Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hesbons 1
hesed 1
hesmon 1
het 18165
heten 15
hetgeen 368
hetgene 3
Frequency    [«  »]
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den

Bijbel

IntraText - Concordances

het

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

      Book Chapter: Verse
12501 Jer 50:28 | gevluchten en ontkomenen uit het land van Babel, om in Sion 12502 Jer 50:34 | zekerlijk twisten, opdat Hij het land in rust brenge, maar 12503 Jer 50:35 | 35      Het zwaard zal zijn over de 12504 Jer 50:36 | 36      Het zwaard zal zijn over de 12505 Jer 50:36 | leugenaars, dat zij zot worden; het zwaard zal zijn over haar 12506 Jer 50:37 | 37      Het zwaard zal zijn over zijn 12507 Jer 50:37 | gansen gemengden hoop, die in het midden van hen is, dat zij 12508 Jer 50:37 | dat zij tot wijven worden; het zwaard zal zijn over      12509 Jer 50:38 | dat zij uitdrogen; want het is een land van gesneden 12510 Jer 50:41 | daar komt een volk uit het noorden; en een grote natie, 12511 Jer 50:42 | paarden zullen zij rijden; het is toegerust als een man 12512 Jer 50:45 | die Hij gedacht heeft over het land der Chaldeen: Zo de 12513 Jer 50:46 | is bevende geworden van het geluid der inneming van 12514 Jer 50:46 | der inneming van Babel, en het gekrijt is gehoord onder 12515 Jer 51:1 | degenen, die daar wonen in het hart van degenen, die tegen 12516 Jer 51:4 | de verslagenen liggen in het land der Chaldeen, en de 12517 Jer 51:6 | 6      Vliedt uit het midden van Babel, en redt, 12518 Jer 51:10 | komt en laat ons te Sion het werk des HEEREN, onzes Gods, 12519 Jer 51:16 | de dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt 12520 Jer 51:17 | goudsmid is beschaamd van het gesneden beeld; want zijn 12521 Jer 51:21 | zal Ik in stukken slaan het paard en zijn ruiter; en 12522 Jer 51:27 | Verheft de banier in het land, blaast de bazuin onder 12523 Jer 51:28 | en al haar overheden, ja, het ganse land harer heerschappij. ~ 12524 Jer 51:29 | 29      Dan zal het land beven en pijn lijden; 12525 Jer 51:31 | maken, dat zijn stad van het einde is ingenomen; ~ 12526 Jer 51:33 | Babel is als een dorsvloer, het is tijd, dat men ze trede; 12527 Jer 51:35 | 35      Het geweld, dat mij en mijn 12528 Jer 51:45 | Gaat uit, Mijn volk, uit het midden van haar, en redt 12529 Jer 51:46 | worde, en gij vreest van het gerucht, dat gehoord zal 12530 Jer 51:46 | dat gehoord zal worden in het land; want er zal een gerucht 12531 Jer 51:46 | zal een gerucht komen in het ene jaar, en daarna een      12532 Jer 51:46 | daarna een      gerucht in het andere jaar; en er zal geweld 12533 Jer 51:46 | en er zal geweld zijn in het land, heer over heer. ~ 12534 Jer 51:47 | haar verslagenen zullen in het      midden van haar liggen. ~ 12535 Jer 51:48 | juichen over Babel; want van het noorden zullen haar de verstoorders 12536 Jer 51:50 | Gij ontkomenen van het zwaard, gaat weg, en blijft 12537 Jer 51:54 | en een grote breuk uit het land der Chaldeen. ~ 12538 Jer 51:55 | bruisen als grote wateren; het geruis van hunlieder geluid 12539 Jer 51:59 | 59      Het woord, dat de profeet Jeremia 12540 Jer 51:59 | Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar      zijner 12541 Jer 51:60 | Jeremia nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen 12542 Jer 51:62 | zij, van den mens tot op het beest, maar dat zij worden 12543 Jer 51:63 | 63      En het zal geschieden, als gij 12544 Jer 51:63 | daaraan binden, en werpen het in het midden van den Frath; ~ 12545 Jer 51:63 | binden, en werpen het in het midden van den Frath; ~ 12546 Jer 51:64 | niet weder opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar 12547 Jer 52:3 | 3      Want het geschiedde, om den toorn 12548 Jer 52:4 | 4      En het geschiedde in het negende 12549 Jer 52:4 | En het geschiedde in het negende jaar zijner regering, 12550 Jer 52:5 | stad in belegering, tot in het elfde jaar van den koning 12551 Jer 52:6 | in de stad sterk werd, en het volk des lands geen brood 12552 Jer 52:8 | 8      Doch het heir der Chaldeen jaagde 12553 Jer 52:9 | van Babel naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak 12554 Jer 52:11 | Babel, en stelde hem in het gevangenhuis, tot      den 12555 Jer 52:12 | der maand (dit jaar was het negentiende jaar van den 12556 Jer 52:12 | trawanten, die voor het aangezicht des konings van 12557 Jer 52:13 | 13      Zo verbrandde hij het huis des HEEREN en het huis 12558 Jer 52:13 | hij het huis des HEEREN en het huis des konings; mitsgaders 12559 Jer 52:14 | 14      En het ganse heir der Chaldeen, 12560 Jer 