1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165
Book Chapter: Verse
3501 Num 31:83 | het midden van ulieden in het land Kanaan. ~
3502 Num 31:85 | toegerust overtrekken voor het aangezicht des HEEREN naar
3503 Num 31:85 | aangezicht des HEEREN naar het land Kanaan; en de bezitting
3504 Num 31:86 | Manasse, den zoon van Jozef, het koninkrijk van Sihon, koning
3505 Num 31:86 | koning der Amorieten, en het koninkrijk van Og, koning
3506 Num 31:86 | van Og, koning van Bazan; het land met de steden van hetzelve
3507 Num 32:3 | maand, des anderen daags van het pascha, togen de kinderen
3508 Num 32:6 | zich in Etham, hetwelk aan het einde der woestijn is. ~
3509 Num 32:8 | Hachiroth, en gingen over, door het midden van de zee, naar
3510 Num 32:14 | daar was geen water voor het volk, om te drinken. ~
3511 Num 32:23 | Kehelatha, en legerden zich in het gebergte van Safer. ~
3512 Num 32:24 | 24 En zij verreisden van het gebergte Safer, en legerden
3513 Num 32:37 | zich aan den berg Hor, aan het einde des lands van Edom. ~
3514 Num 32:38 | HEEREN, en stierf aldaar, in het veertigste jaar na den uittocht
3515 Num 32:40 | koning van Harad, die in het zuiden woonde in het land
3516 Num 32:40 | in het zuiden woonde in het land Kanaan, hoorde, dat
3517 Num 32:51 | Jordaan zult gegaan zijn in het land Kanaan; ~
3518 Num 32:53 | 53 En gij zult het land in erfelijke bezitting
3519 Num 32:54 | 54 En gij zult het land in erfelijke bezitting
3520 Num 32:54 | erfelijke bezitting nemen door het lot, naar uw geslachten;
3521 Num 32:54 | maken; waarheen voor iemand het lot zal uitgaan, dat zal
3522 Num 32:55 | zult verdrijven, zo zal het geschieden, dat, die gij
3523 Num 32:55 | en u zullen benauwen op het land, waarin gij woont. ~
3524 Num 32:56 | 56 En het zal geschieden, dat Ik u
3525 Num 33:2 | tot hen: Wanneer gij in het land Kanaan ingaat, zo zal
3526 Num 33:2 | ter erfenis vallen zal, het land Kanaan, naar zijn landpalen. ~
3527 Num 33:3 | landpale zal u zijn van het einde der Zoutzee tegen
3528 Num 33:3 | einde der Zoutzee tegen het oosten; ~
3529 Num 33:4 | landpale zal u omgaan van het zuiden naar den opgang van
3530 Num 33:4 | uitgangen zullen zijn, van het zuiden naar Kades-Barnea;
3531 Num 33:6 | Aangaande de landpale van het westen, daar zal u de grote
3532 Num 33:6 | dit zal uw landpale van het westen zijn. ~
3533 Num 33:7 | Voorts zal u de landpale van het noorden deze zijn: van de
3534 Num 33:10 | u tot een landpale tegen het oosten aftekenen van Hazar-Enan
3535 Num 33:11 | Sefam naar Ribla, tegen het oosten van Ain; daarna zal
3536 Num 33:12 | Zoutzee. Dit zal u zijn het land naar zijn landpale
3537 Num 33:13 | Israels, zeggende: Dit is het land, dat gij door het lot
3538 Num 33:13 | is het land, dat gij door het lot ten erve innemen zult,
3539 Num 33:14 | kinderen der Rubenieten, naar het huis hunner vaderen, en
3540 Num 33:14 | kinderen der Gadieten, naar het huis hunner vaderen, hebben
3541 Num 33:17 | der mannen, die ulieden het land ten erve zullen uitdelen:
3542 Num 33:18 | stam een overste nemen, om het land ten erve uit te delen. ~
3543 Num 33:29 | erfenissen uit te delen, in het land Kanaan. ~ ~
3544 Num 34:5 | stad, aan den hoek tegen het oosten, twee duizend ellen,
3545 Num 34:5 | ellen, en aan den hoek van het zuiden, twee duizend ellen,
3546 Num 34:5 | ellen, en aan den hoek van het westen, twee duizend ellen,
3547 Num 34:5 | ellen, en aan den hoek van het noorden, twee duizend ellen;
3548 Num 34:5 | duizend ellen; dat de stad in het midden zij. Dit zullen zij
3549 Num 34:10 | over de Jordaan gaat naar het land Kanaan. ~
3550 Num 34:12 | voor de vergadering aan het gericht gestaan hebbe. ~
3551 Num 34:14 | steden zult gij geven in het land Kanaan; vrijsteden
3552 Num 34:14 | Kanaan; vrijsteden zullen het zijn. ~
3553 Num 34:15 | vreemdeling, en den bijwoner in het midden van hen, tot een
3554 Num 34:27 | den doodslager zal doden, het zal hem geen bloedschuld
3555 Num 34:28 | doodslager wederkeren tot het land zijner bezitting. ~
3556 Num 34:32 | wederkeren, om te wonen in het land, tot den dood des hoge
3557 Num 34:33 | zult gij niet ontheiligen het land, waarin gij zijt; want
3558 Num 34:33 | land, waarin gij zijt; want het bloed ontheiligt het land;
3559 Num 34:33 | want het bloed ontheiligt het land; en voor het land zal
3560 Num 34:33 | ontheiligt het land; en voor het land zal geen verzoening
