Book Chapter: Verse
1 Gen 23:41 | van mijn eed rein zijn, wanneer gij tot mijn geslacht zult
2 Gen 26:20 | beloofde een gelofte, zeggende: Wanneer God met mij geweest zal
3 Gen 27:65 | gezegend bij mijn voet; nu dan, wanneer zal ik ook werken voor mijn
4 Gen 28:8 | 8 Wanneer hij aldus zeide: De gespikkelde
5 Gen 28:8 | de kudden gespikkelde; en wanneer hij alzo zeide: De gesprenkelde
6 Gen 28:49 | tussen mij en tussen u, wanneer wij de een van den ander
7 Gen 29:17 | gebood de eerste, zeggende: Wanneer Ezau, mijn broeder, u ontmoeten
8 Gen 36:37 | gedenk mijner bij uzelven, wanneer het u wel gaan zal, en doe
9 Gen 38:15 | zult uitgaan, tenzij dan, wanneer uw kleinste broeder herwaarts
10 Gen 42:33 | 33 Wanneer het nu geschieden zal, dat
11 Exo 1:16 | 16 En zeide: Wanneer gij de Hebreinnen in het
12 Exo 3:12 | dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte
13 Exo 3:13 | zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels,
14 Exo 3:21 | en het zal geschieden, wanneer gijlieden uitgaan zult,
15 Exo 4:14 | zal uitgaan u tegemoet; wanneer hij u ziet, zo zal hij in
16 Exo 7:5 | weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik Mijn hand over Egypte
17 Exo 7:9 | 9 Wanneer Farao tot ulieden spreken
18 Exo 8:9 | de eer boven mij! Tegen wanneer zal ik voor u, en voor uw
19 Exo 9:29 | Toen zeide Mozes tot hem: Wanneer ik ter stad uitgegaan zal
20 Exo 12:13 | huizen, waarin gij zijt; wanneer Ik het bloed zie, zal Ik
21 Exo 12:13 | ulieden ten verderve zijn, wanneer Ik Egypteland slaan zal. ~
22 Exo 12:23 | Egyptenaren te slaan; doch wanneer Hij het bloed zien zal aan
23 Exo 12:26 | 26 En het zal geschieden, wanneer uw kinderen tot u zullen
24 Exo 13:11 | Het zal ook geschieden, wanneer u de HEERE in het land der
25 Exo 13:13 | gij lossen met een lam; wanneer gij het nu niet lost, zo
26 Exo 13:14 | 14 Wanneer het geschieden zal, dat
27 Exo 14:18 | weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik verheerlijkt zal worden
28 Exo 18:16 | 16 Wanneer zij een zaak hebben, zo
29 Exo 21:7 | 7 Wanneer nu iemand zijn dochter zal
30 Exo 21:18 | 18 En wanneer mannen twisten, en de een
31 Exo 21:20 | 20 Wanneer ook iemand zijn dienstknecht
32 Exo 21:22 | 22 Wanneer nu mannen kijven, en slaan
33 Exo 21:26 | 26 Wanneer ook iemand het oog van zijn
34 Exo 21:28 | 28 En wanneer een os een man of een vrouw
35 Exo 21:33 | 33 En wanneer iemand een kuil opent, of
36 Exo 21:33 | iemand een kuil opent, of wanneer iemand een kuil graaft,
37 Exo 21:35 | 35 Wanneer nu iemands os den os van
38 Exo 22:1 | 1 Wanneer iemand een os, of klein
39 Exo 22:5 | 5 Wanneer iemand een veld, of een
40 Exo 22:6 | 6 Wanneer een vuur uitgaat, en vat
41 Exo 22:7 | 7 Wanneer iemand zijn naaste geld
42 Exo 22:10 | 10 Wanneer iemand aan zijn naaste een
43 Exo 22:14 | 14 En wanneer iemand van zijn naaste wat
44 Exo 22:16 | 16 Wanneer nu iemand een maagd verlokt,
45 Exo 22:27 | Het zal dan geschieden, wanneer hij tot Mij roept, dat Ik
46 Exo 23:4 | 4 Wanneer gij uw vijands os, of zijn
47 Exo 23:5 | 5 Wanneer gij uws haters ezel onder
48 Exo 23:16 | op den uitgang des jaars, wanneer gij uw arbeid uit het veld
49 Exo 30:20 | 20 Wanneer zij in de tent der samenkomst
50 Exo 30:20 | opdat zij niet sterven; of wanneer zij tot het altaar naderen,
51 Exo 34:8 | 8 En het geschiedde, wanneer Mozes uitging naar de tent,
52 Exo 34:22 | 22 En het zal geschieden, wanneer Mijn heerlijkheid voorbij
53 Exo 34:23 | 23 En wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen
54 Exo 34:47 | 24 Wanneer Ik de volken voor uw aangezicht
55 Lev 5:2 | 2 Of wanneer een mens enig onrein ding
