Book Chapter: Verse
1 Gen 2:11 | land van Havila omloopt, waar het goud is. ~
2 Gen 3:9 | Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij? ~
3 Gen 4:9 | de HEERE zeide tot Kain: Waar is Habel, uw broeder? En
4 Gen 10:14 | en de Casluchieten, van waar de Filistijnen uitgekomen
5 Gen 13:3 | toe, tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest
6 Gen 13:14 | op, en zie van de plaats, waar gij zijt noordwaarts en
7 Gen 15:8 | dienstmaagd van Sarai! van waar komt gij, en waar zult gij
8 Gen 15:8 | Sarai! van waar komt gij, en waar zult gij heengaan? En zij
9 Gen 17:9 | Toen zeiden zij tot hem: Waar is Sara, uw huisvrouw? En
10 Gen 18:5 | toe, en zeiden tot hem: Waar zijn die mannen, die deze
11 Gen 18:27 | vroeg op, naar de plaats, waar hij voor het aangezicht
12 Gen 19:13 | zult; aan alle plaatsen waar wij komen zullen, zeg van
13 Gen 19:15 | voor uw aangezicht; woon, waar het goed is in uw ogen. ~
14 Gen 20:17 | stem gehoord, ter plaatse, waar hij is. ~
15 Gen 21:7 | het vuur en het hout; maar waar is het lam tot het brandoffer? ~
16 Gen 23:5 | wederbrengen in het land, waar gij uitgetogen zijt? ~
17 Gen 26:11 | geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; want de
18 Gen 27:4 | hen: Mijn broeders! van waar zijt gij? En zij zeiden:
19 Gen 27:70 | gespikkelde en geplekte geiten, al waar wit aan was, en al het bruine
20 Gen 27:73 | drinkbakken van het water, waar de kudde kwam drinken, tegenover
21 Gen 28:13 | opgerichte teken gezalfd hebt, waar gij Mij een gelofte beloofd
22 Gen 32:13 | van hem op in die plaats, waar Hij met hem gesproken had. ~
23 Gen 32:14 | teken op in die plaats, waar Hij met hem gesproken had,
24 Gen 32:27 | Kirjath-Arba, hetwelk is Hebron, waar Abraham als vreemdeling
25 Gen 34:16 | geef mij toch te kennen, waar zij weiden. ~
26 Gen 34:30 | jongeling is er niet; en ik, waar zal ik heengaan? ~
27 Gen 35:21 | van haar plaats, zeggende: Waar is de hoer, die bij deze
28 Gen 36:20 | gevangenhuis, ter plaatse, waar des konings gevangenen gevangen
29 Gen 36:26 | gevangenhuis, ter plaatse, waar Jozef gevangen was. ~
30 Gen 38:7 | hen, en zeide tot hen: Van waar komt gij? En zij zeiden:
31 Gen 38:9 | gekomen om te bezichtigen, waar het land bloot is. ~
32 Gen 38:12 | gekomen, om te bezichtigen, waar het land bloot is. ~
33 Exo 2:20 | zeide tot zijn dochters: Waar is hij toch, waarom liet
34 Exo 5:11 | zelve heen, haalt u stro, waar gij het vindt; doch van
35 Exo 9:26 | Alleen in het land Gosen, waar de kinderen Israels waren,
36 Exo 18:5 | woestijn, aan den berg Gods, waar hij zich gelegerd had, ~
37 Exo 20:24 | runderen; aan alle plaats, waar Ik Mijns Naams gedachtenis
38 Exo 21:13 | u een plaats bestellen, waar hij henen vliede. ~
39 Lev 4:12 | uitvoeren, aan een reine plaats, waar men de as uitstort, en zal
40 Lev 4:24 | hem slachten in de plaats, waar men het brandoffer slacht
41 Lev 4:33 | zondoffer, in de plaats, waar men het brandoffer slacht. ~
42 Lev 6:7 | iets van al, wat hij doet, waar hij schuld aan heeft. ~
43 Lev 6:25 | zondoffers: in de plaats, waar het brandoffer geslacht
44 Lev 7:2 | 2 In de plaats, waar zij het brandoffer slachten,
45 Lev 14:13 | lam slachten in de plaats, waar men het zondoffer en het
46 Lev 25:36 | zwaard, en zullen vallen, waar niemand is, die jaagt. ~
47 Lev 25:37 | voor het zwaard vallen, waar niemand is, die jaagt; en
48 Num 8:26 | samenkomst, om de wacht waar te nemen; maar den dienst
49 Num 9:17 | Israels; en in de plaats, waar de wolk bleef, daar legerden
50 Num 9:19 | Israels de wacht des HEEREN waar, en verreisden niet. ~
51 Num 9:23 | namen de wacht des HEEREN waar, naar den mond des HEEREN,
52 Num 11:13 | 13 Van waar zou ik het vlees hebben,
53 Num 13:21 | woestijn Zin af tot Rechob toe, waar men gaat naar Hamath. ~
54 Num 22:26 | stond in een enge plaats, waar geen weg was om te wijken
55 Num 23:8 | en wat zal ik schelden, waar de HEERE niet scheldt? ~
56 Num 23:13 | aan een andere plaats, van waar gij hem zult zien; gij zult
57 Deu 1:31 | 31 En in de woestijn, waar gij gezien hebt, dat de
58 Deu 1:33 | u de plaats uit te zien, waar gij zoudt legeren; des nachts
