Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
waak 14
waakt 24
waakte 3
waar 499
waaraan 17
waarachtig 105
waarachtige 12
Frequency    [«  »]
502 gijlieden
502 mens
500 wanneer
499 waar
497 weder
482 gesproken
480 zijnde

Bijbel

IntraText - Concordances

waar

    Book Chapter: Verse
1 Gen 2:11 | land van Havila omloopt, waar het goud is. ~ 2 Gen 3:9 | Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij? ~ 3 Gen 4:9 | de HEERE zeide tot Kain: Waar is Habel, uw broeder? En 4 Gen 10:14 | en de Casluchieten, van waar de Filistijnen uitgekomen 5 Gen 13:3 | toe, tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest 6 Gen 13:14 | op, en zie van de plaats, waar gij zijt noordwaarts en 7 Gen 15:8 | dienstmaagd van Sarai! van waar komt gij, en waar zult gij 8 Gen 15:8 | Sarai! van waar komt gij, en waar zult gij heengaan? En zij 9 Gen 17:9 | Toen zeiden zij tot hem: Waar is Sara, uw huisvrouw? En 10 Gen 18:5 | toe, en zeiden tot hem: Waar zijn die mannen, die deze 11 Gen 18:27 | vroeg op, naar de plaats, waar hij voor het aangezicht 12 Gen 19:13 | zult; aan alle plaatsen waar wij komen zullen, zeg van 13 Gen 19:15 | voor uw aangezicht; woon, waar het goed is in uw ogen. ~ 14 Gen 20:17 | stem gehoord, ter plaatse, waar hij is. ~ 15 Gen 21:7 | het vuur en het hout; maar waar is het lam tot het brandoffer? ~ 16 Gen 23:5 | wederbrengen in het land, waar gij uitgetogen zijt? ~ 17 Gen 26:11 | geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; want de 18 Gen 27:4 | hen: Mijn broeders! van waar zijt gij? En zij zeiden: 19 Gen 27:70 | gespikkelde en geplekte geiten, al waar wit aan was, en al het bruine 20 Gen 27:73 | drinkbakken van het water, waar de kudde kwam drinken, tegenover 21 Gen 28:13 | opgerichte teken gezalfd hebt, waar gij Mij een gelofte beloofd 22 Gen 32:13 | van hem op in die plaats, waar Hij met hem gesproken had. ~ 23 Gen 32:14 | teken op in die plaats, waar Hij met hem gesproken had, 24 Gen 32:27 | Kirjath-Arba, hetwelk is Hebron, waar Abraham als vreemdeling 25 Gen 34:16 | geef mij toch te kennen, waar zij weiden. ~ 26 Gen 34:30 | jongeling is er niet; en ik, waar zal ik heengaan? ~ 27 Gen 35:21 | van haar plaats, zeggende: Waar is de hoer, die bij deze 28 Gen 36:20 | gevangenhuis, ter plaatse, waar des konings gevangenen gevangen 29 Gen 36:26 | gevangenhuis, ter plaatse, waar Jozef gevangen was. ~ 30 Gen 38:7 | hen, en zeide tot hen: Van waar komt gij? En zij zeiden: 31 Gen 38:9 | gekomen om te bezichtigen, waar het land bloot is. ~ 32 Gen 38:12 | gekomen, om te bezichtigen, waar het land bloot is. ~ 33 Exo 2:20 | zeide tot zijn dochters: Waar is hij toch, waarom liet 34 Exo 5:11 | zelve heen, haalt u stro, waar gij het vindt; doch van 35 Exo 9:26 | Alleen in het land Gosen, waar de kinderen Israels waren, 36 Exo 18:5 | woestijn, aan den berg Gods, waar hij zich gelegerd had, ~ 37 Exo 20:24 | runderen; aan alle plaats, waar Ik Mijns Naams gedachtenis 38 Exo 21:13 | u een plaats bestellen, waar hij henen vliede. ~ 39 Lev 4:12 | uitvoeren, aan een reine plaats, waar men de as uitstort, en zal 40 Lev 4:24 | hem slachten in de plaats, waar men het brandoffer slacht 41 Lev 4:33 | zondoffer, in de plaats, waar men het brandoffer slacht. ~ 42 Lev 6:7 | iets van al, wat hij doet, waar hij schuld aan heeft. ~ 43 Lev 6:25 | zondoffers: in de plaats, waar het brandoffer geslacht 44 Lev 7:2 | 2 In de plaats, waar zij het brandoffer slachten, 45 Lev 14:13 | lam slachten in de plaats, waar men het zondoffer en het 46 Lev 25:36 | zwaard, en zullen vallen, waar niemand is, die jaagt. ~ 47 Lev 25:37 | voor het zwaard vallen, waar niemand is, die jaagt; en 48 Num 8:26 | samenkomst, om de wacht waar te nemen; maar den dienst 49 Num 9:17 | Israels; en in de plaats, waar de wolk bleef, daar legerden 50 Num 9:19 | Israels de wacht des HEEREN waar, en verreisden niet. ~ 51 Num 9:23 | namen de wacht des HEEREN waar, naar den mond des HEEREN, 52 Num 11:13 | 13 Van waar zou ik het vlees hebben, 53 Num 13:21 | woestijn Zin af tot Rechob toe, waar men gaat naar Hamath. ~ 54 Num 22:26 | stond in een enge plaats, waar geen weg was om te wijken 55 Num 23:8 | en wat zal ik schelden, waar de HEERE niet scheldt? ~ 56 Num 23:13 | aan een andere plaats, van waar gij hem zult zien; gij zult 57 Deu 1:31 | 31 En in de woestijn, waar gij gezien hebt, dat de 58 Deu 1:33 | u de plaats uit te zien, waar gij zoudt legeren; des nachts 59 Deu 4:5 | in het midden des lands, waar gij naar toe gaat, om het 60 Deu 4:26 | zult