52:15 | armsten nu des volks en het overige des volks, die in 12561 Jer 52:15 | Babel gevallen waren, en het overige der      menigte, 12562 Jer 52:17 | koperen pilaren, die in het huis des HEEREN waren, en 12563 Jer 52:17 | en de koperen zee, die in het huis des HEEREN was; en 12564 Jer 52:17 | HEEREN was; en zij voerden al het      koper daarvan naar 12565 Jer 52:20 | die de koning Salomo voor het huis des HEEREN gemaakt 12566 Jer 52:20 | des HEEREN gemaakt had; het koper      daarvan, te weten 12567 Jer 52:22 | 22      En het kapiteel daarop was koper, 12568 Jer 52:22 | net, en granaatappelen op het kapiteel rondom, alles koper; 12569 Jer 52:23 | granaatappelen waren honderd, over het net rondom. ~ 12570 Jer 52:25 | schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog 12571 Jer 52:25 | opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die in het 12572 Jer 52:25 | het volk des lands, die in het midden der stad gevonden 12573 Jer 52:27 | doodde hen te Ribla, in het land van Hamath. Alzo werd 12574 Jer 52:28 | 28      Dit is het volk, dat Nebukadrezar gevankelijk 12575 Jer 52:28 | gevankelijk heeft weggevoerd; in het zevende jaar, drie duizend 12576 Jer 52:29 | 29      In het achttiende jaar van Nebukadrezar, 12577 Jer 52:30 | 30      In het drie en twintigste jaar 12578 Jer 52:31 | 31      Het geschiedde daarna, in het 12579 Jer 52:31 | Het geschiedde daarna, in het zeven en dertigste jaar 12580 Jer 52:31 | de koning van Babel, in het eerste jaar zijns koninkrijks, 12581 Jer 52:31 | jaar zijns koninkrijks, het hoofd van Jojachin, den 12582 Jer 52:31 | Juda, verhief, en hem uit het gevangenhuis uitbracht. ~ 12583 Klaa 1:4 | treuren, omdat niemand op het feest komt; al haar poorten 12584 Klaa 1:5 | henen in de gevangenis voor het aangezicht des tegenpartijders. ~ 12585 Klaa 1:6 | gaan krachteloos henen voor het aangezicht des      vervolgers. ~ 12586 Klaa 1:12 | 12      Lamed. Gaat het ulieden niet aan, gij allen, 12587 Klaa 1:12 | die over weg gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart 12588 Klaa 1:14 | 14      Nun. Het juk mijner overtredingen 12589 Klaa 1:15 | heeft al mijn sterken in het midden van mij vertreden; 12590 Klaa 1:20 | heeft zich omgekeerd in het binnenste van mij, want 12591 Klaa 1:20 | van      buiten heeft mij het zwaard van kinderen beroofd, 12592 Klaa 1:21 | zij zijn vrolijk, dat Gij het gedaan hebt; als Gij den 12593 Klaa 1:24 | de aarde raken; Hij heeft het koninkrijk en deszelfs vorsten 12594 Klaa 1:27 | de dochter      van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd. ~ 12595 Klaa 1:29 | overgegeven; zij hebben in het huis des      HEEREN een 12596 Klaa 1:30 | dochter Sions; Hij heeft het richtsnoer daarover getogen, 12597 Klaa 1:33 | dochter mijns volks; omdat het kind en de      zuigeling 12598 Klaa 1:41 | maak geschrei des nachts in het begin der nachtwaken, stort 12599 Klaa 1:41 | stort uw hart uit voor het aangezicht des Heeren als 12600 Klaa 1:42 | profeet en de priester in het heiligdom des Heeren gedood 12601 Klaa 1:43 | mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt 12602 Klaa 1:46 | de duisternis, en niet in het licht. ~ 12603 Klaa 1:61 | vrede verstoten, ik heb het goede vergeten. ~ 12604 Klaa 1:66 | 22      Cheth. Het zijn de goedertierenheden 12605 Klaa 1:70 | 26      Teth. Het is goed, dat men hope, en 12606 Klaa 1:70 | men hope, en stille zij op het heil des HEEREN. ~ 12607 Klaa 1:71 | 27      Teth. Het is goed voor een man, dat 12608 Klaa 1:71 | goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt. ~ 12609 Klaa 1:72 | en zwijge stil, omdat Hij het hem opgelegd heeft. ~ 12610 Klaa 1:73 | Hij steke zijn mond in het stof, zeggende: Misschien 12611 Klaa 1:79 | 35      Lamed. Dat men het recht eens mans buigt voor 12612 Klaa 1:79 | recht eens mans buigt voor het aangezicht des Allerhoogsten; ~ 12613 Klaa 1:80 | verongelijkt in zijn twistzaak; zou het de Heere niet zien? ~ 12614 Klaa 1:81 | wat, hetwelk geschiedt, zo het de Heere niet beveelt? ~ 12615 Klaa 1:82 | den mond des Allerhoogsten het kwade en het goede? ~ 12616 Klaa 1:82 | Allerhoogsten het kwade en het goede? ~ 12617 Klaa 1:89 | en wegwerpsel gesteld, in het midden der volken. ~ 12618 Klaa 1:94 | 50      Ain. Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe, 12619 Klaa 1:94 | den hemel aanschouwe, en het zie. ~ 12620 Klaa 1:108| weder die vergelding, naar het werk hunner handen. ~ 12621 Klaa 1:111| 1      Aleph. Hoe is het goud zo verdonkerd, het 12622 Klaa 1:111| het goud zo verdonkerd, het goede fijne goud zo veranderd! 