Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hesbons 1
hesed 1
hesmon 1
het 18165
heten 15
hetgeen 368
hetgene 3
Frequency    [«  »]
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den

Bijbel

IntraText - Concordances

het

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

      Book Chapter: Verse
3001 Num 11:26 | Maar twee mannen waren in het leger overgebleven; des 3002 Num 11:26 | en zij profeteerden in het leger. ~ 3003 Num 11:27 | Eldad en Medad profeteren in het leger. ~ 3004 Num 11:30 | verzamelde zich Mozes tot het leger, hij en de oudsten 3005 Num 11:31 | zee, en strooide ze bij het leger, omtrent een dagreize, 3006 Num 11:31 | dagreize derwaarts, rondom het leger; en zij waren omtrent 3007 Num 11:32 | 32 Toen maakte zich het volk op, dien gehelen dag, 3008 Num 11:32 | verzamelden de kwakkelen; die het minst had, had tien homers 3009 Num 11:32 | zich van elkander rondom het leger. ~ 3010 Num 11:33 | nog tussen hun tanden, eer het gekauwd was, zo ontstak 3011 Num 11:33 | de toorn des HEEREN tegen het volk, en de HEERE sloeg 3012 Num 11:33 | volk, en de HEERE sloeg het volk met een zeer grote 3013 Num 11:34 | want daar begroeven zij het volk, dat belust was geweest. ~ 3014 Num 11:35 | Kibroth Thaava verreisde het volk naar Hazeroth; en zij 3015 Num 12:2 | gesproken? En de HEERE hoorde het! ~ 3016 Num 12:14 | haar zeven dagen buiten het leger gesloten, en daarna 3017 Num 12:15 | 15 Zo werd Mirjam buiten het leger zeven dagen gesloten; 3018 Num 12:15 | zeven dagen gesloten; en het volk verreisde niet, totdat 3019 Num 12:16 | 16 Maar daarna verreisde het volk van Hazeroth, en zij 3020 Num 13:2 | 2 Zend u mannen uit: die het land Kanaan verspieden, 3021 Num 13:17 | 17 Mozes dan zond hen, om het land Kanaan te verspieden; 3022 Num 13:17 | Trekt dit henen op tegen het zuiden, en klimt op het 3023 Num 13:17 | het zuiden, en klimt op het gebergte; ~ 3024 Num 13:18 | 18 En beziet het land, hoedanig het zij, 3025 Num 13:18 | beziet het land, hoedanig het zij, en het volk, dat daarin 3026 Num 13:18 | land, hoedanig het zij, en het volk, dat daarin woont, 3027 Num 13:18 | volk, dat daarin woont, of het sterk zij of zwak, of het 3028 Num 13:18 | het sterk zij of zwak, of het weinig zij of veel; ~ 3029 Num 13:19 | 19 En hoedanig het land zij, waarin hetzelve 3030 Num 13:19 | waarin hetzelve woont, of het goed zij of kwaad; en hoedanig 3031 Num 13:20 | 20 Ook hoedanig het land zij, of het vet zij 3032 Num 13:20 | hoedanig het land zij, of het vet zij of mager, of er 3033 Num 13:21 | trokken zij op, en verspiedden het land, van de woestijn Zin 3034 Num 13:22 | 22 En zij trokken op in het zuiden, en kwamen tot Hebron 3035 Num 13:23 | 23 Daarna kwamen zij tot het dal Eskol, en sneden van 3036 Num 13:24 | Diezelve plaats noemde men het dal Eskol, ter oorzake van 3037 Num 13:25 | Daarna keerden zij weder van het verspieden des lands, ten 3038 Num 13:27 | gezonden hebt; en voorwaar, het is van melk en honig vloeiende, 3039 Num 13:28 | 28 Behalve dat het een sterk volk is, hetwelk 3040 Num 13:29 | De Amalekieten wonen in het land van het zuiden; maar 3041 Num 13:29 | Amalekieten wonen in het land van het zuiden; maar de Hethieten, 3042 Num 13:29 | en de Amorieten wonen op het gebergte; en de Kanaanieten 3043 Num 13:30 | 30 Toen stilde Kaleb het volk voor Mozes, en zeide: 3044 Num 13:31 | niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij. ~ 3045 Num 13:32 | kwaad gerucht voort van het land, dat zij verspied hadden, 3046 Num 13:32 | wij doorgegaan zijn, om het te verspieden, is een land, 3047 Num 13:32 | inwoners verteert; en al het volk, hetwelk wij in het 3048 Num 13:32 | het volk, hetwelk wij in het midden van hetzelve gezien 3049 Num 14:1 | zij hieven hun stem op, en het volk weende in dienzelven 3050 Num 14:3 | naar dat land, dat wij door het zwaard vallen, en onze vrouwen, 3051 Num 14:3 | kinderkens ten roof worden? Zou het ons niet goed zijn naar 3052 Num 14:5 | op hun aangezichten, voor het aangezicht van de ganse 3053 Num 14:7 | kinderen Israels, zeggende: Het land, door hetwelk wij getrokken 3054 Num 14:9 | wederspannig! en vreest gij niet het volk dezes lands; want zij 3055 Num 14:11 | alle tekenen, die Ik in het midden van hen gedaan heb? ~ 3056 Num 14:12 | 12 Ik zal het met pestilentie slaan, en 3057 Num 14:12 | pestilentie slaan, en Ik zal het verstoten; en Ik zal u tot 3058 Num 14:13 | tot den HEERE: Zo zullen het de Egyptenaars horen; want 3059 Num 14:13 | door Uw kracht dit volk uit het midden