1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165
Book Chapter: Verse
8501 2Kro 24:5 | Juda, en vergadert geld van het ganse Israel, om het huis
8502 2Kro 24:5 | van het ganse Israel, om het huis uws Gods te beteren
8503 2Kro 24:6 | En de koning riep Jojada, het hoofd, en zeide tot hem:
8504 2Kro 24:7 | handelde, hadden haar zonen het huis Gods opengebroken,
8505 2Kro 24:7 | alle geheiligde dingen van het huis des HEEREN besteed
8506 2Kro 24:8 | buiten aan de poort van het huis des HEEREN. ~
8507 2Kro 24:10 | zich alle oversten en al het volk, en zij brachten in,
8508 2Kro 24:11 | 11 Het geschiedde nu ter tijd,
8509 2Kro 24:12 | gaven aan dengenen, die het werk van den dienst van
8510 2Kro 24:12 | werk van den dienst van het huis des HEEREN verzorgden;
8511 2Kro 24:12 | houwers en timmerlieden, om het huis des HEEREN te vernieuwen,
8512 2Kro 24:12 | werkmeesters in ijzer en koper, om het huis des HEEREN te beteren. ~
8513 2Kro 24:13 | deden de verzorgers van het werk, dat de betering des
8514 2Kro 24:13 | toenam; en zij herstelden het huis Gods in zijn gestaltenis,
8515 2Kro 24:13 | gestaltenis, en maakten het vast. ~
8516 2Kro 24:14 | voor den koning en Jojada het overige des gelds, waarvan
8517 2Kro 24:14 | waarvan hij vaten maakte voor het huis des HEEREN, vaten om
8518 2Kro 24:14 | geduriglijk brandofferen in het huis des HEEREN al de dagen
8519 2Kro 24:18 | 18 Zo verlieten zij het huis des HEEREN, des Gods
8520 2Kro 24:20 | den priester, die boven het volk stond, en hij zeide
8521 2Kro 24:21 | stenigden hem met stenen door het gebod des konings, in het
8522 2Kro 24:21 | het gebod des konings, in het voorhof van het huis des
8523 2Kro 24:21 | konings, in het voorhof van het huis des HEEREN. ~
8524 2Kro 24:22 | stierf, zeide: De HEERE zal het zien en zoeken! ~
8525 2Kro 24:23 | 23 Daarom geschiedde het met den omgang des jaars,
8526 2Kro 24:23 | Jeruzalem, en verdierven uit het volk al de vorsten des volks;
8527 2Kro 24:25 | maakten zijn knechten, om het bloed der zonen van den
8528 2Kro 24:27 | den last, hem opgelegd, en het gebouw van het huis Gods,
8529 2Kro 24:27 | opgelegd, en het gebouw van het huis Gods, ziet, zij zijn
8530 2Kro 24:27 | geschreven in de historie van het boek der koningen; en zijn
8531 2Kro 25:3 | 3 Het geschiedde nu, als het koninkrijk
8532 2Kro 25:3 | 3 Het geschiedde nu, als het koninkrijk aan hem gesterkt
8533 2Kro 25:4 | deed, gelijk in de wet, in het boek van Mozes, geschreven
8534 2Kro 25:7 | zeggende: O, koning! laat het heir van Israel met u niet
8535 2Kro 25:8 | 8 Maar zo gij gaat, doe het, wees sterk ten strijde;
8536 2Kro 25:11 | zijn volk uit, en toog in het Zoutdal, en sloeg van de
8537 2Kro 25:14 | 14 Het geschiedde nu, nadat Amazia
8538 2Kro 25:14 | geschiedde nu, nadat Amazia van het slaan der Edomieten gekomen
8539 2Kro 25:16 | 16 En het geschiedde, als hij tot
8540 2Kro 25:18 | mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat
8541 2Kro 25:19 | huis; waarom zoudt gij u in het kwaad mengen, dat gij vallen
8542 2Kro 25:20 | Amazia hoorde niet, want het was van God, opdat Hij hen
8543 2Kro 25:22 | Juda werd geslagen voor het aangezicht van Israel; en
8544 2Kro 25:24 | 24 Daartoe nam hij al het goud, en het zilver, en
8545 2Kro 25:24 | nam hij al het goud, en het zilver, en al de vaten,
8546 2Kro 25:24 | en al de vaten, die in het huis Gods gevonden werden,
8547 2Kro 25:24 | Obed-Edom, en de schatten van het huis des konings, mitsgaders
8548 2Kro 25:26 | 26 Het overige nu der geschiedenissen
8549 2Kro 25:26 | zijn die niet geschreven in het boek der koningen van Juda
8550 2Kro 26:1 | 1 Toen nam het ganse volk van Juda Uzzia (
8551 2Kro 26:11 | ten heire bij benden, naar het getal hunner monstering,
8552 2Kro 26:12 | 12 Het gehele getal van de hoofden
8553 2Kro 26:14 | bereidde voor hen, voor het ganse heir, schilden, en
8554 2Kro 26:16 | des HEEREN, om te roken op het reukaltaar. ~
8555 2Kro 26:18 | Uzzia, en zeiden tot hem: Het komt u niet toe, Uzzia,
8556 2Kro 26:18 | zijn, om te roken; ga uit het heiligdom, want gij hebt
8557 2Kro 26:18 | gij hebt overtreden, en het zal u niet tot eer zijn
8558 2Kro 26:19 | Toen werd Uzzia toornig, en het reukwerk was in zijn hand,
8559 2Kro 26:19 | aan zijn voorhoofd, voor het aangezicht der priesteren
8560 2Kro 26:19 | aangezicht der priesteren in het huis des HEEREN, van boven
8561 2Kro 26:19 | huis des HEEREN, van boven het reukaltaar. ~
8562 2Kro 26:21 | afgezonderd huis, want hij was van het huis des HEEREN afgesneden;
8563 2Kro 26:21 | nu, zijn zoon, was over het huis des konings, richtende
8564 2Kro 26:21 | huis des konings, richtende het volk des lands. ~
8565 2Kro 26:22 | 22 Het overige nu der geschiedenissen
