Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hadasa 1
hadassa 1
hadde 1
hadden 565
hadid 3
hadlai 1
hadoram 5
Frequency    [«  »]
570 zijner
569 wordt
567 christus
565 hadden
560 maken
552 geest
551 vrouw

Bijbel

IntraText - Concordances

hadden

1-500 | 501-565

    Book Chapter: Verse
1 Gen 4:20 | tenten bewoonden, en vee hadden. ~ 2 Gen 6:2 | allen, die zij verkozen hadden. ~ 3 Gen 6:4 | en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, 4 Gen 7:24 | 24 En de wateren hadden de overhand boven de aarde, 5 Gen 12:5 | have, die zij verworven hadden, en de zielen, die zij verkregen 6 Gen 12:5 | zielen, die zij verkregen hadden in Haran; en zij togen uit, 7 Gen 14:4 | 4 Twaalf jaren hadden zij Kedor-Laomer gediend; 8 Gen 18:17 | als zij hen uitgebracht hadden naar buiten, zo zeide Hij: 9 Gen 20:25 | knechten met geweld genomen hadden. ~ 10 Gen 20:31 | die beiden daar gezworen hadden. ~ 11 Gen 23:22 | als de kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man 12 Gen 24:15 | vader Abraham, gegraven hadden, die stopten de Filistijnen, 13 Gen 24:18 | Abrahams dood toegestopt hadden; en hij noemde derzelver 14 Gen 24:20 | omdat zij met hem gekeven hadden. ~ 15 Gen 24:32 | puts, dien zij gegraven hadden, en zij zeiden hem: Wij 16 Gen 31:27 | hun zuster verontreinigd hadden. ~ 17 Gen 36:1 | hem derwaarts afgevoerd hadden. ~ 18 Gen 39:2 | zij uit Egypte gebracht hadden, opgegeten hadden, dat hun 19 Gen 39:2 | gebracht hadden, opgegeten hadden, dat hun vader tot hen zeide: 20 Gen 39:10 | 10 Want hadden wij niet gezuimd, voorwaar, 21 Gen 39:25 | op den middag; want zij hadden gehoord, dat zij aldaar 22 Gen 41:27 | als zij tot hem gesproken hadden al de woorden van Jozef, 23 Gen 42:6 | het land Kanaan geworven hadden, en zij kwamen in Egypte, 24 Gen 43:22 | niet, want de priesters hadden een bescheiden deel van 25 Exo 5:14 | aandrijvers over hen gesteld hadden, werden geslagen, en men 26 Exo 12:35 | 35 De kinderen Israels nu hadden gedaan naar het woord van 27 Exo 12:35 | het woord van Mozes, en hadden van de Egyptenaren geeist 28 Exo 12:39 | zij uit Egypte gebracht hadden, ongezuurde koeken; want 29 Exo 14:9 | daar zij zich gelegerd hadden aan de zee; al de paarden, 30 Exo 17:7 | omdat zij den HEERE verzocht hadden, zeggende: Is de HEERE in 31 Exo 24:11 | dronken, nadat zij God gezien hadden. ~ 32 Exo 32:20 | dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde het in het 33 Exo 32:25 | onder degenen, die tegen hen hadden mogen opstaan), ~ 34 Exo 32:35 | omdat zij dat kalf gemaakt hadden, hetwelk Aaron gemaakt had. ~  ~  ~  ~ 35 Exo 33:20 | dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde het in het 36 Exo 33:25 | onder degenen, die tegen hen hadden mogen opstaan), ~ 37 Exo 33:35 | omdat zij dat kalf gemaakt hadden, hetwelk Aaron gemaakt had. ~  ~ 38 Exo 36:3 | kinderen Israels gebracht hadden, tot het werk van den dienst 39 Exo 36:9 | ellen; al deze gordijnen hadden een maat. ~ 40 Exo 36:15 | gordijn; deze elf gordijnen hadden een maat. ~ 41 Exo 39:32 | en de kinderen Israels hadden het gemaakt naar alles, 42 Exo 39:32 | Mozes geboden had; alzo hadden zij het gemaakt. ~ 43 Exo 39:42 | Mozes geboden had, alzo hadden de kinderen Israels het 44 Exo 39:43 | ganse werk, en ziet, zij hadden het gemaakt, gelijk als 45 Exo 39:43 | HEERE geboden had; alzo hadden zij het gemaakt. Toen zegende 46 Lev 25:43 | en omdat zij Mijn rechten hadden verworpen, en hun ziel van 47 Num 3:4 | woestijn van Sinai brachten, en hadden geen kinderen, doch Eleazar 48 Num 9:6 | denzelven dag het pascha niet hadden kunnen houden; daarom naderden 49 Num 13:24 | Israels van daar afgesneden hadden. ~ 50 Num 13:32 | het land, dat zij verspied hadden, aan de kinderen Israels, 51 Num 14:6 | degenen, die dat land verspied hadden, scheurden hun klederen. ~ 52 Num 14:36 | ganse vergadering tegen hem hadden doen murmureren, een kwaad 53 Num 14:37 | van dat land voortgebracht hadden, stierven door een plaag, 54 Num 16:39 | die de verbranden gebracht hadden, en zij rekten ze uit tot 55 Num 20:3 | of wij den geest gegeven hadden, toen onze broeders voor 56 Num 22:7 | oudsten der Midianieten, en hadden het loon der waarzeggingen 57 Num 31:35 | bijligging des mans bekend hadden, alle zielen waren twee 58 Num 31:42 | de mannen, die gestreden hadden; ~ 59 Deu 3:6 | koning van Hesbon, gedaan hadden, verbannende alle steden, 60 Deu 4:47 | land in bezitting genomen hadden; daartoe het land van Og, 61 Deu 5:29 | Och, dat zij zulk een hart hadden, om Mij te vrezen, en