1-500 | 501-551
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:27 | God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze. ~
2 Gen 2:22 | Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot
3 Gen 2:24 | moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen
4 Gen 2:25 | beiden naakt, Adam en zijn vrouw; en zij schaamden zich niet. ~
5 Gen 3:1 | had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd
6 Gen 3:2 | 2 En de vrouw zeide tot de slang: Van
7 Gen 3:4 | Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood
8 Gen 3:6 | 6 En de vrouw zag, dat die boom goed was
9 Gen 3:8 | verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van
10 Gen 3:12 | 12 Toen zeide Adam: De vrouw, die Gij bij mij gegeven
11 Gen 3:13 | de HEERE God zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan
12 Gen 3:13 | dat gij gedaan hebt? En de vrouw zeide: De slang heeft mij
13 Gen 3:15 | tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen
14 Gen 3:16 | 16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen
15 Gen 3:17 | geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten,
16 Gen 3:20 | noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder
17 Gen 3:21 | maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en toog
18 Gen 5:2 | 2 Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende
19 Gen 12:11 | toch, ik weet, dat gij een vrouw zijt, schoon van aangezicht. ~
20 Gen 12:14 | dat de Egyptenaars deze vrouw zagen, dat zij zeer schoon
21 Gen 12:15 | prezen haar bij Farao; en die vrouw werd weggenomen naar het
22 Gen 12:19 | zodat ik haar mij tot een vrouw zoude genomen hebben? en
23 Gen 15:3 | Abram, haar man, hem tot een vrouw. ~
24 Gen 15:4 | ontvangen had, zo werd haar vrouw veracht in haar ogen. ~
25 Gen 15:8 | van het aangezicht mijner vrouw Sarai! ~
26 Gen 15:9 | haar: Keer weder tot uw vrouw, en verneder u onder haar
27 Gen 18:16 | hand, en de hand zijner vrouw, en de hand zijner twee
28 Gen 20:21 | zijn moeder nam hem een vrouw uit Egypteland. ~
29 Gen 23:3 | gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren
30 Gen 23:4 | voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult. ~
31 Gen 23:5 | tot hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen in
32 Gen 23:7 | voor mijn zoon van daar een vrouw neemt. ~
33 Gen 23:8 | 8 Maar indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult
34 Gen 23:37 | zult voor mijn zoon geen vrouw nemen van de dochteren der
35 Gen 23:38 | zult voor mijn zoon een vrouw nemen! ~
36 Gen 23:39 | heer: Misschien zal mij de vrouw niet volgen. ~
37 Gen 23:40 | dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslacht
38 Gen 23:44 | kemelen putten; dat deze die vrouw zij, die de HEERE aan den
39 Gen 23:51 | en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren,
40 Gen 23:67 | Rebekka, en zij werd hem ter vrouw, en hij had haar lief. Alzo
41 Gen 23:68 | Abraham voer voort, en nam een vrouw, wier naam was Ketura. ~
42 Gen 23:87 | Laban, den Syrier, zich ter vrouw nam. ~
43 Gen 24:34 | oud was, nam hij tot een vrouw Judith, de dochter van Beeri,
44 Gen 25:46 | Heths! Indien Jakob een vrouw neemt van de dochteren Heths,
45 Gen 26:1 | zeide tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan. ~
46 Gen 26:2 | en neem u van daar een vrouw, van de dochteren van Laban,
47 Gen 26:6 | had om zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem
48 Gen 26:6 | had, zeggende: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan; ~
49 Gen 26:9 | Ismael, en nam zich tot een vrouw boven zijn vrouwen, Mahalath,
50 Gen 27:28 | zijn dochter, hem tot een vrouw. ~
51 Gen 27:39 | dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob ging tot haar
52 Gen 27:44 | gaf die aan Jakob tot een vrouw. ~
53 Gen 31:4 | mij deze dochter tot een vrouw. ~
54 Gen 31:8 | geeft hem haar toch tot een vrouw. ~
55 Gen 31:12 | de jonge dochter tot een vrouw. ~
56 Gen 35:6 | 6 Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene,
57 Gen 35:14 | was, en zij hem niet ter vrouw was gegeven. ~
58 Gen 35:20 | het pand uit de hand der vrouw te nemen; maar hij vond
59 Gen 37:45 | overste van On, tot een vrouw; en Jozef toog uit door