12623 Klaa 1:112| gerekend aan de aarden flessen, het werk van de handen eens 12624 Klaa 1:114| Daleth. De tong van het zoogkind kleeft aan zijn 12625 Klaa 1:114| brood, er is niemand, die het hun mededeelt. ~ 12626 Klaa 1:119| Teth. De verslagenen van het zwaard zijn gelukkiger dan 12627 Klaa 1:122| koningen der aarde zouden het niet geloofd hebben, noch 12628 Klaa 1:123| 13      Mem. Het is vanwege de zonden harer 12629 Klaa 1:123| harer priesteren, die in het midden van haar het bloed 12630 Klaa 1:123| die in het midden van haar het bloed der rechtvaardigen 12631 Klaa 1:126| meer aanzien; zij hebben het aangezicht der priesteren 12632 Klaa 1:131| gij dochter Edoms, die in het land Uz woont! doch de beker 12633 Klaa 2:1 | ons geschied is, aanschouw het, en zie onzen smaad aan. ~ 12634 Klaa 2:9 | onzes levens halen, vanwege het zwaard der woestijn. ~ 12635 Klaa 2:13 | jongens struikelen onder het hout. ~ 12636 Eze 1:1 | 1      In het dertigste jaar, in de vierde 12637 Eze 1:1 | derzelve maand, als ik in het midden der weggevoerden 12638 Eze 1:1 | rivier Chebar, zo geschiedde het, dat de hemelen      werden 12639 Eze 1:2 | derzelve maand (dit was het vijfde jaar van de wegvoering 12640 Eze 1:3 | 3      Geschiedde het woord des HEEREN uitdrukkelijk 12641 Eze 1:3 | van Buzi, den priester, in het land der Chaldeen, bij de 12642 Eze 1:4 | een stormwind kwam van het noorden af, een grote wolk, 12643 Eze 1:4 | rondom die wolk; en uit het midden daarvan was      12644 Eze 1:4 | de verf van Hasmal, uit het midden des vuurs. ~ 12645 Eze 1:5 | 5      En uit het midden daarvan kwam de gelijkenis 12646 Eze 1:10 | nu van hun aangezicht was het aangezicht eens mensen, 12647 Eze 1:10 | aangezicht eens mensen, en het aangezicht eens leeuws hadden 12648 Eze 1:13 | steeds tussen die dieren; en het vuur      had een glans, 12649 Eze 1:13 | had een glans, en uit het vuur kwam een bliksem voort. ~ 12650 Eze 1:16 | gedaante, en hun maaksel, alsof het      ware een rad in het 12651 Eze 1:16 | het      ware een rad in het midden van een rad. ~ 12652 Eze 1:22 | uitspansels, gelijk de verf van het vreselijke kristal, van 12653 Eze 1:24 | geruis hunner vleugelen, als het geruis van vele wateren, 12654 Eze 1:24 | de stem eens geroeps, als het gedreun eens      heirlegers; 12655 Eze 1:25 | geschiedde een stem van boven het uitspansel, hetwelk boven 12656 Eze 1:26 | 26      En boven het uitspansel, hetwelk was 12657 Eze 1:28 | des HEEREN; en als ik het zag, viel ik op mijn aangezicht, 12658 Eze 2:5 | En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij 12659 Eze 2:5 | zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want zij zijn 12660 Eze 2:5 | weten, dat een profeet in het midden van hen geweest is. ~ 12661 Eze 2:7 | zullen, of hetzij dat zij het laten zullen; want zij zijn 12662 Eze 3:1 | deze rol, en ga, spreek tot het huis Israels. ~ 12663 Eze 3:3 | Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn mond als honig, 12664 Eze 3:4 | Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israels, en spreek 12665 Eze 3:5 | zwaar van tong, maar tot het huis Israels; ~ 12666 Eze 3:7 | 7      Maar het huis Israels wil naar u 12667 Eze 3:7 | niet willen horen; want het ganse huis Israels is stijf 12668 Eze 3:11 | zullen, of hetzij dat zij het laten      zullen. ~ 12669 Eze 3:13 | 13      En ik hoorde het geluid van der dieren vleugelen, 12670 Eze 3:13 | een den ander raakten, en het geluid der raderen tegenover 12671 Eze 3:13 | raderen tegenover hen; en het geluid ener grote ruising. ~ 12672 Eze 3:15 | ik bleef daar verbaasd in het midden van hen zeven dagen. ~ 12673 Eze 3:16 | 16      Het gebeurde nu ten einde van 12674 Eze 3:16 | einde van zeven dagen, dat het woord des HEEREN tot mij 12675 Eze 3:17 | een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij 12676 Eze 3:17 | huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, 12677 Eze 3:18 | waarschuwen, opdat gij hem      in het leven behoudt; die goddeloze 12678 Eze 3:25 | zult gij niet uitgaan in het midden van hen. ~ 12679 Eze 3:27 | hoort, die hore, en wie het laat, die late het; want 12680 Eze 3:27 | en wie het laat, die late het; want zij zijn een      12681 Eze 4:4 | daarop de ongerechtigheid van het huis Israels, naar het getal 12682 Eze 4:4 | van het huis Israels, naar het getal der dagen, dat gij 12683 Eze 4:5 | hunner ongerechtigheid, naar het getal der dagen, driehonderd 12684 Eze 4:5 | gij de ongerechtigheid van het huis Israels dragen zult. ~ 12685 Eze 4:6 | zult de ongerechtigheid van het huis van Juda dragen veertig 12686 Eze 4:9 | maak die u tot brood; naar