Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hesbons 1
hesed 1
hesmon 1
het 18165
heten 15
hetgeen 368
hetgene 3
Frequency    [«  »]
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den

Bijbel

IntraText - Concordances

het

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

      Book Chapter: Verse
12001 Jer 23:8 | als de HEERE leeft, Die het zaad van het huis Israels 12002 Jer 23:8 | leeft, Die het zaad van het huis Israels heeft opgevoerd, 12003 Jer 23:8 | heeft opgevoerd, en Die het aangebracht heeft uit het 12004 Jer 23:8 | het aangebracht heeft uit het land van het noorden, en 12005 Jer 23:8 | aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de landen,      12006 Jer 23:10 | 10      Want het land is vol overspelers, 12007 Jer 23:10 | is vol overspelers, want het land treurt vanwege den 12008 Jer 23:12 | kwaad over hen brengen in het jaar      hunner bezoeking, 12009 Jer 23:15 | huichelarij      uitgegaan in het ganse land. ~ 12010 Jer 23:16 | maken u ijdel; zij spreken het gezicht huns harten, niet 12011 Jer 23:17 | lasteren: De HEERE heeft het gesproken, gijlieden zult 12012 Jer 23:19 | ja, een pijnlijk onweder, het zal blijven op der goddelozen 12013 Jer 23:20 | gedachten Zijns harten; in het laatste der dagen zult gij 12014 Jer 23:26 | Is er dan een droom in het hart der profeten, die de 12015 Jer 23:26 | de leugen profeteren? Ja, het zijn profeten van huns harten 12016 Jer 23:28 | waarachtiglijk; wat heeft het stro met het koren te doen? 12017 Jer 23:28 | wat heeft het stro met het koren te doen? spreekt      12018 Jer 23:31 | nemen, en spreken: Hij heeft het gesproken; ~ 12019 Jer 23:34 | profeet, of den priester, of het volk, dat zeggen zal: Des 12020 Jer 24:5 | Ik uit deze plaats naar het land der Chaldeen heb      12021 Jer 24:8 | mitsgaders zijn      vorsten, en het overblijfsel van Jeruzalem, 12022 Jer 24:10 | Ik zal onder hen zenden het zwaard, den honger en de 12023 Jer 24:10 | verteerd zullen zijn uit het land, dat Ik hun en hun 12024 Jer 25:1 | 1      Het woord, dat tot Jeremia geschied 12025 Jer 25:1 | Jeremia geschied is over het ganse volk van Juda, in 12026 Jer 25:1 | ganse volk van Juda, in het vierde jaar van Jojakim, 12027 Jer 25:1 | koning van Juda (dit was het eerste jaar van Nebukadrezar,      12028 Jer 25:2 | Jeremia gesproken heeft tot het ganse volk van Juda, en 12029 Jer 25:3 | 3      Van het dertiende jaar van Josia, 12030 Jer 25:3 | op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste jaar) 12031 Jer 25:3 | drie en twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij 12032 Jer 25:5 | handelingen, en woont in het land, dat de HEERE u en 12033 Jer 25:7 | gij Mij vertoorndet door het werk uwer handen, u zelven 12034 Jer 25:9 | nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de HEERE; 12035 Jer 25:10 | bruidegoms en de stem der bruid, het geluid der molens en het 12036 Jer 25:10 | het geluid der molens en het licht der lamp. ~ 12037 Jer 25:12 | 12      Maar het zal geschieden, als de zeventig 12038 Jer 25:12 | bezoeken, mitsgaders      over het land der Chaldeen, en zal 12039 Jer 25:14 | vergelden naar hun doen, en naar het werk hunner handen. ~ 12040 Jer 25:16 | en dol worden, vanwege het zwaard, dat Ik onder hen 12041 Jer 25:18 | tot een vloek, gelijk      het is te dezen dage; ~ 12042 Jer 25:20 | Askelon, en Gaza, en Ekron, en het overblijfsel van Asdod; ~ 12043 Jer 25:26 | En allen koningen van het noorden, die nabij en die 12044 Jer 25:27 | niet weder opstaat, vanwege het zwaard,      dat Ik onder 12045 Jer 25:28 | 28      En het zal geschieden, wanneer 12046 Jer 25:29 | worden; want      Ik roep het zwaard over alle inwoners 12047 Jer 25:31 | 31      Het geschal zal komen tot aan 12048 Jer 25:31 | geschal zal komen tot aan het einde der aarde; want de 12049 Jer 25:31 | goddelozen heeft Hij aan het zwaard      overgegeven, 12050 Jer 25:33 | te dien dage liggen van het ene einde der aarde tot 12051 Jer 25:33 | einde der aarde tot aan het andere einde der aarde; 12052 Jer 26:1 | 1      In het begin des koninkrijks van 12053 Jer 26:2 | Zo zegt de HEERE: Sta in het voorhof van het huis des 12054 Jer 26:2 | Sta in het voorhof van het huis des HEEREN, en spreek 12055 Jer 26:2 | komen om aan te bidden in het huis des HEEREN, al de woorden, 12056 Jer 26:3 | zou Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik hun denk te 12057 Jer 26:7 | priesters, en de profeten, en al het volk, hoorden Jeremia deze 12058 Jer 26:7 | deze woorden spreken in het huis des HEEREN. ~ 12059 Jer 26:8 | 8      Zo geschiedde