1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165
Book Chapter: Verse
12001 Jer 23:8 | als de HEERE leeft, Die het zaad van het huis Israels
12002 Jer 23:8 | leeft, Die het zaad van het huis Israels heeft opgevoerd,
12003 Jer 23:8 | heeft opgevoerd, en Die het aangebracht heeft uit het
12004 Jer 23:8 | het aangebracht heeft uit het land van het noorden, en
12005 Jer 23:8 | aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de landen,
12006 Jer 23:10 | 10 Want het land is vol overspelers,
12007 Jer 23:10 | is vol overspelers, want het land treurt vanwege den
12008 Jer 23:12 | kwaad over hen brengen in het jaar hunner bezoeking,
12009 Jer 23:15 | huichelarij uitgegaan in het ganse land. ~
12010 Jer 23:16 | maken u ijdel; zij spreken het gezicht huns harten, niet
12011 Jer 23:17 | lasteren: De HEERE heeft het gesproken, gijlieden zult
12012 Jer 23:19 | ja, een pijnlijk onweder, het zal blijven op der goddelozen
12013 Jer 23:20 | gedachten Zijns harten; in het laatste der dagen zult gij
12014 Jer 23:26 | Is er dan een droom in het hart der profeten, die de
12015 Jer 23:26 | de leugen profeteren? Ja, het zijn profeten van huns harten
12016 Jer 23:28 | waarachtiglijk; wat heeft het stro met het koren te doen?
12017 Jer 23:28 | wat heeft het stro met het koren te doen? spreekt
12018 Jer 23:31 | nemen, en spreken: Hij heeft het gesproken; ~
12019 Jer 23:34 | profeet, of den priester, of het volk, dat zeggen zal: Des
12020 Jer 24:5 | Ik uit deze plaats naar het land der Chaldeen heb
12021 Jer 24:8 | mitsgaders zijn vorsten, en het overblijfsel van Jeruzalem,
12022 Jer 24:10 | Ik zal onder hen zenden het zwaard, den honger en de
12023 Jer 24:10 | verteerd zullen zijn uit het land, dat Ik hun en hun
12024 Jer 25:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
12025 Jer 25:1 | Jeremia geschied is over het ganse volk van Juda, in
12026 Jer 25:1 | ganse volk van Juda, in het vierde jaar van Jojakim,
12027 Jer 25:1 | koning van Juda (dit was het eerste jaar van Nebukadrezar,
12028 Jer 25:2 | Jeremia gesproken heeft tot het ganse volk van Juda, en
12029 Jer 25:3 | 3 Van het dertiende jaar van Josia,
12030 Jer 25:3 | op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste jaar)
12031 Jer 25:3 | drie en twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij
12032 Jer 25:5 | handelingen, en woont in het land, dat de HEERE u en
12033 Jer 25:7 | gij Mij vertoorndet door het werk uwer handen, u zelven
12034 Jer 25:9 | nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de HEERE;
12035 Jer 25:10 | bruidegoms en de stem der bruid, het geluid der molens en het
12036 Jer 25:10 | het geluid der molens en het licht der lamp. ~
12037 Jer 25:12 | 12 Maar het zal geschieden, als de zeventig
12038 Jer 25:12 | bezoeken, mitsgaders over het land der Chaldeen, en zal
12039 Jer 25:14 | vergelden naar hun doen, en naar het werk hunner handen. ~
12040 Jer 25:16 | en dol worden, vanwege het zwaard, dat Ik onder hen
12041 Jer 25:18 | tot een vloek, gelijk het is te dezen dage; ~
12042 Jer 25:20 | Askelon, en Gaza, en Ekron, en het overblijfsel van Asdod; ~
12043 Jer 25:26 | En allen koningen van het noorden, die nabij en die
12044 Jer 25:27 | niet weder opstaat, vanwege het zwaard, dat Ik onder
12045 Jer 25:28 | 28 En het zal geschieden, wanneer
12046 Jer 25:29 | worden; want Ik roep het zwaard over alle inwoners
12047 Jer 25:31 | 31 Het geschal zal komen tot aan
12048 Jer 25:31 | geschal zal komen tot aan het einde der aarde; want de
12049 Jer 25:31 | goddelozen heeft Hij aan het zwaard overgegeven,
12050 Jer 25:33 | te dien dage liggen van het ene einde der aarde tot
12051 Jer 25:33 | einde der aarde tot aan het andere einde der aarde;
12052 Jer 26:1 | 1 In het begin des koninkrijks van
12053 Jer 26:2 | Zo zegt de HEERE: Sta in het voorhof van het huis des
12054 Jer 26:2 | Sta in het voorhof van het huis des HEEREN, en spreek
12055 Jer 26:2 | komen om aan te bidden in het huis des HEEREN, al de woorden,
12056 Jer 26:3 | zou Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik hun denk te
12057 Jer 26:7 | priesters, en de profeten, en al het volk, hoorden Jeremia deze
12058 Jer 26:7 | deze woorden spreken in het huis des HEEREN. ~
12059 Jer 26:8 | 8 Zo geschiedde het, als Jeremia geeindigd had
12060 Jer 26:8 | HEERE geboden had tot al het volk te spreken, dat de
12061 Jer 26:8 | priesters en de profeten en al het volk hem grepen, zeggende:
12062 Jer 26:9 | dat er niemand wone? En het ganse volk werd vergaderd
