1-500 | 501-516
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:14 | tijden, en tot dagen en jaren! ~
2 Gen 5:3 | leefde honderd en dertig jaren, en gewon een zoon naar
3 Gen 5:4 | zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
4 Gen 5:5 | hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij
5 Gen 5:5 | negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf. ~
6 Gen 5:6 | Seth leefde honderd en vijf jaren, en hij gewon Enos. ~
7 Gen 5:7 | had, achthonderd en zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
8 Gen 5:8 | Seth negenhonderd en twaalf jaren; en hij stierf. ~
9 Gen 5:9 | En Enos leefde negentig jaren, en hij gewon Kenan. ~
10 Gen 5:10 | achthonderd en vijftien jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
11 Gen 5:11 | Enos negenhonderd en vijf jaren; en hij stierf. ~
12 Gen 5:12 | En Kenan leefde zeventig jaren, en hij gewon Mahalal-el. ~
13 Gen 5:13 | achthonderd en veertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
14 Gen 5:14 | Kenan negenhonderd en tien jaren; en hij stierf. ~
15 Gen 5:15 | Mahalal-el leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Jered. ~
16 Gen 5:16 | had, achthonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
17 Gen 5:17 | achthonderd vijf en negentig jaren; en hij stierf. ~
18 Gen 5:18 | leefde honderd twee en zestig jaren, en hij gewon Henoch. ~
19 Gen 5:19 | gewonnen had, achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
20 Gen 5:20 | negenhonderd twee en zestig jaren; en hij stierf. ~
21 Gen 5:21 | Henoch leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Methusalach. ~
22 Gen 5:22 | gewonnen had, driehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
23 Gen 5:23 | driehonderd vijf en zestig jaren. ~
24 Gen 5:25 | honderd zeven en tachtig jaren, en hij gewon Lamech. ~
25 Gen 5:26 | zevenhonderd twee en tachtig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
26 Gen 5:27 | negenhonderd negen en zestig jaren; en hij stierf. ~
27 Gen 5:28 | honderd twee en tachtig jaren, en hij gewon een zoon. ~
28 Gen 5:30 | vijfhonderd vijf en negentig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
29 Gen 5:31 | zevenhonderd zeven en zeventig jaren; en hij stierf. ~
30 Gen 5:32 | En Noach was vijfhonderd jaren oud; en Noach gewon Sem,
31 Gen 6:3 | zijn honderd en twintig jaren. ~
32 Gen 7:6 | Noach nu was zeshonderd jaren oud, als de vloed der wateren
33 Gen 9:28 | vloed driehonderd en vijftig jaren. ~
34 Gen 9:29 | negenhonderd en vijftig jaren; en hij stierf. ~ ~
35 Gen 11:10 | van Sem: Sem was honderd jaren oud, en gewon Arfachsad,
36 Gen 11:10 | en gewon Arfachsad, twee jaren na den vloed. ~
37 Gen 11:11 | gewonnen had, vijfhonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
38 Gen 11:12 | Arfachsad leefde vijf en dertig jaren, en hij gewon Selah. ~
39 Gen 11:13 | had, vierhonderd en drie jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
40 Gen 11:14 | 14 En Selah leefde dertig jaren, en hij gewon Heber. ~
41 Gen 11:15 | had, vierhonderd en drie jaren, en hij gewon zonen en dochteren. ~
42 Gen 11:16 | Heber leefde vier en dertig jaren, en gewon Peleg. ~
43 Gen 11:17 | had, vierhonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
44 Gen 11:18 | 18 En Peleg leefde dertig jaren, en hij gewon Rehu. ~
45 Gen 11:19 | had, tweehonderd en negen jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
46 Gen 11:20 | Rehu leefde twee en dertig jaren, en hij gewon Serug. ~
47 Gen 11:21 | had, tweehonderd en zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
48 Gen 11:22 | 22 En Serug leefde dertig jaren, en gewon Nahor. ~
49 Gen 11:23 | gewonnen had, tweehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
50 Gen 11:24 | leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah. ~
51 Gen 11:25 | had, honderd en negentien jaren; en hij gewon zonen en dochteren. ~
52 Gen 11:26 | En Terah leefde zeventig jaren, en gewon Abram, Nahor en
53 Gen 11:32 | waren tweehonderd en vijf jaren, en Terah stierf te Haran. ~ ~
54 Gen 12:4 | Abram was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran
55 Gen 14:4 | 4 Twaalf jaren hadden zij Kedor-Laomer
56 Gen 14:37 | hen verdrukken vierhonderd jaren. ~
57 Gen 15:3 | dienstmaagd, ten einde van tien jaren, welke Abram in het land