omkomen van dat land, waar gij over de Jordaan naar 61 Deu 4:27 | overblijven onder de heidenen, waar de HEERE u henen leiden 62 Deu 5:32 | 32 Neemt dan waar, dat gij doet, gelijk als 63 Deu 6:3 | Hoor dan, Israel! en neem waar, dat gij ze doet, opdat 64 Deu 7:1 | gebracht hebben in het land, waar gij naar toe gaat, om dat 65 Deu 8:15 | en vreselijke woestijn, waar vurige slangen, en schorpioenen, 66 Deu 8:15 | schorpioenen, en dorheid, waar geen water was; Die u water 67 Deu 9:28 | 28 Opdat het land, van waar Gij ons hebt uitgevoerd, 68 Deu 11:10 | 10 Want het land, waar gij naar toe gaat, om dat 69 Deu 11:10 | niet als Egypteland, van waar gij uitgegaan zijt, hetwelk 70 Deu 11:24 | 24 Alle plaats, waar uw voetzool op treedt, zal 71 Deu 11:29 | ingebracht in het land, waar gij naar toe gaat, om dat 72 Deu 11:32 | 32 Neemt dan waar te doen al de inzettingen 73 Deu 12:28 | 28 Neemt waar, en hoort al deze woorden, 74 Deu 16:1 | 1 Neemt waar de maand Abib, dat gij den 75 Deu 23:16 | in een van uw poorten, waar het goed voor hem is; gij 76 Deu 23:20 | hand slaat, in het land, waar gij naar toe gaat, om dat 77 Deu 28:15 | zult gehoorzaam zijn, om waar te nemen, dat gij doet al 78 Deu 28:21 | Hij u verdoe van het land, waar gij naar toe gaat, om dat 79 Deu 28:63 | uitgerukt worden uit het land, waar gij naar toe gaat, om dat 80 Deu 30:16 | God, u zegene in het land, waar gij naar toe gaat, om dat 81 Deu 31:16 | der vreemden van dat land, waar het naar toe gaat, in het 82 Deu 32:37 | 37 Dan zal Hij zeggen: Waar zijn hun goden; de rotssteen, 83 Deu 32:47 | dagen verlengen op het land, waar gij over de Jordaan naar 84 Joz 1:7 | verstandelijk handelt alom, waar gij zult gaan; ~ 85 Joz 1:9 | uw God, is met u alom, waar gij heengaat. ~ 86 Joz 1:16 | zullen wij doen, en alom, waar gij ons zenden zult, zullen 87 Joz 2:4 | maar ik wist niet, van waar zij waren. ~ 88 Joz 4:3 | stelt ze in het nachtleger, waar gij dezen nacht zult vernachten. ~ 89 Joz 9:8 | Wie zijt gijlieden, en van waar komt gij? ~ 90 Joz 10:10 | vervolgde hen op den weg, waar men naar Beth-horon opgaat, 91 Joz 20:6 | zijn huis, tot de stad, van waar hij gevloden is. ~ 92 Joz 23:5 | Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de 93 Joz 23:19 | de bezitting des HEEREN, waar de tabernakel des HEEREN 94 Ric 4:35 | schutters, tussen de plaatsen, waar men water schept, spreekt 95 Ric 5:13 | dit alles wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die 96 Ric 8:38 | Toen zeide Zebul tot hem: Waar is nu uw mond, waarmede 97 Ric 12:6 | ik vraagde Hem niet, van waar Hij was, en Zijn naam gaf 98 Ric 16:8 | getogen, om te verkeren, waar hij gelegenheid zou vinden. 99 Ric 16:9 | zeide Micha tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot 100 Ric 16:9 | wandel, om te verkeren, waar ik gelegenheid zal vinden. ~ 101 Ric 18:17 | stad; en de oude man zeide: Waar trekt gij henen, en van 102 Ric 18:17 | trekt gij henen, en van waar komt gij? ~ 103 Ric 18:18 | gebergte van Efraim, van waar ik ben; en ik was naar Bethlehem-Juda 104 Ric 19:22 | strijd wederom ter plaatse, waar zij dien des vorige daags 105 Rut 1:7 | ging zij uit van de plaats, waar zij geweest was en haar 106 Rut 1:16 | achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik 107 Rut 1:16 | zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal 108 Rut 1:17 | 17 Waar gij zult sterven, zal ik 109 Rut 2:19 | haar schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij heden opgelezen, 110 Rut 2:19 | gij heden opgelezen, en waar hebt gij gewrocht? Gezegend 111 Rut 3:4 | gij de plaats zult merken, waar hij zal nedergelegen zijn; 112 Rut 3:12 | 12 Nu dan, wel is waar, dat ik een losser ben; 113 1Sa 3:3 | in den tempel des HEEREN, waar de ark Gods was, ~ 114 1Sa 9:10 | zij gingen naar de stad, waar de man Gods was. ~ 115 1Sa 9:18 | en zeide: Wijs mij toch, waar is hier het huis des zieners? ~ 116 1Sa 10:5 | komen op den heuvel Gods, waar der Filistijnen bezettingen 117 1Sa 10:14 | hem en tot zijn jongen: Waar zijt gijlieden heengegaan? 