Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
jarach 1
jareb 2
jared 1
jaren 516
jarha 2
jarib 3
jarmuth 7
Frequency    [«  »]
523 ter
521 27
517 duizend
516 jaren
514 spreekt
506 daarna
506 doet

Bijbel

IntraText - Concordances

jaren

1-500 | 501-516

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:14 | tijden, en tot dagen en jaren! ~ 2 Gen 5:3 | leefde honderd en dertig jaren, en gewon een zoon naar 3 Gen 5:4 | zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 4 Gen 5:5 | hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij 5 Gen 5:5 | negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf. ~ 6 Gen 5:6 | Seth leefde honderd en vijf jaren, en hij gewon Enos. ~ 7 Gen 5:7 | had, achthonderd en zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 8 Gen 5:8 | Seth negenhonderd en twaalf jaren; en hij stierf. ~ 9 Gen 5:9 | En Enos leefde negentig jaren, en hij gewon Kenan. ~ 10 Gen 5:10 | achthonderd en vijftien jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 11 Gen 5:11 | Enos negenhonderd en vijf jaren; en hij stierf. ~ 12 Gen 5:12 | En Kenan leefde zeventig jaren, en hij gewon Mahalal-el. ~ 13 Gen 5:13 | achthonderd en veertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 14 Gen 5:14 | Kenan negenhonderd en tien jaren; en hij stierf. ~ 15 Gen 5:15 | Mahalal-el leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Jered. ~ 16 Gen 5:16 | had, achthonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 17 Gen 5:17 | achthonderd vijf en negentig jaren; en hij stierf. ~ 18 Gen 5:18 | leefde honderd twee en zestig jaren, en hij gewon Henoch. ~ 19 Gen 5:19 | gewonnen had, achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 20 Gen 5:20 | negenhonderd twee en zestig jaren; en hij stierf. ~ 21 Gen 5:21 | Henoch leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Methusalach. ~ 22 Gen 5:22 | gewonnen had, driehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 23 Gen 5:23 | driehonderd vijf en zestig jaren. ~ 24 Gen 5:25 | honderd zeven en tachtig jaren, en hij gewon Lamech. ~ 25 Gen 5:26 | zevenhonderd twee en tachtig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 26 Gen 5:27 | negenhonderd negen en zestig jaren; en hij stierf. ~ 27 Gen 5:28 | honderd twee en tachtig jaren, en hij gewon een zoon. ~ 28 Gen 5:30 | vijfhonderd vijf en negentig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 29 Gen 5:31 | zevenhonderd zeven en zeventig jaren; en hij stierf. ~ 30 Gen 5:32 | En Noach was vijfhonderd jaren oud; en Noach gewon Sem, 31 Gen 6:3 | zijn honderd en twintig jaren. ~ 32 Gen 7:6 | Noach nu was zeshonderd jaren oud, als de vloed der wateren 33 Gen 9:28 | vloed driehonderd en vijftig jaren. ~ 34 Gen 9:29 | negenhonderd en vijftig jaren; en hij stierf. ~  ~ 35 Gen 11:10 | van Sem: Sem was honderd jaren oud, en gewon Arfachsad, 36 Gen 11:10 | en gewon Arfachsad, twee jaren na den vloed. ~ 37 Gen 11:11 | gewonnen had, vijfhonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 38 Gen 11:12 | Arfachsad leefde vijf en dertig jaren, en hij gewon Selah. ~ 39 Gen 11:13 | had, vierhonderd en drie jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 40 Gen 11:14 | 14 En Selah leefde dertig jaren, en hij gewon Heber. ~ 41 Gen 11:15 | had, vierhonderd en drie jaren, en hij gewon zonen en dochteren. ~ 42 Gen 11:16 | Heber leefde vier en dertig jaren, en gewon Peleg. ~ 43 Gen 11:17 | had, vierhonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 44 Gen 11:18 | 18 En Peleg leefde dertig jaren, en hij gewon Rehu. ~ 45 Gen 11:19 | had, tweehonderd en negen jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 46 Gen 11:20 | Rehu leefde twee en dertig jaren, en hij gewon Serug. ~ 47 Gen 11:21 | had, tweehonderd en zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 48 Gen 11:22 | 22 En Serug leefde dertig jaren, en gewon Nahor. ~ 49 Gen 11:23 | gewonnen had, tweehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 50 Gen 11:24 | leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah. ~ 51 Gen 11:25 | had, honderd en negentien jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 52 Gen 11:26 | En Terah leefde zeventig jaren, en gewon Abram, Nahor en 53 Gen 11:32 | waren tweehonderd en vijf jaren, en Terah stierf te Haran. ~  ~ 54 Gen 12:4 | Abram was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran 55 Gen 14:4 | 4 Twaalf jaren hadden zij Kedor-Laomer 56 Gen 14:37 | hen verdrukken vierhonderd jaren. ~ 57 Gen 15:3 | dienstmaagd, ten einde van tien jaren, welke