12063 Jer 26:9 | vergaderd tegen Jeremia, in het huis des HEEREN. ~
12064 Jer 26:10 | hoorden, gingen zij op uit het huis des konings naar het
12065 Jer 26:10 | het huis des konings naar het huis des HEEREN; en zij
12066 Jer 26:11 | tot de vorsten en tot al het volk, zeggende: Aan dezen
12067 Jer 26:12 | al de vorsten en tot al het volk, zeggende: De HEERE
12068 Jer 26:13 | HEEREN, uws Gods; zo zal het den HEERE berouwen over
12069 Jer 26:13 | den HEERE berouwen over het kwaad, dat Hij tegen u
12070 Jer 26:14 | uw handen; doet mij, als het goed, en als het recht is
12071 Jer 26:14 | mij, als het goed, en als het recht is in uw ogen; ~
12072 Jer 26:16 | zeiden de vorsten en al het volk tot de priesteren en
12073 Jer 26:18 | geprofeteerd, en tot al het volk van Juda gesproken,
12074 Jer 26:19 | HEEREN aangezicht, zodat het den HEERE berouwde
12075 Jer 26:19 | HEERE berouwde over het kwaad, dat Hij tegen hen
12076 Jer 26:23 | Jojakim, en hij sloeg hem met het zwaard, en hij wierp zijn
12077 Jer 27:1 | 1 In het begin des koninkrijks van
12078 Jer 27:5 | gemaakt de aarde, den mens en het vee, die op den aardbodem
12079 Jer 27:5 | en Ik geef ze aan welken het recht is in Mijn ogen. ~
12080 Jer 27:6 | Mijn knecht; zelfs ook het gedierte des velds heb Ik
12081 Jer 27:8 | 8 En het zal geschieden, het volk
12082 Jer 27:8 | En het zal geschieden, het volk en het koninkrijk,
12083 Jer 27:8 | geschieden, het volk en het koninkrijk, dat hem, Nebukadnezar,
12084 Jer 27:8 | hals niet zal geven onder het juk des konings van
12085 Jer 27:8 | HEERE, bezoeking doen door het zwaard, en door den honger,
12086 Jer 27:11 | 11 Maar het volk, dat zijn hals zal
12087 Jer 27:11 | zijn hals zal brengen onder het juk des konings van Babel,
12088 Jer 27:11 | laten, spreekt de HEERE, en het zal dat bouwen en daarin
12089 Jer 27:12 | Brengt uw halzen onder het juk des konings van Babel,
12090 Jer 27:13 | sterven, gij en uw volk door het zwaard, door den honger
12091 Jer 27:13 | HEERE gesproken heeft van het volk, dat den koning van
12092 Jer 27:18 | opdat de vaten, die in het huis des HEEREN, en in het
12093 Jer 27:18 | het huis des HEEREN, en in het huis des konings van
12094 Jer 27:19 | van de stellingen, en van het overige der vaten, die in
12095 Jer 27:21 | Israels, van de vaten, die in het huis des HEEREN, en in het
12096 Jer 27:21 | het huis des HEEREN, en in het huis des konings van Juda,
12097 Jer 28:1 | 1 Voorts geschiedde het in hetzelfde jaar, in het
12098 Jer 28:1 | het in hetzelfde jaar, in het begin des koninkrijks van
12099 Jer 28:1 | Zedekia, koning van Juda, in het vierde jaar, in de vijfde
12100 Jer 28:1 | Gibeon was, tot mij sprak, in het huis des HEEREN, voor de
12101 Jer 28:2 | Israels, zeggende: Ik heb het juk des konings van Babel
12102 Jer 28:3 | wederbrengen al de vaten van het huis des HEEREN, die Nebukadnezar,
12103 Jer 28:4 | spreekt de HEERE; want Ik zal het juk des konings van Babel
12104 Jer 28:5 | des gansen volks, die in het huis des HEEREN stonden; ~
12105 Jer 28:9 | zal hebben van vrede, als het woord van dien profeet komt,
12106 Jer 28:10 | Toen nam de profeet Hananja het juk van den hals van den
12107 Jer 28:10 | profeet Jeremia, en verbrak het. ~
12108 Jer 28:11 | HEERE: Alzo zal Ik verbreken het juk van Nebukadnezar, den
12109 Jer 28:12 | nadat de profeet Hananja het juk van den hals van den
12110 Jer 28:14 | dienen; ja, Ik heb hem ook het gedierte des velds gegeven. ~
12111 Jer 29:1 | de profeten, en tot het ganse volk, dat Nebukadnezar
12112 Jer 29:8 | en uw waarzeggers, die in het midden van u zijn, u niet
12113 Jer 29:11 | des kwaads, dat Ik u geve het einde en de verwachting. ~
12114 Jer 29:16 | Davids troon zit, en van al het volk, dat in deze stad woont,
12115 Jer 29:17 | heirscharen: Ziet, Ik zal het zwaard, den honger en de
12116 Jer 29:18 | zal ze achterna jagen met het zwaard, met den honger en
12117 Jer 29:22 | koning van Babel aan het vuur braadde; ~
12118 Jer 29:23 | hunner naasten, en spraken het woord valselijk in Mijn
12119 Jer 29:23 | Ik ben Degene, Die het weet, en een getuige daarvan,
12120 Jer 29:25 | naam gezonden hebt tot al het volk, dat te Jeruzalem is,
12121 Jer 29:28 | Babel gezonden, zeggende: Het zal lang duren; bouwt huizen,
12122 Jer 29:32 | zal niemand hebben, die in het midden dezes volks wone,
12123 Jer 29:32 | volks wone, en zal het goede niet zien, dat Ik
12124 Jer 30:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