58 Gen 15:16 | Abram was zes en tachtig jaren oud, toen Hagar Ismael aan
59 Gen 16:1 | Abram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de
60 Gen 16:17 | hart: Zal een, die honderd jaren oud is, een kind geboren
61 Gen 16:17 | en zal Sara, die negentig jaren oud is, baren? ~
62 Gen 16:24 | was oud negen en negentig jaren, als hem het vlees zijner
63 Gen 16:25 | zijn zoon, was dertien jaren oud, als hem het vlees zijner
64 Gen 20:5 | 5 En Abraham was honderd jaren oud, als hem Izak zijn zoon
65 Gen 22:1 | honderd zeven en twintig jaren; dit waren de jaren des
66 Gen 22:1 | twintig jaren; dit waren de jaren des levens van Sara. ~
67 Gen 23:74 | Dit nu zijn de dagen der jaren des levens van Abraham,
68 Gen 23:74 | honderd vijf en zeventig jaren. ~
69 Gen 23:84 | 17 En dit zijn de jaren des levens van Ismael, honderd
70 Gen 23:84 | honderd zeven en dertig jaren; en hij gaf den geest, en
71 Gen 23:87 | 20 En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de
72 Gen 23:93 | Jakob. En Izak was zestig jaren oud, als hij hen gewon. ~
73 Gen 24:34 | 34 Als nu Ezau veertig jaren oud was, nam hij tot een
74 Gen 27:18 | hij zeide: Ik zal u zeven jaren dienen, om Rachel, uw kleinste
75 Gen 27:20 | diende Jakob om Rachel zeven jaren; en die waren in zijn ogen
76 Gen 27:27 | dien gij nog andere zeven jaren bij mij dienen zult. ~
77 Gen 27:30 | bij hem nog andere zeven jaren. ~
78 Gen 28:38 | 38 Deze twintig jaren ben ik bij u geweest; uw
79 Gen 28:41 | 41 Ik ben nu twintig jaren in uw huis geweest; ik heb
80 Gen 28:41 | geweest; ik heb u veertien jaren gediend om uw beide dochteren,
81 Gen 28:41 | beide dochteren, en zes jaren om uw kudde; en gij hebt
82 Gen 32:28 | dagen van Izak waren honderd jaren, en tachtig jaren.
83 Gen 32:28 | honderd jaren, en tachtig jaren.
84 Gen 34:2 | zijnde een zoon van zeventien jaren, weidde de kudde met zijn
85 Gen 37:1 | ten einde van twee volle jaren, dat Farao droomde, en ziet,
86 Gen 37:26 | schone koeien zijn zeven jaren; die zeven schone aren zijn
87 Gen 37:26 | schone aren zijn ook zeven jaren; de droom is een. ~
88 Gen 37:27 | gene opkwamen, zijn zeven jaren; en die zeven ranke van
89 Gen 37:27 | verzengde aren zullen zeven jaren des hongers wezen. ~
90 Gen 37:29 | Zie, de zeven aankomende jaren, zal er grote overvloed
91 Gen 37:30 | zullen er opstaan zeven jaren des hongers; dan zal in
92 Gen 37:34 | lands van Egypte in de zeven jaren des overvloeds. ~
93 Gen 37:35 | van deze aankomende goede jaren verzamelen, en koren opleggen,
94 Gen 37:36 | voor het land, voor zeven jaren des hongers, die in Egypteland
95 Gen 37:46 | 46 Jozef nu was dertig jaren oud, als hij stond voor
96 Gen 37:47 | bracht voort, in de zeven jaren des overvloeds, bij handvollen. ~
97 Gen 37:48 | vergaderde alle spijze der zeven jaren, die in Egypteland was,
98 Gen 37:53 | Toen eindigden de zeven jaren des overvloeds, die in Egypte
99 Gen 37:54 | 54 En de zeven jaren des hongers begonnen aan
100 Gen 41:6 | 6 Want het zijn nu twee jaren des hongers in het midden
101 Gen 41:6 | lands; en er zijn nog vijf jaren, in welke geen ploeging
102 Gen 41:11 | want er zullen nog vijf jaren des hongers zijn, opdat
103 Gen 43:8 | Hoe vele zijn de dagen der jaren uws levens! ~
104 Gen 43:9 | tot Farao: De dagen der jaren mijner vreemdelingschappen
105 Gen 43:9 | vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de
106 Gen 43:9 | kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest, en
107 Gen 43:9 | bereikt de dagen van de jaren des levens mijner vaderen,
108 Gen 43:28 | zodat de dagen van Jakob, de jaren zijns levens, geweest zijn
109 Gen 43:28 | honderd zeven en veertig jaren. ~
110 Gen 46:22 | Jozef leefde honderd en tien jaren. ~
111 Gen 46:26 | stierf, honderd en tien jaren oud zijnde; en zij balsemden
112 Exo 6:15 | Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi waren
113 Exo 6:15 | honderd zeven en dertig jaren. ~
114 Exo 6:17 | Hebron, en Uzziel, en de jaren des levens van Kehath waren
115 Exo 6:17 | waren honderd drie en dertig jaren. ~
116 Exo 6:19 | hem Aaron en Mozes; en de jaren des levens van Amram waren
117 Exo 6:19 | honderd zeven en dertig jaren. ~