al 62 Deu 8:3 | noch uw vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, 63 Deu 8:16 | dat uw vaderen niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, 64 Deu 29:26 | goden, die hen niet gekend hadden, en geen van welke hun iets 65 Joz 2:22 | waren; want de vervolgers hadden hen op al den weg gezocht, 66 Joz 4:14 | gelijk als zij Mozes gevreesd hadden, al de dagen zijns levens. ~ 67 Joz 4:20 | zij uit de Jordaan genomen hadden. ~ 68 Joz 5:5 | Egypte getrokken waren, hadden zij niet besneden. ~ 69 Joz 5:7 | besneden, omdat zij de voorhuid hadden; want zij hadden hen op 70 Joz 5:7 | voorhuid hadden; want zij hadden hen op den weg niet besneden. ~ 71 Joz 5:12 | overjarige koren gegeten hadden; en de kinderen Israels 72 Joz 5:12 | en de kinderen Israels hadden geen Manna meer, maar zij 73 Joz 6:17 | boden, die wij uitgezonden hadden, verborgen heeft. ~ 74 Joz 8:20 | op naar den hemel; en zij hadden geen ruimte, om herwaarts 75 Joz 8:24 | Israelieten een einde gemaakt hadden van al de inwoners van Ai 76 Joz 8:24 | dewelke zij hen nagejaagd hadden, en dat zij allen door de 77 Joz 9:5 | schoenen aan hun voeten, en zij hadden oude klederen aan, en al 78 Joz 9:5 | brood, dat zij op hun reize hadden, was droog en beschimmeld. ~ 79 Joz 9:16 | verbond met hen gemaakt hadden, zo hoorden zij, dat zij 80 Joz 9:18 | vergadering hun gezworen hadden bij den HEERE, den God Israels; 81 Joz 10:1 | vrede met Israel gemaakt hadden, en in derzelver midden 82 Joz 10:16 | koningen waren gevloden, en hadden zich verborgen in de spelonk 83 Joz 10:20 | kinderen Israels geeindigd hadden hen met een zeer groten 84 Joz 10:24 | die koningen uitgebracht hadden tot Jozua, zo riep Jozua 85 Joz 17:2 | 2 Ook hadden de overgebleven kinderen 86 Joz 17:6 | zonen; en het land Gilead hadden de overgebleven kinderen 87 Joz 17:8 | de landpale van Manasse, hadden de kinderen van Efraim. ~ 88 Joz 18:2 | erfdeel niet uitgedeeld hadden, zeven stammen. ~ 89 Joz 19:2 | 2 En zij hadden in hun erfdeel: Beer-seba, 90 Joz 19:49 | 49 Toen zij nu geeindigd hadden het land erfelijk te delen, 91 Joz 21:20 | kinderen van Kahath, die hadden de steden huns lots van 92 Joz 23:30 | kinderen van Manasse gesproken hadden, zo was het goed in hun 93 Joz 25:32 | Israel uit Egypte opgebracht hadden, te Sichem, in dat stuk 94 Ric 1:8 | Want de kinderen van Juda hadden tegen Jeruzalem gestreden, 95 Ric 1:8 | Jeruzalem gestreden, en hadden haar ingenomen, en met de 96 Ric 1:8 | zwaards geslagen; en zij hadden de stad in het vuur gezet. ~ 97 Ric 1:19 | omdat zij ijzeren wagenen hadden. ~ 98 Ric 2:7 | oudsten, die lang geleefd hadden na Jozua; die gezien hadden 99 Ric 2:7 | hadden na Jozua; die gezien hadden al dat grote werk des HEEREN, 100 Ric 2:9 | 9 En zij hem begraven hadden in de landpale zijns erfdeels, 101 Ric 2:17 | dien hun vaders gewandeld hadden, horende de geboden des 102 Ric 3:18 | die het geschenk gedragen hadden; ~ 103 Ric 3:25 | tot schamens toe gebeid hadden, ziet, zo opende hij de 104 Ric 4:24 | den koning van Kanaan, hadden uitgeroeid. ~  ~  ~ Richteren 105 Ric 4:40 | De gedeelten van Ruben hadden grote onderzoekingen des 106 Ric 6:6 | hand tot hun mond gelekt hadden, driehonderd man; maar alle 107 Ric 6:6 | alle overigen des volks hadden op hun knieen gebukt, om 108 Ric 6:19 | even de wachters gesteld hadden; en zij bliezen met de bazuinen, 109 Ric 7:8 | lieden van Sukkoth geantwoord hadden. ~ 110 Ric 7:24 | van zijn roof; want zij hadden gouden voorhoofdsierselen 111 Ric 7:26 | der Midianieten aangehad hadden, en zonder de halsbanden, 112 Ric 8:24 | die zijn handen gesterkt hadden om zijn broeders te doden. ~ 113 Ric 8:47 | van Sichem zich verzameld hadden. ~ 114 Ric 9:4 | dertig ezelveulens, en die hadden dertig steden, die zij noemden 115 Ric 13:17 | dewelke zij deze bruiloft hadden; zo geschiedde het op den 116 Ric 13:19 | die dat raadsel verklaard hadden. Doch zijn toorn ontstak, 117 Ric 17:7 | verre van de Sidoniers, en hadden niets te doen met enigen 118 Ric 17:18 | gegoten beeld weggenomen hadden, zo zeide de priester tot 119 Ric 17:28 | verre van Sidon, en zij hadden niets met enigen mens te 120 Ric 19:6 | dwaasheid in Israel gedaan hadden. ~ 121 Ric 19:22 | des vorige daags geschikt hadden. ~ 122 Ric 19:36 | zij tegen Gibea gesteld hadden. ~ 123 Ric 19:38 | En de mannen van Israel hadden een bestemde tijd met de 124 Ric 20:1 | De mannen van Israel nu hadden te Mizpa gezworen, zeggende: 125 Ric 20:12 | waren, die geen man bekend hadden in bijligging des mans; 