59 Deu 4:5 | in het midden des lands, waar gij naar toe gaat, om het
60 Deu 4:26 | zult omkomen van dat land, waar gij over de Jordaan naar
61 Deu 4:27 | overblijven onder de heidenen, waar de HEERE u henen leiden
62 Deu 5:32 | 32 Neemt dan waar, dat gij doet, gelijk als
63 Deu 6:3 | Hoor dan, Israel! en neem waar, dat gij ze doet, opdat
64 Deu 7:1 | gebracht hebben in het land, waar gij naar toe gaat, om dat
65 Deu 8:15 | en vreselijke woestijn, waar vurige slangen, en schorpioenen,
66 Deu 8:15 | schorpioenen, en dorheid, waar geen water was; Die u water
67 Deu 9:28 | 28 Opdat het land, van waar Gij ons hebt uitgevoerd,
68 Deu 11:10 | 10 Want het land, waar gij naar toe gaat, om dat
69 Deu 11:10 | niet als Egypteland, van waar gij uitgegaan zijt, hetwelk
70 Deu 11:24 | 24 Alle plaats, waar uw voetzool op treedt, zal
71 Deu 11:29 | ingebracht in het land, waar gij naar toe gaat, om dat
72 Deu 11:32 | 32 Neemt dan waar te doen al de inzettingen
73 Deu 12:28 | 28 Neemt waar, en hoort al deze woorden,
74 Deu 16:1 | 1 Neemt waar de maand Abib, dat gij den
75 Deu 23:16 | in een van uw poorten, waar het goed voor hem is; gij
76 Deu 23:20 | hand slaat, in het land, waar gij naar toe gaat, om dat
77 Deu 28:15 | zult gehoorzaam zijn, om waar te nemen, dat gij doet al
78 Deu 28:21 | Hij u verdoe van het land, waar gij naar toe gaat, om dat
79 Deu 28:63 | uitgerukt worden uit het land, waar gij naar toe gaat, om dat
80 Deu 30:16 | God, u zegene in het land, waar gij naar toe gaat, om dat
81 Deu 31:16 | der vreemden van dat land, waar het naar toe gaat, in het
82 Deu 32:37 | 37 Dan zal Hij zeggen: Waar zijn hun goden; de rotssteen,
83 Deu 32:47 | dagen verlengen op het land, waar gij over de Jordaan naar
84 Joz 1:7 | verstandelijk handelt alom, waar gij zult gaan; ~
85 Joz 1:9 | uw God, is met u alom, waar gij heengaat. ~
86 Joz 1:16 | zullen wij doen, en alom, waar gij ons zenden zult, zullen
87 Joz 2:4 | maar ik wist niet, van waar zij waren. ~
88 Joz 4:3 | stelt ze in het nachtleger, waar gij dezen nacht zult vernachten. ~
89 Joz 9:8 | Wie zijt gijlieden, en van waar komt gij? ~
90 Joz 10:10 | vervolgde hen op den weg, waar men naar Beth-horon opgaat,
91 Joz 20:6 | zijn huis, tot de stad, van waar hij gevloden is. ~
92 Joz 23:5 | Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de
93 Joz 23:19 | de bezitting des HEEREN, waar de tabernakel des HEEREN
94 Ric 4:35 | schutters, tussen de plaatsen, waar men water schept, spreekt
95 Ric 5:13 | dit alles wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die
96 Ric 8:38 | Toen zeide Zebul tot hem: Waar is nu uw mond, waarmede
97 Ric 12:6 | ik vraagde Hem niet, van waar Hij was, en Zijn naam gaf
98 Ric 16:8 | getogen, om te verkeren, waar hij gelegenheid zou vinden.
99 Ric 16:9 | zeide Micha tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot
100 Ric 16:9 | wandel, om te verkeren, waar ik gelegenheid zal vinden. ~
101 Ric 18:17 | stad; en de oude man zeide: Waar trekt gij henen, en van
102 Ric 18:17 | trekt gij henen, en van waar komt gij? ~
103 Ric 18:18 | gebergte van Efraim, van waar ik ben; en ik was naar Bethlehem-Juda
104 Ric 19:22 | strijd wederom ter plaatse, waar zij dien des vorige daags
105 Rut 1:7 | ging zij uit van de plaats, waar zij geweest was en haar
106 Rut 1:16 | achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik
107 Rut 1:16 | zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal
108 Rut 1:17 | 17 Waar gij zult sterven, zal ik
109 Rut 2:19 | haar schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij heden opgelezen,
110 Rut 2:19 | gij heden opgelezen, en waar hebt gij gewrocht? Gezegend
111 Rut 3:4 | gij de plaats zult merken, waar hij zal nedergelegen zijn;
112 Rut 3:12 | 12 Nu dan, wel is waar, dat ik een losser ben;
113 1Sa 3:3 | in den tempel des HEEREN, waar de ark Gods was, ~
114 1Sa 9:10 | zij gingen naar de stad, waar de man Gods was. ~
115 1Sa 9:18 | en zeide: Wijs mij toch, waar is hier het huis des zieners? ~
116 1Sa 10:5 | komen op den heuvel Gods, waar der Filistijnen bezettingen
117 1Sa 10:14 | hem en tot zijn jongen: Waar zijt gijlieden heengegaan?