60 Gen 42:10 | zoon ener Kanaanietische vrouw. ~
61 Exo 2:2 | 2 En de vrouw werd zwanger, en baarde
62 Exo 2:9 | zal u uw loon geven. En de vrouw nam het knechtje en zoogde
63 Exo 3:22 | 22 Maar elke vrouw zal van haar naburin, en
64 Exo 4:20 | 20 Mozes dan nam zijn vrouw, en zijn zonen, en voerde
65 Exo 6:22 | En Aaron nam zich tot een vrouw Eliseba, dochter van Amminadab,
66 Exo 6:24 | dochteren van Putiel tot een vrouw; en zij baarde hem Pinehas.
67 Exo 11:2 | van zijn naaste, en iedere vrouw van haar naaste zilveren
68 Exo 19:15 | dag, en nadert niet tot de vrouw. ~
69 Exo 20:17 | niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht,
70 Exo 21:3 | getrouwd man was, zo zal zijn vrouw met hem uitgaan. ~
71 Exo 21:4 | Indien hem zijn heer een vrouw gegeven, en zij hem zonen
72 Exo 21:4 | gebaard zal hebben, zo zal de vrouw en haar kinderen haars heren
73 Exo 21:5 | Ik heb mijn heer, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik
74 Exo 21:22 | kijven, en slaan een zwangere vrouw, dat haar de vrucht afgaat,
75 Exo 21:22 | gelijk als hem de man der vrouw oplegt, en hij zal het geven
76 Exo 21:28 | wanneer een os een man of een vrouw stoot, dat hij sterft, zal
77 Exo 21:29 | hij doodt een man of een vrouw, zo zal die os gestenigd
78 Exo 35:29 | 29 Alle man en vrouw, welker hart hen vrijwillig
79 Exo 36:6 | leger, zeggende: Man noch vrouw make geen werk meer ten
80 Lev 12:2 | Israels, zeggende: Wanneer een vrouw zaad gegeven, en een knechtje
81 Lev 13:29 | Verder, als in een man of vrouw een plaag zal zijn in het
82 Lev 13:38 | 38 Verder als een man, of vrouw, aan het vel van hun vlees
83 Lev 15:18 | 18 Mitsgaders de vrouw, als een man met het zaad
84 Lev 15:19 | 19 Maar als een vrouw vloeiende zijn zal, zijnde
85 Lev 15:25 | 25 Wanneer ook een vrouw, vele dagen buiten den tijd
86 Lev 15:33 | Mitsgaders van een zwakke vrouw in haar afzondering, en
87 Lev 15:33 | voor een man, en voor een vrouw; en voor een man, die bij
88 Lev 18:17 | Gij zult de schaamte ener vrouw en harer dochter niet ontdekken;
89 Lev 18:18 | 18 Gij zult ook geen vrouw tot haar zuster nemen, om
90 Lev 18:19 | 19 Ook zult gij tot de vrouw in de afzondering van haar
91 Lev 18:23 | daarmede onrein te worden; een vrouw zal ook niet staan voor
92 Lev 19:20 | bijligging des zaads, bij een vrouw zal gelegen hebben, die
93 Lev 20:10 | dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft, zal
94 Lev 20:12 | Insgelijks, als de man bij de vrouw zijns zoons zal gelegen
95 Lev 20:14 | 14 En wanneer een man een vrouw en haar moeder zal genomen
96 Lev 20:16 | 16 Alzo wanneer een vrouw tot enig beest genaderd
97 Lev 20:16 | hebben, zo zult gij die vrouw en dat beest doden; zij
98 Lev 20:18 | 18 En als een man bij een vrouw, die haar krankheid heeft,
99 Lev 20:27 | 27 Als nu een man en vrouw in zich een waarzeggenden
100 Lev 21:7 | 7 Zij zullen geen vrouw nemen, die een hoer of ontheiligde
101 Lev 21:7 | ontheiligde is, noch een vrouw nemen, die van haar man
102 Lev 21:13 | 13 Hij zal ook een vrouw in haar maagdom nemen. ~
103 Lev 21:14 | zijn volken zal hij tot een vrouw nemen. ~
104 Lev 23:10 | zoon ener Israelietische vrouw uit, die, in het midden
105 Lev 23:11 | zoon der Israelietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM,
106 Lev 26:4 | 4 Maar is het een vrouw, dan zal uw schatting zijn
107 Lev 26:5 | sikkelen zijn, en voor een vrouw tien sikkelen. ~
108 Lev 26:6 | en uw schatting over een vrouw zal zijn drie sikkelen zilvers. ~
109 Lev 26:7 | vijftien sikkelen, en voor een vrouw tien sikkelen. ~
110 Num 5:6 | wanneer een man of een vrouw iets van enige menselijke
111 Num 5:18 | Daarna zal de priester de vrouw voor het aangezicht des
112 Num 5:18 | en zal het hoofd van de vrouw ontbloten, en zal het spijsoffer
113 Num 5:19 | beedigen, en zal tot die vrouw zeggen: Indien iemand bij
114 Num 5:21 | Dan zal de priester die vrouw met den eed der vervloeking
115 Num 5:21 | de priester zal tot die vrouw zeggen:) De HEERE zette
116 Num 5:22 | doen vervallen! Dan zal die vrouw zeggen: Amen, amen! ~
117 Num 5:24 | 24 En hij zal die vrouw dat bitter water, hetwelk