3561 Num 34:33 | verzoening gedaan worden over het bloed, dat daarin vergoten
3562 Num 34:33 | daarin vergoten is, dan door het bloed desgenen, die dat
3563 Num 34:34 | 34 Verontreinigt dan het land niet, waarin gij gaat
3564 Num 34:34 | ben de HEERE, wonende in het midden der kinderen Israels. ~ ~
3565 Num 35:1 | hoofden der vaderen van het geslacht de kinderen van
3566 Num 35:1 | traden toe, en spraken voor het aangezicht van Mozes, en
3567 Num 35:1 | aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht der oversten,
3568 Num 35:2 | heer geboden, dat land door het lot aan de kinderen Israels
3569 Num 35:3 | geworden zouden; alzo zou van het lot onzer erfenis worden
3570 Num 35:6 | 6 Dit is het woord, dat de HEERE van
3571 Num 35:6 | alleenlijk, dat zij aan het geslacht van haars vaders
3572 Num 35:8 | vrouw worden aan een van het geslacht van den stam haars
3573 Num 35:12 | erfenis aan den stam van het geslacht haars vaders. ~
3574 Deu 1:1 | Jordaan, in de woestijn, op het vlakke veld tegenover Suf,
3575 Deu 1:2 | 2 Elf dag reizen zijn het van Horeb, door den weg
3576 Deu 1:2 | Horeb, door den weg van het gebergte Seir, tot aan Kades-Barnea. ~
3577 Deu 1:3 | 3 En het is geschied in het veertigste
3578 Deu 1:3 | 3 En het is geschied in het veertigste jaar, in de elfde
3579 Deu 1:5 | zijde van de Jordaan, in het land van Moab, hief Mozes
3580 Deu 1:7 | en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten,
3581 Deu 1:7 | en tot al hun geburen, in het vlakke veld, op het gebergte,
3582 Deu 1:7 | in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte,
3583 Deu 1:7 | en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens
3584 Deu 1:7 | en aan de havens der zee; het land der Kanaanieten, en
3585 Deu 1:8 | daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw
3586 Deu 1:8 | Jakob gegeven heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven
3587 Deu 1:17 | 17 Gij zult het aangezicht in het gericht
3588 Deu 1:17 | Gij zult het aangezicht in het gericht niet kennen; gij
3589 Deu 1:17 | iemands aangezicht; want het gericht is Godes; doch de
3590 Deu 1:19 | gezien hebt, op den weg van het gebergte der Amorieten,
3591 Deu 1:20 | ulieden: Gij zijt gekomen tot het gebergte der Amorieten,
3592 Deu 1:21 | aangezicht; trekt op, bezit het erfelijk, gelijk als de
3593 Deu 1:22 | aangezicht heenzenden, die ons het land uitspeuren, en ons
3594 Deu 1:24 | keerden zich, en togen op naar het gebergte, en kwamen tot
3595 Deu 1:24 | gebergte, en kwamen tot het dal Eskol, en verspiedden
3596 Deu 1:25 | bescheid weder, en zeiden: Het land, dat de HEERE, onze
3597 Deu 1:28 | doen smelten, zeggende: Het is een volk, groter en langer
3598 Deu 1:33 | zoudt legeren; des nachts in het vuur, opdat Hij u den weg
3599 Deu 1:36 | zoon van Jefunne; die zal het zien, en aan hem zal Ik
3600 Deu 1:36 | zien, en aan hem zal Ik het land geven, waarop hij getreden
3601 Deu 1:38 | denzelven, want hij zal het Israel doen erven. ~
3602 Deu 1:39 | daarin komen, en dien zal Ik het geven, en die zullen het
3603 Deu 1:39 | het geven, en die zullen het erfelijk bezitten. ~
3604 Deu 1:41 | en willens waart, om naar het gebergte henen op te trekken, ~
3605 Deu 1:42 | niet, want Ik ben niet in het midden van u; opdat gij
3606 Deu 1:42 | van u; opdat gij niet voor het aangezicht uwer vijanden
3607 Deu 1:43 | trotselijk, en toogt op naar het gebergte. ~
3608 Deu 1:45 | wederkwaamt en weendet voor het aangezicht des HEEREN, zo
3609 Deu 2:1 | gesproken had, en wij togen om het gebergte Seir, vele dagen. ~
3610 Deu 2:3 | omgetogen; keert u naar het noorden; ~
3611 Deu 2:4 | 4 En gebied het volk, zeggende: Gij zult
3612 Deu 2:5 | voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seir ter erfenis
3613 Deu 2:7 | heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent
3614 Deu 2:12 | Israel gedaan heeft aan het land zijner erfenis, hetwelk
3615 Deu 2:14 | en dertig jaren; totdat het ganse geslacht der krijgslieden
3616 Deu 2:14 | geslacht der krijgslieden uit het midden der heirlegers verteerd
3617 Deu 2:15 | HEEREN tegen hen, om hen uit het midden des heirlegers te
3618 Deu 2:16 | 16 En het geschiedde, als al de krijgslieden
3619 Deu 2:16 | krijgslieden verteerd waren, uit het midden des heirlegers wegstervende, ~
3620 Deu 2:19 | niet; want Ik zal u van het land der kinderen Ammons
3621 Deu 2:19 | erfenis geven, dewijl Ik het aan Lots kinderen ter erfenis
3622 Deu 2:25 | en uw vreze te geven over het aangezicht der volken, onder
