1-500 | 501-526
Book Chapter: Verse
1 Gen 3:16 | vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij
2 Gen 3:17 | geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom
3 Gen 6:18 | huisvrouw, en de vrouwen uwer zonen met u. ~
4 Gen 8:16 | uw zonen, en de vrouwen uwer zonen met u. ~
5 Gen 9:5 | zal uw bloed, het bloed uwer zielen eisen; van de hand
6 Gen 16:8 | en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven,
7 Gen 16:11 | 11 En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden; en dat
8 Gen 25:29 | uw broederen, en de zonen uwer moeder zullen zich voor
9 Gen 26:2 | huize van Bethuel, den vader uwer moeder, en neem u van daar
10 Gen 26:2 | de dochteren van Laban, uwer moeders broeder. ~
11 Gen 26:4 | erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen, hetwelk
12 Gen 28:3 | Keer weder tot het land uwer vaderen, en tot uw maagschap,
13 Gen 28:13 | en keer weder in het land uwer maagschap. ~
14 Gen 28:38 | misdragen, en de rammen uwer kudde heb ik niet gegeten. ~
15 Gen 38:19 | gij vroom zijt, zo zij een uwer broederen gebonden in het
16 Gen 38:19 | broederen gebonden in het huis uwer bewaring; en gaat gij heen,
17 Gen 38:19 | het koren voor den honger uwer huizen. ~
18 Gen 38:33 | gijlieden vroom zijt; laat een uwer broederen bij mij, en neemt
19 Gen 38:33 | en neemt voor den honger uwer huizen, en trekt heen. ~
20 Gen 39:12 | geld, hetwelk in den mond uwer zakken wedergekeerd is,
21 Gen 40:16 | heeft de ongerechtigheid uwer knechten gevonden; zie,
22 Gen 41:10 | en uw zonen, en de zonen uwer zonen, en uw schapen, en
23 Gen 44:21 | wederbrengen in het land uwer vaderen. ~
24 Gen 45:8 | hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen
25 Gen 46:17 | vergeef toch de overtreding uwer broederen, en hun zonde;
26 Exo 3:13 | en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden
27 Exo 3:15 | zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham,
28 Exo 3:16 | tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen,
29 Exo 8:3 | uw bed; ook in de huizen uwer knechten, en op uw volk,
30 Exo 10:2 | En opdat gij voor de oren uwer kinderen en uwer kindskinderen
31 Exo 10:2 | de oren uwer kinderen en uwer kindskinderen moogt vertellen,
32 Exo 10:6 | vaders, noch de vaderen uwer vaders gezien hebben, van
33 Exo 15:13 | tot de liefelijke woning Uwer heiligheid. ~
34 Exo 15:17 | planten hen op den berg Uwer erfenis, ter plaatse, welke
35 Exo 22:29 | uitstellen; den eerstgeborene uwer zonen zult gij Mij geven. ~
36 Exo 23:12 | ezel ruste, en dat de zoon uwer dienstmaagd en de vreemdeling
37 Exo 23:22 | Ik spreken zal, zo zal Ik uwer vijanden vijand, en uwer
38 Exo 23:22 | uwer vijanden vijand, en uwer wederpartijders wederpartij
39 Exo 23:26 | land zijn; Ik zal het getal uwer dagen vervullen. ~
40 Exo 32:2 | oorsierselen, die in de oren uwer vrouwen, uwer zonen, en
41 Exo 32:2 | in de oren uwer vrouwen, uwer zonen, en uwer dochteren
42 Exo 32:2 | vrouwen, uwer zonen, en uwer dochteren zijn; en brengt
43 Exo 33:2 | oorsierselen, die in de oren uwer vrouwen, uwer zonen, en
44 Exo 33:2 | in de oren uwer vrouwen, uwer zonen, en uwer dochteren
45 Exo 33:2 | vrouwen, uwer zonen, en uwer dochteren zijn; en brengt
46 Exo 34:43 | breken. Al de eerstgeborenen uwer zonen zult gij lossen, en
47 Exo 35:3 | vuur aansteken in enige uwer woningen op den sabbatdag. ~
48 Lev 2:14 | zult gij het spijsoffer uwer eerste vruchten van groene
49 Lev 10:13 | deel en het bescheiden deel uwer zonen uit des HEEREN vuurofferen
50 Lev 10:14 | tot uw bescheiden deel, en uwer zonen bescheiden deel, zijn
51 Lev 14:34 | aan een huis van dat land uwer bezitting zal gegeven hebben; ~
52 Lev 18:7 | uws vaders en de schaamte uwer moeder niet ontdekken; zij
53 Lev 18:9 | 9 De schaamte uwer zuster, der dochter uws
54 Lev 18:9 | uws vaders, of der dochter uwer moeder, te huis geboren
55 Lev 18:10 | uws zoons, of der dochter uwer dochter, haar schaamte zult
56 Lev 18:13 | de schaamte van de zuster uwer moeder niet ontdekken; want
57 Lev 18:13 | niet ontdekken; want zij is uwer moeder nabestaande. ~
58 Lev 18:15 | 15 Gij zult de schaamte uwer schoondochter niet ontdekken;
59 Lev 19:19 | zult geen tweeerlei aard uwer beesten laten samen te doen
60 Lev 20:19 | de schaamte van de zuster uwer moeder, en van de zuster
61 Lev 24:5 | inoogsten, en de druiven uwer afzondering zult gij niet