118 1Sa 14:4 | nu tussen de doortochten, waar Jonathan zocht door te gaan
119 1Sa 14:47 | Filistijnen; en overal, waar hij zich wendde, oefende
120 1Sa 18:5 | David toog uit, overal, waar Saul hem zond; hij gedroeg
121 1Sa 19:3 | vaders staan op het veld, waar gij zult zijn; en ik zal
122 1Sa 19:22 | en hij vraagde en zeide: Waar is Samuel, en David? Toen
123 1Sa 20:19 | af, en ga tot die plaats, waar gij u verborgen hadt ten
124 1Sa 23:13 | Kehila, en zij gingen heen, waar zij konden gaan. Toen aan
125 1Sa 23:22 | weet en beziet zijn plaats, waar zijn gang is, wie hem daar
126 1Sa 24:4 | schaapskooien aan den weg, waar een spelonk was; en Saul
127 1Sa 25:11 | geven, die ik niet weet, van waar zij zijn? ~
128 1Sa 26:5 | en kwam aan de plaats, waar Saul zich gelegerd had,
129 1Sa 26:5 | en David bezag de plaats, waar Saul lag, met Abner, den
130 1Sa 26:16 | gehouden hebt! En nu, zie, waar de spies des konings is,
131 1Sa 27:10 | 10 Als Achis zeide: Waar zijt gijlieden heden ingevallen?
132 1Sa 29:4 | tot zijn plaats wederkere, waar gij hem besteld hebt, en
133 1Sa 30:13 | Wiens zijt gij? En van waar zijt gij? Toen zeide de
134 1Sa 30:31 | en tot al de plaatsen, waar David gewandeld had, hij
135 2Sa 1:3 | David zeide tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot
136 2Sa 1:13 | boodschap gebracht had: Van waar zijt gij? En hij zeide:
137 2Sa 7:7 | 7 Overal, waar Ik met al de kinderen Israels
138 2Sa 7:9 | ben met u geweest, overal, waar gij gegaan zijt, en heb
139 2Sa 8:6 | HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog. ~
140 2Sa 8:14 | HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog. ~
141 2Sa 9:4 | de koning zeide tot hem: Waar is hij? En Ziba zeide tot
142 2Sa 11:22 | gaf David te kennen alles, waar hem Joab om uitgezonden
143 2Sa 15:21 | koning leeft, in de plaats, waar mijn heer de koning zal
144 2Sa 16:3 | 3 Toen zeide de koning: Waar is dan de zoon uws heren?
145 2Sa 17:12 | komen, in een der plaatsen, waar hij gevonden wordt, en hem
146 2Sa 17:20 | huis kwamen, zeiden zij: Waar zijn Ahimaaz en Jonathan?
147 1Kon 2:3 | 3 En neem waar de wacht des HEEREN, uws
148 1Kon 4:28| brachten zij aan de plaats, waar hij was, een iegelijk naar
149 1Kon 8:26| Israel, laat toch Uw woord waar worden, hetwelk Gij gesproken
150 1Kon 8:47| 47 En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd
151 1Kon 17:19| hem boven in de opperzaal, waar hij zelf woonde, en hij
152 1Kon 18:10| een volk of koninkrijk is, waar mijn heer niet gezonden
153 1Kon 20:33| mannen nu namen naarstiglijk waar, en vatten het haastelijk,
154 1Kon 22:38| lekten de honden zijn bloed, waar de hoeren wiesen, naar het
155 2Kon 2:14| sloeg het water, en zeide: Waar is de HEERE, de God van
156 2Kon 5:25| Elisa zeide tot hem: Van waar, Gehazi? En hij zeide: Uw
157 2Kon 6:1 | Elisa: Zie nu, de plaats, waar wij wonen voor uw aangezicht,
158 2Kon 6:6 | 6 En de man Gods zeide: Waar is het gevallen? En toen
159 2Kon 6:13| zeide: Gaat heen, en ziet, waar hij is, dat ik zende en
160 2Kon 8:1 | verkeer als vreemdeling, waar gij verkeren kunt; want
161 2Kon 9:2 | zult gekomen zijn, zo zie, waar Jehu, de zoon van Josafat,
162 2Kon 10:31| 31 Maar Jehu nam niet waar te wandelen in de wet des
163 2Kon 15:6 | in het wetboek van Mozes, waar de HEERE geboden heeft,
164 2Kon 20:7 | de HEERE met hem; overal, waar hij henen uittrok, handelde
165 2Kon 20:34| 34 Waar zijn de goden van Hamath,
166 2Kon 20:34| van Hamath, en van Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim,
167 2Kon 21:13| 13 Waar is de koning van Hamath,
168 2Kon 22:14| die mannen gezegd, en van waar zijn zij tot u gekomen?
