1-500 | 501-514
Book Chapter: Verse
1 Gen 21:16 | Ik zweer bij Mijzelven, spreekt de HEERE; daarom dat gij
2 Gen 22:8 | aangezicht; zo hoort mij, en spreekt voor mij bij Efron, den
3 Gen 28:24 | Wacht u, dat gij met Jakob spreekt, noch goed, noch kwaad. ~
4 Gen 40:7 | zij zeiden tot hem: Waarom spreekt mijn heer zulke woorden?
5 Gen 41:12 | Benjamin, dat mijn mond tot u spreekt. ~
6 Gen 46:4 | gevonden heb in uw ogen, spreekt toch voor de oren van Farao,
7 Exo 12:3 | 3 Spreekt tot de ganse vergadering
8 Exo 34:11 | een man met zijn vriend spreekt; daarna keerde hij weder
9 Lev 11:2 | 2 Spreekt tot de kinderen Israels,
10 Lev 15:2 | 2 Spreekt tot de kinderen Israels,
11 Num 14:28 | waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE, indien Ik ulieden
12 Num 20:8 | en Aaron, uw broeder, en spreekt gijlieden tot den steenrots
13 Num 24:3 | Bileam, de zoon van Beor, spreekt, en de man, wien de ogen
14 Num 24:3 | wien de ogen geopend zijn, spreekt! ~
15 Num 24:4 | hoorder der redenen Gods spreekt, die het gezicht des Almachtigen
16 Num 24:15 | Bileam, de zoon van Beor, spreekt, en die man, wien de ogen
17 Num 24:15 | wien de ogen geopend zijn, spreekt! ~
18 Num 24:16 | hoorder der redenen Gods spreekt, en die de wetenschap des
19 Num 35:5 | stam der kinderen van Jozef spreekt recht. ~
20 Deu 5:24 | gezien, dat God met den mens spreekt, en dat hij levend blijft. ~
21 Joz 5:14 | aanbad, en zeide tot Hem: Wat spreekt mijn Heere tot Zijn knecht? ~
22 Joz 23:16 | 16 Alzo spreekt de ganse gemeente des HEEREN:
23 Ric 4:34 | gij, die over weg wandelt, spreekt er van! ~
24 Ric 4:35 | waar men water schept, spreekt aldaar te zamen van de gerechtigheid
25 Ric 5:17 | Gij het zijt, Die met mij spreekt. ~
26 Ric 8:2 | 2 Spreekt toch voor de oren van alle
27 Ric 18:30 | hart daarop, geeft raad en spreekt! ~ ~
28 Ric 19:3 | kinderen Israels zeiden: Spreekt, hoe is dit kwaad geschied? ~
29 1Sa 2:30 | 30 Daarom spreekt de HEERE, de God Israels:
30 1Sa 2:30 | tot in eeuwigheid; maar nu spreekt de HEERE: Dat zij verre
31 1Sa 9:6 | een geeerd man; al wat hij spreekt, dat komt zekerlijk; laat
32 1Sa 9:21 | stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij dan aan met zulke
33 1Sa 18:22 | Saul gebood zijn knechten: Spreekt met David in het heimelijke,
34 2Sa 14:10 | 10 En de koning zeide: Spreekt iemand tegen u, zo breng
35 2Sa 19:11 | de priesteren, zeggende: Spreekt tot de oudsten van Juda,
36 2Sa 19:29 | de koning tot hem: Waarom spreekt gij meer van uw zaken? Ik
37 1Kon 20:5 | boden weder, en zeiden: Alzo spreekt Benhadad, zeggende: Ik heb
38 1Kon 20:11| Israel antwoordde en zeide: Spreekt tot hem: Die zich aangordt,
39 1Kon 22:16| opdat gij tot mij niet spreekt, dan alleen de waarheid,
40 2Kon 1:6 | die u gezonden heeft, en spreekt tot hem: Zo zegt de HEERE:
41 2Kon 6:12| uw binnenste slaapkamer spreekt. ~
42 2Kon 21:20| tot Hizkia, zeggende: Zo spreekt de HEERE, de God Israels:
43 2Kon 24:19| zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de HEERE. ~
44 1Kro 16:9 | Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn
45 2Kro 19:15| opdat gij tot mij niet spreekt, dan de waarheid, in den
46 2Kro 34:27| zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de HEERE. ~
47 Job 2:10 | hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt;
48 Job 2:10 | spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede
49 Job 33:2 | mond opengedaan; mijn tong spreekt onder mijn gehemelte. ~
50 Job 33:14 | 14 Maar God spreekt eens of tweemaal; doch men
51 Psa 4:5 | beroerd, en zondigt niet; spreekt in ulieder hart op uw leger,
52 Psa 15:2 | met zijn hart de waarheid spreekt; ~
53 Psa 33:9 | 9 Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt,
54 Psa 34:9 | 9 Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt,
55 Psa 37:2 | overtreding des goddelozen spreekt in het binnenste van mijn
56 Psa 38:30 | vermeldt wijsheid, en zijn tong spreekt het recht. ~
57 Psa 42:7 | komt, om mij te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert
58 Psa 42:7 | hij uit naar buiten, hij spreekt er van. ~
59 Psa 50:1 | God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde, van
60 Psa 50:20 | 20 Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen
61 Psa 58:2 | 2 Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid,
62 Psa 75:6 | Verhoogt uw hoorn niet omhoog; spreekt niet met stijven hals. ~
63 Psa 91:14 | Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen;
64 Psa 97:12 | verblijdt u in den HEERE, en spreekt lof ter gedachtenis Zijner
65 Psa 101:7 | niet blijven; die leugenen spreekt, zal voor mijn ogen niet
66 Psa 105:2 | Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn
67 Psa 107:25 | 25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind
68 Psa 144:8 | 8 Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een
69 Psa 144:11 | vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een
70 Spre 1:21| aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; ~
71 Spre 2:12| den man, die verkeerdheden spreekt; ~
72 Spre 6:13| Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met
73 Spre 16:13| dien, die rechte dingen spreekt. ~
74 Spre 18:23| 23 De arme spreekt smekingen; maar de rijke
75 Spre 30:1 | van Jake; een last. De man spreekt tot Ithiel, tot Ithiel en
76 Pred 7:21| tot alle woorden, die men spreekt, opdat gij niet hoort, dat
77 Jes 1:2 | gij aarde! want de HEERE spreekt: Ik heb kinderen groot gemaakt
78 Jes 1:24 | 24 Daarom spreekt de Heere, HEERE der heirscharen,
79 Jes 3:15 | der ellendigen vermaalt? spreekt de Heere, HEERE der heirscharen. ~
80 Jes 8:10 | hij zal vernietigd worden; spreekt een woord, doch het zal
81 Jes 9:16 | boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit alles
82 Jes 14:22 | Ik zal tegen hen opstaan, spreekt de HEERE der heirscharen,
83 Jes 14:22 | den zoon en den zoonszoon, spreekt de HEERE. ~
84 Jes 14:23 | bezem des verderfs uitvagen, spreekt de HEERE der heirscharen. ~
85 Jes 16:14 | 14 Maar nu spreekt de HEERE, zeggende: Binnen
86 Jes 17:3 | heerlijkheid der kinderen Israels, spreekt de HEERE der heirscharen. ~
87 Jes 17:6 | vruchtbare takken, spreekt de HEERE, de God Israels. ~
88 Jes 19:4 | koning zal over hen heersen, spreekt de Heere HEERE der heirscharen. ~
89 Jes 22:25 | 25 Te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen,
90 Jes 23:4 | beschaamd, o Sidon! want de zee spreekt, ja, de sterkte der zee,
91 Jes 30:1 | kinderen, die afvallen, spreekt de HEERE, om een raadslag
92 Jes 30:10 | ons niet, wat recht is; spreekt tot ons zachte dingen, schouwt
93 Jes 31:9 | de banier verschrikken, spreekt de HEERE, die te Sion vuur,
94 Jes 32:6 | 6 Want een dwaas spreekt dwaasheid, en zijn hart
95 Jes 32:7 | recht, als de arme spreekt. ~
96 Jes 33:15 | wandelt, en die billijkheden spreekt; die het gewin der onderdrukkingen
97 Jes 40:2 | 2 Spreekt naar het hart van Jeruzalem,
98 Jes 40:27 | zegt gij dan, o Jakob! en spreekt, o Israel! mijn weg is voor
99 Jes 41:14 | volkje Israels! Ik help u, spreekt de HEERE, en uw Verlosser
100 Jes 43:10 | Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht,
101 Jes 43:12 | gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben. ~
102 Jes 45:19 | Die gerechtigheid spreekt, Die rechtmatige dingen
103 Jes 49:18 | waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE, zekerlijk, gij
104 Jes 52:5 | wat heb Ik hier te doen? spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk
105 Jes 52:5 | heersen, het doen huilen, spreekt de HEERE, en Mijn Naam
106 Jes 52:6 | dat Ik het Zelf ben, Die spreekt: Zie, hier ben Ik. ~
107 Jes 54:17 | gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
108 Jes 55:8 | wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. ~
109 Jes 56:8 | wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. ~