het, als Jeremia geeindigd had 12060 Jer 26:8 | HEERE geboden had tot al het volk te spreken, dat de 12061 Jer 26:8 | priesters en de profeten en al het volk hem grepen,      zeggende: 12062 Jer 26:9 | dat er niemand wone? En het ganse volk werd      vergaderd 12063 Jer 26:9 | vergaderd tegen Jeremia, in het huis des HEEREN. ~ 12064 Jer 26:10 | hoorden, gingen zij op uit het huis des konings naar het 12065 Jer 26:10 | het huis des konings naar het huis des HEEREN; en zij 12066 Jer 26:11 | tot de vorsten en tot al het volk, zeggende: Aan dezen 12067 Jer 26:12 | al de vorsten en tot al het volk, zeggende: De HEERE 12068 Jer 26:13 | HEEREN, uws Gods; zo zal het den HEERE berouwen over 12069 Jer 26:13 | den HEERE berouwen over het kwaad, dat Hij tegen u      12070 Jer 26:14 | uw handen; doet mij, als het goed, en als het recht is 12071 Jer 26:14 | mij, als het goed, en als het recht is in uw ogen; ~ 12072 Jer 26:16 | zeiden de vorsten en al het volk tot de priesteren en 12073 Jer 26:18 | geprofeteerd, en tot al het volk van Juda gesproken, 12074 Jer 26:19 | HEEREN aangezicht, zodat het den HEERE berouwde      12075 Jer 26:19 | HEERE berouwde      over het kwaad, dat Hij tegen hen 12076 Jer 26:23 | Jojakim, en hij sloeg hem met het zwaard, en hij wierp zijn 12077 Jer 27:1 | 1      In het begin des koninkrijks van 12078 Jer 27:5 | gemaakt de aarde, den mens en het vee, die op den aardbodem 12079 Jer 27:5 | en Ik geef ze aan welken het recht is in Mijn      ogen. ~ 12080 Jer 27:6 | Mijn knecht; zelfs ook het gedierte des velds heb Ik 12081 Jer 27:8 | 8      En het zal geschieden, het volk 12082 Jer 27:8 | En het zal geschieden, het volk en het koninkrijk, 12083 Jer 27:8 | geschieden, het volk en het koninkrijk, dat hem, Nebukadnezar, 12084 Jer 27:8 | hals niet zal geven onder het juk des konings van      12085 Jer 27:8 | HEERE, bezoeking doen door het zwaard, en door den honger, 12086 Jer 27:11 | 11      Maar het volk, dat zijn hals zal 12087 Jer 27:11 | zijn hals zal brengen onder het juk des konings van Babel, 12088 Jer 27:11 | laten, spreekt de HEERE, en het zal dat bouwen en daarin      12089 Jer 27:12 | Brengt uw halzen onder het juk des konings van Babel, 12090 Jer 27:13 | sterven, gij en uw volk door het zwaard, door den honger 12091 Jer 27:13 | HEERE gesproken heeft van het volk, dat den koning van 12092 Jer 27:18 | opdat de vaten, die in het huis des HEEREN, en in het 12093 Jer 27:18 | het huis des HEEREN, en in het huis      des konings van 12094 Jer 27:19 | van de stellingen, en van het overige der vaten, die in 12095 Jer 27:21 | Israels, van de vaten, die in het huis des HEEREN, en in het 12096 Jer 27:21 | het huis des HEEREN, en in het huis des konings van Juda, 12097 Jer 28:1 | 1      Voorts geschiedde het in hetzelfde jaar, in het 12098 Jer 28:1 | het in hetzelfde jaar, in het begin des koninkrijks van 12099 Jer 28:1 | Zedekia, koning van Juda, in het vierde jaar, in de vijfde 12100 Jer 28:1 | Gibeon was, tot mij sprak, in het huis des HEEREN, voor de 12101 Jer 28:2 | Israels, zeggende: Ik heb het juk des konings van Babel 12102 Jer 28:3 | wederbrengen al de vaten van het huis des HEEREN, die Nebukadnezar, 12103 Jer 28:4 | spreekt de HEERE; want Ik zal het juk des konings van Babel 12104 Jer 28:5 | des gansen volks, die in het huis des HEEREN stonden; ~ 12105 Jer 28:9 | zal hebben van vrede, als het woord van dien profeet komt, 12106 Jer 28:10 | Toen nam de profeet Hananja het juk van den hals van den 12107 Jer 28:10 | profeet Jeremia, en verbrak het. ~ 12108 Jer 28:11 | HEERE: Alzo zal Ik verbreken het juk van Nebukadnezar, den 12109 Jer 28:12 | nadat de profeet Hananja het juk van den hals van den 12110 Jer 28:14 | dienen; ja, Ik heb hem ook het gedierte des velds gegeven. ~ 12111 Jer 29:1 | de profeten, en tot het ganse volk, dat Nebukadnezar 12112 Jer 29:8 | en uw waarzeggers, die in het midden van u zijn, u niet 12113 Jer 29:11 | des kwaads, dat Ik u geve het einde en de verwachting. ~ 12114 Jer 29:16 | Davids troon zit, en van al het volk, dat in deze stad woont, 12115 Jer 29:17 | heirscharen: Ziet, Ik zal het zwaard, den honger en de 12116 Jer 29:18 | zal ze achterna jagen met het zwaard, met den honger en 12117 Jer 29:22 | koning van Babel aan het vuur braadde; ~ 12118 Jer 29:23 | hunner naasten, en spraken het woord valselijk in Mijn 12119 Jer 29:23 | Ik ben Degene, Die het weet, en een getuige daarvan, 12120 Jer 29:25 | naam gezonden hebt tot al het volk, dat te Jeruzalem is, 12121 Jer 29:28 | Babel gezonden, zeggende: Het zal lang duren; bouwt huizen, 12122 Jer 