1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165
Book Chapter: Verse
13501 Eze 40:42 | dezelve nu legde men het gereedschap henen, waarmede
13502 Eze 40:42 | gereedschap henen, waarmede men het brandoffer en slachtoffer
13503 Eze 40:43 | ordentelijk geschikt in het huis rondom henen; en op
13504 Eze 40:43 | henen; en op de tafelen was het offervlees. ~
13505 Eze 40:44 | kameren der zangers, in het binnenste voorhof, dat aan
13506 Eze 40:44 | de noorderpoort was; en het voorste deel derzelve was
13507 Eze 40:44 | derzelve was den weg naar het zuiden; een was er aan de
13508 Eze 40:44 | oostpoort, ziende den weg naar het noorden. ~
13509 Eze 40:45 | voorste deel den weg naar het zuiden is, is voor de priesteren,
13510 Eze 40:46 | voorste deel den weg naar het noorden is, is voor de priesteren,
13511 Eze 40:47 | 47 En hij mat het voorhof: de lengte honderd
13512 Eze 40:47 | honderd ellen, vierkant; en het altaar was voor aan het
13513 Eze 40:47 | het altaar was voor aan het huis. ~
13514 Eze 40:48 | Toen bracht hij mij tot het voorhuis des huizes, en
13515 Eze 40:48 | en hij mat elken post van het voorhuis, vijf ellen van
13516 Eze 40:49 | 49 De lengte van het voorhuis twintig ellen,
13517 Eze 40:49 | de breedte elf ellen; en het was met trappen, bij dewelke
13518 Eze 41:5 | zijkamer, vier ellen, rondom het huis henen rondom. ~
13519 Eze 41:6 | kwamen in den wand, die aan het huis was, tot die zijkamers
13520 Eze 41:7 | 7 En het was voor de zijkameren opwaarts
13521 Eze 41:7 | en gaf zich rondom; want het huis was omsingeld opwaarts
13522 Eze 41:7 | opwaarts naar boven, rondom het huis henen; daarom was de
13523 Eze 41:7 | naar boven; en alzo ging het onderste op naar het bovenste
13524 Eze 41:7 | ging het onderste op naar het bovenste door het middelste. ~
13525 Eze 41:7 | op naar het bovenste door het middelste. ~
13526 Eze 41:9 | der zijkameren, die aan het huis waren. ~
13527 Eze 41:10 | van twintig ellen, rondom het huis, rondom henen. ~
13528 Eze 41:11 | de zijkameren waren naar het ledig gelatene toe, de ene
13529 Eze 41:11 | de ene deur den weg naar het noorden, en de andere deur
13530 Eze 41:11 | en de andere deur naar het zuiden; en de breedte van
13531 Eze 41:12 | 12 Voorts van het gebouw, dat voor aan de
13532 Eze 41:12 | in den hoek des wegs naar het westen, was de breedte zeventig
13533 Eze 41:13 | 13 Voorts mat hij het huis, de lengte honderd
13534 Eze 41:13 | de afgesneden plaats en het gebouw, en de wanden daarvan,
13535 Eze 41:14 | 14 En de breedte van het voorste deel des huizes,
13536 Eze 41:14 | afgesneden plaats tegen het oosten, honderd ellen. ~
13537 Eze 41:17 | boven de deur was, en tot het binnenste en buitenste huis
13538 Eze 41:17 | gansen wand rondom henen in het binnenste en buitenste,
13539 Eze 41:18 | 18 En het was gemaakt met cherubs
13540 Eze 41:19 | van gene zijde; gemaakt in het ganse huis rondom henen. ~
13541 Eze 41:21 | waren vierkant; en aangaande het voorste deel des heiligdoms,
13542 Eze 41:22 | zijn lengte twee ellen, en het had zijn hoeken; en zijn
13543 Eze 41:23 | 23 De tempel nu en het heiligdom hadden beide twee
13544 Eze 41:25 | wanden gemaakt waren; en het hout aan het voorste deel
13545 Eze 41:25 | gemaakt waren; en het hout aan het voorste deel van het
13546 Eze 41:25 | het voorste deel van het voorhuis van buiten was
13547 Eze 41:26 | zijde, aan de zijden van het voorhuis; en aan de zijkameren
13548 Eze 41:26 | en aan de zijkameren van het huis, en aan de dikke planken. ~ ~
13549 Eze 42:1 | Daarna bracht hij mij uit tot het buitenste voorhof; den weg
13550 Eze 42:1 | den weg naar den weg van het noorden; en hij bracht mij
13551 Eze 42:1 | plaats, en die tegenover het gebouw tegen het noorden
13552 Eze 42:1 | tegenover het gebouw tegen het noorden waren:
13553 Eze 42:2 | honderd ellen naar de deur van het noorden; en de breedte was
13554 Eze 42:3 | Tegenover de twintig ellen, die het binnenste voorhof had, en
13555 Eze 42:3 | voorhof had, en tegenover het plaveisel, dat het buitenste
13556 Eze 42:3 | tegenover het plaveisel, dat het buitenste voorhof had, was
13557 Eze 42:4 | van dezelve waren tegen het noorden. ~
13558 Eze 42:7 | kameren was, den weg naar het buitenste voorhof, voor
13559 Eze 42:8 | lengte der kameren, die het buitenste voorhof had, was
13560 Eze 42:9 | kameren nu was de ingang van het oosten, als iemand tot dezelve
13561 Eze 42:9 | tot dezelve ingaat, uit het buitenste voorhof. ~
