1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165
Book Chapter: Verse
13001 Eze 20:48 | HEERE, dat aangestoken heb; het zal niet uitgeblust worden. ~
13002 Eze 21:2 | heiligdommen, en profeteer tegen het land van Israel; ~
13003 Eze 21:3 | 3 En zeg tot het land van Israel: Alzo zegt
13004 Eze 21:4 | uitgaan tegen alle vlees, van het zuiden tot het noorden. ~
13005 Eze 21:4 | vlees, van het zuiden tot het noorden. ~
13006 Eze 21:5 | zijn schede getrokken heb; het zal niet meer wederkeren. ~
13007 Eze 21:7 | 7 En het zal geschieden, als zij
13008 Eze 21:7 | dat gij zeggen zult: Om het gerucht, want het komt!
13009 Eze 21:7 | zult: Om het gerucht, want het komt! en alle hart zal versmelten,
13010 Eze 21:7 | water henenvlieten; ziet, het komt, en het zal geschieden,
13011 Eze 21:7 | henenvlieten; ziet, het komt, en het zal geschieden, spreekt
13012 Eze 21:9 | Alzo zegt de HEERE: Zeg: Het zwaard, het zwaard is gescherpt,
13013 Eze 21:9 | HEERE: Zeg: Het zwaard, het zwaard is gescherpt, en
13014 Eze 21:10 | 10 Het is gescherpt, opdat het
13015 Eze 21:10 | Het is gescherpt, opdat het een slachting slachte; het
13016 Eze 21:10 | het een slachting slachte; het is geveegd, opdat het een
13017 Eze 21:10 | slachte; het is geveegd, opdat het een glinster hebbe; of wij
13018 Eze 21:10 | dan zullen vrolijk zijn? het is de roede Mijns Zoons,
13019 Eze 21:11 | vegen gegeven, opdat men het met de hand handelen zou;
13020 Eze 21:12 | zal zijn tegen Mijn volk, het zal zijn tegen al de vorsten
13021 Eze 21:12 | verschrikkingen zullen vanwege het zwaard bij Mijn volk zijn;
13022 Eze 21:13 | beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook geen
13023 Eze 21:14 | sla hand tegen hand; want het zwaard zal verdubbeld worden
13024 Eze 21:14 | worden ten derden male, het is het zwaard dergenen,
13025 Eze 21:14 | ten derden male, het is het zwaard dergenen, die verslagen
13026 Eze 21:14 | verslagen zullen worden; het is het zwaard der groten,
13027 Eze 21:14 | zullen worden; het is het zwaard der groten, die verslagen
13028 Eze 21:15 | tegen al hun poorten, opdat het hart versmelte, en de aanstoten
13029 Eze 21:15 | aanstoten vermenigvuldigen; ach, het is toegemaakt, opdat het
13030 Eze 21:15 | het is toegemaakt, opdat het glinstere, het is ingewonden
13031 Eze 21:15 | toegemaakt, opdat het glinstere, het is ingewonden om te
13032 Eze 21:17 | rusten; Ik, de HEERE, heb het gesproken. ~
13033 Eze 21:19 | twee wegen voor, waardoor het zwaard des konings van Babel
13034 Eze 21:19 | kies een zijde, kies ze aan het hoofd van den weg der
13035 Eze 21:20 | weg voorstellen, waardoor het zwaard inkomen zal tegen
13036 Eze 21:21 | wegscheiding staan, aan het hoofd van de twee wegen,
13037 Eze 21:22 | om den mond te openen in het doodslaan, om de stem op
13038 Eze 21:28 | van hun smading; zo zeg: Het zwaard, het zwaard is uitgetrokken,
13039 Eze 21:28 | smading; zo zeg: Het zwaard, het zwaard is uitgetrokken,
13040 Eze 21:28 | zwaard is uitgetrokken, het is ter slachting geveegd
13041 Eze 21:30 | waar gij geschapen zijt, in het land uwer woningen zal Ik
13042 Eze 21:31 | uitgieten, Ik zal tegen u door het vuur Mijner verbolgenheid
13043 Eze 21:32 | 32 Het vuur zult gij tot spijze
13044 Eze 21:32 | zijn, uw bloed zal zijn in het midden des lands; uwer zal
13045 Eze 21:32 | want Ik, de HEERE, heb het gesproken. ~ ~ ~ ~ ~
13046 Eze 22:7 | vreemdeling hebben zij in het midden van u door verdrukking
13047 Eze 22:9 | hebben schandelijkheid in het midden van u gedaan. ~
13048 Eze 22:13 | en om uw bloed, die in het midden van u geweest zijn. ~
13049 Eze 22:14 | handelen zal? Ik, de HEERE, heb het gesproken, en zal het doen. ~
13050 Eze 22:14 | heb het gesproken, en zal het doen. ~
13051 Eze 22:18 | Mensenkind, die van het huis Israels zijn Mij tot
13052 Eze 22:18 | tin, of ijzer, of lood, in het midden des ovens; zilverschuim
13053 Eze 22:19 | daarom ziet, Ik zal u in het midden van Jeruzalem vergaderen. ~
13054 Eze 22:20 | ijzer, of lood, of tin in het midden eens ovens vergaderd
13055 Eze 22:20 | ovens vergaderd wordt, om het vuur daarover op te blazen,
13056 Eze 22:20 | op te blazen, opdat men het smelte; alzo zal Ik ulieden
13057 Eze 22:21 | bijeenbrengen, en zal op u blazen in het vuur Mijner verbolgenheid,
13058 Eze 22:21 | verbolgenheid, dat gij in het midden van haar zult gesmolten
13059 Eze 22:22 | 22 Gelijk het zilver in het midden des
13060 Eze 22:22 | Gelijk het zilver in het midden des ovens gesmolten
13061 Eze 22:22 | alzo zult gijlieden in het midden van haar gesmolten