29:32 | zal niemand hebben, die in het midden dezes volks wone, 12123 Jer 29:32 | volks wone, en zal      het goede niet zien, dat Ik 12124 Jer 30:1 | 1      Het woord, dat tot Jeremia geschied 12125 Jer 30:3 | zal hen wederbrengen in het land, dat Ik hun      vaderen 12126 Jer 30:3 | gegeven heb, en zij zullen het erfelijk bezitten. ~ 12127 Jer 30:7 | gelijke niet geweest is; en het is een tijd van benauwdheid 12128 Jer 30:8 | 8      Want het zal te dien dage geschieden, 12129 Jer 30:10 | verlossen, en uw zaad uit het land hunner gevangenis; 12130 Jer 30:13 | zaak oordeelt, aangaande het gezwel; gij hebt geen heelpleisters. ~ 12131 Jer 30:17 | u noemen: De verdrevene. Het is Sion, zeggen zij; niemand 12132 Jer 30:18 | worden op haar hoop, en het paleis zal      liggen naar 12133 Jer 30:21 | zijn, en zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen; 12134 Jer 30:23 | een aanhoudend onweder; het zal blijven op het hoofd 12135 Jer 30:23 | onweder; het zal blijven op het hoofd der goddelozen. ~ 12136 Jer 30:24 | gedachten Zijns harten; in het laatste der dagen zult gij      12137 Jer 31:2 | 2      Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen 12138 Jer 31:2 | volk der overgeblevenen van het zwaard heeft genade gevonden 12139 Jer 31:7 | vreugde, en juicht vanwege het hoofd der heidenen; doet 12140 Jer 31:7 | hoofd der heidenen; doet het horen, lofzingt, en zegt: 12141 Jer 31:7 | O HEERE! behoud Uw volk, het      overblijfsel van Israel. ~ 12142 Jer 31:8 | Ik zal ze aanbrengen uit het land van het noorden, en 12143 Jer 31:8 | aanbrengen uit het land van het noorden, en zal hen vergaderen 12144 Jer 31:12 | tot des HEEREN goed, tot het koren, en tot den most, 12145 Jer 31:23 | zullen zij nog zeggen in het land van Juda, en in zijn 12146 Jer 31:27 | spreekt de HEERE, dat Ik het huis van Israel en het huis 12147 Jer 31:27 | Ik het huis van Israel en het huis van Juda bezaaien zal 12148 Jer 31:28 | 28      En het zal geschieden, gelijk als 12149 Jer 31:31 | spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israel en met het 12150 Jer 31:31 | het huis van Israel en met het huis van Juda een nieuw 12151 Jer 31:32 | 32      Niet naar het verbond, dat Ik met hun 12152 Jer 31:33 | 33      Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen 12153 Jer 31:33 | dat Ik na die dagen met het huis van Israel maken zal, 12154 Jer 31:36 | spreekt de HEERE, zo zal ook het zaad Israels ophouden, dat 12155 Jer 31:36 | zaad Israels ophouden, dat het geen volk zij voor Mijn 12156 Jer 31:37 | kunnen worden, zo zal Ik ook het ganse zaad Israels verwerpen,      12157 Jer 31:39 | 39      En het meetsnoer zal wijders nevens 12158 Jer 31:40 | 40      En het ganse dal der dode lichamen 12159 Jer 31:40 | van de Paardenpoort tegen het oosten, zal den HEERE een 12160 Jer 32:1 | 1      Het woord, dat tot Jeremia geschied 12161 Jer 32:1 | geschied is van den HEERE, in het tiende jaar van Zedekia, 12162 Jer 32:1 | koning van Juda; dit jaar was het achttiende jaar van Nebukadrezar. ~ 12163 Jer 32:2 | 2      (Het heir nu des konings van 12164 Jer 32:2 | Jeremia was besloten in het voorhof der bewaring, dat 12165 Jer 32:2 | voorhof der bewaring, dat in het huis des konings van Juda 12166 Jer 32:7 | Anathoth is, want gij hebt het recht van lossing, om te 12167 Jer 32:8 | HEEREN woord, tot mij, in het voorhof der bewaring, en 12168 Jer 32:8 | is bij Anathoth, dat in het      land van Benjamin is; 12169 Jer 32:8 | Benjamin is; want gij hebt het erfrecht, en gij hebt de 12170 Jer 32:8 | gij hebt de lossing, koop het voor u. Toen merkte ik, 12171 Jer 32:8 | voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN woord was. ~ 12172 Jer 32:9 | Hanameel, mijns ooms zoon, het veld, dat bij Anathoth is; 12173 Jer 32:9 | Anathoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien zilveren 12174 Jer 32:10 | verzegelde dien, en deed het getuigen betuigen, als ik 12175 Jer 32:10 | getuigen betuigen, als ik het geld op de weegschaal gewogen 12176 Jer 32:11 | die verzegeld was naar het gebod en de inzettingen, 12177 Jer 32:12 | van al de Joden, die in het voorhof der bewaring zaten. ~ 12178 Jer 32:23 | ook ingekomen en hebben het erfelijk bezeten, maar hebben 12179 Jer 32:24 | tegen haar strijden; vanwege het zwaard en den honger en      12180 Jer 32:24 | geschied, en zie, Gij ziet het. ~ 12181 Jer 32:25 | dat veld voor geld, en doe het getuigen betuigen; daar 12182 Jer 32:30 | Israels hebben Mij door het werk      hunner handen 12183 Jer 32:33 | hebben toegekeerd en niet het aangezicht; hoewel Ik hen 12184 Jer 