het getal der dagen, die gij 12687 Eze 4:11 | naar zekere maat drinken, het zesde deel van een hin; 12688 Eze 4:11 | van tijd tot tijd zult gij het drinken. ~ 12689 Eze 4:16 | Jeruzalem, en zij zullen het brood met gewicht en met 12690 Eze 4:16 | gewicht en met kommer eten, en het water met zekere maat      12691 Eze 5:2 | Een derde deel zult gij in het midden der stad met vuur 12692 Eze 5:2 | wind strooien; want Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ~ 12693 Eze 5:4 | nemen, en die werpen in het midden des vuurs, en zult 12694 Eze 5:4 | voortkomen een vuur tegen het gehele huis van Israel. ~ 12695 Eze 5:5 | is Jeruzalem, welke Ik in het midden der heidenen gezet 12696 Eze 5:8 | want Ik zal gerichten in het midden van u oefenen, voor 12697 Eze 5:10 | vaders de kinderen eten in het midden van u, en de kinderen 12698 Eze 5:12 | sterven, en zal door honger in het midden van u te niet worden; 12699 Eze 5:12 | en een derde deel zal in het zwaard vallen rondom u; 12700 Eze 5:12 | winden verstrooien, en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ~ 12701 Eze 5:15 | oefenen zal; Ik, de HEERE, heb het gesproken! ~ 12702 Eze 5:17 | bloed onder u omgaan; en het zwaard zal Ik over u brengen; 12703 Eze 5:17 | Ik, de      HEERE, heb het gesproken! ~  ~ 12704 Eze 6:1 | 1      En het woord des HEEREN geschiedde 12705 Eze 6:3 | Gij bergen Israels, hoort het woord des Heeren HEEREN! 12706 Eze 6:3 | Ik, Ik breng over u      het zwaard, en Ik zal uw hoogten 12707 Eze 6:4 | verslagenen nedervellen voor het aangezicht uwer drekgoden. ~ 12708 Eze 6:5 | der kinderen Israels voor het aangezicht hunner drekgoden 12709 Eze 6:7 | de verslagenen zullen in het midden van u liggen, opdat 12710 Eze 6:8 | enigen zult hebben, die het zwaard ontkomen onder de 12711 Eze 6:11 | gruwelen der boosheden van het huis Israels; want zij zullen 12712 Eze 6:11 | Israels; want zij zullen door het zwaard, door den      honger 12713 Eze 6:12 | en die nabij is, zal door het zwaard vallen; maar die 12714 Eze 6:13 | als hun verslagenen in het midden hunner drekgoden 12715 Eze 6:14 | hen uitstrekken, en zal het land woest maken, ja, woester 12716 Eze 7:1 | 1      Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij, 12717 Eze 7:2 | zegt de Heere HEERE, van het land Israels: Het einde 12718 Eze 7:2 | HEERE, van het land Israels: Het einde is er, het einde is 12719 Eze 7:2 | Israels: Het einde is er, het einde is gekomen over de 12720 Eze 7:3 | 3      Nu is het einde over u; want Ik zal 12721 Eze 7:4 | en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn, en gijlieden 12722 Eze 7:6 | gekomen, dat einde is gekomen, het is opgewaakt tegen u; ziet, 12723 Eze 7:6 | opgewaakt tegen u; ziet, het kwaad is gekomen! ~ 12724 Eze 7:9 | en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn; en gijlieden 12725 Eze 7:11 | 11      Het geweld is opgerezen tot 12726 Eze 7:12 | over de gehele menigte van het land. ~ 12727 Eze 7:13 | Want de verkoper zal tot het verkochte niet wederkeren, 12728 Eze 7:13 | levenden ware; overmits het gezicht, aangaande de gehele 12729 Eze 7:13 | aangaande de gehele menigte van het land, niet      zal terugkeren; 12730 Eze 7:14 | over de gehele menigte van het land. ~ 12731 Eze 7:15 | 15      Het zwaard is buiten, en de 12732 Eze 7:15 | honger van binnen; die op het veld is, zal door het zwaard 12733 Eze 7:15 | op het veld is, zal door het zwaard sterven, en die in 12734 Eze 7:19 | zullen zij niet vullen; want het zal de aanstoot hunner ongerechtigheid 12735 Eze 7:21 | 21      En Ik zal het in de hand der vreemden 12736 Eze 7:21 | ten buit, en zij zullen het ontheiligen. ~ 12737 Eze 7:23 | Maak een keten; want het land is vol van bloedgerichten, 12738 Eze 7:26 | gerucht wezen; dan zullen zij het gezicht van een profeet 12739 Eze 7:27 | bekleed zijn, en de handen van het volk des lands zullen beroerd 12740 Eze 8:1 | 1      Het geschiedde nu in het zesde 12741 Eze 8:1 | Het geschiedde nu in het zesde jaar, in de zesde 12742 Eze 8:3 | hand uit, en nam mij bij het haar mijns hoofds; en de 12743 Eze 8:3 | tot de deur der poort van het binnenste voorhof, dewelke 12744 Eze 8:3 | voorhof, dewelke ziet naar het noorden, alwaar de zitplaats 12745 Eze 8:5 | ogen op naar den weg van het noorden; en ik hief mijn 12746 Eze 8:5 | ogen op naar den weg van het noorden, en ziet, tegen 12747 Eze 8:5 | noorden, en ziet, tegen het noorden aan de      poort 12748 Eze 8:5 | noorden aan de      poort van het altaar was dit beeld der 12749 Eze 8:6 | de grote gruwelen, die het huis Israels hier doet, 12750 Eze 8:7 | Hij