1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165
Book Chapter: Verse
2501 Lev 19:15 | geringen niet aannemen, noch het aangezicht des groten voortrekken;
2502 Lev 19:16 | gij zult niet staan tegen het bloed van uw naaste; Ik
2503 Lev 19:22 | hij gezondigd heeft, voor het aangezicht des HEEREN verzoening
2504 Lev 19:23 | besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, daarvan
2505 Lev 19:24 | 24 Maar in het vierde jaar zal al zijn
2506 Lev 19:25 | 25 En in het vijfde jaar zult gij deszelfs
2507 Lev 19:25 | deszelfs vrucht eten, om het inkomen daarvan voor u te
2508 Lev 19:26 | 26 Gij zult niets met het bloed eten. Gij zult op
2509 Lev 19:29 | hoererij houdende; opdat het land niet hoerere, en het
2510 Lev 19:29 | het land niet hoerere, en het land met schandelijke daden
2511 Lev 19:32 | 32 Voor het grauwe haar zult gij opstaan,
2512 Lev 19:32 | zult gij opstaan, en zult het aangezicht des ouden vereren;
2513 Lev 19:35 | zult geen onrecht doen in het gericht, met de el, met
2514 Lev 19:35 | gericht, met de el, met het gewicht, of met de maat. ~
2515 Lev 20:2 | zekerlijk gedood worden; het volk des lands zal hem met
2516 Lev 20:3 | man zetten, en zal hem uit het midden zijns volks uitroeien;
2517 Lev 20:4 | 4 En indien het volk des lands hun ogen
2518 Lev 20:4 | zal gegeven hebben, dat het hem niet dode; ~
2519 Lev 20:5 | Molech na te hoereren, uit het midden huns volks uitroeien. ~
2520 Lev 20:6 | ziel zetten, en zal ze uit het midden haars volks uitroeien. ~
2521 Lev 20:14 | moeder zal genomen hebben, het is een schandelijke daad;
2522 Lev 20:14 | geen schandelijke daad in het midden van u zij. ~
2523 Lev 20:15 | worden; ook zult gijlieden het beest doden. ~
2524 Lev 20:17 | schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom
2525 Lev 20:18 | zo zullen zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid
2526 Lev 20:21 | huisvrouw zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij heeft
2527 Lev 20:25 | onreine beesten, en tussen het onreine en reine gevogelte;
2528 Lev 20:25 | maken aan de beesten en aan het gevogelte, en aan al wat
2529 Lev 20:25 | afgezonderd heb, opdat gij het onrein houdt. ~
2530 Lev 21:12 | 12 En uit het heiligdom zal hij niet uitgaan,
2531 Lev 21:12 | hij niet uitgaan, dat hij het heiligdom zijns Gods niet
2532 Lev 21:21 | 21 Geen man, uit het zaad van Aaron, den priester,
2533 Lev 21:23 | zal hij niet komen, en tot het altaar niet toetreden, omdat
2534 Lev 22:4 | 4 Niemand van het zaad van Aaron, die melaats
2535 Lev 22:4 | lichaam, of iemand, wien het zaad der bijligging ontgaat. ~
2536 Lev 22:8 | 8 Het dode aas, en het verscheurde
2537 Lev 22:8 | 8 Het dode aas, en het verscheurde zal hij niet
2538 Lev 22:10 | 10 Ook zal geen vreemde het heilige eten; een bijwoner
2539 Lev 22:10 | en een dagloner, zullen het heilige niet eten. ~
2540 Lev 22:12 | toebehoren, zij zal van het hefoffer der heilige dingen
2541 Lev 22:14 | 14 En wanneer iemand het heilige door dwaling zal
2542 Lev 22:14 | daarboven toedoen, en zal het den priester met het heilige
2543 Lev 22:14 | zal het den priester met het heilige wedergeven. ~
2544 Lev 22:18 | zeg tot hen: Zo wie uit het huis van Israel, en uit
2545 Lev 22:19 | 19 Het zal naar uw welgevallen
2546 Lev 22:20 | waarin een gebrek is; want het zou niet aangenaam zijn
2547 Lev 22:21 | gelofte, of vrijwillig offer, het zal volkomen zijn, opdat
2548 Lev 22:21 | zal volkomen zijn, opdat het aangenaam zij; geen gebrek
2549 Lev 22:22 | 22 Het blinde, of gebrokene, of
2550 Lev 22:22 | HEERE geen vuuroffer op het altaar geven. ~
2551 Lev 22:23 | doch tot een gelofte zou het niet aangenaam zijn. ~
2552 Lev 22:24 | 24 Het gedrukte, of gestotene,
2553 Lev 22:29 | slachten, naar uw wil zult gij het slachten. ~
2554 Lev 22:30 | 30 Het zal op denzelfden dag gegeten
2555 Lev 22:32 | ontheiligen, opdat Ik in het midden der kinderen Israels
2556 Lev 22:34 | 3 Zes dagen zal men het werk doen, maar op den zevenden
2557 Lev 22:34 | geen werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in
2558 Lev 22:37 | dag der derzelver maand is het feest van de ongezuurde
2559 Lev 22:41 | zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn,
2560 Lev 22:42 | En hij zal die garf voor het aangezicht des HEEREN bewegen,
2561 Lev 22:42 | des HEEREN bewegen, opdat het voor u aangenaam zij; des
2562 Lev 22:44 | zijn drankoffer van wijn, het vierde deel van een hin. ~
2563 Lev 22:45 | Gods zult gebracht hebben; het is een eeuwige inzetting
2564 Lev 22:46 | beweegoffers zult gebracht hebben; het zullen zeven volkomen sabbatten
2565 Lev 22:48 | zullen zij gebakken worden; het zijn de eerstelingen den