3623 Deu 2:29 | over de Jordaan kome in het land, dat de HEERE, onze
3624 Deu 2:30 | in uw hand gave, gelijk het is te dezen dage. ~
3625 Deu 2:35 | 35 Het vee alleen roofden wij voor
3626 Deu 2:37 | 37 Behalve tot het land van de kinderen Ammons
3627 Deu 2:37 | noch tot de steden van het gebergte, noch tot iets,
3628 Deu 3:4 | ganse landstreek van Argob, het koninkrijk van Og in Bazan. ~
3629 Deu 3:7 | 7 Doch al het vee en den roof van die
3630 Deu 3:8 | Zo namen wij te dier tijd het land uit de hand van de
3631 Deu 3:10 | steden des platten lands, en het ganse Gilead, en het ganse
3632 Deu 3:10 | en het ganse Gilead, en het ganse Bazan, tot Salcha
3633 Deu 3:12 | Arnon is, en de helft van het gebergte van Gilead, met
3634 Deu 3:13 | 13 En het overige van Gilead, mitsgaders
3635 Deu 3:13 | overige van Gilead, mitsgaders het ganse Bazan, het koninkrijk
3636 Deu 3:13 | mitsgaders het ganse Bazan, het koninkrijk van Og, gaf ik
3637 Deu 3:13 | landstreek van Argob, door het ganse Bazan; datzelve werd
3638 Deu 3:13 | Bazan; datzelve werd genoemd het land der reuzen. ~
3639 Deu 3:16 | af tot aan de beek Arnon, het midden van de beek en de
3640 Deu 3:17 | 17 Daartoe het vlakke veld, en de Jordaan,
3641 Deu 3:17 | onder Asdoth-Pisga tegen het oosten. ~
3642 Deu 3:18 | heeft u dit land gegeven om het te erven; allen dan, die
3643 Deu 3:18 | trekt gewapend door voor het aangezicht van uw broederen,
3644 Deu 3:20 | ulieden, dat zij ook erven het land, dat de HEERE, uw God,
3645 Deu 3:26 | de HEERE zeide tot mij: Het zij u genoeg; spreek niet
3646 Deu 3:27 | en hef uw ogen op naar het westen, en naar het noorden,
3647 Deu 3:27 | naar het westen, en naar het noorden, en naar het zuiden,
3648 Deu 3:27 | naar het noorden, en naar het zuiden, en naar het oosten,
3649 Deu 3:27 | naar het zuiden, en naar het oosten, en zie toe met uw
3650 Deu 3:28 | bekrachtig hem; want hij zal voor het aangezicht van dit volk
3651 Deu 4:1 | en henen inkomt, en erft het land, dat de HEERE, uwer
3652 Deu 4:3 | heeft de HEERE, uw God, uit het midden van u verdaan. ~
3653 Deu 4:5 | opdat gij alzo doet in het midden des lands, waar gij
3654 Deu 4:5 | waar gij naar toe gaat, om het te erven. ~
3655 Deu 4:10 | 10 Ten dage, als gij voor het aangezicht des HEEREN, uws
3656 Deu 4:11 | brandde van vuur, tot aan het midden des hemels; er was
3657 Deu 4:12 | sprak de HEERE tot u uit het midden des vuurs; gij hoordet
3658 Deu 4:15 | als de HEERE op Horeb uit het midden des vuurs tot u sprak; ~
3659 Deu 4:18 | gedaante van enigen vis, die in het water is onder de aarde; ~
3660 Deu 4:20 | erfvolk zoudt zijn, gelijk het te dezen dage is. ~
3661 Deu 4:23 | 23 Wacht u, dat gij het verbond des HEEREN, uws
3662 Deu 4:25 | gewonnen zult hebben, en in het land oud geworden zult zijn,
3663 Deu 4:30 | dingen zullen treffen; in het laatste der dagen, dan zult
3664 Deu 4:31 | u verderven; en Hij zal het verbond uwer vaderen, dat
3665 Deu 4:32 | aarde geschapen heeft, van het ene einde des hemels tot
3666 Deu 4:32 | einde des hemels tot aan het andere einde des hemels,
3667 Deu 4:33 | stem van God, sprekende uit het midden des vuurs, gelijk
3668 Deu 4:34 | gaan, om Zich een volk uit het midden eens volks aan te
3669 Deu 4:35 | 35 U is het getoond, opdat gij wetet,
3670 Deu 4:36 | gij hebt Zijn woorden uit het midden des vuurs gehoord. ~
3671 Deu 4:38 | land ter erfenis gave, als het te dezen dage is. ~
3672 Deu 4:40 | ik u heden gebiede, opdat het u en uw kinderen na u welga,
3673 Deu 4:40 | gij de dagen verlengt in het land, dat de HEERE, uw God,
3674 Deu 4:43 | Bezer in de woestijn, in het effen land, voor de Rubenieten;
3675 Deu 4:46 | zijde van de Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor,
3676 Deu 4:46 | tegenover Beth-Peor, in het land van Sihon, den koning
3677 Deu 4:47 | genomen hadden; daartoe het land van Og, koning van
3678 Deu 4:49 | 49 En al het vlakke veld, aan deze zijde
3679 Deu 4:49 | zijde van de Jordaan, naar het oosten, tot aan de zee des
3680 Deu 5:1 | 1 En Mozes riep het ganse Israel, en zeide tot
3681 Deu 5:4 | op den berg gesproken uit het midden des vuurs, ~
3682 Deu 5:5 | want gij vreesdet voor het vuur en klomt niet op den
3683 Deu 5:6 | Die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb. ~
3684 Deu 5:8 | onder op de aarde is; of in het water onder de aarde is; ~
3685 Deu 5:9 | aan de kinderen, en aan het derde, en aan het vierde