118 1Sa 14:4 | nu tussen de doortochten, waar Jonathan zocht door te gaan 119 1Sa 14:47 | Filistijnen; en overal, waar hij zich wendde, oefende 120 1Sa 18:5 | David toog uit, overal, waar Saul hem zond; hij gedroeg 121 1Sa 19:3 | vaders staan op het veld, waar gij zult zijn; en ik zal 122 1Sa 19:22 | en hij vraagde en zeide: Waar is Samuel, en David? Toen 123 1Sa 20:19 | af, en ga tot die plaats, waar gij u verborgen hadt ten 124 1Sa 23:13 | Kehila, en zij gingen heen, waar zij konden gaan. Toen aan 125 1Sa 23:22 | weet en beziet zijn plaats, waar zijn gang is, wie hem daar 126 1Sa 24:4 | schaapskooien aan den weg, waar een spelonk was; en Saul 127 1Sa 25:11 | geven, die ik niet weet, van waar zij zijn? ~ 128 1Sa 26:5 | en kwam aan de plaats, waar Saul zich gelegerd had, 129 1Sa 26:5 | en David bezag de plaats, waar Saul lag, met Abner, den 130 1Sa 26:16 | gehouden hebt! En nu, zie, waar de spies des konings is, 131 1Sa 27:10 | 10 Als Achis zeide: Waar zijt gijlieden heden ingevallen? 132 1Sa 29:4 | tot zijn plaats wederkere, waar gij hem besteld hebt, en 133 1Sa 30:13 | Wiens zijt gij? En van waar zijt gij? Toen zeide de 134 1Sa 30:31 | en tot al de plaatsen, waar David gewandeld had, hij 135 2Sa 1:3 | David zeide tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot 136 2Sa 1:13 | boodschap gebracht had: Van waar zijt gij? En hij zeide: 137 2Sa 7:7 | 7 Overal, waar Ik met al de kinderen Israels 138 2Sa 7:9 | ben met u geweest, overal, waar gij gegaan zijt, en heb 139 2Sa 8:6 | HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog. ~ 140 2Sa 8:14 | HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog. ~ 141 2Sa 9:4 | de koning zeide tot hem: Waar is hij? En Ziba zeide tot 142 2Sa 11:22 | gaf David te kennen alles, waar hem Joab om uitgezonden 143 2Sa 15:21 | koning leeft, in de plaats, waar mijn heer de koning zal 144 2Sa 16:3 | 3 Toen zeide de koning: Waar is dan de zoon uws heren? 145 2Sa 17:12 | komen, in een der plaatsen, waar hij gevonden wordt, en hem 146 2Sa 17:20 | huis kwamen, zeiden zij: Waar zijn Ahimaaz en Jonathan? 147 1Kon 2:3 | 3 En neem waar de wacht des HEEREN, uws 148 1Kon 4:28| brachten zij aan de plaats, waar hij was, een iegelijk naar 149 1Kon 8:26| Israel, laat toch Uw woord waar worden, hetwelk Gij gesproken 150 1Kon 8:47| 47 En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd 151 1Kon 17:19| hem boven in de opperzaal, waar hij zelf woonde, en hij 152 1Kon 18:10| een volk of koninkrijk is, waar mijn heer niet gezonden 153 1Kon 20:33| mannen nu namen naarstiglijk waar, en vatten het haastelijk, 154 1Kon 22:38| lekten de honden zijn bloed, waar de hoeren wiesen, naar het 155 2Kon 2:14| sloeg het water, en zeide: Waar is de HEERE, de God van 156 2Kon 5:25| Elisa zeide tot hem: Van waar, Gehazi? En hij zeide: Uw 157 2Kon 6:1 | Elisa: Zie nu, de plaats, waar wij wonen voor uw aangezicht, 158 2Kon 6:6 | 6 En de man Gods zeide: Waar is het gevallen? En toen 159 2Kon 6:13| zeide: Gaat heen, en ziet, waar hij is, dat ik zende en 160 2Kon 8:1 | verkeer als vreemdeling, waar gij verkeren kunt; want 161 2Kon 9:2 | zult gekomen zijn, zo zie, waar Jehu, de zoon van Josafat, 162 2Kon 10:31| 31 Maar Jehu nam niet waar te wandelen in de wet des 163 2Kon 15:6 | in het wetboek van Mozes, waar de HEERE geboden heeft, 164 2Kon 20:7 | de HEERE met hem; overal, waar hij henen uittrok, handelde 165 2Kon 20:34| 34 Waar zijn de goden van Hamath, 166 2Kon 20:34| van Hamath, en van Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim, 167 2Kon 21:13| 13 Waar is de koning van Hamath, 168 2Kon 22:14| die mannen gezegd, en van waar zijn zij tot u gekomen? 169 1Kro 13:6 | tussen de cherubim woont, waar de Naam wordt aangeroepen. ~ 170 1Kro 17:6 | 6 Overal, waar Ik gewandeld heb met geheel 171 1Kro 17:8 | ben met u geweest overal, waar gij heengegaan zijt, en 172 1Kro 17:23| over zijn huis, dat worde waar tot in eeuwigheid; en doe, 173 1Kro 17:24| 24 Ja, het worde waar, en Uw Naam worde groot 174 1Kro 18:6 | HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. ~ 175 1Kro 18:13| HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. ~ 176 1Kro 19:6 | HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. ~ 177 1Kro 19:13| HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. ~ 178 2Kro 1:9 | HEERE God, laat Uw woord waar worden, gedaan aan mijn 179 2Kro 7:17| van Israel! Laat Uw woord waar worden, hetwelk Gij gesproken 180 2Kro 7:37| 37 En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd 181 2Kro 7:38| land hunner gevangenis, waar zij hen gevankelijk weggevoerd 182 2Kro 14:11| branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes 183 2Kro 20:7 | HEEREN zij op ulieden; neemt waar, en doet het; want bij den 184 2Kro 25:4 | van Mozes, geschreven is, waar de HEERE geboden heeft, 185 Ezra 1:4 | achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling verkeert, 186 Ezra 6:1 | zochten in de kanselarij, waar de schatten