Book Chapter: Verse
1 Gen 1:28 | 28 En God zegende hen, en God
2 Gen 5:28 | 28 En Lamech leefde honderd
3 Gen 9:28 | 28 En Noach leefde na den vloed
4 Gen 10:28 | 28 En Obal, en Abimael, en
5 Gen 11:28 | 28 En Haran stierf voor het
6 Gen 17:28 | 28 Misschien zullen aan de
7 Gen 18:28 | 28 En hij zag naar Sodom en
8 Gen 20:28 | 28 Doch Abraham stelde zeven
9 Gen 23:28 | 28 En die jonge dochter liep,
10 Gen 23:95 | 28 En Izak had Ezau lief; want
11 Gen 24:28 | 28 En zij zeiden: Wij hebben
12 Gen 25:28 | 28 Zo geve u dan God van de
13 Gen 26 | 28 ~
14 Gen 27:28 | 28 En Jakob deed alzo; en hij
15 Gen 27:63 | 28 Hij zeide dan: Noem mij
16 Gen 28:28 | 28 Ook hebt gij mij niet toegelaten
17 Gen 29:28 | 28 Toen zeide Hij: Uw naam
18 Gen 31:28 | 28 Hun schapen, en hun runderen,
19 Gen 32:28 | 28 En de dagen van Izak waren
20 Gen 33:28 | 28 Dit zijn de zonen van Disan:
21 Gen 34:28 | 28 Als nu de Midianietische
22 Gen 35:28 | 28 En het geschiedde, als zij
23 Gen 37:28 | 28 Dit is het woord, hetwelk
24 Gen 38:28 | 28 En hij zeide tot zijn broederen:
25 Gen 39:28 | 28 En zij zeiden: Het is wel
26 Gen 40:28 | 28 En de een is van mij uitgegaan,
27 Gen 41:28 | 28 En Israel zeide: Het is
28 Gen 42:28 | 28 En hij zond Juda voor zijn
29 Gen 43:28 | 28 En Jakob leefde in het land
30 Gen 45:28 | 28 Al deze stammen van Israel
31 Exo 4:28 | 28 En Mozes gaf Aaron te kennen
32 Exo 6:28 | 28 Zo sprak de HEERE tot Mozes,
33 Exo 8:28 | 28 Toen zeide Farao: Ik zal
34 Exo 9:28 | 28 Bidt vuriglijk tot den HEERE (
35 Exo 10:28 | 28 Maar Farao zeide tot hem:
36 Exo 12:28 | 28 En de kinderen Israels gingen
37 Exo 14:28 | 28 Want als de wateren wederkeerden,
38 Exo 16:28 | 28 Toen zeide de HEERE tot
39 Exo 21:28 | 28 En wanneer een os een man
40 Exo 22:28 | 28 De goden zult gij niet vloeken,
41 Exo 23:28 | 28 Ik zal ook horzelen voor
42 Exo 25:28 | 28 Deze handbomen nu zult gij
43 Exo 26:28 | 28 En de middelste richel zal
44 Exo 28 | 28 ~
45 Exo 28:28 | 28 En zij zullen den borstlap
46 Exo 29:28 | 28 En het zal voor Aaron en
47 Exo 30:28 | 28 En het altaar des brandoffers,
48 Exo 32:28 | 28 En de zonen van Levi deden
49 Exo 33:28 | 28 En de zonen van Levi deden
50 Exo 34:51 | 28 En hij was aldaar met den
51 Exo 35:28 | 28 En specerijen en olie, tot
52 Exo 36:28 | 28 Ook maakte hij twee berderen
53 Exo 37:28 | 28 En hij maakte de handbomen
54 Exo 38:28 | 28 Maar uit de duizend zevenhonderd
55 Exo 39:28 | 28 En den hoed van fijn linnen,
56 Exo 40:28 | 28 Hij hing ook het deksel
57 Lev 4:28 | 28 Of men zijn zonde, die hij
58 Lev 6:28 | 28 En het aarden vat, waarin
59 Lev 7:28 | 28 Voorts sprak de HEERE tot
60 Lev 8:28 | 28 Daarna nam Mozes ze uit
61 Lev 11:28 | 28 Ook die hun dood aas zal
62 Lev 13:28 | 28 Maar indien de blaar in
63 Lev 14:28 | 28 En de priester zal van de
64 Lev 15:28 | 28 Maar als zij van haar vloed
65 Lev 16:28 | 28 Die nu dezelve verbrandt,
66 Lev 18:28 | 28 Dat u dat land niet uitspuwe,
67 Lev 19:28 | 28 Gij zult om een dood lichaam
68 Lev 22:28 | 28 Gij zult ook een os, of
69 Lev 22:59 | 28 En op dienzelven dag zult