13062 Eze 22:25 | verbintenis harer profeten is in het midden van haar als een
13063 Eze 22:25 | zielen op, den schat en het kostelijke nemen zij weg;
13064 Eze 22:25 | vermenigvuldigen zij in het midden van haar. ~
13065 Eze 22:26 | Mijn heilige dingen; tussen het heilige en het onheilige
13066 Eze 22:26 | dingen; tussen het heilige en het onheilige maken zij geen
13067 Eze 22:26 | zij geen onderscheid, en het verschil tussen het
13068 Eze 22:26 | en het verschil tussen het onreine en reine geven
13069 Eze 22:26 | sabbatten; ja, Ik word in het midden van hen ontheiligd. ~
13070 Eze 22:27 | Haar vorsten zijn in het midden van haar als wolven,
13071 Eze 22:29 | 29 Het volk des lands pleegt enkel
13072 Eze 22:30 | in de bresse staan voor het land, opdat Ik het niet
13073 Eze 22:30 | voor het land, opdat Ik het niet mocht verderven; maar
13074 Eze 22:31 | over hen uitgegoten; door het vuur Mijner verbolgenheid
13075 Eze 23:10 | maar haar doodden zij met het zwaard; en zij kreeg een
13076 Eze 23:15 | hun hoofden, die allen in het aanzien hoofdmannen waren,
13077 Eze 23:15 | van Babel, van Chaldea, het land hunner geboorte; ~
13078 Eze 23:16 | op dezelve verliefd met het opzien van haar ogen, en
13079 Eze 23:17 | nu kwamen tot haar in tot het leger der minne, en verontreinigden
13080 Eze 23:19 | als zij gehoereerd had in het land van Egypte. ~
13081 Eze 23:20 | bijwijven, welker vlees is als het vlees der ezelen, en welker
13082 Eze 23:24 | voor hun aangezicht het gericht stellen, en zij
13083 Eze 23:25 | neus en uw oren afnemen, en het laatste van u zal door het
13084 Eze 23:25 | het laatste van u zal door het zwaard vallen; zij zullen
13085 Eze 23:25 | uw dochteren wegnemen, en het laatste van u zal door het
13086 Eze 23:25 | het laatste van u zal door het vuur verteerd worden. ~
13087 Eze 23:34 | gij afrukken; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere
13088 Eze 23:37 | hadden, voor hen door het vuur laten doorgaan, tot
13089 Eze 23:39 | alzo hebben zij gedaan in het midden van Mijn huis. ~
13090 Eze 23:42 | 42 Als nu het geruis der menigte daarop
13091 Eze 23:45 | zullen haar richten naar het recht der overspeelsters,
13092 Eze 23:45 | overspeelsters, en naar het recht der bloedvergietsters;
13093 Eze 23:48 | Ik de schandelijkheid uit het land doen ophouden; opdat
13094 Eze 24:1 | HEEREN woord tot mij, in het negende jaar, in de tiende
13095 Eze 24:6 | bij stuk daaruit, en laat het lot over hem niet vallen. ~
13096 Eze 24:7 | Want haar bloed is in het midden van haar; op een
13097 Eze 24:7 | zij dat gelegd; zij heeft het op de aarde niet uitgestort,
13098 Eze 24:8 | steenrots gelegd, opdat het niet bedekt worde. ~
13099 Eze 24:10 | Draag veel houts toe, steek het vuur aan, verteer het vlees,
13100 Eze 24:10 | steek het vuur aan, verteer het vlees, en kruid het met
13101 Eze 24:10 | verteer het vlees, en kruid het met specerijen, en laat
13102 Eze 24:11 | en zijn onreinigheid in het midden van hem versmelte,
13103 Eze 24:12 | uitgegaan; haar schuim moet in het vuur. ~
13104 Eze 24:14 | 14 Ik, de HEERE, heb het gesproken; het zal komen,
13105 Eze 24:14 | HEERE, heb het gesproken; het zal komen, en Ik zal het
13106 Eze 24:14 | het zal komen, en Ik zal het doen; Ik zal er niet van
13107 Eze 24:18 | 18 Dit sprak ik tot het volk in den morgenstond,
13108 Eze 24:19 | 19 En het volk zeide tot mij: Zult
13109 Eze 24:20 | En ik zeide tot hen: Het woord des HEEREN is tot
13110 Eze 24:21 | 21 Zeg tot het huis Israels: Alzo zegt
13111 Eze 24:21 | verlaten hebt, zullen door het zwaard vallen. ~
13112 Eze 24:25 | En gij, mensenkind! zal het niet zijn, ten dage, als
13113 Eze 24:25 | den lust hunner ogen en het verlangen hunner zielen,
13114 Eze 25:3 | over Mijn heiligdom, als het ontheiligd werd, en
13115 Eze 25:3 | ontheiligd werd, en over het land Israels, als het verwoest
13116 Eze 25:3 | over het land Israels, als het verwoest werd, en over het
13117 Eze 25:3 | het verwoest werd, en over het huis van Juda, als zij in
13118 Eze 25:4 | ziet, Ik zal u aan die van het oosten overgeven tot een
13119 Eze 25:6 | in al uw plundering, over het land Israels; ~
13120 Eze 25:8 | Moab en Seir zeggen: Ziet, het huis van Juda is gelijk
13121 Eze 25:9 | van zijn grenzen af zijn, het sieraad des lands, Beth-Jesimoth,
13122 Eze 25:10 | 10 Voor die van het oosten, met het land der
13123 Eze 25:10 | die van het oosten, met het land der kinderen Ammons,
13124 Eze 25:12 | wraakgierigheid gehandeld heeft tegen het huis van Juda; en zij zich