110 Jes 57:8 | verdrevenen van Israel vergadert, spreekt: Ik zal tot hem nog meer
111 Jes 59:13 | noch een woord daarvan spreekt; ~
112 Jes 60:20 | de overtreding in Jakob, spreekt de HEERE. ~
113 Jes 67:2 | deze dingen zijn geweest, spreekt de HEERE; maar op dezen
114 Jes 67:17 | zij verteerd worden, spreekt de HEERE. ~
115 Jes 67:22 | aangezicht zullen staan, spreekt de HEERE, alzo zal ook ulieder
116 Jer 1:8 | ben met u, om u te redden, spreekt de HEERE. ~
117 Jer 1:15 | koninkrijken van het noorden, spreekt de HEERE; en zij zullen
118 Jer 1:19 | vermogen; want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u uit te helpen. ~ ~
119 Jer 2:3 | gehouden; kwaad kwam hun over, spreekt de HEERE. ~
120 Jer 2:9 | nog met ulieden twisten, spreekt de HEERE; ja, met uw kindskinderen
121 Jer 2:12 | verschrikt, wordt zeer woest, spreekt de HEERE. ~
122 Jer 2:19 | Mijn vreze niet bij u is, spreekt de Heere, de HEERE
123 Jer 2:22 | Mijn aangezicht getekend, spreekt de Heere HEERE. ~
124 Jer 2:29 | allen tegen Mij overtreden, spreekt de HEERE. ~
125 Jer 3:1 | nochtans weder tot Mij, spreekt de HEERE. ~
126 Jer 3:5 | gestadig bewaren? Zie, gij spreekt en doet die boosheden, en
127 Jer 3:10 | ganse hart, maar valselijk, spreekt de HEERE. ~
128 Jer 3:12 | gij afgekeerde Israel! spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn
129 Jer 3:12 | Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal den toorn
130 Jer 3:13 | niet gehoorzaam geweest, spreekt de HEERE. ~
131 Jer 3:14 | gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u
132 Jer 3:16 | het land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet
133 Jer 3:20 | gehandeld, gij huis Israels! spreekt de HEERE. ~
134 Jer 4:1 | u bekeren zult, Israel! spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij;
135 Jer 4:9 | te dier tijd geschieden, spreekt de HEERE, dat het hart des
136 Jer 4:17 | wederspannig geweest is, spreekt de HEERE. ~
137 Jer 5:9 | dingen geen bezoeking doen? spreekt de HEERE. Of zou Mijn ziel
138 Jer 5:11 | trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, spreekt de HEERE. ~
139 Jer 5:14 | omdat gijlieden dit woord spreekt: Ziet, Ik zal Mijn woorden
140 Jer 5:15 | brengen, o huis Israels! spreekt de HEERE; het is een sterk
141 Jer 5:18 | zal Ik ook in die dagen, spreekt de HEERE, geen voleinding
142 Jer 5:22 | gijlieden Mij niet vrezen? spreekt de HEERE; zult gij voor
143 Jer 5:29 | dingen geen bezoeking doen? spreekt de HEERE; zou Mijn ziel
144 Jer 6:12 | de inwoners dezes lands, spreekt de HEERE. ~
145 Jer 7:11 | Ik heb het ook gezien, spreekt de HEERE. ~
146 Jer 7:13 | gijlieden al deze werken doet, spreekt de HEERE, en Ik tot u gesproken
147 Jer 7:19 | Doen zij Mij verdriet aan? spreekt de HEERE. Doen zij het zichzelven
148 Jer 7:30 | dat kwaad is in Mijn ogen, spreekt de HEERE; zij hebben hun
149 Jer 7:32 | Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat het niet meer
150 Jer 8:1 | 1 Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zullen zij de
151 Jer 8:3 | henengedreven zal hebben, spreekt de HEERE der heirscharen. ~
152 Jer 8:13 | hen voorzeker wegrapen, spreekt de HEERE; er zijn geen druiven
153 Jer 8:17 | is; die zullen u bijten, spreekt de HEERE. ~
154 Jer 9:3 | Mij kennen zij niet, spreekt de HEERE. ~
155 Jer 9:6 | weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE. ~
156 Jer 9:8 | tong is een moordpijl, zij spreekt bedrog; een ieder spreekt
157 Jer 9:8 | spreekt bedrog; een ieder spreekt met zijn naaste van vrede
158 Jer 9:9 | deze dingen niet bezoeken? spreekt de HEERE; zou Mijn ziel
159 Jer 9:22 | 22 Spreek: Zo spreekt de HEERE: Ja, een dood lichaam
160 Jer 9:24 | dingen heb Ik lust, spreekt de HEERE. ~
161 Jer 9:25 | Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking
162 Jer 10:1 | dat de HEERE tot ulieden spreekt, o huis Israels! ~
163 Jer 11:2 | woorden dezes verbonds, en spreekt tot de mannen van Juda,
164 Jer 12:17 | enenmale uitrukken en verdoen, spreekt de HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
165 Jer 13:11 | Juda aan Mij doen kleven, spreekt de HEERE, om Mij te zijn
166 Jer 13:14 | als de kinderen te zamen, spreekt de HEERE; Ik zal niet verschonen
167 Jer 13:25 | uwer maten zijn van Mij, spreekt de HEERE; gij, die Mij hebt
168 Jer 15:3 | doen met vier geslachten, spreekt de HEERE: met het zwaard,
169 Jer 15:6 | Gij hebt Mij verlaten, spreekt de HEERE; gij zijt achterwaarts
170 Jer 15:9 | aangezicht hunner vijanden, spreekt de HEERE. ~
171 Jer 15:20 | om u uit te rukken, spreekt de HEERE. ~
172 Jer 16:5 | Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE) weggenomen Mijn
173 Jer 16:10 | zij tot u zeggen: Waarom spreekt de HEERE al dit grote kwaad
174 Jer 16:11 | vaders Mij verlaten hebben, spreekt de HEERE, en hebben andere