56 Lev 7:21 | 21 En wanneer een ziel iets onreins zal
57 Lev 11:37 | 37 En wanneer van hun dood aas zal gevallen
58 Lev 11:39 | 39 En wanneer van de dieren, die u tot
59 Lev 12:2 | kinderen Israels, zeggende: Wanneer een vrouw zaad gegeven,
60 Lev 13:9 | 9 Wanneer de plaag der melaatsheid
61 Lev 13:21 | 21 Wanneer nu de priester die bezien
62 Lev 13:24 | 24 Of wanneer in het vel des vleses een
63 Lev 15:25 | 25 Wanneer ook een vrouw, vele dagen
64 Lev 15:25 | haars bloeds vloeien zal, of wanneer zij vloeien zal boven hare
65 Lev 17:5 | 5 Opdat, wanneer de kinderen Israels hun
66 Lev 19:5 | 5 En wanneer gij een dankoffer den HEERE
67 Lev 19:20 | 20 En wanneer een man, door bijligging
68 Lev 19:33 | 33 En wanneer een vreemdeling bij u in
69 Lev 20:6 | 6 Wanneer er een ziel is, die zich
70 Lev 20:13 | 13 Wanneer ook een man bij een manspersoon
71 Lev 20:14 | 14 En wanneer een man een vrouw en haar
72 Lev 20:16 | 16 Alzo wanneer een vrouw tot enig beest
73 Lev 20:21 | 21 En wanneer een man zijns broeders huisvrouw
74 Lev 22:11 | 11 Wanneer dan nog de priester een
75 Lev 22:14 | 14 En wanneer iemand het heilige door
76 Lev 22:27 | 27 Wanneer een os, of lam, of geit
77 Lev 24:2 | Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in
78 Lev 24:14 | 14 Daarom, wanneer gij aan uw naaste wat veilbaars
79 Lev 24:25 | 25 Wanneer uw broeder zal verarmd zijn,
80 Lev 24:26 | 26 En wanneer iemand geen losser zal hebben,
81 Lev 24:29 | 29 Insgelijks, wanneer iemand een woonhuis in een
82 Lev 24:39 | 39 Desgelijks, wanneer uw broeder bij u zal verarmd
83 Lev 24:47 | 47 En wanneer de hand eens vreemdelings
84 Lev 25:43 | welgevallen gehad hebben, wanneer het om hunnentwil verwoest
85 Lev 26:2 | Israels, en zeg tot hen: Wanneer iemand een gelofte zal afgezonderd
86 Lev 26:14 | 14 En wanneer iemand zijn huis zal geheiligd
87 Num 1:51 | zullen denzelven afnemen; en wanneer de tabernakel zich legeren
88 Num 5:6 | tot de kinderen Israels: wanneer een man of een vrouw iets
89 Num 5:12 | Israels, en zeg tot hen: Wanneer van iemand zijn huisvrouw
90 Num 6:2 | Israels, en zeg tot hen: Wanneer een man of een vrouw zich
91 Num 9:10 | kinderen Israels, zeggende: Wanneer iemand onder u, of onder
92 Num 9:14 | 14 En wanneer een vreemdeling bij u als
93 Num 10:9 | 9 En wanneer gijlieden in uw land ten
94 Num 11:9 | 9 En wanneer de dauw des nachts op het
95 Num 15:2 | Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij gekomen zult zijn in
96 Num 15:8 | 8 En wanneer gij een jong rund zult bereiden
97 Num 15:14 | 14 Wanneer ook een vreemdeling bij
98 Num 15:22 | 22 Voorts wanneer gijlieden afgedwaald zult
99 Num 18:39 | spreken, en tot hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels
100 Num 19:26 | spreken, en tot hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels
101 Num 22:18 | tot de dienaren van Balak: Wanneer Balak mij zijn huis vol
102 Num 24:13 | 13 Wanneer mij Balak zijn huis vol
103 Num 27:8 | zult gij spreken, zeggende: Wanneer iemand sterft, en geen zoon
104 Num 27:13 | 13 Wanneer gij dat gezien zult hebben,
105 Num 30:2 | 2 Wanneer een man den HEERE een gelofte
106 Num 31:68 | 15 Wanneer gij van achter Hem u zult
107 Num 32:51 | Israels, en zeg tot hen: Wanneer gijlieden over de Jordaan
108 Num 33:2 | Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij in het land Kanaan ingaat,
109 Num 34:10 | Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij over de Jordaan gaat
110 Num 35:3 | 3 Wanneer zij een van de zonen der
111 Deu 4:25 | 25 Wanneer gij nu kinderen en kindskinderen
112 Deu 4:30 | 30 Wanneer gij in angst zult zijn,