62 Lev 24:24 | zult gij, in het ganse land uwer bezitting, lossing voor
63 Lev 25:17 | worden voor het aangezicht uwer vijanden; en uw haters zullen
64 Lev 25:19 | Ik zal de hovaardigheid uwer kracht verbreken, en zal
65 Lev 25:29 | Want gij zult het vlees uwer zonen eten, en het vlees
66 Lev 25:29 | zonen eten, en het vlees uwer dochteren zult gij eten. ~
67 Lev 25:30 | lichamen op de dode lichamen uwer drekgoden werpen; en Mijn
68 Lev 25:34 | en gij zult in het land uwer vijanden zijn; dan zal het
69 Lev 25:37 | zult voor het aangezicht uwer vijanden niet kunnen bestaan. ~
70 Lev 25:38 | de heidenen, en het land uwer vijanden zal u verteren. ~
71 Lev 25:39 | ongerechtigheid in de landen uwer vijanden uitteren; ja, ook
72 Lev 26:15 | een vijfde deel des gelds uwer schatting daarboven toedoen,
73 Lev 26:19 | een vijfde deel des gelds uwer schatting daarboven toedoen,
74 Lev 26:23 | priester hem rekenen de som uwer schatting tot het jubeljaar;
75 Num 10:9 | gebroken klank maken; zo zal uwer gedacht worden voor het
76 Num 10:10 | 10 Desgelijks ten dage uwer vrolijkheid, en in uw gezette
77 Num 10:10 | hoogtijden, en in de beginselen uwer maanden, zult gij ook met
78 Num 14:19 | dezes volks, naar de grootte Uwer goedertierenheid, en gelijk
79 Num 14:42 | wordt, voor het aangezicht uwer vijanden. ~
80 Num 15:2 | gekomen zult zijn in het land uwer woningen, dat Ik u geven
81 Num 20:16 | en stad aan het uiterste uwer landpale. ~
82 Num 28:11 | 11 En in de beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer
83 Num 32:54 | hebben; naar de stammen uwer vaderen zult gij de erfenis
84 Deu 1:11 | 11 De HEERE, uwer vaderen God, doe tot u,
85 Deu 1:15 | 15 Zo nam ik de hoofden uwer stammen, wijze en ervarene
86 Deu 1:21 | erfelijk, gelijk als de HEERE, uwer vaderen God, tot u gesproken
87 Deu 1:34 | Als nu de HEERE de stem uwer woorden hoorde, zo werd
88 Deu 1:42 | niet voor het aangezicht uwer vijanden geslagen wordet. ~
89 Deu 2:4 | doortrekken aan de landpale uwer broederen, de kinderen van
90 Deu 2:7 | gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen
91 Deu 4:1 | het land, dat de HEERE, uwer vaderen God, u geeft. ~
92 Deu 4:31 | en Hij zal het verbond uwer vaderen, dat Hij hun gezworen
93 Deu 5:23 | gij tot mij, alle hoofden uwer stammen, en uw oudsten, ~
94 Deu 5:28 | Als nu de HEERE de stem uwer woorden hoorde, toen gij
95 Deu 6:3 | gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God, gesproken heeft)
96 Deu 7:13 | uw olie, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van
97 Deu 11:21 | Opdat uw dagen, en de dagen uwer kinderen, in het land, dat
98 Deu 12:1 | land, hetwelk u de HEERE, uwer vaderen God, gegeven heeft,
99 Deu 12:6 | tienden, en het hefoffer uwer hand, en uw geloften, en
100 Deu 12:6 | offeren, en de eerstgeboorten uwer runderen en uwer schapen. ~
101 Deu 12:6 | eerstgeboorten uwer runderen en uwer schapen. ~
102 Deu 12:11 | tienden, en het hefoffer uwer hand, en alle keur uwer
103 Deu 12:11 | uwer hand, en alle keur uwer geloften, die gij den HEERE
104 Deu 12:14 | plaats, die de HEERE in een uwer stammen zal verkiezen, daar
105 Deu 12:15 | 15 Doch naar allen lust uwer ziel zult gij slachten en
106 Deu 12:17 | van uw schapen, noch enige uwer geloften, die gij zult hebben
107 Deu 12:17 | offeren, noch het hefoffer uwer hand. ~
108 Deu 12:20 | vlees eten, naar allen lust uwer ziel. ~
109 Deu 12:21 | poorten, naar allen lust uwer ziel. ~
110 Deu 12:27 | uws Gods; en het bloed uwer slachtofferen zal op het
111 Deu 13:6 | Wanneer uw broeder, de zoon uwer moeder, of uw zoon, of uw
112 Deu 13:12 | 12 Wanneer gij van een uwer steden, die de HEERE, uw
113 Deu 13:17 | barmhartigheid, en Zich uwer erbarme, en u vermenigvuldige,
114 Deu 14:23 | olie, en de eerstgeboorten uwer runderen en uwer schapen;
115 Deu 14:23 | eerstgeboorten uwer runderen en uwer schapen; opdat gij den HEERE,
116 Deu 14:29 | God, zegene in al het werk uwer hand, dat gij doen zult. ~
117 Deu 15:7 | uit uw broederen, in een uwer poorten, in uw land, dat
118 Deu 15:19 | os, noch de eerstgeborene uwer schapen scheren. ~
119 Deu 16:4 | zuurdeeg gezien worden in enige uwer landpalen; ook zal van het
120 Deu 16:5 | niet mogen slachten in een uwer poorten, die de HEERE, uw
121 Deu 16:10 | een vrijwillige schatting uwer hand zijn, dat gij geven
122 Deu 16:15 | inkomen, en in al het werk uwer handen; daarom zult gij