Abram in het land 58 Gen 15:16 | Abram was zes en tachtig jaren oud, toen Hagar Ismael aan 59 Gen 16:1 | Abram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de 60 Gen 16:17 | hart: Zal een, die honderd jaren oud is, een kind geboren 61 Gen 16:17 | en zal Sara, die negentig jaren oud is, baren? ~ 62 Gen 16:24 | was oud negen en negentig jaren, als hem het vlees zijner 63 Gen 16:25 | zijn zoon, was dertien jaren oud, als hem het vlees zijner 64 Gen 20:5 | 5 En Abraham was honderd jaren oud, als hem Izak zijn zoon 65 Gen 22:1 | honderd zeven en twintig jaren; dit waren de jaren des 66 Gen 22:1 | twintig jaren; dit waren de jaren des levens van Sara. ~ 67 Gen 23:74 | Dit nu zijn de dagen der jaren des levens van Abraham, 68 Gen 23:74 | honderd vijf en zeventig jaren. ~ 69 Gen 23:84 | 17 En dit zijn de jaren des levens van Ismael, honderd 70 Gen 23:84 | honderd zeven en dertig jaren; en hij gaf den geest, en 71 Gen 23:87 | 20 En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de 72 Gen 23:93 | Jakob. En Izak was zestig jaren oud, als hij hen gewon. ~ 73 Gen 24:34 | 34 Als nu Ezau veertig jaren oud was, nam hij tot een 74 Gen 27:18 | hij zeide: Ik zal u zeven jaren dienen, om Rachel, uw kleinste 75 Gen 27:20 | diende Jakob om Rachel zeven jaren; en die waren in zijn ogen 76 Gen 27:27 | dien gij nog andere zeven jaren bij mij dienen zult. ~ 77 Gen 27:30 | bij hem nog andere zeven jaren. ~ 78 Gen 28:38 | 38 Deze twintig jaren ben ik bij u geweest; uw 79 Gen 28:41 | 41 Ik ben nu twintig jaren in uw huis geweest; ik heb 80 Gen 28:41 | geweest; ik heb u veertien jaren gediend om uw beide dochteren, 81 Gen 28:41 | beide dochteren, en zes jaren om uw kudde; en gij hebt 82 Gen 32:28 | dagen van Izak waren honderd jaren, en tachtig jaren. 83 Gen 32:28 | honderd jaren, en tachtig jaren. 84 Gen 34:2 | zijnde een zoon van zeventien jaren, weidde de kudde met zijn 85 Gen 37:1 | ten einde van twee volle jaren, dat Farao droomde, en ziet, 86 Gen 37:26 | schone koeien zijn zeven jaren; die zeven schone aren zijn 87 Gen 37:26 | schone aren zijn ook zeven jaren; de droom is een. ~ 88 Gen 37:27 | gene opkwamen, zijn zeven jaren; en die zeven ranke van 89 Gen 37:27 | verzengde aren zullen zeven jaren des hongers wezen. ~ 90 Gen 37:29 | Zie, de zeven aankomende jaren, zal er grote overvloed 91 Gen 37:30 | zullen er opstaan zeven jaren des hongers; dan zal in 92 Gen 37:34 | lands van Egypte in de zeven jaren des overvloeds. ~ 93 Gen 37:35 | van deze aankomende goede jaren verzamelen, en koren opleggen, 94 Gen 37:36 | voor het land, voor zeven jaren des hongers, die in Egypteland 95 Gen 37:46 | 46 Jozef nu was dertig jaren oud, als hij stond voor 96 Gen 37:47 | bracht voort, in de zeven jaren des overvloeds, bij handvollen. ~ 97 Gen 37:48 | vergaderde alle spijze der zeven jaren, die in Egypteland was, 98 Gen 37:53 | Toen eindigden de zeven jaren des overvloeds, die in Egypte 99 Gen 37:54 | 54 En de zeven jaren des hongers begonnen aan 100 Gen 41:6 | 6 Want het zijn nu twee jaren des hongers in het midden 101 Gen 41:6 | lands; en er zijn nog vijf jaren, in welke geen ploeging 102 Gen 41:11 | want er zullen nog vijf jaren des hongers zijn, opdat 103 Gen 43:8 | Hoe vele zijn de dagen der jaren uws levens! ~ 104 Gen 43:9 | tot Farao: De dagen der jaren mijner vreemdelingschappen 105 Gen 43:9 | vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de 106 Gen 43:9 | kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest, en 107 Gen 43:9 | bereikt de dagen van de jaren des levens mijner vaderen, 108 Gen 43:28 | zodat de dagen van Jakob, de jaren zijns levens, geweest zijn 109 Gen 43:28 | honderd zeven en veertig jaren. ~ 110 Gen 46:22 | Jozef leefde honderd en tien jaren. ~ 111 Gen 46:26 | stierf, honderd en tien jaren oud zijnde; en zij balsemden 112 Exo 6:15 | Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren 113 Exo 6:15 | honderd zeven en dertig jaren. ~ 114 Exo 6:17 | Hebron, en Uzziel, en de jaren des levens van Kehath waren 115 Exo 6:17 | waren honderd drie en dertig jaren. ~ 116 Exo 6:19 | hem Aaron en Mozes; en de jaren des levens van Amram waren 117 Exo 6:19 | honderd zeven en dertig jaren. ~ 118 Exo 12:40 | gewoond hebben, is vierhonderd jaren en dertig jaren. ~ 119 Exo 12:40 | vierhonderd jaren en dertig jaren. ~ 120 Exo 12:41 | de vierhonderd en dertig jaren, zo is het even op denzelfden 121 Exo 16:35 | Israels aten Man veertig jaren, totdat zij in een bewoond 122 Exo 21:2 | kopen zult, die zal zes jaren dienen; maar