113 Deu 6:20 | 20 Wanneer uw zoon u morgen zal vragen,
114 Deu 7:1 | 1 Wanneer u de HEERE, uw God, zal
115 Deu 9:4 | 4 Wanneer hen nu de HEERE, uw God,
116 Deu 11:27 | 27 Den zegen, wanneer gij horen zult naar de geboden
117 Deu 12:20 | 20 Wanneer de HEERE, uw God, uw landpale
118 Deu 12:29 | 29 Wanneer de HEERE, uw God, voor uw
119 Deu 13:1 | 1 Wanneer een profeet, of dromen-dromer,
120 Deu 13:6 | 6 Wanneer uw broeder, de zoon uwer
121 Deu 13:12 | 12 Wanneer gij van een uwer steden,
122 Deu 13:18 | 18 Wanneer gij de stem des HEEREN,
123 Deu 14:24 | 24 Wanneer dan nog de weg voor u te
124 Deu 14:24 | Naam aldaar te stellen; wanneer de HEERE, uw God, u zal
125 Deu 15:7 | 7 Wanneer er onder u een arme zal
126 Deu 15:12 | 12 Wanneer uw broeder, een Hebreer
127 Deu 17:2 | 2 Wanneer in het midden van u, in
128 Deu 17:8 | 8 Wanneer een zaak aan het gericht
129 Deu 17:14 | 14 Wanneer gij zult gekomen zijn in
130 Deu 18:6 | 6 Voorts wanneer een Leviet zal komen uit
131 Deu 18:9 | 9 Wanneer gij komt in het land, dat
132 Deu 18:22 | 22 Wanneer die profeet in den Naam
133 Deu 19:1 | 1 Wanneer de HEERE, uw God, de volken
134 Deu 19:9 | 9 (Wanneer gij al ditzelve gebod zult
135 Deu 19:11 | 11 Maar wanneer er iemand zijn zal, die
136 Deu 19:16 | 16 Wanneer een wrevelige getuige tegen
137 Deu 20:1 | 1 Wanneer gij zult uittrekken tot
138 Deu 20:10 | 10 Wanneer gij nadert tot een stad
139 Deu 20:19 | 19 Wanneer gij een stad vele dagen
140 Deu 21:1 | 1 Wanneer in het land, hetwelk de
141 Deu 21:10 | 10 Wanneer gij zult uitgetogen zijn
142 Deu 21:15 | 15 Wanneer een man twee vrouwen heeft,
143 Deu 21:18 | 18 Wanneer iemand een moedwilligen
144 Deu 21:22 | 22 Voorts, wanneer in iemand een zonde zal
145 Deu 22:6 | 6 Wanneer voor uw aangezicht een vogelnest
146 Deu 22:8 | 8 Wanneer gij een nieuw huis zult
147 Deu 22:8 | bloedschuld op uw huis legt, wanneer iemand, vallende, daarvan
148 Deu 22:13 | 13 Wanneer een man een vrouw zal genomen
149 Deu 22:22 | 22 Wanneer een man gevonden zal worden,
150 Deu 22:23 | 23 Wanneer er een jonge dochter zal
151 Deu 22:28 | 28 Wanneer een man een jonge dochter
152 Deu 23:9 | 9 Wanneer het leger uittrekt tegen
153 Deu 23:10 | 10 Wanneer iemand onder u is, die niet
154 Deu 23:21 | 21 Wanneer gij den HEERE, uw God, een
155 Deu 23:24 | 24 Wanneer gij gaan zult in uws naasten
156 Deu 23:25 | 25 Wanneer gij zult gaan in uws naasten
157 Deu 24:1 | 1 Wanneer een man een vrouw zal genomen
158 Deu 24:5 | 5 Wanneer een man een nieuwe vrouw
159 Deu 24:7 | 7 Wanneer iemand gevonden zal worden,
160 Deu 24:10 | 10 Wanneer gij aan uw naaste iets zult
161 Deu 24:19 | 19 Wanneer gij uw oogst op uw akker
162 Deu 24:20 | 20 Wanneer gij uw olijfboom zult geschud
163 Deu 24:21 | 21 Wanneer gij uw wijngaard zult afgelezen
164 Deu 25:1 | 1 Wanneer er tussen lieden twist zal
165 Deu 25:5 | 5 Wanneer broeders samenwonen, en
166 Deu 25:11 | 11 Wanneer mannen, de een met den ander,
167 Deu 26:1 | Voorts zal het geschieden, wanneer gij zult gekomen zijn in
168 Deu 26:12 | 12 Wanneer gij zult geeindigd hebben
169 Deu 28:2 | komen, en u aantreffen, wanneer gij der stem des HEEREN
170 Deu 28:9 | als Hij u gezworen heeft, wanneer gij de geboden des HEEREN,
171 Deu 28:13 | zijn, en niet onder zijn; wanneer gij horen zult naar de geboden
172 Deu 29:19 | zeggende: Ik zal vrede hebben, wanneer ik schoon naar mijns harten
173 Deu 30:1 | Voorts zal het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen
174 Deu 30:10 | 10 Wanneer gij der stemme des HEEREN,
175 Deu 30:10 | wetboek geschreven zijn; wanneer gij u zult bekeren tot den
176 Deu 31:5 | 5 Wanneer hen nu de HEERE voor uw