3686 Deu 5:9 | en aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die
3687 Deu 5:16 | verlengd worden, en opdat het u welga in het land, dat
3688 Deu 5:16 | en opdat het u welga in het land, dat u de HEERE, uw
3689 Deu 5:22 | gemeente, op den berg, uit het midden des vuurs, der wolk
3690 Deu 5:23 | 23 En het geschiedde, als gij die
3691 Deu 5:23 | geschiedde, als gij die stem uit het midden der duisternis hoordet,
3692 Deu 5:24 | hebben Zijn stem gehoord uit het midden des vuurs; dezen
3693 Deu 5:26 | levenden Gods, sprekende uit het midden des vuurs, gehoord
3694 Deu 5:27 | spreken zal, en wij zullen het horen en doen. ~
3695 Deu 5:28 | tot u gesproken hebben; het is altemaal goed, dat zij
3696 Deu 5:29 | dage te onderhouden; opdat het hun en hun kinderen welging
3697 Deu 5:31 | zult, dat zij ze doen in het land, hetwelk Ik hun geven
3698 Deu 5:33 | opdat gij leeft, en dat het u welga, en gij de dagen
3699 Deu 5:33 | gij de dagen verlengt in het land, dat gij erven zult. ~ ~
3700 Deu 6:1 | leren; opdat gij ze doet in het land, naar hetwelk gij heentrekt,
3701 Deu 6:3 | dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer
3702 Deu 6:3 | God, gesproken heeft) in het land, dat van melk en honig
3703 Deu 6:10 | 10 Als het dan zal geschied zijn, dat
3704 Deu 6:12 | Die u uit Egypteland, uit het diensthuis heeft uitgevoerd. ~
3705 Deu 6:15 | God is een ijverig God in het midden van u; dat de toorn
3706 Deu 6:18 | de ogen des HEEREN; opdat het u welga, en dat gij inkomt,
3707 Deu 6:18 | dat gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE
3708 Deu 6:23 | Hij ons inbracht, om ons het land te geven, dat Hij onzen
3709 Deu 6:24 | altoos ten goede, om ons in het leven te behouden, gelijk
3710 Deu 6:24 | leven te behouden, gelijk het te dezen dage is. ~
3711 Deu 6:25 | 25 En het zal ons gerechtigheid zijn,
3712 Deu 6:25 | doen al deze geboden, voor het aangezicht des HEEREN, onzes
3713 Deu 7:1 | zal gebracht hebben in het land, waar gij naar toe
3714 Deu 7:7 | andere volken; want gij waart het weinigste van alle volken. ~
3715 Deu 7:8 | en heeft u verlost uit het diensthuis, uit de hand
3716 Deu 7:9 | die getrouwe God, welke het verbond en de weldadigheid
3717 Deu 7:10 | hem te verderven; Hij zal het Zijn hater niet vertrekken,
3718 Deu 7:10 | zijn aangezicht zal Hij het hem vergelden. ~
3719 Deu 7:12 | 12 Zo zal het geschieden, omdat gij deze
3720 Deu 7:12 | dat de HEERE, uw God, u het verbond en de weldadigheid
3721 Deu 7:13 | kudden van uw klein vee, in het land, dat Hij aan uw vaderen
3722 Deu 7:21 | de HEERE, uw God, is in het midden van u, een groot
3723 Deu 7:22 | mogen te niet doen, opdat het wild des velds niet tegen
3724 Deu 7:25 | gij met vuur verbranden; het zilver en goud, dat daaraan
3725 Deu 7:26 | gelijk datzelve is; gij zult het ganselijk verfoeien, en
3726 Deu 7:26 | gruwel daarvan hebben, want het is een ban. ~
3727 Deu 8:1 | vermenigvuldigt, en inkomt, en het land erft, dat de HEERE
3728 Deu 8:3 | hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet kendet,
3729 Deu 8:3 | de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de
3730 Deu 8:14 | Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgevoerd heeft; ~
3731 Deu 8:18 | den HEERE, uw God, dat Hij het is, Die u kracht geeft om
3732 Deu 8:18 | vaderen gezworen heeft, gelijk het te dezen dage is. ~
3733 Deu 8:19 | 19 Maar indien het geschiedt, dat gij den HEERE,
3734 Deu 9:2 | hebt: Wie zou bestaan voor het aangezicht der kinderen
3735 Deu 9:5 | uit de bezitting: en om het woord te bevestigen, dat
3736 Deu 9:10 | de HEERE op den berg, uit het midden des vuurs, ten dage
3737 Deu 9:11 | 11 Zo geschiedde het, ten einde van veertig dagen
3738 Deu 9:12 | Egypte hebt uitgevoerd, heeft het verdorven; zij zijn haastelijk
3739 Deu 9:13 | volk aangemerkt, en zie, het is een hardnekkig volk. ~
3740 Deu 9:18 | ik wierp mij neder voor het aangezicht des HEEREN, als
3741 Deu 9:18 | aangezicht des HEEREN, als in het eerst, veertig dagen en
3742 Deu 9:21 | 21 Maar uw zonde, het kalf, dat gij hadt gemaakt,
3743 Deu 9:21 | gemaakt, nam ik, en verbrandde het met vuur, en stampte het,
3744 Deu 9:21 | het met vuur, en stampte het, malende het wel, totdat
3745 Deu 9:21 | en stampte het, malende het wel, totdat het verdund
3746 Deu 9:21 | malende het wel, totdat het verdund werd tot stof; en
3747 Deu 9:28 | 28 Opdat het land, van waar Gij ons hebt
3748 Deu 9:28 | HEERE niet kon brengen in het land, waarvan Hij hun gesproken