8566 2Kro 26:23 | hem bij zijn vaderen, in het veld van de begrafenis,
8567 2Kro 27:2 | des HEEREN niet ging; en het volkverdierf zich nog. ~
8568 2Kro 27:3 | bouwde de hoge poorten aan het huis des HEEREN; hij bouwde
8569 2Kro 27:4 | 4Daartoe bouwde hij steden op het gebergte van Juda; en in
8570 2Kro 27:5 | kinderen Ammons wederom, ook in het tweede en in het derde jaar. ~
8571 2Kro 27:5 | ook in het tweede en in het derde jaar. ~
8572 2Kro 27:6 | richtte zijn wegen voor het aangezicht des HEEREN, zijns
8573 2Kro 27:7 | zij zijn geschreven in het boek der koningen van Israel
8574 2Kro 28:3 | 3 Dezelve rookte ook in het dal des zoons van Hinnom;
8575 2Kro 28:3 | hij brandde zijn zonen in het vuur, naar de gruwelen der
8576 2Kro 28:3 | heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen
8577 2Kro 28:9 | was Oded; die ging uit, het heir tegen, dat naar Samaria
8578 2Kro 28:10 | te onderwerpen; zijt gij het niet alleenlijk? Bij ulieden
8579 2Kro 28:12 | tegen degenen, die uit het heir kwamen. ~
8580 2Kro 28:14 | gevangenen en de roof voor het aangezicht der oversten
8581 2Kro 28:18 | de steden der laagte en het zuiden van Juda ingevallen,
8582 2Kro 28:19 | had Juda afgetrokken, dat het gans zeer overtrad tegen
8583 2Kro 28:21 | Want Achaz nam een deel van het huis des HEEREN, en van
8584 2Kro 28:21 | huis des HEEREN, en van het huis des konings en der
8585 2Kro 28:24 | verzamelde de vaten van het huis Gods, en hieuw de vaten
8586 2Kro 28:24 | Gods, en hieuw de vaten van het huis Gods in stukken, en
8587 2Kro 28:24 | en sloot de deuren van het huis des HEEREN toe; daartoe
8588 2Kro 28:26 | 26 Het overige nu der geschiedenissen,
8589 2Kro 28:26 | zij zijn geschreven in het boek der koningen van Juda
8590 2Kro 29:3 | 3 Dezelve deed in het eerste jaar zijner regering,
8591 2Kro 29:3 | eerste maand, de deuren van het huis des HEEREN open, en
8592 2Kro 29:5 | heiligt nu uzelven, en heiligt het huis des HEEREN, des Gods
8593 2Kro 29:5 | de onreinigheid uit van het heiligdom. ~
8594 2Kro 29:7 | hebben zij de deuren van het voorhuis toegesloten, en
8595 2Kro 29:7 | de lampen uitgeblust en het reukwerk niet gerookt; en
8596 2Kro 29:7 | reukwerk niet gerookt; en het brandoffer hebben zij in
8597 2Kro 29:7 | brandoffer hebben zij in het heiligdom aan de God Israels
8598 2Kro 29:9 | ziet, onze vaders zijn door het zwaard gevallen; daartoe
8599 2Kro 29:10 | 10 Nu is het in mijn hart een verbond
8600 2Kro 29:15 | heiligden zich, en kwamen, naar het gebod des konings, door
8601 2Kro 29:15 | de woorden des HEEREN, om het huis des HEEREN te reinigen. ~
8602 2Kro 29:16 | priesteren gingen binnen in het huis des HEEREN, om dat
8603 2Kro 29:16 | en zij brachten uit in het voorhof van het huis des
8604 2Kro 29:16 | brachten uit in het voorhof van het huis des HEEREN al de onreinigheid,
8605 2Kro 29:17 | der maand kwamen zij in het voorhuis des HEEREN, en
8606 2Kro 29:17 | des HEEREN, en heiligden het huis des HEEREN in acht
8607 2Kro 29:18 | Hizkia, en zeiden: Wij hebben het gehele huis des HEEREN gereinigd,
8608 2Kro 29:18 | HEEREN gereinigd, mitsgaders het brandofferaltaar met al
8609 2Kro 29:19 | geheiligd; en zie, zij zijn voor het altaar des HEEREN. ~
8610 2Kro 29:20 | stad, en hij ging op in het huis des HEEREN. ~
8611 2Kro 29:21 | geitenbokken ten zondoffer voor het koninkrijk, en voor het
8612 2Kro 29:21 | het koninkrijk, en voor het heiligdom, en voor Juda;
8613 2Kro 29:21 | priesteren, dat zij die op het altaar des HEEREN zouden
8614 2Kro 29:22 | en de priesters ontvingen het bloed, en sprengden het
8615 2Kro 29:22 | het bloed, en sprengden het op het altaar; zij slachtten
8616 2Kro 29:22 | bloed, en sprengden het op het altaar; zij slachtten ook
8617 2Kro 29:22 | de rammen, en sprengden het bloed op het altaar; insgelijks
8618 2Kro 29:22 | en sprengden het bloed op het altaar; insgelijks slachtten
8619 2Kro 29:22 | de lammeren, en sprengden het bloed op het altaar. ~
8620 2Kro 29:22 | en sprengden het bloed op het altaar. ~
8621 2Kro 29:23 | bij, ten zondoffer, voor het aangezicht des konings en
8622 2Kro 29:24 | ontzondigden met derzelver bloed op het altaar, om verzoening te
8623 2Kro 29:24 | verzoening te doen voor het ganse Israel; want de koning
8624 2Kro 29:25 | hij stelde de Levieten in het huis des HEEREN, met cimbalen,
8625 2Kro 29:25 | met luiten en harpen, naar het gebod van David, en van
8626 2Kro 29:27 | En Hizkia beval, dat men het brandoffer op het altaar
8627 2Kro 29:27 | dat men het brandoffer op het altaar zou offeren; ten
8628 2Kro 29:27 | brandoffer begon, begon het gezang des HEEREN met de
8629 2Kro 29:28 | boog zich neder, als men het gezang zong, en met trompetten
8630 2Kro 29:28 | trompette; dit alles totdat het brandoffer voleind was.