van hen doen optrekken; ~ 3060 Num 14:14 | hebben, dat Gij, HEERE! in het midden van dit volk zijt; 3061 Num 14:18 | vaderen aan de kinderen, in het derde en in het vierde lid. ~ 3062 Num 14:18 | kinderen, in het derde en in het vierde lid. ~ 3063 Num 14:23 | 23 Zo zij het land, hetwelk Ik aan hun 3064 Num 14:24 | zo zal Ik hem brengen tot het land, in hetwelk hij gekomen 3065 Num 14:24 | gekomen was, en zijn zaad zal het erfelijk bezitten. ~ 3066 Num 14:25 | de Kanaanieten wonen in het dal; wendt u morgen, en 3067 Num 14:34 | 34 Naar het getal der dagen, in welke 3068 Num 14:36 | die Mozes gezonden had, om het land te verspieden, en wedergekomen 3069 Num 14:37 | stierven door een plaag, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 3070 Num 14:38 | die heengegaan waren, om het land te verspieden. ~ 3071 Num 14:39 | kinderen Israels. Toen treurde het volk zeer. ~ 3072 Num 14:41 | Waarom overtreedt gij alzo het bevel des HEEREN? Want dat 3073 Num 14:42 | op, want de HEERE zal in het midden van u niet zijn; 3074 Num 14:42 | niet geslagen wordt, voor het aangezicht uwer vijanden. ~ 3075 Num 14:43 | aangezicht, en gij zult door het zwaard vallen; want, omdat 3076 Num 14:44 | Mozes scheidden niet uit het midden des legers. ~ 3077 Num 15:2 | gij gekomen zult zijn in het land uwer woningen, dat 3078 Num 15:11 | met den enen ram, of met het klein vee, van de lammeren, 3079 Num 15:12 | 12 Naar het getal, dat gij bereiden 3080 Num 15:14 | vreemdeling verkeert, of die in het midden van u is, in uw geslachten, 3081 Num 15:15 | 15 Gij, gemeente, het zij ulieden en den vreemdeling, 3082 Num 15:18 | gij zult gekomen zijn in het land, waarheen Ik u inbrengen 3083 Num 15:19 | 19 Zo zal het geschieden, als gij van 3084 Num 15:19 | geschieden, als gij van het brood des lands zult eten, 3085 Num 15:20 | hefoffer offeren; gelijk het hefoffer des dorsvloers 3086 Num 15:23 | heeft; van dien dag af, dat het de HEERE geboden heeft, 3087 Num 15:24 | 24 Zo zal het geschieden, indien iets 3088 Num 15:25 | de kinderen Israels, en het zal hun vergeven worden; 3089 Num 15:25 | hun vergeven worden; want het was een afdwaling, en zij 3090 Num 15:25 | en hun zondoffer, voor het aangezicht des HEEREN, over 3091 Num 15:26 | 26 Het zal dan aan de ganse vergadering 3092 Num 15:26 | den vreemdeling, die in het midden van henlieden als 3093 Num 15:26 | vreemdeling verkeert; want het is het ganse volk door dwaling 3094 Num 15:26 | vreemdeling verkeert; want het is het ganse volk door dwaling 3095 Num 15:28 | heeft door afdwaling, voor het aangezicht des HEEREN, doende 3096 Num 15:28 | verzoening over haar; en het zal haar vergeven worden. ~ 3097 Num 15:29 | ulieden zijn, dengene, die het door afdwaling doet. ~ 3098 Num 15:30 | zal uitgeroeid worden uit het midden van haar volk; ~ 3099 Num 15:31 | 31 Want zij heeft het woord des HEEREN veracht 3100 Num 15:34 | stelden hem in bewaring; want het was niet verklaard, wat 3101 Num 15:35 | met stenen stenigen buiten het leger. ~ 3102 Num 15:36 | vergadering uit tot buiten het leger, en zij stenigden 3103 Num 15:39 | snoertjes zijn, opdat gij het aanziet, en aan al de geboden 3104 Num 16:2 | 2 En zij stonden op voor het aangezicht van Mozes, mitsgaders 3105 Num 16:3 | Aaron, en zeiden tot hen: Het is te veel voor u, want 3106 Num 16:3 | heilig, en de HEERE is in het midden van hen; waarom dan 3107 Num 16:7 | legt reukwerk daarop voor het aangezicht des HEEREN; en 3108 Num 16:7 | aangezicht des HEEREN; en het zal geschieden, dat de man, 3109 Num 16:7 | zal, die zal heilig zijn. Het is te veel voor u, gij, 3110 Num 16:9 | 9 Is het u te weinig, dat de God 3111 Num 16:9 | bedienen, en te staan voor het aangezicht der vergadering, 3112 Num 16:10 | naderen; zoekt gij nu ook het priesterambt? ~ 3113 Num 16:13 | 13 Is het te weinig, dat gij ons uit 3114 Num 16:16 | vergadering, weest voor het aangezicht des HEEREN; gij, 3115 Num 16:17 | reukwerk daarin, en brengt voor het aangezicht des HEEREN, een 3116 Num 16:21 | 21 Scheidt u af uit het midden van deze vergadering, 3117 Num 16:30 | nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, 3118 Num 16:31 | 31 En het geschiedde, als hij geeindigd 3119 Num 16:31 | woorden te spreken, zo werd het aardrijk, dat onder hen 3120 Num 16:33 | hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente. ~ 3121 Num 16:34 | 34 En het ganse Israel, dat rondom 3122 Num 16:37 | brand opneme; en strooi het vuur verre weg; want zij 3123 Num 16:38 | tot een overdeksel voor het altaar; want