in het zevende 123 Exo 30:14 | de getelden, van twintig jaren oud en daarboven, zal het 124 Exo 38:26 | de getelden, van twintig jaren oud en daarboven, namelijk 125 Lev 19:23 | vrucht, besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, 126 Lev 24:3 | 3 Zes jaren zult gij uw akker bezaaien, 127 Lev 24:3 | uw akker bezaaien, en zes jaren uw wijngaard besnijden, 128 Lev 24:8 | jaarweken, zevenmaal zeven jaren; zodat de dagen der zeven 129 Lev 24:8 | jaarweken u negen en veertig jaren zullen zijn. 130 Lev 24:15 | 15 Naar het getal der jaren, van het jubeljaar af, zult 131 Lev 24:15 | en naar het getal van de jaren der inkomsten zal hij het 132 Lev 24:16 | 16 Naar de veelheid der jaren zult gij zijn koop vermeerderen, 133 Lev 24:16 | en naar de weinigheid der jaren zult gij zijn koop verminderen; 134 Lev 24:21 | het de inkomst voor drie jaren zal voortbrengen. ~ 135 Lev 24:27 | 27 Dan zal hij de jaren zijner verkoping rekenen, 136 Lev 24:50 | zijn naar het getal van de jaren, naar de dagen eens dagloners 137 Lev 24:51 | Indien nog vele van die jaren zijn, naar die zal hij tot 138 Lev 24:52 | indien er nog weinige van die jaren overgebleven zijn, tot aan 139 Lev 24:52 | met hem rekenen; naar zijn jaren zal hij zijn lossing wedergeven. ~ 140 Lev 26:3 | mans zal zijn van twintig jaren oud, tot een, die zestig 141 Lev 26:3 | oud, tot een, die zestig jaren oud is; dan zal uw schatting 142 Lev 26:5 | is het van een, die vijf jaren oud is, tot een, die twintig 143 Lev 26:5 | is, tot een, die twintig jaren oud is, zo zal uw schatting 144 Lev 26:6 | oud is, tot een, die vijf jaren oud is, zo zal uw schatting 145 Lev 26:7 | het van een, die zestig jaren oud is en daarboven, is 146 Lev 26:18 | het geld rekenen, naar de jaren, die nog overig zijn tot 147 Num 1:3 | 3 Van twintig jaren oud en daarboven, allen, 148 Num 1:18 | der namen, van die twintig jaren oud was en daarboven, hoofd 149 Num 1:20 | mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 150 Num 1:22 | mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 151 Num 1:24 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 152 Num 1:26 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 153 Num 1:28 | getal der namen van twintig jaren oud en daarboven, allen, 154 Num 1:30 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 155 Num 1:32 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 156 Num 1:34 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 157 Num 1:36 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 158 Num 1:38 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 159 Num 1:40 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 160 Num 1:42 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 161 Num 1:45 | hunner vaderen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, 162 Num 4:3 | 3 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig 163 Num 4:3 | en daarboven, tot vijftig jaren oud; al wie tot dezen strijd 164 Num 4:23 | zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig 165 Num 4:23 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkomt om den 166 Num 4:30 | zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig 167 Num 4:30 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkomt tot dezen 168 Num 4:35 | 35 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig 169 Num 4:35 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen 170 Num 4:39 | 39 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig 171 Num 4:39 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen 172 Num 4:43 | 43 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig 173 Num 4:43 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen 174 Num 4:47 | 47 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig 175 Num 4:47 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam, om den 176 Num 8:24 | aangaat: van vijf en twintig jaren oud en daarboven, zullen 177 Num 8:25 | Maar van dat hij vijftig jaren oud is, zal hij van den 178 Num 13:22 | Enak; Hebron nu was zeven jaren gebouwd voor Zoan in Egypte. ~ 179 Num 14:29 | gehele getal, van twintig jaren oud en daarboven, gij, die 180 Num 14:33 | in deze woestijn, veertig jaren, en zullen uw hoererijen 181 Num 14:34 | ongerechtigheden dragen, veertig jaren, en gij zult gewaar worden 182 Num 26:2 | Israels op, van twintig jaren oud en daarboven, naar het 183 Num 26:4 | Dat men opneme van twintig jaren oud en daarboven; gelijk 184 Num 31:64 | opgetogen zijn, van twintig jaren oud en