3749 Deu 10:4 | Hij op de tafelen, naar het eerste schrift, de tien
3750 Deu 10:4 | verzameling, op den berg, uit het midden des vuurs, tot ulieden
3751 Deu 10:6 | zijn zoon Eleazar bediende het priesterambt in zijn plaats. ~
3752 Deu 10:8 | HEEREN te dragen, om voor het aangezicht des HEEREN te
3753 Deu 10:11 | op, ga op de reize, voor het aangezicht des volks, dat
3754 Deu 10:11 | dat zij inkomen, en erven het land, dat Ik hun vaderen
3755 Deu 10:15 | volken verkoren, gelijk het te dezen dage is. ~
3756 Deu 10:18 | 18 Die het recht van den wees en van
3757 Deu 11:2 | spreek met uw kinderen, die het niet weten, en de onderwijzing
3758 Deu 11:3 | en Zijn daden, die Hij in het midden van Egypte gedaan
3759 Deu 11:4 | wat Hij gedaan heeft aan het heir der Egyptenaren, aan
3760 Deu 11:6 | bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel. ~
3761 Deu 11:7 | 7 Want het zijn uw ogen, die gezien
3762 Deu 11:8 | wordt en inkomt, en erft het land, waarheen gij overtrekt,
3763 Deu 11:9 | gij de dagen verlengt in het land, dat de HEERE uw vaderen
3764 Deu 11:10 | 10 Want het land, waar gij naar toe
3765 Deu 11:11 | 11 Maar het land, waarheen gij overtrekt,
3766 Deu 11:11 | van bergen en van dalen; het drinkt water bij den regen
3767 Deu 11:12 | zijn gedurig daarop, van het begin des jaars tot het
3768 Deu 11:12 | het begin des jaars tot het einde des jaars.
3769 Deu 11:13 | 13 En het zal geschieden, zo gij naarstiglijk
3770 Deu 11:17 | dat er geen regen zij, en het aardrijk zijn gewas niet
3771 Deu 11:17 | gij haastelijk omkomt van het goede land, dat u de HEERE
3772 Deu 11:21 | dagen uwer kinderen, in het land, dat de HEERE uw vaderen
3773 Deu 11:25 | en uw vreze geven over al het land, waarop gij treden
3774 Deu 11:29 | 29 En het zal geschieden, als u de
3775 Deu 11:29 | zal hebben ingebracht in het land, waar gij naar toe
3776 Deu 11:30 | den ondergang der zon, in het land der Kanaanieten, die
3777 Deu 11:30 | der Kanaanieten, die in het vlakke veld wonen, tegenover
3778 Deu 11:31 | u geven zal; en gij zult het erfelijk bezitten, en daarin
3779 Deu 12:1 | vaderen God, gegeven heeft, om het te erven; al de dagen, die
3780 Deu 12:6 | slachtofferen, en uw tienden, en het hefoffer uwer hand, en uw
3781 Deu 12:7 | aldaar zult gijlieden voor het aangezicht des HEEREN, uws
3782 Deu 12:10 | Jordaan gaan, en wonen in het land, dat u de HEERE, uw
3783 Deu 12:11 | slachtofferen, uw tienden, en het hefoffer uwer hand, en alle
3784 Deu 12:12 | gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws
3785 Deu 12:16 | 16 Alleenlijk het bloed zult gijlieden niet
3786 Deu 12:16 | gijlieden niet eten; gij zult het op de aarde uitgieten als
3787 Deu 12:17 | vrijwillige offeren, noch het hefoffer uwer hand. ~
3788 Deu 12:18 | Maar gij zult dat eten voor het aangezicht des HEEREN, uws
3789 Deu 12:18 | gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws
3790 Deu 12:22 | onreine en de reine zullen het te zamen eten. ~
3791 Deu 12:23 | Alleen houdt vast, dat gij het bloed niet eet; want het
3792 Deu 12:23 | het bloed niet eet; want het bloed is de ziel; daarom
3793 Deu 12:23 | daarom zult gij de ziel met het vlees niet eten; ~
3794 Deu 12:24 | eten; op de aarde zult gij het uitgieten als water; ~
3795 Deu 12:25 | zult dat niet eten; opdat het u, en uw kinderen na u,
3796 Deu 12:27 | gij zult uw brandofferen, het vlees en het bloed, bereiden
3797 Deu 12:27 | brandofferen, het vlees en het bloed, bereiden op het altaar
3798 Deu 12:27 | en het bloed, bereiden op het altaar des HEEREN, uws Gods;
3799 Deu 12:27 | des HEEREN, uws Gods; en het bloed uwer slachtofferen
3800 Deu 12:27 | uwer slachtofferen zal op het altaar des HEEREN, uws Gods,
3801 Deu 12:27 | worden uitgegoten; maar het vlees zult gij eten. ~
3802 Deu 12:28 | die ik u gebiede, opdat het u, en uw kinderen na u,
3803 Deu 13:1 | profeet, of dromen-dromer, in het midden van u zal opstaan,
3804 Deu 13:5 | heeft uitgevoerd, en u uit het diensthuis verlost; om u
3805 Deu 13:5 | te wandelen. Zo zult gij het boze uit het midden van
3806 Deu 13:5 | Zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen. ~
3807 Deu 13:6 | ziel is, u zal aanporren in het heimelijke, zeggende: Laat
3808 Deu 13:7 | nabij u, of verre van u, van het ene einde der aarde tot
3809 Deu 13:7 | einde der aarde tot aan het andere einde der aarde; ~
3810 Deu 13:10 | Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgevoerd heeft. ~