8631 2Kro 29:31 | slachtofferen en lofofferen tot het huis des HEEREN; en de gemeente
8632 2Kro 29:32 | 32 En het getal der brandofferen,
8633 2Kro 29:34 | broederen, de Levieten, totdat het werk geeindigd was, en totdat
8634 2Kro 29:35 | brandofferen in menigte, met het vet der dankofferen, en
8635 2Kro 29:35 | alzo werd de dienst van het huis des HEEREN besteld. ~
8636 2Kro 29:36 | 36 Jehizkia nu en al het volk verblijdden zich over
8637 2Kro 29:36 | verblijdden zich over hetgeen God het volk voorbereid had; want
8638 2Kro 30:1 | Daarna zond Jehizkia tot het ganse Israel en Juda, en
8639 2Kro 30:1 | dat zij zouden komen tot het huis des HEEREN te Jeruzalem,
8640 2Kro 30:2 | gemeente te Jeruzalem, om het pascha te houden, in de
8641 2Kro 30:3 | 3 Want zij hadden het niet kunnen houden te dierzelfder
8642 2Kro 30:3 | genoeg geheiligd hadden, en het volk zich niet verzameld
8643 2Kro 30:5 | opdat zij zouden komen om het pascha den HEERE, den God
8644 2Kro 30:5 | Jeruzalem; want zij hadden het in lang niet gehouden, gelijk
8645 2Kro 30:5 | lang niet gehouden, gelijk het geschreven was. ~
8646 2Kro 30:6 | Israel en Juda, en naar het gebod des konings, zeggende:
8647 2Kro 30:9 | barmhartigheid vinden voor het aangezicht dergenen, die
8648 2Kro 30:9 | genadig en barmhartig, en zal het aangezicht van u niet afwenden,
8649 2Kro 30:10 | van stad tot stad, door het land van Efraim en Manasse,
8650 2Kro 30:12 | enerlei hart gevende, dat zij het gebod des konings en der
8651 2Kro 30:12 | der vorsten deden, naar het woord des HEEREN. ~
8652 2Kro 30:13 | verzamelde zich veel volks, om het feest der ongezuurde broden
8653 2Kro 30:15 | 15 Toen slachtten zij het pascha, op den veertienden
8654 2Kro 30:15 | brandofferen gebracht in het huis des HEEREN. ~
8655 2Kro 30:16 | de priesters sprengden het bloed, dat nemende uit de
8656 2Kro 30:18 | niet gereinigd, maar aten het pascha, niet gelijk geschreven
8657 2Kro 30:20 | verhoorde Jehizkia, en heelde het volk. ~
8658 2Kro 30:21 | Jeruzalem gevonden werden, het feest der ongezuurde broden,
8659 2Kro 30:22 | 22 En Jehizkia sprak naar het hart van alle Levieten,
8660 2Kro 30:25 | de vreemdelingen, die uit het land van Israel gekomen
8661 2Kro 30:27 | priesteren op, en zegenden het volk; en hun stem werd gehoord;
8662 2Kro 31:2 | priesteren en de Levieten tot het brandoffer en tot de dankofferen,
8663 2Kro 31:3 | 3 Ook het deel des konings van zijn
8664 2Kro 31:4 | 4 En hij zeide tot het volk, tot de inwoners van
8665 2Kro 31:4 | inwoners van Jeruzalem, dat zij het deel der priesteren en Levieten
8666 2Kro 31:10 | Azaria, de hoofdpriester, van het huis van Zadok, sprak tot
8667 2Kro 31:10 | heffing begonnen heeft tot het huis des HEEREN te brengen,
8668 2Kro 31:11 | Jehizkia, dat men kameren aan het huis des HEEREN bereiden
8669 2Kro 31:13 | Simei, zijn broeder; door het bevel van den koning Jehizkia
8670 2Kro 31:13 | Azaria, den overste van het huis Gods. ~
8671 2Kro 31:14 | Leviet, de poortier tegen het oosten, was over de vrijwillige
8672 2Kro 31:14 | vrijwillige gaven Gods, om het hefoffer des HEEREN en het
8673 2Kro 31:14 | het hefoffer des HEEREN en het allerheiligste uit te delen. ~
8674 2Kro 31:16 | Benevens die gesteld waren in het geslachtsregister der manspersonen,
8675 2Kro 31:16 | daarboven) allen, die in het huis des HEEREN gingen,
8676 2Kro 31:16 | huis des HEEREN gingen, tot het dagelijkse werk op elken
8677 2Kro 31:17 | met die gesteld waren in het geslachtsregister der priesteren
8678 2Kro 31:17 | geslachtsregister der priesteren naar het huis hunner vaderen, ook
8679 2Kro 31:19 | priesteren en aan allen, die in het geslachtsregister onder
8680 2Kro 31:20 | en waarachtig was, voor het aangezicht des HEEREN, zijns
8681 2Kro 31:21 | begon in den dienst van het huis Gods, en in de wet
8682 2Kro 31:21 | Gods, en in de wet en in het gebod, om zijn God te zoeken,
8683 2Kro 32:4 | mitsgaders de beek, die door het midden des lands henenvloeide,
8684 2Kro 32:6 | stelde krijgsoversten over het volk, en hij vergaderde
8685 2Kro 32:7 | en ontzet u niet, voor het aangezicht des konings van
8686 2Kro 32:7 | konings van Assyrie, noch voor het aangezicht der ganse menigte,
8687 2Kro 32:8 | onze krijgen te krijgen. En het volk steunde op de woorden
8688 2Kro 32:9 | koning van Juda, en tot het ganse Juda, dat te Jeruzalem