175 Jer 16:14 | Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat er niet meer
176 Jer 16:16 | zenden tot veel vissers, spreekt de HEERE, die zullen hen
177 Jer 17:24 | vlijtiglijk naar Mij zult horen, spreekt de HEERE, dat gij geen last
178 Jer 18:6 | pottenbakker, o huis Israels? spreekt de HEERE; ziet, gelijk leem
179 Jer 19:6 | Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat deze plaats
180 Jer 19:12 | zal Ik deze plaats doen, spreekt de HEERE, en haar inwoners;
181 Jer 21:7 | 7 En daarna, spreekt de HEERE, zal Ik Zedekia,
182 Jer 21:10 | kwade en niet ten goede, spreekt de HEERE; zij zal gegeven
183 Jer 21:13 | gij rots van het plein! spreekt de HEERE; gijlieden, die
184 Jer 21:14 | vrucht uwer handelingen, spreekt de HEERE; en Ik zal een
185 Jer 22:5 | heb Ik bij Mij gezworen, spreekt de HEERE, dat dit huis tot
186 Jer 22:16 | dat niet Mij te kennen? spreekt de HEERE. ~
187 Jer 22:24 | waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE, ofschoon Chonia,
188 Jer 23:1 | ombrengen en verstrooien! spreekt de HEERE. ~
189 Jer 23:2 | boosheid uwer handelingen, spreekt de HEERE. ~
190 Jer 23:4 | worden, noch gemist worden, spreekt de HEERE. ~
191 Jer 23:5 | Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David
192 Jer 23:7 | Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat zij niet meer
193 Jer 23:11 | huis vind Ik hun boosheid, spreekt de HEERE. ~
194 Jer 23:12 | jaar hunner bezoeking, spreekt de HEERE. ~
195 Jer 23:23 | Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE, en niet een God
196 Jer 23:24 | dat Ik hem niet zou zien? spreekt de HEERE; vervul Ik niet
197 Jer 23:24 | niet den hemel en de aarde? spreekt de HEERE. ~
198 Jer 23:28 | stro met het koren te doen? spreekt de HEERE. ~
199 Jer 23:29 | niet alzo, als een vuur? spreekt de HEERE, en als een hamer,
200 Jer 23:30 | Ik wil aan de profeten, spreekt de HEERE, die Mijn woorden
201 Jer 23:31 | Ik wil aan de profeten, spreekt de HEERE, die hun tong nemen,
202 Jer 23:32 | valse dromen profeteren, spreekt de HEERE, en vertellen die,
203 Jer 23:32 | volk gans geen nut doen, spreekt de HEERE. ~
204 Jer 23:33 | Ik ulieden verlaten zal, spreekt de HEERE. ~
205 Jer 25:7 | hebt naar Mij niet gehoord, spreekt de HEERE; opdat gij Mij
206 Jer 25:9 | geslachten van het noorden, spreekt de HEERE; en tot Nebukadrezar,
207 Jer 25:12 | Babel, en over dat volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid
208 Jer 25:29 | alle inwoners der aarde, spreekt de HEERE der heirscharen. ~
209 Jer 25:31 | zwaard overgegeven, spreekt de HEERE. ~
210 Jer 27:8 | over datzelve volk zal Ik, spreekt de HEERE, bezoeking doen
211 Jer 27:11 | zal Ik in zijn land laten, spreekt de HEERE, en het zal dat
212 Jer 27:15 | Ik heb ze niet gezonden, spreekt de HEERE, en zij profeteren
213 Jer 27:22 | dat Ik ze bezoeken zal, spreekt de HEERE; dan zal Ik ze
214 Jer 28:2 | 2 Zo spreekt de HEERE der heirscharen,
215 Jer 28:4 | plaats wederbrengen, spreekt de HEERE; want Ik zal het
216 Jer 29:9 | Ik heb hen niet gezonden, spreekt de HEERE. ~
217 Jer 29:11 | gedachten, die Ik over u denk, spreekt de HEERE, gedachten des
218 Jer 29:14 | ulieden gevonden worden, spreekt de HEERE, en Ik zal uw gevangenis
219 Jer 29:14 | Ik u gedreven heb, spreekt de HEERE; en Ik zal u wederbrengen
220 Jer 29:19 | woorden niet gehoord hebben, spreekt de HEERE, als Ik Mijn knechten,
221 Jer 29:19 | hebt niet gehoord, spreekt de HEERE. ~
222 Jer 29:23 | en een getuige daarvan, spreekt de HEERE. ~
223 Jer 29:25 | 25 Zo spreekt de HEERE der heirscharen,
224 Jer 29:32 | Ik Mijn volke doen zal, spreekt de HEERE; want hij heeft
225 Jer 30:2 | 2 Zo spreekt de HEERE, de God Israels,
226 Jer 30:3 | Want zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik de gevangenis
227 Jer 30:8 | te dien dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen,
228 Jer 30:10 | niet, o Mijn knecht Jakob! spreekt de HEERE, ontzet u niet,
229 Jer 30:11 | Want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u te verlossen;
230 Jer 30:17 | u van uw plagen genezen, spreekt de HEERE; omdat zij u noemen:
231 Jer 30:21 | om tot Mij te genaken? spreekt de HEERE. ~
232 Jer 31:1 | 1 Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zal Ik allen geslachten
233 Jer 31:14 | Mijn goed verzadigd worden, spreekt de HEERE. ~
234 Jer 31:16 | is loon voor uw arbeid, spreekt de HEERE; want zij zullen
235 Jer 31:17 | verwachting voor uw nakomelingen, spreekt de HEERE; want uw kinderen
236 Jer 31:20 | zijner zekerlijk ontfermen, spreekt de HEERE. ~
237 Jer 31:27 | Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het huis
238 Jer 31:28 | te bouwen en te planten, spreekt de HEERE. ~
239 Jer 31:31 | Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het
240 Jer 31:32 | hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; ~