2566 Lev 22:49 | 18 Gij zult ook met het brood zeven volkomen eenjarige
2567 Lev 22:49 | eenjarige lammeren, en een var, het jong van een rund, en twee
2568 Lev 22:51 | de priester dezelve met het brood der eerstelingen ten
2569 Lev 22:51 | eerstelingen ten beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN, met
2570 Lev 22:52 | dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting
2571 Lev 22:59 | gij geen werk doen; want het is de verzoendag, om over
2572 Lev 22:59 | verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN uws
2573 Lev 22:61 | hebben, die ziel zal Ik uit het midden haars volks verderven. ~
2574 Lev 22:62 | Gij zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting
2575 Lev 22:63 | 32 Het zal u een sabbat der rust
2576 Lev 22:65 | van deze zevende maand zal het feest der loofhutten zeven
2577 Lev 22:67 | HEERE vuuroffer offeren; het is een verbodsdag; gij zult
2578 Lev 22:70 | zevenden maand, als gij het inkomen des lands zult ingegaderd
2579 Lev 22:71 | beekwilgen; en gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws
2580 Lev 22:72 | den HEERE zeven dagen in het jaar vieren; het is een
2581 Lev 22:72 | dagen in het jaar vieren; het is een eeuwige inzetting
2582 Lev 22:72 | de zevende maand zult gij het vieren. ~
2583 Lev 23:3 | 3 Aaron zal die voor het aangezicht des HEEREN gedurig
2584 Lev 23:3 | de tent der samenkomst; het is een eeuwige inzetting
2585 Lev 23:4 | kandelaar die lampen voor het aangezicht des HEEREN gedurig
2586 Lev 23:6 | op de reine tafel, voor het aangezicht des HEEREN. ~
2587 Lev 23:7 | zuiveren wierook leggen, welke het brood ten gedenkoffer zal
2588 Lev 23:7 | ten gedenkoffer zal zijn; het is een vuuroffer den HEERE. ~
2589 Lev 23:8 | gedurig zal men dat voor het aangezicht des HEEREN toerichten,
2590 Lev 23:9 | 9 En het zal voor Aaron en zijn zonen
2591 Lev 23:9 | plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid
2592 Lev 23:10 | Israelietische vrouw uit, die, in het midden der kinderen Israels,
2593 Lev 23:10 | Israelietisch man twistten in het leger. ~
2594 Lev 23:14 | den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het
2595 Lev 23:14 | het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hun
2596 Lev 23:18 | verslagen hebben, hij zal het wedergeven, ziel voor ziel. ~
2597 Lev 23:21 | enig vee verslaat, die zal het wedergeven; maar wie een
2598 Lev 23:23 | zij den vloeker tot buiten het leger uitbrengen, en hem
2599 Lev 24:4 | 4 Doch in het zevende jaar zal voor het
2600 Lev 24:4 | het zevende jaar zal voor het land een sabbat der rust
2601 Lev 24:5 | zult gij niet afsnijden; het zal een jaar der ruste voor
2602 Lev 24:5 | een jaar der ruste voor het land zijn. ~
2603 Lev 24:7 | 7 Mitsgaders voor het vee, en voor het gedierte,
2604 Lev 24:7 | Mitsgaders voor het vee, en voor het gedierte, dat in uw land
2605 Lev 24:10 | en vrijheid uitroepen in het land, voor al zijn inwoners;
2606 Lev 24:10 | voor al zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn;
2607 Lev 24:11 | 11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste jaar zijn; gij
2608 Lev 24:12 | 12 Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig
2609 Lev 24:12 | Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult
2610 Lev 24:12 | heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan
2611 Lev 24:15 | 15 Naar het getal der jaren, van het
2612 Lev 24:15 | het getal der jaren, van het jubeljaar af, zult gij van
2613 Lev 24:15 | uw naaste kopen, en naar het getal van de jaren der inkomsten
2614 Lev 24:15 | jaren der inkomsten zal hij het aan u verkopen. ~
2615 Lev 24:16 | want hij verkoopt aan u het getal der inkomsten. ~
2616 Lev 24:18 | zult gij zeker wonen in het land. ~
2617 Lev 24:19 | 19 En het land zal zijn vrucht geven,
2618 Lev 24:20 | Wat zullen wij eten in het zevende jaar? Ziet, wij
2619 Lev 24:21 | zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het de inkomst
2620 Lev 24:21 | u in het zesde jaar, dat het de inkomst voor drie jaren
2621 Lev 24:22 | 22 Het achtste jaar nu zult gij
2622 Lev 24:22 | de oude inkomst eten, tot het negende jaar toe; totdat
2623 Lev 24:22 | inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten. ~
2624 Lev 24:23 | 23 Het land ook zal niet voor altoos
2625 Lev 24:23 | altoos verkocht worden; want het land is het Mijne, dewijl
2626 Lev 24:23 | worden; want het land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen
2627 Lev 24:24 | 24 Daarom zult gij, in het ganse land uwer bezitting,
2628 Lev 24:24 | bezitting, lossing voor het land toelaten. ~
2629 Lev 24:25 | nabestaande is, komen, en zal het verkochte zijns broeders
2630 Lev 24:27 | zijner verkoping rekenen, en het overschot zal hij den man,