118 Num 5:25 | zal uit de hand van die vrouw het spijsoffer der ijveringen
119 Num 5:26 | daarna zal hij dat water die vrouw te drinken geven. ~
120 Num 5:27 | heup vervallen zal; en die vrouw zal in het midden van haar
121 Num 5:28 | 28 Doch indien de vrouw niet onrein geworden is,
122 Num 5:29 | der ijveringen, als een vrouw, onder haar man zijnde,
123 Num 5:30 | geijverd hebben, dat hij de vrouw voor het aangezicht des
124 Num 5:31 | onschuldig zijn; maar diezelve vrouw zal haar ongerechtigheid
125 Num 6:2 | Wanneer een man of een vrouw zich afgescheiden zal hebben,
126 Num 12:1 | tegen Mozes, ter oorzake der vrouw, der Cuschietische, die
127 Num 12:1 | had een Cuschietische ter vrouw genomen. ~
128 Num 25:8 | Israelietischen man en de vrouw, door hun buik. Toen werd
129 Num 25:15 | verslagene Midianietische vrouw was Kozbi, een dochter van
130 Num 30:3 | 3 Maar als een vrouw den HEERE een gelofte zal
131 Num 31:17 | kinderkens; en doodt alle vrouw, die door bijligging des
132 Num 35:8 | der kinderen Israels, ter vrouw worden aan een van het geslacht
133 Deu 5:21 | niet begeren uws naasten vrouw; en gij zult u niet laten
134 Deu 7:14 | zal onder u noch man noch vrouw onvruchtbaar zijn, ook niet
135 Deu 13:6 | zoon, of uw dochter, of de vrouw van uw schoot, of uw vriend,
136 Deu 17:2 | God, u geeft, een man of vrouw gevonden zal worden, die
137 Deu 17:5 | zult gij dien man of die vrouw, die ditzelve boze stuk
138 Deu 17:5 | dien man zeg ik, of die vrouw; en gij zult hen met stenen
139 Deu 20:7 | En wie is de man, die een vrouw ondertrouwd heeft, en haar
140 Deu 21:11 | gevangenen zult zien een vrouw, schoon van gedaante, en
141 Deu 22:5 | mans zal niet zijn aan een vrouw, en een man zal geen vrouwenkleed
142 Deu 22:13 | 13 Wanneer een man een vrouw zal genomen hebben, en tot
143 Deu 22:14 | uitbrengen, en zeggen: Deze vrouw heb ik genomen, en ben tot
144 Deu 22:15 | den maagdom dezer jonge vrouw. ~
145 Deu 22:16 | dezen man gegeven tot een vrouw; maar hij heeft haar gehaat; ~
146 Deu 22:22 | bij eens mans getrouwde vrouw, zo zullen zij ook beiden
147 Deu 22:22 | sterven, de man, die bij de vrouw gelegen heeft, en de vrouw;
148 Deu 22:22 | vrouw gelegen heeft, en de vrouw; zo zult gij het boze uit
149 Deu 22:24 | oorzake dat hij zijns naasten vrouw vernederd heeft; zo zult
150 Deu 22:30 | Een man zal zijns vaders vrouw niet nemen, en hij zal zijns
151 Deu 24:1 | 1 Wanneer een man een vrouw zal genomen en die getrouwd
152 Deu 24:3 | die ze voor zich tot een vrouw genomen heeft, zal gestorven
153 Deu 24:5 | Wanneer een man een nieuwe vrouw zal genomen hebben, die
154 Deu 24:5 | zijn in zijn huis, en zijn vrouw, die hij genomen heeft,
155 Deu 25:5 | geen zoon heeft, zo zal de vrouw des verstorvenen aan geen
156 Deu 25:5 | ingaan en nemen haar zich ter vrouw, en doen haar den plicht
157 Deu 25:7 | dezen man zijns broeders vrouw niet bevallen zal te nemen,
158 Deu 25:7 | nemen, zo zal zijn broeders vrouw opgaan naar de poort tot
159 Deu 25:9 | 9 Zo zal zijns broeders vrouw voor de ogen der oudsten
160 Deu 25:11 | den ander, twisten, en de vrouw des enen toetreedt, om haar
161 Deu 27:20 | Vervloekt zij, die bij de vrouw zijns vaders ligt, omdat
162 Deu 28:30 | 30 Gij zult een vrouw ondertrouwen, maar een ander
163 Deu 28:56 | de tedere en wellustige vrouw onder u, die niet verzocht
164 Deu 29:18 | ulieden niet zij een man, of vrouw, of huisgezin, of stam,
165 Joz 2:1 | kwamen ten huize van een vrouw, een hoer, wier naam was
166 Joz 2:4 | 4 Maar die vrouw had die beide mannen genomen,
167 Joz 6:21 | was, van den man tot de vrouw toe, van het kind tot den
168 Joz 6:22 | lands: Gaat in het huis der vrouw, der hoer, en brengt die
169 Joz 6:22 | der hoer, en brengt die vrouw van daar uit, met al wat
170 Joz 15:16 | mijn dochter Achsa tot een vrouw geven. ~
171 Joz 15:17 | Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. ~
172 Ric 1:12 | mijn dochter Achsa tot een vrouw geven. ~
173 Ric 1:13 | Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. ~
174 Ric 4:4 | 4 Debora nu, een vrouw, die een profetesse was,
175 Ric 4:9 | verkopen in de hand ener vrouw. Alzo maakte Debora zich
