1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165
Book Chapter: Verse
1501 Exo 32:8 | hetzelve gebogen, en hebben het offerande gedaan, en gezegd:
1502 Exo 32:9 | dit volk gezien, en zie, het is een hardnekkig volk! ~
1503 Exo 32:11 | 11 Doch Mozes aanbad het aangezicht des HEEREN zijns
1504 Exo 32:12 | hittigheid Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks
1505 Exo 32:12 | toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~
1506 Exo 32:13 | ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid. ~
1507 Exo 32:14 | 14 Toen berouwde het den HEERE over het kwaad,
1508 Exo 32:14 | berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken
1509 Exo 32:16 | tafelen waren Gods werk; het geschrift was ook Gods geschrift
1510 Exo 32:17 | des volks stem hoorde, als het juichte, zo zeide hij tot
1511 Exo 32:17 | is een krijgsgeschrei in het leger. ~
1512 Exo 32:18 | 18 Maar hij zeide: Het is geen stem des geroeps
1513 Exo 32:18 | geroeps van overwinning, het is ook geen stem des geroeps
1514 Exo 32:19 | 19 En het geschiedde, als hij aan
1515 Exo 32:19 | geschiedde, als hij aan het leger naderde, en het kalf,
1516 Exo 32:19 | aan het leger naderde, en het kalf, en de reien zag, dat
1517 Exo 32:20 | gemaakt hadden, en verbrandde het in het vuur, en vermaalde
1518 Exo 32:20 | hadden, en verbrandde het in het vuur, en vermaalde het,
1519 Exo 32:20 | in het vuur, en vermaalde het, totdat het klein werd,
1520 Exo 32:20 | en vermaalde het, totdat het klein werd, en strooide
1521 Exo 32:20 | klein werd, en strooide het op het water, en deed het
1522 Exo 32:20 | werd, en strooide het op het water, en deed het den kinderen
1523 Exo 32:20 | het op het water, en deed het den kinderen Israels drinken. ~
1524 Exo 32:22 | gij kent dit volk, dat het in den boze ligt. ~
1525 Exo 32:24 | Wie goud heeft, die rukke het af, en geve het mij; en
1526 Exo 32:24 | die rukke het af, en geve het mij; en ik wierp het in
1527 Exo 32:24 | geve het mij; en ik wierp het in het vuur, en dit kalf
1528 Exo 32:24 | mij; en ik wierp het in het vuur, en dit kalf is er
1529 Exo 32:25 | 25 Als Mozes zag, dat het volk ontbloot was, (want
1530 Exo 32:25 | ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot verkleining
1531 Exo 32:27 | van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode
1532 Exo 32:28 | zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen
1533 Exo 32:28 | Mozes; en er vielen van het volk, op dien dag, omtrent
1534 Exo 32:30 | 30 En het geschiedde des anderen daags,
1535 Exo 32:30 | anderen daags, dat Mozes tot het volk zeide: Gijlieden hebt
1536 Exo 33:1 | 1 Toen het volk zag, dat Mozes vertoog
1537 Exo 33:1 | komen, zo verzamelde zich het volk tot Aaron, en zij zeiden
1538 Exo 33:3 | 3 Toen rukte het ganse volk de gouden oorsierselen
1539 Exo 33:4 | hun hand, en hij bewierp het met een griffie, en hij
1540 Exo 33:6 | brachten dankoffer daartoe; en het volk zat neder om te eten
1541 Exo 33:7 | Egypteland opgevoerd hebt, heeft het verdorven. ~
1542 Exo 33:8 | hetzelve gebogen, en hebben het offerande gedaan, en gezegd:
1543 Exo 33:9 | dit volk gezien, en zie, het is een hardnekkig volk! ~
1544 Exo 33:11 | 11 Doch Mozes aanbad het aangezicht des HEEREN zijns
1545 Exo 33:12 | hittigheid Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks
1546 Exo 33:12 | toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~
1547 Exo 33:13 | ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid. ~
1548 Exo 33:14 | 14 Toen berouwde het den HEERE over het kwaad,
1549 Exo 33:14 | berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken
1550 Exo 33:16 | tafelen waren Gods werk; het geschrift was ook Gods geschrift
1551 Exo 33:17 | des volks stem hoorde, als het juichte, zo zeide hij tot
1552 Exo 33:17 | is een krijgsgeschrei in het leger. ~
1553 Exo 33:18 | 18 Maar hij zeide: Het is geen stem des geroeps
1554 Exo 33:18 | geroeps van overwinning, het is ook geen stem des geroeps
1555 Exo 33:19 | 19 En het geschiedde, als hij aan
1556 Exo 33:19 | geschiedde, als hij aan het leger naderde, en het kalf,
1557 Exo 33:19 | aan het leger naderde, en het kalf, en de reien zag, dat
1558 Exo 33:20 | gemaakt hadden, en verbrandde het in het vuur, en vermaalde
1559 Exo 33:20 | hadden, en verbrandde het in het vuur, en vermaalde het,
1560 Exo 33:20 | in het vuur, en vermaalde het, totdat het klein werd,
1561 Exo 33:20 | en vermaalde het, totdat het klein werd, en strooide
