Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hesbons 1
hesed 1
hesmon 1
het 18165
heten 15
hetgeen 368
hetgene 3
Frequency    [«  »]
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den

Bijbel

IntraText - Concordances

het

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

      Book Chapter: Verse
501 Gen 31:5 | zijn zonen met het vee in het veld; en Jakob zweeg, totdat 502 Gen 31:7 | zonen van Jakob kwamen van het veld, als zij dit hoorden; 503 Gen 31:7 | als zij dit hoorden; en het smartte deze mannen, en 504 Gen 31:10 | 10 En woont met ons; en het land zal voor uw aangezicht 505 Gen 31:12 | over mij den bruidschat en het geschenk; en ik zal geven, 506 Gen 31:21 | en daarin handelen, en het land (ziet het is wijd van 507 Gen 31:21 | handelen, en het land (ziet het is wijd van begrip) voor 508 Gen 31:25 | 25 En het geschiedde ten derden dage, 509 Gen 31:28 | stad, en hetgeen dat in het veld was, namen zij. ~ 510 Gen 32:1 | toen gij vluchttet voor het aangezicht van uw broeder 511 Gen 32:2 | de vreemde goden, die in het midden van u zijn, en reinigt 512 Gen 32:6 | Jakob te Luz, hetwelk is in het land Kanaan (dat is Beth-El), 513 Gen 32:6 | dat is Beth-El), hij en al het volk, dat bij hem was. ~ 514 Gen 32:16 | Rachel baarde, en zij had het hard in haar baren. ~ 515 Gen 32:17 | 17 En het geschiedde, als zij het 516 Gen 32:17 | het geschiedde, als zij het hard had in haar baren, 517 Gen 32:18 | 18 En het geschiedde, als haar ziel 518 Gen 32:20 | boven haar graf, dit is het gedenkteken van Rachels 519 Gen 32:22 | 22 En het geschiedde, als Israel in 520 Gen 32:22 | bijwijf; en Israel hoorde het. En de zonen van Jakob waren 521 Gen 33:5 | die hem geboren zijn in het land Kanaan. ~ 522 Gen 33:6 | zijn bezitting, die hij in het land Kanaan geworven had, 523 Gen 33:6 | naar een ander land, van het aangezicht van zijn broeder 524 Gen 33:7 | veel, om samen te wonen; en het land hunner vreemdelingschappen 525 Gen 33:8 | Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir. Ezau is Edom. ~ 526 Gen 33:9 | vader der Edomieten, op het gebergte van Seir. ~ 527 Gen 33:16 | de vorsten van Elifaz in het land Edom; dat zijn de zonen 528 Gen 33:17 | de vorsten van Rehuel in het land Edom; dat zijn de zonen 529 Gen 33:21 | Horieten, zonen van Seir, in het land van Edom. ~ 530 Gen 33:30 | Horieten, naar hun vorsten in het land Seir. ~ 531 Gen 33:31 | die geregeerd hebben in het land Edom, eer een koning 532 Gen 33:35 | die Midian versloeg in het veld van Moab; en de naam 533 Gen 33:43 | Edom, naar hun woningen, in het land hunner bezitting; hij 534 Gen 34:1 | 1 En Jakob woonde in het land der vreemdelingschappen 535 Gen 34:1 | vreemdelingschappen zijns vaders, in het land Kanaan. ~ 536 Gen 34:7 | waren schoven bindende in het midden des velds; en ziet, 537 Gen 34:10 | 10 En als hij het aan zijn vader en aan zijn 538 Gen 34:14 | wederom. Zo zond hij hem uit het dal Hebron, en hij kwam 539 Gen 34:15 | ziet, hij was dwalende in het veld); zo vraagde hem deze 540 Gen 34:21 | zeide: Laat ons hem niet aan het leven slaan. ~ 541 Gen 34:23 | 23 En het geschiedde, als Jozef tot 542 Gen 34:26 | broederen: Wat gewin zal het zijn, dat wij onzen broeder 543 Gen 34:31 | en zij doopten den rok in het bloed. ~ 544 Gen 34:33 | hij bekende hem, en zeide: Het is mijns zoons rok! een 545 Gen 34:35 | bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende 546 Gen 35:1 | 1 En het geschiedde ten zelven tijde, 547 Gen 35:9 | zoude zijn, zo geschiedde het, als hij tot zijns broeders 548 Gen 35:9 | huisvrouw inging, dat hij het verdierf tegen de aarde, 549 Gen 35:10 | 10 En het was kwaad in des HEEREN 550 Gen 35:18 | Toen zeide hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal? En 551 Gen 35:20 | vriend, den Adullamiet, om het pand uit de hand der vrouw 552 Gen 35:23 | Toen zeide Juda: Zij neme het voor zich, opdat wij misschien 553 Gen 35:24 | 24 En het geschiedde omtrent na drie 554 Gen 35:27 | 27 En het geschiedde ten tijde, als 555 Gen 35:28 | 28 En het geschiedde, als zij baarde, 556 Gen 35:28 | hand, zeggende: Deze komt het eerst uit. ~ 557 Gen 35:29 | 29 Maar het geschiedde, als hij zijn 558 Gen 36:2 | voorspoedig man was; en hij was in het huis van zijn heer, den 559 Gen 36:5 | 5 En het geschiedde van toen af, 560 Gen 36:5 | zijn huis, en over al wat het zijne