1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165
Book Chapter: Verse
12501 Jer 50:28 | gevluchten en ontkomenen uit het land van Babel, om in Sion
12502 Jer 50:34 | zekerlijk twisten, opdat Hij het land in rust brenge, maar
12503 Jer 50:35 | 35 Het zwaard zal zijn over de
12504 Jer 50:36 | 36 Het zwaard zal zijn over de
12505 Jer 50:36 | leugenaars, dat zij zot worden; het zwaard zal zijn over haar
12506 Jer 50:37 | 37 Het zwaard zal zijn over zijn
12507 Jer 50:37 | gansen gemengden hoop, die in het midden van hen is, dat zij
12508 Jer 50:37 | dat zij tot wijven worden; het zwaard zal zijn over
12509 Jer 50:38 | dat zij uitdrogen; want het is een land van gesneden
12510 Jer 50:41 | daar komt een volk uit het noorden; en een grote natie,
12511 Jer 50:42 | paarden zullen zij rijden; het is toegerust als een man
12512 Jer 50:45 | die Hij gedacht heeft over het land der Chaldeen: Zo de
12513 Jer 50:46 | is bevende geworden van het geluid der inneming van
12514 Jer 50:46 | der inneming van Babel, en het gekrijt is gehoord onder
12515 Jer 51:1 | degenen, die daar wonen in het hart van degenen, die tegen
12516 Jer 51:4 | de verslagenen liggen in het land der Chaldeen, en de
12517 Jer 51:6 | 6 Vliedt uit het midden van Babel, en redt,
12518 Jer 51:10 | komt en laat ons te Sion het werk des HEEREN, onzes Gods,
12519 Jer 51:16 | de dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt
12520 Jer 51:17 | goudsmid is beschaamd van het gesneden beeld; want zijn
12521 Jer 51:21 | zal Ik in stukken slaan het paard en zijn ruiter; en
12522 Jer 51:27 | Verheft de banier in het land, blaast de bazuin onder
12523 Jer 51:28 | en al haar overheden, ja, het ganse land harer heerschappij. ~
12524 Jer 51:29 | 29 Dan zal het land beven en pijn lijden;
12525 Jer 51:31 | maken, dat zijn stad van het einde is ingenomen; ~
12526 Jer 51:33 | Babel is als een dorsvloer, het is tijd, dat men ze trede;
12527 Jer 51:35 | 35 Het geweld, dat mij en mijn
12528 Jer 51:45 | Gaat uit, Mijn volk, uit het midden van haar, en redt
12529 Jer 51:46 | worde, en gij vreest van het gerucht, dat gehoord zal
12530 Jer 51:46 | dat gehoord zal worden in het land; want er zal een gerucht
12531 Jer 51:46 | zal een gerucht komen in het ene jaar, en daarna een
12532 Jer 51:46 | daarna een gerucht in het andere jaar; en er zal geweld
12533 Jer 51:46 | en er zal geweld zijn in het land, heer over heer. ~
12534 Jer 51:47 | haar verslagenen zullen in het midden van haar liggen. ~
12535 Jer 51:48 | juichen over Babel; want van het noorden zullen haar de verstoorders
12536 Jer 51:50 | Gij ontkomenen van het zwaard, gaat weg, en blijft
12537 Jer 51:54 | en een grote breuk uit het land der Chaldeen. ~
12538 Jer 51:55 | bruisen als grote wateren; het geruis van hunlieder geluid
12539 Jer 51:59 | 59 Het woord, dat de profeet Jeremia
12540 Jer 51:59 | Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar zijner
12541 Jer 51:60 | Jeremia nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen
12542 Jer 51:62 | zij, van den mens tot op het beest, maar dat zij worden
12543 Jer 51:63 | 63 En het zal geschieden, als gij
12544 Jer 51:63 | daaraan binden, en werpen het in het midden van den Frath; ~
12545 Jer 51:63 | binden, en werpen het in het midden van den Frath; ~
12546 Jer 51:64 | niet weder opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar
12547 Jer 52:3 | 3 Want het geschiedde, om den toorn
12548 Jer 52:4 | 4 En het geschiedde in het negende
12549 Jer 52:4 | En het geschiedde in het negende jaar zijner regering,
12550 Jer 52:5 | stad in belegering, tot in het elfde jaar van den koning
12551 Jer 52:6 | in de stad sterk werd, en het volk des lands geen brood
12552 Jer 52:8 | 8 Doch het heir der Chaldeen jaagde
12553 Jer 52:9 | van Babel naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak
12554 Jer 52:11 | Babel, en stelde hem in het gevangenhuis, tot den
12555 Jer 52:12 | der maand (dit jaar was het negentiende jaar van den
12556 Jer 52:12 | trawanten, die voor het aangezicht des konings van
12557 Jer 52:13 | 13 Zo verbrandde hij het huis des HEEREN en het huis
12558 Jer 52:13 | hij het huis des HEEREN en het huis des konings; mitsgaders
12559 Jer 52:14 | 14 En het ganse heir der Chaldeen,
12560 Jer 52:15 | armsten nu des volks en het overige des volks, die in
12561 Jer 52:15 | Babel gevallen waren, en het overige der menigte,
12562 Jer 52:17 | koperen pilaren, die in het huis des HEEREN waren, en