daarboven, het land 185 Num 31:66 | in de woestijn, veertig jaren, totdat verteerd was het 186 Num 32:39 | honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den 187 Deu 2:7 | grote woestijn; deze veertig jaren is de HEERE, uw God, met 188 Deu 2:14 | zijn, waren acht en dertig jaren; totdat het ganse geslacht 189 Deu 8:2 | HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; 190 Deu 8:4 | gezwollen, deze veertig jaren. ~ 191 Deu 14:28 | 28 Ten einde van drie jaren zult gij voortbrengen alle 192 Deu 15:1 | 1 Ten einde van zeven jaren zult gij een vrijlating 193 Deu 15:12 | zal zijn, zo zal hij u zes jaren dienen; maar in het zevende 194 Deu 15:18 | dubbel-loons-dagloner heeft hij u zes jaren gediend; zo zal u de HEERE, 195 Deu 29:5 | En Ik heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn; 196 Deu 31:2 | heden honderd en twintig jaren oud; ik zal niet meer kunnen 197 Deu 31:10 | zeggende: Ten einde van zeven jaren, op den gezetten tijd van 198 Deu 32:7 | dagen van ouds; merk op de jaren van elk geslacht; vraag 199 Deu 34:7 | nu was honderd en twintig jaren oud, als hij stierf; zijn 200 Joz 5:6 | Israels wandelden veertig jaren in de woestijn, totdat vergaan 201 Joz 14:7 | 7 Ik was veertig jaren oud, toen Mozes, de knecht 202 Joz 14:10 | zijn nu vijf en veertig jaren, sedert dat de HEERE dit 203 Joz 14:10 | ben heden vijf en tachtig jaren oud. ~ 204 Joz 25:29 | oud zijnde honderd en tien jaren. ~ 205 Ric 2:8 | gestorven was, honderd en tien jaren oud zijnde; ~ 206 Ric 3:8 | Cuschan Rischataim acht jaren. ~ 207 Ric 3:11 | Toen was het land veertig jaren stil, en Othniel, de zoon 208 Ric 3:14 | der Moabieten, achttien jaren. ~ 209 Ric 3:30 | het land was stil tachtig jaren. ~ 210 Ric 4:3 | geweld onderdrukt, twintig jaren. ~ 211 Ric 4:55 | het land was stil, veertig jaren. ~  ~ 212 Ric 5:1 | hand der Midianieten, zeven jaren. ~ 213 Ric 5:25 | den tweeden var, van zeven jaren; en breek af het altaar 214 Ric 7:28 | het land was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon. ~ 215 Ric 8:22 | 22 Als nu Abimelech drie jaren over Israel geheerst had, ~ 216 Ric 9:2 | richtte Israel drie en twintig jaren; en hij stierf, en werd 217 Ric 9:3 | richtte Israel twee en twintig jaren. ~ 218 Ric 9:8 | datzelve jaar; achttien jaren, onderdrukten zij al de 219 Ric 10:26 | Terwijl Israel driehonderd jaren gewoond heeft in Hesbon, 220 Ric 11:7 | Jeftha nu richtte Israel zes jaren; en Jeftha, de Gileadiet, 221 Ric 11:9 | hij richtte Israel zeven jaren. ~ 222 Ric 11:11 | hij richtte Israel tien jaren. ~ 223 Ric 11:14 | hij richtte Israel acht jaren. ~ 224 Ric 12:1 | der Filistijnen veertig jaren. ~ 225 Ric 14:20 | der Filistijnen, twintig jaren. ~  ~  ~  226 Ric 15:31 | had Israel gericht twintig jaren. ~  ~  ~  227 Rut 1:4 | bleven aldaar omtrent tien jaren. ~ 228 1Sa 4:15 | man van acht en negentig jaren, en zijn ogen stonden stijf, 229 1Sa 4:18 | hij richtte Israel veertig jaren. ~ 230 1Sa 7:2 | de dagen werden twintig jaren; en het ganse huis van Israel 231 1Sa 29:3 | die deze dagen of deze jaren bij mij geweest is? En ik 232 2Sa 2:10 | 10 Veertig jaren was Isboseth, Sauls zoon, 233 2Sa 2:11 | huis van Juda, is zeven jaren en zes maanden. ~ 234 2Sa 4:4 | was aan beide voeten; vijf jaren was hij oud als het gerucht 235 2Sa 5:4 | hij koning werd; veertig jaren heeft hij geregeerd. ~ 236 2Sa 5:5 | regeerde hij over Juda zeven jaren en zes maanden; en te Jeruzalem 237 2Sa 5:5 | regeerde hij drie en dertig jaren over gans Israel en Juda. ~ 238 2Sa 13:23 | geschiedde, na twee volle jaren, dat Absalom, schaaps scheerders 239 2Sa 13:38 | en hij was aldaar drie jaren. ~ 240 2Sa 14:28 | bleef Absalom twee volle jaren te Jeruzalem, dat hij des 241 2Sa 15:7 | Ten einde nu van veertig jaren is het geschied, dat Absalom 242 2Sa 19:32 | oud, een man van tachtig jaren; en hij had den koning onderhouden, 243 2Sa 19:34 | veel zullen de dagen der jaren mijns levens zijn, dat ik 244 2Sa 19:35 | 35 Ik ben heden tachtig jaren oud; zou ik kunnen onderscheiden 245 2Sa 21:1 | Davids dagen een honger, drie jaren, jaar achter jaar; en David 246 2Sa 24:13 | Zal u een honger van zeven jaren in uw land komen? Of wilt 247 1Kon 2:11| over Israel, zijn veertig jaren; zeven jaren heeft hij geregeerd 248 1Kon 2:11| zijn veertig jaren; zeven jaren heeft hij geregeerd in Hebron, 249 1Kon 2:11| heeft hij drie en dertig jaren geregeerd. ~ 250 1Kon 2:39| geschiedde met het einde van drie jaren, dat twee knechten van Simei 251 1Kon 6:38| behoren; alzo heeft hij