8689 2Kro 32:12 | gesproken, zeggende: Voor het enige altaar zult gij u
8690 2Kro 32:18 | riepen met luider stem, in het Joods, tegen het volk van
8691 2Kro 32:18 | stem, in het Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat
8692 2Kro 32:21 | vorsten, en oversten in het leger des konings van Assyrie
8693 2Kro 32:21 | wedergekeerd; en als hij in het huis zijns gods ingegaan
8694 2Kro 32:21 | zo velden hem daar met het zwaard, die uit zijn lijf
8695 2Kro 32:30 | ze recht af beneden naar het westen der stad Davids;
8696 2Kro 32:31 | 31 Maar het is alzo, als de gezanten
8697 2Kro 32:31 | dat wonderteken, dat in het land geschied was, bij hem
8698 2Kro 32:32 | 32 Het overige nu der geschiedenissen
8699 2Kro 32:32 | die zijn geschreven in het gezicht van den profeet
8700 2Kro 32:32 | den zoon van Amoz, en in het boek der koningen van Juda
8701 2Kro 32:33 | en zij begroeven hem in het hoogste van de graven der
8702 2Kro 33:2 | heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen
8703 2Kro 33:3 | boog zich neder voor al het heir des hemels, en diende
8704 2Kro 33:4 | 4 En bouwde altaren in het huis des HEEREN, van hetwelk
8705 2Kro 33:5 | bouwde hij altaren voor al het heir des hemels, in beide
8706 2Kro 33:5 | in beide de voorhoven van het huis des HEEREN. ~
8707 2Kro 33:6 | hij deed zijn zonen door het vuur gaan, in het dal des
8708 2Kro 33:6 | zonen door het vuur gaan, in het dal des zoons van Hinnom,
8709 2Kro 33:7 | die hij gemaakt had, in het huis Gods, van hetwelk God
8710 2Kro 33:8 | niet meer doen wijken van het land, dat Ik uw vaderen
8711 2Kro 33:9 | heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen
8712 2Kro 33:12 | hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN, zijns
8713 2Kro 33:12 | vernederde zich zeer voor het aangezicht van den God zijner
8714 2Kro 33:14 | de westzijde van Gihon in het dal, en tot den ingang van
8715 2Kro 33:15 | goden en die gelijkenis uit het huis des HEEREN weg, mitsgaders
8716 2Kro 33:15 | gebouwd had op den berg van het huis des HEEREN, en te Jeruzalem;
8717 2Kro 33:16 | 16 En hij richtte het altaar des HEEREN toe, en
8718 2Kro 33:17 | 17 Maar het volk offerde nog op de hoogten,
8719 2Kro 33:18 | 18 Het overige nu der geschiedenissen
8720 2Kro 33:23 | vernederde zich niet voor het aangezicht des HEEREN, gelijk
8721 2Kro 33:25 | 25 Maar het volk des lands sloeg hen
8722 2Kro 33:25 | Amon gemaakt hadden; en het volk des lands maakte zijn
8723 2Kro 34:3 | 3 Want in het achtste jaar zijner regering,
8724 2Kro 34:3 | Davids te zoeken; en in het twaalfde jaar begon hij
8725 2Kro 34:7 | zonnebeelden hieuw hij af in het ganse land van Israel; daarna
8726 2Kro 34:8 | 8 In het achttiende jaar nu zijner
8727 2Kro 34:8 | zijner regering als hij het land en het huis gereinigd
8728 2Kro 34:8 | regering als hij het land en het huis gereinigd had, zond
8729 2Kro 34:8 | Joahaz, den kanselier, om het huis des HEEREN, zijns Gods,
8730 2Kro 34:9 | hogepriester, en zij gaven het geld, dat ten huize Gods
8731 2Kro 34:9 | Manasse en Efraim, en uit het ganse overblijfsel van Israel,
8732 2Kro 34:10 | 10 Zij nu gaven het in de hand der verzorgers
8733 2Kro 34:10 | hand der verzorgers van het werk, die besteld waren
8734 2Kro 34:10 | die besteld waren over het huis des HEEREN, en deze
8735 2Kro 34:10 | gaven dat dengenen, die het werk deden, die arbeidden
8736 2Kro 34:10 | deden, die arbeidden aan het huis des HEEREN, om het
8737 2Kro 34:10 | het huis des HEEREN, om het huis te vermaken en te verbeteren. ~
8738 2Kro 34:11 | 11 Want zij gaven het den werkmeesters en de bouwlieden,
8739 2Kro 34:12 | kinderen der Kohathieten, om het werk voort te drijven; en
8740 2Kro 34:14 | 14 En als zij het geld uitnamen, dat in het
8741 2Kro 34:14 | het geld uitnamen, dat in het huis des HEEREN gebracht
8742 2Kro 34:14 | vond de priester Hilkia het wetboek des HEEREN, gegeven
8743 2Kro 34:15 | Safan, de schrijver: Ik heb het wetboek gevonden in het
8744 2Kro 34:15 | het wetboek gevonden in het huis des HEEREN. En Hilkia
8745 2Kro 34:17 | 17 En zij hebben het geld samengestort, dat in
8746 2Kro 34:17 | geld samengestort, dat in het huis des HEEREN gevonden
8747 2Kro 34:17 | HEEREN gevonden is, en hebben het gegeven in de hand der bestelden,
8748 2Kro 34:17 | in de hand dergenen, die het werk maakten. ~
8749 2Kro 34:18 | En Safan las daarin voor het aangezicht des konings. ~