2631 Lev 24:27 | zal hij den man, wien hij het verkocht had, weder uitkeren;
2632 Lev 24:28 | hand van deszelfs koper tot het jubeljaar toe; maar in het
2633 Lev 24:28 | het jubeljaar toe; maar in het jubeljaar zal het uitgaan,
2634 Lev 24:28 | maar in het jubeljaar zal het uitgaan, en hij zal tot
2635 Lev 24:29 | zijn lossing zijn, totdat het jaar zijner verkoping volkomen
2636 Lev 24:30 | 30 Maar is het, dat het niet gelost wordt,
2637 Lev 24:30 | 30 Maar is het, dat het niet gelost wordt, tegen
2638 Lev 24:30 | gelost wordt, tegen dat hem het gehele jaar zal vervuld
2639 Lev 24:30 | onder zijn geslachten; het zal in het jubeljaar niet
2640 Lev 24:30 | zijn geslachten; het zal in het jubeljaar niet uitgaan. ~
2641 Lev 24:31 | muur hebben, zullen als het veld des lands gerekend
2642 Lev 24:31 | lossing zijn, en zij zullen in het jubeljaar uitgaan. ~
2643 Lev 24:33 | hebben, zo zal de koop van het huis en van de stad zijner
2644 Lev 24:33 | stad zijner bezitting in het jubeljaar uitgaan; want
2645 Lev 24:33 | Levieten zijn hun bezitting in het midden van de kinderen Israels. ~
2646 Lev 24:34 | 34 Doch het veld van de voorstad hunner
2647 Lev 24:34 | niet verkocht worden; want het is een eeuwige bezitting
2648 Lev 24:38 | Egypteland gevoerd heb, om u het land Kanaan te geven, opdat
2649 Lev 24:40 | zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar zal hij bij u
2650 Lev 24:47 | is, of aan den stam van het geslacht des vreemdelings
2651 Lev 24:50 | aan hem verkocht heeft tot het jubeljaar toe; alzo dat
2652 Lev 24:50 | jubeljaar toe; alzo dat het geld zijner verkoping zal
2653 Lev 24:50 | verkoping zal zijn naar het getal van de jaren, naar
2654 Lev 24:50 | dagen eens dagloners zal het met hem zijn. ~
2655 Lev 24:51 | hij tot zijn lossing van het geld, waarover hij gekocht
2656 Lev 24:52 | overgebleven zijn, tot aan het jubeljaar, zo zal hij met
2657 Lev 24:54 | 54 En is het, dat hij hierdoor niet gelost
2658 Lev 24:54 | gelost wordt, zo zal hij in het jubeljaar uitgaan, hij en
2659 Lev 25:4 | regens geven op hun tijd; en het land zal zijn inkomst geven,
2660 Lev 25:4 | zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn
2661 Lev 25:6 | Ook zal Ik vrede geven in het land, dat gij zult te slapen
2662 Lev 25:6 | die verschrikke; en Ik zal het boos gedierte uit het land
2663 Lev 25:6 | zal het boos gedierte uit het land doen ophouden, en het
2664 Lev 25:6 | het land doen ophouden, en het zwaard zal door uw land
2665 Lev 25:7 | voor uw aangezicht door het zwaard vallen. ~
2666 Lev 25:8 | voor uw aangezicht door het zwaard vallen. ~
2667 Lev 25:10 | 10 En gij zult het oude, dat verouderd is,
2668 Lev 25:10 | dat verouderd is, eten; en het oude zult gij vanwege het
2669 Lev 25:10 | het oude zult gij vanwege het nieuwe uitbrengen. ~
2670 Lev 25:11 | Ik zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten; en
2671 Lev 25:12 | 12 En Ik zal in het midden van u wandelen, en
2672 Lev 25:13 | HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren uitgevoerd
2673 Lev 25:17 | geslagen zult worden voor het aangezicht uwer vijanden;
2674 Lev 25:20 | inkomsten niet geven, en het geboomte des lands zal zijn
2675 Lev 25:22 | Want Ik zal onder u zenden het gedierte des velds, hetwelk
2676 Lev 25:25 | worden; dan zal Ik de pest in het midden van u zenden, en
2677 Lev 25:26 | en zullen uw brood bij het gewicht wedergeven; en gij
2678 Lev 25:29 | 29 Want gij zult het vlees uwer zonen eten, en
2679 Lev 25:29 | vlees uwer zonen eten, en het vlees uwer dochteren zult
2680 Lev 25:34 | 34 Dan zal het land aan zijn sabbatten
2681 Lev 25:34 | verwoesting, en gij zult in het land uwer vijanden zijn;
2682 Lev 25:34 | uwer vijanden zijn; dan zal het land rusten, en aan zijn
2683 Lev 25:35 | dagen der verwoesting zal het rusten, overmits het niet
2684 Lev 25:35 | zal het rusten, overmits het niet rustte in uw sabbatten,
2685 Lev 25:36 | vijanden laten komen; zodat het geruis van een gedreven
2686 Lev 25:37 | een op den ander als voor het zwaard vallen, waar niemand
2687 Lev 25:37 | jaagt; en gij zult voor het aangezicht uwer vijanden
2688 Lev 25:38 | omkomen onder de heidenen, en het land uwer vijanden zal u
2689 Lev 25:41 | tegenheid gewandeld, en hen in het land hunner vijanden gebracht
2690 Lev 25:42 | zal Ik gedenken, en aan het land zal Ik gedenken; ~
2691 Lev 25:43 | 43 Als het land om hunnentwil zal verlaten
2692 Lev 25:43 | welgevallen gehad hebben, wanneer het om hunnentwil verwoest was,
2693 Lev 25:44 | hierenboven is dit ook; als zij in het land hunner vijanden zullen
2694 Lev 25:45 | hun ten beste gedenken aan het verbond der voorouderen,
