Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hesbons 1
hesed 1
hesmon 1
het 18165
heten 15
hetgeen 368
hetgene 3
Frequency    [«  »]
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den

Bijbel

IntraText - Concordances

het

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

      Book Chapter: Verse
13001 Eze 20:48 | HEERE, dat aangestoken heb; het zal niet uitgeblust worden. ~ 13002 Eze 21:2 | heiligdommen, en profeteer tegen het land van Israel; ~ 13003 Eze 21:3 | 3      En zeg tot het land van Israel: Alzo zegt 13004 Eze 21:4 | uitgaan tegen alle vlees, van het zuiden tot het noorden. ~ 13005 Eze 21:4 | vlees, van het zuiden tot het noorden. ~ 13006 Eze 21:5 | zijn schede getrokken heb; het zal niet meer wederkeren. ~ 13007 Eze 21:7 | 7      En het zal geschieden, als zij 13008 Eze 21:7 | dat gij zeggen zult: Om het gerucht, want het komt! 13009 Eze 21:7 | zult: Om het gerucht, want het komt! en alle hart zal versmelten, 13010 Eze 21:7 | water henenvlieten; ziet, het komt, en het zal geschieden, 13011 Eze 21:7 | henenvlieten; ziet, het komt, en het zal geschieden, spreekt 13012 Eze 21:9 | Alzo zegt de HEERE: Zeg: Het zwaard, het zwaard is gescherpt, 13013 Eze 21:9 | HEERE: Zeg: Het zwaard, het zwaard is gescherpt, en 13014 Eze 21:10 | 10      Het is gescherpt, opdat het 13015 Eze 21:10 | Het is gescherpt, opdat het een slachting slachte; het 13016 Eze 21:10 | het een slachting slachte; het is geveegd, opdat het een 13017 Eze 21:10 | slachte; het is geveegd, opdat het een glinster hebbe; of wij 13018 Eze 21:10 | dan zullen vrolijk zijn? het is de roede Mijns Zoons, 13019 Eze 21:11 | vegen gegeven, opdat men het met de hand handelen zou; 13020 Eze 21:12 | zal zijn tegen Mijn volk, het zal zijn tegen al de vorsten 13021 Eze 21:12 | verschrikkingen zullen vanwege het zwaard bij Mijn volk zijn;      13022 Eze 21:13 | beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook geen 13023 Eze 21:14 | sla hand tegen hand; want het zwaard zal verdubbeld worden 13024 Eze 21:14 | worden ten derden male, het is het zwaard dergenen, 13025 Eze 21:14 | ten derden male, het is het zwaard dergenen, die verslagen 13026 Eze 21:14 | verslagen zullen worden;      het is het zwaard der groten, 13027 Eze 21:14 | zullen worden;      het is het zwaard der groten, die verslagen 13028 Eze 21:15 | tegen al hun poorten, opdat het hart versmelte, en de aanstoten 13029 Eze 21:15 | aanstoten vermenigvuldigen; ach, het is toegemaakt, opdat het 13030 Eze 21:15 | het is toegemaakt, opdat het glinstere, het is      ingewonden 13031 Eze 21:15 | toegemaakt, opdat het glinstere, het is      ingewonden om te 13032 Eze 21:17 | rusten; Ik, de HEERE, heb het gesproken. ~ 13033 Eze 21:19 | twee wegen voor, waardoor het zwaard des konings van Babel 13034 Eze 21:19 | kies een zijde, kies ze aan het hoofd      van den weg der 13035 Eze 21:20 | weg voorstellen, waardoor het zwaard inkomen zal tegen 13036 Eze 21:21 | wegscheiding staan, aan het hoofd van de twee wegen, 13037 Eze 21:22 | om den mond te openen in het doodslaan, om de stem op 13038 Eze 21:28 | van hun smading; zo zeg: Het zwaard, het zwaard is uitgetrokken, 13039 Eze 21:28 | smading; zo zeg: Het zwaard, het zwaard is uitgetrokken, 13040 Eze 21:28 | zwaard is uitgetrokken, het is ter      slachting geveegd 13041 Eze 21:30 | waar gij geschapen zijt, in het land uwer woningen zal Ik 13042 Eze 21:31 | uitgieten, Ik zal tegen u door het vuur Mijner verbolgenheid 13043 Eze 21:32 | 32      Het vuur zult gij tot spijze 13044 Eze 21:32 | zijn, uw bloed zal zijn in het midden des lands; uwer zal 13045 Eze 21:32 | want Ik, de HEERE, heb het gesproken. ~  ~  ~  ~ ~ 13046 Eze 22:7 | vreemdeling hebben zij in het midden van u door verdrukking 13047 Eze 22:9 | hebben schandelijkheid in het midden van u gedaan. ~ 13048 Eze 22:13 | en om uw bloed, die in het midden van u geweest zijn. ~ 13049 Eze 22:14 | handelen zal? Ik, de HEERE, heb het gesproken, en zal het doen. ~ 13050 Eze 22:14 | heb het gesproken, en zal het doen. ~ 13051 Eze 22:18 | Mensenkind, die van het huis Israels zijn Mij tot 13052 Eze 22:18 | tin, of ijzer, of lood, in het midden des ovens; zilverschuim 13053 Eze 22:19 | daarom ziet, Ik zal u in het midden van Jeruzalem vergaderen. ~ 13054 Eze 22:20 | ijzer, of lood, of tin in het midden eens ovens vergaderd 13055 Eze 22:20 | ovens vergaderd wordt, om het vuur daarover op te blazen, 13056 Eze 22:20 | op te blazen, opdat men het smelte; alzo zal Ik ulieden 13057 Eze 22:21 | bijeenbrengen, en zal op u blazen in het vuur Mijner verbolgenheid, 13058 Eze 22:21 | verbolgenheid, dat gij in het midden van haar