was, gesteld had, 561 Gen 36:5 | in alles, wat hij had, in het huis en in het veld. ~ 562 Gen 36:5 | hij had, in het huis en in het veld. ~ 563 Gen 36:6 | kennis had, behalve van het brood, dat hij at. En Jozef 564 Gen 36:7 | 7 En het geschiedde na deze dingen, 565 Gen 36:8 | 8 Maar hij weigerde het, en zeide tot de huisvrouw 566 Gen 36:8 | kennis met mij, wat er in het huis is; en al wat hij heeft, 567 Gen 36:10 | 10 En het geschiedde, als zij Jozef 568 Gen 36:11 | 11 Zo gebeurde het op zulk een dag, dat hij 569 Gen 36:11 | zulk een dag, dat hij in het huis kwam, om zijn werk 570 Gen 36:13 | 13 En het geschiedde, als zij zag, 571 Gen 36:15 | 15 En het geschiedde, als hij hoorde, 572 Gen 36:18 | 18 En het is geschied, als ik mijn 573 Gen 36:19 | 19 En het geschiedde, als zijn heer 574 Gen 36:20 | nam hem, en leverde hem in het gevangenhuis, ter plaatse, 575 Gen 36:20 | waren; alzo was hij daar in het gevangenhuis. ~ 576 Gen 36:21 | ogen van den overste van het gevangenhuis. ~ 577 Gen 36:22 | 22 En de overste van het gevangenhuis gaf al de gevangenen, 578 Gen 36:22 | al de gevangenen, die in het gevangenhuis waren, in Jozefs 579 Gen 36:23 | 23 De overste van het gevangenhuis zag gans op 580 Gen 36:24 | 1 En het geschiedde na deze dingen, 581 Gen 36:26 | overste der trawanten, in het gevangenhuis, ter plaatse, 582 Gen 36:28 | waren, die gevangen waren in het gevangenhuis. ~ 583 Gen 36:30 | hem waren in hechtenis van het huis zijns heren, zeggende: 584 Gen 36:37 | mijner bij uzelven, wanneer het u wel gaan zal, en doe toch 585 Gen 36:38 | diefelijk ontstolen uit het land der Hebreen; en ook 586 Gen 36:40 | die bakkerswerk is; en het gevogelte at dezelve uit 587 Gen 36:42 | aan een hout hangen, en het gevogelte zal uw vlees van 588 Gen 36:43 | 20 En het geschiedde op den derden 589 Gen 36:43 | maaltijd maakte; en hij verhief het hoofd van den overste der 590 Gen 36:43 | overste der schenkers, en het hoofd van den overste der 591 Gen 36:43 | overste der bakkers, in het midden zijner knechten. ~ 592 Gen 37:1 | 1 En het geschiedde ten einde van 593 Gen 37:2 | vlees, en zij weidden in het gras. ~ 594 Gen 37:7 | ontwaakte Farao, en ziet, het was een droom. ~ 595 Gen 37:8 | 8 En het geschiedde in den morgenstond, 596 Gen 37:13 | hij ons uitlegde, alzo is het geschied; mij heeft hij 597 Gen 37:16 | antwoordde Farao, zeggende: Het is buiten mij! God zal Farao' 598 Gen 37:18 | gedaante, en zij weidden in het gras. ~ 599 Gen 37:19 | lelijkheid niet gezien in het ganse Egypteland. ~ 600 Gen 37:21 | was lelijk, gelijk als in het begin. Toen ontwaakte ik. ~ 601 Gen 37:24 | zeven goede aren. En ik heb het den tovenaars gezegd; maar 602 Gen 37:24 | maar er was niemand, die het mij verklaarde. ~ 603 Gen 37:28 | 28 Dit is het woord, hetwelk ik tot Farao 604 Gen 37:29 | zal er grote overvloed in het ganse land van Egypte zijn. ~ 605 Gen 37:30 | des hongers; dan zal in het land van Egypte al die overvloed 606 Gen 37:30 | worden; en de honger zal het land verteren. ~ 607 Gen 37:31 | Ook zal de overvloed in het land niet gemerkt worden, 608 Gen 37:33 | wijzen man, en zette hem over het land van Egypte. ~ 609 Gen 37:34 | bestelle opzieners over het land; en neme het vijfde 610 Gen 37:34 | opzieners over het land; en neme het vijfde deel des lands van 611 Gen 37:35 | in de steden, en bewaren het. ~ 612 Gen 37:36 | spijze zijn tot voorraad voor het land, voor zeven jaren des 613 Gen 37:36 | Egypteland wezen zullen; opdat het land van honger niet verga. ~ 614 Gen 37:45 | en Jozef toog uit door het land van Egypte. ~ 615 Gen 37:46 | oud, als hij stond voor het aangezicht van Farao, koning 616 Gen 37:47 | 47 En het land bracht voort, in de 617 Gen 37:48 | de steden; de spijze van het veld van elke stad, hetwelk 618 Gen 37:49 | zeer veel koren bijeen, als het zand der zee, totdat men 619 Gen 37:51 | vergeten al mijn moeite, en het ganse huis mijns vaders. ~ 620 Gen 37:52 | heeft mij doen wassen in het land mijner verdrukking. ~ 621 Gen 37:55 | Egypteland hongerde, riep het volk tot Farao om brood; 622 Gen 37:56 | 56 Als dan honger over het ganse land was, zo opende 623 Gen 38:4 | Opdat hem niet misschien het verderf ontmoete! ~ 624 Gen 38:5 | kwamen; want de honger was in het land Kanaan. ~ 625 Gen 38:6 | land; hij verkocht aan al het volk des lands; en Jozefs 626 Gen 38:7 | gij? En zij zeiden: Uit het land Kanaan; om spijze te 627 Gen 38:9 | om te bezichtigen, waar het land bloot is. ~ 628 Gen 38:12 | om te bezichtigen, waar het land bloot is. ~ 629 Gen 38:13 | gebroeders, eens mans zonen, in het land Kanaan; en zie, de 630 Gen 38:14 | zeide Jozef tot hen: Dat is het, wat ik tot u gesproken 631 Gen 38:19 | uwer broederen gebonden in het huis uwer bewaring; en gaat 632 Gen 38:19 | en gaat gij heen, brengt het koren voor den honger uwer 633 Gen 38:22 | antwoordde hun, zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd, toen 634 Gen 38:22 | en ook zijn bloed, ziet, het wordt gezocht! ~ 635 Gen 38:23 | En zij wisten niet, dat het Jozef hoorde; want daar 636 Gen 38:27 | hij zijn geld; want ziet, het was in den mond van zijn 637 Gen 38:28 | wedergekeerd; daartoe ook, ziet, het is in mijn zak! Toen ontging 638 Gen 38:28 | mijn zak! Toen ontging hun het hart, en zij verschrikten, 639 Gen 38:29 | 29 En zij kwamen in het land Kanaan, tot Jakob, 640 Gen 38:32 | heden bij onzen vader in het land Kanaan. ~ 641 Gen 38:35 | 35 En het geschiedde, als zij hun 642 Gen 39:2 | 2 Zo geschiedde het, als zij den leeftocht, 643 Gen 39:3 | zeggende: Die man heeft ons op het hoogste betuigd, zeggende: 644 Gen 39:7 | een broeder? Zo gaven wij het hem te kennen, volgens diezelfde 645 Gen 39:11 | hun vader, tot hen: Is het nu alzo, zo doet dit; neemt 646 Gen 39:11 | zo doet dit; neemt van het loffelijkste dezes lands 647 Gen 39:12 | geld in uw hand; en brengt het geld, hetwelk in den mond 648 Gen 39:12 | in uw hand; misschien is het een feil. ~ 649 Gen 39:14 | geve u barmhartigheid voor het aangezicht van dien man, 650 Gen 39:16 | Breng deze mannen naar het huis toe, en slacht slachtvee, 651 Gen 39:16 | slacht slachtvee, en maak het gereed; want deze mannen 652 Gen 39:17 | man bracht deze mannen in het huis van Jozef. ~ 653 Gen 39:18 | deze mannen, omdat zij in het huis van Jozef gebracht 654 Gen 39:18 | zeiden: Ter oorzake van het geld, dat in het begin in 655 Gen 39:18 | oorzake van het geld, dat in het begin in onze zakken wedergekeerd 656 Gen 39:19 | zij tot dien man, die over het huis van Jozef was, en zij 657 Gen 39:19 | tot hem aan de deur van het huis. ~ 658 Gen 39:20 | mijn heer! wij waren in het begin gewisselijk afgekomen, 659 Gen 39:21 | 21 Het is nu geschied, als wij 660 Gen 39:24 | bracht de man deze mannen in het huis van Jozef, en hij gaf 661 Gen 39:25 | 25 En zij bereidden het geschenk, totdat Jozef kwam 662 Gen 39:26 | was, zo brachten zij hem het geschenk, hetwelk in hun 663 Gen 39:26 | hetwelk in hun hand was, in het huis, en zij bogen zich 664 Gen 39:27 | hun welstand, en zeide: Is het wel met uw vader, den oude, 665 Gen 39:28 | 28 En zij zeiden: Het is wel met uw knecht, onzen 666 Gen 39:28 | leeft nog; en zij neigden het hoofd en bogen zich neder. ~ 667 Gen 39:32 | richtten voor hem aan in het bijzonder, en voor hen in 668 Gen 39:32 | bijzonder, en voor hen in het bijzonder; en voor de Egyptenaren, 669 Gen 39:32 | Egyptenaren, die met hem aten, in het bijzonder; want de Egyptenaars 670 Gen 40:2 | den zak des kleinsten, met het geld van zijn koren. En 671 Gen 40:3 | 3 Des morgens, als het licht werd, zo liet men 672 Gen 40:5 | 5 Is het deze niet, waaruit mijn 673 Gen 40:7 | mijn heer zulke woorden? Het zij verre van uw knechten, 674 Gen 40:8 | 8 Zie, het geld, dat wij in den mond 675 Gen 40:8 | vonden, hebben wij tot u uit het land Kanaan wedergebracht; 676 Gen 40:8 | hoe zouden wij dan uit het huis uws heren zilver of 677 Gen 40:14 | kwam met zijn broederen in het huis van Jozef; want hij 678 Gen 40:17 | 17 Maar hij zeide: Het zij verre van mij zulks 679 Gen 40:24 | 24 En het is geschied, als wij tot 680 Gen 40:26 | aftrekken; want wij zullen het aangezicht van dien man 681 Gen 40:31 | 31 Zo zal het geschieden, als hij ziet, 682 Gen 41:2 | zijn stem met wenen, zodat het de Egyptenaren hoorden, 683 Gen 41:2 | Egyptenaren hoorden, en dat het Farao's huis hoorde. ~ 684 Gen 41:6 | 6 Want het zijn nu twee jaren des hongers 685 Gen 41:6 | twee jaren des hongers in het midden des lands; en er 686 Gen 41:7 | op de aarde, en om u bij het leven te behouden, door 687 Gen 41:8 | ganse huis, en regeerder in het ganse land van Egypte. ~ 688 Gen 41:9 | tot mijn vader, en zegt het hem: Alzo zegt uw zoon Jozef: 689 Gen 41:10 | 10 En gij