123 Deu 17:2 | het midden van u, in een uwer poorten, die de HEERE, uw
124 Deu 17:15 | verkiezen zal; uit het midden uwer broederen zult gij een koning
125 Deu 18:4 | eerstelingen van de beschering uwer schapen zult gij hem geven; ~
126 Deu 18:6 | Leviet zal komen uit een uwer poorten, uit gans Israel,
127 Deu 20:14 | en gij zult eten den buit uwer vijanden, dien u de HEERE,
128 Deu 24:19 | zegene, in al het werk uwer handen. ~
129 Deu 27:3 | honig, gelijk als de HEERE, uwer vaderen God, tot u gesproken
130 Deu 28:4 | uws lands, en de vrucht uwer beesten, de voortzetting
131 Deu 28:4 | beesten, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van
132 Deu 28:11 | uws buiks, en in de vrucht uwer beesten, en in de vrucht
133 Deu 28:12 | om te zegenen al het werk uwer hand; en gij zult aan vele
134 Deu 28:18 | uws lands, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van
135 Deu 28:20 | omkomt, vanwege de boosheid uwer werken, waarmede gij Mij
136 Deu 28:25 | geven voor het aangezicht uwer vijanden; door een weg zult
137 Deu 28:32 | het zal in het vermogen uwer hand niet zijn. ~
138 Deu 28:34 | zijn, vanwege het gezicht uwer ogen, dat gij zien zult. ~
139 Deu 28:51 | 51 En het zal de vrucht uwer beesten, en de vrucht uws
140 Deu 28:51 | noch olie, voortzetting uwer koeien noch kudden van uw
141 Deu 28:53 | vrucht uws buiks, het vlees uwer zonen en uwer dochteren,
142 Deu 28:53 | het vlees uwer zonen en uwer dochteren, die u de HEERE,
143 Deu 28:67 | en vermits het gezicht uwer ogen, dat gij zien zult. ~
144 Deu 29:10 | HEEREN, uws Gods: uw hoofden uwer stammen, uw oudsten, en
145 Deu 30:3 | gevangenis wenden, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal wederkeren
146 Deu 30:9 | overvloeien in al het werk uwer hand, in de vrucht uws buiks,
147 Deu 30:9 | uws buiks, en in de vrucht uwer beesten, en in de vrucht
148 Deu 30:20 | is uw leven en de lengte uwer dagen; opdat gij blijft
149 Deu 31:28 | Vergadert tot mij al de oudsten uwer stammen, en uw ambtlieden;
150 Deu 31:29 | HEEREN, om Hem door het werk uwer handen tot toorn te verwekken. ~
151 Deu 33:29 | door den HEERE, het Schild uwer hulp, en Die een Zwaard
152 Deu 33:29 | hulp, en Die een Zwaard is uwer hoogheid; daarom zullen
153 Joz 1:14 | trekken, voor het aangezicht uwer broederen, alle strijdbare
154 Joz 1:15 | wederkeren tot het land uwer erfenis, en zult het erfelijk
155 Joz 7:13 | bestaan voor het aangezicht uwer vijanden, totdat gij den
156 Joz 18:3 | hetwelk de HEERE, de God uwer vaderen, u gegeven heeft? ~
157 Joz 23:4 | uw tenten, naar het land uwer bezitting, hetwelk u Mozes,
158 Joz 23:8 | klederen; deelt den roof uwer vijanden met uw broederen. ~
159 Joz 23:19 | Maar toch, indien het land uwer bezitting onrein is, komt
160 Ric 9:14 | die u verlossen, ter tijd uwer benauwdheid. ~
161 Ric 13:3 | vrouw onder de dochteren uwer broeders, en onder al mijn
162 Rut 2:11 | en uw moeder, en het land uwer geboorte verlaten, en zijt
163 Rut 2:13 | dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd gesproken hebt,
164 Rut 2:13 | ik niet ben, gelijk een uwer dienstmaagden. ~
165 1Sa 1:11 | zo Gij eenmaal de ellende Uwer dienstmaagd aanziet, en
166 1Sa 6:5 | 5 Zo maakt dan beelden uwer spenen, en beelden uwer
167 1Sa 6:5 | uwer spenen, en beelden uwer muizen, die het land verderven,
168 1Sa 12:11 | Hij rukte u uit de hand uwer vijanden rondom, alzo dat
169 1Sa 20:30 | schande van de naaktheid uwer moeder? ~
170 1Sa 23:20 | spoedig af naar al de begeerte uwer ziel; en het komt ons toe
171 1Sa 25:24 | spreken, en hoor de woorden uwer dienstmaagd. ~
172 1Sa 25:29 | HEERE, uw God; maar de ziel uwer vijanden zal Hij slingeren
173 1Sa 25:31 | weldoen zal, zo zult gij uwer dienstmaagd gedenken. ~
174 1Sa 28:22 | gij nu ook naar de stem uwer dienstmaagd, en laat mij
175 2Sa 14:19 | deze woorden in den mond uwer dienstmaagd gelegd; ~
176 2Sa 19:5 | die uw ziel, en de ziel uwer zonen en uwer dochteren,
177 2Sa 19:5 | en de ziel uwer zonen en uwer dochteren, en de ziel uwer
178 2Sa 19:5 | uwer dochteren, en de ziel uwer vrouwen, en de ziel uwer
179 2Sa 19:5 | uwer vrouwen, en de ziel uwer bijwijven heden hebben bevrijd; ~
180 2Sa 19:7 | en spreek naar het hart uwer knechten; want ik zweer
181 2Sa 20:17 | tot hem: Hoor de woorden uwer dienstmaagd; en hij zeide:
182 2Sa 24:13 | vlieden voor het aangezicht uwer vijanden, dat die u vervolgen?