32:34 | verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam 12185 Jer 32:35 | van Baal gebouwd, die in het dal des zoons van Hinnom 12186 Jer 32:35 | dochteren den Molech door het vuur te laten gaan; hetwelk 12187 Jer 32:36 | konings van Babel, door het zwaard, en door den honger, 12188 Jer 32:42 | zal Ik over hen brengen al het goede, dat Ik over hen spreke. ~ 12189 Jer 32:43 | land, waarvan gij zegt: Het is woest, dat er geen mens 12190 Jer 32:43 | geen mens noch beest in is; het is in der Chaldeen hand 12191 Jer 32:44 | getuigen doen betuigen, in het land van Benjamin, en in 12192 Jer 32:44 | Juda, en in de steden van het gebergte, en in de steden 12193 Jer 32:44 | laagte, en in de steden van het zuiden; want Ik zal hun 12194 Jer 33:1 | Jeremia, als hij nog in het voorhof der bewaring was 12195 Jer 33:2 | Zo zegt de HEERE, Die het doet, de HEERE, Die dat 12196 Jer 33:2 | dat formeert, opdat Hij het bevestige, HEERE is Zijn 12197 Jer 33:4 | die door de wallen en door het zwaard zijn afgebroken: ~ 12198 Jer 33:5 | tegen de Chaldeen, maar het is om die te vullen met 12199 Jer 33:7 | en zal ze bouwen als in het eerste. ~ 12200 Jer 33:9 | 9      En het zal Mij zijn tot een vrolijken 12201 Jer 33:9 | heidenen der aarde; die al het goede zullen horen, dat 12202 Jer 33:9 | beroerd zijn over al het goede, en over al den vrede, 12203 Jer 33:11 | lands wenden, als in      het eerste, zegt de HEERE. ~ 12204 Jer 33:12 | er geen mens, zelfs tot het vee toe, in is, mitsgaders 12205 Jer 33:13 | 13      In de steden van het gebergte, in de steden der 12206 Jer 33:13 | laagte, en in de steden van het zuiden, en in het land van 12207 Jer 33:13 | steden van het zuiden, en in het land van Benjamin, en in 12208 Jer 33:14 | spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken zal, 12209 Jer 33:14 | verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israel en over 12210 Jer 33:14 | huis van Israel en over het huis van Juda gesproken 12211 Jer 33:17 | Man, Die op den troon van het huis Israels zitte. ~ 12212 Jer 33:22 | 22      Gelijk het heir des hemels niet geteld, 12213 Jer 33:22 | des hemels niet geteld, en het zand der zee niet gemeten 12214 Jer 33:22 | zal Ik vermenigvuldigen het zaad van Mijn knecht David, 12215 Jer 33:24 | versmaden Mijn volk, zodat het geen volk      meer is voor 12216 Jer 33:26 | 26      Zo zal Ik ook het zaad van Jakob en van Mijn 12217 Jer 33:26 | neme, die daar heerse over het zaad van Abraham, Izak en 12218 Jer 34:1 | 1      Het woord, dat tot Jeremia geschied 12219 Jer 34:4 | HEERE van u: Gij zult door het zwaard niet sterven. ~ 12220 Jer 34:5 | Och heer!      want Ik heb het woord gesproken, spreekt 12221 Jer 34:7 | 7      Als het heir des konings van Babel 12222 Jer 34:8 | 8      Het woord, dat tot Jeremia geschied 12223 Jer 34:8 | verbond gemaakt had met het ganse volk, dat te Jeruzalem 12224 Jer 34:10 | hoorden al de vorsten en al het volk, die het verbond hadden 12225 Jer 34:10 | vorsten en al het volk, die het verbond hadden ingegaan, 12226 Jer 34:13 | hen uit Egypteland, uit het diensthuis uitvoerde, zeggende: ~ 12227 Jer 34:15 | Mijn      aangezicht, in het huis, dat naar Mijn Naam 12228 Jer 34:18 | aangezicht gemaakt hadden, met het      kalf, dat zij in tweeen 12229 Jer 34:19 | en de priesteren, en al het volk des lands, die door 12230 Jer 34:20 | hun dode lichamen zullen het gevogelte des hemels en 12231 Jer 34:20 | gevogelte des hemels en het gedierte der      aarde 12232 Jer 34:21 | te weten, in de hand van het heir      des konings van 12233 Jer 35:1 | 1      Het woord, dat tot Jeremia geschied 12234 Jer 35:3 | broederen, en al zijn zonen, en het ganse huis der Rechabieten; ~ 12235 Jer 35:5 | ik zette den kinderen van het huis der Rechabieten koppen 12236 Jer 35:7 | gij veel dagen leeft in het land,      alwaar gij als 12237 Jer 35:11 | 11      Maar het is geschied, als Nebukadrezar, 12238 Jer 35:11 | Jeruzalem trekken vanwege het heir der Chaldeen, en      12239 Jer 35:11 | Chaldeen, en      vanwege het heir der Syriers; alzo zijn 12240 Jer 35:14 | op      dezen dag, maar het gebod huns vaders gehoord; 12241 Jer 35:15 | te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en 12242 Jer 35:16 | Jonadab, den zoon van Rechab, het gebod huns vaders, dat hij 12243 Jer 35:17 | van Jeruzalem brengen al het kwaad, dat Ik tegen hen      12244 Jer 35:18 | 18      Tot het huis nu der Rechabieten 12245 Jer 35:18 | Israels: Omdat gijlieden het gebod van uw vader Jonadab 12246 Jer 36:1 | 1      Het gebeurde ook in het vierde 12247 Jer 36:1 | Het