Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hesbons 1
hesed 1
hesmon 1
het 18165
heten 15
hetgeen 368
hetgene 3
Frequency    [«  »]
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den

Bijbel

IntraText - Concordances

het

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

      Book Chapter: Verse
2501 Lev 19:15 | geringen niet aannemen, noch het aangezicht des groten voortrekken; 2502 Lev 19:16 | gij zult niet staan tegen het bloed van uw naaste; Ik 2503 Lev 19:22 | hij gezondigd heeft, voor het aangezicht des HEEREN verzoening 2504 Lev 19:23 | besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, daarvan 2505 Lev 19:24 | 24 Maar in het vierde jaar zal al zijn 2506 Lev 19:25 | 25 En in het vijfde jaar zult gij deszelfs 2507 Lev 19:25 | deszelfs vrucht eten, om het inkomen daarvan voor u te 2508 Lev 19:26 | 26 Gij zult niets met het bloed eten. Gij zult op 2509 Lev 19:29 | hoererij houdende; opdat het land niet hoerere, en het 2510 Lev 19:29 | het land niet hoerere, en het land met schandelijke daden 2511 Lev 19:32 | 32 Voor het grauwe haar zult gij opstaan, 2512 Lev 19:32 | zult gij opstaan, en zult het aangezicht des ouden vereren; 2513 Lev 19:35 | zult geen onrecht doen in het gericht, met de el, met 2514 Lev 19:35 | gericht, met de el, met het gewicht, of met de maat. ~ 2515 Lev 20:2 | zekerlijk gedood worden; het volk des lands zal hem met 2516 Lev 20:3 | man zetten, en zal hem uit het midden zijns volks uitroeien; 2517 Lev 20:4 | 4 En indien het volk des lands hun ogen 2518 Lev 20:4 | zal gegeven hebben, dat het hem niet dode; ~ 2519 Lev 20:5 | Molech na te hoereren, uit het midden huns volks uitroeien. ~ 2520 Lev 20:6 | ziel zetten, en zal ze uit het midden haars volks uitroeien. ~ 2521 Lev 20:14 | moeder zal genomen hebben, het is een schandelijke daad; 2522 Lev 20:14 | geen schandelijke daad in het midden van u zij. ~ 2523 Lev 20:15 | worden; ook zult gijlieden het beest doden. ~ 2524 Lev 20:17 | schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom 2525 Lev 20:18 | zo zullen zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid 2526 Lev 20:21 | huisvrouw zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij heeft 2527 Lev 20:25 | onreine beesten, en tussen het onreine en reine gevogelte; 2528 Lev 20:25 | maken aan de beesten en aan het gevogelte, en aan al wat 2529 Lev 20:25 | afgezonderd heb, opdat gij het onrein houdt. ~ 2530 Lev 21:12 | 12 En uit het heiligdom zal hij niet uitgaan, 2531 Lev 21:12 | hij niet uitgaan, dat hij het heiligdom zijns Gods niet 2532 Lev 21:21 | 21 Geen man, uit het zaad van Aaron, den priester, 2533 Lev 21:23 | zal hij niet komen, en tot het altaar niet toetreden, omdat 2534 Lev 22:4 | 4 Niemand van het zaad van Aaron, die melaats 2535 Lev 22:4 | lichaam, of iemand, wien het zaad der bijligging ontgaat. ~ 2536 Lev 22:8 | 8 Het dode aas, en het verscheurde 2537 Lev 22:8 | 8 Het dode aas, en het verscheurde zal hij niet 2538 Lev 22:10 | 10 Ook zal geen vreemde het heilige eten; een bijwoner 2539 Lev 22:10 | en een dagloner, zullen het heilige niet eten. ~ 2540 Lev 22:12 | toebehoren, zij zal van het hefoffer der heilige dingen 2541 Lev 22:14 | 14 En wanneer iemand het heilige door dwaling zal 2542 Lev 22:14 | daarboven toedoen, en zal het den priester met het heilige 2543 Lev 22:14 | zal het den priester met het heilige wedergeven. ~ 2544 Lev 22:18 | zeg tot hen: Zo wie uit het huis van Israel, en uit 2545 Lev 22:19 | 19 Het zal naar uw welgevallen 2546 Lev 22:20 | waarin een gebrek is; want het zou niet aangenaam zijn 2547 Lev 22:21 | gelofte, of vrijwillig offer, het zal volkomen zijn, opdat 2548 Lev 22:21 | zal volkomen zijn, opdat het aangenaam zij; geen gebrek 2549 Lev 22:22 | 22 Het blinde, of gebrokene, of 2550 Lev 22:22 | HEERE geen vuuroffer op het altaar geven. ~ 2551 Lev 22:23 | doch tot een gelofte zou het niet aangenaam zijn. ~ 2552 Lev 22:24 | 24 Het gedrukte, of gestotene, 2553 Lev 22:29 | slachten, naar uw wil zult gij het slachten. ~ 2554 Lev 22:30 | 30 Het zal op denzelfden dag gegeten 2555 Lev 22:32 | ontheiligen, opdat Ik in het midden der kinderen Israels 2556 Lev 22:34 | 3 Zes dagen zal men het werk doen, maar op den zevenden 2557 Lev 22:34 | geen werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in 2558 Lev 22:37 | dag der derzelver maand is het feest van de ongezuurde 2559 Lev 22:41 | zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn, 2560 Lev 22:42 | En hij zal die garf voor het aangezicht des HEEREN