zij hebben 3124 Num 16:38 | hebben ze gebracht voor het aangezicht des HEEREN, daarom 3125 Num 16:39 | tot een overtreksel voor het altaar; ~ 3126 Num 16:40 | niemand vreemds, die niet uit het zaad van Aaron is, nadere 3127 Num 16:40 | reukwerk aan te steken voor het aangezicht des HEEREN; opdat 3128 Num 16:42 | 42 En het geschiedde, als de vergadering 3129 Num 16:45 | 45 Maak u op uit het midden van deze vergadering, 3130 Num 16:46 | Mozes zeide tot Aaron: Neem het wierookvat, en doe vuur 3131 Num 16:46 | en doe vuur daarin van het altaar, en leg reukwerk 3132 Num 16:46 | grote toorn is van voor het aangezicht des HEEREN uitgegaan, 3133 Num 16:47 | 47 En Aaron nam het, gelijk als Mozes gesproken 3134 Num 16:47 | gesproken had, en liep in het midden der gemeente, en 3135 Num 16:47 | plaag had aangevangen onder het volk; en hij legde reukwerk 3136 Num 16:47 | en deed verzoening over het volk. ~ 3137 Num 17:2 | van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf 3138 Num 17:3 | een staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner 3139 Num 17:3 | zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~ 3140 Num 17:5 | 5 En het zal geschieden, dat de staf 3141 Num 17:6 | elken overste een staf, naar het huis hunner vaderen, twaalf 3142 Num 17:7 | legde deze staven weg, voor het aangezicht des HEEREN, in 3143 Num 17:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen 3144 Num 17:8 | ziet, Aarons staf, voor het huis van Levi, bloeide; 3145 Num 17:9 | deze staven uit, van voor het aangezicht des HEEREN, tot 3146 Num 17:9 | kinderen Israels; en zij zagen het, en namen elk zijn staf. ~ 3147 Num 17:11 | 11 En Mozes deed het; gelijk als de HEERE hem 3148 Num 18:2 | van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf 3149 Num 18:3 | een staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner 3150 Num 18:3 | zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~ 3151 Num 18:5 | 5 En het zal geschieden, dat de staf 3152 Num 18:6 | elken overste een staf, naar het huis hunner vaderen, twaalf 3153 Num 18:7 | legde deze staven weg, voor het aangezicht des HEEREN, in 3154 Num 18:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen 3155 Num 18:8 | ziet, Aarons staf, voor het huis van Levi, bloeide; 3156 Num 18:9 | deze staven uit, van voor het aangezicht des HEEREN, tot 3157 Num 18:9 | kinderen Israels; en zij zagen het, en namen elk zijn staf. ~ 3158 Num 18:11 | 11 En Mozes deed het; gelijk als de HEERE hem 3159 Num 18:14 | Aaron: Gij, en uw zonen, en het huis uws vaders met u, zult 3160 Num 18:16 | der ganse tent; doch tot het gereedschap des heiligdoms 3161 Num 18:16 | gereedschap des heiligdoms en het altaar zullen zij niet naderen, 3162 Num 18:19 | broederen, de Levieten, uit het midden der kinderen Israels 3163 Num 18:22 | heiligheid der heiligheden, uit het vuur: al hun offeranden, 3164 Num 18:22 | zij Mij zullen wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid 3165 Num 18:23 | 10 Aan het allerheiligste zult gij 3166 Num 18:23 | mannelijk is zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn. ~ 3167 Num 18:24 | 11 Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer hunner 3168 Num 18:24 | Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer hunner gave, met 3169 Num 18:25 | 12 Al het beste van de olie, en al 3170 Num 18:25 | beste van de olie, en al het beste van de most, en van 3171 Num 18:27 | 14 Al het verbannene in Israel zal 3172 Num 18:27 | verbannene in Israel zal het uwe zijn. ~ 3173 Num 18:28 | en onder de beesten, zal het uwe zijn; doch de eerstgeborenen 3174 Num 18:29 | naar uw schatting, voor het geld van vijf sikkelen, 3175 Num 18:30 | 17 Maar het eerstgeborene van een koe, 3176 Num 18:30 | eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene van een schaap, 3177 Num 18:30 | eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene van een geit 3178 Num 18:30 | bloed zult gij sprengen op het altaar, en hun ver zult 3179 Num 18:31 | 18 En hun vlees zal het uwe zijn; gelijk de beweegborst, 3180 Num 18:31 | de rechterschouder, zal het uwe zijn. ~ 3181 Num 18:32 | tot een eeuwige inzetting; het zal een eeuwig zoutverbond 3182 Num 18:32 | eeuwig zoutverbond zijn, voor het aangezicht des HEEREN, voor 3183 Num 18:33 | en gij zult geen deel in het midden van henlieden hebben; 3184 Num 18:33 | uw deel en uw erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~ 3185 Num 18:36 | ongerechtigheid dragen; het zal een eeuwige inzetting 3186 Num 18:36 | voor uw geslachten; en