13562 Eze 42:10 | des voorhofs, den weg naar het oosten, voor aan de afgesneden
13563 Eze 42:10 | afgesneden plaats, en voor aan het gebouw, waren kameren. ~
13564 Eze 42:11 | kameren, die den weg naar het noorden waren, naar derzelver
13565 Eze 42:12 | kameren, die den weg naar het zuiden waren, was er een
13566 Eze 42:12 | waren, was er een deur in het hoofd van den weg, den weg
13567 Eze 42:12 | rechten muur, den weg naar het oosten, als men daar
13568 Eze 42:13 | tot mij: De kameren van het noorden, en de kameren van
13569 Eze 42:13 | noorden, en de kameren van het zuiden, die voor aan de
13570 Eze 42:13 | allerheiligste dingen henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer,
13571 Eze 42:13 | henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer,
13572 Eze 42:13 | spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, want de
13573 Eze 42:14 | zijn, zo zullen zij uit het heiligdom niet weder uitgaan
13574 Eze 42:14 | heiligdom niet weder uitgaan in het buitenste voorhof, maar
13575 Eze 42:14 | naderen tot hetgeen voor het volk is. ~
13576 Eze 42:15 | Als hij nu de maten van het binnenste huis geeindigd
13577 Eze 42:15 | poort, die den weg naar het oosten zag, en hij mat ze
13578 Eze 42:16 | Hij mat de oostzijde met het meetriet; vijfhonderd rieten,
13579 Eze 42:16 | vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom. ~
13580 Eze 42:17 | vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom. ~
13581 Eze 42:18 | vijfhonderd rieten, met het meetriet. ~
13582 Eze 42:19 | vijfhonderd rieten, met het meetriet. ~
13583 Eze 42:20 | 20 Hij mat het aan de vier zijden; het
13584 Eze 42:20 | het aan de vier zijden; het had een muur rondom henen,
13585 Eze 42:20 | onderscheid te maken tussen het heilige en onheilige. ~ ~
13586 Eze 43:1 | poort, die den weg naar het oosten zag. ~
13587 Eze 43:2 | Israel kwam van den weg naar het oosten; en Zijn stem was
13588 Eze 43:2 | oosten; en Zijn stem was als het geruis van vele wateren,
13589 Eze 43:3 | alzo was de gedaante van het gezicht, dat ik zag, gelijk
13590 Eze 43:3 | gezicht, dat ik zag, gelijk het gezicht, dat ik gezien had,
13591 Eze 43:3 | de stad te verderven; en het waren gezichten, als het
13592 Eze 43:3 | het waren gezichten, als het gezicht, dat ik gezien
13593 Eze 43:4 | heerlijkheid des HEEREN kwam in het huis, door den weg der poort,
13594 Eze 43:4 | poort, die den weg naar het oosten zag. ~
13595 Eze 43:5 | mij op, en bracht mij in het binnenste voorhof; en ziet,
13596 Eze 43:5 | heerlijkheid des HEEREN had het huis vervuld. ~
13597 Eze 43:6 | Die met mij sprak, uit het huis; en de man was bij
13598 Eze 43:7 | alwaar Ik wonen zal in het midden der kinderen Israels,
13599 Eze 43:7 | eeuwigheid; en die van het huis Israels zullen Mijn
13600 Eze 43:9 | Mij wegdoen; en Ik zal in het midden van hen wonen in
13601 Eze 43:10 | ongerechtigheden, en laat ze het patroon afmeten. ~
13602 Eze 43:11 | hun bekend den vorm van het huis, en zijn gestaltenis,
13603 Eze 43:11 | zijn wetten; en schrijf het voor hun ogen, opdat zij
13604 Eze 43:12 | 12 Dit is de wet van het huis: op de hoogte des bergs
13605 Eze 43:12 | ziet, dit is de wet van het huis. ~
13606 Eze 43:14 | boezem nu op de aarde tot aan het onderste afzetsel, twee
13607 Eze 43:14 | de breedte een el; en van het kleinste afzetsel tot aan
13608 Eze 43:14 | kleinste afzetsel tot aan het grootste afzetsel, vier
13609 Eze 43:17 | 17 En het afzetsel veertien ellen
13610 Eze 43:17 | zijn trappen ziende naar het oosten. ~
13611 Eze 43:18 | altaars, ten dage als men het zal maken, om brandoffer
13612 Eze 43:19 | priesteren, dewelke uit het zaad van Zadok zijn, die
13613 Eze 43:20 | deszelfs bloed nemen, en doen het aan zijn vier hoornen, en
13614 Eze 43:20 | rand rondom; alzo zult gij het ontzondigen, en het
13615 Eze 43:20 | gij het ontzondigen, en het verzoenen. ~
13616 Eze 43:21 | een bestelde plaats van het huis buiten het heiligdom. ~
13617 Eze 43:21 | plaats van het huis buiten het heiligdom. ~
13618 Eze 43:22 | zondoffer; en zij zullen het altaar ontzondigen, gelijk
13619 Eze 43:23 | zult gemaakt hebben van het ontzondigen, dan zult gij
13620 Eze 43:24 | gij zult ze offeren voor het aangezicht des HEEREN; en
13621 Eze 43:26 | Zeven dagen zullen zij het altaar verzoenen, en het
13622 Eze 43:26 | het altaar verzoenen, en het reinigen, en zijn handen
13623 Eze 43:27 | voleind hebben, dan zal het op den achtsten dag en voortaan
13624 Eze 43:27 | brandofferen en uw dankofferen op het altaar zullen bereiden;