waren weggelegd, 187 Ezra 6:3 | gebouwd worden, ter plaatse, waar zij offeranden offeren, 188 Ezra 9:11| profeten, zeggende: Het land, waar gijlieden inkomt, om dat 189 Neh 2:8 | stadsmuur, en tot het huis, waar ik intrekken zal. En de 190 Neh 2:16 | de overheden wisten niet, waar ik heengegaan was, en wat 191 Neh 4:20 | 20 Ter plaatse, waar gij het geluid der bazuin 192 Est 37 | Wie is die, en waar is diezelve, die zijn hart 193 Est 49:10 | iedere stad, ter plaatse, waar des konings woord en zijn 194 Job 1:7 | HEERE tot den satan; Van waar komt gij? En de satan antwoordde 195 Job 2:2 | HEERE tot den satan: Van waar komt gij? En de satan antwoordde 196 Job 4:7 | onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd? ~ 197 Job 12:24 | hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. ~ 198 Job 12:25 | tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet 199 Job 13:27 | voeten in den stok, en neemt waar al mijn paden; Gij drukt 200 Job 14:10 | de mens geeft den geest, waar is hij dan? ~ 201 Job 15:23 | heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, 202 Job 17:15 | 15 Waar zou dan nu mijn verwachting 203 Job 18:15 | zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn 204 Job 20:7 | gezien hadden, zullen zeggen: Waar is hij? ~ 205 Job 21:28 | 28 Want gij zult zeggen: Waar is het huis van den prins, 206 Job 21:28 | het huis van den prins, en waar is de tent van de woningen 207 Job 24:15 | overspelers de schemering waar, zeggende: Geen oog zal 208 Job 28:12 | 12 Maar de wijsheid, van waar zal zij gevonden worden? 209 Job 28:12 | zij gevonden worden? En waar is de plaats des verstands? ~ 210 Job 28:20 | 20 Die wijsheid dan, van waar komt zij, en waar is de 211 Job 28:20 | dan, van waar komt zij, en waar is de plaats des verstands? ~ 212 Job 33:11 | Hij neemt al mijn paden waar. ~ 213 Job 34:26 | goddelozen, in een plaats, waar aanschouwers zijn; ~ 214 Job 35:10 | 10 Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, Die 215 Job 37:4 | 4 Waar waart gij, toen Ik de aarde 216 Job 37:19 | 19 Waar is de weg, daar het licht 217 Job 37:19 | woont? En de duisternis, waar is haar plaats? ~ 218 Job 37:24 | 24 Waar is de weg, daar het licht 219 Job 37:26 | te regenen op het land, waar niemand is, op de woestijn, 220 Job 38:33 | zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is 221 Psa 19:4 | en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord. ~ 222 Psa 42:18 | gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? ~ 223 Psa 42:25 | gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? ~ 224 Psa 45:9 | elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden. ~ 225 Psa 53:6 | vervaardheid vervaard geworden, waar geen vervaardheid was; want 226 Psa 55:7 | gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht. ~ 227 Psa 69:3 | gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben 228 Psa 79:10 | zouden de heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak 229 Psa 84:4 | zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij 230 Psa 89:50 | 50 HEERE! waar zijn Uw vorige goedertierenheden, 231 Psa 95:9 | 9 Waar Mij uw vaders verzochten, 232 Psa 107:40 | hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. ~ 233 Psa 107:43 | wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk 234 Psa 115:2 | zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God? ~ 235 Psa 121:1 | ogen op naar de bergen, van waar mijn hulp komen zal. ~ 236 Psa 139:7 | 7 Waar zou ik heengaan voor Uw 237 Psa 139:7 | heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor 238 Spre 8:2 | aan den weg, ter plaatse, waar paden zijn, staat Zij; ~ 239 Spre 15:17| gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste 240 Spre 19:8 | neemt de verstandigheid waar, om het goede te vinden. ~ 241 Spre 25:14| is als wolken en wind, waar geen regen bij is. ~ 242 Spre 28:1 | De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar 243 Pred 1:5 | hijgt naar haar plaats, waar zij oprees. ~ 244 Pred 1:7 | niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts 245 Pred 5:10| 10      Waar het goed vermenigvuldigt, 246 Pred 8:4 | 4      Waar het woord des konings is, 247 Pred 11:3 | noorden valt, in de plaats, waar de boom valt, daar zal      248 Hoo 1:7 | Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde 249 Hoo 1:7 | liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den 250 Hoo 4:4 | ophanging van wapentuig, waar duizend rondassen aan hangen, 251 Hoo 6:1 | 1      Waar is uw Liefste