70 Lev 24:28 | 28 Maar indien zijn hand niet
71 Lev 25:28 | 28 Zo zal Ik ook met u in heetgrimmige
72 Lev 26:28 | 28 Evenwel niets, dat verbannen
73 Num 1:28 | 28 Van de zonen van Issaschar,
74 Num 2:28 | 28 Zijn heir nu, en zijn getelden
75 Num 3:28 | 28 In getal van al wat mannelijk
76 Num 4:28 | 28 Dit is de dienst van de
77 Num 5:28 | 28 Doch indien de vrouw niet
78 Num 7:28 | 28 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
79 Num 10:28 | 28 Dit waren de tochten der
80 Num 11:28 | 28 En Jozua, de zoon van Nun,
81 Num 13:28 | 28 Behalve dat het een sterk
82 Num 14:28 | 28 Zeg tot hen: Zo waarachtig
83 Num 15:28 | 28 En de priester zal de verzoening
84 Num 16:28 | 28 Toen zeide Mozes: Hieraan
85 Num 18:41 | 28 Alzo zult gij ook een hefoffer
86 Num 19:28 | 28 Alzo zult gij ook een hefoffer
87 Num 20:28 | 28 En Mozes trok Aaron zijn
88 Num 21:28 | 28 Want er is een vuur uitgegaan
89 Num 22:28 | 28 De HEERE nu opende den mond
90 Num 23:28 | 28 Toen nam Balak Bileam mede
91 Num 26:28 | 28 De zonen van Jozef, naar
92 Num 28 | 28 ~
93 Num 28:28 | 28 En hun spijsoffer van meelbloem,
94 Num 29:28 | 28 En een bok ten zondoffer;
95 Num 31:28 | 28 Daarna zult gij een schatting
96 Num 31:81 | 28 Toen gebood Mozes, hunnenthalve,
97 Num 32:28 | 28 En zij verreisden van Tharah,
98 Num 33:28 | 28 En van den stam der kinderen
99 Num 34:28 | 28 Want hij zou in zijn vrijstad
100 Deu 1:28 | 28 Waarheen zouden wij optrekken?
101 Deu 2:28 | 28 Verkoop mij spijze voor
102 Deu 3:28 | 28 Gebied dan Jozua, en versterk
103 Deu 4:28 | 28 En aldaar zult gij goden
104 Deu 5:28 | 28 Als nu de HEERE de stem
105 Deu 9:28 | 28 Opdat het land, van waar
106 Deu 11:28 | 28 Maar den vloek, zo gij niet
107 Deu 12:28 | 28 Neemt waar, en hoort al
108 Deu 14:28 | 28 Ten einde van drie jaren
109 Deu 22:28 | 28 Wanneer een man een jonge
110 Deu 28 | 28 ~
111 Deu 28:28 | 28 De HEERE zal u slaan met
112 Deu 29:28 | 28 En de HEERE heeft hen uit
113 Deu 31:28 | 28 Vergadert tot mij al de
114 Deu 32:28 | 28 Want zij zijn een volk,
115 Deu 33:28 | 28 Israel dan zal zeker alleen
116 Joz 8:28 | 28 Jozua nu verbrandde Ai,
117 Joz 10:28 | 28 Op denzelven dag nam ook
118 Joz 13:28 | 28 Dit is het erfdeel der kinderen
119 Joz 15:28 | 28 En Hazar-Sual, en Beer-Seba,
120 Joz 18:28 | 28 En Zela, Elef en Jebusi (
121 Joz 19:28 | 28 En Ebron, en Rehob, en Hammon,
122 Joz 22:1 | 28 En van den stam van Issaschar,
123 Joz 23:28 | 28 Daarom zeiden wij: Wanneer
124 Joz 25:28 | 28 Toen zond Jozua het volk
125 Ric 1:28 | 28 En het geschiedde, als Israel
126 Ric 3:28 | 28 En hij zeide tot hen: Volgt
127 Ric 4:52 | 28 De moeder van Sisera keek
128 Ric 5:28 | 28 Als nu de mannen van die
129 Ric 7:28 | 28 Alzo werden de Midianieten
130 Ric 8:28 | 28 En Gaal, de zoon van Ebed,
131 Ric 10:28 | 28 Maar de koning der kinderen
132 Ric 15:28 | 28 Toen riep Simson tot den
133 Ric 17:28 | 28 En er was niemand, die hen
134 Ric 18:28 | 28 En hij zeide tot haar: Sta
135 Ric 19:28 | 28 En Pinehas, de zoon van
136 1Sa 1:28 | 28 Daarom heb ik hem ook den