13625 Eze 44:1 | den weg naar de poort van het buitenste heiligdom, die
13626 Eze 44:1 | buitenste heiligdom, die naar het oosten zag; en die was toegesloten. ~
13627 Eze 44:3 | zitten, om brood te eten voor het aangezicht des HEEREN; door
13628 Eze 44:3 | HEEREN; door den weg van het voorhuis der poort zal hij
13629 Eze 44:4 | der noorderpoort, voor aan het huis; en ik zag, en ziet,
13630 Eze 44:4 | heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld;
13631 Eze 44:5 | van alle inzettingen van het huis des HEEREN, en
13632 Eze 44:5 | uw hart op den ingang van het huis, met alle uitgangen
13633 Eze 44:6 | die wederspannigen, tot het huis Israels: Zo zegt de
13634 Eze 44:6 | Zo zegt de Heere HEERE: Het is te veel voor ulieden,
13635 Eze 44:7 | als gij Mijn brood, het vette en het bloed offerdet,
13636 Eze 44:7 | Mijn brood, het vette en het bloed offerdet, en zij Mijn
13637 Eze 44:9 | van enigen vreemde, die in het midden der kinderen
13638 Eze 44:11 | ambten aan de poorten van het huis, en zij zullen het
13639 Eze 44:11 | het huis, en zij zullen het huis bedienen; zij zullen
13640 Eze 44:11 | huis bedienen; zij zullen het brandoffer en het slachtoffer
13641 Eze 44:11 | zullen het brandoffer en het slachtoffer voor het
13642 Eze 44:11 | het slachtoffer voor het volk slachten, en zullen
13643 Eze 44:12 | henlieden gediend hebben voor het aangezicht hunner drekgoden,
13644 Eze 44:13 | Mij niet naderen, om Mij het priesterambt te bedienen,
13645 Eze 44:15 | aangezicht staan, om Mij het vette en het bloed te offeren,
13646 Eze 44:15 | staan, om Mij het vette en het bloed te offeren, spreekt
13647 Eze 44:17 | 17 En het zal geschieden, als zij
13648 Eze 44:17 | als zij tot de poorten van het binnenste voorhof zullen
13649 Eze 44:17 | dienen in de poorten van het binnenste voorhof, en inwaarts. ~
13650 Eze 44:18 | zullen zich niet gorden in het zweet. ~
13651 Eze 44:19 | En als zij uitgaan tot het buitenste voorhof, namelijk
13652 Eze 44:19 | buitenste voorhof, namelijk tot het buitenste voorhof tot het
13653 Eze 44:19 | het buitenste voorhof tot het volk, zullen zij hun klederen,
13654 Eze 44:19 | klederen aantrekken, opdat zij het volk niet heiligen met hun
13655 Eze 44:21 | wijn drinken, als zij in het binnenste voorhof zullen
13656 Eze 44:22 | maar jonge dochters van het zaad van het huis Israels,
13657 Eze 44:22 | dochters van het zaad van het huis Israels, of een weduwe,
13658 Eze 44:23 | onderscheid leren tussen het heilige en onheilige, en
13659 Eze 44:23 | onheilige, en hun bekend maken het onderscheid tussen het onreine
13660 Eze 44:23 | maken het onderscheid tussen het onreine en reine. ~
13661 Eze 44:27 | En ten dage, als hij in het heilige zal ingaan, in het
13662 Eze 44:27 | het heilige zal ingaan, in het binnenste voorhof, om in
13663 Eze 44:27 | binnenste voorhof, om in het heilige te dienen, zal hij
13664 Eze 44:29 | 29 Het spijsoffer, en het zondoffer,
13665 Eze 44:29 | Het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer,
13666 Eze 44:29 | spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, die zullen
13667 Eze 44:29 | zullen zij eten; ook zal al het verbannene in Israel het
13668 Eze 44:29 | het verbannene in Israel het hunne zijn. ~
13669 Eze 44:31 | noch wat verscheurd is van het gevogelte, of van het vee,
13670 Eze 44:31 | van het gevogelte, of van het vee, zullen de priesters
13671 Eze 45:1 | 1 Als gijlieden nu het land zult doen vallen in
13672 Eze 45:1 | een heilige plaats, van het land; de lengte zal zijn
13673 Eze 45:2 | Hiervan zullen tot het heiligdom zijn vijfhonderd
13674 Eze 45:2 | vijfhonderd, vierkant rondom; en het zal vijftig ellen hebben
13675 Eze 45:3 | tien duizend; en daarin zal het heiligdom zijn met het heilige
13676 Eze 45:3 | zal het heiligdom zijn met het heilige der heiligen. ~
13677 Eze 45:4 | heilige plaats zijn van het land; zij zal zijn voor
13678 Eze 45:4 | voor de priesteren, die het heiligdom bedienen, die
13679 Eze 45:4 | den HEERE te dienen; en het zal hun een plaats zijn
13680 Eze 45:4 | een heilige plaats voor het heiligdom. ~
13681 Eze 45:6 | twintig duizend, tegenover het heilig hefoffer; voor het
13682 Eze 45:6 | het heilig hefoffer; voor het ganse huis Israels zal het
13683 Eze 45:6 | het ganse huis Israels zal het zijn. ~
13684 Eze 45:7 | bezitting der stad, voor aan het heilig hefoffer, en voor
13685 Eze 45:8 | Dit land aangaande, het zal hem tot een bezitting