heengegaan, 252 Jes 8:12 | verbintenis, van alles, waar dit volk van zegt: Het is 253 Jes 10:3 | gij vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid 254 Jes 19:12 | 12      Waar zijn nu uw wijzen? Dat zij 255 Jes 21:4 | verschrikt mij, de schemering, waar ik naar verlangd heb, stelt 256 Jes 30:6 | en der benauwdheid, van waar de sterke leeuw en de oude 257 Jes 32:19 | Maar het zal hagelen, waar men afgaat in het woud, 258 Jes 33:1 | trouwelooslijk handelt, waar men niet trouwelooslijk 259 Jes 33:18 | verschrikking overdenken, zeggende: Waar is de schrijver? Waar is 260 Jes 33:18 | zeggende: Waar is de schrijver? Waar is de betaalsheer? Waar 261 Jes 33:18 | Waar is de betaalsheer? Waar is hij, die de torens telt? ~ 262 Jes 35:7 | de woningen der draken, waar zij gelegen hebben, zal 263 Jes 36:19 | 19      Waar zijn de goden van Hamath 264 Jes 36:19 | goden van Hamath en Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim? 265 Jes 37:13 | 13      Waar is de koning van Hamath, 266 Jes 39:3 | die mannen gezegd, en van waar zijn zij tot u gekomen? 267 Jes 49:21 | was alleen overgelaten, waar waren dezen? ~ 268 Jes 50:1 | Alzo zegt de HEERE: Waar is de scheidbrief van ulieder 269 Jes 51:13 | bereidt om te verderven? Waar is dan de grimmigheid des 270 Jes 64:11 | Mozes en Zijn volk; maar nu, waar is Hij, Die hen uit de zee 271 Jes 64:11 | de herders Zijner kudde? Waar is Hij, Die Zijn      Heiligen 272 Jes 64:15 | en Uw heerlijke woning; waar zijn Uw ijver en Uw mogendheden, 273 Jes 67:1 | voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn, dat gijlieden 274 Jes 67:1 | gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is de plaats Mijner rust? ~ 275 Jer 2:6 | 6      En zeiden niet: Waar is de HEERE, Die ons opvoerde 276 Jer 2:6 | des doods, in een land, waar niemand doorging, en waar 277 Jer 2:6 | waar niemand doorging, en waar geen mens woonde? ~ 278 Jer 2:8 | De priesters zeiden niet: Waar is de HEERE? en die de wet 279 Jer 2:28 | 28      Waar zijn dan uw goden, die gij 280 Jer 3:2 | hoge plaatsen, en zie toe, waar zijt gij niet beslapen? 281 Jer 6:16 | vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en 282 Jer 8:3 | plaatsen der overgeblevenen, waar Ik hen      henengedreven 283 Jer 8:7 | den tijd hunner aankomst waar; maar Mijn volk weet het 284 Jer 13:20 | daar van het noorden komen! waar is de kudde, die u gegeven 285 Jer 17:15 | Ziet, zij zeggen tot mij: Waar is het woord des HEEREN? 286 Jer 29:14 | wederbrengen tot de plaats, van waar Ik u gevankelijk heb doen 287 Jer 29:18 | smaadheid, onder al de volken, waar Ik ze henengedreven zal 288 Jer 32:36 | Israels, alzo van deze stad, waar gij van zegt: Zij is gegeven 289 Jer 36:19 | Jeremia; en niemand wete, waar gijlieden zijt. ~ 290 Jer 37:19 | 19      Waar zijn nu ulieder profeten, 291 Jer 40:5 | midden des volks; of overal, waar het in uw ogen recht is 292 Jer 42:16 | geschieden, dat het zwaard, waar gij voor vreest, u aldaar 293 Jer 42:16 | achterhalen; en de honger, waar gij voor zorgt, zal u aldaar 294 Jer 42:22 | sterven zult, ter plaatse, waar het u gelust heeft henen 295 Jer 43:5 | die van al de heidenen, waar zij waren henengedreven, 296 Jer 45:5 | geven, in alle plaatsen, waar gij   zult henentrekken. ~  ~ 297 Jer 48:38 | Moab verbroken als een vat, waar men geen lust aan heeft, 298 Jer 51:43 | waarin niemand woont, en waar geen mensenkind doorgaat. ~ 299 Jer 52:18 | en al de koperen vaten, waar men den dienst mede deed. ~ 300 Klaa 1:34| tot hun moeders zeggen: Waar is koren en wijn, als zij 301 Klaa 1:37| zeggende: Is dit die stad, waar men van zeide,      dat 302 Klaa 2:18| Sions wil, die verwoest is, waar de vossen op lopen. ~ 303 Eze 6:9 | gedenken onder de heidenen, waar zij gevankelijk zullen geworden 304 Eze 13:12 | niet tot u gezegd worden: Waar is de pleistering, waarmede 305 Eze 13:16 | gezicht des vredes zien, waar geen vrede is, spreekt de 306 Eze 20:21 | Mijn rechten namen zij niet waar, om die te doen; dewelke, 307 Eze 21:30 | zijn schede! In de plaats, waar gij geschapen zijt, in het 308 Eze 46:20 | zondoffer zullen koken; en waar zij het spijsoffer zullen 309 Eze 47:5 | duizend, en het was een beek, waar ik niet kon doorgaan; want 310 Eze 47:5 | wateren waren hoge wateren, waar men door zwemmen moest, 311 Eze 47:5 | zwemmen moest, een beek, waar men niet      kon doorgaan. ~ 312 Eze 47:15 | af, den weg van Hethlon, waar men komt te Zedad. ~ 313 Eze 48:1 | zijde des wegs van Hethlon, waar men komt te