zult gesmolten 13059 Eze 22:22 | 22      Gelijk het zilver in het midden des 13060 Eze 22:22 | Gelijk het zilver in het midden des ovens gesmolten 13061 Eze 22:22 | alzo zult gijlieden in het midden van haar gesmolten 13062 Eze 22:25 | verbintenis harer profeten is in het midden van haar als een 13063 Eze 22:25 | zielen op, den schat en het kostelijke nemen zij weg; 13064 Eze 22:25 | vermenigvuldigen zij in het midden van haar. ~ 13065 Eze 22:26 | Mijn heilige dingen; tussen het heilige en het onheilige 13066 Eze 22:26 | dingen; tussen het heilige en het onheilige maken zij geen 13067 Eze 22:26 | zij geen onderscheid, en het verschil tussen het      13068 Eze 22:26 | en het verschil tussen het      onreine en reine geven 13069 Eze 22:26 | sabbatten; ja, Ik word in het midden van hen ontheiligd. ~ 13070 Eze 22:27 | Haar vorsten zijn in het midden van haar als wolven, 13071 Eze 22:29 | 29      Het volk des lands pleegt enkel 13072 Eze 22:30 | in de bresse staan voor het land, opdat Ik het niet 13073 Eze 22:30 | voor het land, opdat Ik het niet mocht verderven; maar 13074 Eze 22:31 | over hen uitgegoten; door het vuur Mijner verbolgenheid 13075 Eze 23:10 | maar haar doodden zij met het zwaard; en zij kreeg een 13076 Eze 23:15 | hun hoofden, die allen in het aanzien hoofdmannen waren, 13077 Eze 23:15 | van Babel, van Chaldea, het land hunner geboorte; ~ 13078 Eze 23:16 | op dezelve verliefd met het opzien van haar ogen, en 13079 Eze 23:17 | nu kwamen tot haar in tot het leger der minne, en verontreinigden 13080 Eze 23:19 | als zij gehoereerd had in het land van Egypte. ~ 13081 Eze 23:20 | bijwijven, welker vlees is als het vlees der ezelen, en welker 13082 Eze 23:24 | voor hun aangezicht het gericht stellen, en zij 13083 Eze 23:25 | neus en uw oren afnemen, en het laatste van u zal door het 13084 Eze 23:25 | het laatste van u zal door het zwaard vallen; zij zullen      13085 Eze 23:25 | uw dochteren wegnemen, en het laatste van u zal door het 13086 Eze 23:25 | het laatste van u zal door het vuur verteerd worden. ~ 13087 Eze 23:34 | gij afrukken; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere 13088 Eze 23:37 | hadden, voor hen door het vuur laten doorgaan, tot 13089 Eze 23:39 | alzo hebben zij gedaan in het      midden van Mijn huis. ~ 13090 Eze 23:42 | 42      Als nu het geruis der menigte daarop 13091 Eze 23:45 | zullen haar richten naar het recht der overspeelsters, 13092 Eze 23:45 | overspeelsters, en naar het recht der bloedvergietsters; 13093 Eze 23:48 | Ik de schandelijkheid uit het land doen ophouden; opdat 13094 Eze 24:1 | HEEREN woord tot mij, in het negende jaar, in de tiende 13095 Eze 24:6 | bij stuk daaruit, en laat het lot      over hem niet vallen. ~ 13096 Eze 24:7 | Want haar bloed is in het midden van haar; op een 13097 Eze 24:7 | zij dat gelegd; zij heeft het op de aarde niet uitgestort, 13098 Eze 24:8 | steenrots gelegd, opdat het niet bedekt worde. ~ 13099 Eze 24:10 | Draag veel houts toe, steek het vuur aan, verteer het vlees, 13100 Eze 24:10 | steek het vuur aan, verteer het vlees, en kruid het met 13101 Eze 24:10 | verteer het vlees, en kruid het met specerijen, en laat 13102 Eze 24:11 | en zijn onreinigheid in het midden van hem versmelte, 13103 Eze 24:12 | uitgegaan; haar schuim moet in het vuur. ~ 13104 Eze 24:14 | 14      Ik, de HEERE, heb het gesproken; het zal komen, 13105 Eze 24:14 | HEERE, heb het gesproken; het zal komen, en Ik zal het 13106 Eze 24:14 | het zal komen, en Ik zal het doen; Ik zal er niet van 13107 Eze 24:18 | 18      Dit sprak ik tot het volk in den morgenstond, 13108 Eze 24:19 | 19      En het volk zeide tot mij: Zult 13109 Eze 24:20 | En ik zeide tot hen: Het woord des HEEREN is tot 13110 Eze 24:21 | 21      Zeg tot het huis Israels: Alzo zegt 13111 Eze 24:21 | verlaten hebt, zullen door het zwaard vallen. ~ 13112 Eze 24:25 | En gij, mensenkind! zal het niet zijn, ten dage, als 13113 Eze 24:25 | den lust hunner ogen en het verlangen hunner zielen, 13114 Eze 25:3 | over Mijn heiligdom, als het ontheiligd werd, en      13115 Eze 25:3 | ontheiligd werd, en      over het land Israels, als het verwoest 13116 Eze 25:3 | over het land Israels, als het verwoest werd, en over het 13117 Eze 25:3 | het verwoest werd, en over het huis van Juda, als zij in 13118 Eze 25:4 | ziet, Ik zal u aan die van het oosten overgeven tot een 13119 Eze 25:6 | in al uw plundering, over het land Israels; ~ 13120 Eze 25:8 | Moab en Seir zeggen: Ziet, het huis van Juda is gelijk 13121 Eze 25:9 | van zijn grenzen af zijn, het sieraad des lands, Beth-Jesimoth, 13122 Eze 25:10 | 10      Voor die van het oosten, met