13686 Eze 45:8 | maar den huize Israels het land laten, naar hun stammen. ~
13687 Eze 45:9 | Alzo zegt de Heere HEERE: Het is te veel voor u, gij vorsten
13688 Eze 45:11 | mate zijn, dat een bath het tiende deel van een homer
13689 Eze 45:11 | homer houde; ook een efa het tiende deel van een homer;
13690 Eze 45:13 | 13 Dit is het hefoffer, dat gijlieden
13691 Eze 45:13 | gijlieden offeren zult: het zesde deel van een efa van
13692 Eze 45:13 | homer tarwe; ook zult gij het zesde deel van een efa geven
13693 Eze 45:14 | bath olie; gij zult offeren het tiende deel van een bath
13694 Eze 45:15 | uit de tweehonderd, uit het waterrijke land van Israel,
13695 Eze 45:16 | 16 Al het volk des lands zal in dit
13696 Eze 45:17 | 17 En het zal den vorst opleggen te
13697 Eze 45:17 | offeren de brandofferen, en het spijsoffer, en het drankoffer,
13698 Eze 45:17 | brandofferen, en het spijsoffer, en het drankoffer, op de feesten,
13699 Eze 45:17 | gezette hoogtijden van het huis Israels; hij zal het
13700 Eze 45:17 | het huis Israels; hij zal het zondoffer, en het spijsoffer,
13701 Eze 45:17 | hij zal het zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffer,
13702 Eze 45:17 | zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffer, en de dankofferen
13703 Eze 45:17 | verzoening te doen voor het huis Israels. ~
13704 Eze 45:18 | rund, nemen; en gij zult het heiligdom ontzondigen. ~
13705 Eze 45:19 | En de priester zal van het bloed des zondoffers nemen,
13706 Eze 45:19 | zondoffers nemen, en doen het aan de posten des huizes,
13707 Eze 45:19 | en aan de vier hoeken van het afzetsel des altaars, en
13708 Eze 45:19 | posten der poorten van het binnenste voorhof. ~
13709 Eze 45:20 | slechte; alzo zult gijlieden het huis verzoenen. ~
13710 Eze 45:21 | dag der maand, zal ulieden het pascha zijn; een feest van
13711 Eze 45:22 | voor zichzelven, en voor al het volk des lands, bereiden
13712 Eze 45:23 | En de zeven dagen van het feest zal hij een brandoffer
13713 Eze 45:25 | dag der maand zal hij op het feest desgelijks doen, zeven
13714 Eze 45:25 | zeven dagen lang; gelijk het zondoffer, gelijk het brandoffer,
13715 Eze 45:25 | gelijk het zondoffer, gelijk het brandoffer, en gelijk het
13716 Eze 45:25 | het brandoffer, en gelijk het spijsoffer, en gelijk
13717 Eze 46:1 | Heere HEERE: De poort van het binnenste voorhof, die naar
13718 Eze 46:1 | binnenste voorhof, die naar het oosten ziet; zal de zes
13719 Eze 46:2 | ingaan door den weg van het voorhuis derzelve poort
13720 Eze 46:3 | 3 Ook zal het volk des lands aanbidden
13721 Eze 46:3 | op de nieuwe manen, voor het aangezicht des HEEREN. ~
13722 Eze 46:4 | 4 Het brandoffer nu, dat de vorst
13723 Eze 46:5 | 5 En het spijsoffer, een efa tot
13724 Eze 46:5 | maar tot de lammeren zal het spijsoffer een gave zijner
13725 Eze 46:8 | zal hij door den weg van het voorhuis der poort ingaan,
13726 Eze 46:9 | 9 Maar als het volk des lands voor het
13727 Eze 46:9 | het volk des lands voor het aangezicht des HEEREN komt,
13728 Eze 46:10 | De vorst nu zal in het midden van hen ingaan, als
13729 Eze 46:11 | de gezette hoogtijden zal het spijsoffer zijn, een efa
13730 Eze 46:12 | de poort openen, die naar het oosten ziet; en hij zal
13731 Eze 46:15 | 15 Zij zullen dan het lam, en het spijsoffer,
13732 Eze 46:15 | Zij zullen dan het lam, en het spijsoffer, en de olie alle
13733 Eze 46:16 | zullen zijn zonen hebben; het zal hun bezitting zijn in
13734 Eze 46:17 | die zal dat hebben tot het vrijjaar toe; dan zal het
13735 Eze 46:17 | het vrijjaar toe; dan zal het tot den vorst wederkeren;
13736 Eze 46:17 | tot den vorst wederkeren; het is immers zijn erfenis,
13737 Eze 46:17 | erfenis, zijn zonen zullen het hebben. ~
13738 Eze 46:19 | toe behorende, die naar het noorden zagen, en ziet,
13739 Eze 46:19 | plaats aan beide zijden, naar het westen. ~
13740 Eze 46:20 | plaats, alwaar de priesters het schuldoffer en het zondoffer
13741 Eze 46:20 | priesters het schuldoffer en het zondoffer zullen koken;
13742 Eze 46:20 | zullen koken; en waar zij het spijsoffer zullen bakken,
13743 Eze 46:20 | zullen bakken, opdat zij het niet uitbrengen in het
13744 Eze 46:20 | zij het niet uitbrengen in het buitenste voorhof,
13745 Eze 46:20 | buitenste voorhof, om het volk te heiligen. ~
13746 Eze 46:21 | Toen bracht hij mij in het buitenste voorhof, en voerde
13747 Eze 46:24 | alwaar de dienaars des huizes het slachtoffer des volks zullen
13748 Eze 47:1 | mij weder tot de deur van het huis, en ziet, er vloten