177 Deu 31:21 | 21 En het zal geschieden, wanneer vele kwaden en benauwdheden
178 Deu 31:29 | laatste der dagen ontmoeten, wanneer gij zult gedaan hebben,
179 Joz 2:14 | het zal dan geschieden, wanneer de HEERE ons dit land geeft,
180 Joz 2:18 | 18 Zie, wanneer wij in het land komen, zo
181 Joz 3:3 | geboden het volk, zeggende: Wanneer gij de ark des verbonds
182 Joz 3:8 | dragen, gebieden, zeggende: Wanneer gijlieden komt tot aan het
183 Joz 4:6 | teken zij onder ulieden; wanneer uw kinderen morgen vragen
184 Joz 4:21 | kinderen Israels, zeggende: Wanneer uw kinderen morgen hun vaderen
185 Joz 6:10 | uitgaan, tot op den dag, wanneer ik tot ulieden zeggen zal:
186 Joz 8:5 | en het zal geschieden, wanneer zij ons tegemoet zullen
187 Joz 8:8 | 8 En het zal geschieden, wanneer gij de stad ingenomen hebt,
188 Joz 23:28 | 28 Daarom zeiden wij: Wanneer het geschiedt, dat zij morgen
189 Joz 24:16 | 16 Wanneer gij het verbond des HEEREN,
190 Ric 2:18 | 18 En wanneer de HEERE hun richteren verwekte,
191 Ric 4:55 | liefhebben, moeten zijn, als wanneer de zon opgaat in haar kracht.
192 Ric 11:5 | Zijt gij een Efraimiet? wanneer hij zeide: Neen; ~
193 Ric 12:17 | naam, opdat wij U vereren, wanneer Uw woord zal komen. ~
194 Ric 14:3 | onschuldig van de Filistijnen, wanneer ik aan hen kwaad doe. ~
195 Ric 19:38 | tijd met de achterlage, wanneer zij een grote verheffing
196 Ric 20:22 | 22 En het zal geschieden, wanneer haar vaders of haar broeders
197 Rut 1:12 | oud om een man te hebben. Wanneer ik al zeide: Ik heb hoop,
198 1Sa 2:13 | priesters met het volk was, dat, wanneer iemand een offerande offerde,
199 1Sa 2:16 | 16 Wanneer nu die man tot hem zeide:
200 1Sa 2:25 | 25 Wanneer een mens tegen een mens
201 1Sa 2:25 | goden hem oordelen; maar wanneer een mens tegen den HEERE
202 1Sa 9:13 | 13 Wanneer gijlieden in de stad komt,
203 1Sa 20:15 | in eeuwigheid; ook niet wanneer de HEERE een iegelijk der
204 1Sa 21:4 | maar er is heilig brood, wanneer zich de jongelingen slechts
205 1Sa 24:20 | 20 Zo wanneer iemand zijn vijand gevonden
206 1Sa 25:29 | 29 Wanneer een mens opstaan zal om
207 2Sa 4:11 | 11 Hoeveel te meer, wanneer goddeloze mannen een rechtvaardigen
208 2Sa 7:12 | 12 Wanneer uw dagen zullen vervuld
209 2Sa 19:3 | wegsteelt, dat beschaamd is, wanneer zij in den strijd gevloden
210 2Sa 23:4 | gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat, des morgens
211 2Sa 23:4 | des morgens zonder wolken, wanneer van den glans na den regen
212 1Kon 8:31| 31 Wanneer iemand tegen zijn naaste
213 1Kon 8:33| 33 Wanneer Uw volk Israel zal geslagen
214 1Kon 8:44| 44 Wanneer Uw volk in den krijg tegen
215 1Kon 8:46| 46 Wanneer zij gezondigd zullen hebben
216 1Kon 14:28| 28 En het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis des
217 1Kon 18:12| En het mocht geschieden, wanneer ik van u zou weggegaan zijn,
218 2Kon 4:10| zo zal het geschieden, wanneer hij tot ons komt, dat hij
219 2Kon 5:6 | van Israel, zeggende: Zo wanneer nu deze brief tot u zal
220 2Kon 5:18| vergeve de HEERE uw knecht: wanneer mijn heer in het huis van
221 2Kon 10:2 | 2 Zo wanneer nu deze brief tot u zal
222 2Kro 7:22| 22 Wanneer iemand tegen zijn naaste
223 2Kro 7:24| 24 Wanneer ook Uw volk Israel voor
224 2Kro 7:34| 34 Wanneer Uw volk in den krijg tegen
225 2Kro 7:36| 36 Wanneer zij gezondigd zullen hebben
226 2Kro 13:11| 11 En het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis des
227 2Kro 22:19| van jaar tot jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der
228 2Kro 22:39| van jaar tot jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der