12125 Jer 30:3 | zal hen wederbrengen in het land, dat Ik hun vaderen
12126 Jer 30:3 | gegeven heb, en zij zullen het erfelijk bezitten. ~
12127 Jer 30:7 | gelijke niet geweest is; en het is een tijd van benauwdheid
12128 Jer 30:8 | 8 Want het zal te dien dage geschieden,
12129 Jer 30:10 | verlossen, en uw zaad uit het land hunner gevangenis;
12130 Jer 30:13 | zaak oordeelt, aangaande het gezwel; gij hebt geen heelpleisters. ~
12131 Jer 30:17 | u noemen: De verdrevene. Het is Sion, zeggen zij; niemand
12132 Jer 30:18 | worden op haar hoop, en het paleis zal liggen naar
12133 Jer 30:21 | zijn, en zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen;
12134 Jer 30:23 | een aanhoudend onweder; het zal blijven op het hoofd
12135 Jer 30:23 | onweder; het zal blijven op het hoofd der goddelozen. ~
12136 Jer 30:24 | gedachten Zijns harten; in het laatste der dagen zult gij
12137 Jer 31:2 | 2 Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen
12138 Jer 31:2 | volk der overgeblevenen van het zwaard heeft genade gevonden
12139 Jer 31:7 | vreugde, en juicht vanwege het hoofd der heidenen; doet
12140 Jer 31:7 | hoofd der heidenen; doet het horen, lofzingt, en zegt:
12141 Jer 31:7 | O HEERE! behoud Uw volk, het overblijfsel van Israel. ~
12142 Jer 31:8 | Ik zal ze aanbrengen uit het land van het noorden, en
12143 Jer 31:8 | aanbrengen uit het land van het noorden, en zal hen vergaderen
12144 Jer 31:12 | tot des HEEREN goed, tot het koren, en tot den most,
12145 Jer 31:23 | zullen zij nog zeggen in het land van Juda, en in zijn
12146 Jer 31:27 | spreekt de HEERE, dat Ik het huis van Israel en het huis
12147 Jer 31:27 | Ik het huis van Israel en het huis van Juda bezaaien zal
12148 Jer 31:28 | 28 En het zal geschieden, gelijk als
12149 Jer 31:31 | spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israel en met het
12150 Jer 31:31 | het huis van Israel en met het huis van Juda een nieuw
12151 Jer 31:32 | 32 Niet naar het verbond, dat Ik met hun
12152 Jer 31:33 | 33 Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen
12153 Jer 31:33 | dat Ik na die dagen met het huis van Israel maken zal,
12154 Jer 31:36 | spreekt de HEERE, zo zal ook het zaad Israels ophouden, dat
12155 Jer 31:36 | zaad Israels ophouden, dat het geen volk zij voor Mijn
12156 Jer 31:37 | kunnen worden, zo zal Ik ook het ganse zaad Israels verwerpen,
12157 Jer 31:39 | 39 En het meetsnoer zal wijders nevens
12158 Jer 31:40 | 40 En het ganse dal der dode lichamen
12159 Jer 31:40 | van de Paardenpoort tegen het oosten, zal den HEERE een
12160 Jer 32:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
12161 Jer 32:1 | geschied is van den HEERE, in het tiende jaar van Zedekia,
12162 Jer 32:1 | koning van Juda; dit jaar was het achttiende jaar van Nebukadrezar. ~
12163 Jer 32:2 | 2 (Het heir nu des konings van
12164 Jer 32:2 | Jeremia was besloten in het voorhof der bewaring, dat
12165 Jer 32:2 | voorhof der bewaring, dat in het huis des konings van Juda
12166 Jer 32:7 | Anathoth is, want gij hebt het recht van lossing, om te
12167 Jer 32:8 | HEEREN woord, tot mij, in het voorhof der bewaring, en
12168 Jer 32:8 | is bij Anathoth, dat in het land van Benjamin is;
12169 Jer 32:8 | Benjamin is; want gij hebt het erfrecht, en gij hebt de
12170 Jer 32:8 | gij hebt de lossing, koop het voor u. Toen merkte ik,
12171 Jer 32:8 | voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN woord was. ~
12172 Jer 32:9 | Hanameel, mijns ooms zoon, het veld, dat bij Anathoth is;
12173 Jer 32:9 | Anathoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien zilveren
12174 Jer 32:10 | verzegelde dien, en deed het getuigen betuigen, als ik
12175 Jer 32:10 | getuigen betuigen, als ik het geld op de weegschaal gewogen
12176 Jer 32:11 | die verzegeld was naar het gebod en de inzettingen,
12177 Jer 32:12 | van al de Joden, die in het voorhof der bewaring zaten. ~
12178 Jer 32:23 | ook ingekomen en hebben het erfelijk bezeten, maar hebben
12179 Jer 32:24 | tegen haar strijden; vanwege het zwaard en den honger en
12180 Jer 32:24 | geschied, en zie, Gij ziet het. ~
12181 Jer 32:25 | dat veld voor geld, en doe het getuigen betuigen; daar
12182 Jer 32:30 | Israels hebben Mij door het werk hunner handen
12183 Jer 32:33 | hebben toegekeerd en niet het aangezicht; hoewel Ik hen
12184 Jer 32:34 | verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam
12185 Jer 32:35 | van Baal gebouwd, die in het dal des zoons van Hinnom