zeven jaren daaraan gebouwd. ~  ~  252 1Kon 7:1 | huis bouwde Salomo dertien jaren, en hij volmaakte zijn ganse 253 1Kon 9:10| geschiedde ten einde van twintig jaren, in dewelke Salomo die twee 254 1Kon 10:22| kwamen in, eenmaal in drie jaren, brengende goud, en zilver, 255 1Kon 14:20| geregeerd, zijn twee en twintig jaren; en hij ontsliep met zijn 256 1Kon 14:21| in Juda; een en veertig jaren was Rehabeam oud, als hij 257 1Kon 14:21| werd, en regeerde zeventien jaren te Jeruzalem, in de stad, 258 1Kon 15:2 | 2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam 259 1Kon 15:10| regeerde een en veertig jaren te Jeruzalem, en de naam 260 1Kon 15:25| Juda; en hij regeerde twee jaren over Israel. ~ 261 1Kon 15:33| regeerde vier en twintig jaren. ~ 262 1Kon 16:8 | Thirza, en regeerde twee jaren. ~ 263 1Kon 16:23| Israel, en regeerde twaalf jaren; te Thirza regeerde hij 264 1Kon 16:23| Thirza regeerde hij zes jaren. ~ 265 1Kon 16:29| Samaria, twee en twintig jaren. ~ 266 1Kon 17:1 | aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, 267 1Kon 22:1 | 1 En zij zaten drie jaren stil, dat er geen krijg 268 1Kon 22:42| Josafat was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, 269 1Kon 22:42| regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam 270 1Kon 22:52| van Juda, en regeerde twee jaren over Israel. ~ 271 2Kon 3:1 | en hij regeerde twaalf jaren. ~ 272 2Kon 8:1 | die ook in het land zeven jaren komen zal. ~ 273 2Kon 8:2 | land der Filistijnen, zeven jaren. ~ 274 2Kon 8:3 | met het einde der zeven jaren, dat de vrouw uit het land 275 2Kon 8:17| 17 Hij was twee en dertig jaren oud, toen hij koning werd, 276 2Kon 8:17| werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 277 2Kon 8:26| 26 Twee en twintig jaren was Ahazia oud, als hij 278 2Kon 10:36| Samaria, zijn acht en twintig jaren. ~ 279 2Kon 11:3 | het huis des HEEREN zes jaren; en Athalia regeerde over 280 2Kon 11:21| 21 Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd. ~  ~  281 2Kon 12:1 | koning, en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam 282 2Kon 13:1 | koning, en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam 283 2Kon 14:1 | Samaria, en regeerde zeventien jaren. ~ 284 2Kon 14:10| Samaria, en regeerde zestien jaren. ~ 285 2Kon 15:2 | 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning 286 2Kon 15:2 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam 287 2Kon 15:17| koning van Israel, vijftien jaren. ~ 288 2Kon 15:21| nam Azaria (die nu zestien jaren oud was), en maakten hem 289 2Kon 15:23| regeerde een en veertig jaren. ~ 290 2Kon 16:2 | 2 Hij was zestien jaren oud, toen hij koning werd, 291 2Kon 16:2 | regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam 292 2Kon 16:17| Israel, en regeerde tien jaren te Samaria. ~ 293 2Kon 16:23| Israel, en regeerde twee jaren te Samaria. ~ 294 2Kon 16:27| Israel, en regeerde twintig jaren te Samaria. ~ 295 2Kon 16:33| 33 Vijf en twintig jaren was hij oud, als hij koning 296 2Kon 16:33| werd, en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam 297 2Kon 17:2 | 2 Twintig jaren was Achaz oud, toen hij 298 2Kon 17:2 | en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed 299 2Kon 18:2 | 2 Twintig jaren was Achaz oud, toen hij 300 2Kon 18:2 | en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed 301 2Kon 19:1 | Samaria, en regeerde negen jaren. 302 2Kon 19:5 | hij belegerde haar drie jaren. ~ 303 2Kon 20:2 | 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning 304 2Kon 20:2 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem, en de naam 305 2Kon 20:10| haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia; 306 2Kon 22:6 | 6 En Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen, en 307 2Kon 23:1 | 1 Manasse was twaalf jaren oud, toen hij koning werd, 308 2Kon 23:1 | regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam 309 2Kon 23:19| Amon was twee en twintig jaren oud, toen hij koning werd, 310 2Kon 23:19| werd, en hij regeerde twee jaren te Jeruzalem; en de naam 311 2Kon 24:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, 312 2Kon 24:1 | en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem; en de naam 313 2Kon 25:31| 31 Drie en twintig jaren was Joahaz oud, toen hij 314 2Kon 25:36| 36 Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, toen hij 315 2Kon 25:36| koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam 316 2Kon 26:1 | Jojakim werd zijn knecht drie jaren; daarna keerde hij zich 317 2Kon 26:8 | 8 Jojachin