126 Ric 20:14 | zij in het leven behouden hadden van de vrouwen van Jabes 127 1Sa 5:9 | geschiedde, nadat zij die hadden rondom gedragen, zo was 128 1Sa 5:9 | kleine tot den grote, en zij hadden spenen in de verborgene 129 1Sa 6:16 | Filistijnen zulks gezien hadden, zo keerden zij weder op 130 1Sa 6:18 | des HEEREN nedergesteld hadden, die tot op dezen dag is 131 1Sa 6:19 | de ark des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van het volk 132 1Sa 7:7 | kinderen Israels zich vergaderd hadden te Mizpa, zo kwamen de oversten 133 1Sa 7:14 | Filistijnen van Israel genomen hadden kwamen weder aan Israel, 134 1Sa 13:19 | Israel; want de Filistijnen hadden gezegd: Opdat de Hebreen 135 1Sa 13:21 | 21 Maar zij hadden tandige vijlen tot hun houwelen, 136 1Sa 14:11 | waarin zij zich verstoken hadden. ~ 137 1Sa 14:22 | Israel, die zich verstoken hadden in het gebergte van Efraim, 138 1Sa 25:9 | woorden tot Nabal gesproken hadden, zo hielden zij stil. ~ 139 1Sa 28:3 | over hem bedreven; en zij hadden hem begraven te Rama, te 140 1Sa 29:1 | 1 De Filistijnen nu hadden al hun legers vergaderd 141 1Sa 30:1 | dezelve met vuur verbrand hadden; ~ 142 1Sa 30:2 | gevankelijk weggevoerd hadden; doch zij hadden niemand 143 1Sa 30:2 | weggevoerd hadden; doch zij hadden niemand doodgeslagen, van 144 1Sa 30:2 | kleinste tot den grootste, maar hadden ze weggevoerd en waren huns 145 1Sa 30:16 | groten buit, dien zij genomen hadden uit het land der Filistijnen, 146 1Sa 30:18 | wat de Amalekieten genomen hadden; ook redde David zijn twee 147 1Sa 30:19 | wat zij van hen genomen hadden; David bracht het altemaal 148 1Sa 30:21 | geweest, dat zij David niet hadden kunnen navolgen, en die 149 1Sa 30:21 | die zij aan de beek Besor hadden laten blijven, die gingen 150 1Sa 31:11 | Filistijnen Saul gedaan hadden; ~ 151 2Sa 2:31 | 31 Maar Davids knechten hadden van Benjamin en onder Abners 152 2Sa 5:17 | koning over Israel gezalfd hadden, zo togen alle Filistijnen 153 2Sa 10:6 | David stinkende gemaakt hadden, zonden de kinderen Ammons 154 2Sa 17:20 | gezocht en niet gevonden hadden, keerden zij weder naar 155 2Sa 19:10 | dien wij over ons gezalfd hadden, is in den strijd gestorven; 156 2Sa 21:2 | en de kinderen Israels hadden hun gezworen, maar Saul 157 2Sa 21:12 | Gilead, die dezelve gestolen hadden van de straat Beth-San, 158 2Sa 21:12 | alwaar de Filistijnen ze hadden opgehangen, ten dage als 159 2Sa 21:15 | 15 Voorts hadden de Filistijnen nog een krijg 160 2Sa 22:5 | 5 Want baren des doods hadden mij omvangen; beken Belials 161 2Sa 22:19 | 19 Zij hadden mij bejegend ten dage mijns 162 1Kon 1:41 | waren, die nu geeindigd hadden te eten; ook hoorde Joab 163 1Kon 4:34 | van zijn wijsheid gehoord hadden. ~  ~  164 1Kon 5:1 | Salomo tot koning gezalfd hadden in zijns vaders plaats), 165 1Kon 5:16 | driehonderd, die heerschappij hadden over het volk, hetwelk dat 166 1Kon 6:25 | tien ellen; beide cherubs hadden enerlei maat, en enerlei 167 1Kon 7:28 | het werk der stelling; zij hadden lijsten, en de lijsten waren 168 1Kon 7:30 | platen; en haar vier hoeken hadden schouderen; onder het wasvat 169 1Kon 7:37 | enerlei maat, enerlei snede hadden zij allen. ~ 170 1Kon 9:21 | de kinderen Israels niet hadden kunnen verbannen, die heeft 171 1Kon 9:23 | vijftig, die heerschappij hadden over het volk, dat in het 172 1Kon 12:6 | de oudsten, die gestaan hadden voor het aangezicht van 173 1Kon 12:8 | oudsten, dien zij hem geraden hadden; en hij hield raad met de 174 1Kon 12:13 | oudsten, dien zij hem geraden hadden. ~ 175 1Kon 13:12 | hij getogen? En zijn zonen hadden den weg gezien, welken de 176 1Kon 14:22 | dan al hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden, die zij 177 1Kon 15:12 | die zijn vaders gemaakt hadden. ~ 178 1Kon 16:13 | waarmede zij gezondigd hadden, en waarmede zij Israel 179 1Kon 16:13 | en waarmede zij Israel hadden doen zondigen, tot toorn 180 1Kon 18:10 | een eed af; dat zij u niet hadden gevonden. ~ 181 1Kon 20:23 | van den koning van Syrie hadden tot hem gezegd: Hun goden 182 1Kon 21:26 | wat de Amorieten gedaan hadden, die God voor het aangezicht 183 2Kon 5:2 | benden uit Syrie getogen, en hadden een kleine jonge dochter 184 2Kon 7:7 | 7 Derhalve hadden zij zich opgemaakt, en waren 185 2Kon 7:7 | schemering gevloden, en hadden hun tenten gelaten, en hun 186 2Kon 7:15 | hun verhaasten weggeworpen hadden. De boden nu keerden weder, 187 2Kon 8:29 | Syriers te Rama geslagen hadden, als hij streed tegen Hazael 188 2Kon 9:15 | hem de Syriers