169 1Kro 13:6 | tussen de cherubim woont, waar de Naam wordt aangeroepen. ~
170 1Kro 17:6 | 6 Overal, waar Ik gewandeld heb met geheel
171 1Kro 17:8 | ben met u geweest overal, waar gij heengegaan zijt, en
172 1Kro 17:23| over zijn huis, dat worde waar tot in eeuwigheid; en doe,
173 1Kro 17:24| 24 Ja, het worde waar, en Uw Naam worde groot
174 1Kro 18:6 | HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. ~
175 1Kro 18:13| HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. ~
176 1Kro 19:6 | HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. ~
177 1Kro 19:13| HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. ~
178 2Kro 1:9 | HEERE God, laat Uw woord waar worden, gedaan aan mijn
179 2Kro 7:17| van Israel! Laat Uw woord waar worden, hetwelk Gij gesproken
180 2Kro 7:37| 37 En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd
181 2Kro 7:38| land hunner gevangenis, waar zij hen gevankelijk weggevoerd
182 2Kro 14:11| branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes
183 2Kro 20:7 | HEEREN zij op ulieden; neemt waar, en doet het; want bij den
184 2Kro 25:4 | van Mozes, geschreven is, waar de HEERE geboden heeft,
185 Ezra 1:4 | achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling verkeert,
186 Ezra 6:1 | zochten in de kanselarij, waar de schatten waren weggelegd,
187 Ezra 6:3 | gebouwd worden, ter plaatse, waar zij offeranden offeren,
188 Ezra 9:11| profeten, zeggende: Het land, waar gijlieden inkomt, om dat
189 Neh 2:8 | stadsmuur, en tot het huis, waar ik intrekken zal. En de
190 Neh 2:16 | de overheden wisten niet, waar ik heengegaan was, en wat
191 Neh 4:20 | 20 Ter plaatse, waar gij het geluid der bazuin
192 Est 37 | Wie is die, en waar is diezelve, die zijn hart
193 Est 49:10 | iedere stad, ter plaatse, waar des konings woord en zijn
194 Job 1:7 | HEERE tot den satan; Van waar komt gij? En de satan antwoordde
195 Job 2:2 | HEERE tot den satan: Van waar komt gij? En de satan antwoordde
196 Job 4:7 | onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd? ~
197 Job 12:24 | hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. ~
198 Job 12:25 | tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet
199 Job 13:27 | voeten in den stok, en neemt waar al mijn paden; Gij drukt
200 Job 14:10 | de mens geeft den geest, waar is hij dan? ~
201 Job 15:23 | heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet,
202 Job 17:15 | 15 Waar zou dan nu mijn verwachting
203 Job 18:15 | zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn
204 Job 20:7 | gezien hadden, zullen zeggen: Waar is hij? ~
205 Job 21:28 | 28 Want gij zult zeggen: Waar is het huis van den prins,
206 Job 21:28 | het huis van den prins, en waar is de tent van de woningen
207 Job 24:15 | overspelers de schemering waar, zeggende: Geen oog zal
208 Job 28:12 | 12 Maar de wijsheid, van waar zal zij gevonden worden?
209 Job 28:12 | zij gevonden worden? En waar is de plaats des verstands? ~
210 Job 28:20 | 20 Die wijsheid dan, van waar komt zij, en waar is de
211 Job 28:20 | dan, van waar komt zij, en waar is de plaats des verstands? ~
212 Job 33:11 | Hij neemt al mijn paden waar. ~
213 Job 34:26 | goddelozen, in een plaats, waar aanschouwers zijn; ~
214 Job 35:10 | 10 Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, Die
215 Job 37:4 | 4 Waar waart gij, toen Ik de aarde
216 Job 37:19 | 19 Waar is de weg, daar het licht
217 Job 37:19 | woont? En de duisternis, waar is haar plaats? ~
218 Job 37:24 | 24 Waar is de weg, daar het licht
219 Job 37:26 | te regenen op het land, waar niemand is, op de woestijn,
220 Job 38:33 | zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is
221 Psa 19:4 | en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord. ~
222 Psa 42:18 | gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? ~
223 Psa 42:25 | gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? ~
224 Psa 45:9 | elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden. ~
225 Psa 53:6 | vervaardheid vervaard geworden, waar geen vervaardheid was; want
226 Psa 55:7 | gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht. ~
227 Psa 69:3 | gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben
228 Psa 79:10 | zouden de heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak
229 Psa 84:4 | zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij
230 Psa 89:50 | 50 HEERE! waar zijn Uw vorige goedertierenheden,
231 Psa 95:9 | 9 Waar Mij uw vaders verzochten,
232 Psa 107:40 | hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. ~
233 Psa 107:43 | wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk
234 Psa 115:2 | zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God? ~
235 Psa 121:1 | ogen op naar de bergen, van waar mijn hulp komen zal. ~