13749 Eze 47:1 | den dorpel des huizes naar het oosten; want het voorste
13750 Eze 47:1 | huizes naar het oosten; want het voorste deel van het huis
13751 Eze 47:1 | want het voorste deel van het huis was in het oosten,
13752 Eze 47:1 | deel van het huis was in het oosten, en de wateren
13753 Eze 47:1 | rechterzijde des huizes, van het zuiden des altaars. ~
13754 Eze 47:2 | buitenpoort, den weg, die naar het oosten ziet; en ziet, de
13755 Eze 47:3 | Als nu die man naar het oosten uitging, zo was er
13756 Eze 47:5 | mat hij nog duizend, en het was een beek, waar ik niet
13757 Eze 47:6 | zeide tot mij: Hebt gij het gezien, mensenkind? Toen
13758 Eze 47:8 | wateren vlieten uit naar het voorste Galilea, en dalen
13759 Eze 47:8 | Galilea, en dalen af in het vlakke veld; daarna komen
13760 Eze 47:9 | 9 Ja, het zal geschieden, dat alle
13761 Eze 47:9 | zullen gezond worden, en het zal leven, alles, waarhenen
13762 Eze 47:10 | 10 Ook zal het geschieden, dat er vissers
13763 Eze 47:12 | in zijn maanden zal het nieuwe vruchten voortbrengen;
13764 Eze 47:12 | zijn wateren vlieten uit het heiligdom; en zijn vrucht
13765 Eze 47:13 | landpale zijn, naar dewelke gij het land ten erve zult nemen,
13766 Eze 47:14 | hand heb opgeheven, dat Ik het uw vaderen zou geven; en
13767 Eze 47:17 | landpale van Damaskus, en het noorden noordwaarts, en
13768 Eze 47:18 | tussen Gilead, en van tussen het land Israels aan den Jordaan,
13769 Eze 47:19 | zuidwaarts van Thamar af, tot aan het twistwater van Kades, voorts
13770 Eze 47:22 | 22 Maar het zal geschieden, dat gij
13771 Eze 47:22 | de vreemdelingen, die in het midden van u verkeren, die
13772 Eze 47:22 | verkeren, die kinderen in het midden van u zullen
13773 Eze 47:22 | ulieden in erfenis vallen, in het midden der stammen Israels. ~
13774 Eze 47:23 | 23 Ook zal het geschieden, in den stam,
13775 Eze 48:1 | de namen der stammen. Van het einde noordwaarts, aan de
13776 Eze 48:8 | den westerhoek toe, zal het hefoffer zijn, dat gijlieden
13777 Eze 48:8 | tot den westerhoek toe; en het heiligdom zal in het midden
13778 Eze 48:8 | en het heiligdom zal in het midden deszelven zijn. ~
13779 Eze 48:9 | 9 Het hefoffer, dat gijlieden
13780 Eze 48:10 | 10 En daarin zal het heilig hefoffer zijn voor
13781 Eze 48:10 | vijf en twintig duizend; en het heiligdom des HEEREN zal
13782 Eze 48:10 | heiligdom des HEEREN zal in het midden deszelven zijn. ~
13783 Eze 48:11 | 11 Het zal zijn voor de priesteren,
13784 Eze 48:12 | 12 En het geofferde van het hefoffer
13785 Eze 48:12 | En het geofferde van het hefoffer des lands zal hunlieden
13786 Eze 48:14 | verwisselen, noch overdragen; want het is een heiligheid den HEERE. ~
13787 Eze 48:15 | en de stad zal in het midden daarvan zijn. ~
13788 Eze 48:18 | 18 En het overgelatene in de lengte,
13789 Eze 48:18 | in de lengte, tegenover het heilig hefoffer, zal zijn
13790 Eze 48:18 | tien duizend westwaarts; en het zal tegenover het heilig
13791 Eze 48:18 | westwaarts; en het zal tegenover het heilig hefoffer zijn; en
13792 Eze 48:20 | 20 Het ganse hefoffer zal zijn
13793 Eze 48:20 | vierkant zult gijlieden het heilig hefoffer offeren,
13794 Eze 48:21 | 21 En het overgelatene zal voor den
13795 Eze 48:21 | voor den vorst zijn; en het heilig hefoffer, en
13796 Eze 48:21 | heilig hefoffer, en het heiligdom des huizes, zal
13797 Eze 48:21 | heiligdom des huizes, zal in het midden daarvan zijn. ~
13798 Eze 48:22 | bezitting der stad af, zijnde in het midden van hetgeen des vorsten
13799 Eze 48:23 | 23 Aangaande voorts het overige der stammen; van
13800 Eze 48:28 | zijn van Thamar af, naar het twistwater van Kades, voorts
13801 Eze 48:29 | 29 Dit is het land, dat gijlieden zult
13802 Dan 1:1 | 1 In het derde jaar des koninkrijks
13803 Dan 1:2 | en een deel der vaten van het huis Gods; en hij bracht
13804 Dan 1:2 | Gods; en hij bracht ze in het land van Sinear, in het
13805 Dan 1:2 | het land van Sinear, in het huis zijns gods; en de vaten
13806 Dan 1:2 | vaten bracht hij in het schathuis zijns gods. ~
13807 Dan 1:3 | kinderen Israels, te weten, uit het koninklijk zaad, en uit
13808 Dan 1:5 | derzelve zouden staan voor het aangezicht des konings. ~
13809 Dan 1:9 | genade en barmhartigheid voor het aangezicht van den overste
13810 Dan 1:12 | lang, en men geve ons van het gezaaide te eten, en water
13811 Dan 1:16 | 16 Toen geschiedde het, dat Melzar de stukken hunner
13812 Dan 1:16 | dranks, en hij gaf hun van het gezaaide. ~