176 Ric 8:53 | 53 Maar een vrouw wierp een stuk van een molensteen
177 Ric 8:54 | niet van mij zeggen: Een vrouw heeft hem gedood. En zijn
178 Ric 10:2 | zonen; en de zonen dezer vrouw, groot geworden zijnde,
179 Ric 10:2 | een zoon van een andere vrouw. ~
180 Ric 12:3 | HEEREN verscheen aan deze vrouw, en Hij zeide tot haar:
181 Ric 12:6 | 6 Toen kwam deze vrouw in, en sprak tot haar man,
182 Ric 12:9 | Gods kwam wederom tot de vrouw. Zij nu zat in het veld,
183 Ric 12:10 | 10 Zo haastte de vrouw, en liep, en gaf het haar
184 Ric 12:11 | die Man, Dewelke tot deze vrouw gesproken hebt? En Hij zeide:
185 Ric 12:13 | Van alles, wat Ik tot de vrouw gezegd heb, zal zij zich
186 Ric 12:24 | 24 Daarna baarde deze vrouw een zoon, en zij noemde
187 Ric 13:1 | en gezien hebbende een vrouw te Thimnath, van de dochteren
188 Ric 13:2 | kennen, en zeide: Ik heb een vrouw gezien te Thimnath, van
189 Ric 13:2 | dan, neem mij die tot een vrouw. ~
190 Ric 13:3 | zijn moeder: Is er geen vrouw onder de dochteren uwer
191 Ric 13:3 | dat gij heengaat, om een vrouw te nemen van de Filistijnen,
192 Ric 13:7 | kwam af, en sprak tot de vrouw; en zij beviel in Simsons
193 Ric 13:10 | vader afgekomen was tot die vrouw, zo maakte Simson aldaar
194 Ric 15:1 | Gaza; en hij zag aldaar een vrouw, die een hoer was; en hij
195 Ric 15:4 | geschiedde daarna, dat hij een vrouw lief kreeg, aan de beek
196 Ric 18:1 | van Efraim, die zich een vrouw, een bijwijf, nam van Bethlehem-Juda. ~
197 Ric 18:3 | als de vader van de jonge vrouw hem zag, werd hij vrolijk
198 Ric 18:4 | schoonvader, de vader van de jonge vrouw, behield hem, dat hij drie
199 Ric 18:6 | zeide de vader van de jonge vrouw tot den man: Bewillig toch
200 Ric 18:8 | zeide de vader van de jonge vrouw: Sterk toch uw hart. En
201 Ric 18:9 | schoonvader, de vader van de jonge vrouw, zeide: Zie toch, de dag
202 Ric 18:26 | 26 En deze vrouw kwam tegen het aanbreken
203 Ric 18:27 | te gaan, ziet, zo lag de vrouw, zijn bijwijf, aan de deur
204 Ric 19:4 | Levietische man, de man van de vrouw, die gedood was, en zeide:
205 Ric 20:18 | die de Benjaminieten een vrouw geeft! ~
206 Rut 1:5 | stierven ook; alzo werd deze vrouw overgelaten na haar twee
207 Rut 2:5 | was: Wiens is deze jonge vrouw? ~
208 Rut 2:6 | is de Moabietische jonge vrouw, die met Naomi wedergekomen
209 Rut 3:8 | zich greep; en ziet, een vrouw lag aan zijn voetdeksel. ~
210 Rut 3:11 | dat gij een deugdelijke vrouw zijt. ~
211 Rut 3:14 | worde niet bekend, dat een vrouw op den dorsvloer gekomen
212 Rut 4:10 | huisvrouw van Machlon, tot een vrouw, om den naam des verstorvenen
213 Rut 4:11 | getuigen; de HEERE make deze vrouw, die in uw huis komt, als
214 Rut 4:12 | geven zal uit deze jonge vrouw. ~
215 1Sa 1:15 | Neen, mijn heer! ik ben een vrouw, bezwaard van geest; ik
216 1Sa 1:18 | in uw ogen! Alzo ging die vrouw haars weegs; en zij at,
217 1Sa 1:23 | Zijn woord! Alzo bleef de vrouw, en zoogde haar zoon, totdat
218 1Sa 1:26 | leeft, mijn heer! Ik ben die vrouw, die hier bij u stond, om
219 1Sa 2:20 | HEERE geve u zaad uit deze vrouw voor de bede, die zij den
220 1Sa 15:3 | dood van den man af tot de vrouw toe, van de kinderen tot
221 1Sa 18:17 | dochter Merab zal ik u tot een vrouw geven; alleenlijk, wees
222 1Sa 18:19 | Adriel, den Meholathiet, ter vrouw gegeven. ~
223 1Sa 18:27 | zijn dochter Michal ter vrouw. ~
224 1Sa 21:4 | jongelingen slechts van de vrouw onthouden hebben. ~
225 1Sa 21:5 | tot hem: Ja trouwens, de vrouw is ons onthouden geweest
226 1Sa 22:19 | zwaards, van den man tot de vrouw, van de kinderen tot de
227 1Sa 25:3 | huisvrouw was Abigail; en de vrouw was goed van verstand, en
228 1Sa 27:9 | land, en liet noch man noch vrouw leven; ook nam hij de schapen
229 1Sa 27:11 | David liet noch man noch vrouw leven, om te Gath te brengen,
230 1Sa 28:7 | knechten: Zoekt mij een vrouw, die een waarzeggenden geest
231 1Sa 28:7 | hem: Zie, te Endor is een vrouw, die een waarzeggenden geest
232 1Sa 28:8 | kwamen des nachts tot de vrouw, en hij zeide: Voorzeg mij
233 1Sa 28:9 | 9 Toen zeide de vrouw tot hem: Zie, gij weet,
234 1Sa 28:11 | 11 Toen zeide de vrouw: Wien zal ik u doen opkomen?