8750 2Kro 34:19 | 19 Het geschiedde nu, als de koning
8751 2Kro 34:21 | HEERE voor mij, en voor het overgeblevene in Israel
8752 2Kro 34:21 | vaders niet hebben gehouden het woord des HEEREN, om te
8753 2Kro 34:22 | nu woonde te Jeruzalem in het tweede deel; en zij spraken
8754 2Kro 34:24 | die geschreven zijn in het boek, dat men voor het aangezicht
8755 2Kro 34:24 | in het boek, dat men voor het aangezicht des konings van
8756 2Kro 34:27 | geworden is, en gij u voor het aangezicht Gods vernederd
8757 2Kro 34:30 | En de koning ging op in het huis des HEEREN, en al de
8758 2Kro 34:30 | priesters en de Levieten, en al het volk, van den grote tot
8759 2Kro 34:30 | hun oren al de woorden van het boek des verbonds, dat in
8760 2Kro 34:30 | boek des verbonds, dat in het huis des HEEREN gevonden
8761 2Kro 34:32 | van Jeruzalem deden naar het verbond van God, den God
8762 2Kro 35:1 | 1 Daarna hield Josia het pascha den HEERE te Jeruzalem;
8763 2Kro 35:1 | Jeruzalem; en zij slachtten het pascha op den veertienden
8764 2Kro 35:2 | sterkte hen tot den dienst van het huis des HEEREN. ~
8765 2Kro 35:3 | waren: Zet de heilige ark in het huis, hetwelk Salomo, de
8766 2Kro 35:4 | naar uw verdelingen, naar het voorschrift van David, den
8767 2Kro 35:5 | 5 En staat in het heiligdom, naar de onderscheiding
8768 2Kro 35:5 | huizen, voor uw broederen, het volk, en naar de afdeling
8769 2Kro 35:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt u, en
8770 2Kro 35:6 | uw broederen, doende naar het woord des HEEREN, door de
8771 2Kro 35:7 | 7 En Josia gaf voor het volk, van klein vee, lammeren
8772 2Kro 35:8 | een vrijwillig offer voor het volk, voor de priesteren,
8773 2Kro 35:8 | Jehiel, de oversten van het huis Gods, gaven den priesteren
8774 2Kro 35:10 | in hun verdelingen, naar het gebod des konings.
8775 2Kro 35:11 | 11 Daarna slachtte men het pascha, en de priesters
8776 2Kro 35:11 | en de priesters sprengden het bloed uit hun handen, en
8777 2Kro 35:12 | 12 En zij namen het brandoffer daar af, opdat
8778 2Kro 35:12 | der vaderlijke huizen, aan het volk geven mochten, om den
8779 2Kro 35:12 | gelijk geschreven is in het boek van Mozes; en alzo
8780 2Kro 35:13 | 13 En zij kookten het pascha bij het vuur, naar
8781 2Kro 35:13 | zij kookten het pascha bij het vuur, naar het recht; maar
8782 2Kro 35:13 | pascha bij het vuur, naar het recht; maar de andere heilige
8783 2Kro 35:13 | in pannen; en zij deelden het haastelijk onder al het
8784 2Kro 35:13 | het haastelijk onder al het volk. ~
8785 2Kro 35:14 | waren tot aan den nacht in het offeren der brandofferen
8786 2Kro 35:15 | in hun standplaats, naar het gebod van David, en Asaf,
8787 2Kro 35:16 | houden, en brandofferen op het altaar des HEEREN te offeren,
8788 2Kro 35:16 | HEEREN te offeren, naar het gebod van den koning Josia. ~
8789 2Kro 35:17 | gevonden werden, hielden het pascha ter zelfder tijd,
8790 2Kro 35:17 | pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde broden,
8791 2Kro 35:19 | 19 In het achttiende jaar van het
8792 2Kro 35:19 | het achttiende jaar van het koninkrijk van Josia, werd
8793 2Kro 35:20 | Na dit alles, toen Josia het huis toebereid had, toog
8794 2Kro 35:22 | hij kwam om te strijden in het dal Megiddo. ~
8795 2Kro 35:26 | 26 Het overige nu der geschiedenissen
8796 2Kro 35:27 | die zijn geschreven in het boek der koningen van Israel
8797 2Kro 36:1 | 1 Daarna hield Josia het pascha den HEERE te Jeruzalem;
8798 2Kro 36:1 | Jeruzalem; en zij slachtten het pascha op den veertienden
8799 2Kro 36:2 | sterkte hen tot den dienst van het huis des HEEREN. ~
8800 2Kro 36:3 | waren: Zet de heilige ark in het huis, hetwelk Salomo, de
8801 2Kro 36:4 | naar uw verdelingen, naar het voorschrift van David, den
8802 2Kro 36:5 | 5 En staat in het heiligdom, naar de onderscheiding
8803 2Kro 36:5 | huizen, voor uw broederen, het volk, en naar de afdeling
8804 2Kro 36:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt u, en
8805 2Kro 36:6 | uw broederen, doende naar het woord des HEEREN, door de
8806 2Kro 36:7 | 7 En Josia gaf voor het volk, van klein vee, lammeren
8807 2Kro 36:8 | een vrijwillig offer voor het volk, voor de priesteren,
8808 2Kro 36:8 | Jehiel, de oversten van het huis Gods, gaven den priesteren
8809 2Kro 36:10 | in hun verdelingen, naar het gebod des konings.