bewegen, 2561 Lev 22:42 | des HEEREN bewegen, opdat het voor u aangenaam zij; des 2562 Lev 22:44 | zijn drankoffer van wijn, het vierde deel van een hin. ~ 2563 Lev 22:45 | Gods zult gebracht hebben; het is een eeuwige inzetting 2564 Lev 22:46 | beweegoffers zult gebracht hebben; het zullen zeven volkomen sabbatten 2565 Lev 22:48 | zullen zij gebakken worden; het zijn de eerstelingen den 2566 Lev 22:49 | 18 Gij zult ook met het brood zeven volkomen eenjarige 2567 Lev 22:49 | eenjarige lammeren, en een var, het jong van een rund, en twee 2568 Lev 22:51 | de priester dezelve met het brood der eerstelingen ten 2569 Lev 22:51 | eerstelingen ten beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN, met 2570 Lev 22:52 | dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting 2571 Lev 22:59 | gij geen werk doen; want het is de verzoendag, om over 2572 Lev 22:59 | verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN uws 2573 Lev 22:61 | hebben, die ziel zal Ik uit het midden haars volks verderven. ~ 2574 Lev 22:62 | Gij zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting 2575 Lev 22:63 | 32 Het zal u een sabbat der rust 2576 Lev 22:65 | van deze zevende maand zal het feest der loofhutten zeven 2577 Lev 22:67 | HEERE vuuroffer offeren; het is een verbodsdag; gij zult 2578 Lev 22:70 | zevenden maand, als gij het inkomen des lands zult ingegaderd 2579 Lev 22:71 | beekwilgen; en gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws 2580 Lev 22:72 | den HEERE zeven dagen in het jaar vieren; het is een 2581 Lev 22:72 | dagen in het jaar vieren; het is een eeuwige inzetting 2582 Lev 22:72 | de zevende maand zult gij het vieren. ~ 2583 Lev 23:3 | 3 Aaron zal die voor het aangezicht des HEEREN gedurig 2584 Lev 23:3 | de tent der samenkomst; het is een eeuwige inzetting 2585 Lev 23:4 | kandelaar die lampen voor het aangezicht des HEEREN gedurig 2586 Lev 23:6 | op de reine tafel, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 2587 Lev 23:7 | zuiveren wierook leggen, welke het brood ten gedenkoffer zal 2588 Lev 23:7 | ten gedenkoffer zal zijn; het is een vuuroffer den HEERE. ~ 2589 Lev 23:8 | gedurig zal men dat voor het aangezicht des HEEREN toerichten, 2590 Lev 23:9 | 9 En het zal voor Aaron en zijn zonen 2591 Lev 23:9 | plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid 2592 Lev 23:10 | Israelietische vrouw uit, die, in het midden der kinderen Israels, 2593 Lev 23:10 | Israelietisch man twistten in het leger. ~ 2594 Lev 23:14 | den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het 2595 Lev 23:14 | het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hun 2596 Lev 23:18 | verslagen hebben, hij zal het wedergeven, ziel voor ziel. ~ 2597 Lev 23:21 | enig vee verslaat, die zal het wedergeven; maar wie een 2598 Lev 23:23 | zij den vloeker tot buiten het leger uitbrengen, en hem 2599 Lev 24:4 | 4 Doch in het zevende jaar zal voor het 2600 Lev 24:4 | het zevende jaar zal voor het land een sabbat der rust 2601 Lev 24:5 | zult gij niet afsnijden; het zal een jaar der ruste voor 2602 Lev 24:5 | een jaar der ruste voor het land zijn. ~ 2603 Lev 24:7 | 7 Mitsgaders voor het vee, en voor het gedierte, 2604 Lev 24:7 | Mitsgaders voor het vee, en voor het gedierte, dat in uw land 2605 Lev 24:10 | en vrijheid uitroepen in het land, voor al zijn inwoners; 2606 Lev 24:10 | voor al zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; 2607 Lev 24:11 | 11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste jaar zijn; gij 2608 Lev 24:12 | 12 Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig 2609 Lev 24:12 | Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult 2610 Lev 24:12 | heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan 2611 Lev 24:15 | 15 Naar het getal der jaren, van het 2612 Lev 24:15 | het getal der jaren, van het jubeljaar af, zult gij van 2613 Lev 24:15 | uw naaste kopen, en naar het getal van de jaren der inkomsten 2614 Lev 24:15 | jaren der inkomsten zal hij het aan u verkopen. ~ 2615 Lev 24:16 | want hij verkoopt aan u het getal der inkomsten. ~ 2616 Lev 24:18 | zult gij zeker wonen in het land. ~ 2617 Lev 24:19 | 19 En het land zal zijn vrucht geven, 2618 Lev 24:20 | Wat zullen wij eten in het zevende jaar? Ziet, wij 2619 Lev 24:21 | zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het de inkomst 2620 Lev 24:21 | u in het zesde jaar, dat het de inkomst voor drie jaren 2621 Lev 24:22 | 22 Het achtste jaar nu zult gij 2622 Lev 24:22 | de oude inkomst eten, tot het negende