12186 Jer 32:35 | dochteren den Molech door het vuur te laten gaan; hetwelk
12187 Jer 32:36 | konings van Babel, door het zwaard, en door den honger,
12188 Jer 32:42 | zal Ik over hen brengen al het goede, dat Ik over hen spreke. ~
12189 Jer 32:43 | land, waarvan gij zegt: Het is woest, dat er geen mens
12190 Jer 32:43 | geen mens noch beest in is; het is in der Chaldeen hand
12191 Jer 32:44 | getuigen doen betuigen, in het land van Benjamin, en in
12192 Jer 32:44 | Juda, en in de steden van het gebergte, en in de steden
12193 Jer 32:44 | laagte, en in de steden van het zuiden; want Ik zal hun
12194 Jer 33:1 | Jeremia, als hij nog in het voorhof der bewaring was
12195 Jer 33:2 | Zo zegt de HEERE, Die het doet, de HEERE, Die dat
12196 Jer 33:2 | dat formeert, opdat Hij het bevestige, HEERE is Zijn
12197 Jer 33:4 | die door de wallen en door het zwaard zijn afgebroken: ~
12198 Jer 33:5 | tegen de Chaldeen, maar het is om die te vullen met
12199 Jer 33:7 | en zal ze bouwen als in het eerste. ~
12200 Jer 33:9 | 9 En het zal Mij zijn tot een vrolijken
12201 Jer 33:9 | heidenen der aarde; die al het goede zullen horen, dat
12202 Jer 33:9 | beroerd zijn over al het goede, en over al den vrede,
12203 Jer 33:11 | lands wenden, als in het eerste, zegt de HEERE. ~
12204 Jer 33:12 | er geen mens, zelfs tot het vee toe, in is, mitsgaders
12205 Jer 33:13 | 13 In de steden van het gebergte, in de steden der
12206 Jer 33:13 | laagte, en in de steden van het zuiden, en in het land van
12207 Jer 33:13 | steden van het zuiden, en in het land van Benjamin, en in
12208 Jer 33:14 | spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken zal,
12209 Jer 33:14 | verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israel en over
12210 Jer 33:14 | huis van Israel en over het huis van Juda gesproken
12211 Jer 33:17 | Man, Die op den troon van het huis Israels zitte. ~
12212 Jer 33:22 | 22 Gelijk het heir des hemels niet geteld,
12213 Jer 33:22 | des hemels niet geteld, en het zand der zee niet gemeten
12214 Jer 33:22 | zal Ik vermenigvuldigen het zaad van Mijn knecht David,
12215 Jer 33:24 | versmaden Mijn volk, zodat het geen volk meer is voor
12216 Jer 33:26 | 26 Zo zal Ik ook het zaad van Jakob en van Mijn
12217 Jer 33:26 | neme, die daar heerse over het zaad van Abraham, Izak en
12218 Jer 34:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
12219 Jer 34:4 | HEERE van u: Gij zult door het zwaard niet sterven. ~
12220 Jer 34:5 | Och heer! want Ik heb het woord gesproken, spreekt
12221 Jer 34:7 | 7 Als het heir des konings van Babel
12222 Jer 34:8 | 8 Het woord, dat tot Jeremia geschied
12223 Jer 34:8 | verbond gemaakt had met het ganse volk, dat te Jeruzalem
12224 Jer 34:10 | hoorden al de vorsten en al het volk, die het verbond hadden
12225 Jer 34:10 | vorsten en al het volk, die het verbond hadden ingegaan,
12226 Jer 34:13 | hen uit Egypteland, uit het diensthuis uitvoerde, zeggende: ~
12227 Jer 34:15 | Mijn aangezicht, in het huis, dat naar Mijn Naam
12228 Jer 34:18 | aangezicht gemaakt hadden, met het kalf, dat zij in tweeen
12229 Jer 34:19 | en de priesteren, en al het volk des lands, die door
12230 Jer 34:20 | hun dode lichamen zullen het gevogelte des hemels en
12231 Jer 34:20 | gevogelte des hemels en het gedierte der aarde
12232 Jer 34:21 | te weten, in de hand van het heir des konings van
12233 Jer 35:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
12234 Jer 35:3 | broederen, en al zijn zonen, en het ganse huis der Rechabieten; ~
12235 Jer 35:5 | ik zette den kinderen van het huis der Rechabieten koppen
12236 Jer 35:7 | gij veel dagen leeft in het land, alwaar gij als
12237 Jer 35:11 | 11 Maar het is geschied, als Nebukadrezar,
12238 Jer 35:11 | Jeruzalem trekken vanwege het heir der Chaldeen, en
12239 Jer 35:11 | Chaldeen, en vanwege het heir der Syriers; alzo zijn
12240 Jer 35:14 | op dezen dag, maar het gebod huns vaders gehoord;
12241 Jer 35:15 | te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en
12242 Jer 35:16 | Jonadab, den zoon van Rechab, het gebod huns vaders, dat hij
12243 Jer 35:17 | van Jeruzalem brengen al het kwaad, dat Ik tegen hen
12244 Jer 35:18 | 18 Tot het huis nu der Rechabieten
12245 Jer 35:18 | Israels: Omdat gijlieden het gebod van uw vader Jonadab
12246 Jer 36:1 | 1 Het gebeurde ook in het vierde
12247 Jer 36:1 | Het gebeurde ook in het vierde jaar van Jojakim,
12248 Jer 36:3 | Misschien zullen die van het huis van Juda horen al het