1562 Exo 33:20 | klein werd, en strooide het op het water, en deed het
1563 Exo 33:20 | werd, en strooide het op het water, en deed het den kinderen
1564 Exo 33:20 | het op het water, en deed het den kinderen Israels drinken. ~
1565 Exo 33:22 | gij kent dit volk, dat het in den boze ligt. ~
1566 Exo 33:24 | Wie goud heeft, die rukke het af, en geve het mij; en
1567 Exo 33:24 | die rukke het af, en geve het mij; en ik wierp het in
1568 Exo 33:24 | geve het mij; en ik wierp het in het vuur, en dit kalf
1569 Exo 33:24 | mij; en ik wierp het in het vuur, en dit kalf is er
1570 Exo 33:25 | 25 Als Mozes zag, dat het volk ontbloot was, (want
1571 Exo 33:25 | ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot verkleining
1572 Exo 33:27 | van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode
1573 Exo 33:28 | zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen
1574 Exo 33:28 | Mozes; en er vielen van het volk, op dien dag, omtrent
1575 Exo 33:30 | 30 En het geschiedde des anderen daags,
1576 Exo 33:30 | anderen daags, dat Mozes tot het volk zeide: Gijlieden hebt
1577 Exo 34:1 | trek op van hier, gij en het volk, dat gij uit Egypteland
1578 Exo 34:1 | Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak
1579 Exo 34:1 | zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven; ~
1580 Exo 34:3 | 3 Naar het land, dat van melk en honig
1581 Exo 34:3 | vloeiende; want Ik zal in het midden van u niet optrekken;
1582 Exo 34:4 | 4 Toen het volk dit kwade woord hoorde,
1583 Exo 34:5 | in een ogenblik zou Ik in het midden van ulieden optrekken,
1584 Exo 34:7 | en spande ze zich buiten het leger, ver van het leger
1585 Exo 34:7 | buiten het leger, ver van het leger afwijkende; en hij
1586 Exo 34:7 | Tent der samenkomst. En het geschiedde, dat al wie den
1587 Exo 34:7 | der samenkomst, die buiten het leger was. ~
1588 Exo 34:8 | 8 En het geschiedde, wanneer Mozes
1589 Exo 34:8 | uitging naar de tent, stond al het volk op, en een ieder stelde
1590 Exo 34:9 | 9 En het geschiedde, als Mozes de
1591 Exo 34:10 | 10 Als het volk de wolkkolom zag staan
1592 Exo 34:10 | deur der tent, zo stond al het volk op, en zij bogen zich,
1593 Exo 34:11 | daarna keerde hij weder tot het leger; doch zijn dienaar
1594 Exo 34:11 | jongeling, week niet uit het midden der tent. ~
1595 Exo 34:16 | ogen, ik en Uw volk? Is het niet daarbij, dat Gij met
1596 Exo 34:22 | 22 En het zal geschieden, wanneer
1597 Exo 34:26 | op den gansen berg; ook het kleine vee, noch runderen
1598 Exo 34:30 | aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid. ~
1599 Exo 34:31 | nu haastte zich en neigde het hoofd ter aarde, en hij
1600 Exo 34:32 | ogen, zo ga nu de Heere in het midden van ons, want dit
1601 Exo 34:33 | HEEREN werk zien zal, dat het schrikkelijk is, hetwelk
1602 Exo 34:35 | niet tot een strik worde in het midden van u. ~
1603 Exo 34:41 | 18 Het feest der ongezuurde broden
1604 Exo 34:42 | openende de baarmoeder van het grote en kleine vee. ~
1605 Exo 34:45 | 22 Het feest der weken zult gij
1606 Exo 34:45 | zult gij ook houden, zijnde het feest der eerstelingen van
1607 Exo 34:45 | eerstelingen van den tarweoogst, en het feest der inzameling, als
1608 Exo 34:45 | feest der inzameling, als het jaar om is. ~
1609 Exo 34:46 | onder u zal driemaal in het jaar verschijnen voor het
1610 Exo 34:46 | het jaar verschijnen voor het aangezicht des Heeren HEEREN,
1611 Exo 34:47 | om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws
1612 Exo 34:47 | HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar. ~
1613 Exo 34:48 | 25 Gij zult het bloed van Mijn slachtoffer
1614 Exo 34:48 | offeren met gedesemd brood; het slachtoffer van het paasfeest
1615 Exo 34:48 | brood; het slachtoffer van het paasfeest zal ook niet vernachten
1616 Exo 34:49 | vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods
1617 Exo 34:49 | uws Gods brengen. Gij zult het bokje in de melk zijner
1618 Exo 34:52 | 29 En het geschiedde, toen Mozes van
1619 Exo 34:52 | zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts glinsterde,
1620 Exo 34:53 | aanzagen, ziet, zo glinsterde het vel zijns aangezichts; daarom
1621 Exo 34:57 | 34 Doch als Mozes voor het aangezicht des HEEREN kwam,
1622 Exo 34:57 | Hem te spreken, zo nam hij het deksel af, totdat hij uitging;
1623 Exo 34:58 | dan de kinderen Israels het aangezicht van Mozes, dat
1624 Exo 34:58 | aangezicht van Mozes, dat het vel van het aangezicht van
1625 Exo 34:58 | van Mozes, dat het vel van het aangezicht van Mozes glinsterde;