2695 Lev 26:4 | 4 Maar is het een vrouw, dan zal uw schatting
2696 Lev 26:5 | 5 En is het van een, die vijf jaren
2697 Lev 26:6 | 6 Maar is het van een, die een maand oud
2698 Lev 26:7 | 7 En is het van een, die zestig jaren
2699 Lev 26:7 | oud is en daarboven, is het een man, zo zal uw schatting
2700 Lev 26:8 | schatting, zo zal hij zich voor het aangezicht des priesters
2701 Lev 26:9 | 9 En indien het een beest is, waarvan men
2702 Lev 26:11 | 11 En indien het enig onrein beest is, van
2703 Lev 26:11 | zo zal hij dat beest voor het aangezicht des priesters
2704 Lev 26:12 | zal dat schatten, naar dat het goed of kwaad is; naar uw
2705 Lev 26:12 | schatting, priester! zo zal het zijn. ~
2706 Lev 26:13 | 13 Maar indien hij het immers lossen zal, zo zal
2707 Lev 26:14 | zal geheiligd hebben, dat het den HEERE heilig zij, zo
2708 Lev 26:14 | priester dat schatten, naar dat het goed of kwaad is; gelijk
2709 Lev 26:14 | geschat zal hebben, zo zal het stand hebben. ~
2710 Lev 26:15 | 15 En indien hij, die het geheiligd heeft, zijn huis
2711 Lev 26:15 | daarboven toedoen, zo zal het zijne zijn. ~
2712 Lev 26:17 | Indien hij zijn akker van het jubeljaar af geheiligd zal
2713 Lev 26:17 | geheiligd zal hebben, zo zal het naar uw schatting stand
2714 Lev 26:18 | Maar zo hij zijn akker na het jubeljaar geheiligd zal
2715 Lev 26:18 | dan zal hem de priester het geld rekenen, naar de jaren,
2716 Lev 26:18 | die nog overig zijn tot het jubeljaar; en het zal van
2717 Lev 26:18 | zijn tot het jubeljaar; en het zal van uw schatting afgetrokken
2718 Lev 26:21 | die akker, nadat hij in het jubeljaar zal uitgegaan
2719 Lev 26:23 | de som uwer schatting tot het jubeljaar; en hij zal op
2720 Lev 26:24 | 24 In het jubeljaar zal die akker
2721 Lev 26:26 | 26 Maar het eerstgeborene, dat den HEERE
2722 Lev 26:26 | hetzij een os, of klein vee, het is des HEEREN. ~
2723 Lev 26:27 | 27 Doch is het van een onrein beest, hij
2724 Lev 26:27 | daarboven toedoen; en indien het niet gelost wordt, zo zal
2725 Lev 26:27 | niet gelost wordt, zo zal het verkocht worden, naar uw
2726 Lev 26:29 | zal niet gelost worden; het zal zekerlijk gedood worden. ~
2727 Lev 26:30 | alle tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht
2728 Lev 26:30 | lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN;
2729 Lev 26:32 | onder de roede zal doorgaan, het tiende zal den HEERE heilig
2730 Lev 26:33 | 33 Hij zal tussen het goede en het kwade niet
2731 Lev 26:33 | zal tussen het goede en het kwade niet onderzoeken;
2732 Lev 26:33 | niet onderzoeken; hij zal het ook niet verwisselen; maar
2733 Lev 26:33 | verwisselen; maar indien hij het immers verwisselen zal,
2734 Lev 26:33 | verwisseld is, heilig zijn; het zal niet gelost worden. ~
2735 Num 1:1 | eersten der tweede maand, in het tweede jaar, nadat zij uit
2736 Num 1:2 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2737 Num 1:2 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van al
2738 Num 1:4 | die een hoofdman is over het huis zijner vaderen. ~
2739 Num 1:18 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2740 Num 1:18 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van die
2741 Num 1:20 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2742 Num 1:20 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, hoofd voor
2743 Num 1:22 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, zijn
2744 Num 1:22 | vaderen, zijn getelden, in het getal der namen, hoofd voor
2745 Num 1:24 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2746 Num 1:24 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig
2747 Num 1:26 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2748 Num 1:26 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig
2749 Num 1:28 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2750 Num 1:28 | huis hunner vaderen, in het getal der namen van twintig
2751 Num 1:30 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2752 Num 1:30 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig
2753 Num 1:32 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2754 Num 1:32 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig
2755 Num 1:34 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2756 Num 1:34 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig
2757 Num 1:36 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2758 Num 1:36 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig
2759 Num 1:38 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2760 Num 1:38 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig
2761 Num 1:40 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2762 Num 1:40 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig
2763 Num 1:42 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in
2764 Num 1:42 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig
2765 Num 1:44 | mannen waren zij, elk over het huis zijner vaderen. ~
2766 Num 1:45 | der zonen van Israel, naar het huis hunner vaderen, van
2767 Num 2:2 | banier, naar de tekenen van het huis hunner vaderen; rondom
2768 Num 2:10 | naar hun heiren, zal tegen het zuiden zijn; en Elizur,
2769 Num 2:16 | 16 Al de getelden in het leger van Ruben waren honderd
2770 Num 2:17 | samenkomst optrekken, met het leger der Levieten, in het
2771 Num 2:17 | het leger der Levieten, in het midden van de legers; gelijk
2772 Num 2:18 | naar hun heiren, zal tegen het westen zijn; en Elisama,
2773 Num 2:24 | 24 Al de getelden in het leger van Efraim waren honderd
2774 Num 2:25 | legers van Dan zal tegen het noorden zijn, naar hun heiren;
2775 Num 2:31 | 31 Al de getelden in het leger van Dan waren honderd
2776 Num 2:31 | duizend en zeshonderd. In het achterste zullen zij optrekken,
2777 Num 2:32 | de kinderen Israels, naar het huis hunner vaderen; al
2778 Num 2:34 | naar zijn geslachten, naar het huis zijner vaderen. ~
2779 Num 3:3 | hand men gevuld had, om het priesterambt te bedienen. ~
2780 Num 3:4 | Nadab en Abihu stierven voor het aangezicht des HEEREN, als
2781 Num 3:4 | als zij vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN in
2782 Num 3:4 | Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt voor het aangezicht
2783 Num 3:4 | bedienden het priesterambt voor het aangezicht van hun vader
2784 Num 3:6 | naderen, en stel hem voor het aangezicht van den priester
2785 Num 3:8 | 8 En dat zij al het gereedschap van de tent
2786 Num 3:12 | Ik heb de Levieten uit het midden van de kinderen Israels
2787 Num 3:15 | Tel de zonen van Levi naar het huis hunner vaderen, naar
2788 Num 3:16 | En Mozes telde hen naar het bevel des HEEREN, gelijk
2789 Num 3:20 | geslachten der Levieten, naar het huis hunner vaderen. ~
2790 Num 3:21 | 21 Van Gerson was het geslacht der Libnieten,
2791 Num 3:21 | geslacht der Libnieten, en het geslacht der Simeieten;
2792 Num 3:24 | 24 De overste nu van het vaderlijke huis der Gersonieten
2793 Num 3:25 | de tent, haar deksel, en het deksel aan de deur van de
2794 Num 3:26 | behangselen des voorhofs, en het deksel van de deur des voorhofs,
2795 Num 3:26 | bij den tabernakel en bij het altaar rondom zijn; mitsgaders
2796 Num 3:27 | 27 En van Kahath is het geslacht der Amramieten,
2797 Num 3:27 | geslacht der Amramieten, en het geslacht der Izharieten,
2798 Num 3:27 | geslacht der Izharieten, en het geslacht der Hebronieten,
2799 Num 3:27 | geslacht der Hebronieten, en het geslacht der Uzzielieten;
2800 Num 3:30 | 30 De overste nu van het vaderlijke huis der geslachten
2801 Num 3:31 | kandelaar, en de altaren en het gereedschap des heiligdoms,
2802 Num 3:31 | hetwelk zij dienst doen, en het deksel, en al wat tot zijn
2803 Num 3:33 | 33 Van Merari is het geslacht der Mahelieten,
2804 Num 3:33 | geslacht der Mahelieten, en het geslacht der Musieten; dit
2805 Num 3:35 | 35 De overste nu van het vaderlijke huis der geslachten
2806 Num 3:36 | 36 En het opzicht der wachten van
2807 Num 3:39 | welke Mozes en Aaron, op het bevel des HEEREN, naar hun
2808 Num 3:40 | oud en daarboven; en neem het getal hunner namen op. ~
2809 Num 3:43 | die mannelijk waren, in het getal der namen, van een
2810 Num 3:48 | Aaron en zijn zonen geven, het geld der gelosten die onder
2811 Num 3:51 | en aan zijn zonen, naar het bevel des HEEREN, gelijk
2812 Num 4:2 | der zonen van Kahath, uit het midden der zonen van Levi,
2813 Num 4:2 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen. ~
2814 Num 4:3 | dezen strijd inkomt, om het werk in de tent der samenkomst
2815 Num 4:5 | 5 In het optrekken des legers, zo
2816 Num 4:7 | de dekschotels; ook zal het gedurig brood daarop zijn. ~
2817 Num 4:11 | 11 En over het gouden altaar zullen zij
2818 Num 4:12 | dienst, met hetwelk zij in het heiligdom dienen, en zullen
2819 Num 4:12 | heiligdom dienen, en zullen het leggen in een kleed van
2820 Num 4:12 | bedekken; en zij zullen het op den draagboom leggen. ~
2821 Num 4:13 | En zij zullen de as van het altaar vegen, en zij zullen
2822 Num 4:14 | en de sprengbekkens, al het gereedschap des altaars;