Hamath, Hazar-Enon, 314 Dan 2:38 | 38      En overal, waar mensenkinderen wonen, heeft 315 Dan 4:21 | vruchten vele waren, en waar spijze aan was voor allen, 316 Dan 8:17 | En hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam, 317 Dan 9:7 | verre zijn, in al de landen, waar Gij ze henengedreven hebt, 318 Hos 1:10 | geschieden, dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal      319 Hos 8:8 | geworden, gelijk een vat, waar men geen lust toe heeft. ~ 320 Hos 13:10 | 10      Waar is uw koning nu? Dat hij 321 Hos 13:10 | steden! En uw richters, waar gij van zeidet: Geef mij 322 Hos 13:14 | vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel! 323 Hos 13:14 | zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal 324 Joe 2:17 | onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God? ~ 325 Amos 4:7 | maar het andere stuk lands, waar het niet op regende, verdorde. ~ 326 Jona 1:8 | overkomt. Wat is uw werk en van waar komt gij? Welk is uw land 327 Mic 7:10 | bedekken; die tot mij zegt: Waar is de HEERE, uw God? Mijn 328 Nah 2:11 | 11      Waar is nu de woning der leeuwen, 329 Nah 3:7 | medelijden met haar hebben? Van waar zal ik u troosters zoeken? ~ 330 Nah 3:17 | hun plaats onbekend is, waar zij geweest zijn. ~ 331 Zep 3:19 | in het ganse      land, waar zij beschaamd zijn geweest. ~ 332 Zac 1:5 | 5      Uw vaderen, waar zijn die? En de profeten, 333 Zac 2:2 | 2      En ik zeide: Waar gaat gij henen? En hij zeide 334 Zac 9:5 | mitsgaders Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen, hen heeft 335 Mal 1:6 | heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een 336 Mal 1:6 | eer? En ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE 337 Mal 2:17 | lust aan zodanigen; of, waar is de God des oordeels? ~  ~ 338 Matt 2:2 | 2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der 339 Matt 2:4 | volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren 340 Matt 2:9 | en stond boven de plaats, waar het Kindeken was. ~ 341 Matt 6:19| geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, 342 Matt 6:19| en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en 343 Matt 6:20| u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, 344 Matt 6:20| noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven 345 Matt 6:21| 21 Want waar uw schat is, daar zal ook 346 Matt 8:19| Meester! ik zal U volgen, waar Gij ook henengaat. ~ 347 Matt 8:20| Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. ~ 348 Matt 12:44| wederkeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan ben; en komende, 349 Matt 13:5 | op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; 350 Matt 13:27| in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid? ~ 351 Matt 13:54| ontzetten, en zeiden: Van waar komt Dezen die wijsheid 352 Matt 13:56| niet allen bij ons? Van waar komt dan Dezen dit alles? ~ 353 Matt 15:33| discipelen zeiden tot Hem: Van waar zullen wij zovele broden 354 Matt 18:20| 20 Want waar twee of drie vergaderd zijn 355 Matt 21:25| De doop van Johannes, van waar was die, uit de hemel, of 356 Matt 25:24| hard mens zijt, maaiende, waar gij niet gezaaid hebt, en 357 Matt 25:24| en vergaderende van daar, waar gij niet gestrooid hebt; ~ 358 Matt 25:26| gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en 359 Matt 25:26| heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb. ~ 360 Matt 26:17| Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden 361 Matt 28:6 | herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft. ~ 362 Matt 28:16| Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had. ~ 363 Mark 2:4 | ontdekten zij het dak, waar Hij was; en dat opgebroken 364 Mark 3:2 | 2 En zij namen Hem waar, of Hij op den sabbat hem 365 Mark 4:5 | viel op het steenachtige, waar het niet veel aarde had; 366 Mark 5:40| Hem waren, en ging binnen, waar het kind lag. ~ 367 Mark 6:2 | ontzetten zich, zeggende: Van waar komen Dezen deze dingen, 368 Mark 6:10| En Hij zeide tot hen: Zo waar gij in een huis zult ingaan, 369 Mark 6:55| te dragen, ter plaatse, waar zij hoorden dat Hij was. ~ 370 Mark 6:56| 56 En zo waar Hij kwam, in vlekken, of 371 Mark 8:4 | discipelen antwoordden Hem: Van waar zal iemand dezen met broden 372 Mark 9:18| 18 En waar hij hem ook aangrijpt, zo 373 Mark 9:44| 44 Waar hun worm niet sterft, en 374 Mark 9:46| 46 Waar hun worm niet sterft, en 375 Mark 9:48| 48 Waar hun worm niet sterft, en 376 Mark 13:14| Daniel gesproken is, staande waar het niet behoort, (die het 