gebeurde ook in het vierde jaar van Jojakim, 12248 Jer 36:3 | Misschien zullen die van het huis van Juda horen al het 12249 Jer 36:3 | het huis van Juda horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk 12250 Jer 36:8 | de woorden des HEEREN, in het huis des HEEREN. ~ 12251 Jer 36:9 | 9      Want het geschiedde in het vijfde 12252 Jer 36:9 | Want het geschiedde in het vijfde jaar van Jojakim, 12253 Jer 36:10 | Safan, den schrijver, in het bovenste voorhof, aan de 12254 Jer 36:10 | der      nieuwe poort van het huis des HEEREN, voor de 12255 Jer 36:16 | 16      En het geschiedde, als zij al de 12256 Jer 36:20 | gingen in tot den koning in het voorhof; maar de rol legden 12257 Jer 36:22 | De koning nu zat in het winterhuis in de negende 12258 Jer 36:23 | 23      En het geschiedde, als Jehudi drie 12259 Jer 36:23 | schrijfmes, en wierp ze in het vuur, dat op den haard was, 12260 Jer 36:23 | rol verteerd      was in het vuur, dat op den haard was. ~ 12261 Jer 36:31 | mannen van      Juda, al het kwaad brengen, dat Ik tot 12262 Jer 37:1 | Babel, koning gemaakt had in het land      van Juda. ~ 12263 Jer 37:2 | noch zijn knechten, noch het volk des lands, naar de 12264 Jer 37:4 | ingaande en uitgaande in het midden des volks, en zij 12265 Jer 37:4 | en zij hadden hem nog in het gevangenhuis niet gesteld. ~ 12266 Jer 37:5 | Jeruzalem belegerden, als zij het gerucht van hen gehoord 12267 Jer 37:10 | Want al sloegt gijlieden het ganse heir der Chaldeen, 12268 Jer 37:11 | 11      Voorts geschiedde het, als het heir der Chaldeen 12269 Jer 37:11 | Voorts geschiedde het, als het heir der Chaldeen van Jeruzalem 12270 Jer 37:12 | Jeruzalem uitging, om te gaan in het land van Benjamin, om van 12271 Jer 37:12 | van daar te scheiden door het midden des volks. ~ 12272 Jer 37:14 | 14      En Jeremia zeide: Het is vals, ik wil niet tot 12273 Jer 37:15 | hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, ten huize 12274 Jer 37:17 | vraagde hem in zijn huis, in het verborgen, en zeide: Is 12275 Jer 37:18 | gezondigd, dat gijlieden mij in het gevangenhuis gesteld hebt? ~ 12276 Jer 37:20 | breng mij niet weder in het huis van Jonathan, den schrijver, 12277 Jer 37:21 | zij bestelden Jeremia in het voorhof der bewaring, en 12278 Jer 37:21 | Bakkerstraat, totdat al het brood van      de stad op 12279 Jer 37:21 | was. Alzo bleef Jeremia in het voorhof der bewaring. ~  ~ 12280 Jer 38:1 | hoorden, die Jeremia tot al het      volk sprak, zeggende: ~ 12281 Jer 38:2 | deze stad blijft, zal door het zwaard, door den honger 12282 Jer 38:3 | gegeven worden in de hand van het heir des konings van Babel, 12283 Jer 38:4 | vrede dezes volks niet, maar het kwaad. ~ 12284 Jer 38:6 | zoon van Hammelech, die in het voorhof der bewaring was, 12285 Jer 38:6 | slijk; en Jeremia zonk in het slijk. ~ 12286 Jer 38:8 | Zo ging Ebed-melech uit het huis des konings uit, en 12287 Jer 38:13 | kuil; en Jeremia bleef in het voorhof der bewaring. ~ 12288 Jer 38:15 | zeide tot Zedekia: Als ik het u verklaren zal, zult gij 12289 Jer 38:16 | koning Zedekia aan Jeremia in het verborgene, zeggende: Zo 12290 Jer 38:20 | ik tot u spreek; zo zal het u welgaan, en uw ziel zal 12291 Jer 38:21 | weigert uit te gaan, zo is dit het woord, dat de HEERE mij 12292 Jer 38:22 | Ziedaar, al de vrouwen, die in het huis des konings van Juda 12293 Jer 38:25 | koning gesproken? verheel het niet voor ons, zo      zullen 12294 Jer 38:28 | En Jeremia bleef in het voorhof der bewaring tot 12295 Jer 39:1 | 1      In het negende jaar van Zedekia, 12296 Jer 39:2 | 2      In het elfde jaar van Zedekia, 12297 Jer 39:4 | 4      En het geschiedde, als Zedekia, 12298 Jer 39:5 | 5      Doch het heir der Chaldeen jaagde 12299 Jer 39:5 | van Babel, naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak 12300 Jer 39:8 | de Chaldeen verbrandden het huis des konings en de huizen 12301 Jer 39:9 | 9      Het overige nu des volks, die 12302 Jer 39:9 | hem gevallen waren, met het overige des volks, die overgebleven 12303 Jer 39:10 | 10      Maar van het volk, die arm waren, die 12304 Jer 39:10 | trawanten, enigen overig in het land van Juda; en hij gaf 12305 Jer 39:14 | henen en namen Jeremia uit het voorhof der bewaring, en 12306 Jer 39:14 | huis; alzo bleef hij in het midden des volks. ~ 12307 Jer 39:15 | 15      Het woord des HEEREN was ook 12308 Jer 39:15 | Jeremia geschied, als hij in het voorhof der bewaring besloten 12309 Jer 39:18 | bevrijden, en gij zult door het zwaard niet vallen; maar 12310 Jer 40:1 | 1      Het woord, dat van den HEERE 12311 Jer 40:1 | ketenen