12563 Jer 52:17 | en de koperen zee, die in het huis des HEEREN was; en
12564 Jer 52:17 | HEEREN was; en zij voerden al het koper daarvan naar
12565 Jer 52:20 | die de koning Salomo voor het huis des HEEREN gemaakt
12566 Jer 52:20 | des HEEREN gemaakt had; het koper daarvan, te weten
12567 Jer 52:22 | 22 En het kapiteel daarop was koper,
12568 Jer 52:22 | net, en granaatappelen op het kapiteel rondom, alles koper;
12569 Jer 52:23 | granaatappelen waren honderd, over het net rondom. ~
12570 Jer 52:25 | schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog
12571 Jer 52:25 | opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die in het
12572 Jer 52:25 | het volk des lands, die in het midden der stad gevonden
12573 Jer 52:27 | doodde hen te Ribla, in het land van Hamath. Alzo werd
12574 Jer 52:28 | 28 Dit is het volk, dat Nebukadrezar gevankelijk
12575 Jer 52:28 | gevankelijk heeft weggevoerd; in het zevende jaar, drie duizend
12576 Jer 52:29 | 29 In het achttiende jaar van Nebukadrezar,
12577 Jer 52:30 | 30 In het drie en twintigste jaar
12578 Jer 52:31 | 31 Het geschiedde daarna, in het
12579 Jer 52:31 | Het geschiedde daarna, in het zeven en dertigste jaar
12580 Jer 52:31 | de koning van Babel, in het eerste jaar zijns koninkrijks,
12581 Jer 52:31 | jaar zijns koninkrijks, het hoofd van Jojachin, den
12582 Jer 52:31 | Juda, verhief, en hem uit het gevangenhuis uitbracht. ~
12583 Klaa 1:4 | treuren, omdat niemand op het feest komt; al haar poorten
12584 Klaa 1:5 | henen in de gevangenis voor het aangezicht des tegenpartijders. ~
12585 Klaa 1:6 | gaan krachteloos henen voor het aangezicht des vervolgers. ~
12586 Klaa 1:12 | 12 Lamed. Gaat het ulieden niet aan, gij allen,
12587 Klaa 1:12 | die over weg gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart
12588 Klaa 1:14 | 14 Nun. Het juk mijner overtredingen
12589 Klaa 1:15 | heeft al mijn sterken in het midden van mij vertreden;
12590 Klaa 1:20 | heeft zich omgekeerd in het binnenste van mij, want
12591 Klaa 1:20 | van buiten heeft mij het zwaard van kinderen beroofd,
12592 Klaa 1:21 | zij zijn vrolijk, dat Gij het gedaan hebt; als Gij den
12593 Klaa 1:24 | de aarde raken; Hij heeft het koninkrijk en deszelfs vorsten
12594 Klaa 1:27 | de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd. ~
12595 Klaa 1:29 | overgegeven; zij hebben in het huis des HEEREN een
12596 Klaa 1:30 | dochter Sions; Hij heeft het richtsnoer daarover getogen,
12597 Klaa 1:33 | dochter mijns volks; omdat het kind en de zuigeling
12598 Klaa 1:41 | maak geschrei des nachts in het begin der nachtwaken, stort
12599 Klaa 1:41 | stort uw hart uit voor het aangezicht des Heeren als
12600 Klaa 1:42 | profeet en de priester in het heiligdom des Heeren gedood
12601 Klaa 1:43 | mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt
12602 Klaa 1:46 | de duisternis, en niet in het licht. ~
12603 Klaa 1:61 | vrede verstoten, ik heb het goede vergeten. ~
12604 Klaa 1:66 | 22 Cheth. Het zijn de goedertierenheden
12605 Klaa 1:70 | 26 Teth. Het is goed, dat men hope, en
12606 Klaa 1:70 | men hope, en stille zij op het heil des HEEREN. ~
12607 Klaa 1:71 | 27 Teth. Het is goed voor een man, dat
12608 Klaa 1:71 | goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt. ~
12609 Klaa 1:72 | en zwijge stil, omdat Hij het hem opgelegd heeft. ~
12610 Klaa 1:73 | Hij steke zijn mond in het stof, zeggende: Misschien
12611 Klaa 1:79 | 35 Lamed. Dat men het recht eens mans buigt voor
12612 Klaa 1:79 | recht eens mans buigt voor het aangezicht des Allerhoogsten; ~
12613 Klaa 1:80 | verongelijkt in zijn twistzaak; zou het de Heere niet zien? ~
12614 Klaa 1:81 | wat, hetwelk geschiedt, zo het de Heere niet beveelt? ~
12615 Klaa 1:82 | den mond des Allerhoogsten het kwade en het goede? ~
12616 Klaa 1:82 | Allerhoogsten het kwade en het goede? ~
12617 Klaa 1:89 | en wegwerpsel gesteld, in het midden der volken. ~
12618 Klaa 1:94 | 50 Ain. Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe,
12619 Klaa 1:94 | den hemel aanschouwe, en het zie. ~
12620 Klaa 1:108| weder die vergelding, naar het werk hunner handen. ~
12621 Klaa 1:111| 1 Aleph. Hoe is het goud zo verdonkerd, het
12622 Klaa 1:111| het goud zo verdonkerd, het goede fijne goud zo veranderd!
12623 Klaa 1:112| gerekend aan de aarden flessen, het werk van de handen eens
12624 Klaa 1:114| Daleth. De tong van het zoogkind kleeft aan zijn
12625 Klaa 1:114| brood, er is niemand, die het hun mededeelt. ~