zult in het land Gosen wonen, en nabij 690 Gen 41:12 | 12 En ziet, uw ogen zien het, en de ogen van mijn broeder 691 Gen 41:16 | 16 Als dit gerucht in het huis van Farao gehoord werd, 692 Gen 41:16 | broeders zijn gekomen! was het goed in de ogen van Farao, 693 Gen 41:17 | en trekt heen, gaat naar het land Kanaan; ~ 694 Gen 41:18 | komt tot mij, en ik zal u het beste van Egypteland geven, 695 Gen 41:18 | Egypteland geven, en gij zult het vette dezes lands eten. ~ 696 Gen 41:20 | verschone uw huisraad niet; want het beste van gans Egypteland, 697 Gen 41:20 | gans Egypteland, dat zal het uwe zijn. ~ 698 Gen 41:23 | tien ezelen, dragende van het beste van Egypte, en tien 699 Gen 41:25 | Egypte, en zij kwamen in het land Kanaan tot hun vader 700 Gen 41:28 | 28 En Israel zeide: Het is genoeg! mijn zoon Jozef 701 Gen 42:6 | en hun have, die zij in het land Kanaan geworven hadden, 702 Gen 42:12 | Onan waren gestorven in het land van Kanaan; en de zonen 703 Gen 42:27 | zielen. Al de zielen van het huis van Jakob, die in Egypte 704 Gen 42:28 | Gosen; en zij kwamen in het land Gosen. ~ 705 Gen 42:31 | zeggen: Mijn broeders en het huis mijns vaders, die in 706 Gen 42:31 | huis mijns vaders, die in het land Kanaan waren, zijn 707 Gen 42:32 | zijn schaapherders; want het zijn mannen, die met vee 708 Gen 42:33 | 33 Wanneer het nu geschieden zal, dat Farao 709 Gen 42:34 | onze vaders; opdat gij in het land Gosen moogt wonen; 710 Gen 43:1 | hebben, zijn gekomen uit het land Kanaan, en zie, zij 711 Gen 43:1 | Kanaan, en zie, zij zijn in het land Gosen. ~ 712 Gen 43:4 | dewijl de honger zwaar is in het land Kanaan; en nu, laat 713 Gen 43:4 | laat toch uw knechten in het land Gosen wonen! ~ 714 Gen 43:6 | vader en uw broeders in het beste van het land wonen; 715 Gen 43:6 | broeders in het beste van het land wonen; laat hen in 716 Gen 43:6 | land wonen; laat hen in het land Gosen wonen, en zo 717 Gen 43:11 | bezitting in Egypteland, in het beste van het land, in het 718 Gen 43:11 | Egypteland, in het beste van het land, in het land Rameses, 719 Gen 43:11 | het beste van het land, in het land Rameses, gelijk als 720 Gen 43:12 | vader, en zijn broeders, en het ganse huis zijns vaders, 721 Gen 43:13 | En er was geen brood in het ganse land; want de honger 722 Gen 43:13 | honger was zeer zwaar: zodat het land van Egypte en het land 723 Gen 43:13 | zodat het land van Egypte en het land Kanaan raasden vanwege 724 Gen 43:14 | Toen verzamelde Jozef al het geld, dat in Egypteland 725 Gen 43:14 | dat in Egypteland en in het land Kanaan gevonden werd, 726 Gen 43:14 | Kanaan gevonden werd, voor het koren, dat zij kochten; 727 Gen 43:15 | 15 Als nu het geld uit Egypteland en uit 728 Gen 43:15 | geld uit Egypteland en uit het land Kanaan verdaan was, 729 Gen 43:15 | tegenwoordigheid sterven? want het geld ontbreekt; ~ 730 Gen 43:16 | Geeft uw vee, zo zal ik het u geven voor uw vee, indien 731 Gen 43:16 | geven voor uw vee, indien het geld ontbreekt. ~ 732 Gen 43:17 | brood voor paarden en voor het vee der schapen, en voor 733 Gen 43:17 | vee der schapen, en voor het vee der runderen, en voor 734 Gen 43:18 | zo kwamen zij tot hem in het tweede jaar, en zeiden tot 735 Gen 43:18 | zeiden tot hem: Wij zullen het voor mijn heer niet verbergen, 736 Gen 43:18 | heer niet verbergen, alzo het geld verdaan is, en de bezitting 737 Gen 43:18 | anders overgebleven voor het aangezichts mijns heren, 738 Gen 43:19 | leven en niet sterven, en het land niet woest worde! ~ 739 Gen 43:20 | 20 Alzo kocht Jozef het gehele land van Egypte voor 740 Gen 43:20 | hen geworden was; zo werd het land Farao's eigen. ~ 741 Gen 43:21 | 21 En aangaande het volk, dat zette hij over 742 Gen 43:21 | hij over in de steden, van het ene uiterste der palen van 743 Gen 43:21 | palen van Egypte, tot aan het andere uiterste deszelven. ~ 744 Gen 43:22 | 22 Alleen het land der priesteren kocht 745 Gen 43:23 | 23 Toen zeide Jozef tot het volk: Ziet, ik heb heden 746 Gen 43:23 | is zaad voor u, opdat gij het land bezaait. 