1626 Exo 34:58 | glinsterde; derhalve deed Mozes het deksel weder op zijn aangezicht,
1627 Exo 35:2 | 2 Zes dagen zal men het werk doen; maar op den zevenden
1628 Exo 35:4 | Israels, zeggende: Dit is het woord, dat de HEERE geboden
1629 Exo 35:5 | hart vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer des
1630 Exo 35:12 | De ark en haar handbomen, het verzoendeksel en den voorhang
1631 Exo 35:14 | 14 En den kandelaar tot het licht, en zijn gereedschap,
1632 Exo 35:14 | zijn lampen, en de olie tot het licht; ~
1633 Exo 35:15 | 15 En het reukaltaar, en zijn handbomen,
1634 Exo 35:15 | handbomen, en de zalfolie, en het reukwerk van welriekende
1635 Exo 35:15 | welriekende specerijen; en het deksel der deur aan de deur
1636 Exo 35:16 | 16 Het altaar des brandoffers,
1637 Exo 35:16 | den koperen rooster, dien het hebben zal, zijn handbomen,
1638 Exo 35:16 | al zijn gereedschappen; het wasvat en zijn voet. ~
1639 Exo 35:17 | pilaren en zijn voeten; en het deksel van de poort des
1640 Exo 35:19 | 19 De ambtsklederen om in het heilige te dienen, de heilige
1641 Exo 35:19 | klederen zijner zonen, om het priesterambt te bedienen. ~
1642 Exo 35:20 | kinderen Israels uit van voor het aangezicht van Mozes. ~
1643 Exo 35:21 | des HEEREN hefoffer tot het werk van de tent der samenkomst,
1644 Exo 35:24 | koper offerden, die brachten het ten hefoffer des HEEREN;
1645 Exo 35:24 | gevonden werd, brachten het tot alle werk van den dienst. ~
1646 Exo 35:25 | handen, en zij brachten het gesponnene, de hemelsblauwe
1647 Exo 35:25 | de hemelsblauwe zijde, en het purper, het scharlaken,
1648 Exo 35:25 | hemelsblauwe zijde, en het purper, het scharlaken, en het fijn
1649 Exo 35:25 | purper, het scharlaken, en het fijn linnen. ~
1650 Exo 35:26 | in wijsheid, die sponnen het geiten haar. ~
1651 Exo 35:29 | bewoog te brengen tot al het werk, hetwelk de HEERE geboden
1652 Exo 36:2 | had, dat hij toetrad tot het werk, om dat te maken. ~
1653 Exo 36:3 | 3 Zij dan namen van voor het aangezicht van Mozes het
1654 Exo 36:3 | het aangezicht van Mozes het ganse hefoffer, hetwelk
1655 Exo 36:3 | Israels gebracht hadden, tot het werk van den dienst des
1656 Exo 36:4 | kwamen alle wijzen, die al het werk des heiligdoms maakten,
1657 Exo 36:5 | spraken tot Mozes, zeggende: Het volk brengt te veel, meer
1658 Exo 36:6 | stem zoude laten gaan door het leger, zeggende: Man noch
1659 Exo 36:6 | des heiligdoms! Alzo werd het volk teruggehouden van meer
1660 Exo 36:7 | was denzelven genoeg tot het gehele werk, dat te maken
1661 Exo 36:8 | hart, onder degenen, die het werk maakten, den tabernakel
1662 Exo 36:8 | scharlaken met cherubim; van het allerkunstelijkste werk
1663 Exo 36:11 | den kant ener gordijn, aan het uiterste in de samenvoeging;
1664 Exo 36:11 | de samenvoeging; hij deed het ook aan den uitersten kant
1665 Exo 36:12 | striklisjes maakte hij aan het uiterste der gordijn; dat
1666 Exo 36:13 | andere, met deze haakjes, dat het een tabernakel werd. ~
1667 Exo 36:22 | sporten in een ladder gezet, het ene nevens het andere; alzo
1668 Exo 36:22 | ladder gezet, het ene nevens het andere; alzo maakte hij
1669 Exo 36:22 | andere; alzo maakte hij het met al de berderen des tabernakels. ~
1670 Exo 36:27 | zijde des tabernakels tegen het westen, maakte hij zes berderen. ~
1671 Exo 36:33 | richel doorschietende in het midden der berderen, van
1672 Exo 36:33 | midden der berderen, van het ene einde tot het andere
1673 Exo 36:33 | berderen, van het ene einde tot het andere einde. ~
1674 Exo 36:35 | fijn getweernd linnen; van het allerkunstelijkste werk
1675 Exo 37:8 | 8 Een cherub uit het ene einde aan deze zijde,
1676 Exo 37:8 | en den anderen cherub uit het andere einde aan gene zijde;
1677 Exo 37:8 | einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel maakte hij
1678 Exo 37:9 | bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten
1679 Exo 37:9 | der cherubim waren naar het verzoendeksel. ~
1680 Exo 37:16 | 16 En hij maakte het gereedschap, dat op de tafel
1681 Exo 37:19 | 19 In het ene riet waren drie schaaltjes,
1682 Exo 37:21 | denzelven uitgaande; alzo was het met de zes rieten, die uit
1683 Exo 37:22 | en rieten waren uit hem; het was altemaal een enig dicht
1684 Exo 37:25 | 25 En hij maakte het reukaltaar van sittimhout;
1685 Exo 37:26 | 26 En hij overtrok het met louter goud, zijn dak,
1686 Exo 37:26 | zijn hoornen; en hij maakte het een gouden krans rondom. ~
1687 Exo 37:27 | voor de handbomen, dat men het daarmede droeg. ~