12249 Jer 36:3 | het huis van Juda horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk
12250 Jer 36:8 | de woorden des HEEREN, in het huis des HEEREN. ~
12251 Jer 36:9 | 9 Want het geschiedde in het vijfde
12252 Jer 36:9 | Want het geschiedde in het vijfde jaar van Jojakim,
12253 Jer 36:10 | Safan, den schrijver, in het bovenste voorhof, aan de
12254 Jer 36:10 | der nieuwe poort van het huis des HEEREN, voor de
12255 Jer 36:16 | 16 En het geschiedde, als zij al de
12256 Jer 36:20 | gingen in tot den koning in het voorhof; maar de rol legden
12257 Jer 36:22 | De koning nu zat in het winterhuis in de negende
12258 Jer 36:23 | 23 En het geschiedde, als Jehudi drie
12259 Jer 36:23 | schrijfmes, en wierp ze in het vuur, dat op den haard was,
12260 Jer 36:23 | rol verteerd was in het vuur, dat op den haard was. ~
12261 Jer 36:31 | mannen van Juda, al het kwaad brengen, dat Ik tot
12262 Jer 37:1 | Babel, koning gemaakt had in het land van Juda. ~
12263 Jer 37:2 | noch zijn knechten, noch het volk des lands, naar de
12264 Jer 37:4 | ingaande en uitgaande in het midden des volks, en zij
12265 Jer 37:4 | en zij hadden hem nog in het gevangenhuis niet gesteld. ~
12266 Jer 37:5 | Jeruzalem belegerden, als zij het gerucht van hen gehoord
12267 Jer 37:10 | Want al sloegt gijlieden het ganse heir der Chaldeen,
12268 Jer 37:11 | 11 Voorts geschiedde het, als het heir der Chaldeen
12269 Jer 37:11 | Voorts geschiedde het, als het heir der Chaldeen van Jeruzalem
12270 Jer 37:12 | Jeruzalem uitging, om te gaan in het land van Benjamin, om van
12271 Jer 37:12 | van daar te scheiden door het midden des volks. ~
12272 Jer 37:14 | 14 En Jeremia zeide: Het is vals, ik wil niet tot
12273 Jer 37:15 | hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, ten huize
12274 Jer 37:17 | vraagde hem in zijn huis, in het verborgen, en zeide: Is
12275 Jer 37:18 | gezondigd, dat gijlieden mij in het gevangenhuis gesteld hebt? ~
12276 Jer 37:20 | breng mij niet weder in het huis van Jonathan, den schrijver,
12277 Jer 37:21 | zij bestelden Jeremia in het voorhof der bewaring, en
12278 Jer 37:21 | Bakkerstraat, totdat al het brood van de stad op
12279 Jer 37:21 | was. Alzo bleef Jeremia in het voorhof der bewaring. ~ ~
12280 Jer 38:1 | hoorden, die Jeremia tot al het volk sprak, zeggende: ~
12281 Jer 38:2 | deze stad blijft, zal door het zwaard, door den honger
12282 Jer 38:3 | gegeven worden in de hand van het heir des konings van Babel,
12283 Jer 38:4 | vrede dezes volks niet, maar het kwaad. ~
12284 Jer 38:6 | zoon van Hammelech, die in het voorhof der bewaring was,
12285 Jer 38:6 | slijk; en Jeremia zonk in het slijk. ~
12286 Jer 38:8 | Zo ging Ebed-melech uit het huis des konings uit, en
12287 Jer 38:13 | kuil; en Jeremia bleef in het voorhof der bewaring. ~
12288 Jer 38:15 | zeide tot Zedekia: Als ik het u verklaren zal, zult gij
12289 Jer 38:16 | koning Zedekia aan Jeremia in het verborgene, zeggende: Zo
12290 Jer 38:20 | ik tot u spreek; zo zal het u welgaan, en uw ziel zal
12291 Jer 38:21 | weigert uit te gaan, zo is dit het woord, dat de HEERE mij
12292 Jer 38:22 | Ziedaar, al de vrouwen, die in het huis des konings van Juda
12293 Jer 38:25 | koning gesproken? verheel het niet voor ons, zo zullen
12294 Jer 38:28 | En Jeremia bleef in het voorhof der bewaring tot
12295 Jer 39:1 | 1 In het negende jaar van Zedekia,
12296 Jer 39:2 | 2 In het elfde jaar van Zedekia,
12297 Jer 39:4 | 4 En het geschiedde, als Zedekia,
12298 Jer 39:5 | 5 Doch het heir der Chaldeen jaagde
12299 Jer 39:5 | van Babel, naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak
12300 Jer 39:8 | de Chaldeen verbrandden het huis des konings en de huizen
12301 Jer 39:9 | 9 Het overige nu des volks, die
12302 Jer 39:9 | hem gevallen waren, met het overige des volks, die overgebleven
12303 Jer 39:10 | 10 Maar van het volk, die arm waren, die
12304 Jer 39:10 | trawanten, enigen overig in het land van Juda; en hij gaf
12305 Jer 39:14 | henen en namen Jeremia uit het voorhof der bewaring, en
12306 Jer 39:14 | huis; alzo bleef hij in het midden des volks. ~
12307 Jer 39:15 | 15 Het woord des HEEREN was ook
12308 Jer 39:15 | Jeremia geschied, als hij in het voorhof der bewaring besloten
12309 Jer 39:18 | bevrijden, en gij zult door het zwaard niet vallen; maar
12310 Jer 40:1 | 1 Het woord, dat van den HEERE
12311 Jer 40:1 | ketenen gebonden was in het midden aller gevangenen
12312 Jer 40:3 | 3 En de HEERE heeft het doen komen, en gedaan, gelijk