jaar toe; totdat 2623 Lev 24:22 | inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten. ~ 2624 Lev 24:23 | 23 Het land ook zal niet voor altoos 2625 Lev 24:23 | altoos verkocht worden; want het land is het Mijne, dewijl 2626 Lev 24:23 | worden; want het land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen 2627 Lev 24:24 | 24 Daarom zult gij, in het ganse land uwer bezitting, 2628 Lev 24:24 | bezitting, lossing voor het land toelaten. ~ 2629 Lev 24:25 | nabestaande is, komen, en zal het verkochte zijns broeders 2630 Lev 24:27 | zijner verkoping rekenen, en het overschot zal hij den man, 2631 Lev 24:27 | zal hij den man, wien hij het verkocht had, weder uitkeren; 2632 Lev 24:28 | hand van deszelfs koper tot het jubeljaar toe; maar in het 2633 Lev 24:28 | het jubeljaar toe; maar in het jubeljaar zal het uitgaan, 2634 Lev 24:28 | maar in het jubeljaar zal het uitgaan, en hij zal tot 2635 Lev 24:29 | zijn lossing zijn, totdat het jaar zijner verkoping volkomen 2636 Lev 24:30 | 30 Maar is het, dat het niet gelost wordt, 2637 Lev 24:30 | 30 Maar is het, dat het niet gelost wordt, tegen 2638 Lev 24:30 | gelost wordt, tegen dat hem het gehele jaar zal vervuld 2639 Lev 24:30 | onder zijn geslachten; het zal in het jubeljaar niet 2640 Lev 24:30 | zijn geslachten; het zal in het jubeljaar niet uitgaan. ~ 2641 Lev 24:31 | muur hebben, zullen als het veld des lands gerekend 2642 Lev 24:31 | lossing zijn, en zij zullen in het jubeljaar uitgaan. ~ 2643 Lev 24:33 | hebben, zo zal de koop van het huis en van de stad zijner 2644 Lev 24:33 | stad zijner bezitting in het jubeljaar uitgaan; want 2645 Lev 24:33 | Levieten zijn hun bezitting in het midden van de kinderen Israels. ~ 2646 Lev 24:34 | 34 Doch het veld van de voorstad hunner 2647 Lev 24:34 | niet verkocht worden; want het is een eeuwige bezitting 2648 Lev 24:38 | Egypteland gevoerd heb, om u het land Kanaan te geven, opdat 2649 Lev 24:40 | zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar zal hij bij u 2650 Lev 24:47 | is, of aan den stam van het geslacht des vreemdelings 2651 Lev 24:50 | aan hem verkocht heeft tot het jubeljaar toe; alzo dat 2652 Lev 24:50 | jubeljaar toe; alzo dat het geld zijner verkoping zal 2653 Lev 24:50 | verkoping zal zijn naar het getal van de jaren, naar 2654 Lev 24:50 | dagen eens dagloners zal het met hem zijn. ~ 2655 Lev 24:51 | hij tot zijn lossing van het geld, waarover hij gekocht 2656 Lev 24:52 | overgebleven zijn, tot aan het jubeljaar, zo zal hij met 2657 Lev 24:54 | 54 En is het, dat hij hierdoor niet gelost 2658 Lev 24:54 | gelost wordt, zo zal hij in het jubeljaar uitgaan, hij en 2659 Lev 25:4 | regens geven op hun tijd; en het land zal zijn inkomst geven, 2660 Lev 25:4 | zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn 2661 Lev 25:6 | Ook zal Ik vrede geven in het land, dat gij zult te slapen 2662 Lev 25:6 | die verschrikke; en Ik zal het boos gedierte uit het land 2663 Lev 25:6 | zal het boos gedierte uit het land doen ophouden, en het 2664 Lev 25:6 | het land doen ophouden, en het zwaard zal door uw land 2665 Lev 25:7 | voor uw aangezicht door het zwaard vallen. ~ 2666 Lev 25:8 | voor uw aangezicht door het zwaard vallen. ~ 2667 Lev 25:10 | 10 En gij zult het oude, dat verouderd is, 2668 Lev 25:10 | dat verouderd is, eten; en het oude zult gij vanwege het 2669 Lev 25:10 | het oude zult gij vanwege het nieuwe uitbrengen. ~ 2670 Lev 25:11 | Ik zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten; en 2671 Lev 25:12 | 12 En Ik zal in het midden van u wandelen, en 2672 Lev 25:13 | HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren uitgevoerd 2673 Lev 25:17 | geslagen zult worden voor het aangezicht uwer vijanden; 2674 Lev 25:20 | inkomsten niet geven, en het geboomte des lands zal zijn 2675 Lev 25:22 | Want Ik zal onder u zenden het gedierte des velds, hetwelk 2676 Lev 25:25 | worden; dan zal Ik de pest in het midden van u zenden, en 2677 Lev 25:26 | en zullen uw brood bij het gewicht wedergeven; en gij 2678 Lev 25:29 | 29 Want gij zult het vlees uwer zonen eten, en 2679 Lev 25:29 | vlees uwer zonen eten, en het vlees uwer dochteren zult 2680 Lev 25:34 | 34 Dan zal het land aan zijn sabbatten 2681 Lev 25:34 | verwoesting, en gij zult in het land uwer vijanden zijn; 2682 Lev 25:34 | uwer vijanden zijn; dan zal het land rusten, en aan zijn 2683 Lev 25:35 | dagen der verwoesting zal het rusten, overmits het niet 2684 Lev 25:35 | zal het rusten, overmits het niet rustte in uw sabbatten, 2685 Lev 25:36 | vijanden laten komen; zodat het geruis van een gedreven 2686 Lev 25:37 | een op den ander als voor het zwaard vallen, waar niemand 2687 Lev 25:37 | jaagt; en gij zult voor het aangezicht uwer vijanden 2688 Lev 25:38 | omkomen onder de heidenen, en het land uwer vijanden zal u 2689 Lev 25:41 | tegenheid gewandeld, en hen in het land hunner vijanden gebracht 2690 Lev 25:42 | zal Ik gedenken, en aan het land zal Ik gedenken; ~ 2691 Lev 25:43 | 43 Als het land om hunnentwil zal verlaten 2692 Lev 25:43 | welgevallen gehad hebben, wanneer het om hunnentwil verwoest was, 2693 Lev 25:44 | hierenboven is dit ook; als zij in het land hunner vijanden zullen 2694 Lev 25:45 | hun ten beste gedenken aan het verbond der voorouderen, 2695 Lev 26:4 | 4 Maar is het een vrouw, dan zal uw schatting 2696 Lev 26:5 | 5 En is het van een, die vijf jaren 2697 Lev 26:6 | 6 Maar is het van een, die een maand oud 2698 Lev 26:7 | 7 En is het van een, die zestig jaren 2699 Lev 26:7 | oud is en daarboven, is het een man, zo zal uw schatting 2700 Lev 26:8 | schatting, zo zal hij zich voor het aangezicht des priesters 2701 Lev 26:9 | 9 En indien het een beest is, waarvan men 2702 Lev 26:11 | 11 En indien het enig onrein beest is, van 2703 Lev 26:11 | zo zal hij dat beest voor het aangezicht des priesters 2704 Lev 26:12 | zal dat schatten, naar dat het goed of kwaad is; naar uw 2705 Lev 26:12 | schatting, priester! zo zal het zijn. ~ 2706 Lev 26:13 | 13 Maar indien hij het immers lossen zal, zo zal 2707 Lev 26:14 | zal geheiligd hebben, dat het den HEERE heilig zij, zo 2708 Lev 26:14 | priester dat schatten, naar dat het goed of kwaad is; gelijk 2709 Lev 26:14 | geschat zal hebben, zo zal het stand hebben. ~ 2710 Lev 26:15 | 15 En indien hij, die het geheiligd heeft, zijn huis 2711 Lev 26:15 | daarboven toedoen, zo zal het zijne zijn. ~ 2712 Lev 26:17 | Indien hij zijn akker van het jubeljaar af geheiligd zal 2713 Lev 26:17 | geheiligd zal hebben, zo zal het naar uw schatting stand 2714 Lev 26:18 | Maar zo hij zijn akker na het jubeljaar geheiligd zal 2715 Lev 26:18 | dan zal hem de priester het geld rekenen, naar de jaren, 2716 Lev 26:18 | die nog overig zijn tot het jubeljaar; en het zal van 2717 Lev 26:18 | zijn tot het jubeljaar; en het zal van uw schatting afgetrokken 2718 Lev 26:21 | die akker, nadat hij in het jubeljaar zal uitgegaan 2719 Lev 26:23 | de som uwer schatting tot het jubeljaar; en hij zal op 2720 Lev 26:24 | 24 In het jubeljaar zal die akker 2721 Lev 26:26 | 26 Maar het eerstgeborene, dat den HEERE 2722 Lev 26:26 | hetzij een os, of klein vee, het is des HEEREN. ~ 2723 Lev 26:27 | 27 Doch is het van een onrein beest, hij 2724 Lev 26:27 | daarboven toedoen; en indien het niet gelost wordt, zo zal 2725 Lev 26:27 | niet gelost wordt, zo zal het verkocht worden, naar uw 2726 Lev 26:29 | zal niet gelost worden; het zal zekerlijk gedood worden. ~ 2727 Lev 26:30 | alle tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht 2728 Lev 26:30 | lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; 2729 Lev 26:32 | onder de roede zal doorgaan, het tiende zal den HEERE heilig 2730 Lev 26:33 | 33 Hij zal tussen het goede en het kwade niet 2731 Lev 26:33 | zal tussen het goede en het kwade niet onderzoeken; 2732 Lev 26:33 | niet onderzoeken; hij zal het ook niet verwisselen; maar 2733 Lev 26:33 | verwisselen; maar indien hij het immers verwisselen zal, 2734 Lev 26:33 | verwisseld is, heilig zijn; het zal niet gelost worden. ~ 2735 Num 1:1 | eersten der tweede maand, in het tweede jaar, nadat zij uit 2736 Num 1:2 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2737 Num 1:2 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van al 2738 Num 1:4 | die een hoofdman is over het huis zijner vaderen. ~ 2739 Num 1:18 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2740 Num 1:18 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van die 2741 Num 1:20 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2742 Num 1:20 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, hoofd voor 2743 Num 1:22 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, zijn 2744 Num 1:22 | vaderen, zijn getelden, in het getal der namen, hoofd voor 2745 Num 1:24 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2746 Num 1:24 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig 2747 Num 1:26 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2748 Num 1:26 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig 2749 Num 1:28 