13125 Eze 25:13 | zullen tot Dedan toe door het zwaard vallen. ~
13126 Eze 25:16 | Cherethieten uitroeien, en het overblijfsel van de zeehaven
13127 Eze 26:1 | 1 En het gebeurde in het elfde jaar,
13128 Eze 26:1 | En het gebeurde in het elfde jaar, op den eersten
13129 Eze 26:5 | 5 Zij zal in het midden der zee zijn tot
13130 Eze 26:5 | van netten; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere
13131 Eze 26:6 | En haar dochteren, die in het veld zijn, zullen met het
13132 Eze 26:6 | het veld zijn, zullen met het zwaard gedood worden; en
13133 Eze 26:7 | koning der koningen, van het noorden, tegen Tyrus brengen,
13134 Eze 26:8 | Hij zal uw dochteren op het veld met het zwaard doden,
13135 Eze 26:8 | dochteren op het veld met het zwaard doden, en hij zal
13136 Eze 26:10 | muren zullen beven vanwege het gedruis der ruiteren, en
13137 Eze 26:11 | vertreden; uw volk zal hij met het zwaard doden, en elk een
13138 Eze 26:12 | stof zullen zij in het midden der wateren werpen. ~
13139 Eze 26:13 | 13 Zo zal Ik het gedeun uwer liederen doen
13140 Eze 26:13 | liederen doen ophouden, en het geklank uwer harpen zal
13141 Eze 26:14 | want Ik, de HEERE, heb het gesproken, spreekt de Heere
13142 Eze 26:15 | Zullen niet de eilanden van het geluid uws vals beven, als
13143 Eze 26:15 | zal kermen, wanneer men in het midden van u schrikkelijk
13144 Eze 26:20 | den kuil nederdalen tot het oude volk, en zal u doen
13145 Eze 26:20 | bewoond wordt; en Ik zal het sieraad herstellen in het
13146 Eze 26:20 | het sieraad herstellen in het land der levenden. ~
13147 Eze 27:4 | Uw landpalen zijn in het hart der zeeen; uw bouwers
13148 Eze 27:7 | was uw uitbreidsel, dat het u tot een zeil ware; hemelsblauw
13149 Eze 27:14 | 14 Uit het huis van Togarma leverden
13150 Eze 27:17 | 17 Juda en het land Israels waren uw kooplieden;
13151 Eze 27:25 | en zeer verheerlijkt in het hart der zeeen. ~
13152 Eze 27:26 | oostenwind heeft u verbroken in het hart der zeeen. ~
13153 Eze 27:27 | uw ganse gemeente, die in het midden van u is, zullen
13154 Eze 27:27 | van u is, zullen vallen in het hart der zeeen, ten dage
13155 Eze 27:28 | 28 Van het geluid des geschreeuws uwer
13156 Eze 27:29 | schepen nederklimmen; op het land zullen zij staan blijven. ~
13157 Eze 27:32 | Tyrus, als de uitgeroeide in het midden der zee? ~
13158 Eze 27:34 | en uw ganse gemeente in het midden van u gevallen. ~
13159 Eze 28:2 | ik zit in Godes stoel, in het hart der zeeen! daar gij
13160 Eze 28:8 | dood eens verslagenen in het hart der zeeen. ~
13161 Eze 28:9 | gij dan enigszins, voor het aangezicht uws doodslagers,
13162 Eze 28:10 | der vreemden; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere
13163 Eze 28:13 | smaragden, en goud; het werk uwer trommelen en uwer
13164 Eze 28:14 | heiligen berg; gij wandeldet in het midden der vurige stenen. ~
13165 Eze 28:16 | uws koophandels hebben zij het midden van u met geweld
13166 Eze 28:16 | overdekkende cherub! verdoen uit het midden der vurige stenen! ~
13167 Eze 28:17 | henengeworpen, Ik heb u voor het aangezicht der koningen
13168 Eze 28:18 | uwer ongerechtigheden, door het onrecht uws koophandels,
13169 Eze 28:18 | daarom heb Ik een vuur uit het midden van u doen voortkomen,
13170 Eze 28:22 | aan u, o Sidon! en zal in het midden van u verheerlijkt
13171 Eze 28:23 | verslagenen zullen vallen in het midden van haar, door het
13172 Eze 28:23 | het midden van haar, door het zwaard, dat tegen haar zal
13173 Eze 28:24 | 24 En het huis Israels zal geen smartenden
13174 Eze 28:25 | zegt de Heere HEERE: Als Ik het huis Israels zal vergaderd
13175 Eze 29:1 | 1 In het tiende jaar, in de tiende
13176 Eze 29:2 | profeteer tegen hem, en tegen het ganse Egypte. ~
13177 Eze 29:3 | groten zeedraak, die in het midden zijner rivieren ligt;
13178 Eze 29:4 | kleven; en Ik zal u uit het midden uwer rivieren optrekken,
13179 Eze 29:5 | den vis uwer rivieren; op het open veld zult gij vallen;
13180 Eze 29:5 | noch vergaderd worden; aan het gedierte der aarde en aan
13181 Eze 29:5 | gedierte der aarde en aan het gevogelte des hemels heb
13182 Eze 29:8 | Heere HEERE: Zie, Ik zal het zwaard over u brengen, en
13183 Eze 29:11 | door hetzelve doorgaan, en het zal veertig jaren onbewoond
13184 Eze 29:12 | stellen tot een verwoesting in het midden der verwoeste landen,
13185 Eze 29:12 | zullen een woestheid zijn in het midden der verwoeste steden,
13186 Eze 29:14 | en hen wederbrengen in het land van Pathros, in het
13187 Eze 29:14 | het land van Pathros, in het land huns koophandels; en