12626 Klaa 1:119| Teth. De verslagenen van het zwaard zijn gelukkiger dan
12627 Klaa 1:122| koningen der aarde zouden het niet geloofd hebben, noch
12628 Klaa 1:123| 13 Mem. Het is vanwege de zonden harer
12629 Klaa 1:123| harer priesteren, die in het midden van haar het bloed
12630 Klaa 1:123| die in het midden van haar het bloed der rechtvaardigen
12631 Klaa 1:126| meer aanzien; zij hebben het aangezicht der priesteren
12632 Klaa 1:131| gij dochter Edoms, die in het land Uz woont! doch de beker
12633 Klaa 2:1 | ons geschied is, aanschouw het, en zie onzen smaad aan. ~
12634 Klaa 2:9 | onzes levens halen, vanwege het zwaard der woestijn. ~
12635 Klaa 2:13 | jongens struikelen onder het hout. ~
12636 Eze 1:1 | 1 In het dertigste jaar, in de vierde
12637 Eze 1:1 | derzelve maand, als ik in het midden der weggevoerden
12638 Eze 1:1 | rivier Chebar, zo geschiedde het, dat de hemelen werden
12639 Eze 1:2 | derzelve maand (dit was het vijfde jaar van de wegvoering
12640 Eze 1:3 | 3 Geschiedde het woord des HEEREN uitdrukkelijk
12641 Eze 1:3 | van Buzi, den priester, in het land der Chaldeen, bij de
12642 Eze 1:4 | een stormwind kwam van het noorden af, een grote wolk,
12643 Eze 1:4 | rondom die wolk; en uit het midden daarvan was
12644 Eze 1:4 | de verf van Hasmal, uit het midden des vuurs. ~
12645 Eze 1:5 | 5 En uit het midden daarvan kwam de gelijkenis
12646 Eze 1:10 | nu van hun aangezicht was het aangezicht eens mensen,
12647 Eze 1:10 | aangezicht eens mensen, en het aangezicht eens leeuws hadden
12648 Eze 1:13 | steeds tussen die dieren; en het vuur had een glans,
12649 Eze 1:13 | had een glans, en uit het vuur kwam een bliksem voort. ~
12650 Eze 1:16 | gedaante, en hun maaksel, alsof het ware een rad in het
12651 Eze 1:16 | het ware een rad in het midden van een rad. ~
12652 Eze 1:22 | uitspansels, gelijk de verf van het vreselijke kristal, van
12653 Eze 1:24 | geruis hunner vleugelen, als het geruis van vele wateren,
12654 Eze 1:24 | de stem eens geroeps, als het gedreun eens heirlegers;
12655 Eze 1:25 | geschiedde een stem van boven het uitspansel, hetwelk boven
12656 Eze 1:26 | 26 En boven het uitspansel, hetwelk was
12657 Eze 1:28 | des HEEREN; en als ik het zag, viel ik op mijn aangezicht,
12658 Eze 2:5 | En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij
12659 Eze 2:5 | zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want zij zijn
12660 Eze 2:5 | weten, dat een profeet in het midden van hen geweest is. ~
12661 Eze 2:7 | zullen, of hetzij dat zij het laten zullen; want zij zijn
12662 Eze 3:1 | deze rol, en ga, spreek tot het huis Israels. ~
12663 Eze 3:3 | Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn mond als honig,
12664 Eze 3:4 | Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israels, en spreek
12665 Eze 3:5 | zwaar van tong, maar tot het huis Israels; ~
12666 Eze 3:7 | 7 Maar het huis Israels wil naar u
12667 Eze 3:7 | niet willen horen; want het ganse huis Israels is stijf
12668 Eze 3:11 | zullen, of hetzij dat zij het laten zullen. ~
12669 Eze 3:13 | 13 En ik hoorde het geluid van der dieren vleugelen,
12670 Eze 3:13 | een den ander raakten, en het geluid der raderen tegenover
12671 Eze 3:13 | raderen tegenover hen; en het geluid ener grote ruising. ~
12672 Eze 3:15 | ik bleef daar verbaasd in het midden van hen zeven dagen. ~
12673 Eze 3:16 | 16 Het gebeurde nu ten einde van
12674 Eze 3:16 | einde van zeven dagen, dat het woord des HEEREN tot mij
12675 Eze 3:17 | een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij
12676 Eze 3:17 | huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen,
12677 Eze 3:18 | waarschuwen, opdat gij hem in het leven behoudt; die goddeloze
12678 Eze 3:25 | zult gij niet uitgaan in het midden van hen. ~
12679 Eze 3:27 | hoort, die hore, en wie het laat, die late het; want
12680 Eze 3:27 | en wie het laat, die late het; want zij zijn een
12681 Eze 4:4 | daarop de ongerechtigheid van het huis Israels, naar het getal
12682 Eze 4:4 | van het huis Israels, naar het getal der dagen, dat gij
12683 Eze 4:5 | hunner ongerechtigheid, naar het getal der dagen, driehonderd
12684 Eze 4:5 | gij de ongerechtigheid van het huis Israels dragen zult. ~
12685 Eze 4:6 | zult de ongerechtigheid van het huis van Juda dragen veertig
12686 Eze 4:9 | maak die u tot brood; naar het getal der dagen, die gij
12687 Eze 4:11 | naar zekere maat drinken, het zesde deel van een hin;
12688 Eze 4:11 | van tijd tot tijd zult gij het drinken. ~
