Book Chapter: Verse
1 Gen 1:31 | gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond
2 Gen 3:16 | vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart,
3 Gen 4:5 | niet aan. Toen ontstak Kain zeer, en zijn aangezicht verviel. ~
4 Gen 7:18 | overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging
5 Gen 7:19 | En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde,
6 Gen 12:14 | deze vrouw zagen, dat zij zeer schoon was. ~
7 Gen 13:2 | 2 En Abram was zeer rijk, in vee, in zilver,
8 Gen 14:25 | ben u een Schild, uw Loon zeer groot. ~
9 Gen 16:2 | tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. ~
10 Gen 16:6 | 6 En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik
11 Gen 16:20 | vruchtbaar maken, en hem gans zeer vermenigvuldigen; twaalf
12 Gen 17:20 | is, en dewijl haar zonde zeer zwaar is, ~
13 Gen 18:3 | 3 En hij hield bij hen zeer aan, zodat zij tot hem inkeerden,
14 Gen 18:9 | dan hun. En zij drongen zeer op den man, op Lot, en zij
15 Gen 19:8 | En die mannen vreesden zeer. ~
16 Gen 20:11 | 11 En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen,
17 Gen 21:17 | grotelijks zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de
18 Gen 23:16 | En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een
19 Gen 23:35 | de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot
20 Gen 23:88 | 21 En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van
21 Gen 24:13 | doorgaans groter, totdat hij zeer groot geworden was. ~
22 Gen 25:33 | Toen verschrikte Izak met zeer grote verschrikking, gans
23 Gen 25:33 | grote verschrikking, gans zeer, en zeide: Wie is hij dan,
24 Gen 25:34 | bitteren schreeuw, gans zeer; en hij zeide tot zijn vader:
25 Gen 27:78 | 43 En die man brak gans zeer uit in menigte, en hij had
26 Gen 28:30 | vertrekken, omdat gij zo zeer begerig waart naar uws vaders
27 Gen 29:7 | 7 Toen vreesde Jakob zeer, en hem was bange; en hij
28 Gen 31:7 | mannen, en zij ontstaken zeer, omdat hij dwaasheid in
29 Gen 31:12 | 12 Vergroot zeer over mij den bruidschat
30 Gen 36:25 | 2 Zodat Farao zeer toornig werd op zijn twee
31 Gen 37:10 | 10 Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars,
32 Gen 37:19 | kwamen op na deze, mager en zeer lelijk van gedaante, rank
33 Gen 37:31 | wezen zal; want hij zal zeer zwaar zijn. ~
34 Gen 37:49 | 49 Alzo bracht Jozef zeer veel koren bijeen, als het
35 Gen 39:7 | zeiden: Die man vraagde zeer nauw naar ons, en naar onze
36 Gen 43:13 | land; want de honger was zeer zwaar: zodat het land van
37 Gen 43:27 | vruchtbaar en vermeerderden zeer. ~
38 Gen 46:9 | ruiteren; en het was een zeer zwaar heir. ~
39 Gen 46:10 | hielden zij daar een grote en zeer zware rouwklage; en hij
40 Exo 1:7 | vermeerderden, en werden gans zeer machtig, zodat het land
41 Exo 1:20 | vermeerderde, en het werd zeer machtig. ~
42 Exo 3:7 | En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking
43 Exo 4:14 | broeder? Ik weet, dat hij zeer wel spreken zal, en ook,
44 Exo 9:3 | het klein vee, door een zeer zware pestilentie. ~
45 Exo 9:18 | morgen omtrent dezen tijd een zeer zware hagel doen regenen,
46 Exo 9:24 | hagels vervangen; hij was zeer zwaar; desgelijks is in
47 Exo 10:14 | de palen der Egyptenaren, zeer zwaar; voor dezen zijn dergelijke
48 Exo 10:19 | Toen keerde de HEERE een zeer sterken westenwind, die
49 Exo 11:3 | Egyptenaren; ook was de man Mozes zeer groot in Egypteland voor
50 Exo 14:10 | achter hen; en zij vreesden zeer; toen riepen de kinderen
51 Exo 16:20 | stinkende; dies werd Mozes zeer toornig op hen. ~
52 Exo 19:16 | wolk, en het geluid ener zeer sterke bazuin, zodat al
53 Exo 19:18 | en de ganse berg beefde zeer. ~
54 Exo 19:19 | der bazuin gaande was, en zeer sterk werd, sprak Mozes;
55 Lev 10:16 | 16 En Mozes zocht zeer naarstiglijk den bok des
56 Lev 10:16 | overgebleven zonen van Aaron, zeer toornig, zeggende: ~
57 Num 11:10 | toorn des HEEREN ontstak zeer; ook was het kwaad in de
58 Num 11:33 | HEERE sloeg het volk met een zeer grote plaag. ~