13188 Eze 29:15 | 15 En het zal nederiger zijn dan de
13189 Eze 29:16 | 16 En het zal den huize Israels niet
13190 Eze 29:17 | 17 Voorts gebeurde het in het zeven en twintigste
13191 Eze 29:17 | Voorts gebeurde het in het zeven en twintigste jaar,
13192 Eze 29:17 | den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot mij
13193 Eze 29:19 | deszelfs roof roven, en het zal het loon zijn voor
13194 Eze 29:19 | deszelfs roof roven, en het zal het loon zijn voor zijn
13195 Eze 29:21 | dage zal Ik den hoorn van het huis Israels doen uitspruiten,
13196 Eze 29:21 | opening des monds geven in het midden van hen; en zij zullen
13197 Eze 30:3 | nabij, een wolkige dag, het zal der heidenen tijd zijn. ~
13198 Eze 30:4 | 4 En het zwaard zal komen in Egypte,
13199 Eze 30:5 | Cub, en de kinderen van het land des verbonds zullen
13200 Eze 30:5 | zullen met hen vallen door het zwaard. ~
13201 Eze 30:6 | af zullen zij daarin door het zwaard vallen, spreekt
13202 Eze 30:7 | zullen verwoest worden in het midden der verwoeste landen;
13203 Eze 30:7 | haar steden zullen zijn in het midden der verwoeste steden. ~
13204 Eze 30:9 | in schepen uitvaren, om het zorgeloze Morenland te verschrikken;
13205 Eze 30:9 | Egypte; want ziet, het komt aan! ~
13206 Eze 30:11 | zullen aangevoerd worden, om het land te verderven; en zij
13207 Eze 30:11 | tegen Egypte uittrekken, en het land met verslagenen
13208 Eze 30:12 | rivieren tot droogte maken, en het land verkopen in de hand
13209 Eze 30:12 | hand der bozen; en Ik zal het land met zijn volheid verwoesten
13210 Eze 30:12 | Ik, de HEERE, heb het gesproken. ~
13211 Eze 30:17 | en Pibeseth zullen door het zwaard vallen, en de dochters
13212 Eze 30:18 | verduisterd worden, als Ik het juk van Egypte aldaar zal
13213 Eze 30:20 | 20 Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de
13214 Eze 30:20 | Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de eerste
13215 Eze 30:20 | zevenden der maand, dat het woord des HEEREN tot mij
13216 Eze 30:21 | dien te sterken, dat hij het zwaard houde. ~
13217 Eze 30:22 | den verbrokenen; en Ik zal het zwaard uit zijn hand
13218 Eze 31:1 | 1 Het gebeurde ook in het elfde
13219 Eze 31:1 | Het gebeurde ook in het elfde jaar, in de derde
13220 Eze 31:10 | hij stak zijn top op boven het midden der dichte takken,
13221 Eze 31:14 | top niet opsteken boven het midden der dichte takken,
13222 Eze 31:14 | overgegeven ter dood, tot het onderste der aarde, in het
13223 Eze 31:14 | het onderste der aarde, in het midden der mensenkinderen,
13224 Eze 31:15 | zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om
13225 Eze 31:16 | 16 Van het geluid zijns vals deed Ik
13226 Eze 31:16 | bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon,
13227 Eze 31:16 | drinken, troostten zich in het onderste der aarde. ~
13228 Eze 31:17 | tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm
13229 Eze 31:17 | die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten
13230 Eze 31:18 | met de bomen van Eden, tot het onderste der aarde; in het
13231 Eze 31:18 | het onderste der aarde; in het midden der onbesnedenen
13232 Eze 31:18 | met de verslagenen door het zwaard. Dat is Farao, en
13233 Eze 32:1 | 1 Het gebeurde ook in het twaalfde
13234 Eze 32:1 | Het gebeurde ook in het twaalfde jaar, in de twaalfde
13235 Eze 32:1 | den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot mij
13236 Eze 32:2 | uw rivieren, en beroerdet het water met uw voeten, en
13237 Eze 32:4 | Dan zal Ik u laten op het land, Ik zal u henenwerpen
13238 Eze 32:4 | Ik zal u henenwerpen op het open veld; en Ik zal al
13239 Eze 32:4 | open veld; en Ik zal al het gevogelte des hemels op
13240 Eze 32:4 | hemels op u doen wonen, en het gedierte der ganse aarde
13241 Eze 32:6 | 6 En Ik zal het land, waarin gij zwemt,
13242 Eze 32:9 | 9 Daartoe zal Ik het hart van vele volken verdrietig
13243 Eze 32:11 | zo zegt de Heere HEERE: Het zwaard des konings van Babel
13244 Eze 32:15 | tot een verwoesting, en het land van zijn volheid zal
13245 Eze 32:16 | 16 Dat is het klaaglied, en dat zullen
13246 Eze 32:16 | dochteren der heidenen zullen het klagelijk zingen; zij zullen
13247 Eze 32:16 | klagelijk zingen; zij zullen het klagelijk zingen over Egypte
13248 Eze 32:17 | 17 Voorts gebeurde het in het twaalfde jaar, op
13249 Eze 32:17 | Voorts gebeurde het in het twaalfde jaar, op den vijftienden
13250 Eze 32:17 | vijftienden der maand, dat het woord des HEEREN tot mij
13251 Eze 32:20 | 20 In het midden der verslagenen van