236 Psa 139:7 | 7 Waar zou ik heengaan voor Uw
237 Psa 139:7 | heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor
238 Spre 8:2 | aan den weg, ter plaatse, waar paden zijn, staat Zij; ~
239 Spre 15:17| gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste
240 Spre 19:8 | neemt de verstandigheid waar, om het goede te vinden. ~
241 Spre 25:14| is als wolken en wind, waar geen regen bij is. ~
242 Spre 28:1 | De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar
243 Pred 1:5 | hijgt naar haar plaats, waar zij oprees. ~
244 Pred 1:7 | niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts
245 Pred 5:10| 10 Waar het goed vermenigvuldigt,
246 Pred 8:4 | 4 Waar het woord des konings is,
247 Pred 11:3 | noorden valt, in de plaats, waar de boom valt, daar zal
248 Hoo 1:7 | Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde
249 Hoo 1:7 | liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den
250 Hoo 4:4 | ophanging van wapentuig, waar duizend rondassen aan hangen,
251 Hoo 6:1 | 1 Waar is uw Liefste heengegaan,
252 Jes 8:12 | verbintenis, van alles, waar dit volk van zegt: Het is
253 Jes 10:3 | gij vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid
254 Jes 19:12 | 12 Waar zijn nu uw wijzen? Dat zij
255 Jes 21:4 | verschrikt mij, de schemering, waar ik naar verlangd heb, stelt
256 Jes 30:6 | en der benauwdheid, van waar de sterke leeuw en de oude
257 Jes 32:19 | Maar het zal hagelen, waar men afgaat in het woud,
258 Jes 33:1 | trouwelooslijk handelt, waar men niet trouwelooslijk
259 Jes 33:18 | verschrikking overdenken, zeggende: Waar is de schrijver? Waar is
260 Jes 33:18 | zeggende: Waar is de schrijver? Waar is de betaalsheer? Waar
261 Jes 33:18 | Waar is de betaalsheer? Waar is hij, die de torens telt? ~
262 Jes 35:7 | de woningen der draken, waar zij gelegen hebben, zal
263 Jes 36:19 | 19 Waar zijn de goden van Hamath
264 Jes 36:19 | goden van Hamath en Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim?
265 Jes 37:13 | 13 Waar is de koning van Hamath,
266 Jes 39:3 | die mannen gezegd, en van waar zijn zij tot u gekomen?
267 Jes 49:21 | was alleen overgelaten, waar waren dezen? ~
268 Jes 50:1 | Alzo zegt de HEERE: Waar is de scheidbrief van ulieder
269 Jes 51:13 | bereidt om te verderven? Waar is dan de grimmigheid des
270 Jes 64:11 | Mozes en Zijn volk; maar nu, waar is Hij, Die hen uit de zee
271 Jes 64:11 | de herders Zijner kudde? Waar is Hij, Die Zijn Heiligen
272 Jes 64:15 | en Uw heerlijke woning; waar zijn Uw ijver en Uw mogendheden,
273 Jes 67:1 | voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn, dat gijlieden
274 Jes 67:1 | gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is de plaats Mijner rust? ~
275 Jer 2:6 | 6 En zeiden niet: Waar is de HEERE, Die ons opvoerde
276 Jer 2:6 | des doods, in een land, waar niemand doorging, en waar
277 Jer 2:6 | waar niemand doorging, en waar geen mens woonde? ~
278 Jer 2:8 | De priesters zeiden niet: Waar is de HEERE? en die de wet
279 Jer 2:28 | 28 Waar zijn dan uw goden, die gij
280 Jer 3:2 | hoge plaatsen, en zie toe, waar zijt gij niet beslapen?
281 Jer 6:16 | vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en
282 Jer 8:3 | plaatsen der overgeblevenen, waar Ik hen henengedreven
283 Jer 8:7 | den tijd hunner aankomst waar; maar Mijn volk weet het
284 Jer 13:20 | daar van het noorden komen! waar is de kudde, die u gegeven
285 Jer 17:15 | Ziet, zij zeggen tot mij: Waar is het woord des HEEREN?
286 Jer 29:14 | wederbrengen tot de plaats, van waar Ik u gevankelijk heb doen
287 Jer 29:18 | smaadheid, onder al de volken, waar Ik ze henengedreven zal
288 Jer 32:36 | Israels, alzo van deze stad, waar gij van zegt: Zij is gegeven
289 Jer 36:19 | Jeremia; en niemand wete, waar gijlieden zijt. ~
290 Jer 37:19 | 19 Waar zijn nu ulieder profeten,
291 Jer 40:5 | midden des volks; of overal, waar het in uw ogen recht is
292 Jer 42:16 | geschieden, dat het zwaard, waar gij voor vreest, u aldaar
293 Jer 42:16 | achterhalen; en de honger, waar gij voor zorgt, zal u aldaar
294 Jer 42:22 | sterven zult, ter plaatse, waar het u gelust heeft henen
295 Jer 43:5 | die van al de heidenen, waar zij waren henengedreven,
296 Jer 45:5 | geven, in alle plaatsen, waar gij zult henentrekken. ~ ~
297 Jer 48:38 | Moab verbroken als een vat, waar men geen lust aan heeft,
298 Jer 51:43 | waarin niemand woont, en waar geen mensenkind doorgaat. ~
299 Jer 52:18 | en al de koperen vaten, waar men den dienst mede deed. ~
300 Klaa 1:34| tot hun moeders zeggen: Waar is koren en wijn, als zij
301 Klaa 1:37| zeggende: Is dit die stad, waar men van zeide, dat
302 Klaa 2:18| Sions wil, die verwoest is, waar de vossen op lopen. ~