137 1Sa 2:28 | 28 En Ik heb hem uit alle stammen
138 1Sa 14:28 | 28 Toen antwoordde een man
139 1Sa 15:28 | 28 Toen zeide Samuel tot hem:
140 1Sa 17:28 | 28 Als Eliab, zijn grootste
141 1Sa 18:28 | 28 En Saul zag en merkte, dat
142 1Sa 20:28 | 28 En Jonathan antwoordde Saul:
143 1Sa 23:28 | 28 Toen keerde zich Saul van
144 1Sa 25:28 | 28 Vergeef toch aan uw dienstmaagd
145 1Sa 28 | 1 Samuël 28 ~
146 1Sa 30:28 | 28 En tot die te Aroer, en
147 2Sa 2:28 | 28 Toen blies Joab met de bazuin;
148 2Sa 3:28 | 28 Als David dat daarna hoorde,
149 2Sa 7:28 | 28 Nu dan, Heere HEERE! Gij
150 2Sa 12:28 | 28 Zo verzamel gij nu het overige
151 2Sa 13:28 | 28 Absalom nu gebood zijn jongens,
152 2Sa 14:28 | 28 Alzo bleef Absalom twee
153 2Sa 15:28 | 28 Zie, ik zal vertoeven in
154 2Sa 17:28 | 28 Beddewerk, en schalen, en
155 2Sa 18:28 | 28 Ahimaaz dan riep en zeide
156 2Sa 19:28 | 28 Want al mijns vaders huis
157 2Sa 22:28 | 28 En Gij verlost het bedrukte
158 2Sa 23:28 | 28 Zalmon, de Ahohiet; Maharai,
159 1Kon 1:28| 28 En de koning David antwoordde
160 1Kon 2:28| 28 Als het gerucht tot Joab
161 1Kon 3:28| 28 En geheel Israel hoorde
162 1Kon 4:28| 28 De gerst nu en het stro
163 1Kon 6:28| 28 En hij overtoog deze cherubs
164 1Kon 7:28| 28 En dit was het werk der
165 1Kon 8:28| 28 Wend U dan nog tot het gebed
166 1Kon 9:28| 28 En zij kwamen te Ofir, en
167 1Kon 10:28| 28 En het uitbrengen der paarden
168 1Kon 11:28| 28 En de man Jerobeam was een
169 1Kon 12:28| 28 Daarom hield de koning een
170 1Kon 13:28| 28 Toen toog hij heen, en vond
171 1Kon 14:28| 28 En het geschiedde, zo wanneer
172 1Kon 15:28| 28 En Baesa doodde hem, in
173 1Kon 16:28| 28 En Omri ontsliep met zijn
174 1Kon 18:28| 28 En zij riepen met luider
175 1Kon 20:28| 28 En de man Gods trad toe,
176 1Kon 21:28| 28 En het woord des HEEREN
177 1Kon 22:28| 28 En Micha zeide: Indien gij
178 2Kon 4:28| 28 En zij zeide: Heb ik een
179 2Kon 6:28| 28 Verder zeide de koning tot
180 2Kon 8:28| 28 En hij toog met Joram, den
181 2Kon 9:28| 28 En zijn knechten voerden
182 2Kon 10:28| 28 Alzo verdelgde Jehu Baal
183 2Kon 15:28| 28 Het overige nu der geschiedenissen
184 2Kon 16:28| 28 En hij deed dat kwaad was
185 2Kon 19:28| 28 Zo kwam een uit de priesteren,
186 2Kon 20:28| 28 Alzo stond Rabsake, en riep
187 2Kon 21:28| 28 Om uw woeden tegen Mij,
188 2Kon 25:28| 28 Het overige nu der geschiedenissen
189 2Kon 27:28| 28 En hij sprak vriendelijk
190 1Kro 1:28| 28 De kinderen van Abraham
191 1Kro 2:28| 28 En de kinderen van Onam
192 1Kro 4:28| 28 En zij woonden te Ber-seba,
193 1Kro 6:28| 28 De zonen van Samuel nu waren
194 1Kro 7:28| 28 En hun bezitting en hun
195 1Kro 8:28| 28 Dezen waren de hoofden der
196 1Kro 9:28| 28 En enigen van hen waren
197 1Kro 11:28| 28 Ira, de zoon van Ikkes,
198 1Kro 12:28| 28 En Zadok was een jongeling,
199 1Kro 15:28| 28 Alzo bracht gans Israel
200 1Kro 16:28| 28 Geeft den HEERE, gij, geslachten
201 1Kro 22:28| 28 Ter zelfder tijd, toen David
202 1Kro 24:28| 28 Omdat hun standplaats was
203 1Kro 25:28| 28 Van Maheli was Eleazar;