235 1Sa 28:12 | 12 Toen nu de vrouw Samuel zag, zo riep zij
236 1Sa 28:12 | zij met luider stem, en de vrouw sprak tot Saul, zeggende:
237 1Sa 28:13 | ziet gij? Toen zeide de vrouw tot Saul: Ik zie goden,
238 1Sa 28:21 | 21 De vrouw nu kwam tot Saul, en zag,
239 1Sa 28:23 | zijn knechten, en ook de vrouw, hielden bij hem aan. Toen
240 1Sa 28:24 | 24 En de vrouw had een gemest kalf in het
241 1Sa 30:22 | maar aan een iegelijk zijn vrouw en zijn kinderen; laat hen
242 2Sa 3:8 | de ongerechtigheid ener vrouw? ~
243 2Sa 11:2 | en zag van het dak een vrouw, zich wassende; deze vrouw
244 2Sa 11:2 | vrouw, zich wassende; deze vrouw nu was zeer schoon van aanzien. ~
245 2Sa 11:3 | en ondervraagde naar deze vrouw; en men zeide: Is dat niet
246 2Sa 11:5 | 5 En die vrouw werd zwanger; zo zond zij
247 2Sa 11:21 | Jerubbeseth? Wierp niet een vrouw een stuk van een molensteen
248 2Sa 14:2 | en nam van daar een wijze vrouw; en hij zeide tot haar:
249 2Sa 14:2 | met olie, en wees als een vrouw, die nu vele dagen rouw
250 2Sa 14:4 | 4 En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning, als
251 2Sa 14:8 | zeide de koning tot deze vrouw: Ga naar uw huis, en ik
252 2Sa 14:9 | 9 En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning: Mijn
253 2Sa 14:12 | 12 Toen zeide deze vrouw: Laat toch uw dienstmaagd
254 2Sa 14:13 | 13 En de vrouw zeide: Waarom hebt gij dan
255 2Sa 14:18 | koning, en zeide tot de vrouw: Verberg nu niet voor mij
256 2Sa 14:18 | die ik u vragen zal. En de vrouw zeide: Mijn heer de koning
257 2Sa 14:19 | met u in dit alles? En de vrouw antwoordde en zeide: Zo
258 2Sa 14:27 | was Thamar; deze was een vrouw, schoon van aanzien. ~
259 2Sa 17:19 | 19 En de vrouw nam en spreidde een deksel
260 2Sa 17:20 | Absaloms knechten tot de vrouw in het huis kwamen, zeiden
261 2Sa 17:20 | Ahimaaz en Jonathan? En de vrouw zeide tot hen: Zij zijn
262 2Sa 20:16 | 16 Toen riep een wijze vrouw uit de stad: Hoort, hoort,
263 2Sa 20:17 | tot haar naderde, zeide de vrouw: Zijt gij Joab? En hij zeide:
264 2Sa 20:21 | aftrekken. Toen zeide de vrouw tot Joab: Zie, zijn hoofd
265 2Sa 20:22 | 22 En de vrouw kwam in tot al het volk,
266 1Kon 3:17| 17 En de ene vrouw zeide: Och, mijn heer. Ik
267 1Kon 3:17| Och, mijn heer. Ik en deze vrouw wonen in een huis; en ik
268 1Kon 3:18| dag na mijn baren dat deze vrouw ook gebaard heeft; en wij
269 1Kon 3:19| 19 En de zoon dezer vrouw is des nachts gestorven,
270 1Kon 3:22| 22 Toen zeide de andere vrouw: Neen, maar die levende
271 1Kon 3:26| 26 Maar de vrouw, welker zoon de levende
272 1Kon 4:11| dochter van Salomo, tot een vrouw. ~
273 1Kon 7:8 | van Farao, die Salomo tot vrouw genomen had, een huis, aan
274 1Kon 11:19| Farao, zodat hij hem tot een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw,
275 1Kon 14:17| Toen maakte zich Jerobeams vrouw op, en ging heen, en kwam
276 1Kon 17:17| dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het huis,
277 1Kon 17:24| 24 Toen zeide de vrouw tot Elia: Nu weet ik, dat
278 2Kon 4:1 | 1 Een vrouw nu uit de vrouwen van de
279 2Kon 4:8 | doortrok, dat aldaar een grote vrouw was, dewelke hem aanhield
280 2Kon 4:17| 17 En de vrouw werd zwanger, en baarde
281 2Kon 5:3 | 3 Deze zeide tot haar vrouw: Och, of mijn heer ware
282 2Kon 6:26| muur voorbijging, dat een vrouw tot hem riep, zeggende:
283 2Kon 6:28| is u? En zij zeide: Deze vrouw heeft tot mij gezegd: Geef
284 2Kon 6:30| koning de woorden dezer vrouw gehoord had, dat hij zijn
285 2Kon 8:1 | nu had gesproken tot die vrouw, welker zoon hij levend
286 2Kon 8:2 | 2 En de vrouw had zich opgemaakt, en had
287 2Kon 8:3 | der zeven jaren, dat de vrouw uit het land der Filistijnen
288 2Kon 8:5 | gemaakt, ziet, zo riep de vrouw, welker zoon hij levend
289 2Kon 8:5 | Mijn heer koning! Dit is de vrouw, en dit is haar zoon, dien
290 2Kon 8:6 | de koning ondervraagde de vrouw, en zij vertelde het hem.