gebonden was in het midden aller gevangenen 12312 Jer 40:3 | 3      En de HEERE heeft het doen komen, en gedaan, gelijk 12313 Jer 40:4 | aan uw hand waren; indien het goed is in uw ogen met mij 12314 Jer 40:4 | stellen; maar indien het kwaad is in uw ogen met 12315 Jer 40:4 | Babel te komen, zo laat het; zie, het ganse land is 12316 Jer 40:4 | komen, zo laat het; zie, het ganse land is voor uw aangezicht, 12317 Jer 40:4 | uw aangezicht, waarhenen het goed en recht in uw ogen 12318 Jer 40:5 | en      woon bij hem in het midden des volks; of overal, 12319 Jer 40:5 | des volks; of overal, waar het in uw ogen recht is te gaan, 12320 Jer 40:6 | en hij woonde bij hem in het midden des volks, die in 12321 Jer 40:6 | midden des volks, die in het land waren overgelaten. ~ 12322 Jer 40:7 | oversten der heiren, die in het veld waren, zij en hun mannen, 12323 Jer 40:7 | den zoon van Ahikam, over het land gesteld had, en dat 12324 Jer 40:9 | Chaldeen te dienen; blijft in het land, en dient den koning 12325 Jer 40:9 | koning van      Babel, zo zal het u welgaan. ~ 12326 Jer 40:10 | Mizpa, om te staan voor het aangezicht der Chaldeen, 12327 Jer 40:12 | gedreven waren, en kwamen in het land van Juda tot Gedalia 12328 Jer 40:13 | oversten der heiren, die in het veld waren, kwamen tot Gedalia 12329 Jer 40:14 | uitgezonden heeft, om u aan het leven te slaan? Maar Gedalia, 12330 Jer 40:15 | Kareah, sprak tot Gedalia, in het verborgene, te Mizpa, zeggende: 12331 Jer 40:15 | slaan, en      niemand zal het weten; waarom zou hij u 12332 Jer 40:15 | weten; waarom zou hij u aan het leven slaan, en gans Juda, 12333 Jer 40:15 | zijn, verstrooid worden, en het overblijfsel van Juda verloren 12334 Jer 41:1 | 1      Maar het geschiedde in de zevende 12335 Jer 41:2 | den zoon van Safan, met het      zwaard; alzo doodde 12336 Jer 41:2 | de koning van Babel over het land gesteld had. ~ 12337 Jer 41:4 | 4      Het geschiedde nu op den tweeden 12338 Jer 41:4 | Gedalia gedood had, en niemand het wist; ~ 12339 Jer 41:6 | al gaande en wenende; en het geschiedde, als hij hen 12340 Jer 41:7 | 7      Maar het geschiedde, als zij in het 12341 Jer 41:7 | het geschiedde, als zij in het midden der stad gekomen 12342 Jer 41:7 | keelde, en wierp hen in het midden des kuils, hij en 12343 Jer 41:8 | hebben verborgen schatten in het veld, van tarwe, en gerst, 12344 Jer 41:8 | af, en doodde ze niet in het midden hunner broederen. ~ 12345 Jer 41:10 | 10      En Ismael voerde het ganse overblijfsel des volks, 12346 Jer 41:10 | konings dochteren, en al het volk, die te Mizpa waren 12347 Jer 41:11 | heiren, die met hem waren, al het kwaad hoorden, dat Ismael, 12348 Jer 41:12 | strijden; en zij vonden hem aan het grote water, dat bij Gibeon 12349 Jer 41:13 | 13      En het geschiedde, als het volk, 12350 Jer 41:13 | En het geschiedde, als het volk, dat met Ismael was, 12351 Jer 41:14 | 14      En al het volk, dat Ismael van Mizpa 12352 Jer 41:16 | heiren, die met hem waren, het ganse overblijfsel des volks, 12353 Jer 41:18 | 18      Voor het aangezicht der Chaldeen; 12354 Jer 41:18 | koning van Babel over het land gesteld had. ~  ~ 12355 Jer 42:1 | de zoon van Hosaja, en al het volk, van den kleinste tot 12356 Jer 42:4 | Jeremia zeide tot hen: Ik heb het gehoord; ziet, ik zal tot 12357 Jer 42:4 | bidden naar uw woorden; en het zal geschieden, het ganse 12358 Jer 42:4 | en het zal geschieden, het ganse woord, dat de HEERE 12359 Jer 42:6 | gehoorzaam zijn; opdat het ons welga, wanneer wij der 12360 Jer 42:7 | 7      En het gebeurde ten einde van tien 12361 Jer 42:8 | die met hem waren, en al het volk, van den kleinste af 12362 Jer 42:10 | want Ik heb berouw over het kwaad, dat Ik u aangedaan 12363 Jer 42:11 | 11      Vreest niet voor het aangezicht des konings van 12364 Jer 42:14 | krijg zullen zien, noch het geluid der bazuin horen, 12365 Jer 42:16 | 16      Zo zal het geschieden, dat het zwaard, 12366 Jer 42:16 | zal het geschieden, dat het zwaard, waar gij voor vreest, 12367 Jer 42:17 | zij zullen sterven door het zwaard, door den honger 12368 Jer 42:17 | overblijve of ontkome van het kwaad, dat Ik over hen zal 12369 Jer 42:20 | God, zal zeggen, alzo maak het ons bekend, en wij zullen 12370 Jer 42:20 | ons bekend, en wij zullen het doen. ~ 12371 Jer 42:21 | 21      Nu heb ik het u heden bekend gemaakt; 12372 Jer 42:22 | zekerlijk, dat gij door het zwaard, door den honger 12373 Jer 42:22 | zult, ter plaatse, waar het u gelust heeft henen te 12374 Jer 43:1 | 1      En het geschiedde, als Jeremia 12375 Jer 43:1 | Jeremia geeindigd