in het midden van de kinderen Israels 3187 Num 18:37 | hen gezegd: Zij zullen in het midden van de kinderen Israels 3188 Num 18:40 | 27 En het zal u gerekend worden tot 3189 Num 18:42 | des HEEREN offeren; van al het beste van die, van zijn 3190 Num 18:43 | beste daarvan offert, zo zal het den Levieten toegerekend 3191 Num 18:44 | plaatsen, gij en uw huis; want het is ulieden een loon voor 3192 Num 19:1 | Aaron: Gij, en uw zonen, en het huis uws vaders met u, zult 3193 Num 19:3 | der ganse tent; doch tot het gereedschap des heiligdoms 3194 Num 19:3 | gereedschap des heiligdoms en het altaar zullen zij niet naderen, 3195 Num 19:6 | broederen, de Levieten, uit het midden der kinderen Israels 3196 Num 19:9 | heiligheid der heiligheden, uit het vuur: al hun offeranden, 3197 Num 19:9 | zij Mij zullen wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid 3198 Num 19:10 | 10 Aan het allerheiligste zult gij 3199 Num 19:10 | mannelijk is zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn. ~ 3200 Num 19:11 | 11 Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer hunner 3201 Num 19:11 | Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer hunner gave, met 3202 Num 19:12 | 12 Al het beste van de olie, en al 3203 Num 19:12 | beste van de olie, en al het beste van de most, en van 3204 Num 19:14 | 14 Al het verbannene in Israel zal 3205 Num 19:14 | verbannene in Israel zal het uwe zijn. ~ 3206 Num 19:15 | en onder de beesten, zal het uwe zijn; doch de eerstgeborenen 3207 Num 19:16 | naar uw schatting, voor het geld van vijf sikkelen, 3208 Num 19:17 | 17 Maar het eerstgeborene van een koe, 3209 Num 19:17 | eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene van een schaap, 3210 Num 19:17 | eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene van een geit 3211 Num 19:17 | bloed zult gij sprengen op het altaar, en hun ver zult 3212 Num 19:18 | 18 En hun vlees zal het uwe zijn; gelijk de beweegborst, 3213 Num 19:18 | de rechterschouder, zal het uwe zijn. ~ 3214 Num 19:19 | tot een eeuwige inzetting; het zal een eeuwig zoutverbond 3215 Num 19:19 | eeuwig zoutverbond zijn, voor het aangezicht des HEEREN, voor 3216 Num 19:20 | en gij zult geen deel in het midden van henlieden hebben; 3217 Num 19:20 | uw deel en uw erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~ 3218 Num 19:23 | ongerechtigheid dragen; het zal een eeuwige inzetting 3219 Num 19:23 | voor uw geslachten; en in het midden van de kinderen Israels 3220 Num 19:24 | hen gezegd: Zij zullen in het midden van de kinderen Israels 3221 Num 19:27 | 27 En het zal u gerekend worden tot 3222 Num 19:29 | des HEEREN offeren; van al het beste van die, van zijn 3223 Num 19:30 | beste daarvan offert, zo zal het den Levieten toegerekend 3224 Num 19:31 | plaatsen, gij en uw huis; want het is ulieden een loon voor 3225 Num 20:1 | de eerste maand, zo bleef het volk te Kades. En Mirjam 3226 Num 20:3 | 3 En het volk twistte met Mozes, 3227 Num 20:3 | toen onze broeders voor het aangezicht des HEEREN den 3228 Num 20:5 | brengen in deze kwade plaats? Het is geen plaats van zaad, 3229 Num 20:6 | gingen Mozes en Aaron van het aangezicht der gemeente 3230 Num 20:9 | Mozes den staf van voor het aangezicht des HEEREN, gelijk 3231 Num 20:12 | gemeente niet inbrengen in het land, hetwelk Ik hun gegeven 3232 Num 20:16 | zijn te Kades, en stad aan het uiterste uwer landpale. ~ 3233 Num 20:17 | wijngaarden, noch zullen het water der putten drinken; 3234 Num 20:18 | opdat ik niet misschien met het zwaard uitga u tegemoet! ~ 3235 Num 20:23 | berg Hor, aan de pale van het land van Edom, zeggende: ~ 3236 Num 20:24 | want hij zal niet komen in het land, hetwelk Ik aan de 3237 Num 20:29 | zij Aaron dertig dagen, het ganse huis van Israel. ~  ~  ~ 3238 Num 21:1 | van Harad, wonende tegen het zuiden, hoorde, dat Israel 3239 Num 21:4 | der Schelfzee, dat zij om het land der Edomieten heentogen; 3240 Num 21:5 | 5 En het volk sprak tegen God en 3241 Num 21:6 | HEERE vurige slangen onder het volk, die beten het volk; 3242 Num 21:6 | onder het volk, die beten het volk; en er stierf veel 3243 Num 21:7 | 7 Daarom kwam het volk tot Mozes, en zij zeiden: 3244 Num 21:7 | wegneme. Toen bad Mozes voor het volk. ~ 3245 Num 21:8 | stel ze op een stang; en het zal geschieden, dat al wie 3246 Num 21:9 | stelde ze op een stang; en het geschiedde, als een slang 3247 Num 21:14 | Daarom wordt gezegd in het boek van de oorlogen des 3248 Num 21:16 | tot Mozes zeide: Verzamel het volk, zo zal Ik hun water 