12689 Eze 4:16 | Jeruzalem, en zij zullen het brood met gewicht en met
12690 Eze 4:16 | gewicht en met kommer eten, en het water met zekere maat
12691 Eze 5:2 | Een derde deel zult gij in het midden der stad met vuur
12692 Eze 5:2 | wind strooien; want Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ~
12693 Eze 5:4 | nemen, en die werpen in het midden des vuurs, en zult
12694 Eze 5:4 | voortkomen een vuur tegen het gehele huis van Israel. ~
12695 Eze 5:5 | is Jeruzalem, welke Ik in het midden der heidenen gezet
12696 Eze 5:8 | want Ik zal gerichten in het midden van u oefenen, voor
12697 Eze 5:10 | vaders de kinderen eten in het midden van u, en de kinderen
12698 Eze 5:12 | sterven, en zal door honger in het midden van u te niet worden;
12699 Eze 5:12 | en een derde deel zal in het zwaard vallen rondom u;
12700 Eze 5:12 | winden verstrooien, en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ~
12701 Eze 5:15 | oefenen zal; Ik, de HEERE, heb het gesproken! ~
12702 Eze 5:17 | bloed onder u omgaan; en het zwaard zal Ik over u brengen;
12703 Eze 5:17 | Ik, de HEERE, heb het gesproken! ~ ~
12704 Eze 6:1 | 1 En het woord des HEEREN geschiedde
12705 Eze 6:3 | Gij bergen Israels, hoort het woord des Heeren HEEREN!
12706 Eze 6:3 | Ik, Ik breng over u het zwaard, en Ik zal uw hoogten
12707 Eze 6:4 | verslagenen nedervellen voor het aangezicht uwer drekgoden. ~
12708 Eze 6:5 | der kinderen Israels voor het aangezicht hunner drekgoden
12709 Eze 6:7 | de verslagenen zullen in het midden van u liggen, opdat
12710 Eze 6:8 | enigen zult hebben, die het zwaard ontkomen onder de
12711 Eze 6:11 | gruwelen der boosheden van het huis Israels; want zij zullen
12712 Eze 6:11 | Israels; want zij zullen door het zwaard, door den honger
12713 Eze 6:12 | en die nabij is, zal door het zwaard vallen; maar die
12714 Eze 6:13 | als hun verslagenen in het midden hunner drekgoden
12715 Eze 6:14 | hen uitstrekken, en zal het land woest maken, ja, woester
12716 Eze 7:1 | 1 Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij,
12717 Eze 7:2 | zegt de Heere HEERE, van het land Israels: Het einde
12718 Eze 7:2 | HEERE, van het land Israels: Het einde is er, het einde is
12719 Eze 7:2 | Israels: Het einde is er, het einde is gekomen over de
12720 Eze 7:3 | 3 Nu is het einde over u; want Ik zal
12721 Eze 7:4 | en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn, en gijlieden
12722 Eze 7:6 | gekomen, dat einde is gekomen, het is opgewaakt tegen u; ziet,
12723 Eze 7:6 | opgewaakt tegen u; ziet, het kwaad is gekomen! ~
12724 Eze 7:9 | en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn; en gijlieden
12725 Eze 7:11 | 11 Het geweld is opgerezen tot
12726 Eze 7:12 | over de gehele menigte van het land. ~
12727 Eze 7:13 | Want de verkoper zal tot het verkochte niet wederkeren,
12728 Eze 7:13 | levenden ware; overmits het gezicht, aangaande de gehele
12729 Eze 7:13 | aangaande de gehele menigte van het land, niet zal terugkeren;
12730 Eze 7:14 | over de gehele menigte van het land. ~
12731 Eze 7:15 | 15 Het zwaard is buiten, en de
12732 Eze 7:15 | honger van binnen; die op het veld is, zal door het zwaard
12733 Eze 7:15 | op het veld is, zal door het zwaard sterven, en die in
12734 Eze 7:19 | zullen zij niet vullen; want het zal de aanstoot hunner ongerechtigheid
12735 Eze 7:21 | 21 En Ik zal het in de hand der vreemden
12736 Eze 7:21 | ten buit, en zij zullen het ontheiligen. ~
12737 Eze 7:23 | Maak een keten; want het land is vol van bloedgerichten,
12738 Eze 7:26 | gerucht wezen; dan zullen zij het gezicht van een profeet
12739 Eze 7:27 | bekleed zijn, en de handen van het volk des lands zullen beroerd
12740 Eze 8:1 | 1 Het geschiedde nu in het zesde
12741 Eze 8:1 | Het geschiedde nu in het zesde jaar, in de zesde
12742 Eze 8:3 | hand uit, en nam mij bij het haar mijns hoofds; en de
12743 Eze 8:3 | tot de deur der poort van het binnenste voorhof, dewelke
12744 Eze 8:3 | voorhof, dewelke ziet naar het noorden, alwaar de zitplaats
12745 Eze 8:5 | ogen op naar den weg van het noorden; en ik hief mijn
12746 Eze 8:5 | ogen op naar den weg van het noorden, en ziet, tegen
12747 Eze 8:5 | noorden, en ziet, tegen het noorden aan de poort
12748 Eze 8:5 | noorden aan de poort van het altaar was dit beeld der
12749 Eze 8:6 | de grote gruwelen, die het huis Israels hier doet,
12750 Eze 8:7 | Hij mij tot de deur van het voorhof. Toen zag ik, en
12751 Eze 8:10 | en van alle drekgoden van het huis Israels, geheel rondom