13813 Dan 1:18 | der kamerlingen in voor het aangezicht van Nebukadnezar, ~
13814 Dan 1:19 | Azarja; en zij stonden voor het aangezicht des konings. ~
13815 Dan 1:21 | En Daniel bleef tot het eerste jaar van den koning
13816 Dan 2:1 | 1 In het tweede jaar nu des koninkrijks
13817 Dan 2:2 | kwamen, en stonden voor het aangezicht des konings. ~
13818 Dan 2:4 | Chaldeen, tot den koning in het Syrisch: O koning, leef
13819 Dan 2:11 | goden, welker woning bij het vlees niet is. ~
13820 Dan 2:22 | dingen; Hij weet, wat in het duister is, want het licht
13821 Dan 2:22 | in het duister is, want het licht woont bij Hem. ~
13822 Dan 2:28 | wat er geschieden zal in het laatste der dagen; uw
13823 Dan 2:32 | 32 Het hoofd van dit beeld was
13824 Dan 2:35 | werden te zamen vermaald het ijzer, leem, koper, zilver
13825 Dan 2:35 | gevonden; maar de steen, die het beeld geslagen heeft, werd
13826 Dan 2:39 | koninkrijk opstaan, lager dan het uwe; daarna een ander, het
13827 Dan 2:39 | het uwe; daarna een ander, het derde koninkrijk van koper,
13828 Dan 2:40 | 40 En het vierde koninkrijk zal hard
13829 Dan 2:40 | gelijk ijzer; aangezien het ijzer alles vermaalt en
13830 Dan 2:40 | vermaalt en verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks alles verbreekt,
13831 Dan 2:40 | alles verbreekt, alzo zal het vermalen en verbreken. ~
13832 Dan 2:44 | overgelaten worden; het zal al die koninkrijken
13833 Dan 2:44 | niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan. ~
13834 Dan 2:45 | afgehouwen is geworden, die het ijzer, koper, leem, zilver
13835 Dan 2:47 | antwoordde Daniel en zeide: Het is de waarheid, dat ulieder
13836 Dan 2:48 | hem tot een heerser over het ganse landschap van Babel,
13837 Dan 2:49 | Abed-nego over de bediening van het landschap van Babel; maar
13838 Dan 3:1 | breedte zes ellen; hij richtte het op in het dal Dura, in het
13839 Dan 3:1 | ellen; hij richtte het op in het dal Dura, in het landschap
13840 Dan 3:1 | het op in het dal Dura, in het landschap van Babel. ~
13841 Dan 3:2 | zouden tot de inwijding van het beeld, hetwelk de koning
13842 Dan 3:3 | landschappen, tot inwijding van het beeld, hetwelk de koning
13843 Dan 3:3 | opgericht; en zij stonden voor het beeld, dat Nebukadnezar
13844 Dan 3:5 | tijde als gij horen zult het geluid des hoorns, der pijp,
13845 Dan 3:5 | nedervallen, en aanbidden het gouden beeld, hetwelk de
13846 Dan 3:6 | zal te dierzelfder ure in het midden van den oven des
13847 Dan 3:7 | als al die volken hoorden het geluid des hoorns, der pijp,
13848 Dan 3:7 | nedervallende, aanbaden het gouden beeld, hetwelk de
13849 Dan 3:10 | mensen, die horen zouden het geluid des hoorns, der pijp,
13850 Dan 3:10 | muziek, nedervallen, en het gouden beeld aanbidden zouden; ~
13851 Dan 3:11 | nederviel, en aanbad, die zou in het midden van den oven des
13852 Dan 3:12 | gij over de bediening van het landschap van Babel gesteld
13853 Dan 3:12 | zij niet, en zij bidden het gouden beeld niet aan, hetwelk
13854 Dan 3:14 | antwoordde en zeide tot hen: Is het met opzet, Sadrach, Mesach
13855 Dan 3:14 | mijn goden niet eert, en het gouden beeld, dat ik opgericht
13856 Dan 3:15 | tijde, als gij horen zult het geluid des hoorns, der pijp,
13857 Dan 3:15 | muziek, nedervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb,
13858 Dan 3:15 | dat ik gemaakt heb, zo is het wel; maar zo gijlieden het
13859 Dan 3:15 | het wel; maar zo gijlieden het niet aanbidt; ter zelfder
13860 Dan 3:15 | gijlieden geworpen worden in het midden van den oven
13861 Dan 3:17 | 17 Zal het zo zijn, onze God, Dien
13862 Dan 3:18 | goden niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat gij hebt
13863 Dan 3:21 | klederen, en zij wierpen hen in het midden van den oven des
13864 Dan 3:22 | Daarom dan, dewijl het woord des konings aandreef,
13865 Dan 3:23 | Mesach en Abed-nego, in het midden van den oven des
13866 Dan 3:24 | wij niet drie mannen in het midden des vuurs, gebonden
13867 Dan 3:24 | en zeiden tot den koning: Het is gewis, o koning! ~
13868 Dan 3:25 | mannen, los wandelende in het midden des vuurs, en er
13869 Dan 3:26 | Mesach en Abed-nego uit het midden des vuurs. ~
13870 Dan 3:27 | deze mannen beziende, omdat het vuur over hun lichamen niet
13871 Dan 3:27 | geheerst had, en dat het haar huns hoofds niet verbrand
13872 Dan 3:30 | Abed-nego voorspoedig in het landschap van Babel. ~ ~ ~ ~ ~
13873 Dan 4:2 | 2 Het behaagt mij te verkondigen
13874 Dan 4:10 | ziet, er was een boom in het midden der aarde, en zijn