13252 Eze 32:20 | midden der verslagenen van het zwaard zullen zij vallen;
13253 Eze 32:20 | zullen zij vallen; zij is aan het zwaard overgegeven; trek
13254 Eze 32:21 | helpers, toespreken, uit het midden der hel; zij zijn
13255 Eze 32:21 | liggen er, verslagen van het zwaard; ~
13256 Eze 32:22 | verslagen, gevallen door het zwaard; ~
13257 Eze 32:23 | verslagen, gevallen door het zwaard, die een schrik gaven
13258 Eze 32:23 | die een schrik gaven in het land der levenden. ~
13259 Eze 32:24 | verslagen, de gevallenen door het zwaard, die onbesneden zijn
13260 Eze 32:24 | schrik hadden gegeven in het land der levenden; nu dragen
13261 Eze 32:25 | 25 In het midden der verslagenen hebben
13262 Eze 32:25 | onbesneden, verslagenen van het zwaard, omdat een schrik
13263 Eze 32:25 | schrik van hen gegeven is in het land der levenden; nu dragen
13264 Eze 32:25 | nedergedaald; hij is geleid in het midden der verslagenen. ~
13265 Eze 32:26 | onbesneden, verslagenen van het zwaard, omdat zij hun schrik
13266 Eze 32:26 | schrik gegeven hebben in het land der levenden. ~
13267 Eze 32:27 | omdat der helden schrik in het land der levenden geweest
13268 Eze 32:28 | zult verbroken worden in het midden der onbesnedenen,
13269 Eze 32:28 | liggen met de verslagenen van het zwaard. ~
13270 Eze 32:29 | zijn bij de verslagenen van het zwaard; diezelve liggen
13271 Eze 32:30 | Daar zijn de geweldigen van het Noorden, zij allen, en alle
13272 Eze 32:30 | onbesneden bij de verslagenen van het zwaard, en dragen hun schande
13273 Eze 32:31 | menigte; de verslagenen van het zwaard van Farao en zijn
13274 Eze 32:32 | ook Mijn schrik gegeven in het land der levenden; dies
13275 Eze 32:32 | zal hij gelegd worden in het midden der onbesnedenen
13276 Eze 32:32 | onbesnedenen bij de verslagenen van het zwaard, Farao en zijn
13277 Eze 33:2 | zeg tot hen: Wanneer Ik het zwaard over enig land breng,
13278 Eze 33:2 | over enig land breng, en het volk des lands een man uit
13279 Eze 33:3 | 3 En hij het zwaard ziet komen over het
13280 Eze 33:3 | het zwaard ziet komen over het land, en blaast met de bazuin,
13281 Eze 33:3 | de bazuin, en waarschuwt het volk; ~
13282 Eze 33:4 | 4 En een, die het geluid der bazuin hoort,
13283 Eze 33:4 | niet laat waarschuwen; en het zwaard komt, en neemt hem
13284 Eze 33:5 | 5 Hij hoorde het geluid der bazuin, maar
13285 Eze 33:6 | Wanneer daarentegen de wachter het zwaard ziet komen, en blaast
13286 Eze 33:6 | niet met de bazuin, zodat het volk niet is gewaarschuwd;
13287 Eze 33:6 | niet is gewaarschuwd; en het zwaard komt, en neemt een
13288 Eze 33:7 | een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij
13289 Eze 33:7 | huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen,
13290 Eze 33:10 | gij mensenkind! zeg tot het huis Israels: Gijlieden
13291 Eze 33:15 | Geeft de goddeloze het pand weder, betaalt hij
13292 Eze 33:15 | pand weder, betaalt hij het geroofde, wandelt hij in
13293 Eze 33:21 | 21 En het geschiedde in het twaalfde
13294 Eze 33:21 | En het geschiedde in het twaalfde jaar onzer gevankelijke
13295 Eze 33:24 | van die woeste plaatsen in het land Israels spreken, zeggende:
13296 Eze 33:24 | maar onzer zijn velen; het land is ons gegeven
13297 Eze 33:25 | HEERE: Gij eet vlees met het bloed, en heft uw ogen op
13298 Eze 33:25 | vergiet bloed; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? ~
13299 Eze 33:26 | zijns naasten; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? ~
13300 Eze 33:27 | woeste plaatsen zijn, door het zwaard zullen vallen, en
13301 Eze 33:27 | Ik niet dien, die in het open veld is, het wild gedierte
13302 Eze 33:27 | in het open veld is, het wild gedierte overgeve,
13303 Eze 33:27 | wild gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in de
13304 Eze 33:28 | 28 Want Ik zal het land tot een verwoesting
13305 Eze 33:29 | Ik de HEERE ben, als Ik het land tot een verwoesting
13306 Eze 33:30 | Komt toch en hoort, wat het woord zij, dat van den HEERE
13307 Eze 33:31 | zij komen tot u, gelijk het volk pleegt te komen, en
13308 Eze 33:33 | Maar als dat komt (zie, het zal komen!) dan zullen zij
13309 Eze 33:33 | weten, dat er een profeet in het midden van hen geweest is. ~ ~ ~ ~ ~
13310 Eze 34:3 | 3 Gij eet het vette, en bekleedt u met
13311 Eze 34:3 | u met de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen
13312 Eze 34:4 | zwakke sterkt gij niet, en het kranke heelt gij niet, en
13313 Eze 34:4 | kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet,
13314 Eze 34:4 | gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij
13315 Eze 34:4 | brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet;
13316 Eze 34:5 | herder is; en zij zijn als het wild gedierte des velds
13317 Eze 34:8 | roof, en Mijn schapen al het wild gedierte des velds
13318 Eze 34:10 | hand eisen, en zal ze van het weiden der schapen doen
13319 Eze 34:12 | opzoekt, ten dage als hij in het midden zijner verspreide
13320 Eze 34:16 | 16 Het verlorene zal Ik zoeken,
13321 Eze 34:16 | verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal Ik wederbrengen,
13322 Eze 34:16 | zal Ik wederbrengen, en het gebrokene zal Ik verbinden,
13323 Eze 34:16 | gebrokene zal Ik verbinden, en het kranke zal Ik sterken; maar
13324 Eze 34:16 | kranke zal Ik sterken; maar het vette en het sterke zal
13325 Eze 34:16 | sterken; maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen,
13326 Eze 34:18 | 18 Is het u te weinig, dat gij de
13327 Eze 34:18 | weide afweidt? Zult gij nog het overige uwer weide met uw
13328 Eze 34:20 | ja, Ik zal richten tussen het vette klein vee, en tussen
13329 Eze 34:20 | vette klein vee, en tussen het magere klein vee. ~
13330 Eze 34:24 | David zal Vorst zijn in het midden van hen, Ik, de HEERE,
13331 Eze 34:24 | van hen, Ik, de HEERE, heb het gesproken. ~
13332 Eze 34:25 | vredes met hen maken, en zal het boos gedierte uit het land
13333 Eze 34:25 | zal het boos gedierte uit het land doen ophouden; en zij
13334 Eze 34:27 | 27 En het geboomte des velds zal zijn
13335 Eze 34:27 | zal zijn vrucht geven, en het land zal zijn inkomst geven,
13336 Eze 34:28 | niet meer ten roof zijn, en het wild gedierte der aarde
13337 Eze 34:29 | weggeraapt worden door honger in het land, en den smaad der heidenen
13338 Eze 34:30 | dat zij Mijn volk zijn, het huis Israels, spreekt de
13339 Eze 35:2 | zet uw aangezicht tegen het gebergte Seir, en profeteer
13340 Eze 35:5 | Israels doen wegvloeien door het geweld des zwaards, ten
13341 Eze 35:6 | ten bloede bereiden, en het bloed zal u vervolgen; alzo
13342 Eze 35:6 | zal u vervolgen; alzo gij het bloed niet hebt gehaat,
13343 Eze 35:6 | niet hebt gehaat, zal u het bloed ook vervolgen. ~
13344 Eze 35:7 | 7 En Ik zal het gebergte Seir tot de uiterste
13345 Eze 35:8 | zullen de verslagenen van het zwaard liggen. ~
13346 Eze 35:13 | vermenigvuldigd; Ik heb het gehoord. ~
13347 Eze 35:14 | zegt de Heere HEERE: Gelijk het ganse land verblijd is,
13348 Eze 35:15 | hebt over de erfenis van het huis Israels, omdat zij
13349 Eze 35:15 | alzo zal Ik aan u doen; het gebergte van Seir, en gans
13350 Eze 36:3 | opgeslokt heeft, opdat gij voor het overblijfsel der heidenen
13351 Eze 36:4 | gij bergen Israels! hoort het woord des Heeren HEEREN:
13352 Eze 36:4 | spot geworden zijn voor het overblijfsel der heidenen,
13353 Eze 36:5 | Heere HEERE: Zo Ik niet in het vuur Mijns ijvers gesproken
13354 Eze 36:5 | ijvers gesproken heb tegen het overblijfsel der heidenen,
13355 Eze 36:5 | overblijfsel der heidenen, en tegen het ganse Edom; die Mijn land
13356 Eze 36:6 | Daarom profeteer van het land Israels, en zeg tot
13357 Eze 36:10 | mensen op u vermenigvuldigen, het ganse huis Israels, ja,
13358 Eze 36:11 | vorige tijden, ja, Ik zal het beter maken dan in
13359 Eze 36:17 | 17 Mensenkind! het huis Israels, als zij in
13360 Eze 36:18 | des bloeds wil, dat zij in het land vergoten hadden, en
13361 Eze 36:20 | van hen zeide: Dezen zijn het volk des HEEREN, en zijn
13362 Eze 36:21 | Mijn heiligen Naam, dien het huis Israels ontheiligde
13363 Eze 36:22 | 22 Daarom zeg tot het huis Israels: Zo zegt de
13364 Eze 36:22 | zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om uwentwil, gij huis
13365 Eze 36:23 | ontheiligd is, dien gij in het midden van hen ontheiligd
13366 Eze 36:26 | een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal
13367 Eze 36:26 | binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees
13368 Eze 36:27 | zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal
13369 Eze 36:28 | En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen
13370 Eze 36:29 | onreinigheden; en Ik zal roepen tot het koren, en zal dat vermenigvuldigen,
13371 Eze 36:30 | En Ik zal de vrucht van het geboomte en de inkomst des
13372 Eze 36:32 | 32 Ik doe het niet om uwentwil, spreekt
13373 Eze 36:32 | spreekt de Heere HEERE, het zij u bekend! Schaamt u
13374 Eze 36:34 | 34 En het verwoeste land zal bebouwd
13375 Eze 36:34 | bebouwd worden, in plaats dat het een verwoesting was, voor
13376 Eze 36:36 | verstoorde plaatsen bebouw, en het verwoeste beplant. Ik, de
