joram tot het koninkrijk zijns vaders
8440 2Kro 22:24 | hij al zijn broederen met het zwaard, mitsgaders ook enige
8441 2Kro 22:26 | koningen van Israel, gelijk als het huis van Achab deed; want
8442 2Kro 22:27 | 7 Doch de HEERE wilde het huis Davids niet verderven,
8443 2Kro 22:28 | de Edomieten af van onder het gebied van Juda, en zij
8444 2Kro 22:30 | de Edomieten af van onder het gebied van Juda, tot op
8445 2Kro 22:33 | hoereren, achtervolgens het hoereren van het huis van
8446 2Kro 22:33 | achtervolgens het hoereren van het huis van Achab; en ook uw
8447 2Kro 22:37 | voerden alle have weg, die in het huis des konings gevonden
8448 2Kro 22:39 | zodat, wanneer de tijd van het einde der twee jaren uitging,
8449 2Kro 23:1 | die met de Arabieren in het leger gekomen was, had al
8450 2Kro 23:3 | wandelde ook in de wegen van het huis van Achab; want zijn
8451 2Kro 23:4 | ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab; want zij
8452 2Kro 23:7 | de HEERE gezalfd had, om het huis van Achab uit te roeien. ~
8453 2Kro 23:8 | 8 Zo geschiedde het, als Jehu het oordeel uitvoerde
8454 2Kro 23:8 | geschiedde het, als Jehu het oordeel uitvoerde tegen
8455 2Kro 23:8 | oordeel uitvoerde tegen het huis van Achab, dat hij
8456 2Kro 23:9 | hart gezocht heeft. Zo had het huis van Ahazia niemand,
8457 2Kro 23:9 | die kracht behield tot het koninkrijk. ~
8458 2Kro 23:10 | zij zich op, en bracht al het koninklijke zaad van het
8459 2Kro 23:10 | het koninklijke zaad van het huis van Juda om. ~
8460 2Kro 23:11 | Ahazia, en stal hem uit het midden van des konings zonen,
8461 2Kro 23:12 | was bij hen verstoken in het huis Gods zes jaren; en
8462 2Kro 23:12 | en Athalia regeerde over het land. ~ ~
8463 2Kro 23:14 | 1 Doch in het zevende jaar versterkte
8464 2Kro 23:16 | gemeente maakte een verbond in het huis Gods, met den koning;
8465 2Kro 23:18 | derde deel zal zijn aan het huis des konings; en een
8466 2Kro 23:18 | de Fondamentpoort; en al het volk zal in de voorhoven
8467 2Kro 23:18 | in de voorhoven zijn van het huis des HEEREN. ~
8468 2Kro 23:19 | Maar dat niemand kome in het huis des HEEREN, dan de
8469 2Kro 23:19 | zij zijn heilig; maar al het volk zal de wacht des HEEREN
8470 2Kro 23:20 | in zijn hand; en die tot het huis inkomt, zal gedood
8471 2Kro 23:22 | David geweest waren, die in het huis Gods waren. ~
8472 2Kro 23:23 | 10 En hij stelde al het volk, en een ieder met zijn
8473 2Kro 23:23 | van de rechterzijde van het huis tot de linkerzijde
8474 2Kro 23:23 | huis tot de linkerzijde van het huis, naar het altaar, en
8475 2Kro 23:23 | linkerzijde van het huis, naar het altaar, en naar het huis,
8476 2Kro 23:23 | naar het altaar, en naar het huis, bij den koning rondom. ~
8477 2Kro 23:25 | koning roemde, kwam zij tot het volk in het huis des HEEREN. ~
8478 2Kro 23:25 | kwam zij tot het volk in het huis des HEEREN. ~
8479 2Kro 23:26 | waren bij den koning; en al het volk des lands was blijde,
8480 2Kro 23:27 | der honderden, die over het heir gesteld waren, uit,
8481 2Kro 23:27 | die haar volgt, zal met het zwaard gedood worden; want
8482 2Kro 23:27 | had gezegd: Gij zult ze in het huis des HEEREN niet doden. ~
8483 2Kro 23:28 | van de Paardenpoort, naar het huis des konings; en zij
8484 2Kro 23:29 | tussen zich, en tussen al het volk, en tussen den koning,
8485 2Kro 23:30 | 17 Daarna ging al het volk in het huis van Baal,
8486 2Kro 23:30 | Daarna ging al het volk in het huis van Baal, en braken
8487 2Kro 23:31 | nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN, onder de
8488 2Kro 23:31 | priesteren, die David in het huis des HEEREN afgedeeld
8489 2Kro 23:32 | poortiers aan de poorten van het huis des HEEREN, opdat niemand,
8490 2Kro 23:33 | heerschappij hadden onder het volk, en al het volk des
8491 2Kro 23:33 | hadden onder het volk, en al het volk des lands, en bracht
8492 2Kro 23:33 | en bracht den koning van het huis des HEEREN af, en zij
8493 2Kro 23:33 | HEEREN af, en zij kwamen door het midden der hoge poort in
8494 2Kro 23:33 | midden der hoge poort in het huis des konings; en zij
8495 2Kro 23:34 | 21 En al het volk des lands was blijde,
8496 2Kro 23:34 | stil, nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden. ~
8497 2Kro 24:4 | 4 Het geschiedde nu na dezen,
8498 2Kro 24:4 | geschiedde nu na dezen, dat het in het hart van Joas was,
8499 2Kro 24:4 | nu na dezen, dat het in het hart van Joas was, het huis
8500 2Kro 24:4 | in het hart van Joas was, het huis des HEEREN te vernieuwen. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165 |