13875 Dan 4:11 | hij werd gezien tot aan het einde der ganse aarde; ~
13876 Dan 4:12 | voor allen; onder hem vond het gedierte des velds schaduw,
13877 Dan 4:15 | ijzeren en koperen band in het tedere gras des velds; en
13878 Dan 4:15 | en zijn deel zij met het gedierte in het kruid der
13879 Dan 4:15 | zij met het gedierte in het kruid der aarde. ~
13880 Dan 4:16 | hart worde veranderd, dat het geens mensen hart meer zij,
13881 Dan 4:17 | 17 Deze zaak is in het besluit der wachters, en
13882 Dan 4:17 | en deze begeerte is in het woord der heiligen; opdat
13883 Dan 4:20 | hemel reikte, en die over het ganse aardrijk gezien werd; ~
13884 Dan 4:21 | was voor allen, onder wien het gedierte des velds woonde,
13885 Dan 4:22 | en uw heerschappij aan het einde des aardrijks. ~
13886 Dan 4:23 | ijzeren en koperen band in het tedere gras des velds, en
13887 Dan 4:23 | en dat zijn deel zij met het gedierte des velds,
13888 Dan 4:25 | mensen verstoten, en met het gedierte des velds zal uw
13889 Dan 4:25 | woning zijn, en men zal u het kruid, als den ossen, te
13890 Dan 4:29 | 29 Want op het einde van twaalf maanden,
13891 Dan 4:29 | twaalf maanden, toen hij op het koninklijk paleis van Babel
13892 Dan 4:30 | koning, en zeide: Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd
13893 Dan 4:31 | Nebukadnezar! wordt gezegd: Het koninkrijk is van u gegaan. ~
13894 Dan 4:35 | Hij doet naar Zijn wil met het heir des hemels en de inwoners
13895 Dan 5:3 | die men uit den tempel van het huis Gods, die te Jeruzalem
13896 Dan 5:5 | de kalk van den wand van het koninklijk paleis, en de
13897 Dan 5:5 | paleis, en de koning zag het deel der hand, die
13898 Dan 5:10 | geweldigen, ging de koningin in het huis des maaltijds. De koningin
13899 Dan 5:17 | een ander; ik zal nochtans het schrift voor den koning
13900 Dan 5:18 | heeft uw vader Nebukadnezar het koninkrijk, en grootheid,
13901 Dan 5:19 | hij wilde, behield hij in het leven, en dien hij
13902 Dan 5:25 | 25 Dit nu is het schrift, dat daar getekend
13903 Dan 5:26 | koninkrijk geteld, en Hij heeft het voleind. ~
13904 Dan 5:28 | koninkrijk is verdeeld, en het is den Meden en den Perzen
13905 Dan 6:1 | Darius, de Meder nu, ontving het koninkrijk, omtrent twee
13906 Dan 6:2 | 2 En het dacht Darius goed, dat hij
13907 Dan 6:2 | Darius goed, dat hij over het koninkrijk stelde honderd
13908 Dan 6:2 | twintig stadhouders, die over het ganse koninkrijk zijn zouden; ~
13909 Dan 6:4 | dacht hem te stellen over het gehele koninkrijk. ~
13910 Dan 6:5 | vinden, tegen Daniel vanwege het koninkrijk; maar zij konden
13911 Dan 6:13 | spraken voor den koning van het gebod des konings: Hebt
13912 Dan 6:13 | koning antwoordde en zeide: Het is een vaste rede, naar
13913 Dan 6:14 | geen acht gesteld, noch op het gebod dat gij getekend
13914 Dan 6:15 | zichzelven, en hij stelde het hart op Daniel om hem te
13915 Dan 6:20 | vroegen morgenstond met het licht op, en hij ging met
13916 Dan 6:27 | koninkrijks beve en siddere voor het aangezicht van den God van
13917 Dan 6:27 | Zijn heerschappij is tot het einde toe. ~
13918 Dan 6:28 | aarde; Die heeft Daniel uit het geweld der leeuwen verlost. ~
13919 Dan 6:29 | Daniel nu had voorspoed in het koninkrijk van Darius, en
13920 Dan 6:29 | koninkrijk van Darius, en in het koninkrijk van Kores, den
13921 Dan 7:1 | 1 In het eerste jaar van Belsazar,
13922 Dan 7:3 | grote dieren op uit de zee, het ene van het andere verscheiden. ~
13923 Dan 7:3 | uit de zee, het ene van het andere verscheiden. ~
13924 Dan 7:4 | 4 Het eerste was als een leeuw,
13925 Dan 7:4 | eerste was als een leeuw, en het had arendsvleugelen; ik
13926 Dan 7:4 | vleugelen uitgeplukt waren, en het werd van de aarde opgeheven,
13927 Dan 7:5 | 5 Daarna, ziet, het andere dier, het tweede,
13928 Dan 7:5 | ziet, het andere dier, het tweede, was gelijk een beer,
13929 Dan 7:5 | zich aan de ene zijde, en het had drie ribben in zijn
13930 Dan 7:6 | gelijk een luipaard, en het had vier vleugels eens vogels
13931 Dan 7:7 | nachtgezichten, en ziet, het vierde dier was schrikkelijk
13932 Dan 7:7 | gruwelijk, en zeer sterk; en het had grote ijzeren tanden,
13933 Dan 7:7 | had grote ijzeren tanden, het at, en verbrijzelde, en
13934 Dan 7:7 | verbrijzelde, en vertrad het overige met zijn voeten;
13935 Dan 7:7 | overige met zijn voeten; en het was verscheiden van al de
13936 Dan 7:7 | hetzelve geweest waren; en het had tien hoornen. ~