747 Gen 43:24 | Doch met de inkomsten zal het geschieden, dat gij aan 748 Gen 43:24 | geschieden, dat gij aan Farao het vijfde deel zult geven, 749 Gen 43:26 | wet, tot dezen dag, over het land van Egypte, dat Farao 750 Gen 43:26 | land van Egypte, dat Farao het vijfde deel zou hebben; 751 Gen 43:26 | hebben; behalve dat alleen het land der priesteren van 752 Gen 43:27 | 27 Zo woonde Israel in het land van Egypte, in het 753 Gen 43:27 | het land van Egypte, in het land Gosen; en zij stelden 754 Gen 43:28 | 28 En Jakob leefde in het land van Egypte zeventien 755 Gen 43:31 | boog zich ten hoofde van het bed. ~  ~  ~ 756 Gen 44:1 | 1 Het geschiedde nu na deze dingen, 757 Gen 44:2 | versterkte zich Israel, en zat op het bed. ~ 758 Gen 44:3 | mij verschenen te Luz, in het land Kanaan, en Hij heeft 759 Gen 44:7 | Rachel bij mij gestorven in het land Kanaan, op den weg, 760 Gen 44:7 | Kanaan, op den weg, als het nog een kleine streek lands 761 Gen 44:14 | rechterhand uit, en legde die op het hoofd van Efraim, hoewel 762 Gen 44:14 | was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij bestierde 763 Gen 44:16 | als vissen in menigte, in het midden des lands! ~ 764 Gen 44:17 | vader zijn rechterhand op het hoofd van Efraim legde, 765 Gen 44:17 | van Efraim legde, zo was het kwaad in zijn ogen, en hij 766 Gen 44:17 | vaders hand, om die van het hoofd van Efraim op het 767 Gen 44:17 | het hoofd van Efraim op het hoofd van Manasse af te 768 Gen 44:19 | Maar zijn vader weigerde het, en zeide: Ik weet het, 769 Gen 44:19 | weigerde het, en zeide: Ik weet het, mijn zoon! ik weet het; 770 Gen 44:19 | het, mijn zoon! ik weet het; hij zal ook tot een volk 771 Gen 44:21 | Hij zal u wederbrengen in het land uwer vaderen. ~ 772 Gen 45:3 | eerstgeborene, mijn kracht, en het begin mijner macht; de voortreffelijkste 773 Gen 45:4 | beklommen; toen hebt gij het geschonden; hij heeft mijn 774 Gen 45:8 | 8 Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; 775 Gen 45:11 | ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner ezelin aan 776 Gen 45:15 | zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig was, 777 Gen 45:15 | goed was, en het land, dat het lustig was, zo boog hij 778 Gen 45:17 | weg, een adderslang nevens het pad, bijtende des paards 779 Gen 45:19 | hij zal haar aanvallen in het einde. ~ 780 Gen 45:26 | mijner voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen; 781 Gen 45:26 | heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den 782 Gen 45:28 | Israel zijn twaalf; en dit is het, wat hun vader tot hen sprak, 783 Gen 45:30 | die tegenover Mamre is, in het land Kanaan, die Abraham 784 Gen 45:33 | hij zijn voeten samen op het bed, en hij gaf den geest, 785 Gen 46:4 | waren, zo sprak Jozef tot het huis van Farao, zeggende: 786 Gen 46:5 | mijn graf, dat ik mij in het land Kanaan gegraven heb, 787 Gen 46:8 | 8 Daartoe het ganse huis van Jozef, en 788 Gen 46:8 | Jozef, en zijn broeders, en het huis zijns vaders; alleen 789 Gen 46:8 | hun runderen lieten zij in het land Gosen. ~ 790 Gen 46:9 | wagenen als ruiteren; en het was een zeer zwaar heir. ~ 791 Gen 46:10 | 10 Toen zij nu aan het plein van het doornbos kwamen, 792 Gen 46:10 | zij nu aan het plein van het doornbos kwamen, dat aan 793 Gen 46:11 | Kanaanieten, dien rouw zagen op het plein van het doornbos, 794 Gen 46:11 | rouw zagen op het plein van het doornbos, zo zeiden zij: 795 Gen 46:11 | naam Abel-Mizraim, die aan het veer van de Jordaan is. ~ 796 Gen 46:13 | zijn zonen voerden hem in het land Kanaan, en begroeven 797 Gen 46:15 | gewisselijk vergelden al het kwaad, dat wij hem aangedaan 798 Gen 46:20 | opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een 799 Gen 46:20 | is, om een groot volk in het leven te behouden. ~ 800 Gen 46:22 | woonde in Egypte, hij en het huis zijns vaders; en Jozef 801 Gen 46:23 | van Efraim kinderen, van het derde gelid; ook werden 802 Gen 46:24 | optrekken uit dit land, in het land, hetwelk hij aan Abraham, 803 Exo 1:7 | gans zeer machtig, zodat het land met hen vervuld werd. ~ 804 Exo 1:9 | zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israels 805 Exo 1:10 | hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige, en 806 Exo 1:10 | niet vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige 807 Exo 1:10 | enige krijg voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot 808 Exo 1:10 | tegen ons strijde, en uit het land optrekke. ~ 809 Exo 1:11 | schattingen over hetzelve, om het te verdrukken met hun lasten; 810 Exo 1:12 | 12 Maar hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het 811 Exo 1:12 | het verdrukten, hoe meer het vermeerderde, en