8810 2Kro 36:11 | 11 Daarna slachtte men het pascha, en de priesters
8811 2Kro 36:11 | en de priesters sprengden het bloed uit hun handen, en
8812 2Kro 36:12 | 12 En zij namen het brandoffer daar af, opdat
8813 2Kro 36:12 | der vaderlijke huizen, aan het volk geven mochten, om den
8814 2Kro 36:12 | gelijk geschreven is in het boek van Mozes; en alzo
8815 2Kro 36:13 | 13 En zij kookten het pascha bij het vuur, naar
8816 2Kro 36:13 | zij kookten het pascha bij het vuur, naar het recht; maar
8817 2Kro 36:13 | pascha bij het vuur, naar het recht; maar de andere heilige
8818 2Kro 36:13 | in pannen; en zij deelden het haastelijk onder al het
8819 2Kro 36:13 | het haastelijk onder al het volk. ~
8820 2Kro 36:14 | waren tot aan den nacht in het offeren der brandofferen
8821 2Kro 36:15 | in hun standplaats, naar het gebod van David, en Asaf,
8822 2Kro 36:16 | houden, en brandofferen op het altaar des HEEREN te offeren,
8823 2Kro 36:16 | HEEREN te offeren, naar het gebod van den koning Josia. ~
8824 2Kro 36:17 | gevonden werden, hielden het pascha ter zelfder tijd,
8825 2Kro 36:17 | pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde broden,
8826 2Kro 36:19 | 19 In het achttiende jaar van het
8827 2Kro 36:19 | het achttiende jaar van het koninkrijk van Josia, werd
8828 2Kro 36:20 | Na dit alles, toen Josia het huis toebereid had, toog
8829 2Kro 36:22 | hij kwam om te strijden in het dal Megiddo. ~
8830 2Kro 36:26 | 26 Het overige nu der geschiedenissen
8831 2Kro 36:27 | die zijn geschreven in het boek der koningen van Israel
8832 2Kro 37:1 | 1 Toen nam het volk des lands Joahaz, den
8833 2Kro 37:3 | Jeruzalem; en hij legde het land een boete op van honderd
8834 2Kro 37:7 | bracht ook van de vaten van het huis des HEEREN naar Babel,
8835 2Kro 37:8 | 8 Het overige nu van de geschiedenissen
8836 2Kro 37:8 | ziet, dat is geschreven in het boek der koningen van Israel
8837 2Kro 37:10 | de kostelijke vaten van het huis des HEEREN; en hij
8838 2Kro 37:12 | verootmoedigde zich niet voor het aangezicht van den profeet
8839 2Kro 37:14 | oversten der priesteren, en het volk, der overtredingen
8840 2Kro 37:14 | en zij verontreinigden het huis des HEEREN, dat Hij
8841 2Kro 37:17 | die hun jongelingen met het zwaard in het huis huns
8842 2Kro 37:17 | jongelingen met het zwaard in het huis huns heiligdoms doodde,
8843 2Kro 37:18 | 18 En alle vaten van het huis Gods, de grote en de
8844 2Kro 37:18 | kleine, en de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten
8845 2Kro 37:19 | 19 En zij verbrandden het huis Gods, en zij braken
8846 2Kro 37:20 | wie overgebleven was van het zwaard, voerde hij weg naar
8847 2Kro 37:20 | zonen tot knechten, tot het regeren des koninkrijks
8848 2Kro 37:21 | 21 Opdat het woord des HEEREN vervuld
8849 2Kro 37:21 | mond van Jeremia, totdat het land aan zijn sabbatten
8850 2Kro 37:21 | sabbatten een welgevallen had; het rustte al de dagen der verwoesting,
8851 2Kro 37:22 | 22 Maar in het eerste jaar van Kores, koning
8852 2Kro 37:22 | Perzie, opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, door den
8853 Ezra 1:1 | 1 In het eerste jaar nu van Kores,
8854 Ezra 1:1 | Perzie, opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, uit den
8855 Ezra 1:3 | in Juda is, en hij bouwe het huis des HEEREN, des Gods
8856 Ezra 1:4 | een vrijwillige gave, voor het huis Gods, Die te Jeruzalem
8857 Ezra 1:5 | zij optrokken om te bouwen het huis des HEEREN, die te
8858 Ezra 1:7 | Kores uit, de vaten van het huis des HEEREN, die Nebukadnezar
8859 Ezra 1:7 | uitgevoerd, en had gesteld in het huis zijns gods. ~
8860 Ezra 2:2 | Rehum en Baena. Dit is het getal der mannen des volks
8861 Ezra 2:36 | kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd
8862 Ezra 2:62 | register, onder degenen, die in het geslachtsregister gesteld
8863 Ezra 2:62 | werden zij als onreinen van het priesterdom geweerd. ~
8864 Ezra 2:70 | Levieten, en sommigen uit het volk, zo de zangers als
8865 Ezra 3:1 | steden waren, verzamelde zich het volk, als een enig man,
8866 Ezra 3:2 | broederen, en zij bouwden het altaar des Gods van Israel,
8867 Ezra 3:3 | 3 En zij vestigden het altaar op zijn stelling,
8868 Ezra 3:4 | 4 En zij hielden het feest der loofhutten, gelijk
8869 Ezra 3:4 | dag bij dag in getal, naar het recht, van elk dagelijks
8870 Ezra 3:5 | 5 Daarna ook het gedurig brandoffer, en van
8871 Ezra 3:8 | 8 In het tweede jaar nu hunner aankomst
8872 Ezra 3:8 | om opzicht te nemen over het werk van des HEEREN huis. ~
8873 Ezra 3:9 | hebben over degenen, die het werk deden aan het huis
8874 Ezra 3:9 | die het werk deden aan het huis Gods, met de zonen