241 Jer 31:33 | huis van Israel maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet
242 Jer 31:34 | tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun
243 Jer 31:36 | aangezicht zullen wijken, spreekt de HEERE, zo zal ook het
244 Jer 31:37 | wat zij gedaan hebben, spreekt de HEERE. ~
245 Jer 31:38 | Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat deze stad
246 Jer 32:5 | zijn, totdat Ik hem bezoek, spreekt de HEERE; ofschoon gijlieden
247 Jer 32:30 | handen alleenlijk vertoornd, spreekt de HEERE. ~
248 Jer 32:44 | zal hun gevangenis wenden, spreekt de HEERE. ~ ~
249 Jer 33:14 | Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede
250 Jer 33:24 | niet gezien, wat dit volk spreekt, zeggende: De twee geslachten,
251 Jer 34:5 | heb het woord gesproken, spreekt de HEERE. ~
252 Jer 34:17 | uit tegen ulieden, spreekt de HEERE, een vrijheid ten
253 Jer 34:22 | Ziet, Ik zal bevel geven, spreekt de HEERE, en zal hen weder
254 Jer 35:13 | hoort naar Mijn woorden? spreekt de HEERE. ~
255 Jer 39:17 | zal u te dien dage redden, spreekt de HEERE; en gij zult niet
256 Jer 39:18 | gij op Mij vertrouwd hebt, spreekt de HEERE. ~ ~
257 Jer 40:16 | deze zaak niet, want gij spreekt vals van Ismael. ~ ~
258 Jer 42:11 | vreest; vreest niet voor hem, spreekt de HEERE; want Ik zal met
259 Jer 43:2 | zeggende tot Jeremia: Gij spreekt leugen; de HEERE, onze God,
260 Jer 44:25 | 25 Zo spreekt de HEERE der heirscharen,
261 Jer 44:29 | ulieden het teken zijn, spreekt de HEERE, dat Ik in deze
262 Jer 45:5 | een kwaad over alle vlees, spreekt de HEERE; maar Ik zal u
263 Jer 46:5 | er is schrik van rondom, spreekt de HEERE. ~
264 Jer 46:18 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Koning, Wiens Naam is
265 Jer 46:23 | hebben haar woud afgehouwen, spreekt de HEERE, hoewel het niet
266 Jer 46:26 | als in de dagen van ouds, spreekt de HEERE. ~
267 Jer 46:28 | knecht Jakob! vrees niet, spreekt de HEERE; want Ik ben met
268 Jer 48:12 | Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik hem vreemde
269 Jer 48:15 | ter slachting afgegaan, spreekt de Koning, Wiens Naam is
270 Jer 48:25 | en zijn arm verbroken, spreekt de HEERE. ~
271 Jer 48:30 | ken zijn verbolgenheid, spreekt de HEERE, maar niet alzo;
272 Jer 48:35 | zal in Moab doen ophouden, spreekt de HEERE, dien, die op de
273 Jer 48:38 | men geen lust aan heeft, spreekt de HEERE. ~
274 Jer 48:43 | u, gij inwoner van Moab! spreekt de HEERE. ~
275 Jer 48:44 | bezoeking brengen, spreekt de HEERE. ~
276 Jer 48:47 | Moabs gevangenis wenden, spreekt de HEERE. Tot hiertoe is
277 Jer 49:2 | Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik over Rabba
278 Jer 49:5 | zal vreze over u brengen, spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen,
279 Jer 49:6 | kinderen Ammons wenden, spreekt de HEERE. ~
280 Jer 49:13 | bij Mijzelven gezworen, spreekt de HEERE, dat Bozra worden
281 Jer 49:16 | u van daar nederstoten, spreekt de HEERE. ~
282 Jer 49:26 | dage nedergehouwen worden, spreekt de HEERE der heirscharen. ~
283 Jer 49:30 | gij inwoners van Hazor! spreekt de HEERE; want Nebukadrezar,
284 Jer 49:31 | dat in zekerheid woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren
285 Jer 49:32 | zijn zijden aanbrengen, spreekt de HEERE. ~
286 Jer 49:37 | hittigheid Mijns toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het
287 Jer 49:38 | vorsten van daar vernielen, spreekt de HEERE; ~
288 Jer 49:39 | Elams gevangenis wenden zal, spreekt de HEERE. ~ ~
289 Jer 50:4 | dagen en ter zelver tijd, spreekt de HEERE, zullen de kinderen
290 Jer 50:10 | zullen verzadigd worden, spreekt de HEERE. ~
291 Jer 50:20 | die dagen en te dier tijd, spreekt de HEERE, zal Israels ongerechtigheid
292 Jer 50:21 | verwoest en verban achter hen, spreekt de HEERE, en doe naar alles,
293 Jer 50:30 | dage uitgeroeid worden, spreekt de HEERE. ~
294 Jer 50:31 | Ik wil aan u, gij trotse! spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen;
295 Jer 50:35 | zal zijn over de Chaldeen, spreekt de HEERE; en over de inwoners
296 Jer 50:40 | naburen heeft omgekeerd, spreekt de HEERE, alzo zal niemand
297 Jer 51:24 | Sion, voor ulieder ogen, spreekt de HEERE. ~
298 Jer 51:25 | u, gij verdervende berg! spreekt de HEERE, gij, die de ganse
299 Jer 51:26 | eeuwige woestheden zijn, spreekt de HEERE. ~
300 Jer 51:39 | slapen, en niet opwaken, spreekt de HEERE. ~
301 Jer 51:48 | de verstoorders aankomen, spreekt de HEERE. ~
302 Jer 51:52 | Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking
303 Jer 51:53 | verstoorders van Mij overkomen, spreekt de HEERE. ~
304 Jer 51:57 | slapen, en niet opwaken, spreekt de Koning, Wiens Naam
305 Eze 3:18 | waarschuwt hem niet, en spreekt niet, om den goddeloze van
306 Eze 5:11 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE (omdat gij
307 Eze 10:5 | almachtigen Gods, wanneer Hij spreekt. ~