hoe meer 812 Exo 1:12 | vermeerderde, en hoe meer het wies; zodat zij verdrietig 813 Exo 1:14 | 14 Zodat zij hun het leven bitter maakten met 814 Exo 1:14 | en met allen dienst op het veld, met al hun dienst, 815 Exo 1:16 | Wanneer gij de Hebreinnen in het baren helpt, en ziet haar 816 Exo 1:16 | ziet haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; 817 Exo 1:16 | zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar 818 Exo 1:17 | behielden de knechtjes in het leven. ~ 819 Exo 1:18 | dat gij de knechtjes in het leven behouden hebt? ~ 820 Exo 1:20 | dat volk vermeerderde, en het werd zeer machtig. ~ 821 Exo 1:21 | 21 En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen 822 Exo 1:22 | maar al de dochteren in het leven behouden. ~  ~ 823 Exo 2:1 | 1 En een man van het huis van Levi ging, en nam 824 Exo 2:3 | van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en 825 Exo 2:3 | en met pek; en zij legde het knechtje daarin, en legde 826 Exo 2:3 | knechtje daarin, en legde het in de biezen, aan den oever 827 Exo 2:5 | kant der rivier; toen zij het kistje in het midden van 828 Exo 2:5 | toen zij het kistje in het midden van de biezen zag, 829 Exo 2:5 | dienstmaagd heen, en liet het halen. ~ 830 Exo 2:6 | 6 Toen zij het open deed, zo zag zij dat 831 Exo 2:6 | zij dat knechtje; en ziet, het jongsken weende; en zij 832 Exo 2:9 | dit knechtje heen, en zoog het mij; ik zal u uw loon geven. 833 Exo 2:9 | loon geven. En de vrouw nam het knechtje en zoogde het. ~ 834 Exo 2:9 | nam het knechtje en zoogde het. ~ 835 Exo 2:10 | 10 En toen het knechtje groot geworden 836 Exo 2:10 | geworden was, zo bracht zij het tot Farao's dochter, en 837 Exo 2:10 | tot Farao's dochter, en het werd haar ten zoon; en zij 838 Exo 2:10 | zeide: Want ik heb hem uit het water getogen. ~ 839 Exo 2:11 | 11 En het geschiedde in die dagen, 840 Exo 2:12 | Egyptenaar, en verborg hem in het zand. ~ 841 Exo 2:15 | aangezicht, en woonde in het land Midian, en hij zat 842 Exo 2:23 | 23 En het geschiedde na vele dezer 843 Exo 3:2 | hem in een vuurvlam uit het midden van een braambos; 844 Exo 3:2 | braambos; en hij zag, en ziet, het braambos brandde in het 845 Exo 3:2 | het braambos brandde in het vuur, en het braambos werd 846 Exo 3:2 | brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd. ~ 847 Exo 3:3 | dat grote gezicht, waarom het braambos niet verbrandt. ~ 848 Exo 3:4 | zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, 849 Exo 3:4 | tot hem uit het midden van het braambos, en zeide: Mozes, 850 Exo 3:8 | Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der 851 Exo 3:8 | hand der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar 852 Exo 3:9 | 9 En nu, zie, het geschrei der kinderen Israels 853 Exo 3:17 | van Egypte opvoeren, tot het land der Kanaanieten, en 854 Exo 3:17 | en der Jebusieten; tot het land, vloeiende van melk 855 Exo 3:20 | Mijn wonderen, die Ik in het midden van hetzelve doen 856 Exo 3:21 | ogen der Egyptenaren; en het zal geschieden, wanneer 857 Exo 4:8 | 8 En het zal geschieden, zo zij u 858 Exo 4:8 | geloven, noch naar de stem van het eerste teken horen, zo zullen 859 Exo 4:8 | zo zullen zij de stem van het laatste teken geloven. ~ 860 Exo 4:9 | 9 En het zal geschieden, zo zij ook 861 Exo 4:9 | der rivier, en giet ze op het droge; zo zullen de wateren, 862 Exo 4:9 | zullen tot bloed worden op het droge. ~ 863 Exo 4:11 | of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? ~ 864 Exo 4:16 | 16 En hij zal voor u tot het volk spreken; en het zal 865 Exo 4:16 | tot het volk spreken; en het zal geschieden, dat hij 866 Exo 4:21 | hart verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan. ~ 867 Exo 4:24 | 24 En het geschiedde op den weg, in 868 Exo 4:31 | 31 En het volk geloofde, en zij hoorden, 869 Exo 5:1 | Laat Mijn volk trekken, dat het Mij een feest houde in de 870 Exo 5:3 | met pestilentie, of met het zwaard. ~ 871 Exo 5:4 | Aaron! waarom trekt gij het volk af van hun werken? 