mij tot de deur van het voorhof. Toen zag ik, en 12751 Eze 8:10 | en van alle drekgoden van het huis Israels, geheel rondom 12752 Eze 8:11 | mannen uit de oudsten van het huis Israels, met Jaazanja, 12753 Eze 8:11 | zoon van Safan, staande in het midden van hen, stonden 12754 Eze 8:12 | mensenkind, wat de oudsten van het huis Israels doen in de 12755 Eze 8:12 | ons niet, de HEERE heeft het land verlaten. ~ 12756 Eze 8:14 | tot de deur der poort van het huis des HEEREN, die naar 12757 Eze 8:14 | huis des HEEREN, die naar het noorden is, en ziet, daar 12758 Eze 8:16 | En Hij bracht mij tot het binnenste voorhof van het 12759 Eze 8:16 | het binnenste voorhof van het huis des HEEREN; en ziet, 12760 Eze 8:16 | tempel des HEEREN, tussen het voorhuis en tussen het altaar, 12761 Eze 8:16 | tussen het voorhuis en tussen het altaar, waren omtrent      12762 Eze 8:16 | en hun aangezichten naar het oosten, en deze bogen zich 12763 Eze 8:16 | deze bogen zich neder naar het oosten voor de zon. ~ 12764 Eze 8:17 | iets lichter geacht bij het huis van Juda, dan deze 12765 Eze 8:17 | die zij hier doen? Als zij het land met geweld      vervuld 12766 Eze 9:2 | poort, die gekeerd is naar het noorden, en elkeen met zijn 12767 Eze 9:2 | zijn hand; en een man in het midden van      hen was 12768 Eze 9:2 | kwamen in, en stonden bij het koperen altaar. ~ 12769 Eze 9:3 | was, tot den dorpel van het huis; en Hij riep tot den 12770 Eze 9:4 | zeide tot hem: Ga door, door het midden der stad, door het 12771 Eze 9:4 | het midden der stad, door het midden van Jeruzalem, en 12772 Eze 9:4 | al deze gruwelen, die in het midden derzelve gedaan worden. ~ 12773 Eze 9:6 | aan niemand, op denwelken het teken is, en begint van 12774 Eze 9:6 | de oude mannen, die voor het huis waren. ~ 12775 Eze 9:7 | zeide tot hen: Verontreinigt het huis, en vervult de voorhoven 12776 Eze 9:8 | 8      Het geschiedde nu, als zij hen 12777 Eze 9:8 | Heere HEERE, zult Gij al het overblijfsel van Israel      12778 Eze 9:9 | De ongerechtigheid van het huis van Israel en van Juda 12779 Eze 9:9 | Juda is gans zeer groot, en het land is met bloed vervuld, 12780 Eze 9:9 | zeggen:      De HEERE heeft het land verlaten, en de HEERE 12781 Eze 10:1 | Daarna zag ik, en ziet, boven het uitspansel, hetwelk was 12782 Eze 10:1 | uitspansel, hetwelk was over het hoofd der cherubs, was als 12783 Eze 10:3 | stonden ter rechterzijde van het huis, als die man inging; 12784 Eze 10:3 | inging; en een wolk vervulde het binnenste voorhof. ~ 12785 Eze 10:4 | cherub, op den dorpel van het huis; en het huis werd vervuld 12786 Eze 10:4 | dorpel van het huis; en het huis werd vervuld met een 12787 Eze 10:4 | vervuld met een wolk, en het voorhof was vol van den      12788 Eze 10:5 | 5      En het geruis van de vleugelen 12789 Eze 10:5 | cherubs werd gehoord tot het uiterste voorhof, als de 12790 Eze 10:6 | 6      Het geschiedde nu, als Hij den 12791 Eze 10:7 | van tussen de cherubs tot het vuur, hetwelk was tussen 12792 Eze 10:7 | en nam daarvan, en gaf het in de vuisten desgenen, 12793 Eze 10:7 | bekleed was; die nam het, en ging uit. ~ 12794 Eze 10:10 | enerlei gelijkenis, gelijk of het ware geweest een rad in 12795 Eze 10:10 | ware geweest een rad in het midden van een rad. ~ 12796 Eze 10:11 | maar de plaats, waarheen het hoofd zag, die volgden zij 12797 Eze 10:14 | elkeen had vier aangezichten; het eerste aangezicht was het 12798 Eze 10:14 | het eerste aangezicht was het aangezicht eens cherubs, 12799 Eze 10:14 | aangezicht eens cherubs, en het tweede aangezicht was het 12800 Eze 10:14 | het tweede aangezicht was het aangezicht eens mensen, 12801 Eze 10:14 | aangezicht eens mensen, en het derde het      aangezicht 12802 Eze 10:14 | eens mensen, en het derde het      aangezicht eens leeuws, 12803 Eze 10:14 | aangezicht eens leeuws, en het vierde het aangezicht eens 12804 Eze 10:14 | eens leeuws, en het vierde het aangezicht eens arends. ~ 12805 Eze 10:19 | deur der Oostpoort van het huis des HEEREN; en de heerlijkheid 12806 Eze 10:20 | 20      Dit is het dier, dat ik zag onder den 12807 Eze 10:20 | Chebar; en ik bemerkte, dat het cherubs waren. ~ 12808 Eze 10:22 | gelijkenis van hun aangezichten, het waren dezelfde aangezichten, 12809 Eze 11:1 | mij tot de Oostpoort van het huis des HEEREN, dewelke 12810 Eze 11:1 | twintig mannen, en in      het midden van hen zag ik Jaazanja, 12811 Eze 11:3 | stad zou de pot, en wij het vlees zijn. ~ 12812 Eze 11:7 | verslagenen, die gij in het midden derzelve nedergelegd 12813 Eze 11:7 | maar ulieden zal Ik uit het midden      derzelve