had tot het ganse volk te spreken al 12376 Jer 43:4 | oversten der heiren, en al het volk, der stem des HEEREN 12377 Jer 43:4 | stem des HEEREN niet, om in het land van Juda te blijven. ~ 12378 Jer 43:5 | oversten der heiren namen het ganse overblijfsel van Juda, 12379 Jer 43:5 | wedergekeerd      waren, om in het land van Juda te wonen; ~ 12380 Jer 44:1 | 1      Het woord, dat tot Jeremia geschiedde 12381 Jer 44:1 | Tachpanhes, en te Nof, en in het land Pathros, zeggende: ~ 12382 Jer 44:2 | Israels: Gij hebt gezien al het kwaad, dat Ik gebracht heb 12383 Jer 44:6 | geworden zijn, gelijk het is te dezen dage. ~ 12384 Jer 44:7 | gij u den man en de vrouw, het kind en den      zuigeling 12385 Jer 44:7 | en den      zuigeling uit het midden van Juda uitroeit, 12386 Jer 44:8 | rokende anderen goden in het land van Egypte, alwaar 12387 Jer 44:9 | die zij gedaan hebben in het land van Juda en in de straten 12388 Jer 44:10 | ulieder aangezicht en voor het      aangezicht uwer vaderen 12389 Jer 44:12 | 12      En Ik zal het overblijfsel van Juda wegnemen, 12390 Jer 44:12 | Egypteland verteerd worden; door het zwaard zullen zij vallen, 12391 Jer 44:12 | tot den grootste toe; door het zwaard en door den      12392 Jer 44:13 | heb over Jeruzalem, door het zwaard, door den honger 12393 Jer 44:14 | 14      Zodat het overblijfsel van Juda, die 12394 Jer 44:14 | om weder te      keren in het land van Juda, waarnaar 12395 Jer 44:15 | hoop, mitsgaders al      het volk, die in Egypteland, 12396 Jer 44:16 | 16      Aangaande het woord, dat gij tot ons in 12397 Jer 44:18 | gebrek gehad, en zijn door het zwaard      en door den 12398 Jer 44:20 | Toen sprak Jeremia tot al het volk, tot de mannen en tot 12399 Jer 44:20 | tot de vrouwen, en tot al het volk, die hem zulks geantwoord 12400 Jer 44:21 | 21      Het roken, dat gijlieden in 12401 Jer 44:21 | koningen en uw vorsten, en het volk des lands, heeft de 12402 Jer 44:21 | daaraan niet gedacht, en is het niet in Zijn hart opgekomen? ~ 12403 Jer 44:22 | 22      Zodat het de HEERE niet meer kon verdragen, 12404 Jer 44:22 | niemand in woont, gelijk het is te dezen dage; ~ 12405 Jer 44:23 | kwaad wedervaren, gelijk het is te dezen dage. ~ 12406 Jer 44:24 | Voorts zeide Jeremia tot al het volk, en tot al de vrouwen: 12407 Jer 44:25 | mond gesproken, en gij hebt het met uw handen      vervuld, 12408 Jer 44:27 | Egypteland zijn, zullen door het zwaard en door den honger 12409 Jer 44:28 | 28      Maar die van het zwaard ontkomen, zullen 12410 Jer 44:28 | Egypteland wederkeren in het land van Juda, weinig in 12411 Jer 44:28 | Juda, weinig in getal; en het ganse overblijfsel van Juda, 12412 Jer 44:28 | wiens woord bestaan zal, het Mijn of het hunne. ~ 12413 Jer 44:28 | bestaan zal, het Mijn of het hunne. ~ 12414 Jer 44:29 | En dit zal ulieden het teken zijn, spreekt de HEERE, 12415 Jer 45:1 | 1   Het woord, dat de profeet Jeremia 12416 Jer 45:1 | in een boek schreef, in het vierde jaar van   Jojakim, 12417 Jer 46:1 | 1      Het woord des HEEREN, dat tot 12418 Jer 46:2 | Tegen Egypte; tegen het heir van Farao Necho, koning 12419 Jer 46:2 | koning van Babel, sloeg, in het vierde jaar      van Jojakim, 12420 Jer 46:3 | 3      Rust het schild en de rondas toe, 12421 Jer 46:6 | held ontkome niet; tegen het noorden, aan den oever der 12422 Jer 46:9 | Moren, en de Puteers, die het schild handelen, en de Lydiers, 12423 Jer 46:10 | Zijn wederpartijders, en het zwaard zal vreten, en verzadigd, 12424 Jer 46:10 | heeft een slachtoffer in het land van het noorden, aan 12425 Jer 46:10 | slachtoffer in het land van het noorden, aan de rivier Frath. ~ 12426 Jer 46:12 | hebben uw schande gehoord, en het land is vol van uw gekrijt; 12427 Jer 46:13 | 13      Het woord, dat de HEERE tot 12428 Jer 46:14 | Verkondigt in Egypte, en doet het horen te Migdol; doet het 12429 Jer 46:14 | het horen te Migdol; doet het ook horen te Nof en Tachpanhes; 12430 Jer 46:14 | en maakt u gereed, want het zwaard heeft verteerd, wat      12431 Jer 46:16 | wederkeren tot ons volk, en tot het land onzer geboorte, vanwege 12432 Jer 46:16 | onzer geboorte, vanwege het      verdrukkende zwaard. ~ 12433 Jer 46:20 | slachter komt, hij komt van het noorden. ~ 12434 Jer 46:23 | spreekt de HEERE, hoewel het niet is te onderzoeken; 12435 Jer 46:24 | in de hand des volks van het noorden. ~ 12436 Jer 46:27 | verre landen, en uw zaad uit het land hunner gevangenis; 12437 Jer 47:1 | 1   Het woord des HEEREN, dat tot 12438 Jer 47:2 | Ziet, wateren komen op van het noorden, en zullen worden 12439 Jer 47:2 | overlopende