13937 Dan 7:9 | wit was als de sneeuw, en het haar Zijns hoofds als zuivere
13938 Dan 7:10 | duizenden stonden voor Hem; het gericht zette zich, en de
13939 Dan 7:11 | sprak; ik zag toe, totdat het dier gedood, en zijn lichaam
13940 Dan 7:11 | werd, en overgegeven om van het vuur verbrand te worden. ~
13941 Dan 7:12 | weg, want verlenging van het leven was hun gegeven tot
13942 Dan 7:14 | heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle
13943 Dan 7:15 | mijn geest doorstoken in het midden van het lichaam,
13944 Dan 7:15 | doorstoken in het midden van het lichaam, en de gezichten
13945 Dan 7:18 | ontvangen, en zij zullen het Rijk bezitten tot in der
13946 Dan 7:19 | ik naar de waarheid van het vierde dier, hetwelk verscheiden
13947 Dan 7:19 | zijn klauwen van koper; het at, het verbrijzelde,
13948 Dan 7:19 | van koper; het at, het verbrijzelde, en vertrad
13949 Dan 7:19 | verbrijzelde, en vertrad het overige met zijn voeten. ~
13950 Dan 7:22 | Oude van dagen kwam, en het gericht gegeven werd aan
13951 Dan 7:22 | tijd kwam, dat de heiligen het Rijk bezaten. ~
13952 Dan 7:23 | 23 Hij zeide aldus: Het vierde dier zal het vierde
13953 Dan 7:23 | aldus: Het vierde dier zal het vierde rijk op aarde zijn,
13954 Dan 7:23 | zijn van al die rijken, en het zal de ganse aarde opeten,
13955 Dan 7:23 | de ganse aarde opeten, en het zal dezelve vertreden, en
13956 Dan 7:23 | zal dezelve vertreden, en het zal ze verbrijzelen. ~
13957 Dan 7:24 | zijn van de vorigen, en het zal drie koningen vernederen. ~
13958 Dan 7:25 | 25 En het zal woorden spreken tegen
13959 Dan 7:25 | tegen den Allerhoogste, en het zal de heiligen der hoge
13960 Dan 7:25 | hoge plaatsen verstoren, en het zal menen de tijden en de
13961 Dan 7:26 | 26 Daarna zal het gericht zitten, en men zal
13962 Dan 7:26 | verdelgende en verdoende, tot het einde toe. ~
13963 Dan 7:27 | 27 Maar het rijk, en de heerschappij,
13964 Dan 7:28 | 28 Tot hiertoe is het einde dezer rede. Wat mij
13965 Dan 8:1 | 1 In het derde jaar des koninkrijks
13966 Dan 8:1 | Daniel, na hetgeen mij in het eerste verschenen was. ~
13967 Dan 8:2 | En ik zag een gezicht, (het geschiedde nu, toen ik het
13968 Dan 8:2 | het geschiedde nu, toen ik het zag, dat ik in den burg
13969 Dan 8:2 | burg Susan was, welke in het landschap Elam is) ik zag
13970 Dan 8:3 | de hoogste kwam in het laatste op. ~
13971 Dan 8:4 | ram met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen het
13972 Dan 8:4 | het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het zuiden,
13973 Dan 8:4 | tegen het noorden, en tegen het zuiden, en geen dieren konden
13974 Dan 8:5 | er kwam een geitenbok van het westen over den gansen aardbodem,
13975 Dan 8:9 | uitnemend groot werd, tegen het zuiden, en tegen het oosten,
13976 Dan 8:9 | tegen het zuiden, en tegen het oosten, en tegen het sierlijke
13977 Dan 8:9 | tegen het oosten, en tegen het sierlijke land. ~
13978 Dan 8:10 | En hij werd groot tot aan het heir des hemels; en hij
13979 Dan 8:11 | Denzelven werd weggenomen het gedurig offer, en de woning
13980 Dan 8:12 | 12 En het heir werd in den afval overgegeven
13981 Dan 8:12 | afval overgegeven tegen het gedurig offer; en hij wierp
13982 Dan 8:12 | waarheid ter aarde; en deed het, en het gelukte wel. ~
13983 Dan 8:12 | ter aarde; en deed het, en het gelukte wel. ~
13984 Dan 8:13 | hoelang zal dat gezicht van het gedurig offer en van den
13985 Dan 8:13 | afval zijn, dat zo het heiligdom als het heir ter
13986 Dan 8:13 | dat zo het heiligdom als het heir ter vertreding zal
13987 Dan 8:14 | avonden en morgens; dan zal het heiligdom gerechtvaardigd
13988 Dan 8:15 | 15 En het geschiedde, toen ik dat
13989 Dan 8:15 | ik Daniel, zo zocht ik het verstand deszelven, en ziet,
13990 Dan 8:16 | zeide: Gabriel! geef dezen het gezicht te verstaan. ~
13991 Dan 8:17 | zijn tot den tijd van het einde. ~
13992 Dan 8:19 | want ter bestemder tijd zal het einde zijn. ~
13993 Dan 8:23 | 23 Doch op het laatste huns koninkrijks,
13994 Dan 8:23 | laatste huns koninkrijks, als het de afvalligen op het hoogste
13995 Dan 8:23 | als het de afvalligen op het hoogste gebracht zullen
13996 Dan 8:24 | zijn kracht; en hij zal het wonderlijk verderven, en
13997 Dan 8:24 | zal geluk hebben, en zal het doen; en hij zal de sterken,
13998 Dan 8:24 | zal de sterken, mitsgaders het heilige volk verderven: ~
13999 Dan 8:26 | 26 Het gezicht nu van avond en
14000 Dan 8:27 | gezicht; maar niemand merkte het. ~ ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165 |