het land der 13123 Eze 25:10 | die van het oosten, met het land der kinderen Ammons, 13124 Eze 25:12 | wraakgierigheid gehandeld heeft tegen het huis van Juda; en zij zich 13125 Eze 25:13 | zullen tot Dedan toe door het zwaard vallen. ~ 13126 Eze 25:16 | Cherethieten uitroeien, en het overblijfsel van de zeehaven 13127 Eze 26:1 | 1      En het gebeurde in het elfde jaar, 13128 Eze 26:1 | En het gebeurde in het elfde jaar, op den eersten 13129 Eze 26:5 | 5      Zij zal in het midden der zee zijn tot 13130 Eze 26:5 | van netten; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere 13131 Eze 26:6 | En haar dochteren, die in het veld zijn, zullen met het 13132 Eze 26:6 | het veld zijn, zullen met het zwaard gedood worden; en 13133 Eze 26:7 | koning der koningen, van het noorden, tegen Tyrus brengen, 13134 Eze 26:8 | Hij zal uw dochteren op het veld met het zwaard doden, 13135 Eze 26:8 | dochteren op het veld met het zwaard doden, en hij zal 13136 Eze 26:10 | muren zullen beven vanwege het gedruis der ruiteren, en 13137 Eze 26:11 | vertreden; uw volk zal hij met het zwaard doden, en elk een 13138 Eze 26:12 | stof zullen zij in      het midden der wateren werpen. ~ 13139 Eze 26:13 | 13      Zo zal Ik het gedeun uwer liederen doen 13140 Eze 26:13 | liederen doen ophouden, en het geklank uwer harpen zal 13141 Eze 26:14 | want Ik, de HEERE, heb het gesproken, spreekt de Heere      13142 Eze 26:15 | Zullen niet de eilanden van het geluid uws vals beven, als 13143 Eze 26:15 | zal kermen, wanneer men in het midden van u schrikkelijk      13144 Eze 26:20 | den kuil nederdalen tot het oude volk, en zal u doen 13145 Eze 26:20 | bewoond wordt; en Ik zal het sieraad herstellen in het 13146 Eze 26:20 | het sieraad herstellen in het land der levenden. ~ 13147 Eze 27:4 | Uw landpalen zijn in het hart der zeeen; uw bouwers 13148 Eze 27:7 | was uw uitbreidsel, dat het u tot een zeil ware; hemelsblauw 13149 Eze 27:14 | 14      Uit het huis van Togarma leverden 13150 Eze 27:17 | 17      Juda en het land Israels waren uw kooplieden; 13151 Eze 27:25 | en zeer verheerlijkt in het hart der zeeen. ~ 13152 Eze 27:26 | oostenwind heeft u verbroken in het hart der zeeen. ~ 13153 Eze 27:27 | uw ganse gemeente, die in het midden van u is, zullen 13154 Eze 27:27 | van u is, zullen vallen in het hart der zeeen, ten dage 13155 Eze 27:28 | 28      Van het geluid des geschreeuws uwer 13156 Eze 27:29 | schepen nederklimmen; op het land zullen zij staan blijven. ~ 13157 Eze 27:32 | Tyrus, als de uitgeroeide in het midden der zee? ~ 13158 Eze 27:34 | en uw ganse gemeente in het midden van u gevallen. ~ 13159 Eze 28:2 | ik zit in Godes stoel, in het hart der zeeen! daar gij 13160 Eze 28:8 | dood eens verslagenen in het hart der zeeen. ~ 13161 Eze 28:9 | gij dan enigszins, voor het aangezicht uws doodslagers, 13162 Eze 28:10 | der vreemden; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere 13163 Eze 28:13 | smaragden, en goud; het werk uwer trommelen en uwer 13164 Eze 28:14 | heiligen berg; gij wandeldet in het midden der vurige stenen. ~ 13165 Eze 28:16 | uws koophandels hebben zij het midden van u met geweld 13166 Eze 28:16 | overdekkende cherub! verdoen uit het midden der vurige stenen! ~ 13167 Eze 28:17 | henengeworpen, Ik heb u voor het aangezicht der koningen      13168 Eze 28:18 | uwer ongerechtigheden, door het onrecht uws koophandels, 13169 Eze 28:18 | daarom heb Ik een vuur uit het midden van u doen      voortkomen, 13170 Eze 28:22 | aan u, o Sidon! en zal in het midden van u verheerlijkt 13171 Eze 28:23 | verslagenen zullen vallen in het midden van haar, door het 13172 Eze 28:23 | het midden van haar, door het zwaard, dat tegen haar zal 13173 Eze 28:24 | 24      En het huis Israels zal geen smartenden 13174 Eze 28:25 | zegt de Heere HEERE: Als Ik het huis Israels zal vergaderd 13175 Eze 29:1 | 1      In het tiende jaar, in de tiende 13176 Eze 29:2 | profeteer tegen hem, en tegen het ganse Egypte. ~ 13177 Eze 29:3 | groten zeedraak, die in het midden zijner rivieren ligt; 13178 Eze 29:4 | kleven; en Ik zal u uit het midden uwer rivieren optrekken, 13179 Eze 29:5 | den vis uwer rivieren; op het open veld zult gij vallen; 13180 Eze 29:5 | noch vergaderd worden; aan het gedierte der aarde en aan      13181 Eze 29:5 | gedierte der aarde en aan      het gevogelte des hemels heb 13182 Eze 29:8 | Heere HEERE: Zie, Ik zal het zwaard over u brengen, en 13183 Eze 29:11 | door hetzelve doorgaan, en het zal veertig jaren onbewoond 13184 Eze 29:12 | stellen tot een verwoesting in het midden der verwoeste landen, 13185 Eze 29:12 | zullen een woestheid zijn in het midden der