118 Exo 12:40 | gewoond hebben, is vierhonderd jaren en dertig jaren. ~
119 Exo 12:40 | vierhonderd jaren en dertig jaren. ~
120 Exo 12:41 | de vierhonderd en dertig jaren, zo is het even op denzelfden
121 Exo 16:35 | Israels aten Man veertig jaren, totdat zij in een bewoond
122 Exo 21:2 | kopen zult, die zal zes jaren dienen; maar in het zevende
123 Exo 30:14 | de getelden, van twintig jaren oud en daarboven, zal het
124 Exo 38:26 | de getelden, van twintig jaren oud en daarboven, namelijk
125 Lev 19:23 | vrucht, besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn,
126 Lev 24:3 | 3 Zes jaren zult gij uw akker bezaaien,
127 Lev 24:3 | uw akker bezaaien, en zes jaren uw wijngaard besnijden,
128 Lev 24:8 | jaarweken, zevenmaal zeven jaren; zodat de dagen der zeven
129 Lev 24:8 | jaarweken u negen en veertig jaren zullen zijn.
130 Lev 24:15 | 15 Naar het getal der jaren, van het jubeljaar af, zult
131 Lev 24:15 | en naar het getal van de jaren der inkomsten zal hij het
132 Lev 24:16 | 16 Naar de veelheid der jaren zult gij zijn koop vermeerderen,
133 Lev 24:16 | en naar de weinigheid der jaren zult gij zijn koop verminderen;
134 Lev 24:21 | het de inkomst voor drie jaren zal voortbrengen. ~
135 Lev 24:27 | 27 Dan zal hij de jaren zijner verkoping rekenen,
136 Lev 24:50 | zijn naar het getal van de jaren, naar de dagen eens dagloners
137 Lev 24:51 | Indien nog vele van die jaren zijn, naar die zal hij tot
138 Lev 24:52 | indien er nog weinige van die jaren overgebleven zijn, tot aan
139 Lev 24:52 | met hem rekenen; naar zijn jaren zal hij zijn lossing wedergeven. ~
140 Lev 26:3 | mans zal zijn van twintig jaren oud, tot een, die zestig
141 Lev 26:3 | oud, tot een, die zestig jaren oud is; dan zal uw schatting
142 Lev 26:5 | is het van een, die vijf jaren oud is, tot een, die twintig
143 Lev 26:5 | is, tot een, die twintig jaren oud is, zo zal uw schatting
144 Lev 26:6 | oud is, tot een, die vijf jaren oud is, zo zal uw schatting
145 Lev 26:7 | het van een, die zestig jaren oud is en daarboven, is
146 Lev 26:18 | het geld rekenen, naar de jaren, die nog overig zijn tot
147 Num 1:3 | 3 Van twintig jaren oud en daarboven, allen,
148 Num 1:18 | der namen, van die twintig jaren oud was en daarboven, hoofd
149 Num 1:20 | mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
150 Num 1:22 | mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
151 Num 1:24 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
152 Num 1:26 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
153 Num 1:28 | getal der namen van twintig jaren oud en daarboven, allen,
154 Num 1:30 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
155 Num 1:32 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
156 Num 1:34 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
157 Num 1:36 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
158 Num 1:38 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
159 Num 1:40 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
160 Num 1:42 | getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
161 Num 1:45 | hunner vaderen, van twintig jaren oud en daarboven, allen,
162 Num 4:3 | 3 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
163 Num 4:3 | en daarboven, tot vijftig jaren oud; al wie tot dezen strijd
164 Num 4:23 | zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
165 Num 4:23 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkomt om den
166 Num 4:30 | zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
167 Num 4:30 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkomt tot dezen
168 Num 4:35 | 35 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
169 Num 4:35 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen
170 Num 4:39 | 39 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
171 Num 4:39 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen
172 Num 4:43 | 43 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
173 Num 4:43 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen
174 Num 4:47 | 47 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig
175 Num 4:47 | en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkwam, om den
176 Num 8:24 | aangaat: van vijf en twintig jaren oud en daarboven, zullen