2823 Num 4:15 | nu Aaron en zijn zonen, het dekken van het heiligdom,
2824 Num 4:15 | zijn zonen, het dekken van het heiligdom, en van alle gereedschap
2825 Num 4:15 | gereedschap des heiligdoms, in het optrekken des legers, zullen
2826 Num 4:16 | 16 Het opzicht nu van Eleazar,
2827 Num 4:16 | de olie des luchters, en het reukwerk der welriekende
2828 Num 4:16 | welriekende specerijen, en het gedurig spijsoffer, en de
2829 Num 4:16 | spijsoffer, en de zalfolie; het opzicht des gansen tabernakels,
2830 Num 4:16 | alles wat daarin is, aan het heiligdom en aan zijn gereedschap.
2831 Num 4:18 | laten uitgeroeid worden, uit het midden der Levieten; ~
2832 Num 4:20 | inkomen om te zien, als men het heiligdom inwindt, opdat
2833 Num 4:22 | der zonen van Gerson, naar het huis hunner vaderen, naar
2834 Num 4:24 | geslachten van de Gersonieten, in het dienen en in den last. ~
2835 Num 4:25 | te weten haar deksel, en het dassendeksel, dat er bovenop
2836 Num 4:25 | dassendeksel, dat er bovenop is, en het deksel der deur van de tent
2837 Num 4:26 | behangselen des voorhofs, en het deksel der deur van de poort
2838 Num 4:26 | bij den tabernakel en bij het altaar rondom; en hun zelen,
2839 Num 4:26 | rondom; en hun zelen, en al het gereedschap van hun dienst,
2840 Num 4:27 | hun dienst, zal zijn naar het bevel van Aaron en van zijn
2841 Num 4:29 | hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen tellen. ~
2842 Num 4:32 | en met al hun dienst; en het gereedschap van de waarneming
2843 Num 4:34 | hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen:
2844 Num 4:37 | Aaron geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door de
2845 Num 4:38 | hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen; ~
2846 Num 4:40 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, twee
2847 Num 4:41 | Mozes en Aaron telden, naar het bevel des HEEREN. ~
2848 Num 4:42 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, ~
2849 Num 4:45 | Aaron geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door de
2850 Num 4:46 | hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen, ~
2851 Num 4:49 | 49 Men telde hen, naar het bevel des HEEREN, door de
2852 Num 5:2 | kinderen Israels, dat zij uit het leger wegzenden alle melaatsen,
2853 Num 5:3 | 3 Van het mannelijke tot het vrouwelijke
2854 Num 5:3 | 3 Van het mannelijke tot het vrouwelijke zult gij hen
2855 Num 5:3 | hen wegzenden; tot buiten het leger zult gij hen wegzenden;
2856 Num 5:4 | en zonden hen tot buiten het leger; gelijk de HEERE tot
2857 Num 5:7 | daarboven toedoen, en zal het dien geven, aan wien hij
2858 Num 5:13 | zaads zal gelegen hebben, en het voor de ogen haars mans
2859 Num 5:15 | wierook daarop leggen, dewijl het een spijsoffer der ijveringen
2860 Num 5:16 | hij zal haar stellen voor het aangezicht des HEEREN. ~
2861 Num 5:17 | aarden vat nemen; en van het stof, hetwelk op den vloer
2862 Num 5:17 | de priester nemen, en in het water doen. ~
2863 Num 5:18 | de priester de vrouw voor het aangezicht des HEEREN stellen,
2864 Num 5:18 | des HEEREN stellen, en zal het hoofd van de vrouw ontbloten,
2865 Num 5:18 | vrouw ontbloten, en zal het spijsoffer der gedachtenis
2866 Num 5:18 | haar handen leggen, hetwelk het spijsoffer der ijveringen
2867 Num 5:21 | vloek, en tot een eed, in het midden uws volks, mits dat
2868 Num 5:23 | cedeltje schrijven, en hij zal het met het bitter water uitdoen. ~
2869 Num 5:23 | schrijven, en hij zal het met het bitter water uitdoen. ~
2870 Num 5:24 | medebrengt, te drinken geven, dat het water, hetwelk de vervloeking
2871 Num 5:25 | uit de hand van die vrouw het spijsoffer der ijveringen
2872 Num 5:25 | datzelve spijsoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen,
2873 Num 5:25 | HEEREN bewegen, en zal dat op het altaar offeren. ~
2874 Num 5:26 | handvol grijpen, en zal het op het altaar aansteken;
2875 Num 5:26 | handvol grijpen, en zal het op het altaar aansteken; en daarna
2876 Num 5:27 | drinken gegeven hebben, het zal geschieden, indien zij
2877 Num 5:27 | zal overtreden hebben, dat het water, hetwelk vervloeking
2878 Num 5:27 | zal; en die vrouw zal in het midden van haar volk tot
2879 Num 5:30 | hebben, dat hij de vrouw voor het aangezicht des HEEREN stelle,