3811 Deu 13:11 | 11 Opdat gans Israel het hore en vreze, en niet voortvare
3812 Deu 13:11 | doen naar dit boze stuk in het midden van u. ~
3813 Deu 13:13 | mannen, Belials-kinderen, uit het midden van u uitgegaan,
3814 Deu 13:14 | en wel navragen; en ziet, het is de waarheid, de zaak
3815 Deu 13:14 | zeker, zulk een gruwel is in het midden van u gedaan; ~
3816 Deu 13:16 | roof zult gij verzamelen in het midden van haar straat,
3817 Deu 13:17 | 17 Ook zal er niets van het verbannene aan uw hand kleven,
3818 Deu 14:7 | den kemel, en den haas, en het konijn; want deze herkauwen
3819 Deu 14:8 | 8 Ook het varken; want dat verdeelt
3820 Deu 14:8 | verdeelt zijn klauw wel, maar het herkauwt niet; onrein zal
3821 Deu 14:8 | herkauwt niet; onrein zal het ulieden zijn; van hun vlees
3822 Deu 14:10 | heeft, zult gij niet eten; het zal ulieden onrein zijn. ~
3823 Deu 14:12 | 12 Maar deze zijn het, van dewelke gij niet zult
3824 Deu 14:17 | roerdomp, en de pelikaan, en het duikertje; ~
3825 Deu 14:19 | 19 Ook al het kruipend gevogelte zal ulieden
3826 Deu 14:20 | 20 Al het rein gevogelte zult gij
3827 Deu 14:21 | uw poorten is, zult gij het geven, dat hij het ete,
3828 Deu 14:21 | zult gij het geven, dat hij het ete, of verkoopt het den
3829 Deu 14:21 | hij het ete, of verkoopt het den vreemde; want gij zijt
3830 Deu 14:21 | HEERE, uw God. Gij zult het bokje niet koken in de melk
3831 Deu 14:22 | getrouwelijk vertienen al het inkomen uws zaads, dat elk
3832 Deu 14:22 | zaads, dat elk jaar van het veld voortkomt. ~
3833 Deu 14:23 | 23 En voor het aangezicht des HEEREN, uws
3834 Deu 14:25 | 25 Zo maak het tot geld, en bindt het geld
3835 Deu 14:25 | maak het tot geld, en bindt het geld in uw hand, en gaat
3836 Deu 14:26 | zal, en eet aldaar voor het aangezicht des HEEREN, uws
3837 Deu 14:29 | HEERE, uw God, zegene in al het werk uwer hand, dat gij
3838 Deu 15:4 | overloediglijk zegenen in het land, dat u de HEERE, uw
3839 Deu 15:9 | Belials-woord zij, om te zeggen: Het zevende jaar, het jaar der
3840 Deu 15:9 | zeggen: Het zevende jaar, het jaar der vrijlating, naakt;
3841 Deu 15:11 | arme zal niet ophouden uit het midden des lands; daarom
3842 Deu 15:12 | zes jaren dienen; maar in het zevende jaar zult gij hem
3843 Deu 15:16 | 16 Maar het zal geschieden, als hij
3844 Deu 15:16 | uw huis liefheeft, dewijl het hem wel bij u is; ~
3845 Deu 15:18 | 18 Het zal niet hard zijn in uw
3846 Deu 15:19 | 19 Al het eerstgeborene, dat onder
3847 Deu 15:20 | 20 Voor het aangezicht des HEEREN, uws
3848 Deu 15:21 | kwaad gebrek, zo zult gij het den HEERE, uw God, niet
3849 Deu 15:22 | 22 In uw poorten zult gij het eten; de onreine en de reine
3850 Deu 15:23 | gij niet eten; gij zult het op de aarde uitgieten als
3851 Deu 16:2 | zult gij den HEERE, uw God, het pascha slachten, schapen
3852 Deu 16:4 | uwer landpalen; ook zal van het vlees, dat gij aan den avond
3853 Deu 16:5 | 5 Gij zult het pascha niet mogen slachten
3854 Deu 16:6 | doen wonen, aldaar zult gij het pascha slachten aan den
3855 Deu 16:7 | 7 Dan zult gij het koken en eten in de plaats,
3856 Deu 16:9 | met de sikkel begint in het staande koren, zult gij
3857 Deu 16:10 | zult gij den HEERE, uw God, het feest der weken houden;
3858 Deu 16:10 | feest der weken houden; het zal een vrijwillige schatting
3859 Deu 16:11 | gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws
3860 Deu 16:11 | wees, en de weduwe, die in het midden van u zijn; in de
3861 Deu 16:13 | 13 Het feest der loofhutten zult
3862 Deu 16:15 | al uw inkomen, en in al het werk uwer handen; daarom
3863 Deu 16:16 | 16 Driemaal in het jaar zal alles, wat mannelijk
3864 Deu 16:16 | mannelijk onder u is, voor het aangezicht des HEEREN, uws
3865 Deu 16:16 | die Hij verkiezen zal: op het feest der ongezuurde, en
3866 Deu 16:16 | feest der ongezuurde, en op het feest der weken, en op het
3867 Deu 16:16 | het feest der weken, en op het feest der loofhutten; maar
3868 Deu 16:16 | feest der loofhutten; maar het zal niet ledig voor het
3869 Deu 16:16 | het zal niet ledig voor het aangezicht des HEEREN verschijnen: ~
3870 Deu 16:18 | onder uw stammen; dat zij het volk richten met een gericht
3871 Deu 16:19 | 19 Gij zult het gericht niet buigen; gij
3872 Deu 16:19 | gericht niet buigen; gij zult het aangezicht niet kennen;
3873 Deu 16:19 | geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de ogen
3874 Deu 16:20 | leeft, en erfelijk bezit het land, dat u de HEERE, uw