204 1Kro 26:28| 28 Het een en twintigste voor
205 1Kro 27:28| 28 Ook alles, wat Samuel, de
206 1Kro 28:28| 28 En over de olijfgaarden
207 1Kro 29 | 28 ~
208 1Kro 30:28| 28 En hij stierf in goeden
209 2Kro 7:28| 28 Als er honger in het land
210 2Kro 10:28| 28 En zij brachten voor Salomo
211 2Kro 19:28| 28 Alzo toog de koning van
212 2Kro 21:28| 28 En zij kwamen te Jeruzalem,
213 2Kro 25:28| 28 En zij brachten hem op paarden,
214 2Kro 28 | 28 ~
215 2Kro 29:28| 28 De ganse gemeente nu boog
216 2Kro 32:28| 28 Ook schathuizen voor de
217 2Kro 34:28| 28 Zie, Ik zal u verzamelen
218 Ezra 2:28| 28 De mannen van Beth-El en
219 Ezra 7:28| 28 En heeft tot mij weldadigheid
220 Ezra 8:28| 28 En ik zeide tot hen: Gij
221 Ezra 10:28| 28 En van de kinderen van Bebai:
222 Neh 3:28 | 28 Van boven de Paardenpoort
223 Neh 7:28 | 28 De mannen van Beth-Azmaveth,
224 Neh 9:28 | 28 Maar als zij rust hadden,
225 Neh 10:28 | 28 En het overige des volks,
226 Neh 11:28 | 28 En te Ziklag, en in Mechona
227 Neh 12:28 | 28 Alzo werden de kinderen
228 Neh 13:28 | 28 Ook was er een van de kinderen
229 Est 52:15 | 28 Dat deze dagen gedacht zouden
230 Job 6:28 | 28 Maar nu, belieft het u,
231 Job 9:28 | 28 Zo schroom ik voor al mijn
232 Job 13:28 | 28 En hij veroudert als een
233 Job 15:28 | 28 En heeft bewoond verdelgde
234 Job 19:28 | 28 Voorwaar, gij zoudt zeggen:
235 Job 20:28 | 28 De inkomste van zijn huis
236 Job 21:28 | 28 Want gij zult zeggen: Waar
237 Job 22:28 | 28 Als gij een zaak besluit,
238 Job 28 | 28 ~
239 Job 28:28 | 28 Maar tot den mens heeft
240 Job 30:28 | 28 Ik ga zwart daarheen, niet
241 Job 31:28 | 28 Dat ware ook een misdaad
242 Job 33:28 | 28 Maar God heeft mijn ziel
243 Job 34:28 | 28 Opdat Hij op hem het geroep
244 Job 36:28 | 28 Welke de wolken uitgieten,
245 Job 37:28 | 28 Heeft de regen een vader,
246 Job 38:28 | 28 In het volle geklank der
247 Job 39:28 | 28 Zie, zijn hoop zal feilen;
248 Psa 18:28 | 28 Want Gij verlost het bedrukte
249 Psa 22:28 | 28 Alle einden der aarde zullen
250 Psa 28 | 28 ~
251 Psa 36:28 | 28 Zo zal mijn tong vermelden
252 Psa 38:28 | 28 Want de HEERE heeft het
253 Psa 68:28 | 28 Daar is Benjamin de kleine,
254 Psa 69:28 | 28 Doe misdaad tot hun misdaad,
255 Psa 73:28 | 28 Maar mij aangaande, het
256 Psa 78:28 | 28 En deed het vallen in het
257 Psa 89:28 | 28 Ook zal Ik hem ten eerstgeborenen