was achttien jaren oud, toen hij koning werd, 318 2Kon 26:18| Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, 319 2Kon 26:18| werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam 320 1Kro 2:21| nam ze, toen hij zestig jaren oud was; en zij baarde hem 321 1Kro 3:4 | hij regeerde daar zeven jaren en zes maanden; en drie 322 1Kro 3:4 | maanden; en drie en dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem. ~ 323 1Kro 22:12| 12 Of drie jaren honger, of drie maanden 324 1Kro 24:3 | werden geteld, van dertig jaren af en daarboven; en hun 325 1Kro 24:24| huis des HEEREN van twintig jaren oud en daarboven. ~ 326 1Kro 24:27| Levi geteld, van twintig jaren oud en daarboven; ~ 327 1Kro 28:23| die niet op, die twintig jaren oud en daar beneden waren; 328 1Kro 30:27| over Israel, zijn veertig jaren; te Hebron regeerde hij 329 1Kro 30:27| Hebron regeerde hij zeven jaren, en te Jeruzalem regeerde 330 2Kro 9:1 | nu ten einde van twintig jaren, in dewelke Salomo het huis 331 2Kro 10:21| van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen van Tharsis 332 2Kro 10:30| over gans Israel, veertig jaren. ~ 333 2Kro 12:17| den zoon van Salomo, drie jaren; want drie jaren wandelden 334 2Kro 12:17| Salomo, drie jaren; want drie jaren wandelden zij in den weg 335 2Kro 13:13| Rehabeam was een en veertig jaren oud, als hij koning werd, 336 2Kro 13:13| en hij regeerde zeventien jaren in Jeruzalem, de stad, die 337 2Kro 14:2 | 2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam 338 2Kro 15:1 | dagen was het land tien jaren stil. ~ 339 2Kro 15:6 | er was geen oorlog in die jaren tegen hem, dewijl de HEERE 340 2Kro 19:2 | 2 En ten einde van enige jaren toog hij af tot Achab naar 341 2Kro 21:31| hij was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, 342 2Kro 21:31| regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam 343 2Kro 22:5 | werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 344 2Kro 22:19| tijd van het einde der twee jaren uitging, zijn ingewanden 345 2Kro 22:20| 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij koning werd, 346 2Kro 22:20| koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging 347 2Kro 22:25| werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 348 2Kro 22:39| tijd van het einde der twee jaren uitging, zijn ingewanden 349 2Kro 22:40| 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij koning werd, 350 2Kro 22:40| koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging 351 2Kro 23:12| verstoken in het huis Gods zes jaren; en Athalia regeerde over 352 2Kro 24:1 | 1 Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd, 353 2Kro 24:1 | en hij regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam 354 2Kro 24:15| hij was honderd en dertig jaren oud, toen hij stierf. ~ 355 2Kro 25:1 | Amazia, vijf en twintig jaren oud zijnde, werd koning, 356 2Kro 25:1 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam 357 2Kro 25:5 | monsterde hen, van twintig jaren oud en daarboven, en vond 358 2Kro 25:25| koning van Israel, vijftien jaren. ~ 359 2Kro 26:1 | Juda Uzzia (die nu zestien jaren oud was), en maakte hem 360 2Kro 26:3 | 3 Zestien jaren was Uzzia oud, toen hij 361 2Kro 26:3 | regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam 362 2Kro 27:1 | 1Jotham was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd, 363 2Kro 27:1 | en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam 364 2Kro 27:8 | 8Hij was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd; 365 2Kro 27:8 | en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem. ~ 366 2Kro 28:1 | 1 Achaz was twintig jaren oud, toen hij koning werd, 367 2Kro 28:1 | werd, en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed 368 2Kro 29:1 | koning, vijf en twintig jaren oud zijnde, en regeerde 369 2Kro 29:1 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam 370 2Kro 31:16| geslachtsregister der manspersonen, drie jaren oud en daarboven) allen, 371 2Kro 31:17| de Levieten van twintig jaren oud en daarboven, in hun 372 2Kro 33:1 | 1 Manasse was twaalf jaren oud, als hij koning werd, 373 2Kro 33:1 | regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem. ~ 374 2Kro 33:21| Amon was twee en twintig jaren oud, als hij koning werd, 375 2Kro 33:21| koning werd, en regeerde twee jaren te Jeruzalem. ~ 376 2Kro 34:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, 377 2Kro 34:1 | en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem. ~ 378 2Kro 37:2 | 2 Drie en twintig jaren was Joahaz