verwoeste steden, 13186 Eze 29:14 | en hen wederbrengen in het land van Pathros, in het 13187 Eze 29:14 | het land van Pathros, in het land huns koophandels; en 13188 Eze 29:15 | 15      En het zal nederiger zijn dan de 13189 Eze 29:16 | 16      En het zal den huize Israels niet 13190 Eze 29:17 | 17      Voorts gebeurde het in het zeven en twintigste 13191 Eze 29:17 | Voorts gebeurde het in het zeven en twintigste jaar, 13192 Eze 29:17 | den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot mij 13193 Eze 29:19 | deszelfs roof roven, en het zal het loon      zijn voor 13194 Eze 29:19 | deszelfs roof roven, en het zal het loon      zijn voor zijn 13195 Eze 29:21 | dage zal Ik den hoorn van het huis Israels doen uitspruiten, 13196 Eze 29:21 | opening des monds geven in het midden van hen; en zij zullen 13197 Eze 30:3 | nabij, een wolkige dag, het zal der heidenen tijd zijn. ~ 13198 Eze 30:4 | 4      En het zwaard zal komen in Egypte, 13199 Eze 30:5 | Cub, en de kinderen van het land des verbonds zullen 13200 Eze 30:5 | zullen met hen vallen door het zwaard. ~ 13201 Eze 30:6 | af zullen zij daarin door het zwaard      vallen, spreekt 13202 Eze 30:7 | zullen verwoest worden in het midden der verwoeste landen; 13203 Eze 30:7 | haar steden zullen zijn in het midden der verwoeste steden. ~ 13204 Eze 30:9 | in schepen uitvaren, om het zorgeloze Morenland te verschrikken; 13205 Eze 30:9 | Egypte; want ziet, het komt aan! ~ 13206 Eze 30:11 | zullen aangevoerd worden, om het land te verderven; en zij 13207 Eze 30:11 | tegen Egypte uittrekken, en het land met      verslagenen 13208 Eze 30:12 | rivieren tot droogte maken, en het land verkopen in de hand 13209 Eze 30:12 | hand der bozen; en Ik zal het land met zijn volheid verwoesten 13210 Eze 30:12 | Ik, de HEERE, heb      het gesproken. ~ 13211 Eze 30:17 | en Pibeseth zullen door het zwaard vallen, en de dochters 13212 Eze 30:18 | verduisterd worden, als Ik het juk van Egypte aldaar zal 13213 Eze 30:20 | 20      Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de 13214 Eze 30:20 | Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de eerste 13215 Eze 30:20 | zevenden der maand, dat het woord des HEEREN tot mij 13216 Eze 30:21 | dien te sterken, dat hij het zwaard houde. ~ 13217 Eze 30:22 | den verbrokenen; en Ik zal het zwaard uit      zijn hand 13218 Eze 31:1 | 1      Het gebeurde ook in het elfde 13219 Eze 31:1 | Het gebeurde ook in het elfde jaar, in de derde 13220 Eze 31:10 | hij stak zijn top op boven het midden der dichte takken, 13221 Eze 31:14 | top niet opsteken boven het midden der dichte takken, 13222 Eze 31:14 | overgegeven ter dood, tot het onderste der aarde, in het 13223 Eze 31:14 | het onderste der aarde, in het midden der mensenkinderen, 13224 Eze 31:15 | zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om 13225 Eze 31:16 | 16      Van het geluid zijns vals deed Ik 13226 Eze 31:16 | bomen van Eden, de keur en het      beste van Libanon, 13227 Eze 31:16 | drinken, troostten zich in het onderste der aarde. ~ 13228 Eze 31:17 | tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm 13229 Eze 31:17 | die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten      13230 Eze 31:18 | met de bomen van Eden, tot het onderste der aarde; in het      13231 Eze 31:18 | het onderste der aarde; in het      midden der onbesnedenen 13232 Eze 31:18 | met de verslagenen door het zwaard. Dat is Farao, en 13233 Eze 32:1 | 1      Het gebeurde ook in het twaalfde 13234 Eze 32:1 | Het gebeurde ook in het twaalfde jaar, in de twaalfde 13235 Eze 32:1 | den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot mij 13236 Eze 32:2 | uw rivieren, en beroerdet het water met uw voeten, en 13237 Eze 32:4 | Dan zal Ik u laten op het land, Ik zal u henenwerpen 13238 Eze 32:4 | Ik zal u henenwerpen op het open veld; en Ik zal al 13239 Eze 32:4 | open veld; en Ik zal al het gevogelte des hemels op 13240 Eze 32:4 | hemels op u doen wonen, en het gedierte der ganse aarde 13241 Eze 32:6 | 6      En Ik zal het land, waarin gij zwemt, 13242 Eze 32:9 | 9      Daartoe zal Ik het hart van vele volken verdrietig 13243 Eze 32:11 | zo zegt de Heere HEERE: Het zwaard des konings van Babel 13244 Eze 32:15 | tot een verwoesting, en het land van zijn volheid zal 13245 Eze 32:16 | 16      Dat is het klaaglied, en dat zullen 13246 Eze 32:16 | dochteren der heidenen zullen het klagelijk zingen; zij zullen 13247 Eze 32:16 | klagelijk zingen; zij zullen het klagelijk zingen over Egypte 13248 Eze 32:17 | 17      Voorts gebeurde het in het twaalfde jaar, op 13249 Eze 32:17 | Voorts gebeurde het in het twaalfde jaar, op den