258 Psa 102:28 | 28 Maar Gij zijt Dezelfde,
259 Psa 104:28 | 28 Geeft Gij ze hun, zij vergaderen
260 Psa 105:28 | 28 Hij zond duisternis, en
261 Psa 106:28 | 28 Ook hebben zij zich gekoppeld
262 Psa 107:28 | 28 Doch roepende tot den HEERE
263 Psa 109:28 | 28 Laat hen vloeken, maar zegen
264 Psa 118:28 | 28 Gij zijt mijn God, daarom
265 Psa 119:28 | 28 Mijn ziel druipt weg van
266 Spre 1:28| 28 Dan zullen zij tot
267 Spre 3:28| 28 Zeg niet tot uw naaste:
268 Spre 6:28| 28 Zal iemand op kolen
269 Spre 8:28| 28 Toen Hij de opperwolken
270 Spre 10:28| 28 De hoop der rechtvaardigen
271 Spre 11:28| 28 Wie op zijn rijkdom
272 Spre 12:28| 28 In het pad der gerechtigheid
273 Spre 14:28| 28 In de menigte des volks
274 Spre 15:28| 28 Het hart des rechtvaardigen
275 Spre 16:28| 28 Een verkeerd man zal
276 Spre 17:28| 28 Een dwaas zelfs, die
277 Spre 19:28| 28 Een Belialsgetuige
278 Spre 20:28| 28 Weldadigheid en waarheid
279 Spre 21:28| 28 Een leugenachtig getuige
280 Spre 22:28| 28 Zet de oude palen niet
281 Spre 23:28| 28 Ook loert zij als een
282 Spre 24:28| 28 Wees niet zonder oorzaak
283 Spre 25:28| 28 Een man, die zijn geest
284 Spre 26:28| 28 Een valse tong haat
285 Spre 28 | 28 ~
286 Spre 28:28| 28 Als de goddelozen opkomen,
287 Spre 30:28| 28 De spinnekop grijpt
288 Spre 31:28| 28 Koph. Haar kinderen
289 Pred 7:28| 28 Dewelke mijn ziel nog
290 Jes 1:28 | 28 Maar er zal verbreking
291 Jes 5:28 | 28 Welker pijlen scherp
292 Jes 10:28 | 28 Hij komt te Ajath,
293 Jes 14:28 | 28 In het jaar, toen de
294 Jes 28 | 28 ~
295 Jes 28:28 | 28 Het brood koren moet
296 Jes 30:28 | 28 En Zijn adem is als
297 Jes 37:28 | 28 Maar Ik weet uw zitten,
298 Jes 40:28 | 28 Weet gij het niet?
299 Jes 41:28 | 28 Want Ik zag toe, maar
300 Jes 43:28 | 28 Daarom zal Ik de oversten
301 Jes 44:28 | 28 Die van Cores zegt:
302 Jer 2:28 | 28 Waar zijn dan uw goden,
303 Jer 4:28 | 28 Hierom zal de aarde
304 Jer 5:28 | 28 Zij zijn vet, zij zijn
305 Jer 6:28 | 28 Zij zijn allen de afvalligsten
306 Jer 7:28 | 28 Daarom zeg tot hen:
307 Jer 22:28 | 28 Is dan deze man Chonia
308 Jer 23:28 | 28 De profeet, bij welken
309 Jer 25:28 | 28 En het zal geschieden,
310 Jer 28 | 28 ~
311 Jer 29:28 | 28 Want daarom heeft hij
312 Jer 31:28 | 28 En het zal geschieden,
313 Jer 32:28 | 28 Daarom zegt de HEERE
314 Jer 36:28 | 28 Neem u weder een andere
315 Jer 38:28 | 28 En Jeremia bleef in