beek, en overlopen het land en de volheid van hetzelve, 12440 Jer 47:3 | 3   Vanwege het geluid van het geklater 12441 Jer 47:3 | Vanwege het geluid van het geklater der hoeven zijner 12442 Jer 47:3 | sterke paarden, vanwege het geraas zijner wagenen, en 12443 Jer 47:3 | geraas zijner wagenen, en het bulderen zijner raderen; 12444 Jer 47:4 | HEERE zal de Filistijnen, het overblijfsel des   eilands 12445 Jer 47:5 | Askelon is uitgeroeid, met het overblijfsel huns dals; 12446 Jer 47:7 | De HEERE heeft toch aan het zwaard bevel gegeven; tegen 12447 Jer 47:7 | zeehaven, aldaar heeft Hij het besteld. ~  ~  ~  ~ ~ 12448 Jer 48:2 | nedergehouwen worden, het zwaard zal achter u heengaan. ~ 12449 Jer 48:8 | een stad ontkomen zal; en het dal zal verderven, en het 12450 Jer 48:8 | het dal zal verderven, en het effen veld verdelgd worden; 12451 Jer 48:8 | worden; want de HEERE heeft het gezegd. ~ 12452 Jer 48:10 | zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt! ~ 12453 Jer 48:13 | vanwege Kamos, gelijk als het huis Israels beschaamd is 12454 Jer 48:21 | 21      En het oordeel is gekomen over 12455 Jer 48:21 | oordeel is gekomen over het vlakke land; over Holon, 12456 Jer 48:30 | alzo; zijn grendelen doen het zo niet. ~ 12457 Jer 48:32 | 32      Boven het geween van Jaezer zal Ik 12458 Jer 48:33 | blijdschap en verheuging uit het vruchtbare veld, namelijk 12459 Jer 48:33 | treden met vreugdegeschrei; het vreugdegeschrei zal geen 12460 Jer 48:36 | maken als de fluiten, omdat het overschot, dat hij gemaakt 12461 Jer 48:41 | vastigheden is ingenomen; en het hart van Moabs helden zal 12462 Jer 48:41 | te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in 12463 Jer 48:44 | zal over haar, over Moab, het jaar van hunlieder bezoeking      12464 Jer 48:45 | schedel der kinderen van het gedruis verteerd. ~ 12465 Jer 48:46 | 46      Wee u, Moab! het volk van Kamos is verloren; 12466 Jer 48:47 | 47      Maar in het laatste der dagen, zal Ik 12467 Jer 49:11 | achter, en Ik zal hen in het leven behouden, en laat 12468 Jer 49:12 | degenen, welker oordeel het niet is den beker te drinken, 12469 Jer 49:18 | Gomorra en haar naburen, zal het zijn, zegt de HEERE; niemand 12470 Jer 49:21 | aarde heeft gebeefd van het geluid huns vals, van het 12471 Jer 49:21 | het geluid huns vals, van het gekrijt, welks geluid gehoord 12472 Jer 49:22 | over Bozra uitbreiden; en het hart van Edoms helden zal 12473 Jer 49:22 | te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in      12474 Jer 49:27 | den muur van Damaskus, en het zal Benhadads paleizen verteren. ~ 12475 Jer 49:28 | verstoort de kinderen      van het oosten. ~ 12476 Jer 49:31 | Maakt u op, trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat 12477 Jer 49:34 | 34      Het woord des HEEREN, dat tot 12478 Jer 49:34 | geschied is tegen Elam, in het begin des koninkrijks van 12479 Jer 49:35 | zal verbreken Elams boog, het voornaamste van hunlieder 12480 Jer 49:37 | Elam versaagd maken voor het aangezicht hunner vijanden, 12481 Jer 49:37 | hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen, die 12482 Jer 49:37 | spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, 12483 Jer 49:39 | 39      Maar het zal geschieden in het laatste 12484 Jer 49:39 | Maar het zal geschieden in het laatste der dagen, dat Ik 12485 Jer 50:1 | 1      Het woord, dat de HEERE gesproken 12486 Jer 50:1 | heeft tegen Babel, tegen het land der Chaldeen, door 12487 Jer 50:2 | op, laat horen, verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen, 12488 Jer 50:3 | volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar land 12489 Jer 50:8 | 8      Vliedt weg uit het midden van Babel, en gaat 12490 Jer 50:9 | verzameling van grote volken uit het land van het noorden verwekken, 12491 Jer 50:9 | volken uit het land van het noorden verwekken, en tegen 12492 Jer 50:10 | ten roof zijn; allen, die het beroven, zullen verzadigd 12493 Jer 50:16 | oogsttijd; laat hen vanwege het verdrukkende zwaard, zich 12494 Jer 50:19 | Basan; en zijn ziel zal op het gebergte van Efraim en Gilead 12495 Jer 50:21 | 21      Tegen het land Merathaim, trek tegen 12496 Jer 50:22 | is een krijgsgeschrei in het land, en een grote breuk. ~ 12497 Jer 50:24 | gevangen, o Babel! dat gij het niet wist; gij zijt gevonden, 12498 Jer 50:25 | HEERE der heirscharen, in het      land der Chaldeen. ~ 12499 Jer 50:26 | Komt aan tegen haar van het uiterste, opent haar schuren, 12500 Jer 50:27 | 27      Doodt met het zwaard al haar varren, laat


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License