12752 Eze 8:11 | mannen uit de oudsten van het huis Israels, met Jaazanja,
12753 Eze 8:11 | zoon van Safan, staande in het midden van hen, stonden
12754 Eze 8:12 | mensenkind, wat de oudsten van het huis Israels doen in de
12755 Eze 8:12 | ons niet, de HEERE heeft het land verlaten. ~
12756 Eze 8:14 | tot de deur der poort van het huis des HEEREN, die naar
12757 Eze 8:14 | huis des HEEREN, die naar het noorden is, en ziet, daar
12758 Eze 8:16 | En Hij bracht mij tot het binnenste voorhof van het
12759 Eze 8:16 | het binnenste voorhof van het huis des HEEREN; en ziet,
12760 Eze 8:16 | tempel des HEEREN, tussen het voorhuis en tussen het altaar,
12761 Eze 8:16 | tussen het voorhuis en tussen het altaar, waren omtrent
12762 Eze 8:16 | en hun aangezichten naar het oosten, en deze bogen zich
12763 Eze 8:16 | deze bogen zich neder naar het oosten voor de zon. ~
12764 Eze 8:17 | iets lichter geacht bij het huis van Juda, dan deze
12765 Eze 8:17 | die zij hier doen? Als zij het land met geweld vervuld
12766 Eze 9:2 | poort, die gekeerd is naar het noorden, en elkeen met zijn
12767 Eze 9:2 | zijn hand; en een man in het midden van hen was
12768 Eze 9:2 | kwamen in, en stonden bij het koperen altaar. ~
12769 Eze 9:3 | was, tot den dorpel van het huis; en Hij riep tot den
12770 Eze 9:4 | zeide tot hem: Ga door, door het midden der stad, door het
12771 Eze 9:4 | het midden der stad, door het midden van Jeruzalem, en
12772 Eze 9:4 | al deze gruwelen, die in het midden derzelve gedaan worden. ~
12773 Eze 9:6 | aan niemand, op denwelken het teken is, en begint van
12774 Eze 9:6 | de oude mannen, die voor het huis waren. ~
12775 Eze 9:7 | zeide tot hen: Verontreinigt het huis, en vervult de voorhoven
12776 Eze 9:8 | 8 Het geschiedde nu, als zij hen
12777 Eze 9:8 | Heere HEERE, zult Gij al het overblijfsel van Israel
12778 Eze 9:9 | De ongerechtigheid van het huis van Israel en van Juda
12779 Eze 9:9 | Juda is gans zeer groot, en het land is met bloed vervuld,
12780 Eze 9:9 | zeggen: De HEERE heeft het land verlaten, en de HEERE
12781 Eze 10:1 | Daarna zag ik, en ziet, boven het uitspansel, hetwelk was
12782 Eze 10:1 | uitspansel, hetwelk was over het hoofd der cherubs, was als
12783 Eze 10:3 | stonden ter rechterzijde van het huis, als die man inging;
12784 Eze 10:3 | inging; en een wolk vervulde het binnenste voorhof. ~
12785 Eze 10:4 | cherub, op den dorpel van het huis; en het huis werd vervuld
12786 Eze 10:4 | dorpel van het huis; en het huis werd vervuld met een
12787 Eze 10:4 | vervuld met een wolk, en het voorhof was vol van den
12788 Eze 10:5 | 5 En het geruis van de vleugelen
12789 Eze 10:5 | cherubs werd gehoord tot het uiterste voorhof, als de
12790 Eze 10:6 | 6 Het geschiedde nu, als Hij den
12791 Eze 10:7 | van tussen de cherubs tot het vuur, hetwelk was tussen
12792 Eze 10:7 | en nam daarvan, en gaf het in de vuisten desgenen,
12793 Eze 10:7 | bekleed was; die nam het, en ging uit. ~
12794 Eze 10:10 | enerlei gelijkenis, gelijk of het ware geweest een rad in
12795 Eze 10:10 | ware geweest een rad in het midden van een rad. ~
12796 Eze 10:11 | maar de plaats, waarheen het hoofd zag, die volgden zij
12797 Eze 10:14 | elkeen had vier aangezichten; het eerste aangezicht was het
12798 Eze 10:14 | het eerste aangezicht was het aangezicht eens cherubs,
12799 Eze 10:14 | aangezicht eens cherubs, en het tweede aangezicht was het
12800 Eze 10:14 | het tweede aangezicht was het aangezicht eens mensen,
12801 Eze 10:14 | aangezicht eens mensen, en het derde het aangezicht
12802 Eze 10:14 | eens mensen, en het derde het aangezicht eens leeuws,
12803 Eze 10:14 | aangezicht eens leeuws, en het vierde het aangezicht eens
12804 Eze 10:14 | eens leeuws, en het vierde het aangezicht eens arends. ~
12805 Eze 10:19 | deur der Oostpoort van het huis des HEEREN; en de heerlijkheid
12806 Eze 10:20 | 20 Dit is het dier, dat ik zag onder den
12807 Eze 10:20 | Chebar; en ik bemerkte, dat het cherubs waren. ~
12808 Eze 10:22 | gelijkenis van hun aangezichten, het waren dezelfde aangezichten,
12809 Eze 11:1 | mij tot de Oostpoort van het huis des HEEREN, dewelke
12810 Eze 11:1 | twintig mannen, en in het midden van hen zag ik Jaazanja,
12811 Eze 11:3 | stad zou de pot, en wij het vlees zijn. ~
12812 Eze 11:7 | verslagenen, die gij in het midden derzelve nedergelegd
12813 Eze 11:7 | maar ulieden zal Ik uit het midden derzelve doen
12814 Eze 11:8 | 8 Gijlieden hebt het zwaard gevreesd; en het
12815 Eze 11:8 | het zwaard gevreesd; en het zwaard zal Ik over u brengen,