3875 Deu 16:21 | planten van enig geboomte, bij het altaar des HEEREN, uws Gods,
3876 Deu 17:2 | 2 Wanneer in het midden van u, in een uwer
3877 Deu 17:3 | of voor de maan, of voor het ganse heir des hemels, hetwelk
3878 Deu 17:4 | 4 En het wordt u aangezegd, en gij
3879 Deu 17:4 | aangezegd, en gij hoort het; zo zult gij het wel onderzoeken;
3880 Deu 17:4 | gij hoort het; zo zult gij het wel onderzoeken; en ziet,
3881 Deu 17:4 | wel onderzoeken; en ziet, het is de waarheid, de zaak
3882 Deu 17:7 | gansen volks; zo zult gij het boze uit het midden van
3883 Deu 17:7 | zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen. ~
3884 Deu 17:8 | 8 Wanneer een zaak aan het gericht voor u te zwaar
3885 Deu 17:11 | u zullen leren, en naar het oordeel, dat zij u zullen
3886 Deu 17:11 | gij zult niet afwijken van het woord, dat zij u zullen
3887 Deu 17:12 | zal sterven; en gij zult het boze uit Israel wegdoen.
3888 Deu 17:13 | 13 Dat het al dat volk hore en vreze,
3889 Deu 17:14 | gij zult gekomen zijn in het land, dat u de HEERE, uw
3890 Deu 17:15 | God, verkiezen zal; uit het midden uwer broederen zult
3891 Deu 17:16 | niet vermenigvuldigen, en het volk niet doen wederkeren
3892 Deu 17:18 | 18 Voorts zal het geschieden, als hij op den
3893 Deu 17:18 | een boek, uit hetgeen voor het aangezicht der Levietische
3894 Deu 17:19 | 19 En het zal bij hem zijn, en hij
3895 Deu 17:20 | dat hij niet afwijke van het gebod, ter rechterhand of
3896 Deu 17:20 | koninkrijk, hij en zijn zonen, in het midden van Israel. ~ ~ ~
3897 Deu 18:2 | hij geen erfdeel hebben in het midden zijner broederen;
3898 Deu 18:3 | 3 Dit nu zal het recht der priesters zijn
3899 Deu 18:3 | recht der priesters zijn van het volk, van hen, die een offerande
3900 Deu 18:7 | Levieten, die aldaar voor het aangezicht des HEEREN staan; ~
3901 Deu 18:9 | 9 Wanneer gij komt in het land, dat de HEERE, uw God,
3902 Deu 18:10 | zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan, die
3903 Deu 18:15 | 15 Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen,
3904 Deu 18:17 | zeide de HEERE tot mij: Het is goed, wat zij gesproken
3905 Deu 18:18 | zal Ik hun verwekken uit het midden hunner broederen,
3906 Deu 18:19 | 19 En het zal geschieden, de man,
3907 Deu 18:19 | spreken, van dien zal Ik het zoeken. ~
3908 Deu 18:21 | mogen zeggen: Hoe zullen wij het woord kennen, dat de HEERE
3909 Deu 18:22 | niet, en komt niet; dat is het woord, dat de HEERE niet
3910 Deu 19:2 | drie steden uitscheiden, in het midden van uw land, hetwelk
3911 Deu 19:5 | dewelke met zijn naaste in het bos zal zijn gegaan, om
3912 Deu 19:5 | om hout af te houwen, en het ijzer schiet af van den
3913 Deu 19:6 | zou zijn, en hem sla aan het leven; zo toch geen oordeel
3914 Deu 19:10 | 10 Opdat het bloed des onschuldigen niet
3915 Deu 19:10 | onschuldigen niet vergoten worde in het midden van uw land, dat
3916 Deu 19:11 | hem op, en slaat hem aan het leven, dat hij sterve; en
3917 Deu 19:13 | verschonen; maar gij zult het bloed des onschuldigen uit
3918 Deu 19:13 | uit Israel wegdoen, dat het u welga. ~
3919 Deu 19:14 | dat gij erven zult, in het land, hetwelk u de HEERE,
3920 Deu 19:17 | twist hebben, staan voor het aangezicht des HEEREN, voor
3921 Deu 19:17 | aangezicht des HEEREN, voor het aangezicht der priesters,
3922 Deu 19:19 | dacht te doen; alzo zult gij het boze uit het midden van
3923 Deu 19:19 | alzo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen; ~
3924 Deu 19:20 | 20 Dat de overgeblevenen het horen en vrezen, en niet
3925 Deu 19:20 | doen naar dit boze stuk, in het midden van u. ~
3926 Deu 20:2 | 2 En het zal geschieden, als gijlieden
3927 Deu 20:2 | priester toetreden, en tot het volk spreken. ~
3928 Deu 20:4 | 4 Want het is de HEERE, uw God, Die
3929 Deu 20:5 | zullen de ambtlieden tot het volk spreken, zeggende:
3930 Deu 20:5 | nieuw huis heeft gebouwd, en het niet heeft ingewijd? Die
3931 Deu 20:8 | voortvaren te spreken tot het volk, en zeggen: Wie is
3932 Deu 20:8 | weder naar zijn huis; opdat het hart zijner broederen niet
3933 Deu 20:9 | 9 En het zal geschieden, als die
3934 Deu 20:9 | zullen hebben te spreken tot het volk, zo zullen zij oversten
3935 Deu 20:11 | 11 En het zal geschieden, indien zij
3936 Deu 20:11 | en u opendoen, zo zal al het volk, dat daarin gevonden
3937 Deu 20:19 | dat niet afhouwen (want het geboomte van het veld is
3938 Deu 20:19 | afhouwen (want het geboomte van het veld is des mensen spijze),