303 Eze 6:9 | gedenken onder de heidenen, waar zij gevankelijk zullen geworden
304 Eze 13:12 | niet tot u gezegd worden: Waar is de pleistering, waarmede
305 Eze 13:16 | gezicht des vredes zien, waar geen vrede is, spreekt de
306 Eze 20:21 | Mijn rechten namen zij niet waar, om die te doen; dewelke,
307 Eze 21:30 | zijn schede! In de plaats, waar gij geschapen zijt, in het
308 Eze 46:20 | zondoffer zullen koken; en waar zij het spijsoffer zullen
309 Eze 47:5 | duizend, en het was een beek, waar ik niet kon doorgaan; want
310 Eze 47:5 | wateren waren hoge wateren, waar men door zwemmen moest,
311 Eze 47:5 | zwemmen moest, een beek, waar men niet kon doorgaan. ~
312 Eze 47:15 | af, den weg van Hethlon, waar men komt te Zedad. ~
313 Eze 48:1 | zijde des wegs van Hethlon, waar men komt te Hamath, Hazar-Enon,
314 Dan 2:38 | 38 En overal, waar mensenkinderen wonen, heeft
315 Dan 4:21 | vruchten vele waren, en waar spijze aan was voor allen,
316 Dan 8:17 | En hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam,
317 Dan 9:7 | verre zijn, in al de landen, waar Gij ze henengedreven hebt,
318 Hos 1:10 | geschieden, dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal
319 Hos 8:8 | geworden, gelijk een vat, waar men geen lust toe heeft. ~
320 Hos 13:10 | 10 Waar is uw koning nu? Dat hij
321 Hos 13:10 | steden! En uw richters, waar gij van zeidet: Geef mij
322 Hos 13:14 | vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel!
323 Hos 13:14 | zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal
324 Joe 2:17 | onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God? ~
325 Amos 4:7 | maar het andere stuk lands, waar het niet op regende, verdorde. ~
326 Jona 1:8 | overkomt. Wat is uw werk en van waar komt gij? Welk is uw land
327 Mic 7:10 | bedekken; die tot mij zegt: Waar is de HEERE, uw God? Mijn
328 Nah 2:11 | 11 Waar is nu de woning der leeuwen,
329 Nah 3:7 | medelijden met haar hebben? Van waar zal ik u troosters zoeken? ~
330 Nah 3:17 | hun plaats onbekend is, waar zij geweest zijn. ~
331 Zep 3:19 | in het ganse land, waar zij beschaamd zijn geweest. ~
332 Zac 1:5 | 5 Uw vaderen, waar zijn die? En de profeten,
333 Zac 2:2 | 2 En ik zeide: Waar gaat gij henen? En hij zeide
334 Zac 9:5 | mitsgaders Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen, hen heeft
335 Mal 1:6 | heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een
336 Mal 1:6 | eer? En ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE
337 Mal 2:17 | lust aan zodanigen; of, waar is de God des oordeels? ~ ~
338 Matt 2:2 | 2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der
339 Matt 2:4 | volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren
340 Matt 2:9 | en stond boven de plaats, waar het Kindeken was. ~
341 Matt 6:19| geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft,
342 Matt 6:19| en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en
343 Matt 6:20| u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft,
344 Matt 6:20| noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven
345 Matt 6:21| 21 Want waar uw schat is, daar zal ook
346 Matt 8:19| Meester! ik zal U volgen, waar Gij ook henengaat. ~
347 Matt 8:20| Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. ~
348 Matt 12:44| wederkeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan ben; en komende,
349 Matt 13:5 | op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had;
350 Matt 13:27| in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid? ~
351 Matt 13:54| ontzetten, en zeiden: Van waar komt Dezen die wijsheid
352 Matt 13:56| niet allen bij ons? Van waar komt dan Dezen dit alles? ~
353 Matt 15:33| discipelen zeiden tot Hem: Van waar zullen wij zovele broden
354 Matt 18:20| 20 Want waar twee of drie vergaderd zijn
355 Matt 21:25| De doop van Johannes, van waar was die, uit de hemel, of
356 Matt 25:24| hard mens zijt, maaiende, waar gij niet gezaaid hebt, en
357 Matt 25:24| en vergaderende van daar, waar gij niet gestrooid hebt; ~
358 Matt 25:26| gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en
359 Matt 25:26| heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb. ~
360 Matt 26:17| Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden
361 Matt 28:6 | herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft. ~
362 Matt 28:16| Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had. ~
363 Mark 2:4 | ontdekten zij het dak, waar Hij was; en dat opgebroken
364 Mark 3:2 | 2 En zij namen Hem waar, of Hij op den sabbat hem
365 Mark 4:5 | viel op het steenachtige, waar het niet veel aarde had;
366 Mark 5:40| Hem waren, en ging binnen, waar het kind lag. ~
367 Mark 6:2 | ontzetten zich, zeggende: Van waar komen Dezen deze dingen,
368 Mark 6:10| En Hij zeide tot hen: Zo waar gij in een huis zult ingaan,