12816 Eze 11:9 | Ook zal Ik ulieden uit het midden derzelve doen uitgaan,
12817 Eze 11:10 | 10 Gij zult door het zwaard vallen; in de landpale
12818 Eze 11:11 | pot zijn, en gij zult in het midden derzelve niet tot
12819 Eze 11:13 | 13 Het geschiedde nu, als ik profeteerde,
12820 Eze 11:13 | een voleinding maken met het overblijfsel van Israel? ~
12821 Eze 11:14 | 14 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot mij,
12822 Eze 11:15 | 15 Mensenkind, het zijn uw broederen, uw broederen,
12823 Eze 11:15 | mannen uwer maagschap, en het ganse huis Israels, ja,
12824 Eze 11:17 | verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israels geven. ~
12825 Eze 11:19 | zal een nieuwen geest in het binnenste van u geven; en
12826 Eze 11:19 | binnenste van u geven; en Ik zal het stenen hart uit hun vlees
12827 Eze 11:21 | 21 Maar welker hart het hart hunner verfoeiselen
12828 Eze 11:23 | heerlijkheid des HEEREN rees op van het midden der stad, en stond
12829 Eze 11:23 | stond op den berg, die tegen het oosten der stad is. ~
12830 Eze 11:24 | gevankelijk weggevoerden; en het gezicht, dat ik gezien had,
12831 Eze 12:2 | Mensenkind! gij woont in het midden van een wederspannig
12832 Eze 12:3 | misschien zullen zij het merken, hoewel zij een wederspannig
12833 Eze 12:4 | hun ogen uitbrengen, als het gereedschap dergenen, die
12834 Eze 12:6 | Voor hun ogen zult gij het op de schouders dragen,
12835 Eze 12:6 | dragen, in donker zult gij het uitbrengen; uw aangezicht
12836 Eze 12:6 | zult gij bedekken, dat gij het land niet ziet; want Ik
12837 Eze 12:7 | gereedschap uit bij dag, als het gereedschap dergenen, die
12838 Eze 12:7 | met de hand; ik bracht het uit in donker, en ik droeg
12839 Eze 12:7 | uit in donker, en ik droeg het op den schouder voor hun
12840 Eze 12:8 | En des morgens geschiedde het woord des HEEREN tot mij,
12841 Eze 12:9 | Mensenkind, heeft niet het huis Israels, het wederspannig
12842 Eze 12:9 | heeft niet het huis Israels, het wederspannig huis, tot u
12843 Eze 12:10 | den vorst te Jeruzalem, en het ganse huis Israels, dat
12844 Eze 12:10 | ganse huis Israels, dat in het midden van hen is. ~
12845 Eze 12:12 | En de vorst, die in het midden van hen is, zal het
12846 Eze 12:12 | het midden van hen is, zal het gereedschap op den schouder
12847 Eze 12:12 | bedekken, opdat hij met het oog de aarde niet zie. ~
12848 Eze 12:13 | hem brengen in Babylonie, het land der Chaldeen; ook zal
12849 Eze 12:14 | winden verstrooien; en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ~
12850 Eze 12:16 | lieden doen overblijven van het zwaard, van den honger en
12851 Eze 12:17 | 17 Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij,
12852 Eze 12:19 | 19 En gij zult tot het volk des lands zeggen: Alzo
12853 Eze 12:19 | inwoners van Jeruzalem, in het land Israels: Zij zullen
12854 Eze 12:19 | van zijn volheid, vanwege het geweld van al degenen, die
12855 Eze 12:20 | zullen woest worden, en het land zal een wildernis zijn;
12856 Eze 12:21 | Wederom geschiedde het woord des HEEREN tot mij,
12857 Eze 12:22 | spreekwoord, dat gijlieden hebt in het land Israels, zeggende:
12858 Eze 12:22 | zullen verlengd worden, en al het gezicht zal vergaan? ~
12859 Eze 12:23 | spreekwoord doen ophouden, dat zij het niet meer ten spreekwoord
12860 Eze 12:23 | dagen zijn nabij gekomen, en het woord van ieder gezicht. ~
12861 Eze 12:24 | vleiende waarzegging, in het midden van het huis Israels. ~
12862 Eze 12:24 | waarzegging, in het midden van het huis Israels. ~
12863 Eze 12:25 | de HEERE, Ik zal spreken; het woord, de tijd zal niet
12864 Eze 12:26 | 26 Verder geschiedde het woord des HEEREN tot mij,
12865 Eze 12:27 | Mensenkind, zie, die van het huis Israels zeggen: Het
12866 Eze 12:27 | het huis Israels zeggen: Het gezicht dat hij ziet, is
12867 Eze 12:28 | meer uitgesteld worden; het woord, hetwelk Ik gesproken
12868 Eze 13:5 | den muur toegemuurd voor het huis Israels, om in den
12869 Eze 13:6 | heeft; en zij geven hope van het woord te zullen bevestigen. ~
12870 Eze 13:9 | Mijns volks niet zijn, en in het schrift van het huis Israels
12871 Eze 13:9 | zijn, en in het schrift van het huis Israels niet geschreven
12872 Eze 13:9 | geschreven worden, en in het land Israels niet komen;
12873 Eze 13:14 | vallen, en gij zult in het midden van haar omkomen;
12874 Eze 13:18 | maken hoofddeksels voor het hoofd van alle statuur,
12875 Eze 13:18 | zult gij u de zielen in het leven behouden? ~