12313 Jer 40:4 | aan uw hand waren; indien het goed is in uw ogen met mij
12314 Jer 40:4 | stellen; maar indien het kwaad is in uw ogen met
12315 Jer 40:4 | Babel te komen, zo laat het; zie, het ganse land is
12316 Jer 40:4 | komen, zo laat het; zie, het ganse land is voor uw aangezicht,
12317 Jer 40:4 | uw aangezicht, waarhenen het goed en recht in uw ogen
12318 Jer 40:5 | en woon bij hem in het midden des volks; of overal,
12319 Jer 40:5 | des volks; of overal, waar het in uw ogen recht is te gaan,
12320 Jer 40:6 | en hij woonde bij hem in het midden des volks, die in
12321 Jer 40:6 | midden des volks, die in het land waren overgelaten. ~
12322 Jer 40:7 | oversten der heiren, die in het veld waren, zij en hun mannen,
12323 Jer 40:7 | den zoon van Ahikam, over het land gesteld had, en dat
12324 Jer 40:9 | Chaldeen te dienen; blijft in het land, en dient den koning
12325 Jer 40:9 | koning van Babel, zo zal het u welgaan. ~
12326 Jer 40:10 | Mizpa, om te staan voor het aangezicht der Chaldeen,
12327 Jer 40:12 | gedreven waren, en kwamen in het land van Juda tot Gedalia
12328 Jer 40:13 | oversten der heiren, die in het veld waren, kwamen tot Gedalia
12329 Jer 40:14 | uitgezonden heeft, om u aan het leven te slaan? Maar Gedalia,
12330 Jer 40:15 | Kareah, sprak tot Gedalia, in het verborgene, te Mizpa, zeggende:
12331 Jer 40:15 | slaan, en niemand zal het weten; waarom zou hij u
12332 Jer 40:15 | weten; waarom zou hij u aan het leven slaan, en gans Juda,
12333 Jer 40:15 | zijn, verstrooid worden, en het overblijfsel van Juda verloren
12334 Jer 41:1 | 1 Maar het geschiedde in de zevende
12335 Jer 41:2 | den zoon van Safan, met het zwaard; alzo doodde
12336 Jer 41:2 | de koning van Babel over het land gesteld had. ~
12337 Jer 41:4 | 4 Het geschiedde nu op den tweeden
12338 Jer 41:4 | Gedalia gedood had, en niemand het wist; ~
12339 Jer 41:6 | al gaande en wenende; en het geschiedde, als hij hen
12340 Jer 41:7 | 7 Maar het geschiedde, als zij in het
12341 Jer 41:7 | het geschiedde, als zij in het midden der stad gekomen
12342 Jer 41:7 | keelde, en wierp hen in het midden des kuils, hij en
12343 Jer 41:8 | hebben verborgen schatten in het veld, van tarwe, en gerst,
12344 Jer 41:8 | af, en doodde ze niet in het midden hunner broederen. ~
12345 Jer 41:10 | 10 En Ismael voerde het ganse overblijfsel des volks,
12346 Jer 41:10 | konings dochteren, en al het volk, die te Mizpa waren
12347 Jer 41:11 | heiren, die met hem waren, al het kwaad hoorden, dat Ismael,
12348 Jer 41:12 | strijden; en zij vonden hem aan het grote water, dat bij Gibeon
12349 Jer 41:13 | 13 En het geschiedde, als het volk,
12350 Jer 41:13 | En het geschiedde, als het volk, dat met Ismael was,
12351 Jer 41:14 | 14 En al het volk, dat Ismael van Mizpa
12352 Jer 41:16 | heiren, die met hem waren, het ganse overblijfsel des volks,
12353 Jer 41:18 | 18 Voor het aangezicht der Chaldeen;
12354 Jer 41:18 | koning van Babel over het land gesteld had. ~ ~
12355 Jer 42:1 | de zoon van Hosaja, en al het volk, van den kleinste tot
12356 Jer 42:4 | Jeremia zeide tot hen: Ik heb het gehoord; ziet, ik zal tot
12357 Jer 42:4 | bidden naar uw woorden; en het zal geschieden, het ganse
12358 Jer 42:4 | en het zal geschieden, het ganse woord, dat de HEERE
12359 Jer 42:6 | gehoorzaam zijn; opdat het ons welga, wanneer wij der
12360 Jer 42:7 | 7 En het gebeurde ten einde van tien
12361 Jer 42:8 | die met hem waren, en al het volk, van den kleinste af
12362 Jer 42:10 | want Ik heb berouw over het kwaad, dat Ik u aangedaan
12363 Jer 42:11 | 11 Vreest niet voor het aangezicht des konings van
12364 Jer 42:14 | krijg zullen zien, noch het geluid der bazuin horen,
12365 Jer 42:16 | 16 Zo zal het geschieden, dat het zwaard,
12366 Jer 42:16 | zal het geschieden, dat het zwaard, waar gij voor vreest,
12367 Jer 42:17 | zij zullen sterven door het zwaard, door den honger
12368 Jer 42:17 | overblijve of ontkome van het kwaad, dat Ik over hen zal
12369 Jer 42:20 | God, zal zeggen, alzo maak het ons bekend, en wij zullen
12370 Jer 42:20 | ons bekend, en wij zullen het doen. ~
12371 Jer 42:21 | 21 Nu heb ik het u heden bekend gemaakt;
12372 Jer 42:22 | zekerlijk, dat gij door het zwaard, door den honger
12373 Jer 42:22 | zult, ter plaatse, waar het u gelust heeft henen te
12374 Jer 43:1 | 1 En het geschiedde, als Jeremia
12375 Jer 43:1 | Jeremia geeindigd had tot het ganse volk te spreken al