8875 Ezra 3:11 | eeuwigheid is over Israel. En al het volk juichte met groot gejuich,
8876 Ezra 3:11 | over de grondlegging van het huis des HEEREN. ~
8877 Ezra 3:12 | vaderen, die oud waren, die het eerste huis gezien hadden,
8878 Ezra 3:13 | 13 Zodat het volk niet onderkende de
8879 Ezra 3:13 | niet onderkende de stem van het gejuich der vreugde, van
8880 Ezra 3:13 | de stem des geweens van het volk; want het volk juichte
8881 Ezra 3:13 | geweens van het volk; want het volk juichte met groot gejuich,
8882 Ezra 4:3 | van Israel zeiden tot hen: Het betaamt niet, dat gijlieden
8883 Ezra 4:3 | maar wij alleen zullen het den HEERE, den God Israels,
8884 Ezra 4:4 | 4 Evenwel maakte het volk des lands de handen
8885 Ezra 4:4 | slap, en verstoorde hen in het bouwen; ~
8886 Ezra 4:5 | koning van Perzie, tot aan het koninkrijk van Darius, den
8887 Ezra 4:6 | 6 En onder het koninkrijk van Ahasveros,
8888 Ezra 4:6 | koninkrijk van Ahasveros, in het begin zijns koninkrijks,
8889 Ezra 4:7 | schrift des briefs was in het Syrisch geschreven, en in
8890 Ezra 4:7 | Syrisch geschreven, en in het Syrisch uitgelegd. ~
8891 Ezra 4:14 | Nu, omdat wij salaris uit het paleis trekken, en het ons
8892 Ezra 4:14 | uit het paleis trekken, en het ons niet betaamt des konings
8893 Ezra 4:15 | 15 Opdat men zoeke in het boek der kronieken uwer
8894 Ezra 4:15 | vaderen, zo zult gij vinden in het boek der kronieken, en weten,
8895 Ezra 4:22 | dezen te begaan; waarom zou het verderf tot schade der koningen
8896 Ezra 4:23 | 23 Toen, van dat het afschrift des briefs van
8897 Ezra 4:24 | 24 Toen hield het werk op van het huis Gods,
8898 Ezra 4:24 | Toen hield het werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem
8899 Ezra 4:24 | te Jeruzalem woont, ja, het hield op tot in het tweede
8900 Ezra 4:24 | ja, het hield op tot in het tweede jaar van het koninkrijk
8901 Ezra 4:24 | tot in het tweede jaar van het koninkrijk van Darius, den
8902 Ezra 5:2 | Jozadak, en begonnen te bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem
8903 Ezra 5:5 | 5 Doch het oog huns Gods was over de
8904 Ezra 5:8 | dat wij getogen zijn naar het landschap Juda, ten huize
8905 Ezra 5:8 | wordt met grote stenen, en het hout wordt gelegd in de
8906 Ezra 5:11 | en der aarde, en bouwen het huis, dat vele jaren voor
8907 Ezra 5:11 | groot koning van Israel had het gebouwd en voltrokken. ~
8908 Ezra 5:12 | huis heeft vernield, en het volk naar Babel weggevoerd. ~
8909 Ezra 5:13 | 13 Doch in het eerste jaar van Kores, koning
8910 Ezra 5:15 | te Jeruzalem is, en laat het huis Gods gebouwd worden
8911 Ezra 5:16 | legde de fondamenten van het huis Gods, Die te Jeruzalem
8912 Ezra 5:17 | 17 Zo het dan nu den koning goeddunkt,
8913 Ezra 5:17 | laat er gezocht worden in het schathuis des konings aldaar,
8914 Ezra 5:17 | aldaar, dat te Babel is, of het zij, dat een bevel van den
8915 Ezra 6:2 | Achmetha, in de burcht, die in het landschap Medie is, werd
8916 Ezra 6:3 | 3 In het eerste jaar van den koning
8917 Ezra 6:3 | koning Kores dit bevel: Het huis Gods te Jeruzalem,
8918 Ezra 6:5 | gouden en zilveren vaten van het huis Gods, die Nebukadnezar
8919 Ezra 6:9 | zout, wijn en olie, naar het zeggen der priesteren, die
8920 Ezra 6:9 | die te Jeruzalem zijn, dat het hun dag bij dag gegeven
8921 Ezra 6:10 | offeren, en bidden voor het leven des konings en zijner
8922 Ezra 6:12 | Jeruzalem is. Ik, Darius, heb het bevel gegeven, dat het spoediglijk
8923 Ezra 6:12 | heb het bevel gegeven, dat het spoediglijk gedaan worde. ~
8924 Ezra 6:14 | zij bouwden en voltrokken het, naar het bevel van den
8925 Ezra 6:14 | en voltrokken het, naar het bevel van den God Israels,
8926 Ezra 6:14 | den God Israels, en naar het bevel van Kores, en Darius,
8927 Ezra 6:15 | maand Adar; datzelve was het zesde jaar van het koninkrijk
8928 Ezra 6:15 | datzelve was het zesde jaar van het koninkrijk van den koning
8929 Ezra 6:17 | zondoffer voor gans Israel, naar het getal der stammen Israels. ~
8930 Ezra 6:18 | Die te Jeruzalem is, naar het voorschrift des boeks van
8931 Ezra 6:19 | kinderen der gevangenis het pascha, op den veertienden
8932 Ezra 6:20 | allen rein; en zij slachtten het pascha voor alle kinderen
8933 Ezra 6:22 | 22 En zij hielden het feest der ongezuurde broden
8934 Ezra 6:22 | HEERE had hen verblijd, en het hart des konings van Assur
8935 Ezra 6:22 | hun handen te sterken in het huis Gods, des Gods van
8936 Ezra 7:1 | deze geschiedenissen nu, in het koninkrijk van Arthahsasta,
8937 Ezra 7:7 | togen op naar Jeruzalem, in het zevende jaar van den koning