doen 12814 Eze 11:8 | 8      Gijlieden hebt het zwaard gevreesd; en het 12815 Eze 11:8 | het zwaard gevreesd; en het zwaard zal Ik over u brengen, 12816 Eze 11:9 | Ook zal Ik ulieden uit het midden derzelve doen uitgaan, 12817 Eze 11:10 | 10      Gij zult door het zwaard vallen; in de landpale 12818 Eze 11:11 | pot zijn, en gij zult in het midden derzelve niet tot 12819 Eze 11:13 | 13      Het geschiedde nu, als ik profeteerde, 12820 Eze 11:13 | een voleinding maken met het overblijfsel van Israel? ~ 12821 Eze 11:14 | 14      Toen geschiedde het woord des HEEREN tot mij, 12822 Eze 11:15 | 15      Mensenkind, het zijn uw broederen, uw broederen, 12823 Eze 11:15 | mannen uwer maagschap, en het ganse huis Israels, ja, 12824 Eze 11:17 | verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israels      geven. ~ 12825 Eze 11:19 | zal een nieuwen geest in het binnenste van u geven; en 12826 Eze 11:19 | binnenste van u geven; en Ik zal het stenen hart uit hun vlees 12827 Eze 11:21 | 21      Maar welker hart het hart hunner verfoeiselen 12828 Eze 11:23 | heerlijkheid des HEEREN rees op van het midden der stad, en stond 12829 Eze 11:23 | stond op den berg, die tegen het oosten der stad is. ~ 12830 Eze 11:24 | gevankelijk weggevoerden; en het gezicht, dat ik gezien had, 12831 Eze 12:2 | Mensenkind! gij woont in het midden van een wederspannig 12832 Eze 12:3 | misschien zullen zij het merken, hoewel zij een wederspannig 12833 Eze 12:4 | hun ogen uitbrengen, als het gereedschap dergenen, die 12834 Eze 12:6 | Voor hun ogen zult gij het op de schouders dragen, 12835 Eze 12:6 | dragen, in donker zult gij het uitbrengen; uw aangezicht 12836 Eze 12:6 | zult gij bedekken, dat gij het land niet ziet; want Ik 12837 Eze 12:7 | gereedschap uit bij dag, als het gereedschap dergenen, die 12838 Eze 12:7 | met de hand; ik bracht het uit in donker, en ik droeg 12839 Eze 12:7 | uit in donker, en ik droeg het op den schouder voor hun 12840 Eze 12:8 | En des morgens geschiedde het woord des HEEREN tot mij, 12841 Eze 12:9 | Mensenkind, heeft niet het huis Israels, het wederspannig 12842 Eze 12:9 | heeft niet het huis Israels, het wederspannig huis, tot u 12843 Eze 12:10 | den vorst te Jeruzalem, en het ganse huis Israels, dat 12844 Eze 12:10 | ganse huis Israels, dat in het midden van hen is. ~ 12845 Eze 12:12 | En de vorst, die in het midden van hen is, zal het 12846 Eze 12:12 | het midden van hen is, zal het gereedschap op den schouder 12847 Eze 12:12 | bedekken, opdat hij met het oog de aarde niet zie. ~ 12848 Eze 12:13 | hem brengen in Babylonie, het land der Chaldeen; ook zal 12849 Eze 12:14 | winden verstrooien; en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ~ 12850 Eze 12:16 | lieden doen overblijven van het zwaard, van den honger en 12851 Eze 12:17 | 17      Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij, 12852 Eze 12:19 | 19      En gij zult tot het volk des lands zeggen: Alzo 12853 Eze 12:19 | inwoners van Jeruzalem, in het land Israels: Zij zullen 12854 Eze 12:19 | van zijn volheid, vanwege het geweld van al degenen, die 12855 Eze 12:20 | zullen woest worden, en het land zal een wildernis zijn; 12856 Eze 12:21 | Wederom geschiedde het woord des HEEREN tot mij, 12857 Eze 12:22 | spreekwoord, dat gijlieden hebt in het land Israels, zeggende: 12858 Eze 12:22 | zullen verlengd worden, en al het gezicht zal vergaan? ~ 12859 Eze 12:23 | spreekwoord doen ophouden, dat zij het niet meer ten spreekwoord 12860 Eze 12:23 | dagen zijn nabij gekomen, en het woord van ieder gezicht. ~ 12861 Eze 12:24 | vleiende waarzegging, in het midden van het huis Israels. ~ 12862 Eze 12:24 | waarzegging, in het midden van het huis Israels. ~ 12863 Eze 12:25 | de HEERE, Ik zal spreken; het woord, de tijd zal niet 12864 Eze 12:26 | 26      Verder geschiedde het woord des HEEREN tot mij, 12865 Eze 12:27 | Mensenkind, zie, die van het huis Israels zeggen: Het 12866 Eze 12:27 | het huis Israels zeggen: Het gezicht dat hij ziet, is 12867 Eze 12:28 | meer uitgesteld worden; het woord, hetwelk Ik gesproken 12868 Eze 13:5 | den muur toegemuurd voor het huis Israels, om in den 12869 Eze 13:6 | heeft; en zij geven hope van het woord te      zullen bevestigen. ~ 12870 Eze 13:9 | Mijns volks niet zijn, en in het schrift van het huis Israels 12871 Eze 13:9 | zijn, en in het schrift van het huis Israels niet      geschreven 12872 Eze 13:9 | geschreven worden, en in het land Israels niet komen; 12873 Eze 13:14 | vallen, en gij zult      in het midden van haar omkomen; 12874 Eze 13:18 | maken hoofddeksels voor het hoofd van alle statuur, 