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2750 Num 1:28 | huis hunner vaderen, in het getal der namen van twintig 2751 Num 1:30 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2752 Num 1:30 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig 2753 Num 1:32 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2754 Num 1:32 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig 2755 Num 1:34 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2756 Num 1:34 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig 2757 Num 1:36 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2758 Num 1:36 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig 2759 Num 1:38 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2760 Num 1:38 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig 2761 Num 1:40 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2762 Num 1:40 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig 2763 Num 1:42 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in 2764 Num 1:42 | huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig 2765 Num 1:44 | mannen waren zij, elk over het huis zijner vaderen. ~ 2766 Num 1:45 | der zonen van Israel, naar het huis hunner vaderen, van 2767 Num 2:2 | banier, naar de tekenen van het huis hunner vaderen; rondom 2768 Num 2:10 | naar hun heiren, zal tegen het zuiden zijn; en Elizur, 2769 Num 2:16 | 16 Al de getelden in het leger van Ruben waren honderd 2770 Num 2:17 | samenkomst optrekken, met het leger der Levieten, in het 2771 Num 2:17 | het leger der Levieten, in het midden van de legers; gelijk 2772 Num 2:18 | naar hun heiren, zal tegen het westen zijn; en Elisama, 2773 Num 2:24 | 24 Al de getelden in het leger van Efraim waren honderd 2774 Num 2:25 | legers van Dan zal tegen het noorden zijn, naar hun heiren; 2775 Num 2:31 | 31 Al de getelden in het leger van Dan waren honderd 2776 Num 2:31 | duizend en zeshonderd. In het achterste zullen zij optrekken, 2777 Num 2:32 | de kinderen Israels, naar het huis hunner vaderen; al 2778 Num 2:34 | naar zijn geslachten, naar het huis zijner vaderen. ~ 2779 Num 3:3 | hand men gevuld had, om het priesterambt te bedienen. ~ 2780 Num 3:4 | Nadab en Abihu stierven voor het aangezicht des HEEREN, als 2781 Num 3:4 | als zij vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN in 2782 Num 3:4 | Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt voor het aangezicht 2783 Num 3:4 | bedienden het priesterambt voor het aangezicht van hun vader 2784 Num 3:6 | naderen, en stel hem voor het aangezicht van den priester 2785 Num 3:8 | 8 En dat zij al het gereedschap van de tent 2786 Num 3:12 | Ik heb de Levieten uit het midden van de kinderen Israels 2787 Num 3:15 | Tel de zonen van Levi naar het huis hunner vaderen, naar 2788 Num 3:16 | En Mozes telde hen naar het bevel des HEEREN, gelijk 2789 Num 3:20 | geslachten der Levieten, naar het huis hunner vaderen. ~ 2790 Num 3:21 | 21 Van Gerson was het geslacht der Libnieten, 2791 Num 3:21 | geslacht der Libnieten, en het geslacht der Simeieten; 2792 Num 3:24 | 24 De overste nu van het vaderlijke huis der Gersonieten 2793 Num 3:25 | de tent, haar deksel, en het deksel aan de deur van de 2794 Num 3:26 | behangselen des voorhofs, en het deksel van de deur des voorhofs, 2795 Num 3:26 | bij den tabernakel en bij het altaar rondom zijn; mitsgaders 2796 Num 3:27 | 27 En van Kahath is het geslacht der Amramieten, 2797 Num 3:27 | geslacht der Amramieten, en het geslacht der Izharieten, 2798 Num 3:27 | geslacht der Izharieten, en het geslacht der Hebronieten, 2799 Num 3:27 | geslacht der Hebronieten, en het geslacht der Uzzielieten; 2800 Num 3:30 | 30 De overste nu van het vaderlijke huis der geslachten 2801 Num 3:31 | kandelaar, en de altaren en het gereedschap des heiligdoms, 2802 Num 3:31 | hetwelk zij dienst doen, en het deksel, en al wat tot zijn 2803 Num 3:33 | 33 Van Merari is het geslacht der Mahelieten, 2804 Num 3:33 | geslacht der Mahelieten, en het geslacht der Musieten; dit 2805 Num 3:35 | 35 De overste nu van het vaderlijke huis der geslachten 2806 Num 3:36 | 36 En het opzicht der wachten van 2807 Num 3:39 | welke Mozes en Aaron, op het bevel des HEEREN, naar hun 2808 Num 3:40 | oud en daarboven; en neem het getal hunner namen op. ~ 2809 Num 3:43 | die mannelijk waren, in het getal der namen, van een 2810 Num 3:48 | Aaron en zijn zonen geven, het geld der gelosten die onder 2811 Num 3:51 | en aan zijn zonen, naar het bevel des HEEREN, gelijk 2812 Num 4:2 | der zonen van Kahath, uit