8938 Ezra 7:8 | de vijfde maand; dat was het zevende jaar dezes konings. ~
8939 Ezra 7:9 | eersten der eerste maand was het begin des optochts uit Babel,
8940 Ezra 7:11 | 11 Dit is nu het afschrift des briefs, dien
8941 Ezra 7:13 | in mijn koninkrijk, van het volk van Israel, en van
8942 Ezra 7:15 | 15 En om henen te brengen het zilver en goud, dat de koning
8943 Ezra 7:16 | 16 Mitsgaders al het zilver en goud, dat gij
8944 Ezra 7:16 | dat gij vinden zult in het ganse landschap van Babel,
8945 Ezra 7:17 | drankofferen, en die offert op het altaar van het huis van
8946 Ezra 7:17 | offert op het altaar van het huis van ulieder God, dat
8947 Ezra 7:18 | broederen goeddunken zal, met het overige zilver en goud te
8948 Ezra 7:18 | zult gijlieden doen naar het welgevallen uws Gods. ~
8949 Ezra 7:19 | zijn tot den dienst van het huis uws Gods, weder voor
8950 Ezra 7:20 | 20 Het overige nu, dat van node
8951 Ezra 7:20 | dat van node zal zijn voor het huis uws Gods, dat u voorvallen
8952 Ezra 7:20 | geven, zult gij geven uit het schathuis des konings. ~
8953 Ezra 7:23 | 23 Al wat naar het bevel van den God des hemels
8954 Ezra 7:23 | den God des hemels is, dat het vlijtiglijk gedaan worde,
8955 Ezra 7:23 | vlijtiglijk gedaan worde, voor het huis van den God des hemels;
8956 Ezra 7:23 | er grote toorn zijn over het koninkrijk des konings en
8957 Ezra 7:24 | Nethinim en dienaars van het huis dezes Gods, dat men
8958 Ezra 7:25 | regeerders en richters, die al het volk richten, dat aan gene
8959 Ezra 7:27 | vaderen, Die alzulks in het hart des konings gegeven
8960 Ezra 7:27 | gegeven heeft, om te versieren het huis des HEEREN, dat te
8961 Ezra 7:28 | weldadigheid geneigd, voor het aangezicht des konings en
8962 Ezra 8:1 | uit Babel optogen, onder het koninkrijk van den koning
8963 Ezra 8:15 | dagen; toen lette ik op het volk en de priesteren, en
8964 Ezra 8:17 | gaf hun bevel aan Iddo, het hoofd in de plaats Chasifja;
8965 Ezra 8:17 | ons brachten dienaars voor het huis onzes Gods. ~
8966 Ezra 8:21 | ons verootmoedigden voor het aangezicht onzes Gods, om
8967 Ezra 8:25 | 25 En ik woog hun toe het zilver, en het goud, en
8968 Ezra 8:25 | woog hun toe het zilver, en het goud, en de vaten, zijnde
8969 Ezra 8:25 | zijnde de offering van het huis onzes Gods die de koning
8970 Ezra 8:29 | 29 Waakt en bewaart het, totdat gij het opweegt,
8971 Ezra 8:29 | bewaart het, totdat gij het opweegt, in tegenwoordigheid
8972 Ezra 8:30 | priesters en de Levieten het gewicht des zilvers en des
8973 Ezra 8:33 | vierden dag nu werd gewogen het zilver, en het goud, en
8974 Ezra 8:33 | werd gewogen het zilver, en het goud, en de vaten, in het
8975 Ezra 8:33 | het goud, en de vaten, in het huis onzes Gods, aan de
8976 Ezra 8:34 | 34 Naar het getal en naar het gewicht
8977 Ezra 8:34 | 34 Naar het getal en naar het gewicht van dat alles; en
8978 Ezra 8:34 | gewicht van dat alles; en het ganse gewicht werd ter zelfder
8979 Ezra 8:36 | rivier; en zij bevorderden het volk en het huis Gods. ~ ~ ~ ~ ~
8980 Ezra 8:36 | bevorderden het volk en het huis Gods. ~ ~ ~ ~ ~
8981 Ezra 9:1 | vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israels, en de priesters,
8982 Ezra 9:2 | zodat zich vermengd hebben het heilig zaad met de volken
8983 Ezra 9:3 | mijn mantel; en ik trok van het haar mijns hoofds en mijns
8984 Ezra 9:4 | verbaasd zitten tot aan het avondoffer. ~
8985 Ezra 9:5 | 5 En omtrent het avondoffer stond ik op uit
8986 Ezra 9:7 | des aangezichts, gelijk het is te dezen dage. ~
8987 Ezra 9:9 | weldadigheid tot ons geneigd voor het aangezicht der koningen
8988 Ezra 9:9 | een weinig levens gave, om het huis onzes Gods te verhogen,
8989 Ezra 9:11 | de profeten, zeggende: Het land, waar gijlieden inkomt,
8990 Ezra 9:11 | dat vervuild hebben, van het ene einde tot het andere
8991 Ezra 9:11 | hebben, van het ene einde tot het andere einde, met hun onreinigheid. ~
8992 Ezra 9:12 | opdat gij sterk wordt, en het goede des lands eet, en
8993 Ezra 9:15 | overgelaten ter ontkoming, als het is te dezen dage. Zie, wij
8994 Ezra 10:1 | vrouwen, en kinderen; want het volk weende met groot geween. ~
8995 Ezra 10:3 | dergenen, die beven voor het gebod onzes Gods; en laat
8996 Ezra 10:4 | zijn; wees sterk en doe het. ~
8997 Ezra 10:9 | Jeruzalem in drie dagen; het was de negende maand op
8998 Ezra 10:9 | twintigsten in de maand; en al het volk zat op de straat van
8999 Ezra 10:12 | Naar uw woorden, alzo komt het ons toe te doen. ~
9000 Ezra 10:13 | Maar des volks is veel, en het is een tijd van plasregen,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165 |