177 Num 8:25 | Maar van dat hij vijftig jaren oud is, zal hij van den
178 Num 13:22 | Enak; Hebron nu was zeven jaren gebouwd voor Zoan in Egypte. ~
179 Num 14:29 | gehele getal, van twintig jaren oud en daarboven, gij, die
180 Num 14:33 | in deze woestijn, veertig jaren, en zullen uw hoererijen
181 Num 14:34 | ongerechtigheden dragen, veertig jaren, en gij zult gewaar worden
182 Num 26:2 | Israels op, van twintig jaren oud en daarboven, naar het
183 Num 26:4 | Dat men opneme van twintig jaren oud en daarboven; gelijk
184 Num 31:64 | opgetogen zijn, van twintig jaren oud en daarboven, het land
185 Num 31:66 | in de woestijn, veertig jaren, totdat verteerd was het
186 Num 32:39 | honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den
187 Deu 2:7 | grote woestijn; deze veertig jaren is de HEERE, uw God, met
188 Deu 2:14 | zijn, waren acht en dertig jaren; totdat het ganse geslacht
189 Deu 8:2 | HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft;
190 Deu 8:4 | gezwollen, deze veertig jaren. ~
191 Deu 14:28 | 28 Ten einde van drie jaren zult gij voortbrengen alle
192 Deu 15:1 | 1 Ten einde van zeven jaren zult gij een vrijlating
193 Deu 15:12 | zal zijn, zo zal hij u zes jaren dienen; maar in het zevende
194 Deu 15:18 | dubbel-loons-dagloner heeft hij u zes jaren gediend; zo zal u de HEERE,
195 Deu 29:5 | En Ik heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn;
196 Deu 31:2 | heden honderd en twintig jaren oud; ik zal niet meer kunnen
197 Deu 31:10 | zeggende: Ten einde van zeven jaren, op den gezetten tijd van
198 Deu 32:7 | dagen van ouds; merk op de jaren van elk geslacht; vraag
199 Deu 34:7 | nu was honderd en twintig jaren oud, als hij stierf; zijn
200 Joz 5:6 | Israels wandelden veertig jaren in de woestijn, totdat vergaan
201 Joz 14:7 | 7 Ik was veertig jaren oud, toen Mozes, de knecht
202 Joz 14:10 | zijn nu vijf en veertig jaren, sedert dat de HEERE dit
203 Joz 14:10 | ben heden vijf en tachtig jaren oud. ~
204 Joz 25:29 | oud zijnde honderd en tien jaren. ~
205 Ric 2:8 | gestorven was, honderd en tien jaren oud zijnde; ~
206 Ric 3:8 | Cuschan Rischataim acht jaren. ~
207 Ric 3:11 | Toen was het land veertig jaren stil, en Othniel, de zoon
208 Ric 3:14 | der Moabieten, achttien jaren. ~
209 Ric 3:30 | het land was stil tachtig jaren. ~
210 Ric 4:3 | geweld onderdrukt, twintig jaren. ~
211 Ric 4:55 | het land was stil, veertig jaren. ~ ~
212 Ric 5:1 | hand der Midianieten, zeven jaren. ~
213 Ric 5:25 | den tweeden var, van zeven jaren; en breek af het altaar
214 Ric 7:28 | het land was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon. ~
215 Ric 8:22 | 22 Als nu Abimelech drie jaren over Israel geheerst had, ~
216 Ric 9:2 | richtte Israel drie en twintig jaren; en hij stierf, en werd
217 Ric 9:3 | richtte Israel twee en twintig jaren. ~
218 Ric 9:8 | datzelve jaar; achttien jaren, onderdrukten zij al de
219 Ric 10:26 | Terwijl Israel driehonderd jaren gewoond heeft in Hesbon,
220 Ric 11:7 | Jeftha nu richtte Israel zes jaren; en Jeftha, de Gileadiet,
221 Ric 11:9 | hij richtte Israel zeven jaren. ~
222 Ric 11:11 | hij richtte Israel tien jaren. ~
223 Ric 11:14 | hij richtte Israel acht jaren. ~
224 Ric 12:1 | der Filistijnen veertig jaren. ~
225 Ric 14:20 | der Filistijnen, twintig jaren. ~ ~ ~
226 Ric 15:31 | had Israel gericht twintig jaren. ~ ~ ~
227 Rut 1:4 | bleven aldaar omtrent tien jaren. ~
228 1Sa 4:15 | man van acht en negentig jaren, en zijn ogen stonden stijf,
229 1Sa 4:18 | hij richtte Israel veertig jaren. ~
230 1Sa 7:2 | de dagen werden twintig jaren; en het ganse huis van Israel
231 1Sa 29:3 | die deze dagen of deze jaren bij mij geweest is? En ik
232 2Sa 2:10 | 10 Veertig jaren was Isboseth, Sauls zoon,
233 2Sa 2:11 | huis van Juda, is zeven jaren en zes maanden. ~
234 2Sa 4:4 | was aan beide voeten; vijf jaren was hij oud als het gerucht
235 2Sa 5:4 | hij koning werd; veertig jaren heeft hij geregeerd. ~
236 2Sa 5:5 | regeerde hij over Juda zeven jaren en zes maanden; en te Jeruzalem
237 2Sa 5:5 | regeerde hij drie en dertig jaren over gans Israel en Juda. ~
238 2Sa 13:23 | geschiedde, na twee volle jaren, dat Absalom, schaaps scheerders
239 2Sa 13:38 | en hij was aldaar drie jaren. ~