1688 Exo 37:29 | de heilige zalfolie, en het reukwerk der zuiverste welriekende
1689 Exo 38:1 | 1 Hij maakte ook het brandofferaltaar van sittimhout;
1690 Exo 38:2 | hoornen; en hij overtrok het met koper. ~
1691 Exo 38:3 | 3 Hij maakte ook al het gereedschap des altaars,
1692 Exo 38:4 | 4 Ook maakte hij aan het altaar een rooster van koperen
1693 Exo 38:7 | zijden des altaars, dat men het met dezelve droeg; hij maakte
1694 Exo 38:8 | 8 Hij maakte ook het koperen wasvat, met zijn
1695 Exo 38:17 | banden waren van zilver, en het overdeksel hunner hoofden
1696 Exo 38:18 | 18 En het deksel van de poort des
1697 Exo 38:19 | waren van zilver; ook was het overdeksel hunner hoofden
1698 Exo 38:24 | 24 Al het goud, dat tot het werk verarbeid
1699 Exo 38:24 | 24 Al het goud, dat tot het werk verarbeid is, in het
1700 Exo 38:24 | het werk verarbeid is, in het ganse werk des heiligdoms,
1701 Exo 38:24 | des heiligdoms, te weten, het goud des beweegoffers, was
1702 Exo 38:25 | 25 Het zilver nu van de getelden
1703 Exo 38:29 | 29 Het koper nu des beweegoffers
1704 Exo 38:30 | tent der samenkomst, en het koperen altaar, en den koperen
1705 Exo 38:30 | den koperen rooster, dien het had, en al het gereedschap
1706 Exo 38:30 | rooster, dien het had, en al het gereedschap des altaars. ~
1707 Exo 39:1 | ook ambtsklederen, om in het heilige te dienen, van hemelsblauw,
1708 Exo 39:3 | platen van goud, en sneden het tot draden, om te doen in
1709 Exo 39:3 | tot draden, om te doen in het midden van het hemelsblauw,
1710 Exo 39:3 | te doen in het midden van het hemelsblauw, en in het midden
1711 Exo 39:3 | van het hemelsblauw, en in het midden van het purper, en
1712 Exo 39:3 | hemelsblauw, en in het midden van het purper, en in het midden
1713 Exo 39:3 | midden van het purper, en in het midden van het scharlaken,
1714 Exo 39:3 | purper, en in het midden van het scharlaken, en in het midden
1715 Exo 39:3 | van het scharlaken, en in het midden van het fijn linnen,
1716 Exo 39:3 | scharlaken, en in het midden van het fijn linnen, van het allerkunstelijkste
1717 Exo 39:3 | van het fijn linnen, van het allerkunstelijkste werk. ~
1718 Exo 39:8 | maakte ook de borstlap van het allerkunstelijkste werk,
1719 Exo 39:8 | allerkunstelijkste werk, gelijk het werk des efods, van goud,
1720 Exo 39:23 | 23 En het gat des mantels was in deszelfs
1721 Exo 39:23 | in deszelfs midden, als het gat eens pantsiers; dit
1722 Exo 39:23 | had een boord rondom, dat het niet gescheurd wierd. ~
1723 Exo 39:32 | 32 Aldus werd al het werk des tabernakels, van
1724 Exo 39:32 | kinderen Israels hadden het gemaakt naar alles, wat
1725 Exo 39:32 | geboden had; alzo hadden zij het gemaakt. ~
1726 Exo 39:34 | 34 En het deksel van roodgeverfde
1727 Exo 39:34 | roodgeverfde ramsvellen, en het deksel van dassenvellen,
1728 Exo 39:34 | dassenvellen, en den voorhang van het deksel; ~
1729 Exo 39:35 | getuigenis, en haar handbomen, en het verzoendeksel; ~
1730 Exo 39:37 | gereedschap, en de olie tot het licht; ~
1731 Exo 39:38 | 38 Verder het gouden altaar, en de zalfolie,
1732 Exo 39:38 | altaar, en de zalfolie, en het reukwerk van welriekende
1733 Exo 39:38 | welriekende specerijen, en het deksel van de deur der tent. ~
1734 Exo 39:39 | 39 Het koperen altaar, en den koperen
1735 Exo 39:39 | den koperen rooster, dien het heeft, deszelfs handbomen,
1736 Exo 39:39 | en al zijn gereedschap; het wasvat en zijn voet; ~
1737 Exo 39:40 | pilaren en zijn voeten, en het deksel van de poort des
1738 Exo 39:40 | zelen, en zijn pennen, en al het gereedschap van den dienst
1739 Exo 39:41 | De ambtsklederen, om in het heiligdom te dienen, de
1740 Exo 39:41 | klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bedienen. ~
1741 Exo 39:42 | hadden de kinderen Israels het ganse werk gemaakt. ~
1742 Exo 39:43 | 43 Mozes nu bezag het ganse werk, en ziet, zij
1743 Exo 39:43 | werk, en ziet, zij hadden het gemaakt, gelijk als de HEERE
1744 Exo 39:43 | geboden had; alzo hadden zij het gemaakt. Toen zegende Mozes
1745 Exo 40:5 | 5 En gij zult het gouden altaar ten reukwerk
1746 Exo 40:5 | getuigenis zetten, dan zult gij het deksel van de deur des tabernakels
1747 Exo 40:6 | 6 Gij zult ook het altaar des brandoffers zetten
1748 Exo 40:7 | 7 En gij zult het wasvat zetten tussen de
1749 Exo 40:7 | der samenkomst, en tussen het altaar; en gij zult water
1750 Exo 40:8 | rondom zetten, en gij zult het deksel ophangen aan de poort