12876 Eze 13:19 | sterven, en om zielen in het leven te behouden, die
12877 Eze 13:22 | 22 Omdat gijlieden het hart des rechtvaardigen
12878 Eze 13:22 | afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield; ~
12879 Eze 14:4 | HEERE: Een ieder man uit het huis Israels, die de drekgoden
12880 Eze 14:5 | 5 Opdat Ik het huis Israels in hun hart
12881 Eze 14:6 | 6 Daarom zeg tot het huis Israels: Alzo zegt
12882 Eze 14:7 | Want ieder man uit het huis Israels, en uit den
12883 Eze 14:8 | en zal hem uitroeien uit het midden Mijns volks; en gijlieden
12884 Eze 14:9 | zal hem verdelgen uit het midden van Mijn volk Israel. ~
12885 Eze 14:11 | 11 Opdat het huis Israels niet meer van
12886 Eze 14:14 | Noach, Daniel en Job, in het midden deszelven waren,
12887 Eze 14:15 | 15 Zo Ik het boos gedierte make door
12888 Eze 14:15 | boos gedierte make door het land door te gaan, hetwelk
12889 Eze 14:15 | van kinderen berove, zodat het woest worde, dat er niemand
12890 Eze 14:15 | niemand doorga, vanwege het gedierte; ~
12891 Eze 14:16 | Die drie mannen in het midden deszelven zijnde,
12892 Eze 14:16 | bevrijd worden, maar het land zou woest worden. ~
12893 Eze 14:17 | 17 Of als Ik het zwaard brenge over datzelve
12894 Eze 14:18 | Ofschoon die drie mannen in het midden deszelven waren,
12895 Eze 14:20 | Noach, Daniel en Job in het midden deszelven waren,
12896 Eze 14:21 | mijn vier boze gerichten, het zwaard, en den honger, en
12897 Eze 14:21 | zwaard, en den honger, en het boze gedierte, en de pestilentie
12898 Eze 14:22 | zult vertroost worden over het kwaad, dat Ik over Jeruzalem
12899 Eze 15:2 | 2 Mensenkind, wat is het hout des wijnstoks meer
12900 Eze 15:2 | wijnrank meer dan dat onder het hout eens wouds is? ~
12901 Eze 15:4 | 4 Ziet, het wordt aan het vuur overgegeven,
12902 Eze 15:4 | 4 Ziet, het wordt aan het vuur overgegeven, opdat
12903 Eze 15:4 | vuur overgegeven, opdat het verteerd worde; het vuur
12904 Eze 15:4 | opdat het verteerd worde; het vuur verteert beide zijn
12905 Eze 15:4 | middelste wordt verbrand; zou het deugen tot een stuk werks? ~
12906 Eze 15:5 | 5 Ziet, toen het geheel was, werd het tot
12907 Eze 15:5 | toen het geheel was, werd het tot geen stuk werks gemaakt;
12908 Eze 15:5 | gemaakt; hoeveel te min als het vuur dat verteerd heeft,
12909 Eze 15:5 | dat verteerd heeft, zodat het verbrand is, zal het dan
12910 Eze 15:5 | zodat het verbrand is, zal het dan nog tot een stuk werks
12911 Eze 15:6 | Heere HEERE: Gelijk als het hout des wijnstoks is onder
12912 Eze 15:6 | hout des wijnstoks is onder het hout des wouds, hetwelk
12913 Eze 15:6 | des wouds, hetwelk Ik aan het vuur overgeef, opdat het
12914 Eze 15:6 | het vuur overgeef, opdat het verteerd worde, alzo zal
12915 Eze 15:7 | hen zetten; als zij van het ene vuur uitgaan, zal het
12916 Eze 15:7 | het ene vuur uitgaan, zal het andere vuur hen verteren;
12917 Eze 15:8 | 8 En Ik zal het land woest maken, omdat
12918 Eze 16:3 | en uw geboorten zijn uit het land der Kanaanieten; uw
12919 Eze 16:5 | zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de
12920 Eze 16:7 | u tot tien duizend, als het gewas des velds, gemaakt;
12921 Eze 16:19 | liefelijken reuk; zo is het geschied, spreekt de
12922 Eze 16:20 | geofferd om te verteren; is het wat kleins van uw hoererijen, ~
12923 Eze 16:21 | gij dezelve voor hen door het vuur hebt doen gaan? ~
12924 Eze 16:23 | 23 Het is ook geschied na al uw
12925 Eze 16:29 | hoererij vermenigvuldigd in het land van Kanaan tot in Chaldea;
12926 Eze 16:30 | deze dingen doet, zijnde het werk van een heersende hoerachtige
12927 Eze 16:31 | uw verwelfsel bouwt aan het hoofd van iederen weg, en
12928 Eze 16:31 | zijt geweest als een hoer, het hoerenloon beschimpende. ~
12929 Eze 16:34 | geschiedt met u in uw hoererijen het tegendeel van de vrouwen,
12930 Eze 16:34 | gij hoerenloon geeft, en het hoerenloon u niet gegeven
12931 Eze 16:36 | drekgoden uwer gruwelen, en na het bloed uwer kinderen,
12932 Eze 16:38 | en Ik zal u overgeven aan het bloed der grimmigheid en
12933 Eze 16:47 | naar haar gruwelen gedaan; het was wat gerings, een verdriet;
12934 Eze 16:47 | verdriet; maar gij hebt het meer verdorven dan zij,
12935 Eze 16:50 | deed Ik ze weg, nadat Ik het gezien had. ~
12936 Eze 16:53 | gevangenen uwer gevangenis in het midden van haar. ~
12937 Eze 16:59 | eed veracht hebt, brekende het verbond. ~
12938 Eze 16:63 | 63 Opdat gij het gedachtig zijt, en u schaamt,