183 1Kon 3:11| noch begeerd hebt de ziel uwer vijanden; maar hebt begeerd
184 1Kon 5:6 | knechten zijn, en het loon uwer knechten zal ik u geven,
185 1Kon 8:30| en Gij, hoor in de plaats Uwer woning, in den hemel, ja,
186 1Kon 8:39| den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en doe,
187 1Kon 8:43| den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles,
188 1Kon 8:49| den hemel, de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hun
189 1Kon 20:6 | zij uw huis en de huizen uwer knechten bezoeken; en het
190 1Kon 20:6 | dat zij al het begeerlijke uwer ogen in hun handen leggen
191 2Kon 3:13| vaders, en tot de profeten uwer moeder. Doch de koning van
192 2Kon 21:23| 23 Door middel uwer boden hebt gij den HEERE
193 1Kro 22:12| worden voor het aangezicht uwer wederpartij, en dat het
194 1Kro 22:12| wederpartij, en dat het zwaard uwer vijanden u achterhale; of
195 1Kro 30:13| danken U, en loven den Naam Uwer heerlijkheid. ~
196 1Kro 30:16| huis te bouwen, den Naam Uwer heiligheid, dat is van Uw
197 2Kro 1:11| noch eer, noch de ziel uwer haters, noch ook vele dagen
198 2Kro 7:21| en hoor Gij uit de plaats Uwer woning, uit den hemel, ja,
199 2Kro 7:27| hemel, en vergeef de zonden Uwer knechten en van Uw volk
200 2Kro 7:30| den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en geef
201 2Kro 7:32| om Uws groten Naams, en Uwer sterke hand, en Uws uitgestrekten
202 2Kro 7:33| hemel, uit de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles,
203 2Kro 7:39| hemel, uit de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hun
204 2Kro 7:41| tot Uw rust, Gij en de ark Uwer kracht; laat Uw priesters,
205 2Kro 10:6 | de helft van de grootheid uwer wijsheid is mij niet aangezegd;
206 2Kro 14:12| tegen den HEERE, den God uwer vaderen, want gij zult geen
207 2Kro 22:15| zijn, door de krankheid uwer ingewanden, totdat uw ingewanden
208 2Kro 22:35| zijn, door de krankheid uwer ingewanden, totdat uw ingewanden
209 2Kro 28:9 | grimmigheid des HEEREN, des Gods uwer vaderen, over Juda, heeft
210 2Kro 29:5 | huis des HEEREN, des Gods uwer vaderen, en brengt de onreinigheid
211 2Kro 34:16| zeggende: Al wat in de hand uwer knechten gegeven is, dat
212 2Kro 35:4 | bereidt u naar de huizen uwer vaderen, naar uw verdelingen,
213 2Kro 36:4 | bereidt u naar de huizen uwer vaderen, naar uw verdelingen,
214 Ezra 4:15| in het boek der kronieken uwer vaderen, zo zult gij vinden
215 Ezra 8:28| gave, den HEERE, den God uwer vaderen. ~
216 Ezra 9:11| geboden hadt door den dienst Uwer knechten, de profeten, zeggende:
217 Ezra 10:11| Nu dan, doet den HEERE, uwer vaderen God, belijdenis
218 Neh 1:11 | knechts, en op het gebed Uwer knechten, die lust hebben
219 Neh 9:5 | eeuwigheid; en men love den Naam Uwer heerlijkheid, die verhoogd
220 Neh 9:30 | Uw Geest, door den dient Uwer profeten, maar zij neigden
221 Neh 13:22 | verschoon mij naar de veelheid Uwer goedertierenheid. ~
222 Job 4:6 | hoop, en de oprechtheid uwer wegen uw verwachting? ~
223 Job 8:6 | uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken. ~
224 Job 10:3 | Gij verwerpt den arbeid Uwer handen, en over den raad
225 Job 14:15 | antwoorden, dat Gij tot het werk Uwer handen zoudt begerig zijn. ~
226 Job 21:14 | ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust. ~
227 Job 22:5 | niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde? ~
228 Job 22:30 | bevrijd door de zuiverheid uwer handen. ~
229 Job 30:21 | tegen mij; door de sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij
230 Job 36:16 | geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zou vol vettigheid
231 Job 37:11 | stellen tegen den hoogmoed uwer golven. ~
232 Psa 5:8 | ik zal door de grootheid Uwer goedertierenheid in Uw huis
233 Psa 5:8 | mij buigen naar het paleis Uwer heiligheid, in Uw vreze. ~
234 Psa 6:5 | mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil. ~
235 Psa 6:6 | 6 Want in de dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal
236 Psa 8:3 | sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den
237 Psa 8:4 | Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de
238 Psa 8:7 | hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder
239 Psa 15:1 | Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid? ~
240 Psa 17:4 | heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de
241 Psa 17:8 | verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen, ~
242 Psa 20:4 | 4 Hij gedenke al uwer spijsofferen, en make uw
243 Psa 25:6 | 6 Zain. Gedenk, HEERE! Uwer barmhartigheden en Uwer
244 Psa 25:6 | Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden, want