240 2Sa 14:28 | bleef Absalom twee volle jaren te Jeruzalem, dat hij des
241 2Sa 15:7 | Ten einde nu van veertig jaren is het geschied, dat Absalom
242 2Sa 19:32 | oud, een man van tachtig jaren; en hij had den koning onderhouden,
243 2Sa 19:34 | veel zullen de dagen der jaren mijns levens zijn, dat ik
244 2Sa 19:35 | 35 Ik ben heden tachtig jaren oud; zou ik kunnen onderscheiden
245 2Sa 21:1 | Davids dagen een honger, drie jaren, jaar achter jaar; en David
246 2Sa 24:13 | Zal u een honger van zeven jaren in uw land komen? Of wilt
247 1Kon 2:11| over Israel, zijn veertig jaren; zeven jaren heeft hij geregeerd
248 1Kon 2:11| zijn veertig jaren; zeven jaren heeft hij geregeerd in Hebron,
249 1Kon 2:11| heeft hij drie en dertig jaren geregeerd. ~
250 1Kon 2:39| geschiedde met het einde van drie jaren, dat twee knechten van Simei
251 1Kon 6:38| behoren; alzo heeft hij zeven jaren daaraan gebouwd. ~ ~
252 1Kon 7:1 | huis bouwde Salomo dertien jaren, en hij volmaakte zijn ganse
253 1Kon 9:10| geschiedde ten einde van twintig jaren, in dewelke Salomo die twee
254 1Kon 10:22| kwamen in, eenmaal in drie jaren, brengende goud, en zilver,
255 1Kon 14:20| geregeerd, zijn twee en twintig jaren; en hij ontsliep met zijn
256 1Kon 14:21| in Juda; een en veertig jaren was Rehabeam oud, als hij
257 1Kon 14:21| werd, en regeerde zeventien jaren te Jeruzalem, in de stad,
258 1Kon 15:2 | 2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam
259 1Kon 15:10| regeerde een en veertig jaren te Jeruzalem, en de naam
260 1Kon 15:25| Juda; en hij regeerde twee jaren over Israel. ~
261 1Kon 15:33| regeerde vier en twintig jaren. ~
262 1Kon 16:8 | Thirza, en regeerde twee jaren. ~
263 1Kon 16:23| Israel, en regeerde twaalf jaren; te Thirza regeerde hij
264 1Kon 16:23| Thirza regeerde hij zes jaren. ~
265 1Kon 16:29| Samaria, twee en twintig jaren. ~
266 1Kon 17:1 | aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal,
267 1Kon 22:1 | 1 En zij zaten drie jaren stil, dat er geen krijg
268 1Kon 22:42| Josafat was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd,
269 1Kon 22:42| regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam
270 1Kon 22:52| van Juda, en regeerde twee jaren over Israel. ~
271 2Kon 3:1 | en hij regeerde twaalf jaren. ~
272 2Kon 8:1 | die ook in het land zeven jaren komen zal. ~
273 2Kon 8:2 | land der Filistijnen, zeven jaren. ~
274 2Kon 8:3 | met het einde der zeven jaren, dat de vrouw uit het land
275 2Kon 8:17| 17 Hij was twee en dertig jaren oud, toen hij koning werd,
276 2Kon 8:17| werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~
277 2Kon 8:26| 26 Twee en twintig jaren was Ahazia oud, als hij
278 2Kon 10:36| Samaria, zijn acht en twintig jaren. ~
279 2Kon 11:3 | het huis des HEEREN zes jaren; en Athalia regeerde over
280 2Kon 11:21| 21 Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd. ~ ~
281 2Kon 12:1 | koning, en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam
282 2Kon 13:1 | koning, en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam
283 2Kon 14:1 | Samaria, en regeerde zeventien jaren. ~
284 2Kon 14:10| Samaria, en regeerde zestien jaren. ~
285 2Kon 15:2 | 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning
286 2Kon 15:2 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam
287 2Kon 15:17| koning van Israel, vijftien jaren. ~
288 2Kon 15:21| nam Azaria (die nu zestien jaren oud was), en maakten hem
289 2Kon 15:23| regeerde een en veertig jaren. ~
290 2Kon 16:2 | 2 Hij was zestien jaren oud, toen hij koning werd,
291 2Kon 16:2 | regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam
292 2Kon 16:17| Israel, en regeerde tien jaren te Samaria. ~
293 2Kon 16:23| Israel, en regeerde twee jaren te Samaria. ~
294 2Kon 16:27| Israel, en regeerde twintig jaren te Samaria. ~
295 2Kon 16:33| 33 Vijf en twintig jaren was hij oud, als hij koning
296 2Kon 16:33| werd, en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam
297 2Kon 17:2 | 2 Twintig jaren was Achaz oud, toen hij
298 2Kon 17:2 | en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed
299 2Kon 18:2 | 2 Twintig jaren was Achaz oud, toen hij
300 2Kon 18:2 | en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed
301 2Kon 19:1 | Samaria, en regeerde negen jaren.