12875 Eze 13:18 | zult gij u de zielen in het leven behouden? ~ 12876 Eze 13:19 | sterven, en om zielen in het leven te behouden, die      12877 Eze 13:22 | 22      Omdat gijlieden het hart des rechtvaardigen 12878 Eze 13:22 | afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield; ~ 12879 Eze 14:4 | HEERE: Een ieder man uit het huis Israels, die de drekgoden 12880 Eze 14:5 | 5      Opdat Ik het huis Israels in hun hart 12881 Eze 14:6 | 6      Daarom zeg tot het huis Israels: Alzo zegt 12882 Eze 14:7 | Want ieder man uit het huis Israels, en uit den 12883 Eze 14:8 | en zal hem uitroeien uit het midden Mijns volks; en gijlieden 12884 Eze 14:9 | zal hem      verdelgen uit het midden van Mijn volk Israel. ~ 12885 Eze 14:11 | 11      Opdat het huis Israels niet meer van 12886 Eze 14:14 | Noach, Daniel en Job, in het midden deszelven waren, 12887 Eze 14:15 | 15      Zo Ik het boos gedierte make door 12888 Eze 14:15 | boos gedierte make door het land door te gaan, hetwelk 12889 Eze 14:15 | van kinderen berove, zodat het woest worde, dat er niemand 12890 Eze 14:15 | niemand doorga, vanwege het gedierte; ~ 12891 Eze 14:16 | Die drie mannen in het midden deszelven zijnde, 12892 Eze 14:16 | bevrijd worden, maar het land zou woest worden. ~ 12893 Eze 14:17 | 17      Of als Ik het zwaard brenge over datzelve 12894 Eze 14:18 | Ofschoon die drie mannen in het midden deszelven waren, 12895 Eze 14:20 | Noach, Daniel en Job in het midden deszelven waren, 12896 Eze 14:21 | mijn vier boze gerichten, het zwaard, en den honger, en 12897 Eze 14:21 | zwaard, en den honger, en het boze gedierte, en de pestilentie 12898 Eze 14:22 | zult vertroost worden over het kwaad, dat Ik over Jeruzalem 12899 Eze 15:2 | 2   Mensenkind, wat is het hout des wijnstoks meer 12900 Eze 15:2 | wijnrank meer dan dat onder het hout eens wouds is? ~ 12901 Eze 15:4 | 4   Ziet, het wordt aan het vuur overgegeven, 12902 Eze 15:4 | 4   Ziet, het wordt aan het vuur overgegeven, opdat 12903 Eze 15:4 | vuur overgegeven, opdat het verteerd worde; het vuur 12904 Eze 15:4 | opdat het verteerd worde; het vuur verteert beide zijn 12905 Eze 15:4 | middelste wordt verbrand; zou het deugen tot een stuk werks? ~ 12906 Eze 15:5 | 5   Ziet, toen het geheel was, werd het tot 12907 Eze 15:5 | toen het geheel was, werd het tot geen stuk werks gemaakt; 12908 Eze 15:5 | gemaakt; hoeveel te min als het vuur dat verteerd heeft, 12909 Eze 15:5 | dat verteerd heeft, zodat het verbrand is, zal het dan 12910 Eze 15:5 | zodat het verbrand is, zal het dan nog tot een stuk werks 12911 Eze 15:6 | Heere HEERE: Gelijk als het hout des wijnstoks is onder 12912 Eze 15:6 | hout des wijnstoks is onder het hout des wouds, hetwelk 12913 Eze 15:6 | des wouds, hetwelk Ik aan het vuur overgeef, opdat het 12914 Eze 15:6 | het vuur overgeef, opdat het verteerd worde, alzo zal 12915 Eze 15:7 | hen zetten; als zij van het ene vuur uitgaan, zal het 12916 Eze 15:7 | het ene vuur uitgaan, zal het andere vuur hen verteren; 12917 Eze 15:8 | 8   En Ik zal het land woest maken, omdat 12918 Eze 16:3 | en uw geboorten zijn uit het land der Kanaanieten; uw 12919 Eze 16:5 | zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de 12920 Eze 16:7 | u tot tien duizend, als het gewas des velds, gemaakt; 12921 Eze 16:19 | liefelijken reuk; zo is het geschied,      spreekt de 12922 Eze 16:20 | geofferd om te verteren; is het wat kleins van uw hoererijen, ~ 12923 Eze 16:21 | gij dezelve voor hen door het vuur hebt doen gaan? ~ 12924 Eze 16:23 | 23      Het is ook geschied na al uw 12925 Eze 16:29 | hoererij vermenigvuldigd in het land van Kanaan tot in Chaldea; 12926 Eze 16:30 | deze dingen doet, zijnde het werk van een heersende hoerachtige 12927 Eze 16:31 | uw verwelfsel bouwt aan het hoofd van iederen weg, en 12928 Eze 16:31 | zijt geweest als een hoer, het hoerenloon beschimpende. ~ 12929 Eze 16:34 | geschiedt met u in uw hoererijen het tegendeel van de vrouwen, 12930 Eze 16:34 | gij hoerenloon geeft, en het hoerenloon u niet gegeven      12931 Eze 16:36 | drekgoden uwer gruwelen, en na het bloed      uwer kinderen, 12932 Eze 16:38 | en Ik zal u overgeven aan het bloed der grimmigheid en 12933 Eze 16:47 | naar haar gruwelen gedaan; het was wat gerings, een verdriet; 12934 Eze 16:47 | verdriet; maar gij hebt het meer verdorven dan zij, 12935 Eze 16:50 | deed Ik ze weg, nadat Ik het gezien had. ~ 12936 Eze 16:53 | gevangenen uwer gevangenis in het midden van haar. ~ 12937 Eze 16:59 | eed veracht hebt, brekende het verbond. ~ 12938 Eze 16:63 | 63      Opdat gij het gedachtig zijt, en u schaamt, 12939 Eze 17:2 | gebruik een gelijkenis tot het huis Israels, ~ 12940 Eze 17:5 | 5      Hij nam ook van het zaad des lands, en legde 12941 Eze 17:5 | zaad des lands, en legde het in een zaadakker; hij nam 12942 Eze 17:5 | in een zaadakker; hij nam het, hij zette het bij vele 12943 Eze 17:5 | hij nam het, hij zette het bij vele wateren met grote 12944 Eze 17:6 | 6      En het sproot uit, en werd tot 12945 Eze 17:13 | Daartoe heeft hij van het koninklijk zaad genomen, 12946 Eze 17:14 | 14      Opdat het koninkrijk nederig zou zijn, 12947 Eze 17:14 | niet verheffende, en dat het, zijn verbond houdende, 12948 Eze 17:15 | dingen doet?      