245 Psa 25:7 | Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE! ~
246 Psa 26:8 | de plaats des tabernakels Uwer eer. ~
247 Psa 28:2 | naar de aanspraakplaats Uwer heiligheid. ~
248 Psa 37:8 | mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen. ~
249 Psa 37:9 | Gij drenkt hen uit de beek Uwer wellusten. ~
250 Psa 40:11 | bezweken van de bestrijding Uwer hand. ~
251 Psa 42:21 | in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan,
252 Psa 42:22 | afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren
253 Psa 43:3 | mij brengen tot den berg Uwer heiligheid, en tot Uw woningen; ~
254 Psa 44:27 | ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil. ~ ~ ~
255 Psa 48:10 | 10 O God! wij gedenken Uwer weldadigheid, in het midden
256 Psa 48:12 | Juda zich verheugen, om Uwer oordelen wil. ~
257 Psa 50:20 | broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering
258 Psa 51:3 | overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden. ~
259 Psa 57:2 | toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen
260 Psa 58:3 | hart; gij weegt het geweld uwer handen op de aarde. ~
261 Psa 61:5 | nemen in het verborgene Uwer vleugelen. Sela. ~
262 Psa 63:7 | 7 Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede,
263 Psa 63:8 | geweest; en in de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk
264 Psa 65:12 | 12 Gij kroont het jaar Uwer goedheid; en Uw voetstappen
265 Psa 66:3 | werken! Om de grootheid Uwer sterkte zullen zich Uw vijanden
266 Psa 68:24 | gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in
267 Psa 69:14 | o God! door de grootheid Uwer goedertierenheid; verhoor
268 Psa 69:17 | mij aan naar de grootheid Uwer barmhartigheden. ~
269 Psa 69:27 | maken een praat van de smart Uwer verwonden. ~
270 Psa 73:15 | trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen. ~
271 Psa 74:1 | toorn roken tegen de schapen Uwer weide? ~
272 Psa 74:2 | verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost
273 Psa 74:19 | het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over; vergeet
274 Psa 74:19 | niet over; vergeet den hoop Uwer ellendigen niet in eeuwigheid. ~
275 Psa 74:23 | Vergeet niet het geroep Uwer wederpartijders; het getier
276 Psa 79:1 | erfenis; zij hebben den tempel Uwer heiligheid verontreinigd;
277 Psa 79:2 | hebben de dode lichamen Uwer knechten aan het gevogelte
278 Psa 79:2 | spijs gegeven; het vlees Uwer gunstgenoten aan het gedierte
279 Psa 79:10 | wraak des vergoten bloeds Uwer knechten onder de heidenen
280 Psa 79:13 | wij, Uw volk en de schapen Uwer weide, U loven in eeuwigheid,
281 Psa 80:18 | Uw hand zij over den man Uwer rechterhand, over des mensen
282 Psa 86:16 | sterkte, en verlos den zoon Uwer dienstmaagd. ~
283 Psa 89:11 | vijanden verstrooid met den arm Uwer sterkte. ~
284 Psa 89:51 | Gedenk, HEERE! aan de smaad Uwer knechten, dien ik in mijn
285 Psa 92:5 | zal juichen over de werken Uwer handen. ~
286 Psa 102:26 | de hemelen zijn het werk Uwer handen; ~
287 Psa 102:29 | 29 De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en
288 Psa 104:13 | verzadigd van de vrucht Uwer werken. ~
289 Psa 106:5 | ik aanschouwe het goede Uwer uitverkorenen; opdat ik
290 Psa 106:7 | wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid niet gedachtig
291 Psa 106:47 | heidenen, opdat wij den Naam Uwer heiligheid loven, ons beroemende
292 Psa 110:2 | 2De HEERE zal de scepter Uwer sterkte zenden uit Sion,
293 Psa 110:2 | zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden. ~
294 Psa 110:3 | gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad;
295 Psa 110:3 | dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn. ~
296 Psa 115:1 | maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer
297 Psa 115:1 | Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil. ~
298 Psa 116:16 | ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn
299 Psa 119:7 | harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal
300 Psa 119:14 | ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over
301 Psa 119:27 | 27 Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat
302 Psa 119:32 | 32 Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn
303 Psa 119:33 | HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem
304 Psa 119:35 | Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb
305 Psa 119:62 | te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid. ~
306 Psa 119:106| onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid. ~
307 Psa 119:123| heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid. ~