12376 Jer 43:4 | oversten der heiren, en al het volk, der stem des HEEREN
12377 Jer 43:4 | stem des HEEREN niet, om in het land van Juda te blijven. ~
12378 Jer 43:5 | oversten der heiren namen het ganse overblijfsel van Juda,
12379 Jer 43:5 | wedergekeerd waren, om in het land van Juda te wonen; ~
12380 Jer 44:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschiedde
12381 Jer 44:1 | Tachpanhes, en te Nof, en in het land Pathros, zeggende: ~
12382 Jer 44:2 | Israels: Gij hebt gezien al het kwaad, dat Ik gebracht heb
12383 Jer 44:6 | geworden zijn, gelijk het is te dezen dage. ~
12384 Jer 44:7 | gij u den man en de vrouw, het kind en den zuigeling
12385 Jer 44:7 | en den zuigeling uit het midden van Juda uitroeit,
12386 Jer 44:8 | rokende anderen goden in het land van Egypte, alwaar
12387 Jer 44:9 | die zij gedaan hebben in het land van Juda en in de straten
12388 Jer 44:10 | ulieder aangezicht en voor het aangezicht uwer vaderen
12389 Jer 44:12 | 12 En Ik zal het overblijfsel van Juda wegnemen,
12390 Jer 44:12 | Egypteland verteerd worden; door het zwaard zullen zij vallen,
12391 Jer 44:12 | tot den grootste toe; door het zwaard en door den
12392 Jer 44:13 | heb over Jeruzalem, door het zwaard, door den honger
12393 Jer 44:14 | 14 Zodat het overblijfsel van Juda, die
12394 Jer 44:14 | om weder te keren in het land van Juda, waarnaar
12395 Jer 44:15 | hoop, mitsgaders al het volk, die in Egypteland,
12396 Jer 44:16 | 16 Aangaande het woord, dat gij tot ons in
12397 Jer 44:18 | gebrek gehad, en zijn door het zwaard en door den
12398 Jer 44:20 | Toen sprak Jeremia tot al het volk, tot de mannen en tot
12399 Jer 44:20 | tot de vrouwen, en tot al het volk, die hem zulks geantwoord
12400 Jer 44:21 | 21 Het roken, dat gijlieden in
12401 Jer 44:21 | koningen en uw vorsten, en het volk des lands, heeft de
12402 Jer 44:21 | daaraan niet gedacht, en is het niet in Zijn hart opgekomen? ~
12403 Jer 44:22 | 22 Zodat het de HEERE niet meer kon verdragen,
12404 Jer 44:22 | niemand in woont, gelijk het is te dezen dage; ~
12405 Jer 44:23 | kwaad wedervaren, gelijk het is te dezen dage. ~
12406 Jer 44:24 | Voorts zeide Jeremia tot al het volk, en tot al de vrouwen:
12407 Jer 44:25 | mond gesproken, en gij hebt het met uw handen vervuld,
12408 Jer 44:27 | Egypteland zijn, zullen door het zwaard en door den honger
12409 Jer 44:28 | 28 Maar die van het zwaard ontkomen, zullen
12410 Jer 44:28 | Egypteland wederkeren in het land van Juda, weinig in
12411 Jer 44:28 | Juda, weinig in getal; en het ganse overblijfsel van Juda,
12412 Jer 44:28 | wiens woord bestaan zal, het Mijn of het hunne. ~
12413 Jer 44:28 | bestaan zal, het Mijn of het hunne. ~
12414 Jer 44:29 | En dit zal ulieden het teken zijn, spreekt de HEERE,
12415 Jer 45:1 | 1 Het woord, dat de profeet Jeremia
12416 Jer 45:1 | in een boek schreef, in het vierde jaar van Jojakim,
12417 Jer 46:1 | 1 Het woord des HEEREN, dat tot
12418 Jer 46:2 | Tegen Egypte; tegen het heir van Farao Necho, koning
12419 Jer 46:2 | koning van Babel, sloeg, in het vierde jaar van Jojakim,
12420 Jer 46:3 | 3 Rust het schild en de rondas toe,
12421 Jer 46:6 | held ontkome niet; tegen het noorden, aan den oever der
12422 Jer 46:9 | Moren, en de Puteers, die het schild handelen, en de Lydiers,
12423 Jer 46:10 | Zijn wederpartijders, en het zwaard zal vreten, en verzadigd,
12424 Jer 46:10 | heeft een slachtoffer in het land van het noorden, aan
12425 Jer 46:10 | slachtoffer in het land van het noorden, aan de rivier Frath. ~
12426 Jer 46:12 | hebben uw schande gehoord, en het land is vol van uw gekrijt;
12427 Jer 46:13 | 13 Het woord, dat de HEERE tot
12428 Jer 46:14 | Verkondigt in Egypte, en doet het horen te Migdol; doet het
12429 Jer 46:14 | het horen te Migdol; doet het ook horen te Nof en Tachpanhes;
12430 Jer 46:14 | en maakt u gereed, want het zwaard heeft verteerd, wat
12431 Jer 46:16 | wederkeren tot ons volk, en tot het land onzer geboorte, vanwege
12432 Jer 46:16 | onzer geboorte, vanwege het verdrukkende zwaard. ~
12433 Jer 46:20 | slachter komt, hij komt van het noorden. ~
12434 Jer 46:23 | spreekt de HEERE, hoewel het niet is te onderzoeken;
12435 Jer 46:24 | in de hand des volks van het noorden. ~
12436 Jer 46:27 | verre landen, en uw zaad uit het land hunner gevangenis;
12437 Jer 47:1 | 1 Het woord des HEEREN, dat tot
12438 Jer 47:2 | Ziet, wateren komen op van het noorden, en zullen worden
12439 Jer 47:2 | overlopende beek, en overlopen het land en de volheid van hetzelve,