2880 Num 6:5 | van zijn Nazireerschap zal het scheermes over zijn hoofd
2881 Num 6:5 | zijn, latende de lokken van het haar zijns hoofds wassen. ~
2882 Num 6:6 | afgezonderd hebben, zal hij tot het lichaam eens doden niet
2883 Num 6:7 | als zij dood zijn; want het Nazireerschap zijns Gods
2884 Num 6:9 | gestorven ware, dat hij het hoofd van zijn Nazireerschap
2885 Num 6:9 | den zevenden dag zal hij het bescheren. ~
2886 Num 6:11 | verzoening doen, van dat hij aan het dode lichaam gezondigd heeft;
2887 Num 6:16 | 16 En de priester zal het voor het aangezicht des
2888 Num 6:16 | de priester zal het voor het aangezicht des HEEREN brengen,
2889 Num 6:18 | de tent der samenkomst, het hoofd van zijn Nazireerschap
2890 Num 6:18 | Nazireerschap bescheren; en hij zal het hoofdhaar van zijn Nazireerschap
2891 Num 6:18 | Nazireerschap nemen, en hij zal het leggen op het vuur, dat
2892 Num 6:18 | en hij zal het leggen op het vuur, dat onder het dankoffer
2893 Num 6:18 | leggen op het vuur, dat onder het dankoffer is. ~
2894 Num 6:20 | bewegen ten beweegoffer, voor het aan gezicht des HEEREN;
2895 Num 6:20 | aan gezicht des HEEREN; het is een heilig ding voor
2896 Num 7:1 | 1 En het geschiedde ten dage, als
2897 Num 7:1 | gereedschap, mitsgaders het altaar en al zijn gereedschap,
2898 Num 7:2 | van Israel, de hoofden van het huis hunner vaderen, offerden;
2899 Num 7:3 | brachten hun offerande voor het aangezicht des HEEREN, zes
2900 Num 7:10 | offerden hun offeranden voor het altaar. ~
2901 Num 7:85 | sprengbekken van zeventig; al het zilver van de vaten was
2902 Num 7:86 | sikkel des heiligdoms; al het goud der reukschalen was
2903 Num 7:89 | hem sprekende, van boven het verzoendeksel, hetwelk is
2904 Num 8:4 | schacht, tot zijn bloemen was het dicht; naar de gedaante,
2905 Num 8:6 | 6 Neem de Levieten uit het midden van de kinderen Israels,
2906 Num 8:7 | ontzondiging; en zij zullen het scheermes over hun ganse
2907 Num 8:10 | gij zult de Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen
2908 Num 8:11 | bewegen ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, vanwege
2909 Num 8:12 | Levieten zullen hun handen op het hoofd der varren leggen;
2910 Num 8:13 | de Levieten stellen voor het aangezicht van Aaron, en
2911 Num 8:13 | aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht van zijn zonen,
2912 Num 8:14 | gij zult de Levieten uit het midden van de kinderen Israels
2913 Num 8:16 | zij zijn Mij gegeven uit het midden van de kinderen Israels;
2914 Num 8:19 | tot een gift gegeven, uit het midden van de kinderen Israels,
2915 Num 8:19 | de kinderen Israels tot het heiligdom naderen zouden. ~
2916 Num 8:21 | hen ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en
2917 Num 8:22 | tent der samenkomst, voor het aangezicht van Aaron, en
2918 Num 8:22 | aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht zijner zonen;
2919 Num 8:24 | 24 Dit is het, wat de Levieten aangaat:
2920 Num 9:1 | de woestijn van Sinai, in het tweede jaar, nadat zij uit
2921 Num 9:2 | Dat de kinderen Israels het pascha houden zouden, op
2922 Num 9:4 | kinderen Israels, dat zij het pascha zouden houden. ~
2923 Num 9:5 | 5 En zij hielden het pascha op den veertienden
2924 Num 9:6 | lieden geweest, die over het dode lichaam eens mensen
2925 Num 9:6 | waren, en op denzelven dag het pascha niet hadden kunnen
2926 Num 9:6 | daarom naderden zij voor het aangezicht van Mozes, en
2927 Num 9:6 | aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Aaron op
2928 Num 9:7 | hem: Wij zijn onrein over het dode lichaam eens mensen;
2929 Num 9:7 | niet zouden offeren, in het midden van de kinderen Israels? ~
2930 Num 9:10 | hij zal dan nog den HEERE het pascha houden. ~
2931 Num 9:12 | naar alle inzetting van het pascha zullen zij dat houden. ~
2932 Num 9:13 | niet is, en nalaten zal het pascha te houden, zo zal
2933 Num 9:14 | vreemdeling verkeert, en hij het pascha den HEERE ook houden
2934 Num 9:14 | zal, naar de inzetting van het pascha, en naar zijn wijze,
2935 Num 9:14 | zijn wijze, alzo zal hij het houden; het zal enerlei
2936 Num 9:14 | alzo zal hij het houden; het zal enerlei inzetting voor
2937 Num 9:15 | 15 En op den dag van het oprichten des tabernakels
2938 Num 9:16 | 16 Alzo geschiedde het geduriglijk; de wolk bedekte