geslagen hadden, als hij streed tegen Hazael, 189 2Kon 11:20 | Athalia met het zwaard gedood hadden bij des konings huis. ~ 190 2Kon 12:6 | van het huis niet gebeterd hadden. ~ 191 2Kon 12:18 | koningen van Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, 192 2Kon 13:6 | van het huis niet gebeterd hadden. ~ 193 2Kon 13:18 | koningen van Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, 194 2Kon 15:5 | koning, zijn vader, geslagen hadden, ~ 195 2Kon 16:9 | als zijn vaderen gedaan hadden; hij week niet af van de 196 2Kon 17:18 | zij in het huis gebouwd hadden, en den buitensten ingang 197 2Kon 18:18 | zij in het huis gebouwd hadden, en den buitensten ingang 198 2Kon 19:7 | kinderen Israels gezondigd hadden tegen den HEERE, hun God, 199 2Kon 19:7 | den koning van Egypte; en hadden andere goden gevreesd; ~ 200 2Kon 19:8 | 8 En hadden gewandeld in de inzettingen 201 2Kon 19:8 | van Israel, die ze gemaakt hadden. ~ 202 2Kon 19:9 | 9 En de kinderen Israels hadden de zaken, die niet recht 203 2Kon 19:9 | hun God, bemanteld; en hadden zich hoogten gebouwd in 204 2Kon 19:10 | 10 En zij hadden zich staande beelden opgericht 205 2Kon 19:11 | 11 En zij hadden daar gerookt op alle hoogten, 206 2Kon 19:11 | aangezichten weggevoerd had; en zij hadden kwade dingen gedaan, om 207 2Kon 19:12 | 12 En zij hadden de drekgoden gediend, waarvan 208 2Kon 19:14 | HEERE, hun God, niet geloofd hadden. ~ 209 2Kon 19:19 | Israel, die zij gemaakt hadden. ~ 210 2Kon 19:28 | zij van Samaria weggevoerd hadden, en woonde te Beth-El; en 211 2Kon 19:29 | die de Samaritanen gemaakt hadden, elk volk in hun steden, 212 2Kon 19:33 | dewelke zij die weggevoerd hadden. ~ 213 2Kon 20:4 | die dagen toe haar gerookt hadden; en hij noemde haar Nehustan. ~ 214 2Kon 20:12 | Zijn verbond overtreden hadden; en al wat Mozes, de knecht 215 2Kon 20:12 | HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet gehoord, noch gedaan. ~ 216 2Kon 23:24 | een verbintenis gemaakt hadden; en het volk des lands maakte 217 2Kon 25:5 | koningen van Juda gesteld hadden, opdat men roken zou op 218 2Kon 25:8 | alwaar die priesters gerookt hadden, van Geba af tot Ber-seba 219 2Kon 25:11 | Juda voor de zon gesteld hadden, van den ingang van het 220 2Kon 25:12 | koningen van Juda gemaakt hadden, mitsgaders de altaren, 221 2Kon 25:19 | koningen van Israel gemaakt hadden, om den HEERE tot toorn 222 2Kon 25:22 | richteren af, die Israel gericht hadden, noch in al de dagen der 223 2Kon 25:32 | wat zijn vaderen gedaan hadden. ~ 224 2Kon 25:37 | wat zijn vaders gedaan hadden. ~  ~  ~  225 1Kro 4:27 | dochteren; maar zijn broeders hadden niet veel kinderen; en hun 226 1Kro 6:61 | die overgebleven waren, hadden van het huisgezin van den 227 1Kro 6:62 | naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Issaschar, 228 1Kro 6:63 | naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Ruben, 229 1Kro 6:70 | overige kinderen van Kahath hadden deze steden: ~ 230 1Kro 6:71 | 71 De kinderen van Gerson hadden van de huisgezinnen van 231 1Kro 6:77 | overige kinderen van Merari hadden van den stam van Zebulon: 232 1Kro 7:4 | dertig duizend; want zij hadden vele vrouwen en kinderen. ~ 233 1Kro 8:40 | den boog spannende, en zij hadden vele zonen, en zoons zonen, 234 1Kro 9:22 | David en Samuel, de ziener, hadden hen in hun ambt bevestigd. ~ 235 1Kro 9:35 | 35 Maar te Gibeon hadden gewoond Jeiel, de vader 236 1Kro 10:11 | Filistijnen Saul gedaan hadden, ~ 237 1Kro 12:39 | drinkende; want hun broeders hadden voor hen wat toebereid. ~ 238 1Kro 20:6 | zij zich stinkende gemaakt hadden bij David, zo zond Hanun 239 1Kro 24:11 | tweede; maar Jeus en Beria hadden niet vele kinderen; daarom 240 1Kro 25:2 | aangezicht huns vaders, en zij hadden geen kinderen. En Eleazar 241 1Kro 27:27 | krijgen en van den buit hadden zij het geheiligd, om het 242 2Kro 5:11 | priesters, die gevonden werden, hadden zich geheiligd, zonder de 243 2Kro 6:11 | priesters, die gevonden werden, hadden zich geheiligd, zonder de 244 2Kro 9:8 | kinderen Israels niet verdaan hadden, die bracht Salomo op uitschot 245 2Kro 9:10 | over het volk heerschappij hadden. ~ 246 2Kro 11:6 | de oudsten, die gestaan hadden voor het aangezicht van 247 2Kro 11:8 | oudsten, dien zij hem geraden hadden; en hij hield raad met de 248 2Kro 12:14 | want Jerobeam en zijn zonen hadden hen verstoten, van het priesterdom 249 2Kro 13:2 | Jeruzalem optoog (want zij hadden overtreden tegen den HEERE), ~ 250 2Kro 14:14 | nu Juda omzag, ziet, zo hadden zij den strijd voor en