229 Neh 2:6 | lang zal uw reis wezen, en wanneer zult gij wederkomen? En
230 Job 7:4 | slapen lig, dan zeg ik: Wanneer zal ik opstaan, en Hij den
231 Job 7:13 | 13 Wanneer ik zeg: Mijn bedstede zal
232 Job 13:19 | hij, die met mij twist? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den
233 Job 20:6 | 6 Wanneer zijn hoogheid tot den hemel
234 Job 21:6 | 6 Ja, wanneer ik daaraan gedenk, zo word
235 Job 27:8 | zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? ~
236 Job 31:26 | het licht aangezien heb, wanneer het scheen, of de maan heerlijk
237 Job 36:48 | 15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt,
238 Psa 2:12 | gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig
239 Psa 12:9 | goddelozen draven rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen
240 Psa 13:5 | tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen. ~
241 Psa 39:17 | over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen,
242 Psa 42:6 | kwaad van mij, zeggende: Wanneer zal hij sterven, en zijn
243 Psa 42:17 | naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods
244 Psa 49:17 | 17 Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer
245 Psa 49:17 | wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot
246 Psa 65:10 | rivier Gods is vol waters; wanneer Gij het alzo bereid hebt,
247 Psa 71:23 | Mijn lippen zullen juichen, wanneer ik U zal psalmzingen, en
248 Psa 89:10 | opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich verheffen,
249 Psa 94:8 | het volk! en gij dwazen! wanneer zult gij verstandig worden? ~
250 Psa 101:2 | handelen in den oprechten weg; wanneer zult Gij tot mij komen?
251 Psa 102:23 | 23 Wanneer de volken samen zullen vergaderd
252 Psa 109:23 | heen gelijk een schaduw, wanneer zij zich neigt; ik worde
253 Psa 119:6 | ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden. ~
254 Psa 119:82 | toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten? ~
255 Psa 119:84 | dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over
256 Psa 138:4 | zullen U, o HEERE! loven, wanneer zij gehoord zullen hebben
257 Psa 142:8 | rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan
258 Spre 1:26| lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt. ~
259 Spre 1:27| 27 Wanneer uw vreze komt gelijk een
260 Spre 1:27| aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt; ~
261 Spre 6:9 | gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan? ~
262 Spre 23:35| ik heb het niet gevoeld; wanneer zal ik opwaken? Ik zal hem
263 Spre 24:12| 12 Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten
264 Pred 5:3 | 3 Wanneer gij een gelofte aan God
265 Pred 8:7 | het hem te kennen geven, wanneer het geschieden zal? ~
266 Pred 9:12| verstrikt, ter bozer tijd, wanneer derzelve haastelijk over
267 Pred 10:3 | 3 En ook wanneer de dwaas op den weg wandelt,
268 Pred 12:3 | 3 In den dag, wanneer de wachters des huizes zullen
269 Pred 12:5 | 5 Ook wanneer zij voor de hoogte zullen
270 Jes 1:12 | 12 Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht
271 Jes 1:15 | Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt,
272 Jes 2:19 | heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal,
273 Jes 2:21 | heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal,
274 Jes 3:6 | 6 Wanneer iemand zijn broeder uit
275 Jes 8:19 | 19 Wanneer zij dan tot ulieden zeggen
276 Jes 8:21 | en het zal geschieden, wanneer hem hongert, en hij zeer
277 Jes 9:2 | gelijk men verheugd is, wanneer men de buit uitdeelt. ~
278 Jes 10:18 | hij zal zijn, gelijk als wanneer een vaandrager versmelt. ~
279 Jes 13:10 | zal verduisterd worden, wanneer zij zal opgaan, en de maan
280 Jes 14:3 | zal geschieden ten dage, wanneer u de HEERE rust geven zal
281 Jes 17:5 | Want hij zal zijn, gelijk wanneer een maaier het staande koren
282 Jes 17:5 | ja, hij zal zijn, gelijk wanneer iemand aren leest in het
283 Jes 24:13 | olijfbooms, gelijk de nalezingen, wanneer de wijnoogst geeindigd
284 Jes 26:9 | is, U vroeg zoeken; want wanneer Uw gerichten op de aarde
285 Jes 27:8 | hebt Gij met hem getwist, wanneer Gij hem wegstiet; als Hij
286 Jes 27:9 | deszelfs zonde zal wegdoen, wanneer Hij al de stenen des altaar
287 Jes 28:4 | vrucht voor den zomer, welke, wanneer ze iemand ziet, terwijl
288 Jes 28:15 | voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken
289 Jes 28:18 | de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken
290 Jes 28:25 | 25 Is het niet alzo? Wanneer hij het bovenste van hetzelve
291 Jes 29:8 | Het zal alzo zijn, gelijk wanneer een hongerige droomt, en
292 Jes 29:8 | ziel ledig; of, gelijk als wanneer een dorstige droomt, en
293 Jes 29:20 | 20 Wanneer de tiran een einde zal hebben,
294 Jes 30:4 | 4 Wanneer zijn vorsten zullen geweest
295 Jes 30:25 | dag der grote slachting, wanneer de torens vallen zullen. ~
296 Jes 30:29 | zijn, gelijk in den nacht, wanneer het feest geheiligd wordt;