369 Mark 6:55| te dragen, ter plaatse, waar zij hoorden dat Hij was. ~
370 Mark 6:56| 56 En zo waar Hij kwam, in vlekken, of
371 Mark 8:4 | discipelen antwoordden Hem: Van waar zal iemand dezen met broden
372 Mark 9:18| 18 En waar hij hem ook aangrijpt, zo
373 Mark 9:44| 44 Waar hun worm niet sterft, en
374 Mark 9:46| 46 Waar hun worm niet sterft, en
375 Mark 9:48| 48 Waar hun worm niet sterft, en
376 Mark 13:14| Daniel gesproken is, staande waar het niet behoort, (die het
377 Mark 14:12| Zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan,
378 Mark 14:14| 14 En zo waar hij ingaat, zegt tot den
379 Mark 14:14| huizes: De Meester zegt: Waar is de eetzaal, daar Ik het
380 Mark 15:47| van Joses, aanschouwden, waar Hij gelegd werd. ~ ~ ~
381 Mark 16:6 | hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. ~
382 Luk 1:43 | 43 En van waar komt mij dit, dat de moeder
383 Luk 6:7 | en de Farizeen namen Hem waar, of Hij op den sabbat genezen
384 Luk 8:25 | 25 En Hij zeide tot hen: Waar is uw geloof? Maar zij,
385 Luk 9:57 | Heere, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. ~
386 Luk 9:58 | Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. ~
387 Luk 12:34 | 34 Want waar uw schat is, aldaar zal
388 Luk 13:25 | zeggen: Ik ken u niet, van waar gij zijt. ~
389 Luk 13:27 | zeg u, Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij
390 Luk 17:17 | tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen? ~
391 Luk 17:37 | antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot
392 Luk 17:37 | Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen
393 Luk 20:20 | 20 En zij namen Hem waar, en zonden verspieders uit,
394 Luk 22:9 | 9 En zij zeiden tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij het bereiden? ~
395 Luk 22:11 | huis: De Meester zegt u: Waar is de eetzaal, daar Ik het
396 Joha 1:28| Bethabara, over de Jordaan, waar Johannes was dopende. ~
397 Joha 1:39| overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij? ~
398 Joha 1:40| ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien
399 Joha 1:49| Nathanael zeide tot Hem: Van waar kent Gij mij? Jezus antwoordde
400 Joha 2:9 | had (en hij wist niet, van waar de wijn was; maar de dienaren,
401 Joha 3:8 | maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen
402 Joha 3:8 | niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een
403 Joha 4:11| en de put is diep; van waar hebt Gij dan het levend
404 Joha 4:20| Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. ~
405 Joha 4:46| wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt
406 Joha 6:5 | zeide tot Filippus: Van waar zullen wij broden kopen,
407 Joha 6:23| Tiberias, nabij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden,
408 Joha 7:11| in het feest, en zeiden: Waar is Hij? ~
409 Joha 7:27| van Dezen weten wij, van waar Hij is; maar de Christus,
410 Joha 7:27| zo zal niemand weten, van waar Hij is. ~
411 Joha 7:28| kent Mij, en gij weet, van waar Ik ben; en Ik ben van Mijzelven
412 Joha 7:34| zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen. ~
413 Joha 7:35| dan zeiden tot elkander: Waar zal Deze heengaan, dat wij
414 Joha 7:36| zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen? ~
415 Joha 7:42| van het vlek Bethlehem, waar David was? ~
416 Joha 8:10| zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers?
417 Joha 8:14| waarachtig; want Ik weet, van waar Ik gekomen ben, en waar
418 Joha 8:14| waar Ik gekomen ben, en waar Ik heenga; maar gijlieden
419 Joha 8:14| gijlieden weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga. ~
420 Joha 8:14| niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga. ~
421 Joha 8:19| Zij dan zeiden tot Hem: Waar is Uw Vader? Jezus antwoordde:
422 Joha 8:21| zonden zult gij sterven; waar Ik heenga, kunt gijlieden
423 Joha 8:22| Zichzelven doden, omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gijlieden
424 Joha 9:12| Zij dan zeiden tot hem: Waar is Die? Hij zeide: Ik weet
425 Joha 9:29| Dezen weten wij niet, van waar Hij is. ~
426 Joha 9:30| dat gij niet weet, van waar Hij is, en nochtans heeft
427 Joha 10:40| Jordaan, tot de plaats, waar Johannes eerst doopte; en
428 Joha 10:41| Johannes van Dezen zeide, was waar. ~
429 Joha 11:6 | twee dagen in de plaats, waar Hij was. ~
430 Joha 11:30| maar was in de plaats, waar Hem Martha tegemoet gekomen
431 Joha 11:32| Maria dan, als zij kwam, waar Jezus was, en Hem zag, viel
432 Joha 11:34| 34 En zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij
433 Joha 11:41| namen dan den steen weg, waar de gestorvene lag. En Jezus
434 Joha 11:57| gegeven, dat, zo iemand wist, waar Hij was, hij het zou te