308 Psa 119:130| 130 De opening Uwer woorden geeft licht, de
309 Psa 119:137| rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht. ~
310 Psa 119:138| Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid
311 Psa 119:144| 144 De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der
312 Psa 119:160| eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid. ~
313 Psa 119:164| des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid. ~
314 Psa 128:2 | gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult
315 Psa 132:8 | tot Uw rust, Gij en de ark Uwer sterkte! ~
316 Psa 138:2 | nederbuigen naar het paleis Uwer heiligheid, en ik zal Uw
317 Psa 138:8 | laat niet varen de werken Uwer handen. ~ ~
318 Psa 143:5 | mijzelven van de werken Uwer handen. ~
319 Psa 145:5 | de heerlijkheid der eer Uwer majesteit, en Uw wonderlijke
320 Psa 145:6 | zullen vermelden de kracht Uwer vreselijke daden; en Uw
321 Psa 145:7 | gedachtenis der grootheid Uwer goedheid overvloediglijk
322 Psa 147:13 | Want Hij maakt de grendelen uwer poorten sterk; Hij zegent
323 Spre 1:8 | vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet; ~
324 Spre 3:9 | en van de eerstelingen al uwer inkomsten; ~
325 Spre 3:27| als het in het vermogen uwer hand is te doen. ~
326 Spre 5:18| verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; ~
327 Spre 6:20| vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet. ~
328 Spre 7:2 | en mijn wet als den appel uwer ogen. ~
329 Spre 23:9 | want hij zou het verstand uwer woorden verachten. ~
330 Spre 24:10| Vertoont gij u slap ten dage uwer benauwdheid, uw kracht is
331 Spre 27:23| naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw
332 Spre 27:27| van uw huis, en leeftocht uwer maagden. ~ ~ ~ ~ ~
333 Pred 5:5 | God grotelijks toornen, om uwer stemme wille, en verderven
334 Pred 5:5 | wille, en verderven het werk uwer handen? ~
335 Pred 10:20| rijke niet in het binnenste uwer slaapkamer; want het gevogelte
336 Pred 11:9 | zich vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel
337 Pred 11:9 | en in de aanschouwingen uwer ogen; maar weet, dat
338 Pred 12:1 | de Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat
339 Hoo 1:7 | zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen? ~
340 Hoo 4:10 | liefde dan wijn, en de reuk uwer olien dan alle specerijen! ~
341 Hoo 4:11 | onder uw tong, en de reuk uwer klederen is als de reuk
342 Hoo 7:1 | prinsendochter! de omdraaiingen uwer heupen zijn als kostelijke
343 Jes 1:11 | zal Mij zijn de veelheid uwer slachtoffers? zegt de HEERE;
344 Jes 1:16 | reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van voor Mijn
345 Jes 3:12 | verleiden u, en den weg uwer paden slokken zij in. ~
346 Jes 14:11 | nedergestort, met het geklank uwer luiten; de maden zullen
347 Jes 17:10 | gedacht aan den Rotssteen uwer sterkte; daarom zult gij
348 Jes 23:16 | zing veel liederen, opdat uwer gedacht worde! ~
349 Jes 25:12 | En Hij zal de hoge vesten uwer muren buigen, vernederen,
350 Jes 26:8 | Wij hebben ook in den weg Uwer gerichten, U, o HEERE! verwacht;
351 Jes 29:5 | 5 En de menigte uwer vreemde soldaten zal zijn
352 Jes 30:22 | onrein houden het deksel uwer zilveren gesneden beelden,
353 Jes 30:22 | beelden, en het overtreksel uwer gouden gegoten beelden;
354 Jes 33:6 | geschieden, dat de vastigheid uwer tijden, de sterkte van uw
355 Jes 37:24 | 24 Door middel uwer dienstknechten hebt gij
356 Jes 43:23 | gebracht het kleine vee uwer brandofferen, en met uw
357 Jes 43:24 | gekocht, en met het vette uwer slachtoffers hebt gij Mij
358 Jes 43:25 | Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet. ~
359 Jes 47:9 | vanwege de veelheid uwer toverijen, vanwege de menigte
360 Jes 47:9 | toverijen, vanwege de menigte uwer bezweringen. ~
361 Jes 47:12 | bezweringen, en met de veelheid uwer toverijen, waarin gij gearbeid
362 Jes 47:13 | geworden in de veelheid uwer raadslagen; laat nu opstaan,
363 Jes 49:23 | en zij zullen het stof uwer voeten lekken; en gij
364 Jes 52:8 | 8 Er is een stem uwer wachters; zij verheffen
365 Jes 54:2 | 2 Maak de plaats uwer tenten wijd, en dat men
366 Jes 54:2 | en dat men de gordijnen uwer woningen uitbreide, verhinder
367 Jes 54:4 | maar gij zult de schaamte uwer jonkheid vergeten, en den
368 Jes 54:8 | goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de HEERE,
369 Jes 54:13 | geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn. ~
370 Jes 58:10 | hoop; gij hebt het leven uwer hand gevonden, daarom wordt
371 Jes 61:14 | nederbuigen aan de planten uwer voeten; en zij zullen
372 Jes 61:20 | licht wezen, en de dagen uwer treuring zullen een einde