oud, als hij 379 2Kro 37:5 | 5 Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, als hij 380 2Kro 37:5 | koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en hij deed 381 2Kro 37:9 | 9 Acht jaren was Jojachin oud, als hij 382 2Kro 37:11| 11 Een en twintig jaren was Zedekia oud, als hij 383 2Kro 37:11| koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem. ~ 384 2Kro 37:21| verwoesting, totdat de zeventig jaren vervuld waren. ~ 385 Ezra 3:8 | de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht 386 Ezra 5:11| bouwen het huis, dat vele jaren voor dezen is gebouwd geweest; 387 Neh 5:14 | Arthahsasta, zijnde twaalf jaren, heb ik, met mijn broederen, 388 Neh 9:21 | Alzo hebt Gij hen veertig jaren onderhouden in de woestijn; 389 Neh 9:30 | Doch Gij vertoogt het vele jaren over hen, en betuigdet tegen 390 Job 10:5 | dagen van een mens? Zijn Uw jaren als de dagen eens mans? ~ 391 Job 15:20 | zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran 392 Job 16:22 | 22 Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen, 393 Job 32:7 | spreken, en de veelheid der jaren wijsheid te kennen geven. ~ 394 Job 36:11 | eindigen in het goede, en hun jaren in liefelijkheden. ~ 395 Job 36:26 | onderzoeking van het getal Zijner jaren. ~ 396 Job 41:16 | dezen honderd en veertig jaren, dat hij zag zijn kinderen, 397 Psa 31:11 | verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht 398 Psa 61:7 | konings dagen toedoen; zijn jaren zullen zijn als van geslacht 399 Psa 77:6 | overdacht de dagen van ouds, de jaren der eeuwen. ~ 400 Psa 78:33 | vergaan in ijdelheid, en hun jaren in verschrikking. ~ 401 Psa 90:4 | 4 Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag 402 Psa 90:9 | verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte. ~ 403 Psa 90:10 | Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, 404 Psa 90:10 | jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, 405 Psa 90:10 | zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van 406 Psa 90:15 | ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad 407 Psa 95:10 | 10 Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan 408 Psa 102:25 | midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht. ~ 409 Psa 102:28 | Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geeindigd worden. ~ 410 Spre 3:2 | Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen 411 Spre 4:10| mijn redenen aan, en de jaren des levens zullen u vermenigvuldigd 412 Spre 5:9 | uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; ~ 413 Spre 9:11| vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan 414 Spre 10:27| vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort. ~ 415 Pred 6:3 | kinderen gewon, en vele jaren leefde, zodat de dagen zijner 416 Pred 6:3 | leefde, zodat de dagen zijner jaren veel waren, doch zijn ziel 417 Pred 6:6 | schoon tweemaal duizend jaren, en het goede niet zag; 418 Pred 11:8 | Maar indien de mens veel jaren heeft, en verblijdt zich 419 Pred 12:1 | kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke gij 420 Jes 7:8 | en in nog vijf en zestig jaren zal Efraim verbroken worden, 421 Jes 16:14 | HEERE, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings), 422 Jes 16:14 | Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings), dan zal 423 Jes 20:3 | barrevoets wandelt, drie jaren, tot een teken en wonder 424 Jes 21:16 | binnen een jaar, gelijk de jaren eens dagloners zijn, zo 425 Jes 23:15 | vergeten worden zeventig jaren, gelijk eens konings dagen; 426 Jes 23:15 | maar ten einde van zeventig jaren zal in Tyrus als een hoerenlied      427 Jes 23:17 | geschieden ten einde van zeventig jaren, dat de HEERE Tyrus zal 428 Jes 38:5 | gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen; ~ 429 Jes 38:10 | beroofd van het overige mijner jaren. ~ 430 Jes 38:15 | zoetjes voorttreden al mijn jaren, vanwege de bitterheid mijner 431 Jes 66:20 | jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde,      maar een 432 Jes 66:20 | maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt 433 Jer 25:11 | van Babel dienen zeventig jaren. ~ 434 Jer 25:12 | geschieden, als de zeventig jaren vervuld zijn, dan zal Ik 435 Jer 28:3 | 3      In nog twee volle jaren zal Ik tot deze plaats wederbrengen 436 Jer 28:11 | Babel, in nog twee volle jaren,      van den hals al der 437 Jer 29:10 | Zekerlijk, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld 438 Jer 34:14 | Ten einde van zeven jaren zult gij laten gaan, een 439 Jer 34:14 | verkocht