308 Eze 11:8 | zwaard zal Ik over u brengen, spreekt de Heere HEERE. ~
309 Eze 11:21 | zal Ik op hun hoofd geven, spreekt de Heere HEERE. ~
310 Eze 12:25 | en hetzelve doen, spreekt de Heere HEERE. ~
311 Eze 12:28 | dat zal gedaan worden, spreekt de Heere HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
312 Eze 13:7 | niet een ijdel gezicht, en spreekt een leugenachtige voorzegging,
313 Eze 13:7 | als gij zegt: De HEERE spreekt, daar Ik niet gesproken
314 Eze 13:8 | omdat gijlieden ijdelheid spreekt, en leugen ziet; daarom,
315 Eze 13:8 | daarom, ziet, Ik wil aan u, spreekt de Heere HEERE. ~
316 Eze 13:16 | zien, waar geen vrede is, spreekt de Heere HEERE. ~
317 Eze 14:11 | hun tot een God zijn, spreekt de Heere HEERE. ~
318 Eze 14:14 | alleen hun ziel bevrijden, spreekt de Heere HEERE. ~
319 Eze 14:16 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo zij zonen,
320 Eze 14:18 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zij zouden
321 Eze 14:20 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo zij een
322 Eze 14:23 | wat Ik in haar gedaan heb, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
323 Eze 15:8 | zwaarlijk overtreden hebben, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
324 Eze 16:8 | met u in een verbond, spreekt de Heere HEERE en gij werdt
325 Eze 16:14 | die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere HEERE. ~
326 Eze 16:19 | zo is het geschied, spreekt de Heere HEERE. ~
327 Eze 16:23 | uw boosheid,, wee, wee u, spreekt de Heere HEERE), ~
328 Eze 16:30 | Hoe zwak is uw hart (spreekt de Heere HEERE) als gij
329 Eze 16:43 | uw weg op uw hoofd geven, spreekt de Heere HEERE; en
330 Eze 16:48 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, indien Sodom,
331 Eze 16:58 | en uw gruwelen gedragen, spreekt de HEERE. ~
332 Eze 16:63 | hetgeen gij gedaan hebt, spreekt de Heere HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
333 Eze 17:16 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo hij niet
334 Eze 18:3 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo het ulieden
335 Eze 18:9 | rechtvaardige zal gewisselijk leven, spreekt de Heere HEERE. ~
336 Eze 18:23 | den dood des goddelozen, spreekt de Heere HEERE; is het niet,
337 Eze 18:30 | een ieder naar zijn wegen, spreekt de Heere HEERE, keert weder,
338 Eze 18:32 | den dood des stervenden, spreekt de Heere HEERE; daarom bekeert
339 Eze 20:3 | van u gevraagd worde, spreekt de Heere HEERE. ~
340 Eze 20:31 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik van
341 Eze 20:33 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE: Zo Ik niet
342 Eze 20:36 | alzo zal Ik met u rechten, spreekt de Heere HEERE. ~
343 Eze 20:40 | den hogen berg Israels, spreekt de Heere HEERE, daar zal
344 Eze 20:44 | handelingen, o huis Israels, spreekt de Heere HEERE. ~
345 Eze 21:7 | en het zal geschieden, spreekt de Heere HEERE. ~
346 Eze 21:13 | versmadende roede zijn, spreekt de Heere HEERE. ~
347 Eze 22:12 | hebt Mijner vergeten, spreekt de Heere HEERE.
348 Eze 22:31 | Ik op hun hoofd gegeven, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
349 Eze 23:34 | want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE. ~
350 Eze 24:14 | handelingen zullen zij u richten, spreekt de Heere HEERE. ~
351 Eze 25:14 | wraak gewaar worden, spreekt de Heere HEERE. ~
352 Eze 26:5 | want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE; en zij zal
353 Eze 26:14 | HEERE, heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE. ~
354 Eze 26:21 | gevonden worden in eeuwigheid, spreekt de Heere HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
355 Eze 28:10 | want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE. ~
356 Eze 29:20 | voor Mij gewrocht hebben, spreekt de Heere HEERE. ~
357 Eze 30:6 | het zwaard vallen, spreekt de Heere HEERE. ~
358 Eze 31:18 | en zijn ganse menigte, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
359 Eze 32:8 | duisternis over uw land maken, spreekt de Heere HEERE. ~
360 Eze 32:14 | rivieren doen gaan als olie, spreekt de Heere HEERE: ~
361 Eze 32:16 | haar ganse menigte, spreekt de Heere HEERE. ~
362 Eze 32:31 | Farao en zijn ganse heir, spreekt de Heere HEERE. ~
363 Eze 32:32 | zijn ganse menigte, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
364 Eze 33:8 | den dood sterven! en gij spreekt niet, om den goddeloze van
365 Eze 33:10 | huis Israels: Gijlieden spreekt aldus, zeggende: Dewijl
366 Eze 33:11 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust
367 Eze 33:30 | deuren der huizen; en de een spreekt met den ander, een iegelijk
368 Eze 34:8 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik niet!
369 Eze 34:15 | weiden, en Ik zal ze legeren, spreekt de Heere HEERE. ~
370 Eze 34:30 | zijn, het huis Israels, spreekt de Heere HEERE. ~