1751 Exo 40:9 | al zijn gereedschap, en het zal een heiligheid zijn. ~
1752 Exo 40:10 | 10 Gij zult ook het altaar des brandoffers zalven,
1753 Exo 40:10 | gereedschap; en gij zult het altaar heiligen, en het
1754 Exo 40:10 | het altaar heiligen, en het altaar zal heiligheid der
1755 Exo 40:11 | 11 Dan zult gij het wasvat zalven, en deszelfs
1756 Exo 40:11 | deszelfs voet; en gij zult het heiligen. ~
1757 Exo 40:13 | hem heiligen, dat hij Mij het priesterambt bediene. ~
1758 Exo 40:15 | gezalfd hebben, dat zij Mij het priesterambt bedienen. En
1759 Exo 40:15 | priesterambt bedienen. En het zal geschieden, dat hun
1760 Exo 40:16 | 16 Mozes nu deed het naar alles, wat hem de HEERE
1761 Exo 40:17 | 17 En het geschiedde in de eerste
1762 Exo 40:17 | geschiedde in de eerste maand, in het tweede jaar, op den eersten
1763 Exo 40:19 | tabernakel, en hij zette het deksel der tent daar bovenop,
1764 Exo 40:20 | aan de ark, en hij zette het verzoendeksel boven op de
1765 Exo 40:21 | hij hing den voorhang van het deksel op, en bedekte de
1766 Exo 40:22 | zijde des tabernakels tegen het noorden, buiten den voorhang. ~
1767 Exo 40:23 | 23 En hij schikte daarop het brood in orde, voor het
1768 Exo 40:23 | het brood in orde, voor het aangezicht des HEEREN, gelijk
1769 Exo 40:25 | stak de lampen aan voor het aangezicht des HEEREN, gelijk
1770 Exo 40:26 | 26 En hij zette het gouden altaar in de tent
1771 Exo 40:28 | 28 Hij hing ook het deksel van de deur des tabernakels. ~
1772 Exo 40:29 | 29 En hij zette het altaar des brandoffers aan
1773 Exo 40:30 | 30 Hij zette ook het wasvat tussen de tent der
1774 Exo 40:30 | der samenkomst, en tussen het altaar; en hij deed water
1775 Exo 40:32 | samenkomst, en als zij tot het altaar naderden, zo wiesen
1776 Exo 40:33 | rondom den tabernakel en het altaar, en hij hing het
1777 Exo 40:33 | het altaar, en hij hing het deksel van de poort des
1778 Exo 40:33 | Alzo voleindigde Mozes het werk. ~
1779 Exo 40:38 | den tabernakel bij dag, en het vuur was er bij nacht op,
1780 Exo 40:38 | nacht op, voor de ogen van het ganse huis Israels in al
1781 Lev 1:2 | uw offeranden offeren van het vee, van runderen en van
1782 Lev 1:3 | naar zijn welgevallen, voor het aangezicht des HEEREN. ~
1783 Lev 1:4 | En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen,
1784 Lev 1:4 | brandoffers leggen, opdat het voor hem aangenaam zij,
1785 Lev 1:5 | 5 Daarna zal hij het jonge rund slachten voor
1786 Lev 1:5 | jonge rund slachten voor het aangezicht des HEEREN; en
1787 Lev 1:5 | Aaron, de priesters, zullen het bloed offeren, en het bloed
1788 Lev 1:5 | zullen het bloed offeren, en het bloed sprengen rondom dat
1789 Lev 1:6 | 6 Dan zal hij het brandoffer de huid aftrekken,
1790 Lev 1:6 | brandoffer de huid aftrekken, en het in zijn stukken delen. ~
1791 Lev 1:7 | priester, zullen vuur maken op het altaar, en zullen het hout
1792 Lev 1:7 | op het altaar, en zullen het hout op het vuur schikken. ~
1793 Lev 1:7 | altaar, en zullen het hout op het vuur schikken. ~
1794 Lev 1:8 | de priesters, de stukken, het hoofd en het smeer, schikken
1795 Lev 1:8 | de stukken, het hoofd en het smeer, schikken op het hout,
1796 Lev 1:8 | en het smeer, schikken op het hout, dat op het vuur is,
1797 Lev 1:8 | schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het
1798 Lev 1:8 | het vuur is, hetwelk op het altaar is. ~
1799 Lev 1:9 | zal dat alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer,
1800 Lev 1:9 | aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer,
1801 Lev 1:11 | slachten aan de zijde van het altaar noordwaarts, voor
1802 Lev 1:11 | altaar noordwaarts, voor het aangezicht des HEEREN; en
1803 Lev 1:11 | zullen zijn bloed rondom op het altaar sprengen. ~
1804 Lev 1:12 | 12 Daarna zal hij het in zijn stukken delen, mitsgaders
1805 Lev 1:12 | priester zal die schikken op het hout, dat op het vuur is,
1806 Lev 1:12 | schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het
1807 Lev 1:12 | het vuur is, hetwelk op het altaar is. ~
1808 Lev 1:13 | 13 Doch het ingewand en de schenkelen
1809 Lev 1:13 | offeren en aansteken op het altaar; het is een brandoffer,
1810 Lev 1:13 | aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer,
1811 Lev 1:15 | de priester zal die tot het altaar brengen, en deszelfs
1812 Lev 1:15 | zijn nagel splijten, en op het altaar aansteken; en zijn
1813 Lev 1:16 | zal hij wegdoen, en zal het werpen bij het altaar, oostwaarts,
1814 Lev 1:16 | wegdoen, en zal het werpen bij het altaar, oostwaarts, aan