achter; 251 2Kro 14:18 | hunner vaderen God, gesteund hadden. ~ 252 2Kro 15:7 | gegeven. Zo bouwden zij en hadden voorspoed. ~ 253 2Kro 16:11 | roof, dien zij gebracht hadden, zevenhonderd runderen en 254 2Kro 16:15 | over dezen eed; want zij hadden met hun ganse hart gezworen, 255 2Kro 21:23 | van Seir een einde gemaakt hadden, hielpen zij de een den 256 2Kro 23:33 | machtigen, en die heerschappij hadden onder het volk, en al het 257 2Kro 23:34 | Athalia met het zwaard gedood hadden. ~ 258 2Kro 24:7 | goddelooslijk handelde, hadden haar zonen het huis Gods 259 2Kro 24:14 | 14 Als zij nu voleind hadden, brachten zij voor den koning 260 2Kro 24:24 | hunner vaderen, verlaten hadden; alzo voerden zij de oordelen 261 2Kro 25:3 | koning, zijn vader, geslagen hadden, doodde. ~ 262 2Kro 25:20 | goden der Edomieten gezocht hadden. ~ 263 2Kro 28:6 | hunner vaderen, verlaten hadden. ~ 264 2Kro 28:17 | de Edomieten gekomen, en hadden Juda geslagen en gevangenen 265 2Kro 28:18 | van Juda ingevallen, en hadden ingenomen Beth-Semes, en 266 2Kro 28:23 | Damaskus, die hem geslagen hadden, en zeide: Omdat de goden 267 2Kro 29:34 | priesters zich geheiligd hadden; want de Levieten waren 268 2Kro 30:3 | 3 Want zij hadden het niet kunnen houden te 269 2Kro 30:3 | zich niet genoeg geheiligd hadden, en het volk zich niet verzameld 270 2Kro 30:5 | houden in Jeruzalem; want zij hadden het in lang niet gehouden, 271 2Kro 30:15 | waren beschaamd geworden, en hadden zich geheiligd, en hadden 272 2Kro 30:15 | hadden zich geheiligd, en hadden brandofferen gebracht in 273 2Kro 30:17 | die zich niet geheiligd hadden; daarom waren de Levieten 274 2Kro 30:18 | Manasse, Issaschar en Zebulon, hadden zich niet gereinigd, maar 275 2Kro 30:22 | alle Levieten, die verstand hadden in de goede kennis des HEEREN; 276 2Kro 30:24 | schapen; de priesteren nu hadden zich in menigte geheiligd. ~ 277 2Kro 31:1 | 1 Als zij nu voleind hadden, togen alle Israelieten, 278 2Kro 31:1 | zij alles te niet gemaakt hadden; daarna keerden al de kinderen 279 2Kro 31:18 | ganse gemeente; want zij hadden zich in hun ambt in heiligheid 280 2Kro 32:31 | Babel, die tot hem gezonden hadden, om te vragen naar dat wonderteken, 281 2Kro 33:25 | den koning Amon gemaakt hadden; en het volk des lands maakte 282 2Kro 34:4 | dergenen, die hun geofferd hadden. ~ 283 2Kro 34:9 | dorpel bewaarden, vergaderd hadden uit de hand van Manasse 284 2Kro 34:11 | koningen van Juda verdorven hadden. ~ 285 2Kro 35:18 | geen koningen van Israel hadden zulk een pascha gehouden, 286 2Kro 36:18 | geen koningen van Israel hadden zulk een pascha gehouden, 287 Ezra 2:65 | zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd zangers en zangeressen. ~ 288 Ezra 3:12 | die het eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging 289 Ezra 5:12 | vaders den God des hemels hadden vertoornd, heeft Hij hen 290 Ezra 6:20 | priesters en de Levieten hadden zich gereinigd als een enig 291 Ezra 8:20 | dienste der Levieten gegeven hadden, tweehonderd en twintig 292 Ezra 8:22 | omdat wij tot den koning hadden gesproken, zeggende: De 293 Ezra 8:25 | gevonden werden, geofferd hadden; ~ 294 Ezra 10:17 | vreemde vrouwen bij zich hadden doen wonen, tot op den eersten 295 Ezra 10:18 | vreemde vrouwen bij zich hadden doen wonen; van de zonen 296 Ezra 10:44 | 44 Alle dezen hadden vreemde vrouwen genomen; 297 Ezra 10:44 | genomen; en sommigen van hen hadden vrouwen, waarbij zij kinderen 298 Ezra 10:44 | waarbij zij kinderen gekregen hadden. ~ 299 Neh 4:11 | 11 Nu hadden onze vijanden gezegd: Zij 300 Neh 4:18 | 18 En de bouwers hadden een iegelijk zijn zwaard 301 Neh 6:12 | en Sanballat hem gehuurd hadden. 302 Neh 6:18 | 18 Want velen in Juda hadden hem gezworen, omdat hij 303 Neh 7:67 | zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd vijf en veertig 304 Neh 8:5 | zij tot die zaak gemaakt hadden, en nevens hem stond Mattithja, 305 Neh 8:13 | blijdschap te maken; want zij hadden de woorden verstaan, die 306 Neh 8:18 | want de kinderen Israels hadden alzo niet gedaan sinds de 307 Neh 9:18 | een gegoten kalf gemaakt hadden, en gezegd: Dit is uw God, 308 Neh 9:18 | en grote lasteren gedaan hadden; ~ 309 Neh 9:28 | 28 Maar als zij rust hadden, keerden zij weder om kwaad 310 Neh 12:29 | Asmaveth; want de zangers hadden zich dorpen gebouwd rondom 311 Neh 13:2 | Bileam tegen hen gehuurd hadden, om hen te vloeken, hoewel 312 Neh 13:23 | Moabietische vrouwen bij zich hadden doen wonen. ~ 313 Est 52:3 | voor hun leven, en rust hadden van hun