zijn, en u zes jaren gediend heeft; gij zult 440 Jer 52:1 | Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, 441 Jer 52:1 | werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam 442 Eze 4:5 | Want Ik heb u gegeven de jaren hunner ongerechtigheid, 443 Eze 22:4 | naderen, en zijt tot      uw jaren gekomen; daarom heb Ik u 444 Eze 29:11 | doorgaan, en het zal veertig jaren onbewoond zijn. ~ 445 Eze 29:12 | verwoeste steden, veertig jaren;      en Ik zal de Egyptenaars 446 Eze 29:13 | HEERE: Ten einde van veertig jaren zal Ik de Egyptenaars vergaderen 447 Eze 38:8 | worden; in het laatste der jaren zult gij komen in het land, 448 Eze 38:17 | geprofeteerd      hebben, jaren lang, dat Ik u tegen hen 449 Eze 39:9 | daarvan vuur stoken zeven jaren; ~ 450 Dan 1:5 | dranks, en dat men hen drie jaren alzo optoog, en      dat 451 Dan 6:1 | omtrent twee en zestig jaren oud zijnde. ~ 452 Dan 9:2 | boeken, dat het getal der jaren, van dewelke het woord des 453 Dan 9:2 | van Jeruzalem, zeventig jaren was. ~ 454 Dan 11:6 | het einde nu van sommige jaren, zullen zij zich met elkander 455 Dan 11:8 | brengen; en hij zal enige jaren staande blijven boven den      456 Dan 11:13 | einde van de tijden der jaren, zal hij snellijk komen 457 Joe 2:2 | niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten. ~ 458 Joe 2:25 | Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, 459 Amos 1:1 | koning van Israel; twee jaren voor de aardbeving. ~ 460 Amos 2:10| opgevoerd; en Ik heb u veertig jaren in de woestijn geleid, opdat 461 Amos 5:25| Hebt gij Mij veertig jaren in de woestijn slachtofferen 462 Zac 1:12 | geweest zijt, deze zeventig jaren? ~ 463 Zac 7:3 | gedaan heb nu zo vele jaren? ~ 464 Zac 7:5 | maand, namelijk nu zeventig jaren, hebt      gijlieden Mij, 465 Mal 3:4 | dagen, en als in de vorige jaren. ~ 466 Matt 2:16| landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar den 467 Matt 9:20| ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad had, 468 Mark 5:25| zekere vrouw, die twaalf jaren den vloed des bloeds gehad 469 Mark 5:42| wandelde; want het was twaalf jaren oud; en zij ontzetten zich 470 Luk 2:36 | welke met haar man zeven jaren had geleefd van haar maagdom 471 Luk 2:37 | omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den 472 Luk 2:42 | 42 En toen Hij twaalf jaren oud geworden was, en zij 473 Luk 3:23 | Jezus, begon omtrent dertig jaren oud te wezen, zijnde (alzo 474 Luk 4:25 | Elias, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten 475 Luk 8:42 | dochter, van omtrent twaalf jaren, en deze lag op haar sterven. 476 Luk 8:43 | En een vrouw, die twaalf jaren lang den vloed des bloeds 477 Luk 12:19 | opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, 478 Luk 13:7 | wijngaardenier: Zie, ik kome nu drie jaren, zoekende vrucht op dezen 479 Luk 13:11 | geest der krankheid achttien jaren lang gehad had, en zij was 480 Luk 13:16 | satan, ziet, nu achttien jaren gebonden had, moest die 481 Luk 15:29 | Zie, ik dien u nu zo vele jaren, en heb nooit uw gebod overtreden, 482 Joha 2:20| zeiden dan: Zes en veertig jaren is over dezen tempel gebouwd, 483 Joha 5:5 | mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had. ~ 484 Joha 8:57| Gij hebt nog geen vijftig jaren, en hebt Gij Abraham gezien? ~ 485 Hand 4:22| mens was meer dan veertig jaren oud, aan welken dit teken 486 Hand 7:18| omtrent den tijd van veertig jaren hun zeden verdragen in de 487 Hand 7:20| omtrent vierhonderd en vijftig jaren, gaf Hij hun rechters, tot 488 Hand 7:21| stam van Benjamin, veertig jaren. ~ 489 Hand 13:10| 10 En dit geschiedde twee jaren lang, alzo dat allen, die 490 Hand 14:31| en gedenkt, dat ik drie jaren lang nacht en dag, niet 491 Hand 18:10| ik weet, dat gij nu vele jaren over dit volk rechter zijt 492 Hand 18:17| 17 Doch na vele jaren ben ik gekomen om aalmoezen 493 Hand 18:27| 27 Maar als twee jaren vervuld waren, kreeg Felix 494 Hand 22:30| Paulus bleef twee gehele jaren in zijn eigen gehuurde woning; 495 Rom 4:19 | alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de 496 Rom 15:23 | gewesten, en van over vele jaren groot verlangen hebbende, 497 2Kor 12:2 | Christus, voor veertien jaren (of het geschied zij in 498 Gal 1:18 | 18 Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus 499 Gal 2:1 | Daarna ben ik, na veertien jaren, wederom naar Jeruzalem 500 Gal 3:17 | na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos


1-500 | 501-516

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License