1815 Lev 1:17 | priester zal die aansteken op het altaar, op het hout, dat
1816 Lev 1:17 | aansteken op het altaar, op het hout, dat op het vuur is;
1817 Lev 1:17 | altaar, op het hout, dat op het vuur is; het is een brandoffer,
1818 Lev 1:17 | hout, dat op het vuur is; het is een brandoffer, een vuuroffer,
1819 Lev 2:2 | 2 En hij zal het brengen tot de zonen van
1820 Lev 2:2 | gedenkoffer aansteken op het altaar; het is een vuuroffer,
1821 Lev 2:2 | aansteken op het altaar; het is een vuuroffer, tot een
1822 Lev 2:3 | 3 Wat nu overblijft van het spijsoffer, zal voor Aaron
1823 Lev 2:3 | Aaron en zijn zonen zijn; het is een heiligheid der heiligheden
1824 Lev 2:4 | spijsoffer, een gebak des ovens; het zullen zijn ongezuurde koeken
1825 Lev 2:6 | stukken, en giet olie daarop; het is een spijsoffer. ~
1826 Lev 2:7 | spijsoffer des ketels is, het zal van meelbloem met olie
1827 Lev 2:8 | HEERE toebrengen; en men zal het tot den priester doen naderen,
1828 Lev 2:8 | priester doen naderen, die het tot het altaar dragen zal. ~
1829 Lev 2:8 | doen naderen, die het tot het altaar dragen zal. ~
1830 Lev 2:9 | gedenkoffer opnemen, en op het altaar aansteken, het is
1831 Lev 2:9 | op het altaar aansteken, het is een vuuroffer, tot een
1832 Lev 2:10 | 10 En wat overblijft van het spijsoffer, zal voor Aaron
1833 Lev 2:10 | Aaron en zijn zonen zijn; het is een heiligheid der heiligheden
1834 Lev 2:12 | den HEERE offeren; maar op het altaar zullen zij niet komen
1835 Lev 2:13 | gij met zout zouten, en het zout des verbonds van uw
1836 Lev 2:14 | vruchten offert, zult gij het spijsoffer uwer eerste vruchten
1837 Lev 2:14 | vruchten van groene aren, bij het vuur gedord, dat is, het
1838 Lev 2:14 | het vuur gedord, dat is, het klein gebroken graan van
1839 Lev 2:15 | en wierook daarop leggen; het is een spijsoffer. ~
1840 Lev 2:16 | olie, met al den wierook; het is een vuuroffer den HEERE. ~
1841 Lev 3:1 | zal hij die offeren, voor het aangezicht des HEEREN. ~
1842 Lev 3:2 | En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen,
1843 Lev 3:2 | Aaron, de priesters, zullen het bloed rondom op het altaar
1844 Lev 3:2 | zullen het bloed rondom op het altaar sprengen. ~
1845 Lev 3:3 | vuuroffer den HEERE offeren, het vet, dat het ingewand bedekt,
1846 Lev 3:3 | HEERE offeren, het vet, dat het ingewand bedekt, en al het
1847 Lev 3:3 | het ingewand bedekt, en al het vet, hetwelk aan het ingewand
1848 Lev 3:3 | al het vet, hetwelk aan het ingewand is. ~
1849 Lev 3:4 | hij beide de nieren, en het vet, hetwelk daaraan is,
1850 Lev 3:4 | aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de
1851 Lev 3:5 | zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer,
1852 Lev 3:5 | aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk op het
1853 Lev 3:5 | het brandoffer, hetwelk op het hout zal zijn, dat op het
1854 Lev 3:5 | het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer,
1855 Lev 3:5 | zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot een
1856 Lev 3:7 | offerande offert, zo zal hij het offeren voor het aangezicht
1857 Lev 3:7 | zal hij het offeren voor het aangezicht des HEEREN. ~
1858 Lev 3:8 | En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen,
1859 Lev 3:8 | de zonen van Aaron zullen het bloed daarvan sprengen op
1860 Lev 3:8 | bloed daarvan sprengen op het altaar rondom. ~
1861 Lev 3:9 | ruggegraat zal afnemen, en het vet bedekkende het ingewand,
1862 Lev 3:9 | afnemen, en het vet bedekkende het ingewand, en al het vet,
1863 Lev 3:9 | bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand
1864 Lev 3:9 | en al het vet, dat aan het ingewand is; ~
1865 Lev 3:10 | Ook beide de nieren, en het vet, dat daaraan is, dat
1866 Lev 3:10 | aan de weekdarmen is; en het net over de lever met de
1867 Lev 3:11 | priester zal dat aansteken op het altaar; het is een spijs
1868 Lev 3:11 | aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers
1869 Lev 3:12 | zal hij die offeren voor het aangezicht des HEEREN. ~
1870 Lev 3:13 | Aaron zullen haar bloed op het altaar sprengen rondom. ~
1871 Lev 3:14 | een vuuroffer den HEERE; het vet bedekkende het ingewand,
1872 Lev 3:14 | HEERE; het vet bedekkende het ingewand, en al het vet,
1873 Lev 3:14 | bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand
1874 Lev 3:14 | en al het vet, dat aan het ingewand is; ~
1875 Lev 3:15 | Mitsgaders de beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat
1876 Lev 3:15 | aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de
1877 Lev 3:16 | priester zal die aansteken op het altaar; het is een spijs
1878 Lev 3:16 | aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers,
1879 Lev 4:4 | tent der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; en
1880 Lev 4:4 | en hij zal zijn hand op het hoofd van dien var leggen,
1881 Lev 4:4 | zal dien var slachten voor het aangezicht des HEEREN. ~
1882 Lev 4:5 | die gezalfde priester van het bloed van den var nemen,
1883 Lev 4:6 | zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor
1884 Lev 4:6 | HEEREN, voor den voorhang van het heilige. ~
1885 Lev 4:7 | welriekende specerijen, voor het aangezicht des HEEREN, dat
1886 Lev 4:7 | samenkomst is; dan zal hij al het bloed van den var uitgieten
1887 Lev 4:7 | uitgieten aan den bodem van het altaar des brandoffers,
1888 Lev 4:8 | 8 Verder, al het vet van den var des zondoffers
1889 Lev 4:8 | zal hij daarvan opnemen; het vet bedekkende het ingewand,
1890 Lev 4:8 | opnemen; het vet bedekkende het ingewand, en al het vet,
1891 Lev 4:8 | bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand
1892 Lev 4:8 | en al het vet, dat aan het ingewand is; ~
1893 Lev 4:9 | Daartoe de twee nieren, en het vet, dat daaraan is, dat
1894 Lev 4:9 | aan de weekdarmen is, en het net over de lever, met de
1895 Lev 4:10 | 10 Gelijk als het van den os des dankoffers
1896 Lev 4:10 | priester zal die aansteken op het altaar des brandoffers. ~
1897 Lev 4:12 | gehele var zal hij tot buiten het leger uitvoeren, aan een
1898 Lev 4:12 | en zal hem met vuur op het hout verbranden; bij de
1899 Lev 4:15 | vergadering zullen hun handen op het hoofd van den var leggen,
1900 Lev 4:15 | van den var leggen, voor het aangezicht des HEEREN; en
1901 Lev 4:15 | zal den var slachten voor het aangezicht des HEEREN. ~
1902 Lev 4:16 | die gezalfde priester van het bloed van den var tot de
1903 Lev 4:17 | zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor
1904 Lev 4:18 | hij doen op de hoornen van het altaar, dat voor het aangezicht
1905 Lev 4:18 | van het altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN is,
1906 Lev 4:18 | samenkomst is; dan zal hij al het bloed uitgieten, aan den
1907 Lev 4:18 | uitgieten, aan den bodem van het altaar des brandoffers,
1908 Lev 4:19 | vet van hem opnemen, en op het altaar aansteken. ~
1909 Lev 4:20 | hen verzoening doen, en het zal hun vergeven worden. ~
1910 Lev 4:21 | hij dien var tot buiten het leger uitvoeren, en zal
1911 Lev 4:21 | eersten var verbrand heeft; het is een zondoffer der gemeente. ~
1912 Lev 4:24 | En hij zal zijn hand op het hoofd van den bok leggen,
1913 Lev 4:24 | slachten in de plaats, waar men het brandoffer slacht voor het
1914 Lev 4:24 | het brandoffer slacht voor het aangezicht des HEEREN; het
1915 Lev 4:24 | het aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer. ~
1916 Lev 4:25 | Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers met
1917 Lev 4:25 | en dat op de hoornen van het altaar des brandoffers doen;
1918 Lev 4:25 | bloed aan den bodem van het altaar des brandoffers uitgieten. ~
1919 Lev 4:26 | Hij zal ook al zijn vet op het altaar aansteken, gelijk
1920 Lev 4:26 | altaar aansteken, gelijk het vet des dankoffers; zo zal
1921 Lev 4:26 | doen van zijn zonden, en het zal hem vergeven worden. ~
1922 Lev 4:27 | 27 En zo enig mens van het volk des lands door afdwaling
1923 Lev 4:29 | En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen;
1924 Lev 4:30 | zijn vinger nemen, en doen het op de hoornen van het altaar
1925 Lev 4:30 | doen het op de hoornen van het altaar des brandoffers;
1926 Lev 4:30 | brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den bodem
1927 Lev 4:31 | hij afnemen, gelijk als het vet van het dankoffer afgenomen
1928 Lev 4:31 | gelijk als het vet van het dankoffer afgenomen wordt,
1929 Lev 4:31 | wordt, en de priester zal het aansteken op het altaar,
1930 Lev 4:31 | priester zal het aansteken op het altaar, tot een liefelijken
1931 Lev 4:31 | hem verzoening doen, en het zal hem vergeven worden. ~
1932 Lev 4:32 | offerande ten zondoffer brengt, het zal een volkomen wijfje
1933 Lev 4:33 | En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen,
1934 Lev 4:33 | in de plaats, waar men het brandoffer slacht. ~
1935 Lev 4:34 | Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers met
1936 Lev 4:34 | zijn vinger nemen, en zal het doen op de hoornen van het
1937 Lev 4:34 | het doen op de hoornen van het altaar des brandoffers;