het midden der zonen van Levi, 2813 Num 4:2 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen. ~ 2814 Num 4:3 | dezen strijd inkomt, om het werk in de tent der samenkomst 2815 Num 4:5 | 5 In het optrekken des legers, zo 2816 Num 4:7 | de dekschotels; ook zal het gedurig brood daarop zijn. ~ 2817 Num 4:11 | 11 En over het gouden altaar zullen zij 2818 Num 4:12 | dienst, met hetwelk zij in het heiligdom dienen, en zullen 2819 Num 4:12 | heiligdom dienen, en zullen het leggen in een kleed van 2820 Num 4:12 | bedekken; en zij zullen het op den draagboom leggen. ~ 2821 Num 4:13 | En zij zullen de as van het altaar vegen, en zij zullen 2822 Num 4:14 | en de sprengbekkens, al het gereedschap des altaars; 2823 Num 4:15 | nu Aaron en zijn zonen, het dekken van het heiligdom, 2824 Num 4:15 | zijn zonen, het dekken van het heiligdom, en van alle gereedschap 2825 Num 4:15 | gereedschap des heiligdoms, in het optrekken des legers, zullen 2826 Num 4:16 | 16 Het opzicht nu van Eleazar, 2827 Num 4:16 | de olie des luchters, en het reukwerk der welriekende 2828 Num 4:16 | welriekende specerijen, en het gedurig spijsoffer, en de 2829 Num 4:16 | spijsoffer, en de zalfolie; het opzicht des gansen tabernakels, 2830 Num 4:16 | alles wat daarin is, aan het heiligdom en aan zijn gereedschap. 2831 Num 4:18 | laten uitgeroeid worden, uit het midden der Levieten; ~ 2832 Num 4:20 | inkomen om te zien, als men het heiligdom inwindt, opdat 2833 Num 4:22 | der zonen van Gerson, naar het huis hunner vaderen, naar 2834 Num 4:24 | geslachten van de Gersonieten, in het dienen en in den last. ~ 2835 Num 4:25 | te weten haar deksel, en het dassendeksel, dat er bovenop 2836 Num 4:25 | dassendeksel, dat er bovenop is, en het deksel der deur van de tent 2837 Num 4:26 | behangselen des voorhofs, en het deksel der deur van de poort 2838 Num 4:26 | bij den tabernakel en bij het altaar rondom; en hun zelen, 2839 Num 4:26 | rondom; en hun zelen, en al het gereedschap van hun dienst, 2840 Num 4:27 | hun dienst, zal zijn naar het bevel van Aaron en van zijn 2841 Num 4:29 | hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen tellen. ~ 2842 Num 4:32 | en met al hun dienst; en het gereedschap van de waarneming 2843 Num 4:34 | hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen: 2844 Num 4:37 | Aaron geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door de 2845 Num 4:38 | hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen; ~ 2846 Num 4:40 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, twee 2847 Num 4:41 | Mozes en Aaron telden, naar het bevel des HEEREN. ~ 2848 Num 4:42 | naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, ~ 2849 Num 4:45 | Aaron geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door de 2850 Num 4:46 | hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen, ~ 2851 Num 4:49 | 49 Men telde hen, naar het bevel des HEEREN, door de 2852 Num 5:2 | kinderen Israels, dat zij uit het leger wegzenden alle melaatsen, 2853 Num 5:3 | 3 Van het mannelijke tot het vrouwelijke 2854 Num 5:3 | 3 Van het mannelijke tot het vrouwelijke zult gij hen 2855 Num 5:3 | hen wegzenden; tot buiten het leger zult gij hen wegzenden; 2856 Num 5:4 | en zonden hen tot buiten het leger; gelijk de HEERE tot 2857 Num 5:7 | daarboven toedoen, en zal het dien geven, aan wien hij 2858 Num 5:13 | zaads zal gelegen hebben, en het voor de ogen haars mans 2859 Num 5:15 | wierook daarop leggen, dewijl het een spijsoffer der ijveringen 2860 Num 5:16 | hij zal haar stellen voor het aangezicht des HEEREN. ~ 2861 Num 5:17 | aarden vat nemen; en van het stof, hetwelk op den vloer 2862 Num 5:17 | de priester nemen, en in het water doen. ~ 2863 Num 5:18 | de priester de vrouw voor het aangezicht des HEEREN stellen, 2864 Num 5:18 | des HEEREN stellen, en zal het hoofd van de vrouw ontbloten, 2865 Num 5:18 | vrouw ontbloten, en zal het spijsoffer der gedachtenis 2866 Num 5:18 | haar handen leggen, hetwelk het spijsoffer der ijveringen 2867 Num 5:21 | vloek, en tot een eed, in het midden uws volks, mits dat 2868 Num 5:23 | cedeltje schrijven, en hij zal het met het bitter water uitdoen. ~ 2869 Num 5:23 | schrijven, en hij zal het met het bitter water uitdoen. ~ 2870 Num 5:24 | medebrengt, te drinken geven, dat het water, hetwelk de vervloeking 2871 Num 5:25 | uit de hand van die vrouw het spijsoffer der ijveringen 2872 Num 5:25 | datzelve spijsoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen, 2873 Num 5:25 | HEEREN bewegen, en zal dat op