vijftienden 13250 Eze 32:17 | vijftienden der maand, dat het woord des HEEREN tot mij 13251 Eze 32:20 | 20      In het midden der verslagenen van 13252 Eze 32:20 | midden der verslagenen van het zwaard zullen zij vallen; 13253 Eze 32:20 | zullen zij vallen; zij is aan het zwaard overgegeven; trek 13254 Eze 32:21 | helpers, toespreken, uit het midden der hel; zij zijn 13255 Eze 32:21 | liggen er, verslagen van het zwaard; ~ 13256 Eze 32:22 | verslagen, gevallen door het zwaard; ~ 13257 Eze 32:23 | verslagen, gevallen door het zwaard, die een schrik gaven 13258 Eze 32:23 | die een schrik gaven in het land der      levenden. ~ 13259 Eze 32:24 | verslagen, de gevallenen door het zwaard, die onbesneden zijn 13260 Eze 32:24 | schrik hadden gegeven in het land der levenden; nu dragen 13261 Eze 32:25 | 25      In het midden der verslagenen hebben 13262 Eze 32:25 | onbesneden, verslagenen van het      zwaard, omdat een schrik 13263 Eze 32:25 | schrik van hen gegeven is in het land der levenden; nu dragen 13264 Eze 32:25 | nedergedaald; hij is geleid in het midden der      verslagenen. ~ 13265 Eze 32:26 | onbesneden, verslagenen van het zwaard, omdat zij hun schrik 13266 Eze 32:26 | schrik gegeven hebben      in het land der levenden. ~ 13267 Eze 32:27 | omdat der helden schrik in het land der levenden geweest 13268 Eze 32:28 | zult verbroken worden in het midden der onbesnedenen, 13269 Eze 32:28 | liggen met de verslagenen van het zwaard. ~ 13270 Eze 32:29 | zijn bij de verslagenen van het zwaard; diezelve liggen 13271 Eze 32:30 | Daar zijn de geweldigen van het Noorden, zij allen, en alle 13272 Eze 32:30 | onbesneden bij de verslagenen van het zwaard, en dragen hun schande 13273 Eze 32:31 | menigte; de verslagenen van het zwaard van Farao en zijn 13274 Eze 32:32 | ook Mijn schrik gegeven in het land der levenden; dies 13275 Eze 32:32 | zal hij gelegd worden in het midden der onbesnedenen 13276 Eze 32:32 | onbesnedenen bij de verslagenen van het zwaard, Farao en zijn      13277 Eze 33:2 | zeg tot hen: Wanneer Ik het zwaard over enig land breng, 13278 Eze 33:2 | over enig land breng, en het volk des lands een man uit 13279 Eze 33:3 | 3      En hij het zwaard ziet komen over het 13280 Eze 33:3 | het zwaard ziet komen over het land, en blaast met de bazuin, 13281 Eze 33:3 | de bazuin, en waarschuwt het volk; ~ 13282 Eze 33:4 | 4      En een, die het geluid der bazuin hoort, 13283 Eze 33:4 | niet laat waarschuwen; en het zwaard komt, en neemt hem 13284 Eze 33:5 | 5      Hij hoorde het geluid der bazuin, maar 13285 Eze 33:6 | Wanneer daarentegen de wachter het zwaard ziet komen, en blaast 13286 Eze 33:6 | niet met de bazuin, zodat het volk niet is gewaarschuwd; 13287 Eze 33:6 | niet is gewaarschuwd; en het zwaard komt, en neemt een 13288 Eze 33:7 | een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij 13289 Eze 33:7 | huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, 13290 Eze 33:10 | gij mensenkind! zeg tot het huis Israels: Gijlieden 13291 Eze 33:15 | Geeft de goddeloze het pand weder, betaalt hij 13292 Eze 33:15 | pand weder, betaalt hij het geroofde, wandelt hij in 13293 Eze 33:21 | 21      En het geschiedde in het twaalfde 13294 Eze 33:21 | En het geschiedde in het twaalfde jaar onzer gevankelijke 13295 Eze 33:24 | van die woeste plaatsen in het land Israels spreken, zeggende: 13296 Eze 33:24 | maar onzer zijn velen; het land is      ons gegeven 13297 Eze 33:25 | HEERE: Gij eet vlees met het bloed, en heft uw ogen op 13298 Eze 33:25 | vergiet bloed; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? ~ 13299 Eze 33:26 | zijns naasten; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? ~ 13300 Eze 33:27 | woeste plaatsen zijn, door het zwaard zullen vallen, en 13301 Eze 33:27 | Ik niet dien, die      in het open veld is, het wild gedierte 13302 Eze 33:27 | in het open veld is, het wild gedierte overgeve, 13303 Eze 33:27 | wild gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in de 13304 Eze 33:28 | 28      Want Ik zal het land tot een verwoesting 13305 Eze 33:29 | Ik de HEERE ben, als Ik het land tot een verwoesting 13306 Eze 33:30 | Komt toch en hoort, wat het woord zij, dat van den HEERE 13307 Eze 33:31 | zij komen tot u, gelijk het volk pleegt te komen, en 13308 Eze 33:33 | Maar als dat komt (zie, het zal komen!) dan zullen zij 13309 Eze 33:33 | weten, dat er een profeet in het midden van hen geweest is. ~  ~  ~  ~ ~ 13310 Eze 34:3 | 3      Gij eet het vette, en bekleedt u met 13311 Eze 34:3 | u met de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen 13312 Eze 34:4 | zwakke sterkt gij niet, en het kranke heelt gij