872 Exo 5:5 | Verder zeide Farao: Ziet, het volk des lands is alreeds 873 Exo 5:6 | aan de aandrijvers onder het volk, en deszelfs ambtlieden, 874 Exo 5:7 | geen stro meer geven, tot het maken der tichelstenen, 875 Exo 5:8 | 8 En het getal der tichelstenen, 876 Exo 5:10 | ambtlieden, en spraken tot het volk, zeggende: Zo zegt 877 Exo 5:11 | haalt u stro, waar gij het vindt; doch van uw dienst 878 Exo 5:12 | 12 Toen verstrooide zich het volk in het ganse land van 879 Exo 5:12 | verstrooide zich het volk in het ganse land van Egypte, dat 880 Exo 5:12 | ganse land van Egypte, dat het stoppelen verzamelde, voor 881 Exo 5:14 | werk niet voleindigd, in het maken der tichelstenen, 882 Exo 5:18 | worden; evenwel zult gij het getal der tichelstenen leveren. ~ 883 Exo 5:19 | der kinderen Israels, dat het kwalijk met hen stond, dewijl 884 Exo 5:19 | van uw tichelstenen, van het dagwerk op zijn dag. ~ 885 Exo 5:21 | HEERE zie op u, en richte het, dewijl dat gij onzen reuk 886 Exo 6:3 | opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner 887 Exo 6:3 | geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, 888 Exo 6:4 | 4 En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, 889 Exo 6:7 | hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob 890 Exo 6:7 | Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, 891 Exo 6:26 | 26 Dezen zijn het, die tot Farao, den koning 892 Exo 6:27 | 27 En het geschiedde te dien dage, 893 Exo 6:29 | 29 Toen zeide Mozes voor het aangezicht des HEEREN: Zie, 894 Exo 7:5 | de kinderen Israels uit het midden van hen uitleide. ~ 895 Exo 7:10 | Farao's aangezicht, en voor het aangezicht zijner knechten; 896 Exo 7:14 | hart is zwaar; hij weigert het volk te laten trekken. ~ 897 Exo 7:15 | zie, hij zal uitgaan naar het water toe, zo stel u tegen 898 Exo 7:16 | Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene in de woestijn; 899 Exo 7:17 | die in mijn hand is, op het water, dat in deze rivier 900 Exo 7:17 | deze rivier is, slaan, en het zal in bloed veranderd worden. ~ 901 Exo 7:18 | vermoeid worden, dat zij het water uit de rivier drinken 902 Exo 7:19 | worden; en er zij bloed in het ganse Egypteland, beide 903 Exo 7:20 | hief den staf op, en sloeg het water, dat in de rivier 904 Exo 7:20 | van zijn knechten; en al het water in de rivier werd 905 Exo 7:21 | stonk, zodat de Egyptenaars het water uit de rivier niet 906 Exo 7:21 | konden; en er was bloed in het ganse Egypteland. ~ 907 Exo 7:24 | drinken; want zij konden van het water der rivier niet drinken. ~ 908 Exo 8:2 | 2 En indien gij het weigert te laten trekken, 909 Exo 8:8 | volk wegneme; zo zal ik het volk trekken laten, dat 910 Exo 8:10 | Tegen morgen. En hij zeide: Het zij naar uw woord, opdat 911 Exo 8:13 | 13 En de HEERE deed naar het woord van Mozes; en de vorsen 912 Exo 8:14 | vergaderden ze samen bij hopen, en het land stonk. ~ 913 Exo 8:16 | Strek uw staf uit, en sla het stof der aarde, dat het 914 Exo 8:16 | het stof der aarde, dat het tot luizen worde, in het 915 Exo 8:16 | het tot luizen worde, in het ganse Egypteland. ~ 916 Exo 8:17 | met zijn staf, en sloeg het stof der aarde, en er werden 917 Exo 8:17 | luizen aan de mensen, en aan het vee; al het stof der aarde 918 Exo 8:17 | mensen, en aan het vee; al het stof der aarde werd luizen, 919 Exo 8:17 | der aarde werd luizen, in het ganse Egypteland. ~ 920 Exo 8:18 | luizen aan de mensen, en aan het vee. ~ 921 Exo 8:20 | aangezicht; zie, hij zal aan het water uitgaan, en zeg tot 922 Exo 8:21 | zullen vervuld worden, en ook het aardrijk, waarop zij zijn. ~ 923 Exo 8:22 | 22 En Ik zal te dien dage het land Gosen, waarin Mijn 924 Exo 8:22 | weet, dat Ik, de HEERE, in het midden dezes lands ben. ~ 925 Exo 8:24 | vermenging van ongedierte in het huis van Farao, en in de 926 Exo 8:24 | van zijn knechten, en over het ganse Egypteland; het land 927 Exo 8:24 | over het ganse Egypteland; het land werd verdorven van 928 Exo 8:26 | 26 Mozes dan zeide: Het is niet recht, dat men alzo 929 Exo 8:28 | alleen, dat gijlieden in het gaan geenszins te verre 930 Exo 8:31 | 31 En de HEERE deed naar het woord van Mozes, en de vermenging 931 Exo 8:32 | op ditmaal, en hij liet het volk niet trekken. ~  ~ 932 Exo 9:1 | Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene. ~ 933 Exo 9:3 | zijn over uw vee, dat in het veld is, over de paarden, 934 Exo 9:3 | over de runderen, en over het klein vee, door een zeer 935 Exo 9:4 | afzondering maken tussen het vee der Israelieten, en 936 Exo 9:4 | der Israelieten, en tussen het vee der Egyptenaren, dat 937 Exo 9:6 | des anderen daags; en al het vee der Egyptenaren stierf; 938 Exo 9:6 | Egyptenaren stierf; maar van het vee der kinderen