297 Jes 31:4 | leeuw over zijn roof brult, wanneer schoon een volle menigte
298 Jes 43:2 | 2 Wanneer gij zult gaan door het water,
299 Jes 43:2 | zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan,
300 Jes 48:13 | hemelen met de palm afgemeten; wanneer Ik ze roep, staan zij daar
301 Jes 51:13 | grimmigheid des benauwers, wanneer hij zich bereidt om te verderven?
302 Jes 58:13 | 13 Wanneer gij roepen zult, zo laat
303 Jes 59:3 | het niet? Ziet, ten dage, wanneer gijlieden vast, zo vindt
304 Jes 66:8 | Alzo zegt de HEERE: Gelijk wanneer men most in een bos druiven
305 Jer 2:26 | een dief beschaamd wordt, wanneer hij gevonden wordt, alzo
306 Jer 3:16 | En het zal geschieden, wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar
307 Jer 5:19 | En het zal geschieden, wanneer gij zult zeggen: Waarom
308 Jer 11:15 | vlees van u geweken is? Wanneer gij kwaad doet, dan springt
309 Jer 12:1 | rechtvaardig zijn, o HEERE! wanneer ik tegen U zou twisten;
310 Jer 12:6 | achterna; geloof hen niet, wanneer zij vriendelijk tot
311 Jer 13:21 | Wat zult gij zeggen, wanneer Hij bezoeking over u doen
312 Jer 13:22 | 22 Wanneer gij dan in uw hart zult
313 Jer 15:2 | En het zal geschieden, wanneer zij tot u zullen zeggen:
314 Jer 17:6 | wildernis, die het niet gevoelt, wanneer het goede komt; maar blijft
315 Jer 17:8 | rivier, en gevoelt het niet, wanneer er een hitte komt, maar
316 Jer 18:22 | hun huizen gehoord worden, wanneer Gij haastelijk een bende
317 Jer 23:33 | 33 Wanneer dan dit volk, of een profeet,
318 Jer 25:28 | En het zal geschieden, wanneer zij weigeren zullen den
319 Jer 29:13 | zult Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij zult vragen
320 Jer 42:6 | zijn; opdat het ons welga, wanneer wij der stem des HEEREN,
321 Jer 44:19 | 19 Ook wanneer wij aan Melecheth des hemels
322 Klaa 1:52| 8 Gimel. Ook wanneer ik roep en schreeuw, sluit
323 Eze 5:15 | zijn, die rondom u zijn, wanneer Ik over u gerichten in toorn,
324 Eze 5:16 | 16 Wanneer Ik de boze pijlen des hongers
325 Eze 6:8 | ontkomen onder de heidenen, wanneer gij in de landen zult verstrooid
326 Eze 10:5 | stem des almachtigen Gods, wanneer Hij spreekt. ~
327 Eze 12:15 | weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik hen onder de heidenen
328 Eze 16:63 | opent vanwege uw schande, wanneer Ik voor u verzoening doen
329 Eze 18:5 | 5 Wanneer nu iemand rechtvaardig is,
330 Eze 18:21 | 21 Maar wanneer de goddeloze zich bekeert
331 Eze 20:41 | om den liefelijken reuk, wanneer Ik u van de volken uitvoeren,
332 Eze 26:15 | dodelijk verwonde zal kermen, wanneer men in het midden van u
333 Eze 29:16 | ongerechtigheid doet gedenken, wanneer zij naar henlieden omzien;
334 Eze 33:2 | uws volks, en zeg tot hen: Wanneer Ik het zwaard over enig
335 Eze 33:6 | 6 Wanneer daarentegen de wachter het
336 Eze 35:11 | bij hen bekend worden, wanneer Ik u zal gericht hebben. ~
337 Eze 37:18 | 18 En wanneer de kinderen uws volks tot
338 Eze 39:29 | hen niet meer verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis
339 Eze 46:16 | Alzo zegt de Heere HEERE: Wanneer de vorst aan iemand van
340 Eze 46:17 | 17 Maar wanneer hij van zijn erfenis een
341 Hos 7:12 | 12 Wanneer zij zullen henengaan, zal
342 Hos 7:14 | niet tot Mij met hun hart, wanneer zij huilen op hun legers;
343 Hos 11:10 | zal brullen als een leeuw, wanneer Hij brullen zal, dan zullen
344 Amos 5:19| 19 Als wanneer iemand vlood voor het aangezicht
345 Amos 8:5 | 5 Zeggende: Wanneer zal de nieuwe maan overgaan,
346 Mic 5:4 | En Deze zal Vrede zijn; wanneer Assur in ons land zal komen,
347 Mic 5:4 | in ons land zal komen, en wanneer hij in onze paleizen zal
348 Mic 5:5 | Hij ons redden van Assur, wanneer dezelve in ons land zal
349 Mic 5:5 | land zal komen, en wanneer hij in onze landpale zal
350 Mic 5:7 | schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt
351 Mic 7:1 | Ai mij! want ik ben, als wanneer de zomervruchten zijn ingezameld;
352 Mic 7:1 | zomervruchten zijn ingezameld; als wanneer de nalezingen in den wijnoogst
353 Mic 7:8 | over mij, o mijn vijandin! wanneer ik gevallen ben, zal ik
354 Mic 7:8 | ben, zal ik weder opstaan; wanneer ik in duisternis zal gezeten
355 Nah 3:17 | legeren in de koude der dagen; wanneer de zon opgaat, zo vliegen
356 Zac 13:3 | En het zal geschieden, wanneer iemand meer profeteert,
357 Zac 13:3 | zullen hem doorsteken, wanneer hij profeteert. ~
358 Zac 13:4 | iegelijk van wege zijn gezicht, wanneer hij profeteert; en zij zullen
359 Matt 2:7 | naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was; ~
360 Matt 6:2 | 2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo
361 Matt 6:5 | 5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet
362 Matt 6:6 | 6 Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer,
363 Matt 6:16| 16 En wanneer gij vast, toont geen droevig