niet, en 13313 Eze 34:4 | kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet, 13314 Eze 34:4 | gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij 13315 Eze 34:4 | brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; 13316 Eze 34:5 | herder is; en zij zijn als het wild gedierte des velds 13317 Eze 34:8 | roof, en Mijn schapen al het wild gedierte des velds 13318 Eze 34:10 | hand eisen, en zal ze van het weiden der schapen doen 13319 Eze 34:12 | opzoekt, ten dage als hij in het midden zijner verspreide 13320 Eze 34:16 | 16      Het verlorene zal Ik zoeken, 13321 Eze 34:16 | verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal Ik wederbrengen, 13322 Eze 34:16 | zal Ik wederbrengen, en het gebrokene zal Ik verbinden, 13323 Eze 34:16 | gebrokene zal Ik verbinden, en het kranke zal Ik sterken; maar 13324 Eze 34:16 | kranke zal Ik sterken; maar het vette en het sterke zal 13325 Eze 34:16 | sterken; maar het vette en het sterke zal Ik      verdelgen, 13326 Eze 34:18 | 18      Is het u te weinig, dat gij de 13327 Eze 34:18 | weide afweidt? Zult gij nog het overige uwer weide met uw 13328 Eze 34:20 | ja, Ik zal richten tussen het vette klein vee, en tussen 13329 Eze 34:20 | vette klein vee, en tussen het magere klein vee. ~ 13330 Eze 34:24 | David zal Vorst zijn in het midden van hen, Ik, de HEERE, 13331 Eze 34:24 | van hen, Ik, de HEERE, heb het gesproken. ~ 13332 Eze 34:25 | vredes met hen maken, en zal het boos gedierte uit het land 13333 Eze 34:25 | zal het boos gedierte uit het land doen ophouden; en zij 13334 Eze 34:27 | 27      En het geboomte des velds zal zijn 13335 Eze 34:27 | zal zijn vrucht geven, en het land zal zijn inkomst geven, 13336 Eze 34:28 | niet meer ten roof zijn, en het wild gedierte der aarde 13337 Eze 34:29 | weggeraapt worden door honger in het land, en den smaad der heidenen 13338 Eze 34:30 | dat zij Mijn volk zijn, het huis Israels, spreekt de 13339 Eze 35:2 | zet uw aangezicht tegen het gebergte Seir, en profeteer 13340 Eze 35:5 | Israels doen wegvloeien door het geweld des zwaards, ten 13341 Eze 35:6 | ten bloede bereiden, en het bloed zal u vervolgen; alzo 13342 Eze 35:6 | zal u vervolgen; alzo gij het bloed niet hebt gehaat, 13343 Eze 35:6 | niet hebt gehaat, zal u het      bloed ook vervolgen. ~ 13344 Eze 35:7 | 7      En Ik zal het gebergte Seir tot de uiterste 13345 Eze 35:8 | zullen de verslagenen van het zwaard liggen. ~ 13346 Eze 35:13 | vermenigvuldigd; Ik heb het gehoord. ~ 13347 Eze 35:14 | zegt de Heere HEERE: Gelijk het ganse land verblijd is, 13348 Eze 35:15 | hebt over de erfenis van het huis Israels, omdat zij 13349 Eze 35:15 | alzo zal Ik aan u doen; het gebergte van Seir, en gans 13350 Eze 36:3 | opgeslokt heeft, opdat gij voor het overblijfsel der heidenen 13351 Eze 36:4 | gij bergen Israels! hoort het woord des Heeren HEEREN: 13352 Eze 36:4 | spot geworden zijn voor het overblijfsel der heidenen, 13353 Eze 36:5 | Heere HEERE: Zo Ik niet in het vuur Mijns ijvers gesproken 13354 Eze 36:5 | ijvers gesproken heb tegen het overblijfsel der heidenen, 13355 Eze 36:5 | overblijfsel der heidenen, en tegen het ganse Edom; die Mijn land 13356 Eze 36:6 | Daarom profeteer van het land Israels, en zeg tot 13357 Eze 36:10 | mensen op u vermenigvuldigen, het ganse huis Israels, ja, 13358 Eze 36:11 | vorige tijden, ja, Ik zal het beter      maken dan in 13359 Eze 36:17 | 17      Mensenkind! het huis Israels, als zij in 13360 Eze 36:18 | des bloeds wil, dat zij in het land vergoten hadden, en 13361 Eze 36:20 | van hen zeide: Dezen zijn het volk des HEEREN, en zijn 13362 Eze 36:21 | Mijn heiligen Naam, dien het huis Israels ontheiligde 13363 Eze 36:22 | 22      Daarom zeg tot het huis Israels: Zo zegt de 13364 Eze 36:22 | zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om uwentwil, gij huis 13365 Eze 36:23 | ontheiligd is, dien gij in het midden van hen ontheiligd 13366 Eze 36:26 | een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal 13367 Eze 36:26 | binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees 13368 Eze 36:27 | zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal 13369 Eze 36:28 | En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen 13370 Eze 36:29 | onreinigheden; en Ik zal roepen tot het koren, en zal dat vermenigvuldigen, 13371 Eze 36:30 | En Ik zal de vrucht van het geboomte en de inkomst des 13372 Eze 36:32 | 32      Ik doe het niet om uwentwil, spreekt 13373 Eze 36:32 | spreekt de Heere HEERE, het zij u bekend! Schaamt u 13374 Eze 36:34 | 34      En het verwoeste land zal bebouwd 13375 Eze 36:34 | bebouwd worden, in plaats dat het een verwoesting