316 Jer 44:28 | 28 Maar die van het zwaard
317 Jer 46:28 | 28 Gij dan Mijn knecht
318 Jer 48:28 | 28 Verlaat de steden,
319 Jer 49:28 | 28 Tegen Kedar, en tegen
320 Jer 50:28 | 28 Er is een stem der
321 Jer 51:28 | 28 Heiligt tegen haar
322 Jer 52:28 | 28 Dit is het volk, dat
323 Klaa 1:72| 28 Jod. Hij zitte eenzaam,
324 Eze 1:28 | 28 Gelijk de gedaante
325 Eze 12:28 | 28 Daarom zeg tot hen:
326 Eze 16:28 | 28 Verder hebt gij gehoereerd
327 Eze 18:28 | 28 Dewijl hij toeziet,
328 Eze 20:28 | 28 Als Ik hen in het land
329 Eze 21:28 | 28 En gij, mensenkind,
330 Eze 22:28 | 28 Haar profeten nu pleisteren
331 Eze 23:28 | 28 Want alzo zegt de Heere
332 Eze 27:28 | 28 Van het geluid des
333 Eze 28 | 28 ~
334 Eze 32:28 | 28 Gij ook zult verbroken
335 Eze 33:28 | 28 Want Ik zal het land
336 Eze 34:28 | 28 En zij zullen den heidenen
337 Eze 36:28 | 28 En gij zult wonen in
338 Eze 37:28 | 28 En de heidenen zullen
339 Eze 39:28 | 28 Dan zullen zij weten,
340 Eze 40:28 | 28 Voorts bracht hij mij
341 Eze 44:28 | 28 Dit nu zal hun tot
342 Eze 48:28 | 28 Aan de landpale nu
343 Dan 2:28 | 28 Maar er is een God
344 Dan 3:28 | 28 Nebukadnezar antwoordde
345 Dan 4:28 | 28 Dit alles overkwam
346 Dan 5:28 | 28 PERES; uw koninkrijk
347 Dan 6:28 | 28 Hij verlost en redt,
348 Dan 7:28 | 28 Tot hiertoe is het
349 Dan 11:28 | 28 En hij zal in zijn
350 Joe 2:28 | 28 En daarna zal het geschieden,
351 Matt 5:28| 28 Maar Ik zeg u, dat zo wie
352 Matt 6:28| 28 En wat zijt gij bezorgd
353 Matt 7:28| 28 En het is geschied, als
354 Matt 8:28| 28 En als Hij over aan de andere
355 Matt 9:28| 28 En als Hij in huis gekomen
356 Matt 10:28| 28 En vreest niet voor degenen,
357 Matt 11:28| 28 Komt herwaarts tot Mij,
358 Matt 12:28| 28 Maar indien Ik door den
359 Matt 13:28| 28 En hij zeide tot hen: Een
360 Matt 14:28| 28 En Petrus antwoordde Hem,
361 Matt 15:28| 28 Toen antwoordde Jezus, en
362 Matt 16:28| 28 Voorwaar zeg Ik u: Er zijn
363 Matt 18:28| 28 Maar dezelve dienstknecht,
364 Matt 19:28| 28 En Jezus zeide tot hen:
365 Matt 20:28| 28 Gelijk de Zoon des mensen
366 Matt 21:28| 28 Maar wat dunkt u? Een mens
367 Matt 22:28| 28 In de opstanding dan, wiens
368 Matt 23:28| 28 Alzo ook schijnt gij wel
369 Matt 24:28| 28 Want alwaar het dode lichaam
370 Matt 25:28| 28 Neemt dan van hem het talent
371 Matt 26:28| 28 Want dat is Mijn bloed,
372 Matt 27:28| 28 En als zij Hem ontkleed
373 Matt 28 | 28 ~