3249 Num 21:20 | 20 En van Bamoth tot het dal, dat in het veld van 3250 Num 21:20 | Bamoth tot het dal, dat in het veld van Moab is, aan de 3251 Num 21:22 | wijngaarden; wij zullen het water der putten niet drinken; 3252 Num 21:31 | 31 Alzo woonde Israel in het land van den Amoriet. ~ 3253 Num 22:3 | Zo vreesde Moab zeer voor het aangezicht dezes volks, 3254 Num 22:3 | aangezicht dezes volks, want het was veel; en Moab was beangstigd 3255 Num 22:3 | Moab was beangstigd voor het aangezicht van de kinderen 3256 Num 22:5 | hetwelk aan de rivier is, in het land der kinderen zijns 3257 Num 22:5 | uit Egypte getogen; zie, het heeft het gezicht des lands 3258 Num 22:5 | getogen; zie, het heeft het gezicht des lands bedekt, 3259 Num 22:5 | gezicht des lands bedekt, en het blijft liggen recht tegenover 3260 Num 22:6 | vervloek mij dit volk, want het is machtiger dan ik; misschien 3261 Num 22:6 | dan ik; misschien zal ik het kunnen slaan, of het uit 3262 Num 22:6 | ik het kunnen slaan, of het uit het land verdrijven; 3263 Num 22:6 | kunnen slaan, of het uit het land verdrijven; want ik 3264 Num 22:7 | der Midianieten, en hadden het loon der waarzeggingen in 3265 Num 22:11 | volk uit Egypte getogen, en het heeft het gezicht des lands 3266 Num 22:11 | Egypte getogen, en het heeft het gezicht des lands bedekt; 3267 Num 22:11 | bedekt; kom nu, vervloek het mij; misschien zal ik tegen 3268 Num 22:11 | hetzelve kunnen strijden, of het uitdrijven. ~ 3269 Num 22:12 | volk niet vloeken, want het is gezegend. ~ 3270 Num 22:18 | gave, zo vermocht ik niet het bevel des HEEREN mijns Gods 3271 Num 22:23 | uit den weg, en ging in het veld. Toen sloeg Bileam 3272 Num 22:31 | hand; daarom neigde hij het hoofd en boog zich op zijn 3273 Num 22:33 | ook gedood, en haar bij het leven behouden hebben. ~ 3274 Num 22:34 | dezen weg stondt en nu, is het kwaad in Uw ogen, ik zal 3275 Num 22:36 | van de Arnon ligt, die aan het uiterste der landpale is. ~ 3276 Num 22:38 | enigzins iets kunnen spreken? Het woord, hetwelk God in mijn 3277 Num 22:41 | 41 En het geschiedde des morgens, 3278 Num 22:41 | Baal, dat hij van daar zag het uiterste des volks. 3279 Num 23:5 | 5 Toen legde de HEERE het woord in den mond van Bileam, 3280 Num 23:7 | Moabieten, laten halen, van het gebergte tegen het oosten, 3281 Num 23:7 | van het gebergte tegen het oosten, zeggende: Kom, vervloek 3282 Num 23:9 | volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen niet 3283 Num 23:10 | 10 Wie zal het stof van Jakob tellen, en 3284 Num 23:10 | stof van Jakob tellen, en het getal, ja, het vierde deel 3285 Num 23:10 | tellen, en het getal, ja, het vierde deel van Israel? 3286 Num 23:10 | mijn uiterste zij gelijk het zijne! ~ 3287 Num 23:14 | Alzo nam hij hem mede tot het veld Zofim, op de hoogte 3288 Num 23:16 | ontmoet was, zo legde Hij het woord in zijn mond, en Hij 3289 Num 23:19 | noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij 3290 Num 23:19 | Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen, en niet doen, of 3291 Num 23:20 | dewijl Hij zegent, zo zal ik het niet keren. ~ 3292 Num 23:21 | zijn God, is met hem, en het geklank des Konings is bij 3293 Num 23:24 | 24 Zie, het volk zal opstaan als een 3294 Num 23:24 | opstaan als een oude leeuw, en het zal zich verheffen als een 3295 Num 23:24 | verheffen als een leeuw; het zal zich niet neerleggen, 3296 Num 23:24 | niet neerleggen, totdat het den roof gegeten, en het 3297 Num 23:24 | het den roof gegeten, en het bloed der verslagenen gedronken 3298 Num 23:25 | Balak tot Bileam: Gij zult het ganselijk noch vloeken, 3299 Num 23:27 | medenemen; misschien zal het recht zijn in de ogen van 3300 Num 23:27 | ogen van dien God, dat gij het mij van daar vervloekt. ~ 3301 Num 24:1 | 1 Toen Bileam zag, dat het goed was in de ogen des 3302 Num 24:4 | redenen Gods spreekt, die het gezicht des Almachtigen 3303 Num 24:6 | sandelbomen, als de cederbomen aan het water. ~ 3304 Num 24:13 | en goud gave, zo kan ik het bevel des HEEREN niet overtreden, 3305 Num 24:16 | Allerhoogsten weet; die het gezicht des Almachtigen 3306 Num 25:1 | Israel verbleef te Sittim, en het volk begon te hoereren met 3307 Num 25:2 | 2 En zij nodigden het volk tot de slachtofferen 3308 Num 25:2 | slachtofferen harer goden; en het volk at, en boog zich voor 3309 Num 25:7 | zag, zo stond hij op uit het midden der vergadering, 3310 Num 25:11 | ijver geijverd heeft in het midden derzelve, zodat Ik 3311 Num 25:13 | hebben, en zijn zaad na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoms, 