302 2Kon 19:5 | hij belegerde haar drie jaren. ~
303 2Kon 20:2 | 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning
304 2Kon 20:2 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem, en de naam
305 2Kon 20:10| haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia;
306 2Kon 22:6 | 6 En Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen, en
307 2Kon 23:1 | 1 Manasse was twaalf jaren oud, toen hij koning werd,
308 2Kon 23:1 | regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam
309 2Kon 23:19| Amon was twee en twintig jaren oud, toen hij koning werd,
310 2Kon 23:19| werd, en hij regeerde twee jaren te Jeruzalem; en de naam
311 2Kon 24:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd,
312 2Kon 24:1 | en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem; en de naam
313 2Kon 25:31| 31 Drie en twintig jaren was Joahaz oud, toen hij
314 2Kon 25:36| 36 Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, toen hij
315 2Kon 25:36| koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam
316 2Kon 26:1 | Jojakim werd zijn knecht drie jaren; daarna keerde hij zich
317 2Kon 26:8 | 8 Jojachin was achttien jaren oud, toen hij koning werd,
318 2Kon 26:18| Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd,
319 2Kon 26:18| werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam
320 1Kro 2:21| nam ze, toen hij zestig jaren oud was; en zij baarde hem
321 1Kro 3:4 | hij regeerde daar zeven jaren en zes maanden; en drie
322 1Kro 3:4 | maanden; en drie en dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem. ~
323 1Kro 22:12| 12 Of drie jaren honger, of drie maanden
324 1Kro 24:3 | werden geteld, van dertig jaren af en daarboven; en hun
325 1Kro 24:24| huis des HEEREN van twintig jaren oud en daarboven. ~
326 1Kro 24:27| Levi geteld, van twintig jaren oud en daarboven; ~
327 1Kro 28:23| die niet op, die twintig jaren oud en daar beneden waren;
328 1Kro 30:27| over Israel, zijn veertig jaren; te Hebron regeerde hij
329 1Kro 30:27| Hebron regeerde hij zeven jaren, en te Jeruzalem regeerde
330 2Kro 9:1 | nu ten einde van twintig jaren, in dewelke Salomo het huis
331 2Kro 10:21| van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen van Tharsis
332 2Kro 10:30| over gans Israel, veertig jaren. ~
333 2Kro 12:17| den zoon van Salomo, drie jaren; want drie jaren wandelden
334 2Kro 12:17| Salomo, drie jaren; want drie jaren wandelden zij in den weg
335 2Kro 13:13| Rehabeam was een en veertig jaren oud, als hij koning werd,
336 2Kro 13:13| en hij regeerde zeventien jaren in Jeruzalem, de stad, die
337 2Kro 14:2 | 2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam
338 2Kro 15:1 | dagen was het land tien jaren stil. ~
339 2Kro 15:6 | er was geen oorlog in die jaren tegen hem, dewijl de HEERE
340 2Kro 19:2 | 2 En ten einde van enige jaren toog hij af tot Achab naar
341 2Kro 21:31| hij was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd,
342 2Kro 21:31| regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam
343 2Kro 22:5 | werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~
344 2Kro 22:19| tijd van het einde der twee jaren uitging, zijn ingewanden
345 2Kro 22:20| 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij koning werd,
346 2Kro 22:20| koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging
347 2Kro 22:25| werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~
348 2Kro 22:39| tijd van het einde der twee jaren uitging, zijn ingewanden
349 2Kro 22:40| 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij koning werd,
350 2Kro 22:40| koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging
351 2Kro 23:12| verstoken in het huis Gods zes jaren; en Athalia regeerde over
352 2Kro 24:1 | 1 Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd,
353 2Kro 24:1 | en hij regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam
354 2Kro 24:15| hij was honderd en dertig jaren oud, toen hij stierf. ~
355 2Kro 25:1 | Amazia, vijf en twintig jaren oud zijnde, werd koning,
356 2Kro 25:1 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam
357 2Kro 25:5 | monsterde hen, van twintig jaren oud en daarboven, en vond
358 2Kro 25:25| koning van Israel, vijftien jaren. ~
359 2Kro 26:1 | Juda Uzzia (die nu zestien jaren oud was), en maakte hem
360 2Kro 26:3 | 3 Zestien jaren was Uzzia oud, toen hij
361 2Kro 26:3 | regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam
362 2Kro 27:1 | 1Jotham was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd,
363 2Kro 27:1 | en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam
364 2Kro 27:8 | 8Hij was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd;
365 2Kro 27:8 | en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem. ~
366 2Kro 28:1 | 1 Achaz was twintig jaren oud, toen hij koning werd,
367 2Kro 28:1 | werd, en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed
368 2Kro 29:1 | koning, vijf en twintig jaren oud zijnde, en regeerde
369 2Kro 29:1 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam
370 2Kro 31:16| geslachtsregister der manspersonen, drie jaren oud en daarboven) allen,
371 2Kro 31:17| de Levieten van twintig jaren oud en daarboven, in hun
372 2Kro 33:1 | 1 Manasse was twaalf jaren oud, als hij koning werd,
373 2Kro 33:1 | regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem. ~
374 2Kro 33:21| Amon was twee en twintig jaren oud, als hij koning werd,
375 2Kro 33:21| koning werd, en regeerde twee jaren te Jeruzalem. ~
376 2Kro 34:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd,
377 2Kro 34:1 | en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem. ~
378 2Kro 37:2 | 2 Drie en twintig jaren was Joahaz oud, als hij
379 2Kro 37:5 | 5 Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, als hij
380 2Kro 37:5 | koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en hij deed
381 2Kro 37:9 | 9 Acht jaren was Jojachin oud, als hij
382 2Kro 37:11| 11 Een en twintig jaren was Zedekia oud, als hij
383 2Kro 37:11| koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem. ~
384 2Kro 37:21| verwoesting, totdat de zeventig jaren vervuld waren. ~
385 Ezra 3:8 | de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht
386 Ezra 5:11| bouwen het huis, dat vele jaren voor dezen is gebouwd geweest;
387 Neh 5:14 | Arthahsasta, zijnde twaalf jaren, heb ik, met mijn broederen,
388 Neh 9:21 | Alzo hebt Gij hen veertig jaren onderhouden in de woestijn;
389 Neh 9:30 | Doch Gij vertoogt het vele jaren over hen, en betuigdet tegen
390 Job 10:5 | dagen van een mens? Zijn Uw jaren als de dagen eens mans? ~
391 Job 15:20 | zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran
392 Job 16:22 | 22 Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen,
393 Job 32:7 | spreken, en de veelheid der jaren wijsheid te kennen geven. ~
394 Job 36:11 | eindigen in het goede, en hun jaren in liefelijkheden. ~
395 Job 36:26 | onderzoeking van het getal Zijner jaren. ~
396 Job 41:16 | dezen honderd en veertig jaren, dat hij zag zijn kinderen,
397 Psa 31:11 | verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht
398 Psa 61:7 | konings dagen toedoen; zijn jaren zullen zijn als van geslacht
399 Psa 77:6 | overdacht de dagen van ouds, de jaren der eeuwen. ~
400 Psa 78:33 | vergaan in ijdelheid, en hun jaren in verschrikking. ~
401 Psa 90:4 | 4 Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag
402 Psa 90:9 | verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte. ~
403 Psa 90:10 | Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren,
404 Psa 90:10 | jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn,
405 Psa 90:10 | zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van
406 Psa 90:15 | ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad
407 Psa 95:10 | 10 Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan
408 Psa 102:25 | midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht. ~
409 Psa 102:28 | Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geeindigd worden. ~
410 Spre 3:2 | Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen
411 Spre 4:10| mijn redenen aan, en de jaren des levens zullen u vermenigvuldigd
412 Spre 5:9 | uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; ~
413 Spre 9:11| vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan
414 Spre 10:27| vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort. ~
415 Pred 6:3 | kinderen gewon, en vele jaren leefde, zodat de dagen zijner
416 Pred 6:3 | leefde, zodat de dagen zijner jaren veel waren, doch zijn ziel
417 Pred 6:6 | schoon tweemaal duizend jaren, en het goede niet zag;
418 Pred 11:8 | Maar indien de mens veel jaren heeft, en verblijdt zich
419 Pred 12:1 | kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke gij
420 Jes 7:8 | en in nog vijf en zestig jaren zal Efraim verbroken worden,
421 Jes 16:14 | HEERE, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings),
422 Jes 16:14 | Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings), dan zal
423 Jes 20:3 | barrevoets wandelt, drie jaren, tot een teken en wonder
424 Jes 21:16 | binnen een jaar, gelijk de jaren eens dagloners zijn, zo
425 Jes 23:15 | vergeten worden zeventig jaren, gelijk eens konings dagen;
426 Jes 23:15 | maar ten einde van zeventig jaren zal in Tyrus als een hoerenlied
427 Jes 23:17 | geschieden ten einde van zeventig jaren, dat de HEERE Tyrus zal
428 Jes 38:5 | gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen; ~
429 Jes 38:10 | beroofd van het overige mijner jaren. ~
430 Jes 38:15 | zoetjes voorttreden al mijn jaren, vanwege de bitterheid mijner
431 Jes 66:20 | jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een
432 Jes 66:20 | maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt
433 Jer 25:11 | van Babel dienen zeventig jaren. ~
434 Jer 25:12 | geschieden, als de zeventig jaren vervuld zijn, dan zal Ik
435 Jer 28:3 | 3 In nog twee volle jaren zal Ik tot deze plaats wederbrengen
436 Jer 28:11 | Babel, in nog twee volle jaren, van den hals al der
437 Jer 29:10 | Zekerlijk, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld
438 Jer 34:14 | Ten einde van zeven jaren zult gij laten gaan, een
439 Jer 34:14 | verkocht zijn, en u zes jaren gediend heeft; gij zult
440 Jer 52:1 | Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd,
441 Jer 52:1 | werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam
442 Eze 4:5 | Want Ik heb u gegeven de jaren hunner ongerechtigheid,
443 Eze 22:4 | naderen, en zijt tot uw jaren gekomen; daarom heb Ik u
444 Eze 29:11 | doorgaan, en het zal veertig jaren onbewoond zijn. ~
445 Eze 29:12 | verwoeste steden, veertig jaren; en Ik zal de Egyptenaars
446 Eze 29:13 | HEERE: Ten einde van veertig jaren zal Ik de Egyptenaars vergaderen
447 Eze 38:8 | worden; in het laatste der jaren zult gij komen in het land,
448 Eze 38:17 | geprofeteerd hebben, jaren lang, dat Ik u tegen hen
449 Eze 39:9 | daarvan vuur stoken zeven jaren; ~
450 Dan 1:5 | dranks, en dat men hen drie jaren alzo optoog, en dat
451 Dan 6:1 | omtrent twee en zestig jaren oud zijnde. ~
452 Dan 9:2 | boeken, dat het getal der jaren, van dewelke het woord des
453 Dan 9:2 | van Jeruzalem, zeventig jaren was. ~
454 Dan 11:6 | het einde nu van sommige jaren, zullen zij zich met elkander
455 Dan 11:8 | brengen; en hij zal enige jaren staande blijven boven den
456 Dan 11:13 | einde van de tijden der jaren, zal hij snellijk komen
457 Joe 2:2 | niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten. ~
458 Joe 2:25 | Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan,
459 Amos 1:1 | koning van Israel; twee jaren voor de aardbeving. ~
460 Amos 2:10| opgevoerd; en Ik heb u veertig jaren in de woestijn geleid, opdat
461 Amos 5:25| Hebt gij Mij veertig jaren in de woestijn slachtofferen
462 Zac 1:12 | geweest zijt, deze zeventig jaren? ~
463 Zac 7:3 | gedaan heb nu zo vele jaren? ~
464 Zac 7:5 | maand, namelijk nu zeventig jaren, hebt gijlieden Mij,
465 Mal 3:4 | dagen, en als in de vorige jaren. ~
466 Matt 2:16| landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar den
467 Matt 9:20| ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad had,
468 Mark 5:25| zekere vrouw, die twaalf jaren den vloed des bloeds gehad
469 Mark 5:42| wandelde; want het was twaalf jaren oud; en zij ontzetten zich
470 Luk 2:36 | welke met haar man zeven jaren had geleefd van haar maagdom
471 Luk 2:37 | omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den
472 Luk 2:42 | 42 En toen Hij twaalf jaren oud geworden was, en zij
473 Luk 3:23 | Jezus, begon omtrent dertig jaren oud te wezen, zijnde (alzo
474 Luk 4:25 | Elias, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten
475 Luk 8:42 | dochter, van omtrent twaalf jaren, en deze lag op haar sterven.
476 Luk 8:43 | En een vrouw, die twaalf jaren lang den vloed des bloeds
477 Luk 12:19 | opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink,
478 Luk 13:7 | wijngaardenier: Zie, ik kome nu drie jaren, zoekende vrucht op dezen
479 Luk 13:11 | geest der krankheid achttien jaren lang gehad had, en zij was
480 Luk 13:16 | satan, ziet, nu achttien jaren gebonden had, moest die
481 Luk 15:29 | Zie, ik dien u nu zo vele jaren, en heb nooit uw gebod overtreden,
482 Joha 2:20| zeiden dan: Zes en veertig jaren is over dezen tempel gebouwd,
483 Joha 5:5 | mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had. ~
484 Joha 8:57| Gij hebt nog geen vijftig jaren, en hebt Gij Abraham gezien? ~
485 Hand 4:22| mens was meer dan veertig jaren oud, aan welken dit teken
486 Hand 7:18| omtrent den tijd van veertig jaren hun zeden verdragen in de
487 Hand 7:20| omtrent vierhonderd en vijftig jaren, gaf Hij hun rechters, tot
488 Hand 7:21| stam van Benjamin, veertig jaren. ~
489 Hand 13:10| 10 En dit geschiedde twee jaren lang, alzo dat allen, die
490 Hand 14:31| en gedenkt, dat ik drie jaren lang nacht en dag, niet
491 Hand 18:10| ik weet, dat gij nu vele jaren over dit volk rechter zijt
492 Hand 18:17| 17 Doch na vele jaren ben ik gekomen om aalmoezen
493 Hand 18:27| 27 Maar als twee jaren vervuld waren, kreeg Felix
494 Hand 22:30| Paulus bleef twee gehele jaren in zijn eigen gehuurde woning;
495 Rom 4:19 | alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de
496 Rom 15:23 | gewesten, en van over vele jaren groot verlangen hebbende,
497 2Kor 12:2 | Christus, voor veertien jaren (of het geschied zij in
498 Gal 1:18 | 18 Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus
499 Gal 2:1 | Daarna ben ik, na veertien jaren, wederom naar Jeruzalem
500 Gal 3:17 | na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos
1-500 | 501-516 |