377 Mark 14:12| Zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan, 378 Mark 14:14| 14 En zo waar hij ingaat, zegt tot den 379 Mark 14:14| huizes: De Meester zegt: Waar is de eetzaal, daar Ik het 380 Mark 15:47| van Joses, aanschouwden, waar Hij gelegd werd. ~  ~  ~  381 Mark 16:6 | hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. ~ 382 Luk 1:43 | 43 En van waar komt mij dit, dat de moeder 383 Luk 6:7 | en de Farizeen namen Hem waar, of Hij op den sabbat genezen 384 Luk 8:25 | 25 En Hij zeide tot hen: Waar is uw geloof? Maar zij, 385 Luk 9:57 | Heere, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. ~ 386 Luk 9:58 | Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. ~ 387 Luk 12:34 | 34 Want waar uw schat is, aldaar zal 388 Luk 13:25 | zeggen: Ik ken u niet, van waar gij zijt. ~ 389 Luk 13:27 | zeg u, Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij 390 Luk 17:17 | tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen? ~ 391 Luk 17:37 | antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot 392 Luk 17:37 | Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen 393 Luk 20:20 | 20 En zij namen Hem waar, en zonden verspieders uit, 394 Luk 22:9 | 9 En zij zeiden tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij het bereiden? ~ 395 Luk 22:11 | huis: De Meester zegt u: Waar is de eetzaal, daar Ik het 396 Joha 1:28| Bethabara, over de Jordaan, waar Johannes was dopende. ~ 397 Joha 1:39| overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij? ~ 398 Joha 1:40| ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien 399 Joha 1:49| Nathanael zeide tot Hem: Van waar kent Gij mij? Jezus antwoordde 400 Joha 2:9 | had (en hij wist niet, van waar de wijn was; maar de dienaren, 401 Joha 3:8 | maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen 402 Joha 3:8 | niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een 403 Joha 4:11| en de put is diep; van waar hebt Gij dan het levend 404 Joha 4:20| Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. ~ 405 Joha 4:46| wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt 406 Joha 6:5 | zeide tot Filippus: Van waar zullen wij broden kopen, 407 Joha 6:23| Tiberias, nabij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, 408 Joha 7:11| in het feest, en zeiden: Waar is Hij? ~ 409 Joha 7:27| van Dezen weten wij, van waar Hij is; maar de Christus, 410 Joha 7:27| zo zal niemand weten, van waar Hij is. ~ 411 Joha 7:28| kent Mij, en gij weet, van waar Ik ben; en Ik ben van Mijzelven 412 Joha 7:34| zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen. ~ 413 Joha 7:35| dan zeiden tot elkander: Waar zal Deze heengaan, dat wij 414 Joha 7:36| zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen? ~ 415 Joha 7:42| van het vlek Bethlehem, waar David was? ~ 416 Joha 8:10| zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? 417 Joha 8:14| waarachtig; want Ik weet, van waar Ik gekomen ben, en waar 418 Joha 8:14| waar Ik gekomen ben, en waar Ik heenga; maar gijlieden 419 Joha 8:14| gijlieden weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga. ~ 420 Joha 8:14| niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga. ~ 421 Joha 8:19| Zij dan zeiden tot Hem: Waar is Uw Vader? Jezus antwoordde: 422 Joha 8:21| zonden zult gij sterven; waar Ik heenga, kunt gijlieden 423 Joha 8:22| Zichzelven doden, omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gijlieden 424 Joha 9:12| Zij dan zeiden tot hem: Waar is Die? Hij zeide: Ik weet 425 Joha 9:29| Dezen weten wij niet, van waar Hij is. ~ 426 Joha 9:30| dat gij niet weet, van waar Hij is, en nochtans heeft 427 Joha 10:40| Jordaan, tot de plaats, waar Johannes eerst doopte; en 428 Joha 10:41| Johannes van Dezen zeide, was waar. ~ 429 Joha 11:6 | twee dagen in de plaats, waar Hij was. ~ 430 Joha 11:30| maar was in de plaats, waar Hem Martha tegemoet gekomen 431 Joha 11:32| Maria dan, als zij kwam, waar Jezus was, en Hem zag, viel 432 Joha 11:34| 34 En zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij 433 Joha 11:41| namen dan den steen weg, waar de gestorvene lag. En Jezus 434 Joha 11:57| gegeven, dat, zo iemand wist, waar Hij was, hij het zou te 435 Joha 12:26| dient, die volge Mij; en waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn 436 Joha 12:35| duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat. ~ 437 Joha 13:33| Ik den Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet 438 Joha 13:36| Petrus zeide tot Hem: Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde 439 Joha 13:36| heen? Jezus antwoordde hem: Waar Ik heenga, kunt gij Mij 440 Joha 14:3 | opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben. ~ 441 Joha 14:4 | 4 En waar Ik heenga, weet gij, en 442 Joha 14:5 | Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat; en hoe kunnen 443 Joha 16:5 | niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij henen? ~ 444 Joha 17:24| 24 Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij 445 Joha 18:1 | discipelen over de beek Kedron, waar een hof was, in welken Hij 446 Joha 18:20| synagoge en in den tempel, waar de Joden van alle plaatsen 447 Joha 19:9 | en zeide tot Jezus: Van waar zijt Gij? Maar Jezus gaf 448 Joha 19:20| de Joden; want de plaats, waar Jezus gekruist werd, was 449 Joha 19:35| weet, dat hij zegt, hetgeen waar is, opdat ook gij geloven 450 Joha 19:41| En er was in de plaats, waar Hij gekruist was, een hof, 451 Joha 20:2 | graf, en wij weten niet, waar zij Hem gelegd hebben. ~ 452 Joha 20:12| hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen 453 Joha 20:13| hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben. ~ 454 Joha 20:15| gedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en 455 Joha 20:19| de deuren gesloten waren, waar de discipelen vergaderd 456 Joha 21:18| zal u gorden, en brengen, waar gij niet wilt. ~ 457 Hand 1:13| zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus 458 Hand 2:2 | vervulde het gehele huis, waar zij zaten. ~ 459 Hand 8:26| zij af naar Antiochie, van waar zij der genade Gods bevolen 460 Hand 10:13| buiten de stad aan de rivier, waar het gebed placht te geschieden; 461 Hand 14:8 | lichten in de opperzaal waar zij vergaderd waren. ~ 462 Hand 14:13| zijnde, voeren af naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen; 463 Hand 14:25| ik weet, dat gij allen, waar ik doorgegaan ben, predikende 464 Hand 19:10| rechterstoel des keizers, waar ik geoordeeld moet worden; 465 Hand 21:8 | plaats genaamd Schonehavens, waar de stad Lasea nabij was. ~ 466 Hand 22:13| 13 Van waar wij omvoeren, en kwamen 467 Rom 3:27 | 27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. 468 Rom 4:15 | de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook 469 Rom 5:20 | misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden 470 Rom 9:26 | zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gijlieden 471 Rom 14:6 | waarneemt, die neemt hem waar den Heere; en die den dag 472 Rom 14:6 | waarneemt, die neemt hem niet waar den Heere. Die daar eet, 473 Rom 15:20 | Evangelie te verkondigen, niet waar Christus genoemd was, opdat 474 1Kor 1:20| 20 Waar is de wijze? Waar is de 475 1Kor 1:20| 20 Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar 476 1Kor 1:20| Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer 477 1Kor 12:17| gehele lichaam het oog, waar zou het gehoor zijn? Ware 478 1Kor 12:17| het gehele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn? ~ 479 1Kor 12:19| Waren zij alle maar een lid, waar zou het lichaam zijn? ~ 480 1Kor 15:55| 55 Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar 481 1Kor 15:55| waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? ~ 482 1Kor 16:6 | gij mij moogt geleiden, waar ik zal henenreizen. ~ 483 2Kor 3:17| Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is, 484 Kol 3:1 | dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan 485 2Tim 5:13| 13 Deze getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, 486 Tit 1:13 | 13 Deze getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, 487 Heb 9:16 | 16 Want waar een testament is, daar is 488 Heb 10:18 | 18 Waar nu vergeving derzelve is, 489 Heb 11:8 | uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. ~ 490 Jako 3:16| 16 Want waar nijd en twistgierigheid 491 Jako 4:1 | 1 Van waar komen krijgen en vechterijen 492 1Pet 4:18| nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar 493 2Pet 2:22| overkomen, hetgeen met een waar spreekwoord gezegd wordt: 494 2Pet 3:4 | 4 En zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? 495 1Joh 2:11| duisternis, en weet niet, waar hij henengaat; want de duisternis 496 Open 2:13| 13 Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar 497 Open 7:13| klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen? ~ 498 Open 14:4 | het, die het Lam volgen, waar Het ook heengaat; dezen 499 Open 17:15| wateren, die gij gezien hebt, waar de hoer zit, zijn volken,


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License