371 Eze 34:31 | mensen; maar Ik ben uw God, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
372 Eze 35:6 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE; Ik zal u
373 Eze 35:11 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE: Ik zal ook
374 Eze 36:14 | niet meer doen struikelen, spreekt de Heere HEERE. ~
375 Eze 36:15 | meer doen struikelen, spreekt de Heere HEERE. ~
376 Eze 36:23 | dat Ik de HEERE ben, spreekt de Heere HEERE, als Ik aan
377 Eze 36:32 | doe het niet om uwentwil, spreekt de Heere HEERE, het zij
378 Eze 37:14 | gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE. ~
379 Eze 38:18 | land Israels zal aankomen, spreekt de Heere HEERE, dat Mijn
380 Eze 38:21 | roepen op al Mijn bergen, spreekt de Heere HEERE; het zwaard
381 Eze 39:5 | want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE. ~
382 Eze 39:8 | komt en zal geschieden, spreekt de Heere HEERE; dit is de
383 Eze 39:10 | die hen geplunderd hadden, spreekt de Heere HEERE. ~
384 Eze 39:13 | Ik zal verheerlijkt zijn, spreekt de Heere HEERE. ~
385 Eze 39:20 | helden en alle krijgslieden, spreekt de Heere HEERE. ~
386 Eze 39:29 | Israels zal hebben uitgegoten, spreekt de Heere HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
387 Eze 43:19 | zijn, die tot Mij naderen (spreekt de Heere HEERE), om Mij
388 Eze 43:27 | welgevallen aan ulieden hebben, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
389 Eze 44:12 | tegen hen opgeheven, spreekt de Heere HEERE, dat zij
390 Eze 44:15 | en het bloed te offeren, spreekt de Heere HEERE; ~
391 Eze 44:27 | zijn zondoffer offeren, spreekt de Heere HEERE. ~
392 Eze 45:9 | uitstortingen op van Mijn volk, spreekt de Heere HEERE. ~
393 Eze 45:15 | verzoening over hen te doen, spreekt de Heere HEERE. ~
394 Eze 47:23 | hem zijn erfenis geven, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
395 Eze 48:29 | dit zullen hun delen zijn, spreekt de Heere HEERE. ~
396 Dan 3:29 | natie en tong, die lastering spreekt tegen den God van Sadrach,
397 Hos 2:12 | maar heeft Mij vergeten, spreekt de HEERE. ~
398 Hos 2:15 | te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat gij Mij noemen
399 Hos 2:20 | geschieden, dat Ik verhoren zal, spreekt de HEERE; Ik zal den hemel
400 Hos 11:11 | doen wonen in hun huizen, spreekt de HEERE. ~ ~
401 Joe 2:12 | 12 Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot
402 Amos 2:11| alzo, gij kinderen Israels? spreekt de HEERE. ~
403 Amos 2:16| dage naakt heenvlieden, spreekt de HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
404 Amos 3:1 | dat de HEERE tegen ulieden spreekt, gij kinderen van Israel!
405 Amos 3:10| niet te doen, dat recht is, spreekt de HEERE; die in hun paleizen
406 Amos 3:13| betuigt in het huis Jakobs, spreekt de Heere HEERE, de God der
407 Amos 3:15| huizen een einde nemen, spreekt de HEERE. ~ ~
408 Amos 4:3 | gebracht is, wegwerpen, spreekt de HEERE. ~
409 Amos 4:5 | gaarne, gij kinderen Israels! spreekt de Heere HEERE. ~
410 Amos 4:6 | u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
411 Amos 4:8 | u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
412 Amos 4:9 | u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
413 Amos 4:10| u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
414 Amos 4:11| niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. ~
415 Amos 5:10| van dien, die oprechtelijk spreekt.
416 Amos 6:8 | heeft gezworen bij Zichzelf (spreekt de HEERE, de God der heerscharen):
417 Amos 6:14| Israels! een volk verwekken, spreekt de HEERE, de God der heirscharen;
418 Amos 8:3 | zullen te dien dage huilen, spreekt de Heere HEERE; vele dode
419 Amos 8:9 | te dien dage geschieden, spreekt de Heere HEERE, dat Ik de
420 Amos 8:11| Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere HEERE, dat Ik een
421 Amos 9:7 | Moren, o kinderen Israels? spreekt de HEERE. Heb Ik Israel
422 Amos 9:8 | ganselijk zal verdelgen, spreekt de HEERE. ~
423 Amos 9:12| Mijn Naam genoemd worden, spreekt de HEERE, Die dit doet. ~
424 Amos 9:13| Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat de ploeger
425 Oba 1:4 | u van daar nederstoten, spreekt de HEERE. ~
426 Oba 1:8 | niet te dien dage zijn, spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen
427 Mic 4:6 | 6 Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik haar, die
428 Mic 5:9 | te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik uw paarden
429 Mic 7:3 | vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel,
430 Nah 2:13 | Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen,
431 Nah 3:5 | Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen,
432 Zep 1:2 | alles wegrapen uit dit land, spreekt de HEERE. ~
433 Zep 1:3 | dit land uitroeien, spreekt de HEERE. ~
434 Zep 1:10 | En er zal te dien dage, spreekt de HEERE, een stem des gekrijts