Ja, zal hij het verbond breken en ontkomen? 12949 Eze 17:16 | gebroken      heeft, bij hem in het midden van Babel zal sterven! ~ 12950 Eze 17:18 | den eed veracht, brekende het verbond, daar hij, ziet, 12951 Eze 17:21 | met al zijn benden door het zwaard vallen, en de overgeblevenen 12952 Eze 17:22 | dat Ik zetten zal; van het opperste zijner jonge takjes 12953 Eze 17:24 | Ik, de      HEERE, heb het gesproken, en zal het doen. ~  ~  ~  ~ ~ 12954 Eze 17:24 | heb het gesproken, en zal het doen. ~  ~  ~  ~ ~ 12955 Eze 18:2 | spreekwoord gebruikt van het land Israels, zeggende: 12956 Eze 18:3 | spreekt de Heere HEERE, zo het ulieden meer gebeuren zal, 12957 Eze 18:6 | opheft tot de drekgoden van het huis Israels; noch de huisvrouw 12958 Eze 18:12 | rooft veel roofs, geeft het pand niet weder, en heft 12959 Eze 18:15 | opheft tot de drekgoden van het huis Israels, de huisvrouw 12960 Eze 18:16 | En niemand verdrukt, het pand niet behoudt, en geen 12961 Eze 18:18 | heeft, dat niet goed was in het midden zijner volken; ziet 12962 Eze 18:23 | spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert 12963 Eze 18:27 | gerechtigheid, die zal zijn ziel in het leven behouden; ~ 12964 Eze 18:29 | 29      Evenwel zegt het huis Israels: De weg des 12965 Eze 19:2 | bracht haar welpen op in het midden der jonge leeuwen. ~ 12966 Eze 19:3 | een van haar welpen op; het werd een jonge leeuw, die 12967 Eze 19:7 | verwoestte hun steden; zodat het land en zijn volheid ontzet 12968 Eze 19:12 | afgebroken en zijn verdroogd; het vuur      heeft ze verteerd. ~ 12969 Eze 20:1 | 1      En het geschiedde in het zevende 12970 Eze 20:1 | En het geschiedde in het zevende jaar, in de vijfde 12971 Eze 20:5 | hief Ik Mijn hand op tot het zaad van het huis Jakobs, 12972 Eze 20:5 | hand op tot het zaad van het huis Jakobs, en maakte Mijzelven 12973 Eze 20:6 | van melk en honig, hetwelk het      sieraad is van alle 12974 Eze 20:8 | tegen hen te volbrengen in het midden van Egypteland. ~ 12975 Eze 20:9 | 9      Doch Ik deed het om Mijns Naams wil, opdat 12976 Eze 20:13 | 13      Maar het huis Israels werd wederspannig 12977 Eze 20:14 | 14      Maar Ik deed het om Mijns Naams wil, opdat 12978 Eze 20:15 | hen niet zou brengen in het land, dat Ik hun gegeven 12979 Eze 20:15 | van melk en honig, hetwelk het sieraad is van      alle 12980 Eze 20:22 | keerde Mijn hand af, en deed het om Mijns Naams wil, opdat 12981 Eze 20:26 | hun giften, omdat zij door het vuur deden doorgaan al wat 12982 Eze 20:27 | mensenkind, spreek tot het huis Israels, en zeg tot 12983 Eze 20:28 | 28      Als Ik hen in het land gebracht had, over 12984 Eze 20:30 | 30      Daarom zeg tot het huis Israels: Alzo zegt 12985 Eze 20:31 | 31      Ja, met het offeren uwer gaven, met 12986 Eze 20:31 | gaven, met uw kinderen door het vuur te doen doorgaan, zijt 12987 Eze 20:38 | uitzuiveren; Ik zal hen uit het land hunner vreemdelingschappen 12988 Eze 20:38 | uitvoeren, en zij zullen in het landschap      Israels niet 12989 Eze 20:40 | Heere HEERE, daar zal Mij het ganse huis Israels in het 12990 Eze 20:40 | het ganse huis Israels in het land dienen, zij allen; 12991 Eze 20:42 | de HEERE ben, als Ik u in het landschap Israels gebracht 12992 Eze 20:42 | gebracht zal hebben, in het land, waarover Ik Mijn hand 12993 Eze 20:46 | aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup tegen het 12994 Eze 20:46 | het zuiden, en drup tegen het zuiden; en profeteer tegen 12995 Eze 20:46 | zuiden; en profeteer tegen het woud van het veld in het 12996 Eze 20:46 | profeteer tegen het woud van het veld in het zuiden. ~ 12997 Eze 20:46 | het woud van het veld in het zuiden. ~ 12998 Eze 20:47 | 47      En zeg tot het zuiderwoud: Hoor des HEEREN 12999 Eze 20:47 | worden alle aangezichten van het zuiden tot het noorden toe. ~ 13000 Eze 20:47 | aangezichten van het zuiden tot het noorden toe. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License