291 2Kon 8:18| dochter van Achab was hem ter vrouw geworden; en hij deed dat
292 2Kon 15:9 | uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds,
293 1Kro 2:18| kinderen uit Azuba, zijn vrouw, en uit Jerioth. En de zonen
294 1Kro 2:26| Jerahmeel had nog een andere vrouw, welker naam was Atara;
295 1Kro 2:35| zijn knecht Jarha tot een vrouw; en zij baarde hem Attai. ~
296 1Kro 7:14| waren Asriel, welken de vrouw van Gilead baarde; doch
297 1Kro 7:15| 15 Machir nu nam tot een vrouw de zuster van Huppim en
298 1Kro 16:3 | Israel, van den man tot de vrouw, een iegelijk een bol broods,
299 2Kro 2:14| 14 Den zoon ener vrouw uit de dochteren van Dan,
300 2Kro 9:11| had; want hij zeide: Mijn vrouw zal in het huis van David,
301 2Kro 16:13| grote, en van den man tot de vrouw toe. ~
302 2Kro 22:6 | dochter van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was
303 2Kro 22:26| dochter van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was
304 2Kro 25:18| uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds,
305 Ezra 2:61| Barzillai, den Gileadiet, een vrouw genomen had, en naar hun
306 Neh 7:63 | kinderen van Barzillai, die een vrouw van de dochteren van Barzillai,
307 Job 14:1 | 1 De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen,
308 Job 15:14 | en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou
309 Job 25:4 | zuiver zijn, die van een vrouw geboren is? ~
310 Job 31:9 | verlokt is geweest tot een vrouw, of ik aan mijns naasten
311 Psa 48:7 | smart als van een barende vrouw. ~
312 Psa 109:9 | kinderen wezen worden, en zijn vrouw weduwe. ~
313 Psa 123:2 | dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op
314 Spre 2:16| te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met
315 Spre 5:3 | Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar
316 Spre 6:24| te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde
317 Spre 6:26| 26 Want door een vrouw, die een hoer is, komt men
318 Spre 6:32| 32 Maar die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos;
319 Spre 7:5 | bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die
320 Spre 7:10| 10 En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel,
321 Spre 9:13| 13 Een zotte vrouw is woelachtig, de slechtigheid
322 Spre 11:22| 22 Een schone vrouw, die van rede afwijkt, is
323 Spre 14:1 | 1 Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die
324 Spre 18:22| 22 Die een vrouw gevonden heeft, heeft een
325 Spre 19:13| ellende; en de kijvingen ener vrouw als een gestadig druipen. ~
326 Spre 19:14| vaderen; maar een verstandige vrouw is van den HEERE. ~
327 Spre 23:27| diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put. ~
328 Spre 27:13| pand hem voor een onbekende vrouw. ~
329 Spre 30:20| de weg ener overspelige vrouw; zij eet en wist haar mond,
330 Spre 30:23| 23 Om een hatelijke vrouw, als zij getrouwd wordt;
331 Spre 30:23| zij erfgenaam is van haar vrouw. ~
332 Spre 31:30| schoonheid ijdelheid; maar een vrouw, die den HEERE vreest, die
333 Pred 7:26| bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen,
334 Pred 7:28| heb ik gevonden; maar een vrouw onder die allen heb ik niet
335 Pred 9:9 | Geniet het leven met de vrouw, die gij liefhebt, al de
336 Pred 11:5 | den buik van een zwangere vrouw, alzo weet gij het werk
337 Jes 13:8 | bang zijn als een barende vrouw; een iegelijk zal over zijn
338 Jes 24:2 | de dienstmaagd, alzo haar vrouw; gelijk de koper, alzo de
339 Jes 26:17 | Gelijk een bevruchte vrouw, als zij nadert tot het
340 Jes 45:10 | genereert gij? en tot de vrouw: Wat baart gij? ~
341 Jes 49:15 | 15 Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten,
342 Jes 54:6 | geroepen, als een verlaten vrouw en bedroefde van geest;
343 Jer 3:20 | Waarlijk, gelijk een vrouw trouwelooslijk scheidt van
344 Jer 4:31 | hoor een stem als van een vrouw, die in arbeid is, een benauwdheid
345 Jer 6:2 | een schone en wellustige vrouw vergeleken. ~
346 Jer 6:11 | want zelfs de man met de vrouw zullen gevangen worden,
347 Jer 6:24 | weedom als van een barende vrouw. ~
348 Jer 13:21 | aangrijpen, als een barende vrouw? ~
349 Jer 16:2 | 2 Gij zult u geen vrouw nemen, en gij zult geen
350 Jer 22:23 | het wee als ener barende vrouw! ~
351 Jer 30:6 | lenden, als van een barende vrouw, en alle aangezichten veranderd
352 Jer 31:22 | op de aarde geschapen: de vrouw zal den man omvangen. ~
353 Jer 44:7 | opdat gij u den man en de vrouw, het kind en den zuigeling
354 Jer 48:19 | vluchtenden man en de ontkomene vrouw; zeg: Wat is er geschied? ~
355 Jer 48:41 | wezen, als het hart ener vrouw, die in nood is. ~
356 Jer 49:22 | wezen, als het hart ener vrouw, die in nood is. ~
357 Jer 49:24 | smarten als van een barende vrouw hebben haar bevangen; ~
358 Jer 50:43 | weedom als van een barende vrouw. ~
359 Jer 51:22 | stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik in stukken
360 Klaa 1:8 | zij als een afgezonderde vrouw geworden; allen, die haar
361 Klaa 1:17| als een afgezonderde vrouw onder hen. ~