was, voor 13376 Eze 36:36 | verstoorde plaatsen bebouw, en het verwoeste beplant. Ik, de 13377 Eze 36:36 | Ik, de HEERE,      heb het gesproken en zal het doen. ~ 13378 Eze 36:36 | heb het gesproken en zal het doen. ~ 13379 Eze 36:37 | Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israels verzocht worden, 13380 Eze 36:37 | verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen 13381 Eze 37:1 | geest, en zette mij neder in het midden ener vallei; dezelve 13382 Eze 37:3 | zeide: Heere HEERE, Gij weet het! ~ 13383 Eze 37:11 | Mensenkind! deze beenderen zijn het ganse huis Israels; ziet, 13384 Eze 37:12 | en Ik zal u brengen in het      land Israels. ~ 13385 Eze 37:16 | schrijf daarop: Voor Jozef, het      hout van Efraim, en 13386 Eze 37:16 | hout van Efraim, en van het ganse huis Israels, zijn 13387 Eze 37:17 | Doe gij ze dan naderen, het een tot het ander tot een 13388 Eze 37:17 | dan naderen, het een tot het ander tot een enig hout; 13389 Eze 37:19 | Heere HEERE: Ziet, Ik zal het hout van Jozef, dat in Efraims 13390 Eze 37:19 | dezelve met hem voegen tot het hout van Juda, en zal ze 13391 Eze 37:21 | kinderen Israels halen uit het midden der heidenen, waarhenen 13392 Eze 37:22 | maken tot een enig volk in het land, op de bergen Israels; 13393 Eze 37:25 | En zij zullen wonen in het land, dat Ik Mijn knecht 13394 Eze 37:26 | des vredes met hen maken, het zal een eeuwig verbond met 13395 Eze 37:26 | Ik zal Mijn heiligdom in het      midden van hen zetten 13396 Eze 37:28 | heilige, als Mijn heiligdom in het midden van hen zal zijn 13397 Eze 38:2 | uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog, den hoofdvorst 13398 Eze 38:6 | Gomer en al zijn benden, en het huis van Togarma, aan de 13399 Eze 38:6 | Togarma, aan de zijden van het noorden, en al zijn benden; 13400 Eze 38:8 | zult gij bezocht worden; in het laatste der jaren zult gij 13401 Eze 38:8 | jaren zult gij komen in het land, dat wedergebracht 13402 Eze 38:8 | dat wedergebracht is van het zwaard, dat vergaderd is 13403 Eze 38:9 | zult zijn als een wolk, om het land te bedekken; gij en 13404 Eze 38:10 | HEERE: Te dien dage zal het ook geschieden, dat er raadslagen 13405 Eze 38:12 | verkregen heeft, wonende in het midden des lands. ~ 13406 Eze 38:14 | de Heere HEERE: Zult gij het, te dien dage, als Mijn 13407 Eze 38:15 | plaats, uit de zijden van het noorden, gij en vele volken 13408 Eze 38:16 | Israel, als een wolk, om het land te bedekken; in het 13409 Eze 38:16 | het land te bedekken; in het laatste der dagen zal het 13410 Eze 38:16 | het laatste der dagen zal het geschieden; dan zal Ik u 13411 Eze 38:18 | 18      Maar het zal geschieden te dien dage, 13412 Eze 38:18 | ten dage als Gog tegen het land Israels zal aankomen, 13413 Eze 38:19 | gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner verbolgenheid: 13414 Eze 38:19 | groot beven zal zijn in het land Israels! ~ 13415 Eze 38:20 | zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels, en 13416 Eze 38:20 | gevogelte des hemels, en het gedierte des velds, en al 13417 Eze 38:20 | gedierte des velds, en al het kruipend gedierte, dat op 13418 Eze 38:20 | kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt, en alle      13419 Eze 38:21 | 21      Want Ik zal het zwaard over hem roepen op 13420 Eze 38:21 | spreekt de Heere HEERE; het zwaard van een ieder zal 13421 Eze 39:2 | optrekken uit de zijden van het noorden, en Ik zal u brengen 13422 Eze 39:4 | aan de roofvogelen, aan het gevogelte van allen vleugel, 13423 Eze 39:4 | van allen vleugel, en aan het gedierte des      velds 13424 Eze 39:5 | 5      Op het open veld zult gij vallen; 13425 Eze 39:5 | gij vallen; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere 13426 Eze 39:7 | zal Mijn heiligen Naam in het midden van Mijn volk Israel 13427 Eze 39:8 | 8      Ziet, het komt en zal geschieden, 13428 Eze 39:10 | Zodat zij geen hout uit het veld zullen dragen, noch 13429 Eze 39:11 | 11      En het zal te dien dage geschieden, 13430 Eze 39:11 | grafstede in Israel zal geven, het dal der doorgangers naar 13431 Eze 39:11 | dal der doorgangers naar het oosten der zee; en datzelve 13432 Eze 39:11 | ganse menigte, en zullen het noemen: Het dal van Gogs 13433 Eze 39:11 | menigte, en zullen het noemen: Het dal van Gogs menigte. ~ 13434 Eze 39:12 | 12      Het huis Israels nu zal hen 13435 Eze 39:12 | nu zal hen begraven, om het land te reinigen, zeven 13436 Eze 39:13 | 13      Ja, al het volk des lands zal begraven, 13437 Eze 39:13 | des lands zal begraven, en het zal hun tot een naam zijn, 13438 Eze 39:14 | uitscheiden, die gestadig door het land doorgaan, en