364 Matt 9:15| Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal
365 Matt 10:19| 19 Doch wanneer zij u overleveren, zo zult
366 Matt 10:23| 23 Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen,
367 Matt 12:43| 43 En wanneer de onreine geest van den
368 Matt 13:32| onder al de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan is '
369 Matt 13:48| 48 Hetwelk, wanneer het vol geworden is, de
370 Matt 15:2 | wassen hun handen niet, wanneer zij brood zullen eten. ~
371 Matt 19:28| zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen zal gezeten
372 Matt 21:40| 40 Wanneer dan de heer des wijngaards
373 Matt 24:3 | alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn,
374 Matt 24:15| 15 Wanneer gij dan zult zien den gruwel
375 Matt 24:32| vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak nu teder wordt,
376 Matt 24:33| 33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult
377 Matt 25:31| 31 En wanneer de Zoon des mensen komen
378 Matt 25:37| antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien,
379 Matt 25:38| 38 En wanneer hebben wij U een vreemdeling
380 Matt 25:39| 39 En wanneer hebben wij U krank gezien,
381 Matt 25:44| antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien,
382 Matt 26:29| wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal
383 Mark 2:20| Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal
384 Mark 4:31| een mosterdzaad, hetwelk, wanneer het in de aarde gezaaid
385 Mark 4:32| 32 En wanneer het gezaaid is, gaat het
386 Mark 8:38| des mensen ook schamen, wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid
387 Mark 9:9 | hetgeen zij gezien hadden, dan wanneer de Zoon des mensen uit de
388 Mark 11:25| 25 En wanneer gij staat om te bidden,
389 Mark 12:23| 23 In de opstanding dan, wanneer zij zullen opgestaan zijn,
390 Mark 13:4 | 4 Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn?
391 Mark 13:4 | zijn? En welk is het teken, wanneer deze dingen alle voleindigd
392 Mark 13:7 | 7 En wanneer gij zult horen van oorlogen,
393 Mark 13:11| 11 Doch wanneer zij u leiden zullen, om
394 Mark 13:14| 14 Wanneer gij dan zult zien den gruwel
395 Mark 13:28| vijgeboom deze gelijkenis; wanneer nu zijn tak teder wordt,
396 Mark 13:29| 29 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien
397 Mark 13:33| bidt; want gij weet niet, wanneer de tijd is. ~
398 Mark 13:35| dan (want gij weet niet, wanneer de heer des huizes komen
399 Mark 14:7 | hebt gij altijd met u, en wanneer gij wilt, kunt gij hun weldoen;
400 Mark 14:12| der ongehevelde broden, wanneer zij het pascha slachtten,
401 Mark 14:25| wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik dezelve nieuw zal drinken
402 Luk 5:35 | Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal
403 Luk 6:3 | gelezen, hetwelk David deed, wanneer hem hongerde, en dengenen,
404 Luk 6:22 | 22 Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten, en wanneer
405 Luk 6:22 | wanneer u de mensen haten, en wanneer zij u afscheiden, en smaden,
406 Luk 6:26 | 26 Wee u, wanneer al de mensen wel van u spreken,
407 Luk 8:13 | worden, zijn dezen, die, wanneer zij het gehoord hebben,
408 Luk 9:26 | des mensen Zich schamen, wanneer Hij komen zal in Zijn heerlijkheid,
409 Luk 11:2 | 2 En Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zo zegt: Onze
410 Luk 11:21 | 21 Wanneer een sterke gewapende zijn
411 Luk 11:24 | 24 Wanneer de onreine geest van den
412 Luk 11:34 | des lichaams is het oog: wanneer dan uw oog eenvoudig is,
413 Luk 11:36 | geheel verlicht zijn, gelijk wanneer de kaars met het schijnsel
414 Luk 12:11 | 11 En wanneer zij u heenbrengen zullen
415 Luk 12:36 | die op hun heer wachten, wanneer hij wederkomen zal van de
416 Luk 12:54 | zeide ook tot de scharen: Wanneer gij een wolk ziet opgaan
417 Luk 12:55 | 55 En wanneer gij den zuidenwind ziet
418 Luk 13:28 | en knersing der tanden, wanneer gij zult zien Abraham, en
419 Luk 14:8 | 8 Wanneer gij van iemand ter bruiloft
420 Luk 14:10 | 10 Maar wanneer gij genood zult zijn, ga
421 Luk 14:10 | de laatste plaats; opdat, wanneer hij komt, die u genood heeft,
422 Luk 14:12 | dengene, die Hem genood had: Wanneer gij een middagmaal of avondmaal
423 Luk 14:13 | 13 Maar wanneer gij een maaltijd zult houden,
424 Luk 16:4 | wat ik doen zal, opdat, wanneer ik van het rentmeesterschap
425 Luk 16:9 | onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen
426 Luk 17:10 | 10 Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al
427 Luk 17:20 | zijnde van de Farizeen, wanneer het Koninkrijk Gods komen
428 Luk 17:22 | Er zullen dagen komen, wanneer gij zult begeren een der
429 Luk 21:7 | Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn,
430 Luk 21:7 | zijn, en welk is het teken, wanneer deze dingen zullen geschieden? ~
431 Luk 21:9 | 9 En wanneer gij zult horen van oorlogen
432 Luk 21:20 | 20 Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem
433 Luk 21:30 | 30 Wanneer zij nu uitspruiten, en gij
434 Luk 21:31 | 31 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien
435 Joha 2:10| eerst den goeden wijn op, en wanneer men wel gedronken heeft,
436 Joha 4:21| geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen
437 Joha 4:23| Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader
438 Joha 4:25| genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo
439 Joha 5:7 | werpen in het badwater, wanneer het water beroerd wordt;
440 Joha 5:25| De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de
441 Joha 6:25| zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen? ~
442 Joha 7:27| Hij is; maar de Christus, wanneer Hij komen zal, zo zal niemand
443 Joha 7:31| geloofden in Hem, en zeiden: Wanneer de Christus zal gekomen
444 Joha 8:28| Jezus dan zeide tot hen: Wanneer gij den Zoon des mensen
445 Joha 8:44| geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo
446 Joha 9:4 | het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan. ~
447 Joha 10:4 | 4 En wanneer hij zijn schapen uitgedreven
448 Joha 12:32| 32 En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd
449 Joha 13:19| het geschied is, opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij
450 Joha 14:3 | 3 En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn,
451 Joha 14:29| het geschied is; opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij
452 Joha 15:26| 26 Maar wanneer de Trooster zal gekomen
453 Joha 16:4 | tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn,
454 Joha 16:13| 13 Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk
455 Joha 16:21| 21 Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid,
456 Joha 16:21| haar ure gekomen is; maar wanneer zij het kindeken gebaard
457 Joha 21:18| alwaar gij wildet; maar wanneer gij zult oud geworden zijn,
458 Hand 3:19| mogen uitgewist worden; wanneer de tijden der verkoeling
459 Hand 18:22| van dezen weg zal hebben, wanneer Lysias, de overste, zal
460 Rom 2:14 | 14 Want wanneer de heidenen, die de wet
461 Rom 2:16 | 16 In den dag wanneer God de verborgene dingen
462 Rom 3:4 | Uw woorden, en overwint, wanneer Gij oordeelt. ~
463 Rom 15:24 | 24 Zo zal ik, wanneer ik naar Spanje reis, tot
464 1Kor 13:10| 10 Doch wanneer het volmaakte zal gekomen
465 1Kor 13:11| overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben,
466 1Kor 14:26| Wat is het dan, broeders? Wanneer gij samenkomt, een iegelijk
467 1Kor 15:24| Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God
468 1Kor 15:24| zal overgegeven hebben; wanneer Hij zal te niet gedaan hebben
469 1Kor 15:27| voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen
470 1Kor 15:28| 28 En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen
471 1Kor 15:54| 54 En wanneer dit verderfelijke zal onverderfelijkheid
472 1Kor 16:2 | alsdan niet eerst geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn. ~
473 1Kor 16:3 | 3 En wanneer ik daar zal gekomen zijn,
474 1Kor 16:5 | Doch ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonie zal doorgegaan
475 1Kor 16:12| komen; doch hij zal komen, wanneer het hem wel gelegen zal
476 2Kor 3:15| tot den huidigen dag toe, wanneer Mozes gelezen wordt, ligt
477 2Kor 3:16| 16 Doch zo wanneer het tot den Heere zal bekeerd
478 2Kor 10:6 | wreken alle ongehoorzaamheid, wanneer uw gehoorzaamheid zal vervuld
479 2Kor 13:9 | Want wij verblijden ons, wanneer wij zwak zijn, en gij sterk
480 Gal 1:15 | 15 Maar wanneer het Gode behaagd heeft,
481 Gal 4:4 | 4 Maar wanneer de volheid des tijds gekomen
482 Kol 3:4 | 4 Wanneer nu Christus zal geopenbaard
483 Kol 4:16 | 16 En wanneer deze zendbrief van u zal
484 1The 5:3 | 3 Want wanneer zij zullen zeggen: Het is
485 2The 1:10| 10 Wanneer Hij zal gekomen zijn, om
486 2Tim 4:3 | Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet
487 Tit 3:4 | 4 Maar wanneer de goedertierenheid van
488 Heb 9:17 | het nog geen kracht heeft, wanneer de testamentmaker leeft. ~
489 Jako 1:2 | vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen
490 1Pet 3:20| eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal
491 1Joh 2:28| kinderkens, blijft in Hem; opdat, wanneer Hij zal geopenbaard zijn,
492 1Joh 5:2 | kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben, en Zijn
493 Open 4:9 | 9 En wanneer de dieren heerlijkheid,
494 Open 9:5 | pijniging van een schorpioen, wanneer hij een mens gestoken heeft. ~
495 Open 9:9 | een gedruis der wagens, wanneer vele paarden naar den strijd
496 Open 10:7 | stem des zevenden engels, wanneer hij bazuinen zal, zo zal
497 Open 12:4 | haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben. ~
498 Open 17:10| is nog niet gekomen, en wanneer hij zal gekomen zijn, moet
499 Open 18:9 | rouw over haar bedrijven, wanneer zij den rook haar brands
500 Open 20:7 | 7 En wanneer de duizend jaren zullen
|