het altaar offeren. ~ 2874 Num 5:26 | handvol grijpen, en zal het op het altaar aansteken; 2875 Num 5:26 | handvol grijpen, en zal het op het altaar aansteken; en daarna 2876 Num 5:27 | drinken gegeven hebben, het zal geschieden, indien zij 2877 Num 5:27 | zal overtreden hebben, dat het water, hetwelk vervloeking 2878 Num 5:27 | zal; en die vrouw zal in het midden van haar volk tot 2879 Num 5:30 | hebben, dat hij de vrouw voor het aangezicht des HEEREN stelle, 2880 Num 6:5 | van zijn Nazireerschap zal het scheermes over zijn hoofd 2881 Num 6:5 | zijn, latende de lokken van het haar zijns hoofds wassen. ~ 2882 Num 6:6 | afgezonderd hebben, zal hij tot het lichaam eens doden niet 2883 Num 6:7 | als zij dood zijn; want het Nazireerschap zijns Gods 2884 Num 6:9 | gestorven ware, dat hij het hoofd van zijn Nazireerschap 2885 Num 6:9 | den zevenden dag zal hij het bescheren. ~ 2886 Num 6:11 | verzoening doen, van dat hij aan het dode lichaam gezondigd heeft; 2887 Num 6:16 | 16 En de priester zal het voor het aangezicht des 2888 Num 6:16 | de priester zal het voor het aangezicht des HEEREN brengen, 2889 Num 6:18 | de tent der samenkomst, het hoofd van zijn Nazireerschap 2890 Num 6:18 | Nazireerschap bescheren; en hij zal het hoofdhaar van zijn Nazireerschap 2891 Num 6:18 | Nazireerschap nemen, en hij zal het leggen op het vuur, dat 2892 Num 6:18 | en hij zal het leggen op het vuur, dat onder het dankoffer 2893 Num 6:18 | leggen op het vuur, dat onder het dankoffer is. ~ 2894 Num 6:20 | bewegen ten beweegoffer, voor het aan gezicht des HEEREN; 2895 Num 6:20 | aan gezicht des HEEREN; het is een heilig ding voor 2896 Num 7:1 | 1 En het geschiedde ten dage, als 2897 Num 7:1 | gereedschap, mitsgaders het altaar en al zijn gereedschap, 2898 Num 7:2 | van Israel, de hoofden van het huis hunner vaderen, offerden; 2899 Num 7:3 | brachten hun offerande voor het aangezicht des HEEREN, zes 2900 Num 7:10 | offerden hun offeranden voor het altaar. ~ 2901 Num 7:85 | sprengbekken van zeventig; al het zilver van de vaten was 2902 Num 7:86 | sikkel des heiligdoms; al het goud der reukschalen was 2903 Num 7:89 | hem sprekende, van boven het verzoendeksel, hetwelk is 2904 Num 8:4 | schacht, tot zijn bloemen was het dicht; naar de gedaante, 2905 Num 8:6 | 6 Neem de Levieten uit het midden van de kinderen Israels, 2906 Num 8:7 | ontzondiging; en zij zullen het scheermes over hun ganse 2907 Num 8:10 | gij zult de Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen 2908 Num 8:11 | bewegen ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, vanwege 2909 Num 8:12 | Levieten zullen hun handen op het hoofd der varren leggen; 2910 Num 8:13 | de Levieten stellen voor het aangezicht van Aaron, en 2911 Num 8:13 | aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht van zijn zonen, 2912 Num 8:14 | gij zult de Levieten uit het midden van de kinderen Israels 2913 Num 8:16 | zij zijn Mij gegeven uit het midden van de kinderen Israels; 2914 Num 8:19 | tot een gift gegeven, uit het midden van de kinderen Israels, 2915 Num 8:19 | de kinderen Israels tot het heiligdom naderen zouden. ~ 2916 Num 8:21 | hen ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en 2917 Num 8:22 | tent der samenkomst, voor het aangezicht van Aaron, en 2918 Num 8:22 | aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht zijner zonen; 2919 Num 8:24 | 24 Dit is het, wat de Levieten aangaat: 2920 Num 9:1 | de woestijn van Sinai, in het tweede jaar, nadat zij uit 2921 Num 9:2 | Dat de kinderen Israels het pascha houden zouden, op 2922 Num 9:4 | kinderen Israels, dat zij het pascha zouden houden. ~ 2923 Num 9:5 | 5 En zij hielden het pascha op den veertienden 2924 Num 9:6 | lieden geweest, die over het dode lichaam eens mensen 2925 Num 9:6 | waren, en op denzelven dag het pascha niet hadden kunnen 2926 Num 9:6 | daarom naderden zij voor het aangezicht van Mozes, en 2927 Num 9:6 | aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Aaron op 2928 Num 9:7 | hem: Wij zijn onrein over het dode lichaam eens mensen; 2929 Num 9:7 | niet zouden offeren, in het midden van de kinderen Israels? ~ 2930 Num 9:10 | hij zal dan nog den HEERE het pascha houden. ~ 2931 Num 9:12 | naar alle inzetting van het pascha zullen zij dat houden. ~ 2932 Num 9:13 | niet is, en nalaten zal het pascha te houden, zo zal 2933 Num 9:14 | vreemdeling verkeert, en hij het pascha den HEERE ook houden 2934 Num 9:14 | zal, naar de inzetting van het pascha, en naar zijn wijze, 2935 Num 9:14 | zijn wijze, alzo