vijanden, en zij 314 Est 52:10 | te doen, wat zij begonnen hadden, en dat Mordechai aan hen 315 Est 52:13 | zij zelven daarvan gezien hadden, en wat tot hen overgekomen 316 Est 54 | gelijk als zij het bevestigd hadden voor zichzelven en voor 317 Job 2:11 | vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem 318 Job 3:15 | met de vorsten, die goud hadden, die hun huizen met zilver 319 Job 20:7 | vergaan; die hem gezien hadden, zullen zeggen: Waar is 320 Job 24:16 | zich des daags afgetekend hadden; zij kennen het licht niet. ~ 321 Job 31:13 | dienstmaagd, als zij geschil hadden met mij; ~ 322 Job 31:31 | Och, of wij van zijn vlees hadden, wij zouden niet verzadigd 323 Job 41:11 | die hem te voren gekend hadden, en aten brood met hem in 324 Psa 9:16 | groeve, die zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen 325 Psa 9:16 | het net, dat zij verborgen hadden. ~ 326 Psa 18:5 | 5 Banden des doods hadden mij omvangen, en beken Belials 327 Psa 18:19 | 19 Zij hadden mij bejegend ten dage mijns 328 Psa 44:21 | wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen 329 Psa 48:9 | 9 Gelijk wij gehoord hadden, alzo hebben wij gezien 330 Psa 54:2 | waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet 331 Psa 55:21 | degenen, die vrede met Hem hadden; hij ontheiligt Zijn verbond. ~ 332 Psa 56:1 | Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath. ~ 333 Psa 65:4 | 4 Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij; maar 334 Psa 106:46 | allen, die hen gevangen hadden. ~ 335 Psa 107:6 | de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit 336 Psa 107:11 | onwaardiglijk verworpen hadden. ~ 337 Psa 107:13 | de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun 338 Psa 107:19 | de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun 339 Psa 107:28 | de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun 340 Psa 116:3 | 3 De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten 341 Psa 116:3 | omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid 342 Psa 118:10 | 10 Alle heidenen hadden mij omringd; het is in den 343 Psa 118:11 | 11 Zij hadden mij omringd, ja, zij hadden 344 Psa 118:11 | hadden mij omringd, ja, zij hadden mij omringd; het is in den 345 Psa 118:12 | 12 Zij hadden mij omringd als bijen; zij 346 Psa 118:22 | de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks 347 Psa 137:3 | die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt 348 Pred 2:11 | die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien 349 Pred 4:1 | dergenen, die geen trooster hadden; en      aan de zijde hunner 350 Pred 4:1 | was macht, zij daarentegen hadden geen vertrooster. ~ 351 Pred 8:10 | dewelke zij recht      gedaan hadden. Dit is ook ijdelheid. ~ 352 Jes 2:20 | welke zij zich gemaakt hadden, om zich daarvoor neder 353 Jes 26:18 | Wij waren bevrucht, wij hadden de smarten, maar wij hebben 354 Jes 31:7 | handen tot zonde gemaakt hadden; ~ 355 Jes 48:21 | 21      En: Zij hadden geen dorst, toen Hij hen 356 Jer 5:5 | recht huns Gods; maar zij hadden te zamen het juk verbroken, 357 Jer 9:14 | hetwelk hun vaders hun geleerd hadden. 358 Jer 23:22 | Maar zo zij in Mijn raad hadden gestaan, zo zouden zij Mijn 359 Jer 32:12 | getuigen die den      koopbrief hadden onderschreven; voor de ogen 360 Jer 34:10 | het volk, die het verbond hadden ingegaan, dat zij, een iegelijk 361 Jer 34:11 | maagden wederkomen, die zij hadden laten vrijgaan, en zij brachten 362 Jer 34:18 | Mijn aangezicht gemaakt hadden, met het      kalf, dat 363 Jer 34:18 | kalf, dat zij in tweeen hadden gehouwen, en waren tussen 364 Jer 36:24 | al deze woorden gehoord hadden. ~ 365 Jer 37:4 | midden des volks, en zij hadden hem nog in het gevangenhuis 366 Jer 37:5 | gerucht van hen gehoord hadden, zo waren zij van Jeruzalem 367 Jer 37:15 | den schrijver; want zij hadden dat tot een      gevangenhuis 368 Jer 38:7 | Jeremia in den kuil gedaan hadden (de koning nu zat in de 369 Jer 39:10 | arm waren, die niet met al hadden, liet Nebuzaradan, de overste 370 Jer 44:20 | die hem zulks geantwoord hadden, zeggende: ~ 371 Jer 49:2 | degenen, die hem geerfd hadden, zegt de HEERE. ~ 372 Jer 50:6 | verloren schapen, hun herders hadden hen verleid, zij hadden 373 Jer 50:6 | hadden hen verleid, zij hadden hen gevoerd naar de bergen, 374 Jer 50:33 | allen, die hen gevangen hadden, hebben hen vast      gehouden; 375 Klaa 1:116| omgekeerd werd, en geen handen hadden arbeid over haar. ~ 376 Eze 1:5 | dit was hun gedaante: zij hadden de gelijkenis van een mens; ~ 