12939 Eze 17:2 | gebruik een gelijkenis tot het huis Israels, ~
12940 Eze 17:5 | 5 Hij nam ook van het zaad des lands, en legde
12941 Eze 17:5 | zaad des lands, en legde het in een zaadakker; hij nam
12942 Eze 17:5 | in een zaadakker; hij nam het, hij zette het bij vele
12943 Eze 17:5 | hij nam het, hij zette het bij vele wateren met grote
12944 Eze 17:6 | 6 En het sproot uit, en werd tot
12945 Eze 17:13 | Daartoe heeft hij van het koninklijk zaad genomen,
12946 Eze 17:14 | 14 Opdat het koninkrijk nederig zou zijn,
12947 Eze 17:14 | niet verheffende, en dat het, zijn verbond houdende,
12948 Eze 17:15 | dingen doet? Ja, zal hij het verbond breken en ontkomen?
12949 Eze 17:16 | gebroken heeft, bij hem in het midden van Babel zal sterven! ~
12950 Eze 17:18 | den eed veracht, brekende het verbond, daar hij, ziet,
12951 Eze 17:21 | met al zijn benden door het zwaard vallen, en de overgeblevenen
12952 Eze 17:22 | dat Ik zetten zal; van het opperste zijner jonge takjes
12953 Eze 17:24 | Ik, de HEERE, heb het gesproken, en zal het doen. ~ ~ ~ ~ ~
12954 Eze 17:24 | heb het gesproken, en zal het doen. ~ ~ ~ ~ ~
12955 Eze 18:2 | spreekwoord gebruikt van het land Israels, zeggende:
12956 Eze 18:3 | spreekt de Heere HEERE, zo het ulieden meer gebeuren zal,
12957 Eze 18:6 | opheft tot de drekgoden van het huis Israels; noch de huisvrouw
12958 Eze 18:12 | rooft veel roofs, geeft het pand niet weder, en heft
12959 Eze 18:15 | opheft tot de drekgoden van het huis Israels, de huisvrouw
12960 Eze 18:16 | En niemand verdrukt, het pand niet behoudt, en geen
12961 Eze 18:18 | heeft, dat niet goed was in het midden zijner volken; ziet
12962 Eze 18:23 | spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert
12963 Eze 18:27 | gerechtigheid, die zal zijn ziel in het leven behouden; ~
12964 Eze 18:29 | 29 Evenwel zegt het huis Israels: De weg des
12965 Eze 19:2 | bracht haar welpen op in het midden der jonge leeuwen. ~
12966 Eze 19:3 | een van haar welpen op; het werd een jonge leeuw, die
12967 Eze 19:7 | verwoestte hun steden; zodat het land en zijn volheid ontzet
12968 Eze 19:12 | afgebroken en zijn verdroogd; het vuur heeft ze verteerd. ~
12969 Eze 20:1 | 1 En het geschiedde in het zevende
12970 Eze 20:1 | En het geschiedde in het zevende jaar, in de vijfde
12971 Eze 20:5 | hief Ik Mijn hand op tot het zaad van het huis Jakobs,
12972 Eze 20:5 | hand op tot het zaad van het huis Jakobs, en maakte Mijzelven
12973 Eze 20:6 | van melk en honig, hetwelk het sieraad is van alle
12974 Eze 20:8 | tegen hen te volbrengen in het midden van Egypteland. ~
12975 Eze 20:9 | 9 Doch Ik deed het om Mijns Naams wil, opdat
12976 Eze 20:13 | 13 Maar het huis Israels werd wederspannig
12977 Eze 20:14 | 14 Maar Ik deed het om Mijns Naams wil, opdat
12978 Eze 20:15 | hen niet zou brengen in het land, dat Ik hun gegeven
12979 Eze 20:15 | van melk en honig, hetwelk het sieraad is van alle
12980 Eze 20:22 | keerde Mijn hand af, en deed het om Mijns Naams wil, opdat
12981 Eze 20:26 | hun giften, omdat zij door het vuur deden doorgaan al wat
12982 Eze 20:27 | mensenkind, spreek tot het huis Israels, en zeg tot
12983 Eze 20:28 | 28 Als Ik hen in het land gebracht had, over
12984 Eze 20:30 | 30 Daarom zeg tot het huis Israels: Alzo zegt
12985 Eze 20:31 | 31 Ja, met het offeren uwer gaven, met
12986 Eze 20:31 | gaven, met uw kinderen door het vuur te doen doorgaan, zijt
12987 Eze 20:38 | uitzuiveren; Ik zal hen uit het land hunner vreemdelingschappen
12988 Eze 20:38 | uitvoeren, en zij zullen in het landschap Israels niet
12989 Eze 20:40 | Heere HEERE, daar zal Mij het ganse huis Israels in het
12990 Eze 20:40 | het ganse huis Israels in het land dienen, zij allen;
12991 Eze 20:42 | de HEERE ben, als Ik u in het landschap Israels gebracht
12992 Eze 20:42 | gebracht zal hebben, in het land, waarover Ik Mijn hand
12993 Eze 20:46 | aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup tegen het
12994 Eze 20:46 | het zuiden, en drup tegen het zuiden; en profeteer tegen
12995 Eze 20:46 | zuiden; en profeteer tegen het woud van het veld in het
12996 Eze 20:46 | profeteer tegen het woud van het veld in het zuiden. ~
12997 Eze 20:46 | het woud van het veld in het zuiden. ~
12998 Eze 20:47 | 47 En zeg tot het zuiderwoud: Hoor des HEEREN
12999 Eze 20:47 | worden alle aangezichten van het zuiden tot het noorden toe. ~
13000 Eze 20:47 | aangezichten van het zuiden tot het noorden toe. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165 |