3939 Deu 20:19 | des mensen spijze), opdat het voor uw aangezicht kome
3940 Deu 20:20 | 20 Maar het geboomte, hetwelk gij kennen
3941 Deu 20:20 | hetwelk gij kennen zult, dat het geen geboomte ter spijze
3942 Deu 21:1 | 1 Wanneer in het land, hetwelk de HEERE,
3943 Deu 21:1 | gevonden worden, liggende in het veld, niet bekend zijnde,
3944 Deu 21:3 | niet gearbeid is, die aan het juk niet getrokken heeft. ~
3945 Deu 21:4 | deze jonge koe aldaar in het dal den nek doorhouwen. ~
3946 Deu 21:7 | vergoten, en onze ogen hebben het niet gezien; ~
3947 Deu 21:8 | geen onschuldig bloed in het midden van Uw volk Israel!
3948 Deu 21:9 | 9 Alzo zult gij het onschuldig bloed uit het
3949 Deu 21:9 | het onschuldig bloed uit het midden van u wegdoen; want
3950 Deu 21:13 | 13 En zij zal het kleed harer gevangenis van
3951 Deu 21:14 | 14 En het zal geschieden, indien gij
3952 Deu 21:16 | 16 Zo zal het geschieden, ten dage als
3953 Deu 21:16 | den zoon der beminde, voor het aangezicht van den zoon
3954 Deu 21:17 | hij kennen, gevende hem het dubbele deel van alles,
3955 Deu 21:17 | worden gevonden; want hij is het beginsel zijner kracht,
3956 Deu 21:17 | beginsel zijner kracht, het recht der eerstgeboorte
3957 Deu 21:17 | recht der eerstgeboorte is het zijne. ~
3958 Deu 21:21 | hij sterve; en gij zult het boze uit het midden van
3959 Deu 21:21 | en gij zult het boze uit het midden van u wegdoen; dat
3960 Deu 21:21 | midden van u wegdoen; dat het gans Israel hore, en vreze. ~
3961 Deu 21:22 | een zonde zal zijn, die het oordeel des doods waardig
3962 Deu 21:22 | zal worden, en gij hem aan het hout zult opgehangen hebben; ~
3963 Deu 21:23 | zal zijn dood lichaam aan het hout niet overnachten; maar
3964 Deu 21:23 | overnachten; maar gij zult het zekerlijk ten zelven dage
3965 Deu 22:3 | alzo zult gij doen aan al het verlorene uws broeders,
3966 Deu 22:5 | 5 Het kleed eens mans zal niet
3967 Deu 22:7 | gij voor u nemen; opdat het u welga, en gij de dagen
3968 Deu 22:17 | mijner dochter. En zij zullen het kleed voor het aangezicht
3969 Deu 22:17 | zij zullen het kleed voor het aangezicht van de oudsten
3970 Deu 22:21 | vaders huis; zo zult gij het boze uit het midden van
3971 Deu 22:21 | zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen. ~
3972 Deu 22:22 | en de vrouw; zo zult gij het boze uit Israel wegdoen. ~
3973 Deu 22:24 | vernederd heeft; zo zult gij het boze uit het midden van
3974 Deu 22:24 | zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen. ~
3975 Deu 22:25 | ondertrouwde jonge dochter in het veld gevonden, en de man
3976 Deu 22:26 | opstond, en sloeg hem dood aan het leven, alzo is deze zaak. ~
3977 Deu 22:27 | 27 Want hij heeft haar in het veld gevonden; de ondertrouwde
3978 Deu 23:8 | zullen geboren worden in het derde geslacht, elk van
3979 Deu 23:9 | 9 Wanneer het leger uittrekt tegen uw
3980 Deu 23:10 | nachts, die zal tot buiten het leger uitgaan; hij zal tot
3981 Deu 23:10 | uitgaan; hij zal tot binnen het leger niet komen. ~
3982 Deu 23:11 | 11 Maar het zal geschieden, dat hij
3983 Deu 23:11 | geschieden, dat hij zich tegen het naken van den avond met
3984 Deu 23:11 | ondergegaan is, zal hij tot binnen het leger komen. ~
3985 Deu 23:12 | een plaats hebben buiten het leger, en daarhenen zult
3986 Deu 23:13 | benevens uw gereedschap, en het zal geschieden, als gij
3987 Deu 23:14 | HEERE, uw God, wandelt in het midden van uw leger, om
3988 Deu 23:16 | Hij zal bij u blijven in het midden van u, in de plaats,
3989 Deu 23:16 | een van uw poorten, waar het goed voor hem is; gij zult
3990 Deu 23:18 | hoerenloon noch hondenprijs in het huis des HEEREN, uws Gods,
3991 Deu 23:20 | waaraan gij uw hand slaat, in het land, waar gij naar toe
3992 Deu 23:22 | nalaat te beloven, zo zal het geen zonde in u zijn. ~
3993 Deu 24:1 | getrouwd hebben, zo zal het geschieden, indien zij geen
3994 Deu 24:4 | want dat is een gruwel voor het aangezicht des HEEREN; alzo
3995 Deu 24:4 | des HEEREN; alzo zult gij het land niet doen zondigen,
3996 Deu 24:5 | genomen hebben, die zal in het heir niet uittrekken, en
3997 Deu 24:7 | dief sterven, en gij zult het boze uit het midden van
3998 Deu 24:7 | en gij zult het boze uit het midden van u wegdoen.
3999 Deu 24:11 | dien gij geleend hebt, zal het pand naar buiten tot u uitbrengen. ~
4000 Deu 24:13 | nederligge, en u zegene; en het zal u gerechtigheid zijn
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18165 |