Israels 939 Exo 9:7 | zond er heen, en ziet, van het vee van Israel was niet 940 Exo 9:7 | een toe gestorven. Doch het hart van Farao werd verzwaard, 941 Exo 9:7 | werd verzwaard, en hij liet het volk niet trekken. ~ 942 Exo 9:9 | tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en zij 943 Exo 9:9 | zal aan de mensen, en aan het vee worden tot zweren, uitbrekende 944 Exo 9:9 | uitbrekende met blaren, in het ganse Egypteland. ~ 945 Exo 9:10 | blaren, aan de mensen en aan het vee; ~ 946 Exo 9:17 | tegen Mijn volk, dat gij het niet wilt laten trekken? ~ 947 Exo 9:18 | is van dien dag af, dat het gegrond is, tot nu toe. ~ 948 Exo 9:19 | vee, en alles wat gij op het veld hebt; alle mens en 949 Exo 9:19 | mens en gedierte, dat op het veld gevonden zal worden, 950 Exo 9:21 | knechten en zijn vee op het veld. ~ 951 Exo 9:22 | en er zal hagel zijn in het ganse Egypteland; over de 952 Exo 9:22 | over de mensen, en over het vee, en over al het kruid 953 Exo 9:22 | over het vee, en over al het kruid des velds in Egypteland. ~ 954 Exo 9:23 | gaf donder en hagel, en het vuur schoot naar de aarde; 955 Exo 9:24 | er was hagel, en vuur in het midden des hagels vervangen; 956 Exo 9:24 | zwaar; desgelijks is in het ganse Egypteland nooit geweest, 957 Exo 9:24 | Egypteland nooit geweest, sedert het tot een volk geweest is. ~ 958 Exo 9:25 | 25 En de hagel sloeg, in het ganse Egypteland, alles 959 Exo 9:25 | Egypteland, alles wat op het veld was, van de mensen 960 Exo 9:25 | toe; ook sloeg de hagel al het kruid des velds, en verbrak 961 Exo 9:25 | des velds, en verbrak al het geboomte des velds. ~ 962 Exo 9:26 | 26 Alleen in het land Gosen, waar de kinderen 963 Exo 9:28 | vuriglijk tot den HEERE (want het is genoeg), dat geen donder 964 Exo 9:30 | weet ik, dat gijlieden voor het aangezicht van den HEERE 965 Exo 9:31 | 31 Het vlas nu, en de gerst werd 966 Exo 9:31 | gerst was in de aar, en het vlas was in den halm. ~ 967 Exo 10:1 | zijn hart verzwaard, ook het hart zijner knechten, opdat 968 Exo 10:1 | Ik deze Mijn tekenen in het midden van hen zette; ~ 969 Exo 10:5 | 5 En zij zullen het gezicht des lands bedekken, 970 Exo 10:5 | zien; en zij zullen afeten het overige van hetgeen ontkomen 971 Exo 10:5 | hagel; zij zullen ook al het geboomte afeten, dat ulieden 972 Exo 10:5 | afeten, dat ulieden uit het veld voortkomt. ~ 973 Exo 10:12 | opkomen over Egypteland, en al het kruid des lands opeten, 974 Exo 10:13 | dag en dien gansen nacht; het geschiedde des morgens, 975 Exo 10:14 | sprinkhanen kwamen op over het ganse Egypteland, en lieten 976 Exo 10:15 | 15 Want zij bedekten het gezicht des gansen lands, 977 Exo 10:15 | des gansen lands, alzo dat het land verduisterd werd; en 978 Exo 10:15 | verduisterd werd; en zij aten al het kruid des lands op, en al 979 Exo 10:15 | de kruiden des velds, in het ganse Egypteland. ~ 980 Exo 10:22 | een dikke duisternis in het ganse Egypteland, drie dagen. ~ 981 Exo 10:23 | de kinderen Israels was het licht in hun woningen. ~ 982 Exo 11:3 | 3 En de HEERE gaf het volk genade in de ogen der 983 Exo 11:4 | middernacht zal Ik uitgaan door het midden van Egypte; ~ 984 Exo 11:5 | alle eerstgeborenen van het vee. ~ 985 Exo 11:6 | een groot geschrei zijn in het ganse Egypteland, desgelijks 986 Exo 11:8 | zeggende: Trek uit, gij en al het volk, dat uw voetstappen 987 Exo 12:2 | zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; 988 Exo 12:4 | voor een lam, zo neme hij het en zijn nabuur, de naaste 989 Exo 12:4 | naaste aan zijn huis, naar het getal der zielen, een iegelijk 990 Exo 12:4 | zult rekening maken naar het lam. ~ 991 Exo 12:5 | de geitenbokken zult gij het nemen. ~ 992 Exo 12:6 | 6 En gij zult het in bewaring hebben tot den 993 Exo 12:6 | vergadering van Israel zal het slachten tussen twee avonden. ~ 994 Exo 12:7 | 7 En zij zullen van het bloed nemen, en strijken 995 Exo 12:7 | bloed nemen, en strijken het aan beide zijposten, en 996 Exo 12:7 | de huizen, in welke zij het eten zullen. 997 Exo 12:8 | 8 En zij zullen het vlees eten in denzelfden 998 Exo 12:8 | in denzelfden nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde 999 Exo 12:8 | ongezuurde broden; zij zullen het met bittere saus eten. ~ 1000 Exo 12:9 | water gezoden; maar aan het vuur gebraden, zijn hoofd


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License