zal hij het houden; het zal enerlei 2936 Num 9:14 | alzo zal hij het houden; het zal enerlei inzetting voor 2937 Num 9:15 | 15 En op den dag van het oprichten des tabernakels 2938 Num 9:16 | 16 Alzo geschiedde het geduriglijk; de wolk bedekte 2939 Num 9:20 | 20 Als het nu was, dat de wolk weinige 2940 Num 9:21 | 21 Maar was het, dat de wolk van den avond 2941 Num 10:5 | zullen de legers, die tegen het oosten gelegerd zijn, optrekken. ~ 2942 Num 10:6 | zullen de legers, die tegen het zuiden legeren, optrekken; 2943 Num 10:7 | 7 Maar in het verzamelen van de gemeente, 2944 Num 10:9 | uwer gedacht worden voor het aangezicht des HEEREN, uws 2945 Num 10:10 | ter gedachtenis zijn voor het aangezicht uws Gods; Ik 2946 Num 10:11 | 11 En het geschiedde in het tweede 2947 Num 10:11 | 11 En het geschiedde in het tweede jaar, in de tweede 2948 Num 10:14 | vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van Juda, 2949 Num 10:15 | 15 En over het heir van den stam der kinderen 2950 Num 10:16 | 16 En over het heir van den stam der kinderen 2951 Num 10:18 | Daarna toog de banier van het leger van Ruben, naar hun 2952 Num 10:19 | 19 En over het heir van den stam der kinderen 2953 Num 10:20 | 20 En over het heir van den stam der kinderen 2954 Num 10:21 | de Kohathieten, dragende het heiligdom; en de anderen 2955 Num 10:22 | Daarna toog op de banier van het leger der kinderen van Efraim, 2956 Num 10:22 | naar hun heiren; en over het heir was Elisama, de zoon 2957 Num 10:23 | 23 En over het heir van den stam der kinderen 2958 Num 10:24 | 24 En over het heir van den stam der kinderen 2959 Num 10:25 | Toen toog op de banier van het leger der kinderen van Dan, 2960 Num 10:26 | 26 En over het heir van den stam der kinderen 2961 Num 10:27 | 27 En over het heir van den stam der kinderen 2962 Num 10:29 | HEERE heeft over Israel het goede gesproken. ~ 2963 Num 10:32 | 32 En het zal geschieden, als gij 2964 Num 10:32 | gij met ons zult gaan, en het goede geschieden zal, waarmede 2965 Num 10:34 | daags over hen, als zij uit het leger verreisden. ~ 2966 Num 10:35 | 35 Het geschiedde nu in het optrekken 2967 Num 10:35 | 35 Het geschiedde nu in het optrekken van de ark, dat 2968 Num 11:1 | 1 En het geschiedde, als het volk 2969 Num 11:1 | 1 En het geschiedde, als het volk zich was beklagende, 2970 Num 11:1 | zich was beklagende, dat het kwaad was in de oren des 2971 Num 11:1 | HEEREN; want de HEERE hoorde het, zodat Zijn toorn ontstak, 2972 Num 11:1 | zodat Zijn toorn ontstak, en het vuur des HEEREN onder hen 2973 Num 11:1 | ontbrandde, en verteerde, in het uiterste des legers. ~ 2974 Num 11:2 | 2 Toen riep het volk tot Mozes; en Mozes 2975 Num 11:2 | Mozes bad tot den HEERE; en het vuur werd gedempt. ~ 2976 Num 11:3 | dier plaats Thab-era, omdat het vuur des HEEREN onder hen 2977 Num 11:4 | 4 En het gemene volk, dat in het 2978 Num 11:4 | het gemene volk, dat in het midden van hen was, werd 2979 Num 11:5 | aan de pompoenen, en aan het look, en aan de ajuinen, 2980 Num 11:5 | en aan de ajuinen, en aan het knoflook. ~ 2981 Num 11:7 | 7 Het Man nu was als korianderzaad, 2982 Num 11:8 | 8 Het volk liep hier en daar, 2983 Num 11:8 | hier en daar, en verzamelde het, en maalde het met molens, 2984 Num 11:8 | verzamelde het, en maalde het met molens, of stiet het 2985 Num 11:8 | het met molens, of stiet het in mortieren, en zood het 2986 Num 11:8 | het in mortieren, en zood het in potten, en maakte daarvan 2987 Num 11:9 | wanneer de dauw des nachts op het leger nederviel, viel het 2988 Num 11:9 | het leger nederviel, viel het Man op hetzelve neder. ~ 2989 Num 11:10 | 10 Toen hoorde Mozes het volk wenen door hun huisgezinnen, 2990 Num 11:10 | HEEREN ontstak zeer; ook was het kwaad in de ogen van Mozes. ~ 2991 Num 11:12 | dit volk ontvangen? heb ik het gebaard? dat Gij tot mij 2992 Num 11:12 | mij zoudt zeggen: Draag het in uw schoot, gelijk als 2993 Num 11:13 | 13 Van waar zou ik het vlees hebben, om al dit 2994 Num 11:14 | dit volk niet dragen; want het is mij te zwaar! ~ 2995 Num 11:18 | 18 En tot het volk zult gij zeggen: Heiligt 2996 Num 11:18 | vlees te eten geven? want het ging ons wel in Egypte! 2997 Num 11:20 | gehele maand toe, totdat het uit uw neus uitga, en u 2998 Num 11:20 | overmits gij den HEERE, Die in het midden van u is, verworpen 2999 Num 11:24 | de woorden des HEEREN tot het volk; en hij verzamelde 3000 Num 11:25 | mannen, die oudsten; en het geschiedde, als de Geest


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License