377 Eze 1:8 | vier zijden; en die vier hadden hun aangezichten en hun 378 Eze 1:10 | het aangezicht eens leeuws hadden zij vier aan de rechterzijde; 379 Eze 1:10 | rechterzijde; en ter linkerzijde hadden die vier eens      ossen 380 Eze 1:10 | ossen aangezicht; ook hadden die vier eens arends aangezicht. ~ 381 Eze 1:16 | een turkoois; en die vier hadden enerlei gelijkenis; daartoe 382 Eze 1:25 | hun vleugelen nedergelaten hadden. ~ 383 Eze 9:8 | nu, als zij hen geslagen hadden, en ik overgebleven was, 384 Eze 10:10 | hun gedaanten, die vier hadden enerlei gelijkenis, gelijk 385 Eze 10:12 | vol ogen rondom; die vier hadden hun raderen. ~ 386 Eze 20:24 | Mijn rechten niet gedaan hadden, maar Mijn inzettingen verworpen 387 Eze 20:24 | Mijn sabbatten ontheiligd hadden, en hun ogen achter de drekgoden 388 Eze 23:8 | gebracht uit Egypte; want zij hadden bij haar in haar jeugd gelegen, 389 Eze 23:8 | haar jeugd gelegen, en zij hadden de tepelen haars maagdoms 390 Eze 23:8 | maagdoms betast, en zij hadden hun      hoererij over haar 391 Eze 23:13 | zij verontreinigd was; zij hadden beiden enerlei weg. ~ 392 Eze 23:37 | die zij Mij gebaard      hadden, voor hen door het vuur 393 Eze 23:39 | kinderen hun drekgoden geslacht hadden, zo kwamen zij op dienzelven 394 Eze 31:17 | der heidenen gezeten      hadden. ~ 395 Eze 32:24 | aarde, die hun schrik hadden gegeven in het land der 396 Eze 36:18 | zij in het land vergoten hadden, en om hun drekgoden, waarmede 397 Eze 36:18 | waarmede zij dat verontreinigd hadden. ~ 398 Eze 39:10 | degenen, die hen beroofd hadden, en      plunderen, die 399 Eze 39:10 | plunderen, die hen geplunderd hadden, spreekt de Heere HEERE. ~ 400 Eze 39:23 | ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn 401 Eze 40:10 | van gene zijde; die drie hadden enerlei maat; ook hadden 402 Eze 40:10 | hadden enerlei maat; ook hadden de posten, van deze en van 403 Eze 41:23 | tempel nu en het heiligdom hadden beide twee deuren. ~ 404 Eze 42:6 | wel van drie rijen, maar hadden geen pilaren gelijk de pilaren 405 Eze 46:22 | dezelve vier hoekhofjes hadden enerlei maat. ~ 406 Dan 3:22 | Abed-nego opgeheven      hadden, gedood. ~ 407 Dan 6:25 | Daniel overluid beschuldigd hadden, en zij wierpen in den kuil 408 Jona 2:5 | 5      De wateren hadden mij omgeven tot de ziel 409 Zac 4:2 | daarop; die lampen      hadden zeven en zeven pijpen, dewelke 410 Zac 5:9 | in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen, als de vleugelen 411 Zac 8:10 | uitgaande en de inkomende hadden geen vrede vanwege den vijand, 412 Matt 2:9 | zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij 413 Matt 11:20 | omdat zij zich niet bekeerd hadden. ~ 414 Matt 12:1 | gezaaide, en Zijn discipelen hadden honger, en begonnen aren 415 Matt 14:21 | 21 Die nu gegeten hadden, waren omtrent vijf duizend 416 Matt 15:38 | 38 En die daar gegeten hadden, waren vier duizend mannen, 417 Matt 16:5 | andere zijde gekomen waren, hadden zij vergeten broden mede 418 Matt 26:30 | zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den 419 Matt 26:57 | 57 Die nu Jezus gevangen hadden, leidden Hem heen tot Kajafas, 420 Matt 27:16 | 16 En zij hadden toen een welbekende gevangene, 421 Matt 27:18 | nijdigheid overgeleverd hadden. ~ 422 Matt 27:28 | En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen 423 Matt 27:31 | 31 En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel 424 Matt 27:35 | Toen zij nu Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, 425 Mark 3:10 | degenen, die enige kwalen hadden, overvielen, opdat zij Hem 426 Mark 5:16 | 16 En die het gezien hadden, vertelden hun, wat den 427 Mark 6:30 | alles, beide wat zij gedaan hadden, en wat zij geleerd hadden. ~ 428 Mark 6:30 | hadden, en wat zij geleerd hadden. ~ 429 Mark 6:31 | kwamen en die gingen, en zij hadden zelfs geen gelegen tijd 430 Mark 6:38 | En toen zij het vernomen hadden, zeiden zij: Vijf, en twee 431 Mark 6:44 | die daar de broden gegeten hadden, waren omtrent vijf duizend 432 Mark 6:52 | 52 Want zij hadden niet gelet op het wonder 433 Mark 8:1 | schare was, en zij niets hadden wat zij eten zouden, riep 434 Mark 8:7 | 7 En zij hadden weinige visjes; en als Hij 435 Mark 8:9 | 9 Die nu gegeten hadden, waren omtrent vier duizend; 436 Mark 8:14 | 14 En Zijn discipelen hadden vergeten brood mede te nemen, 437 Mark 8:14 | brood mede te nemen, en hadden niet dan een brood met zich 438 Mark 9:9 | zouden, hetgeen zij gezien hadden, dan wanneer de Zoon des 439 Mark 14:26 | zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den 440 Mark 15:10 | Hem door nijd overgeleverd hadden.) ~ 441 Mark 15:20 | 20 En als zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den purperen 442 Mark 15:24 | En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, 443 Mark 15:41 | gevolgd, en Hem gediend hadden; en vele andere vrouwen, 444 Mark 16:1 | sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, en Maria, 445 Mark 16:6 | plaats, waar zij Hem gelegd hadden. ~ 446 Mark 16:14 | omdat zij niet geloofd hadden degenen, die Hem gezien 447 Mark 16:14 | degenen, die Hem gezien hadden, nadat Hij opgestaan was. ~ 448 Luk 1:7 | 7 En zij hadden geen kind, omdat Elizabet 449 Luk 2:17 | 17 En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend 450 Luk 2:20 | wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken 451 Luk 2:39 | als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren 452 Luk 2:43 | dagen aldaar voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, 453 Luk 4:40 | brachten allen, die kranken hadden, met verscheidenen ziekten 454 Luk 5:6 | 6 En als zij dat gedaan hadden, besloten zij een grote 455 Luk 5:9 | vissen, die zij gevangen hadden; ~ 456 Luk 5:11 | schepen aan land gestuurd hadden, verlieten zij alles, en 457 Luk 7:42 | 42 En als zij niet hadden om te betalen, schold hij 458 Luk 8:36 | 36 En ook, die het gezien hadden, verhaalden hun, hoe de 459 Luk 9:10 | verhaalden Hem al wat zij gedaan hadden. En Hij nam hen mede en 460 Luk 9:11 | en die genezing van node hadden, maakte Hij gezond. ~ 461 Luk 9:36 | iets van hetgeen zij gezien hadden. ~ 462 Luk 19:37 | krachtige daden, die zij gezien hadden; ~ 463 Luk 20:15 | den wijngaard uitgeworpen hadden, doodden zij hem. Wat zal 464 Luk 22:55 | En als zij vuur ontstoken hadden in het midden van de zaal, 465 Luk 22:64 | En als zij Hem overdekt hadden, sloegen zij Hem op het 466 Luk 23:25 | geworpen was, welken zij geeist hadden; maar Jezus gaf hij over 467 Luk 24:1 | specerijen, die zij bereid hadden, en sommigen met haar. ~ 468 Luk 24:23 | gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft. ~ 469 Luk 24:24 | gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet. ~ 470 Joha 1:41 | het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren. ~ 471 Joha 2:9 | die het water geschept hadden, wisten het), zo riep de 472 Joha 4:1 | dat de Farizeen gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen 473 Joha 6:13 | waren dengenen, die gegeten hadden. ~ 474 Joha 6:23 | waar zij het brood gegeten hadden, als de Heere gedankt had.) ~ 475 Joha 6:25 | En als zij Hem gevonden hadden over de zee, zeiden zij 476 Joha 8:6 | verzoekende, opdat zij iets hadden, om Hem te beschuldigen. 477 Joha 9:8 | die hem te voren gezien hadden, dat hij blind was, zeiden: 478 Joha 9:18 | geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die 479 Joha 9:22 | vreesden; want de Joden hadden alrede te zamen een besluit 480 Joha 9:35 | dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide 481 Joha 11:45 | gekomen waren, en aanschouwd hadden, hetgeen Jezus gedaan had, 482 Joha 11:57 | overpriesters nu en de Farizeen hadden een gebod gegeven, dat, 483 Joha 12:16 | en dat zij Hem dit gedaan hadden. ~ 484 Joha 12:43 | 43 Want zij hadden de eer der mensen lief, 485 Joha 15:22 | tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben 486 Joha 15:24 | anders gedaan heeft, zij hadden geen zonde; maar nu hebben 487 Joha 19:23 | als zij Jezus gekruist hadden, namen Zijn klederen, (en 488 Joha 21:15 | het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: 489 Hand 2:44 | geloofden, waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen; ~ 490 Hand 2:47 | 47 En prezen God, en hadden genade bij het ganse volk. 491 Hand 3:12 | kracht of godzaligheid dezen hadden doen wandelen? ~ 492 Hand 4:4 | degenen, die het woord gehoord hadden, geloofden; en het getal 493 Hand 4:7 | hen in het midden gesteld hadden, vraagden zij: Door wat 494 Hand 4:14 | staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen. ~ 495 Hand 4:18 | En als zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat 496 Hand 4:23 | ouderlingen tot hen gezegd hadden. ~ 497 Hand 4:31 | 31 En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke 498 Hand 6:1 | het Woord Gods aangenomen hadden. ~ 499 Hand 6:46 | kloppende: en als zij opengedaan hadden, zagen zij hem, en ontzetten 500 Hand 6:55 | zij den dienst volbracht hadden, medegenomen hebbende ook


1-500 | 501-565

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License