3312 Num 26:1 | 1 Het geschiedde nu na die plaag, 3313 Num 26:2 | jaren oud en daarboven, naar het huis hunner vaderen, al 3314 Num 26:5 | Hanoch, van welken was het geslacht der Hanochieten; 3315 Num 26:5 | der Hanochieten; van Pallu het geslacht der Palluieten; ~ 3316 Num 26:6 | 6 Van Hezron het geslacht der Hezronieten; 3317 Num 26:6 | der Hezronieten; van Karmi het geslacht der Karmieten. ~ 3318 Num 26:10 | vergadering stierf, toen het vuur tweehonderd en vijftig 3319 Num 26:12 | geslachten: van Nemuel, het geslacht der Nemuelieten; 3320 Num 26:12 | der Nemuelieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; 3321 Num 26:12 | der Jaminieten; van Jachin het geslacht der Jachinieten; ~ 3322 Num 26:13 | 13 Van Zerah het geslacht der Zerahieten; 3323 Num 26:13 | der Zerahieten; van Saul het geslacht der Saulieten. ~ 3324 Num 26:15 | hun geslachten: van Zefon het geslacht der Zefonieten; 3325 Num 26:15 | der Zefonieten; van Haggi het geslacht der Haggieten; 3326 Num 26:15 | der Haggieten; van Suni het geslacht der Sunieten. ~ 3327 Num 26:16 | 16 Van Ozni het geslacht der Oznieten; van 3328 Num 26:16 | geslacht der Oznieten; van Heri het geslacht der Herieten; ~ 3329 Num 26:17 | 17 Van Arod het geslacht der Arodieten; 3330 Num 26:17 | der Arodieten; van Areli het geslacht der Arelieten. ~ 3331 Num 26:19 | maar Er en Onan stierven in het land Kanaan. ~ 3332 Num 26:20 | hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten; 3333 Num 26:20 | der Selanieten; van Perez het geslacht der Perezieten; 3334 Num 26:20 | der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten. ~ 3335 Num 26:21 | Perez waren: van Hezron het geslacht der Hezronieten; 3336 Num 26:21 | der Hezronieten; van Hamul het geslacht der Hamulieten. ~ 3337 Num 26:23 | geslachten, waren: van Tola het geslacht der Tolaieten; 3338 Num 26:23 | der Tolaieten; van Puva het geslacht der Punieten; ~ 3339 Num 26:24 | 24 Van Jasub het geslacht der Jasubieten; 3340 Num 26:24 | der Jasubieten; van Simron het geslacht der Simronieten. ~ 3341 Num 26:26 | geslachten, waren: van Sered het geslacht der Seredieten; 3342 Num 26:26 | der Seredieten; van Elon het geslacht der Elonieten; 3343 Num 26:26 | der Elonieten; van Jahleel het geslacht der Jahleelieten. ~ 3344 Num 26:29 | Manasse waren: van Machir het geslacht der Machirieten; 3345 Num 26:29 | gewon Gilead; van Gilead was het geslacht der Gileadieten. ~ 3346 Num 26:30 | zonen van Gilead: van Jezer het geslacht der Jezerieten; 3347 Num 26:30 | der Jezerieten; van Helek het geslacht der Helekieten. ~ 3348 Num 26:31 | 31 En van Asriel het geslacht der Alrielieten; 3349 Num 26:31 | Alrielieten; en van Sechem het geslacht der Sechemieten; ~ 3350 Num 26:32 | 32 En van Semida het geslacht der Semidaieten; 3351 Num 26:32 | Semidaieten; en van Hefer het geslacht der Heferieten. ~ 3352 Num 26:35 | geslachten: van Sutelah het geslacht der Sutelahieten; 3353 Num 26:35 | Sutelahieten; van Becher het geslacht der Becherieten; 3354 Num 26:35 | der Becherieten; van Tahan het geslacht der Tahanieten. ~ 3355 Num 26:36 | zonen van Sutelah; van Eran het geslacht der Eranieten. ~ 3356 Num 26:38 | hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaieten; 3357 Num 26:38 | der Belaieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; 3358 Num 26:38 | der Asbelieten; van Ahiram het geslacht der Ahirmieten; ~ 3359 Num 26:39 | 39 Van Sefufam het geslacht der Sufamieten; 3360 Num 26:39 | der Sufamieten; van Hufam het geslacht der Hufamieten. ~ 3361 Num 26:40 | waren Ard en Naaman; van Ard het geslacht der Ardieten; van 3362 Num 26:40 | der Ardieten; van Naaman het geslacht der Naamieten. ~ 3363 Num 26:42 | hun geslachten: van Suham het geslacht der Suhamieten; 3364 Num 26:44 | geslachten, waren: van Imna het geslacht der Imnaieten; 3365 Num 26:44 | der Imnaieten; van Isvi het geslacht der Isvieten; van 3366 Num 26:44 | der Isvieten; van Beria het geslacht der Beriieten. ~ 3367 Num 26:45 | van Beria waren: van Heber het geslacht der Heberieten; 3368 Num 26:45 | Heberieten; van Malchiel het geslacht der Malchielieten. ~ 3369 Num 26:48 | geslachten: van Jahzeel het geslacht der Jahzeelieten; 3370 Num 26:48 | der Jahzeelieten; van Guni het geslacht der Gunieten; ~ 3371 Num 26:49 | 49 Van Jezer het geslacht der Jezerieten; 3372 Num 26:49 | der Jezerieten; van Sillem het geslacht der Sillemieten. ~ 3373 Num 26:53 | 53 Aan dezen zal het land uitgedeeld worden ter 3374 Num 26:53 | worden ter erfenis, naar het getal