373 Jes 64:15 | gerommel Uws ingewands en Uwer barmhartigheden? Zij
374 Jes 64:17 | niet vrezen? Keer weder om Uwer knechten wil, de stammen
375 Jes 65:5 | gerechtigheid doet dengenen, die Uwer gedenken op Uw wegen; zie,
376 Jes 65:8 | pottenbakker, en wij allen zijn Uwer handen werk. ~
377 Jes 66:7 | Uw ongerechtigheden, en uwer vaderen ongerechtigheden
378 Jer 2:2 | gedenk der weldadigheid uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw,
379 Jer 2:2 | weldadigheid uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij
380 Jer 2:28 | verlossen; want naar het getal uwer steden zijn uw goden, o
381 Jer 4:4 | en doet weg de voorhuiden uwer harten, gij mannen van Juda
382 Jer 4:4 | kunne, vanwege de boosheid uwer handelingen. ~
383 Jer 4:14 | lang zult gij de gedachten uwer ijdelheid in het binnenste
384 Jer 11:13 | Want naar het getal uwer steden zijn uw goden geweest,
385 Jer 13:18 | ganse hoofdsieraad, de kroon uwer heerlijkheid, is nedergedaald. ~
386 Jer 13:20 | gegeven was, de schapen uwer heerlijkheid? ~
387 Jer 13:22 | bejegend? Om de veelheid uwer ongerechtigheid, zijn uw
388 Jer 13:25 | Dit zal uw lot, het deel uwer maten zijn van Mij, spreekt
389 Jer 14:21 | Naams wil; werp den troon Uwer heerlijkheid niet neder;
390 Jer 17:1 | hart, en aan de hoornen uwer altaren; ~
391 Jer 21:12 | kunne, vanwege de boosheid uwer handelingen. ~
392 Jer 21:14 | bezoeking doen naar de vrucht uwer handelingen, spreekt de
393 Jer 23:2 | over u bezoeken de boosheid uwer handelingen, spreekt de
394 Jer 25:5 | weg, en van de boosheid uwer handelingen, en woont in
395 Jer 25:6 | vertoornt Mij niet door uwer handen werk, opdat Ik u
396 Jer 25:7 | vertoorndet door het werk uwer handen, u zelven ten kwade. ~
397 Jer 27:16 | Hoort niet naar de woorden uwer profeten, die u profeteren,
398 Jer 30:14 | wreden; om de grootheid uwer ongerechtigheid, omdat
399 Jer 30:15 | dodelijk is? Om de grootheid uwer ongerechtigheid, omdat uw
400 Jer 32:23 | erfelijk bezeten, maar hebben Uwer stem niet gehoorzaamd, en
401 Jer 38:12 | versleten lompen onder de oksels uwer armen, van onder aan de
402 Jer 42:12 | barmhartigheid geven, dat hij zich uwer erbarme, en u weder in uw
403 Jer 44:8 | Tergende Mij door de werken uwer handen, rokende anderen
404 Jer 44:9 | gij vergeten de boosheden uwer vaderen, en de boosheden
405 Jer 44:9 | boosheden, en de boosheden uwer vrouwen, die zij gedaan
406 Jer 44:10 | voor het aangezicht uwer vaderen gegeven heb. ~
407 Jer 44:22 | verdragen, vanwege de boosheid uwer handelingen, vanwege de
408 Jer 51:13 | einde is gekomen, de maat uwer gierigheid. ~
409 Klaa 1:39| verblijd, Hij heeft den hoorn uwer tegenpartijders verhoogd. ~
410 Klaa 1:41| Hem op voor de ziel uwer kinderkens, die in onmacht
411 Eze 4:8 | zijde, totdat gij de dagen uwer belegering voleind hebt. ~
412 Eze 5:9 | voortaan niet doen zal, om al uwer gruwelen wil. ~
413 Eze 6:4 | nedervellen voor het aangezicht uwer drekgoden. ~
414 Eze 11:15 | uw broederen, de mannen uwer maagschap, en het ganse
415 Eze 16:22 | niet gedacht aan de dagen uwer jonkheid, als gij naakt
416 Eze 16:36 | en met al de drekgoden uwer gruwelen, en na het bloed
417 Eze 16:36 | gruwelen, en na het bloed uwer kinderen, dat gij hun gegeven
418 Eze 16:43 | gedacht hebt aan de dagen uwer jonkheid, en Mij tot beroering
419 Eze 16:45 | Gij zijt de dochter uwer moeder, die de walg had
420 Eze 16:45 | kinderen; en gij zijt de zuster uwer zusteren, die de walg gehad
421 Eze 16:49 | dit was de ongerechtigheid uwer zuster Sodom; hoogmoed,
422 Eze 16:51 | ook heeft naar de helft uwer zonden niet gezondigd; en
423 Eze 16:53 | wederbrengen de gevangenen uwer gevangenis in het midden
424 Eze 16:60 | verbond met u, in de dagen uwer jonkheid, en Ik zal met
425 Eze 16:61 | 61 Dan zult gij uwer wegen gedenken en beschaamd
426 Eze 20:18 | Wandelt niet in de inzettingen uwer vaderen, en onderhoudt hun
427 Eze 20:30 | verontreinigd geworden in den weg uwer vaderen, en hoereert gij
428 Eze 20:31 | Ja, met het offeren uwer gaven, met uw kinderen door
429 Eze 20:40 | eisen, en de eerstelingen uwer heffingen met al uw geheiligde
430 Eze 21:24 | HEERE alzo: Omdat gijlieden uwer ongerechtigheid doet gedenken,
431 Eze 21:24 | handelingen; omdat uwer gedacht wordt, zult gij
432 Eze 21:30 | geschapen zijt, in het land uwer woningen zal Ik u richten. ~
433 Eze 21:32 | in het midden des lands; uwer zal niet gedacht worden;
434 Eze 23:21 | opgehaald de schandelijke daad uwer jeugd, als die van Egypte
435 Eze 23:21 | betastten, vanwege de borsten uwer jeugd. ~