13377 Eze 36:36 | Ik, de HEERE, heb het gesproken en zal het doen. ~
13378 Eze 36:36 | heb het gesproken en zal het doen. ~
13379 Eze 36:37 | Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israels verzocht worden,
13380 Eze 36:37 | verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen
13381 Eze 37:1 | geest, en zette mij neder in het midden ener vallei; dezelve
13382 Eze 37:3 | zeide: Heere HEERE, Gij weet het! ~
13383 Eze 37:11 | Mensenkind! deze beenderen zijn het ganse huis Israels; ziet,
13384 Eze 37:12 | en Ik zal u brengen in het land Israels. ~
13385 Eze 37:16 | schrijf daarop: Voor Jozef, het hout van Efraim, en
13386 Eze 37:16 | hout van Efraim, en van het ganse huis Israels, zijn
13387 Eze 37:17 | Doe gij ze dan naderen, het een tot het ander tot een
13388 Eze 37:17 | dan naderen, het een tot het ander tot een enig hout;
13389 Eze 37:19 | Heere HEERE: Ziet, Ik zal het hout van Jozef, dat in Efraims
13390 Eze 37:19 | dezelve met hem voegen tot het hout van Juda, en zal ze
13391 Eze 37:21 | kinderen Israels halen uit het midden der heidenen, waarhenen
13392 Eze 37:22 | maken tot een enig volk in het land, op de bergen Israels;
13393 Eze 37:25 | En zij zullen wonen in het land, dat Ik Mijn knecht
13394 Eze 37:26 | des vredes met hen maken, het zal een eeuwig verbond met
13395 Eze 37:26 | Ik zal Mijn heiligdom in het midden van hen zetten
13396 Eze 37:28 | heilige, als Mijn heiligdom in het midden van hen zal zijn
13397 Eze 38:2 | uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog, den hoofdvorst
13398 Eze 38:6 | Gomer en al zijn benden, en het huis van Togarma, aan de
13399 Eze 38:6 | Togarma, aan de zijden van het noorden, en al zijn benden;
13400 Eze 38:8 | zult gij bezocht worden; in het laatste der jaren zult gij
13401 Eze 38:8 | jaren zult gij komen in het land, dat wedergebracht
13402 Eze 38:8 | dat wedergebracht is van het zwaard, dat vergaderd is
13403 Eze 38:9 | zult zijn als een wolk, om het land te bedekken; gij en
13404 Eze 38:10 | HEERE: Te dien dage zal het ook geschieden, dat er raadslagen
13405 Eze 38:12 | verkregen heeft, wonende in het midden des lands. ~
13406 Eze 38:14 | de Heere HEERE: Zult gij het, te dien dage, als Mijn
13407 Eze 38:15 | plaats, uit de zijden van het noorden, gij en vele volken
13408 Eze 38:16 | Israel, als een wolk, om het land te bedekken; in het
13409 Eze 38:16 | het land te bedekken; in het laatste der dagen zal het
13410 Eze 38:16 | het laatste der dagen zal het geschieden; dan zal Ik u
13411 Eze 38:18 | 18 Maar het zal geschieden te dien dage,
13412 Eze 38:18 | ten dage als Gog tegen het land Israels zal aankomen,
13413 Eze 38:19 | gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner verbolgenheid:
13414 Eze 38:19 | groot beven zal zijn in het land Israels! ~
13415 Eze 38:20 | zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels, en
13416 Eze 38:20 | gevogelte des hemels, en het gedierte des velds, en al
13417 Eze 38:20 | gedierte des velds, en al het kruipend gedierte, dat op
13418 Eze 38:20 | kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt, en alle
13419 Eze 38:21 | 21 Want Ik zal het zwaard over hem roepen op
13420 Eze 38:21 | spreekt de Heere HEERE; het zwaard van een ieder zal
13421 Eze 39:2 | optrekken uit de zijden van het noorden, en Ik zal u brengen
13422 Eze 39:4 | aan de roofvogelen, aan het gevogelte van allen vleugel,
13423 Eze 39:4 | van allen vleugel, en aan het gedierte des velds
13424 Eze 39:5 | 5 Op het open veld zult gij vallen;
13425 Eze 39:5 | gij vallen; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere
13426 Eze 39:7 | zal Mijn heiligen Naam in het midden van Mijn volk Israel
13427 Eze 39:8 | 8 Ziet, het komt en zal geschieden,
13428 Eze 39:10 | Zodat zij geen hout uit het veld zullen dragen, noch
13429 Eze 39:11 | 11 En het zal te dien dage geschieden,
13430 Eze 39:11 | grafstede in Israel zal geven, het dal der doorgangers naar
13431 Eze 39:11 | dal der doorgangers naar het oosten der zee; en datzelve
13432 Eze 39:11 | ganse menigte, en zullen het noemen: Het dal van Gogs
13433 Eze 39:11 | menigte, en zullen het noemen: Het dal van Gogs menigte. ~
13434 Eze 39:12 | 12 Het huis Israels nu zal hen
13435 Eze 39:12 | nu zal hen begraven, om het land te reinigen, zeven
13436 Eze 39:13 | 13 Ja, al het volk des lands zal begraven,
13437 Eze 39:13 | des lands zal begraven, en het zal hun tot een naam zijn,
13438 Eze 39:14 | uitscheiden, die gestadig door het land doorgaan, en doodgravers