435 Joha 12:26| dient, die volge Mij; en waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn
436 Joha 12:35| duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat. ~
437 Joha 13:33| Ik den Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet
438 Joha 13:36| Petrus zeide tot Hem: Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde
439 Joha 13:36| heen? Jezus antwoordde hem: Waar Ik heenga, kunt gij Mij
440 Joha 14:3 | opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben. ~
441 Joha 14:4 | 4 En waar Ik heenga, weet gij, en
442 Joha 14:5 | Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat; en hoe kunnen
443 Joha 16:5 | niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij henen? ~
444 Joha 17:24| 24 Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij
445 Joha 18:1 | discipelen over de beek Kedron, waar een hof was, in welken Hij
446 Joha 18:20| synagoge en in den tempel, waar de Joden van alle plaatsen
447 Joha 19:9 | en zeide tot Jezus: Van waar zijt Gij? Maar Jezus gaf
448 Joha 19:20| de Joden; want de plaats, waar Jezus gekruist werd, was
449 Joha 19:35| weet, dat hij zegt, hetgeen waar is, opdat ook gij geloven
450 Joha 19:41| En er was in de plaats, waar Hij gekruist was, een hof,
451 Joha 20:2 | graf, en wij weten niet, waar zij Hem gelegd hebben. ~
452 Joha 20:12| hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen
453 Joha 20:13| hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben. ~
454 Joha 20:15| gedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en
455 Joha 20:19| de deuren gesloten waren, waar de discipelen vergaderd
456 Joha 21:18| zal u gorden, en brengen, waar gij niet wilt. ~
457 Hand 1:13| zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus
458 Hand 2:2 | vervulde het gehele huis, waar zij zaten. ~
459 Hand 8:26| zij af naar Antiochie, van waar zij der genade Gods bevolen
460 Hand 10:13| buiten de stad aan de rivier, waar het gebed placht te geschieden;
461 Hand 14:8 | lichten in de opperzaal waar zij vergaderd waren. ~
462 Hand 14:13| zijnde, voeren af naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen;
463 Hand 14:25| ik weet, dat gij allen, waar ik doorgegaan ben, predikende
464 Hand 19:10| rechterstoel des keizers, waar ik geoordeeld moet worden;
465 Hand 21:8 | plaats genaamd Schonehavens, waar de stad Lasea nabij was. ~
466 Hand 22:13| 13 Van waar wij omvoeren, en kwamen
467 Rom 3:27 | 27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten.
468 Rom 4:15 | de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook
469 Rom 5:20 | misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden
470 Rom 9:26 | zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gijlieden
471 Rom 14:6 | waarneemt, die neemt hem waar den Heere; en die den dag
472 Rom 14:6 | waarneemt, die neemt hem niet waar den Heere. Die daar eet,
473 Rom 15:20 | Evangelie te verkondigen, niet waar Christus genoemd was, opdat
474 1Kor 1:20| 20 Waar is de wijze? Waar is de
475 1Kor 1:20| 20 Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar
476 1Kor 1:20| Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer
477 1Kor 12:17| gehele lichaam het oog, waar zou het gehoor zijn? Ware
478 1Kor 12:17| het gehele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn? ~
479 1Kor 12:19| Waren zij alle maar een lid, waar zou het lichaam zijn? ~
480 1Kor 15:55| 55 Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar
481 1Kor 15:55| waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? ~
482 1Kor 16:6 | gij mij moogt geleiden, waar ik zal henenreizen. ~
483 2Kor 3:17| Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is,
484 Kol 3:1 | dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan
485 2Tim 5:13| 13 Deze getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk,
486 Tit 1:13 | 13 Deze getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk,
487 Heb 9:16 | 16 Want waar een testament is, daar is
488 Heb 10:18 | 18 Waar nu vergeving derzelve is,
489 Heb 11:8 | uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. ~
490 Jako 3:16| 16 Want waar nijd en twistgierigheid
491 Jako 4:1 | 1 Van waar komen krijgen en vechterijen
492 1Pet 4:18| nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar
493 2Pet 2:22| overkomen, hetgeen met een waar spreekwoord gezegd wordt:
494 2Pet 3:4 | 4 En zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst?
495 1Joh 2:11| duisternis, en weet niet, waar hij henengaat; want de duisternis
496 Open 2:13| 13 Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar
497 Open 7:13| klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen? ~
498 Open 14:4 | het, die het Lam volgen, waar Het ook heengaat; dezen
499 Open 17:15| wateren, die gij gezien hebt, waar de hoer zit, zijn volken,
|