2939 Num 9:20 | 20 Als het nu was, dat de wolk weinige
2940 Num 9:21 | 21 Maar was het, dat de wolk van den avond
2941 Num 10:5 | zullen de legers, die tegen het oosten gelegerd zijn, optrekken. ~
2942 Num 10:6 | zullen de legers, die tegen het zuiden legeren, optrekken;
2943 Num 10:7 | 7 Maar in het verzamelen van de gemeente,
2944 Num 10:9 | uwer gedacht worden voor het aangezicht des HEEREN, uws
2945 Num 10:10 | ter gedachtenis zijn voor het aangezicht uws Gods; Ik
2946 Num 10:11 | 11 En het geschiedde in het tweede
2947 Num 10:11 | 11 En het geschiedde in het tweede jaar, in de tweede
2948 Num 10:14 | vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van Juda,
2949 Num 10:15 | 15 En over het heir van den stam der kinderen
2950 Num 10:16 | 16 En over het heir van den stam der kinderen
2951 Num 10:18 | Daarna toog de banier van het leger van Ruben, naar hun
2952 Num 10:19 | 19 En over het heir van den stam der kinderen
2953 Num 10:20 | 20 En over het heir van den stam der kinderen
2954 Num 10:21 | de Kohathieten, dragende het heiligdom; en de anderen
2955 Num 10:22 | Daarna toog op de banier van het leger der kinderen van Efraim,
2956 Num 10:22 | naar hun heiren; en over het heir was Elisama, de zoon
2957 Num 10:23 | 23 En over het heir van den stam der kinderen
2958 Num 10:24 | 24 En over het heir van den stam der kinderen
2959 Num 10:25 | Toen toog op de banier van het leger der kinderen van Dan,
2960 Num 10:26 | 26 En over het heir van den stam der kinderen
2961 Num 10:27 | 27 En over het heir van den stam der kinderen
2962 Num 10:29 | HEERE heeft over Israel het goede gesproken. ~
2963 Num 10:32 | 32 En het zal geschieden, als gij
2964 Num 10:32 | gij met ons zult gaan, en het goede geschieden zal, waarmede
2965 Num 10:34 | daags over hen, als zij uit het leger verreisden. ~
2966 Num 10:35 | 35 Het geschiedde nu in het optrekken
2967 Num 10:35 | 35 Het geschiedde nu in het optrekken van de ark, dat
2968 Num 11:1 | 1 En het geschiedde, als het volk
2969 Num 11:1 | 1 En het geschiedde, als het volk zich was beklagende,
2970 Num 11:1 | zich was beklagende, dat het kwaad was in de oren des
2971 Num 11:1 | HEEREN; want de HEERE hoorde het, zodat Zijn toorn ontstak,
2972 Num 11:1 | zodat Zijn toorn ontstak, en het vuur des HEEREN onder hen
2973 Num 11:1 | ontbrandde, en verteerde, in het uiterste des legers. ~
2974 Num 11:2 | 2 Toen riep het volk tot Mozes; en Mozes
2975 Num 11:2 | Mozes bad tot den HEERE; en het vuur werd gedempt. ~
2976 Num 11:3 | dier plaats Thab-era, omdat het vuur des HEEREN onder hen
2977 Num 11:4 | 4 En het gemene volk, dat in het
2978 Num 11:4 | het gemene volk, dat in het midden van hen was, werd
2979 Num 11:5 | aan de pompoenen, en aan het look, en aan de ajuinen,
2980 Num 11:5 | en aan de ajuinen, en aan het knoflook. ~
2981 Num 11:7 | 7 Het Man nu was als korianderzaad,
2982 Num 11:8 | 8 Het volk liep hier en daar,
2983 Num 11:8 | hier en daar, en verzamelde het, en maalde het met molens,
2984 Num 11:8 | verzamelde het, en maalde het met molens, of stiet het
2985 Num 11:8 | het met molens, of stiet het in mortieren, en zood het
2986 Num 11:8 | het in mortieren, en zood het in potten, en maakte daarvan
2987 Num 11:9 | wanneer de dauw des nachts op het leger nederviel, viel het
2988 Num 11:9 | het leger nederviel, viel het Man op hetzelve neder. ~
2989 Num 11:10 | 10 Toen hoorde Mozes het volk wenen door hun huisgezinnen,
2990 Num 11:10 | HEEREN ontstak zeer; ook was het kwaad in de ogen van Mozes. ~
2991 Num 11:12 | dit volk ontvangen? heb ik het gebaard? dat Gij tot mij
2992 Num 11:12 | mij zoudt zeggen: Draag het in uw schoot, gelijk als
2993 Num 11:13 | 13 Van waar zou ik het vlees hebben, om al dit
2994 Num 11:14 | dit volk niet dragen; want het is mij te zwaar! ~
2995 Num 11:18 | 18 En tot het volk zult gij zeggen: Heiligt
2996 Num 11:18 | vlees te eten geven? want het ging ons wel in Egypte!
2997 Num 11:20 | gehele maand toe, totdat het uit uw neus uitga, en u
2998 Num 11:20 | overmits gij den HEERE, Die in het midden van u is, verworpen
2999 Num 11:24 | de woorden des HEEREN tot het volk; en hij verzamelde
3000 Num 11:25 | mannen, die oudsten; en het geschiedde, als de Geest
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165 |