12440 Jer 47:3 | 3 Vanwege het geluid van het geklater
12441 Jer 47:3 | Vanwege het geluid van het geklater der hoeven zijner
12442 Jer 47:3 | sterke paarden, vanwege het geraas zijner wagenen, en
12443 Jer 47:3 | geraas zijner wagenen, en het bulderen zijner raderen;
12444 Jer 47:4 | HEERE zal de Filistijnen, het overblijfsel des eilands
12445 Jer 47:5 | Askelon is uitgeroeid, met het overblijfsel huns dals;
12446 Jer 47:7 | De HEERE heeft toch aan het zwaard bevel gegeven; tegen
12447 Jer 47:7 | zeehaven, aldaar heeft Hij het besteld. ~ ~ ~ ~ ~
12448 Jer 48:2 | nedergehouwen worden, het zwaard zal achter u heengaan. ~
12449 Jer 48:8 | een stad ontkomen zal; en het dal zal verderven, en het
12450 Jer 48:8 | het dal zal verderven, en het effen veld verdelgd worden;
12451 Jer 48:8 | worden; want de HEERE heeft het gezegd. ~
12452 Jer 48:10 | zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt! ~
12453 Jer 48:13 | vanwege Kamos, gelijk als het huis Israels beschaamd is
12454 Jer 48:21 | 21 En het oordeel is gekomen over
12455 Jer 48:21 | oordeel is gekomen over het vlakke land; over Holon,
12456 Jer 48:30 | alzo; zijn grendelen doen het zo niet. ~
12457 Jer 48:32 | 32 Boven het geween van Jaezer zal Ik
12458 Jer 48:33 | blijdschap en verheuging uit het vruchtbare veld, namelijk
12459 Jer 48:33 | treden met vreugdegeschrei; het vreugdegeschrei zal geen
12460 Jer 48:36 | maken als de fluiten, omdat het overschot, dat hij gemaakt
12461 Jer 48:41 | vastigheden is ingenomen; en het hart van Moabs helden zal
12462 Jer 48:41 | te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in
12463 Jer 48:44 | zal over haar, over Moab, het jaar van hunlieder bezoeking
12464 Jer 48:45 | schedel der kinderen van het gedruis verteerd. ~
12465 Jer 48:46 | 46 Wee u, Moab! het volk van Kamos is verloren;
12466 Jer 48:47 | 47 Maar in het laatste der dagen, zal Ik
12467 Jer 49:11 | achter, en Ik zal hen in het leven behouden, en laat
12468 Jer 49:12 | degenen, welker oordeel het niet is den beker te drinken,
12469 Jer 49:18 | Gomorra en haar naburen, zal het zijn, zegt de HEERE; niemand
12470 Jer 49:21 | aarde heeft gebeefd van het geluid huns vals, van het
12471 Jer 49:21 | het geluid huns vals, van het gekrijt, welks geluid gehoord
12472 Jer 49:22 | over Bozra uitbreiden; en het hart van Edoms helden zal
12473 Jer 49:22 | te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in
12474 Jer 49:27 | den muur van Damaskus, en het zal Benhadads paleizen verteren. ~
12475 Jer 49:28 | verstoort de kinderen van het oosten. ~
12476 Jer 49:31 | Maakt u op, trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat
12477 Jer 49:34 | 34 Het woord des HEEREN, dat tot
12478 Jer 49:34 | geschied is tegen Elam, in het begin des koninkrijks van
12479 Jer 49:35 | zal verbreken Elams boog, het voornaamste van hunlieder
12480 Jer 49:37 | Elam versaagd maken voor het aangezicht hunner vijanden,
12481 Jer 49:37 | hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen, die
12482 Jer 49:37 | spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard achter hen zenden,
12483 Jer 49:39 | 39 Maar het zal geschieden in het laatste
12484 Jer 49:39 | Maar het zal geschieden in het laatste der dagen, dat Ik
12485 Jer 50:1 | 1 Het woord, dat de HEERE gesproken
12486 Jer 50:1 | heeft tegen Babel, tegen het land der Chaldeen, door
12487 Jer 50:2 | op, laat horen, verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen,
12488 Jer 50:3 | volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar land
12489 Jer 50:8 | 8 Vliedt weg uit het midden van Babel, en gaat
12490 Jer 50:9 | verzameling van grote volken uit het land van het noorden verwekken,
12491 Jer 50:9 | volken uit het land van het noorden verwekken, en tegen
12492 Jer 50:10 | ten roof zijn; allen, die het beroven, zullen verzadigd
12493 Jer 50:16 | oogsttijd; laat hen vanwege het verdrukkende zwaard, zich
12494 Jer 50:19 | Basan; en zijn ziel zal op het gebergte van Efraim en Gilead
12495 Jer 50:21 | 21 Tegen het land Merathaim, trek tegen
12496 Jer 50:22 | is een krijgsgeschrei in het land, en een grote breuk. ~
12497 Jer 50:24 | gevangen, o Babel! dat gij het niet wist; gij zijt gevonden,
12498 Jer 50:25 | HEERE der heirscharen, in het land der Chaldeen. ~
12499 Jer 50:26 | Komt aan tegen haar van het uiterste, opent haar schuren,
12500 Jer 50:27 | 27 Doodt met het zwaard al haar varren, laat
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165 |