13439 Eze 39:15 | doorgangers zullen door het land doorgaan, en als iemand
13440 Eze 39:15 | hebben begraven in het dal van Gogs menigte. ~
13441 Eze 39:16 | Hamona zijn. Alzo zullen zij het land reinigen. ~
13442 Eze 39:17 | de Heere HEERE: Zeg tot het gevogelte van allen vleugel,
13443 Eze 39:17 | allen vleugel, en tot al het gedierte des velds: Vergadert
13444 Eze 39:18 | 18 Het vlees der helden zult gij
13445 Eze 39:18 | helden zult gij eten, en het bloed van de vorsten der
13446 Eze 39:19 | 19 En gij zult het vette eten tot verzadiging
13447 Eze 39:22 | 22 En die van het huis Israels zullen weten,
13448 Eze 39:23 | zullen weten, dat die van het huis Israels gevankelijk
13449 Eze 39:23 | zodat zij altemaal door het zwaard gevallen zijn; ~
13450 Eze 39:25 | en zal Mij ontfermen over het ganse huis Israels, en Ik
13451 Eze 39:29 | wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israels zal hebben
13452 Eze 40:1 | 1 In het vijf en twintigste jaar
13453 Eze 40:1 | gevankelijke wegvoering, in het begin des jaars, op den
13454 Eze 40:1 | den tienden der maand, in het veertiende jaar, nadat de
13455 Eze 40:2 | gezichten Gods bracht Hij mij in het land Israels, en Hij zette
13456 Eze 40:2 | een gebouw ener stad tegen het zuiden. ~
13457 Eze 40:5 | was een muur buiten aan het huis, rondom henen, en in
13458 Eze 40:6 | welke zag den weg naar het oosten, en hij ging bij
13459 Eze 40:7 | den dorpel der poort, bij het voorhuis der poort van binnen,
13460 Eze 40:8 | 8 Ook mat hij het voorhuis der poort van binnen,
13461 Eze 40:9 | 9 Toen mat hij het andere voorhuis der poort,
13462 Eze 40:9 | haar posten twee ellen; en het voorhuis der poort was van
13463 Eze 40:10 | der poort, den weg naar het oosten, waren drie van deze,
13464 Eze 40:13 | Toen mat hij de poort van het dak van het ene kamertje
13465 Eze 40:13 | de poort van het dak van het ene kamertje af tot aan
13466 Eze 40:13 | ene kamertje af tot aan het dak van een ander; de breedte
13467 Eze 40:15 | 15 En van het voorste deel der poort des
13468 Eze 40:15 | poort des ingangs, tot aan het voorste deel van het voorhuis
13469 Eze 40:15 | aan het voorste deel van het voorhuis van de binnenpoort,
13470 Eze 40:17 | Voorts bracht hij mij in het buitenste voorhof, en ziet,
13471 Eze 40:17 | plaveisel, dat gemaakt was in het voorhof rondom henen, dertig
13472 Eze 40:17 | dertig kameren waren er op het plaveisel. ~
13473 Eze 40:18 | 18 Het plaveisel nu was aan de
13474 Eze 40:18 | van de poorten; dit was het benedenste plaveisel. ~
13475 Eze 40:19 | hij mat de breedte, van het voorste deel der benedenste
13476 Eze 40:19 | benedenste poort af, voor aan het binnenste voorhof, van buiten,
13477 Eze 40:20 | poort nu, die den weg naar het noorden zag, aan het buitenste
13478 Eze 40:20 | naar het noorden zag, aan het buitenste voorhof, hij mat
13479 Eze 40:22 | poort, die den weg naar het oosten zag; en men ging
13480 Eze 40:23 | 23 De poort nu van het binnenste voorhof was tegenover
13481 Eze 40:23 | was tegenover de poort van het noorden en van het oosten;
13482 Eze 40:23 | poort van het noorden en van het oosten; en hij mat van poort
13483 Eze 40:24 | voerde hij mij den weg naar het zuiden; en ziet, er was
13484 Eze 40:24 | was een poort den weg naar het zuiden; en hij mat derzelver
13485 Eze 40:27 | Ook was er een poort in het binnenste voorhof, den weg
13486 Eze 40:27 | binnenste voorhof, den weg naar het zuiden; en hij mat van poort
13487 Eze 40:27 | tot poort, den weg naar het zuiden, honderd ellen. ~
13488 Eze 40:28 | door de zuiderpoort tot het binnenvoorhof; en hij mat
13489 Eze 40:31 | haar voorhuizen waren aan het buitenste voorhof, ook waren
13490 Eze 40:32 | Daarna bracht hij mij tot het binnenste voorhof, den weg
13491 Eze 40:32 | binnenste voorhof, den weg naar het oosten; en hij mat de poort,
13492 Eze 40:34 | haar voorhuizen waren aan het buitenste voorhof; ook waren
13493 Eze 40:37 | En haar posten waren aan het buitenste voorhof; ook waren
13494 Eze 40:38 | poorten; aldaar wies men het brandoffer. ~
13495 Eze 40:39 | 39 En in het voorhuis der poort waren
13496 Eze 40:39 | zijde, om daarop te slachten het brandoffer, en het zondoffer,
13497 Eze 40:39 | slachten het brandoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer. ~
13498 Eze 40:39 | brandoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer. ~
13499 Eze 40:40 | de andere zijde, die aan het voorhuis der poort was,
13500 Eze 40:42 | Maar de vier tafelen voor het brandoffer waren van gehouwen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165 |