374 Mark 1:28| 28 En Zijn gerucht ging terstond
375 Mark 2:28| 28 Zo is dan de Zoon des mensen
376 Mark 3:28| 28 Voorwaar, Ik zeg u, dat
377 Mark 4:28| 28 Want de aarde brengt van
378 Mark 5:28| 28 Want zij zeide: Indien ik
379 Mark 6:28| 28 En bracht zijn hoofd in
380 Mark 7:28| 28 Maar zij antwoordde en zeide
381 Mark 8:28| 28 En zij antwoordden: Johannes
382 Mark 9:28| 28 En als Hij in huis gegaan
383 Mark 10:28| 28 En Petrus begon tot Hem
384 Mark 11:28| 28 En zeiden tot Hem: Door
385 Mark 12:28| 28 En een der Schriftgeleerden
386 Mark 13:28| 28 En leert van den vijgeboom
387 Mark 14:28| 28 Maar nadat Ik zal opgestaan
388 Mark 15:28| 28 En de Schrift is vervuld
389 Luk 1:28 | 28 En de engel tot haar ingekomen
390 Luk 2:28 | 28 Zo nam hij Hetzelve in zijn
391 Luk 3:28 | 28 Den zoon van Melchi, den
392 Luk 4:28 | 28 En zij werden allen in de
393 Luk 5:28 | 28 En hij, alles verlatende,
394 Luk 6:28 | 28 Zegent degenen, die u vervloeken,
395 Luk 7:28 | 28 Want Ik zeg ulieden: Onder
396 Luk 8:28 | 28 En hij, Jezus ziende, en
397 Luk 9:28 | 28 En het geschiedde, omtrent
398 Luk 10:28 | 28 En Hij zeide tot hem: Gij
399 Luk 11:28 | 28 Maar Hij zeide: Ja, zalig
400 Luk 12:28 | 28 Indien nu God het gras dat
401 Luk 13:28 | 28 Aldaar zal zijn wening en
402 Luk 14:28 | 28 Want wie van u, willende
403 Luk 15:28 | 28 Maar hij werd toornig, en
404 Luk 16:28 | 28 Want ik heb vijf broeders;
405 Luk 17:28 | 28 Desgelijks ook, gelijk het
406 Luk 18:28 | 28 En Petrus zeide: Zie, wij
407 Luk 19:28 | 28 En dit gezegd hebbende,
408 Luk 20:28 | 28 Zeggende: Meester! Mozes
409 Luk 21:28 | 28 Als nu deze dingen beginnen
410 Luk 22:28 | 28 En gij zijt degenen, die
411 Luk 23:28 | 28 En Jezus, Zich tot haar
412 Luk 24:28 | 28 En zij kwamen nabij het
413 Joha 1:28| 28 Deze dingen zijn geschied
414 Joha 3:28| 28 Gijzelven zijt mijn getuigen,
415 Joha 4:28| 28 Zo verliet de vrouw dan
416 Joha 5:28| 28 Verwondert u daar niet over,
417 Joha 6:28| 28 Zij zeiden dan tot Hem:
418 Joha 7:28| 28 Jezus dan riep in den tempel,
419 Joha 8:28| 28 Jezus dan zeide tot hen:
420 Joha 9:28| 28 Zij gaven hem dan scheldwoorden,
421 Joha 10:28| 28 En Ik geef hun het eeuwige
422 Joha 11:28| 28 En dit gezegd hebbende,
423 Joha 12:28| 28 Vader, verheerlijk Uw Naam.
424 Joha 13:28| 28 En dit verstond niemand
425 Joha 14:28| 28 Gij hebt gehoord, dat Ik
426 Joha 16:28| 28 Ik ben van den Vader uitgegaan,