doodgravers 13439 Eze 39:15 | doorgangers zullen door het land doorgaan, en als iemand 13440 Eze 39:15 | hebben begraven in het dal van Gogs menigte. ~ 13441 Eze 39:16 | Hamona zijn. Alzo zullen zij het land reinigen. ~ 13442 Eze 39:17 | de Heere HEERE: Zeg tot het gevogelte van allen vleugel, 13443 Eze 39:17 | allen vleugel, en tot al het gedierte des velds: Vergadert 13444 Eze 39:18 | 18      Het vlees der helden zult gij 13445 Eze 39:18 | helden zult gij eten, en het bloed van de vorsten der 13446 Eze 39:19 | 19      En gij zult het vette eten tot verzadiging 13447 Eze 39:22 | 22      En die van het huis Israels zullen weten, 13448 Eze 39:23 | zullen weten, dat die van het huis Israels gevankelijk 13449 Eze 39:23 | zodat zij altemaal door het zwaard gevallen zijn; ~ 13450 Eze 39:25 | en zal Mij ontfermen over het ganse huis Israels, en Ik 13451 Eze 39:29 | wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israels zal hebben 13452 Eze 40:1 | 1      In het vijf en twintigste jaar 13453 Eze 40:1 | gevankelijke wegvoering, in het begin des jaars, op den 13454 Eze 40:1 | den tienden der maand, in het veertiende jaar, nadat de 13455 Eze 40:2 | gezichten Gods bracht Hij mij in het land Israels, en Hij zette 13456 Eze 40:2 | een gebouw ener stad tegen het zuiden. ~ 13457 Eze 40:5 | was een muur buiten aan het huis, rondom henen, en in 13458 Eze 40:6 | welke zag den weg naar het oosten, en hij ging bij 13459 Eze 40:7 | den dorpel der poort, bij het voorhuis der poort van binnen, 13460 Eze 40:8 | 8      Ook mat hij het voorhuis der poort van binnen, 13461 Eze 40:9 | 9      Toen mat hij het andere voorhuis der poort, 13462 Eze 40:9 | haar posten twee ellen; en het voorhuis der poort was van 13463 Eze 40:10 | der poort, den weg naar het oosten, waren drie van deze, 13464 Eze 40:13 | Toen mat hij de poort van het dak van het ene kamertje 13465 Eze 40:13 | de poort van het dak van het ene kamertje af tot aan 13466 Eze 40:13 | ene kamertje af tot aan het dak van een ander; de breedte 13467 Eze 40:15 | 15      En van het voorste deel der poort des 13468 Eze 40:15 | poort des ingangs, tot aan het voorste deel van het voorhuis 13469 Eze 40:15 | aan het voorste deel van het voorhuis van de binnenpoort, 13470 Eze 40:17 | Voorts bracht hij mij in het buitenste voorhof, en ziet, 13471 Eze 40:17 | plaveisel, dat gemaakt was in het voorhof rondom henen, dertig 13472 Eze 40:17 | dertig kameren waren er op het      plaveisel. ~ 13473 Eze 40:18 | 18      Het plaveisel nu was aan de 13474 Eze 40:18 | van de poorten; dit was het benedenste plaveisel. ~ 13475 Eze 40:19 | hij mat de breedte, van het voorste deel der benedenste 13476 Eze 40:19 | benedenste poort af, voor aan het binnenste voorhof, van buiten, 13477 Eze 40:20 | poort nu, die den weg naar het noorden zag, aan het buitenste 13478 Eze 40:20 | naar het noorden zag, aan het buitenste voorhof, hij mat 13479 Eze 40:22 | poort, die den weg naar het oosten zag; en men ging 13480 Eze 40:23 | 23      De poort nu van het binnenste voorhof was tegenover 13481 Eze 40:23 | was tegenover de poort van het noorden en van het oosten; 13482 Eze 40:23 | poort van het noorden en van het oosten; en hij mat van poort 13483 Eze 40:24 | voerde hij mij den weg naar het zuiden; en ziet, er was 13484 Eze 40:24 | was een poort den weg naar het zuiden; en hij mat derzelver 13485 Eze 40:27 | Ook was er een poort in het binnenste voorhof, den weg 13486 Eze 40:27 | binnenste voorhof, den weg naar het zuiden; en hij mat van poort 13487 Eze 40:27 | tot poort, den weg naar het zuiden, honderd ellen. ~ 13488 Eze 40:28 | door de zuiderpoort tot het binnenvoorhof; en hij mat 13489 Eze 40:31 | haar voorhuizen waren aan het buitenste voorhof, ook waren 13490 Eze 40:32 | Daarna bracht hij mij tot het binnenste voorhof, den weg 13491 Eze 40:32 | binnenste voorhof, den weg naar het oosten; en hij mat de poort, 13492 Eze 40:34 | haar voorhuizen waren aan het buitenste voorhof; ook waren 13493 Eze 40:37 | En haar posten waren aan het buitenste voorhof; ook waren 13494 Eze 40:38 | poorten; aldaar wies men het brandoffer. ~ 13495 Eze 40:39 | 39      En in het voorhuis der poort waren 13496 Eze 40:39 | zijde, om daarop te slachten het brandoffer, en het zondoffer, 13497 Eze 40:39 | slachten het brandoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer. ~ 13498 Eze 40:39 | brandoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer. ~ 13499 Eze 40:40 | de andere zijde, die aan het voorhuis der poort was, 13500 Eze 40:42 | Maar de vier tafelen voor het brandoffer waren van gehouwen


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License