435 Zep 2:9 | waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE der heirscharen,
436 Zep 3:8 | Daarom verwacht Mij, spreekt de HEERE, ten dage als Ik
437 Zac 1:3 | heirscharen: Keert weder tot Mij, spreekt de HEERE der heirscharen,
438 Zac 1:4 | luisterden niet naar Mij, spreekt de HEERE. ~
439 Zac 1:16 | zal daarin gebouwd worden, spreekt de HEERE der heirscharen,
440 Zac 2:5 | En Ik zal haar wezen, spreekt de HEERE, een vurige muur
441 Zac 2:6 | toch uit het Noorderland, spreekt de HEERE; want Ik heb ulieden
442 Zac 2:6 | vier winden des hemels, spreekt de HEERE. ~
443 Zac 2:10 | het midden van u wonen, spreekt de HEERE. ~
444 Zac 3:9 | zijn graveersel graveren, spreekt de HEERE der heirscharen,
445 Zac 3:10 | 10 Te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen,
446 Zac 5:4 | breng dezen vloek voort, spreekt de HEERE der heirscharen,
447 Zac 6:12 | tot hem, zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heirscharen,
448 Zac 8:6 | Mijn ogen wonderlijk zijn? spreekt de HEERE der heirscharen. ~
449 Zac 8:11 | gelijk in de vorige dagen, spreekt de HEERE der heirscharen. ~
450 Zac 8:16 | dingen, die gij doen zult: spreekt de waarheid, een iegelijk
451 Zac 8:17 | zijn dingen, die Ik haat, spreekt de HEERE. ~
452 Zac 10:12 | Naam zullen zij wandelen, spreekt de HEERE. ~ ~
453 Zac 11:6 | dezes lands verschonen, spreekt de HEERE; maar ziet, Ik
454 Zac 12:1 | HEEREN over Israel. De HEERE spreekt, Die den hemel uitbreidt,
455 Zac 12:4 | 4 Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik alle paarden
456 Zac 13:2 | te dien dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen,
457 Zac 13:7 | Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen;
458 Zac 13:8 | geschieden in het ganse land, spreekt de HEERE, de twee delen
459 Mal 1:2 | niet Ezau Jakobs broeder? spreekt de HEERE; nochtans heb Ik
460 Matt 10:20| Want gij zijt het niet, die spreekt, maar het is de Geest uws
461 Matt 10:20| Geest uws Vaders, Die in u spreekt. ~
462 Matt 12:34| den overvloed des harten spreekt de mond. ~
463 Matt 13:10| zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen? ~
464 Mark 2:7 | 7 Wat spreekt Deze aldus gods lasteringen?
465 Mark 13:11| ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet,
466 Mark 13:11| want gij zijt het niet, die spreekt, maar de Heilige Geest. ~
467 Luk 5:21 | Deze, Die gods lastering spreekt? Wie kan de zonden vergeven,
468 Luk 6:45 | den overvloed des harten spreekt zijn mond. ~
469 Luk 20:21 | wij weten, dat Gij recht spreekt en leert, en den persoon
470 Joha 3:31| die is uit de aarde, en spreekt uit de aarde. Die uit den
471 Joha 3:34| God gezonden heeft, Die spreekt de woorden Gods; want God
472 Joha 4:27| Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar? ~
473 Joha 7:18| 18 Die van zichzelven spreekt, zoekt zijn eigen eer; maar
474 Joha 7:26| 26 En ziet, Hij spreekt vrijmoediglijk, en zij zeggen
475 Joha 8:44| hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn
476 Joha 8:44| hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want
477 Joha 9:37| Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het. ~
478 Joha 16:29| zeiden tot Hem: Zie, nu spreekt Gij vrijuit, en zegt geen
479 Joha 19:10| Pilatus dan zeide tot Hem: Spreekt Gij tot mij niet? Weet Gij
480 Hand 7:15| tot het volk in u is, zo spreekt. ~
481 Hand 9:17| Mijn Naam aangeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles
482 Hand 11:19| nieuwe leer zij, daar gij van spreekt? ~
483 Rom 3:19 | wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de
484 Rom 4:6 | ook David den mens zalig spreekt, welken God de rechtvaardigheid
485 Rom 10:6 | die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart:
486 1Kor 1:10| dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen
487 1Kor 12:3 | die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt;
488 1Kor 14:2 | Want die een vreemde taal spreekt, spreekt niet den mensen,
489 1Kor 14:2 | een vreemde taal spreekt, spreekt niet den mensen, maar Gode;
490 1Kor 14:2 | het, doch met den geest spreekt hij verborgenheden. ~
491 1Kor 14:3 | 3 Maar die profeteert, spreekt den mensen stichting, en
492 1Kor 14:4 | 4 Die een vreemde taal spreekt, die sticht zichzelven;
493 1Kor 14:5 | gij allen in vreemde talen spreekt, maar meer, dat gij profeteert;
494 1Kor 14:5 | meerder dan die vreemde talen spreekt, tenzij dan, dat hij het
495 1Kor 14:9 | zijn als die in de lucht spreekt. ~
496 1Kor 14:11| weet, zo zal ik hem, die spreekt, barbaars zijn; en hij,
497 1Kor 14:11| barbaars zijn; en hij, die spreekt, zal bij mij barbaars zijn. ~
498 1Kor 14:13| die in een vreemde taal spreekt, die bidde, dat hij het
499 1Kor 14:27| iemand een vreemde taal spreekt, dat het door twee, of ten
500 2Kor 13:3 | van Christus, Die in mij spreekt, Welke in u niet zwak is,
1-500 | 501-514 |