der namen. ~ 3375 Num 26:55 | 55 Het land nochtans zal door het 3376 Num 26:55 | Het land nochtans zal door het lot gedeeld worden; naar 3377 Num 26:56 | 56 Naar het lot zal elks erfenis gedeeld 3378 Num 26:57 | hun geslachten: van Gerson het geslacht der Gersonieten; 3379 Num 26:57 | Gersonieten; van Kohath het geslacht der Kohathieten; 3380 Num 26:57 | Kohathieten; van Merari het geslacht der Merarieten. ~ 3381 Num 26:58 | de geslachten van Levi: het geslacht der Libnieten, 3382 Num 26:58 | geslacht der Libnieten, het geslacht der Hebronieten, 3383 Num 26:58 | geslacht der Hebronieten, het geslacht der Machlieten, 3384 Num 26:58 | geslacht der Machlieten, het geslacht der Muzieten, het 3385 Num 26:58 | het geslacht der Muzieten, het geslacht der Korachieten. 3386 Num 26:61 | vreemd vuur brachten voor het aangezicht des HEEREN. ~ 3387 Num 27:2 | 2 En zij stonden voor het aangezicht van Mozes, en 3388 Num 27:2 | aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Eleazar, 3389 Num 27:2 | Eleazar, den priester, en voor het aangezicht van de oversten, 3390 Num 27:3 | en hij is niet geweest in het midden der vergadering dergenen, 3391 Num 27:4 | de naam onzes vaders uit het midden van zijn geslacht 3392 Num 27:4 | Geef ons een bezitting in het midden der broederen van 3393 Num 27:5 | bracht haar rechtzaak voor het aangezicht des HEEREN. ~ 3394 Num 27:7 | bezitting ener erfenis, in het midden van de broederen 3395 Num 27:11 | zijn geslacht is, dat hij het erfelijk bezitte. Dit zal 3396 Num 27:19 | 19 En stel hem voor het aangezicht van Eleazar, 3397 Num 27:19 | Eleazar, den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering; 3398 Num 27:21 | 21 En hij zal voor het aangezicht van Eleazar, 3399 Num 27:21 | de wijze van Urim, voor het aangezicht des HEEREN; naar 3400 Num 27:22 | Jozua, en stelde hem voor het aangezicht van Eleazar, 3401 Num 27:22 | Eleazar, den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering. ~ 3402 Num 28:3 | zult tot hen zeggen: Dit is het vuuroffer, hetwelk gij den 3403 Num 28:4 | 4 Het ene lam zult gij bereiden 3404 Num 28:4 | bereiden des morgens; en het andere lam zult gij bereiden 3405 Num 28:5 | spijsoffer, gemengd met het vierendeel van een hin van 3406 Num 28:6 | 6 Het is het gedurig brandoffer, 3407 Num 28:6 | 6 Het is het gedurig brandoffer, hetwelk 3408 Num 28:7 | zijn drankoffer zal zijn het vierendeel van een hin, 3409 Num 28:7 | vierendeel van een hin, voor het ene lam; in het heiligdom 3410 Num 28:7 | hin, voor het ene lam; in het heiligdom zult gij het drankoffer 3411 Num 28:7 | in het heiligdom zult gij het drankoffer des sterken dranks 3412 Num 28:8 | 8 En het andere lam zult gij bereiden 3413 Num 28:8 | de twee avonden; gelijk het spijsoffer des morgens, 3414 Num 28:8 | zijn drankoffer zult gij het bereiden, ten vuuroffer 3415 Num 28:10 | 10 Het is het brandoffer des sabbats 3416 Num 28:10 | 10 Het is het brandoffer des sabbats op 3417 Num 28:10 | sabbats op elken sabbat, boven het gedurig brandoffer, en zijn 3418 Num 28:13 | spijsoffer, met olie gemengd, tot het ene lam; het is een brandoffer 3419 Num 28:13 | gemengd, tot het ene lam; het is een brandoffer tot een 3420 Num 28:14 | wijn tot een lam; dat is het brandoffer der nieuwe maan 3421 Num 28:15 | zondoffer den HEERE, boven het gedurige brandoffer, bereid 3422 Num 28:16 | veertienden dag der maand, is het pascha den HEERE. ~ 3423 Num 28:17 | vijftienden dag derzelve maand is het feest; zeven dagen zullen 3424 Num 28:23 | 23 Behalve het morgenbrandoffer, hetwelk 3425 Num 28:24 | dat gedurig brandoffer zal het bereid worden, met zijn 3426 Num 28:31 | 31 Behalve het gedurig brandoffer, en zijn 3427 Num 29:1 | dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks 3428 Num 29:6 | 6 Behalve het brandoffer der maand, en 3429 Num 29:6 | en zijn spijsoffer, en het gedurig brandoffer, en zijn 3430 Num 29:11 | geitenbok ten zondoffer, behalve het zondoffer der verzoeningen, 3431 Num 29:11 | zondoffer der verzoeningen, en het gedurig brandoffer; en zijn 3432 Num 29:16 | geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn 3433 Num 29:19 | geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn 3434 Num 29:22 | bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn 3435 Num 29:25 | geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn 3436 Num 29:28 | bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn 3437 Num 29:31 | bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn 3438 Num 29:34 | bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn 3439 Num 29:38 | bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn 3440 Num 30:3 | zich met een verbintenis in het huis haars vaders in haar 3441 Num 30:5 | breken, den dage als hij het hoort, al haar geloften, 3442 Num 30:5 | bestaan; maar de HEERE zal het haar vergeven; want haar 3443 Num 30:7 | horen, en ten dage als hij het hoort, tegen haar zal stilzwijgen, 3444 Num 30:8 | haar man ten dage, als hij het hoorde, dat zal breken, 3445 Num 30:8 | verbonden heeft, zo zal het de HEERE haar vergeven. ~ 3446 Num 30:12 | maakt, ten dage als hij het hoort, niets van al wat 3447 Num 30:12 | gemaakt, en de HEERE zal het haar vergeven. ~ 3448 Num 30:14 | heeft, ten dage als hij het hoorde. ~ 3449 Num 30:15 | niet maken zal, nadat hij het gehoord zal hebben, zo zal 3450 Num 31:3 | 3 Mozes dan sprak tot het volk, zeggende: Dat zich 3451 Num 31:8 | Midianieten; ook doodden zij met het zwaard Bileam, den zoon 3452 Num 31:12 | der kinderen Israels, in het leger, in de vlakke velden 3453 Num 31:13 | tegemoet, tot buiten voor het leger. ~ 3454 Num 31:19 | gijlieden, legert u buiten het leger zeven dagen; een ieder, 3455 Num 31:22 | 22 Alleen het goud en het zilver, en het 3456 Num 31:22 | 22 Alleen het goud en het zilver, en het koper, het 3457 Num 31:22 | het goud en het zilver, en het koper, het ijzer, het tin 3458 Num 31:22 | het zilver, en het koper, het ijzer, het tin en het lood; ~ 3459 Num 31:22 | en het koper, het ijzer, het tin en het lood; ~ 3460 Num 31:22 | koper, het ijzer, het tin en het lood; ~ 3461 Num 31:23 | 23 Alle ding, dat het vuur lijdt, zult gij door 3462 Num 31:23 | vuur lijdt, zult gij door het vuur laten doorgaan, dat 3463 Num 31:23 | vuur laten doorgaan, dat het rein worde; evenwel zal 3464 Num 31:23 | rein worde; evenwel zal het door het water der afzondering 3465 Num 31:23 | worde; evenwel zal het door het water der afzondering ontzondigd 3466 Num 31:23 | ontzondigd worden; maar al wat het vuur niet lijdt, zult gij 3467 Num 31:23 | niet lijdt, zult gij door het water laten doorgaan. ~ 3468 Num 31:24 | wordt; en daarna zult gij in het leger komen. ~ 3469 Num 31:29 | 29 Van hun helft zult gij het nemen, en den priester Eleazar 3470 Num 31:32 | 32 De buit nu, het overschot van den roof, 3471 Num 31:32 | overschot van den roof, dat het krijgsvolk geroofd had, 3472 Num 31:36 | 36 En de helft, te weten het deel dergenen, die tot dezen 3473 Num 31:43 | 43 (Het halve deel nu der vergadering 3474 Num 31:50 | verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN. ~ 3475 Num 31:51 | Eleazar, de priester, van het goud, alle welgewrochte 3476 Num 31:52 | 52 En al het goud der heffing, dat zij 3477 Num 31:54 | honderden, en zij brachten het in de tent der samenkomst, 3478 Num 31:54 | de kinderen Israels, voor het aangezicht des HEEREN. ~  ~ 3479 Num 31:54 | machtig veel; en zij bezagen het land Jaezer, en het land 3480 Num 31:54 | bezagen het land Jaezer, en het land van Gilead, en ziet, 3481 Num 31:57 | land, hetwelk de HEERE voor het aangezicht der vergadering 3482 Num 31:60 | 7 Waarom toch zult gij het hart der kinderen Israels 3483 Num 31:60 | zij niet overtrekken naar het land, dat de HEERE hun gegeven 3484 Num 31:62 | opgekomen waren tot aan het dal Eskol, en dit land bezagen, 3485 Num 31:62 | land bezagen, zo braken zij het hart der kinderen Israels, 3486 Num 31:62 | dat zij niet gingen naar het land, dat de HEERE hun gegeven 3487 Num 31:64 | jaren oud en daarboven, het land zullen zien, dat Ik 3488 Num 31:66 | jaren, totdat verteerd was het ganse geslacht, hetwelk 3489 Num 31:68 | zal Hij wijders voortvaren het te laten in de woestijn; 3490 Num 31:70 | toerusten, haastende voor het aangezicht der kinderen 3491 Num 31:73 | zult, indien gij u voor het aangezicht des HEEREN zult 3492 Num 31:74 | Jordaan zal trekken voor het aangezicht des HEEREN, totdat 3493 Num 31:75 | 22 En het land voor het aangezicht 3494 Num 31:75 | 22 En het land voor het aangezicht des HEEREN ten 3495 Num 31:75 | ter bezitting zijn voor het aangezicht des HEEREN. ~ 3496 Num 31:80 | heire toegerust is, voor het aangezicht des HEEREN tot 3497 Num 31:82 | toegerust is ten oorlog, voor het aangezicht des HEEREN, als 3498 Num 31:82 | aangezicht des HEEREN, als het land voor uw aangezicht 3499 Num 31:82 | ondergebracht zijn; zo zult gij hun het land Gilead ter bezitting 3500 Num 31:83 | bezitters gesteld worden in het midden van ulieden in het


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License