1938 Lev 4:34 | brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den bodem
1939 Lev 4:35 | 35 En al het vet daarvan zal hij afnemen,
1940 Lev 4:35 | hij afnemen, gelijk als het vet van het lam des dankoffers
1941 Lev 4:35 | gelijk als het vet van het lam des dankoffers afgenomen
1942 Lev 4:35 | priester zal die aansteken op het altaar, op de vuurofferen
1943 Lev 4:35 | hij gezondigd heeft, en het zal hem vergeven worden. ~
1944 Lev 5:1 | getuige is, hetzij dat hij het gezien of geweten heeft;
1945 Lev 5:1 | geweten heeft; indien hij het niet te kennen geeft, zo
1946 Lev 5:2 | aangeroerd hebben, hetzij het dode aas van een wild onrein
1947 Lev 5:2 | wild onrein gedierte, of het dode aas van onrein vee,
1948 Lev 5:2 | dode aas van onrein vee, of het dode aas van onrein kruipend
1949 Lev 5:2 | kruipend gedierte; al is het voor hem verborgen geweest,
1950 Lev 5:3 | waarmede hij onrein wordt; en het is voor hem verborgen geweest,
1951 Lev 5:3 | verborgen geweest, en hij is het gewaar geworden, zo is hij
1952 Lev 5:4 | onbedacht uitspreekt, en het is voor hem verborgen geweest,
1953 Lev 5:4 | verborgen geweest, en hij zal het gewaar worden, zo is hij
1954 Lev 5:5 | 5 Het zal dan geschieden, als
1955 Lev 5:8 | die zal offeren, die tot het zondoffer is; en zal zijn
1956 Lev 5:9 | 9 En van het bloed des zondoffers zal
1957 Lev 5:9 | zal hij aan den wand van het altaar sprengen; maar het
1958 Lev 5:9 | het altaar sprengen; maar het overgeblevene van dat bloed
1959 Lev 5:9 | worden aan den bodem van het altaar; het is een zondoffer. ~
1960 Lev 5:9 | den bodem van het altaar; het is een zondoffer. ~
1961 Lev 5:10 | heeft, verzoening doen, en het zal hem vergeven worden. ~
1962 Lev 5:11 | tot zijn offerande brengen het tiende deel van een efa
1963 Lev 5:11 | wierook daarop leggen; want het is een zondoffer.
1964 Lev 5:12 | grijpen, en dat aansteken op het altaar, op de vuurofferen
1965 Lev 5:12 | vuurofferen des HEEREN; het is een zondoffer. ~
1966 Lev 5:13 | enige van die stukken, en het zal hem vergeven worden;
1967 Lev 5:13 | hem vergeven worden; en het zal des priesters zijn,
1968 Lev 5:13 | des priesters zijn, gelijk het spijsoffer. ~
1969 Lev 5:16 | hem verzoening doen, en het zal hem vergeven worden. ~
1970 Lev 5:17 | zou gedaan worden, al is het dat hij het niet geweten
1971 Lev 5:17 | worden, al is het dat hij het niet geweten heeft, nochtans
1972 Lev 5:18 | niet geweten had; zo zal het hem vergeven worden. ~
1973 Lev 5:19 | 19 Het is een schuldoffer; hij
1974 Lev 6:3 | 3 Of dat hij het verlorene gevonden, en daarover
1975 Lev 6:4 | 4 Het zal dan geschieden, dewijl
1976 Lev 6:4 | roof, dien hij geroofd, of het onthoudene, dat hij met
1977 Lev 6:4 | met geweld onthoudt, of het bewaarde, dat bij hem te
1978 Lev 6:4 | bewaren gegeven was, of het verlorene, dat hij gevonden
1979 Lev 6:5 | hoofdsom wedergeve, en nog het vijfde deel daarenboven
1980 Lev 6:7 | hem verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN, en
1981 Lev 6:7 | aangezicht des HEEREN, en het zal hem vergeven worden;
1982 Lev 6:9 | de wet des brandoffers; het is hetgeen, wat door de
1983 Lev 6:9 | wat door de branding op het altaar den gansen nacht
1984 Lev 6:9 | den morgen opvaart; alwaar het vuur des altaars zal brandende
1985 Lev 6:10 | en zal de as opnemen, als het vuur het brandoffer op het
1986 Lev 6:10 | as opnemen, als het vuur het brandoffer op het altaar
1987 Lev 6:10 | het vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd hebben,
1988 Lev 6:10 | verteerd hebben, en zal die bij het altaar leggen. ~
1989 Lev 6:11 | en zal de as tot buiten het leger uitdragen aan een
1990 Lev 6:12 | 12 Het vuur nu op het altaar zal
1991 Lev 6:12 | 12 Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende
1992 Lev 6:12 | brandende gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden;
1993 Lev 6:12 | aansteken, en zal daarop het brandoffer schikken, en
1994 Lev 6:12 | brandoffer schikken, en het vet der dankofferen daarop
1995 Lev 6:13 | 13 Het vuur zal geduriglijk op
1996 Lev 6:13 | vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden
1997 Lev 6:13 | brandende gehouden worden; het zal niet uitgeblust worden. ~
1998 Lev 6:14 | zonen van Aaron zal dat voor het aangezicht des HEEREN offeren,
1999 Lev 6:14 | HEEREN offeren, voor aan het altaar. ~
2000 Lev 6:15 | en al den wierook, die op het spijsoffer is; dan zal hij
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165 |