427 Joha 18:28| 28 Zij dan leidden Jezus van
428 Joha 19:28| 28 Hierna Jezus, wetende, dat
429 Joha 20:28| 28 En Thomas antwoordde en
430 Hand 2:28| 28 Gij hebt mij de wegen des
431 Hand 4:28| 28 Om te doen al wat Uw hand
432 Hand 5:28| 28 En hij zeide tot hen: Gij
433 Hand 6:28| 28 En een uit hen, met name
434 Hand 7:28| 28 En geen oorzaak des doods
435 Hand 8:28| 28 En zij verkeerden aldaar
436 Hand 9:28| 28 Want het heeft den Heiligen
437 Hand 10:28| 28 Maar Paulus riep met grote
438 Hand 11:28| 28 Want in Hem leven wij, en
439 Hand 12:28| 28 Want hij overtuigde de Joden
440 Hand 13:28| 28 Als zij nu dit hoorden,
441 Hand 14:28| 28 Zo hebt dan acht op uzelven
442 Hand 15:28| 28 Roepende: Gij Israelietische
443 Hand 16:28| 28 En de overste antwoordde:
444 Hand 17:28| 28 En willende de zaak weten,
445 Hand 20:28| 28 En Agrippa zeide tot Paulus:
446 Hand 21:28| 28 En het dieplood uitgeworpen
447 Hand 22 | 28 ~
448 Hand 22:28| 28 Het zij u dan bekend, dat
449 Rom 1:28 | 28 En gelijk het hun niet goed
450 Rom 2:28 | 28 Want die is niet een Jood,
451 Rom 3:28 | 28 Wij besluiten dan, dat de
452 Rom 8:28 | 28 En wij weten, dat dengenen,
453 Rom 9:28 | 28 Want Hij voleindt een zaak
454 Rom 11:28 | 28 Zo zijn zij wel vijanden
455 Rom 15:28 | 28 Als ik dan dit volbracht,
456 1Kor 1:28| 28 En het onedele der wereld,
457 1Kor 7:28| 28 Maar indien gij ook trouwt,
458 1Kor 10:28| 28 Maar zo iemand tot ulieden
459 1Kor 11:28| 28 Maar de mens beproeve zichzelven,
460 1Kor 12:28| 28 En God heeft er sommigen
461 1Kor 14:28| 28 Maar indien er geen uitlegger
462 1Kor 15:28| 28 En wanneer Hem alle dingen
463 2Kor 11:28| 28 Zonder de dingen, die van
464 Gal 3:28 | 28 Daarin is noch Jood noch
465 Gal 4:28 | 28 Maar wij, broeders, zijn
466 Efez 4:28| 28 Die gestolen heeft, stele
467 Efez 5:28| 28 Alzo zijn de mannen schuldig
468 Fili 1:28| 28 En dat gij in geen ding
469 Fili 2:28| 28 Zo heb ik dan hem te spoediger
470 Kol 1:28 | 28 Denwelken wij verkondigen,
471 1The 5:28| 28 De genade van onzen Heere
472 Heb 7:28 | 28 Want de wet stelt tot hogepriesters
473 Heb 9:28 | 28 Alzo ook Christus, eenmaal
474 Heb 10:28 | 28 Als iemand de wet van Mozes
475 Heb 11:28 | 28 Door het geloof heeft hij
476 Heb 12:28 | 28 Daarom, alzo wij een onbewegelijk
477 1Joh 2:28| 28 En nu, kinderkens, blijft
478 Open 2:28| 28 En Ik zal hem de morgenster
|