362 Eze 16:30 | een heersende hoerachtige vrouw! ~
363 Eze 16:32 | O, die overspelige vrouw, zij neemt in plaats van
364 Eze 18:6 | noch tot de afgezonderde vrouw nadert; ~
365 Eze 22:11 | ander heeft zijns zoons vrouw met schandelijkheid verontreinigd;
366 Eze 23:44 | gelijk men ingaat tot een vrouw, die een hoer is; alzo gingen
367 Eze 36:17 | onreinigheid ener afgezonderde vrouw. ~
368 Hos 1:2 | Hosea: Ga henen, neem u een vrouw der hoererijen, en kinderen
369 Hos 2:1 | moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw niet is, en Ik haar Man
370 Hos 3:1 | wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van
371 Hos 12:13 | en Israel diende om een vrouw, en hoedde om een vrouw. ~
372 Hos 12:13 | vrouw, en hoedde om een vrouw. ~
373 Hos 13:13 | Smarten ener barende vrouw zullen hem aankomen; hij
374 Amos 7:17| Daarom zegt de HEERE alzo: Uw vrouw zal in de stad hoereren,
375 Mic 4:9 | smart, als van een barende vrouw, heeft aangegrepen? ~
376 Mic 4:10 | dochter Sions! als een barende vrouw; want nu zult gij wel uit
377 Zac 5:7 | opgeheven, en er was een vrouw, zittende in het midden
378 Matt 1:6 | Salomon bij degene, die Uria's vrouw was geweest; ~
379 Matt 1:20| niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want hetgeen
380 Matt 1:24| bevolen had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen; ~
381 Matt 5:28| Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te
382 Matt 5:31| ook gezegd: Zo wie zijn vrouw verlaten zal, die geve haar
383 Matt 5:32| Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan
384 Matt 9:20| 20 (En ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien
385 Matt 9:22| heeft u behouden. En de vrouw werd gezond van dezelve
386 Matt 13:33| een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten
387 Matt 15:22| 22 En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende,
388 Matt 15:28| Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede,
389 Matt 18:25| hem zou verkopen, en zijn vrouw en kinderen, en al wat hij
390 Matt 19:3 | een mens geoorloofd zijn vrouw te verlaten, om allerlei
391 Matt 19:4 | ze gemaakt heeft man en vrouw? ~
392 Matt 19:5 | moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen
393 Matt 19:9 | Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaat, anders dan om hoererij,
394 Matt 19:10| de zaak des mensen met de vrouw alzo staat, zo is het niet
395 Matt 19:29| of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers,
396 Matt 22:24| zal zijn broeder deszelfs vrouw trouwen, en zijn broeder
397 Matt 22:25| broeders; en de eerste, een vrouw getrouwd hebbende, stierf;
398 Matt 22:25| zaad had, zo liet hij zijn vrouw voor zijn broeder. ~
399 Matt 22:27| laatste na allen, is ook de vrouw gestorven. ~
400 Matt 22:28| de opstanding dan, wiens vrouw zal zij wezen van die zeven,
401 Matt 26:7 | 7 Kwam tot Hem een vrouw, hebbende een albasten fles
402 Matt 26:10| hen: Waarom doet gij deze vrouw moeite aan? want zij heeft
403 Mark 5:25| 25 En een zekere vrouw, die twaalf jaren den vloed
404 Mark 5:33| 33 En de vrouw, vrezende en bevende, wetende,
405 Mark 7:25| 25 Want een vrouw, welker dochtertje een onreinen
406 Mark 7:26| Deze nu was een Griekse vrouw, van geboorte uit Syro-Fenicie;
407 Mark 10:2 | man geoorloofd is, zijn vrouw te verlaten, Hem verzoekende. ~
408 Mark 10:6 | schepping heeft ze God man en vrouw gemaakt. ~
409 Mark 10:7 | moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen; ~
410 Mark 10:11| zeide tot hen: Zo wie zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt,
411 Mark 10:12| 12 En indien een vrouw haar man zal verlaten, en
412 Mark 10:29| of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers,
413 Mark 12:19| iemands broeder sterft, en een vrouw achterlaat, en geen kinderen
414 Mark 12:19| dat zijn broeder deszelfs vrouw nemen zal en zijn broeder
415 Mark 12:20| broeders, en de eerste nam een vrouw, en stervende liet geen
416 Mark 12:22| laatste van allen is ook de vrouw gestorven. ~
417 Mark 12:23| zullen opgestaan zijn, wiens vrouw zal zij van dezen zijn?
418 Mark 12:23| zeven hebben haar tot een vrouw gehad. ~
419 Mark 14:3 | aan tafel zat, kwam een vrouw, hebbende een albasten fles
420 Luk 1:5 | dagorde van Abia; en zijn vrouw was uit de dochteren van
421 Luk 1:13 | gebed is verhoord, en uw vrouw Elizabet zal u een zoon
422 Luk 1:18 | Want ik ben oud, en mijn vrouw is verre op haar dagen gekomen. ~
423 Luk 1:24 | dagen werd Elizabet, zijn vrouw, bevrucht; en zij verborg
424 Luk 2:5 | Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was. ~
425 Luk 3:19 | werd, om Herodias' wil, de vrouw van Filippus, zijn broeder,
426 Luk 4:26 | Sarepta Sidonis, tot een vrouw, die weduwe was. ~
427 Luk 7:37 | 37 En ziet, een vrouw in de stad, welke een zondares
428 Luk 7:39 | weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt;
429 Luk 7:44 | Zich omkerende naar de vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij
430 Luk 7:44 | tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen;
431 Luk 7:50 | 50 Maar Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden;
432 Luk 8:43 | 43 En een vrouw, die twaalf jaren lang den
433 Luk 8:47 | 47 De vrouw nu, ziende, dat zij niet
434 Luk 10:38 | een vlek; en een zekere vrouw, met name Martha, ontving
435 Luk 11:27 | dingen sprak, dat een zekere vrouw, de stem verheffende uit
436 Luk 13:11 | 11 En ziet, er was een vrouw, die een geest der krankheid
437 Luk 13:12 | Zich, en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw
438 Luk 13:21 | een zuurdesem, welken een vrouw nam, en verborg in drie
439 Luk 14:20 | ander zeide: Ik heb een vrouw getrouwd, en daarom kan
440 Luk 14:26 | zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders,
441 Luk 15:8 | 8 Of wat vrouw, hebbende tien penningen,
442 Luk 16:18 | 18 Een iegelijk, die zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt,
443 Luk 17:32 | 32 Gedenkt aan de vrouw van Lot. ~
444 Luk 18:29 | ouders, of broeders, of vrouw, of kinderen, om het Koninkrijk
445 Luk 20:28 | broeder sterft, die een vrouw heeft, en hij sterft zonder
446 Luk 20:28 | kinderen, dat zijn broeder de vrouw nemen zal, en zijn broeder
447 Luk 20:29 | broeders; en de eerste nam een vrouw, en hij stierf zonder kinderen. ~
448 Luk 20:30 | 30 En de tweede nam die vrouw, en ook deze stierf zonder
449 Luk 20:31 | En de derde nam dezelve vrouw; en desgelijks ook de zeven,
450 Luk 20:32 | laatste na allen stierf ook de vrouw. ~
451 Luk 20:33 | de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij zijn?
452 Luk 20:33 | zeven hebben dezelve tot een vrouw gehad. ~
453 Luk 22:57 | verloochende Hem, zeggende: Vrouw, ik ken Hem niet. ~
454 Joha 2:4 | 4 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u te doen?
455 Joha 4:7 | 7 Er kwam een vrouw uit Samaria om water te
456 Joha 4:9 | zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij,
457 Joha 4:9 | drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden
458 Joha 4:11| 11 De vrouw zeide tot Hem: Heere! Gij
459 Joha 4:15| 15 De vrouw zeide tot Hem: Heere, geef
460 Joha 4:17| 17 De vrouw antwoordde en zeide: Ik
461 Joha 4:19| 19 De vrouw zeide tot Hem: Heere, ik
462 Joha 4:21| 21 Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt,
463 Joha 4:25| 25 De vrouw zeide tot Hem: Ik weet,
464 Joha 4:27| verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans zeide niemand:
465 Joha 4:28| 28 Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging
466 Joha 4:39| in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft
467 Joha 4:42| 42 En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om
468 Joha 8:3 | Farizeen brachten tot Hem een vrouw, in overspel gegrepen. ~
469 Joha 8:4 | zij tot Hem: Meester, deze vrouw is op de daad zelve gegrepen,
470 Joha 8:9 | werd alleen gelaten; en de vrouw in het midden staande. ~
471 Joha 8:10| en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw,
472 Joha 8:10| de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers?
473 Joha 16:21| 21 Een vrouw, wanneer zij baart, heeft
474 Joha 19:25| moeders zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. ~
475 Joha 19:26| zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. ~
476 Joha 20:13| En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide
477 Joha 20:15| 15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt
478 Hand 10:1 | van een gelovige Joodse vrouw, maar van een Grieksen vader; ~
479 Hand 10:14| 14 En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster,
480 Hand 11:34| Dionysius, de Areopagiet, en een vrouw, met name Damaris, en anderen
481 Hand 12:2 | was, en Priscilla, zijn vrouw, (omdat Claudius bevolen
482 Hand 18:24| zijnde met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, ontbood
483 Rom 1:27 | het natuurlijk gebruik der vrouw, zijn verhit geworden in
484 Rom 7:2 | 2 Want een vrouw, die onder den man staat,
485 1Kor 7:1 | het is een mens goed geen vrouw aan te raken. ~
486 1Kor 7:2 | iegelijk man zijn eigen vrouw hebben, en een iegelijke
487 1Kor 7:2 | hebben, en een iegelijke vrouw zal haar eigen man hebben. ~
488 1Kor 7:3 | 3 De man zal aan de vrouw de schuldige goedwilligheid
489 1Kor 7:3 | betalen; en desgelijks ook de vrouw aan den man. ~
490 1Kor 7:4 | 4 De vrouw heeft de macht niet over
491 1Kor 7:4 | zijn eigen lichaam, maar de vrouw. ~
492 1Kor 7:10| ik, maar de Heere, dat de vrouw van den man niet scheide. ~
493 1Kor 7:11| verzoene; en dat de man de vrouw niet verlate. ~
494 1Kor 7:12| enig broeder een ongelovige vrouw heeft, en dezelve tevreden
495 1Kor 7:13| 13 En een vrouw, die een ongelovige man
496 1Kor 7:14| man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw
497 1Kor 7:14| vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man;
498 1Kor 7:16| 16 Want wat weet gij, vrouw, of gij den man zult zalig
499 1Kor 7:16| weet gij, man, of gij de vrouw zult zalig maken? ~
500 1Kor 7:27| 27 Zijt gij aan een vrouw verbonden, zoek geen ontbinding;
1-500 | 501-551 |