436 Eze 23:31 | 31 In den weg uwer zuster hebt gij gewandeld,
437 Eze 23:32 | HEERE: Gij zult den beker uwer zuster drinken, die diep
438 Eze 23:49 | leggen, en gij zult de zonden uwer drekgoden dragen; en gijlieden
439 Eze 24:16 | Mensenkind! zie, Ik zal den lust uwer ogen van u wegnemen door
440 Eze 24:21 | ontheiligen, de heerlijkheid uwer sterkte, de begeerte uwer
441 Eze 24:21 | uwer sterkte, de begeerte uwer ogen, en de verschoning
442 Eze 24:21 | ogen, en de verschoning uwer ziel; en uw zonen en
443 Eze 26:11 | elk een van de kolommen uwer sterkten zal ter aarde nederstorten. ~
444 Eze 26:13 | Zo zal Ik het gedeun uwer liederen doen ophouden,
445 Eze 26:13 | ophouden, en het geklank uwer harpen zal niet meer gehoord
446 Eze 27:15 | eilanden waren de koophandel uwer hand; hoornen van elpenbeen
447 Eze 27:16 | met u, vanwege de veelheid uwer werken; met smaragden, purper,
448 Eze 27:18 | koophandel met u, om de veelheid uwer werken, vanwege de veelheid
449 Eze 27:21 | Kedar waren de kooplieden uwer hand; met lammeren, en rammen,
450 Eze 27:28 | het geluid des geschreeuws uwer schippers zullen de voorsteden
451 Eze 27:33 | verzadigd; met de veelheid uwer goederen en uw onderlingen
452 Eze 28:5 | 5 Door de grootheid uwer wijsheid in uw koophandel
453 Eze 28:7 | uittrekken over de schoonheid uwer wijsheid, en zullen uw glans
454 Eze 28:13 | smaragden, en goud; het werk uwer trommelen en uwer pijpen
455 Eze 28:13 | het werk uwer trommelen en uwer pijpen was bij u; ten dage
456 Eze 28:18 | Vanwege de veelheid uwer ongerechtigheden, door het
457 Eze 29:4 | uw kaken doen, en den vis uwer rivieren aan uw schubben
458 Eze 29:4 | Ik zal u uit het midden uwer rivieren optrekken, en al
459 Eze 29:4 | optrekken, en al de vis uwer rivieren zal aan uw
460 Eze 29:5 | woestijn, u en al den vis uwer rivieren; op het open veld
461 Eze 34:18 | Zult gij nog het overige uwer weide met uw voeten vertreden?
462 Dan 9:11 | met af te wijken, dat zij Uwer stem niet gehoorzaamden;
463 Dan 9:23 | 23 In het begin uwer smekingen is het woord uitgegaan,
464 Dan 10:12 | uw woorden gehoord, en om uwer woorden wil ben Ik gekomen. ~
465 Hos 9:7 | onzinnig; om de grootheid uwer ongerechtigheid is de haat
466 Hos 10:13 | op uw weg, op de veelheid uwer helden. ~
467 Hos 10:15 | gedaan, vanwege de boosheid uwer boosheid; Israels koning
468 Joe 1:2 | dagen, of ook in de dagen uwer vaderen? ~
469 Amos 4:9 | met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden,
470 Amos 4:9 | veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen,
471 Amos 4:9 | en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen
472 Amos 4:9 | en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op;
473 Amos 4:10| en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw
474 Amos 5:23| 23 Doe het getier uwer liederen van Mij weg; ook
475 Jona 2:4 | nochtans zal ik den tempel Uwer heiligheid weder aanschouwen. ~
476 Jona 2:7 | kwam tot U, in den tempel Uwer heiligheid. ~
477 Mic 4:10 | HEERE verlossen uit de hand uwer vijanden. ~
478 Mic 5:12 | nederbuigen voor het werk uwer handen. ~
479 Mic 7:4 | dan een doornheg; de dag uwer wachters, uw bezoeking,
480 Mic 7:14 | volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont,
481 Nah 2:13 | de aarde, en de stem uwer gezanten zal niet meer gehoord
482 Mal 2:3 | aangezichten strooien, den drek uwer feesten, zodat men u met
483 Mal 2:14 | u en tussen de huisvrouw uwer jeugd, met dewelke gij trouwelooslijk
484 Mal 3:7 | 7 Van uwer vaderen dag af, zijt gij
485 Mal 4:3 | as worden onder de zolen uwer voeten, te dien dage, dien
486 Matt 5:29| want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw
487 Matt 5:30| want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw
488 Matt 10:14| dezelve stad, schudt het stof uwer voeten af. ~
489 Matt 19:8 | heeft vanwege de hardigheid uwer harten u toegelaten uw vrouwen
490 Matt 22:44| hebben tot een voetbank Uwer voeten. ~
491 Matt 23:32| dan ook, vervult de mate uwer vaderen! ~
492 Mark 5:19| gedaan heeft, en hoe Hij Zich uwer ontfermd heeft. ~
493 Mark 10:5 | hen: Vanwege de hardigheid uwer harten heeft hij ulieden
494 Mark 12:36| hebben tot een voetbank Uwer voeten. ~
495 Luk 1:44 | 44 Want zie, als de stem uwer groetenis in mijn oren geschiedde,
496 Luk 6:20 | Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. ~
497 Luk 11:48 | behagen hebt aan de werken uwer vaderen; want zij hebben
498 Luk 19:44 | daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend hebt. ~
499 Luk 20:43 | hebben tot een voetbank Uwer voeten. ~
500 Hand 2:35| hebben tot een voetbank Uwer voeten. ~
1-500 | 501-526 |