59 Num 12:3 | 3 Doch de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle
60 Num 13:28 | de steden zijn vast, en zeer groot; en ook hebben wij
61 Num 14:39 | Israels. Toen treurde het volk zeer. ~
62 Num 16:15 | 15 Toen ontstak Mozes zeer, en hij zeide tot den HEERE:
63 Num 21:5 | onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. ~
64 Num 22:3 | 3 Zo vreesde Moab zeer voor het aangezicht dezes
65 Num 22:17 | 17 Want ik zal u zeer hoog vereren, en al wat
66 Deu 1:34 | woorden hoorde, zo werd Hij zeer toornig, en zwoer, zeggende: ~
67 Deu 2:4 | vrezen; maar gij zult u zeer wachten. ~
68 Deu 3:5 | grendelen gesterkt, behalve zeer vele onbemuurde steden. ~
69 Deu 3:26 | de HEERE verstoorde zich zeer om uwentwille over mij,
70 Deu 6:3 | het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigdet (gelijk
71 Deu 9:7 | uw God, in de woestijn, zeer vertoornd hebt; van dien
72 Deu 9:8 | vertoorndet gij den HEERE zeer, dat Hij Zich tegen u vertoornde,
73 Deu 9:19 | grimmigheid waarmede de HEERE zeer op ulieden vertoornd was,
74 Deu 9:20 | vertoornde Zich de HEERE zeer tegen Aaron, om hem te verdelgen;
75 Deu 9:22 | vertoorndet gij den HEERE zeer te Thab-era en te Massa,
76 Deu 17:17 | zich geen zilver en goud zeer vermenigvuldigen. ~
77 Deu 20:15 | aan alle steden doen, die zeer verre van u zijn, die niet
78 Deu 28:54 | die teder onder u, en die zeer wellustig geweest is, zijn
79 Deu 30:14 | 14 Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond, en
80 Joz 1:7 | Alleenlijk wees sterk en heb zeer goeden moed, dat gij waarneemt
81 Joz 3:16 | zij rezen op een hoop, zeer verre van de stad Adam af,
82 Joz 8:4 | achter de stad; houdt u niet zeer verre van de stad, en weest
83 Joz 9:9 | Uw knechten zijn uit een zeer ver land gekomen, om den
84 Joz 9:13 | oud geworden, vanwege deze zeer lange reis. ~
85 Joz 9:22 | bedrogen, zeggende: Wij zijn zeer verre van ulieden gezeten,
86 Joz 9:24 | vreesden wij onzes levens zeer voor ulieder aangezichten;
87 Joz 10:2 | 2 Zo vreesden zij zeer; want Gibeon was een grote
88 Joz 10:20 | geeindigd hadden hen met een zeer groten slag te slaan, totdat
89 Joz 11:4 | zee is, in veelheid; en zeer vele paarden en wagens. ~
90 Joz 13:1 | geworden, welbedaagd, en er is zeer veel lands overgebleven,
91 Joz 23:8 | met veel rijkdom, en met zeer veel vee, met zilver, en
92 Joz 23:8 | koper, en met ijzer, en met zeer veel klederen; deelt den
93 Joz 24:6 | 6 Zo weest zeer sterk, om te bewaren en
94 Ric 2:15 | gezworen had; en hun was zeer bang. ~
95 Ric 3:17 | geschenk; Eglon nu was een zeer vet man. ~
96 Ric 5:6 | 6 Alzo werd Israel zeer verarmd, vanwege de Midianieten.
97 Ric 9:9 | Efraim; zodat het Israel zeer bang werd. ~
98 Ric 10:33 | aan Abel-Keramim, met een zeer groten slag. Alzo werden
99 Ric 11:2 | hen: Ik en mijn volk waren zeer twistig met de kinderen
100 Ric 12:6 | aangezicht van een Engel Gods, zeer vreselijk; en ik vraagde
101 Ric 14:18 | 18 Als nu hem zeer dorstte, zo riep hij tot
102 Ric 17:9 | bezien, en ziet, het is zeer goed; zoudt gij dan stil
103 Ric 18:11 | Jebus waren, zo was de dag zeer gedaald; en de jongen zeide
104 1Sa 1:10 | den HEERE, en zij weende zeer. ~
105 1Sa 1:24 | Silo; en het jongsken was zeer jong. ~
106 1Sa 2:17 | zonde dezer jongelingen zeer groot voor het aangezicht
107 1Sa 2:22 | 22 Doch Eli was zeer oud, en hoorde al, wat zijn
108 1Sa 4:10 | tenten; en er geschiedde een zeer grote nederlaag, zodat er
109 1Sa 5:9 | HEEREN tegen die stad met een zeer grote kwelling; want Hij
110 1Sa 5:11 | en de hand Gods was er zeer zwaar. ~
111 1Sa 11:6 | hoorde; en zijn toorn ontstak zeer. ~
112 1Sa 11:15 | verheugde zich aldaar gans zeer, met al de mannen van Israel. ~
113 1Sa 12:18 | daarom vreesde al het volk zeer den HEERE en Samuel. ~
114 1Sa 14:19 | der Filistijnen leger was, zeer toenam en vermenigvuldigde;
115 1Sa 14:20 | den anderen, er was een zeer groot gedruis. ~
116 1Sa 14:31 | Ajalon; en het volk was zeer moede. ~
117 1Sa 16:21 | aangezicht; en hij beminde hem zeer, en hij werd zijn wapendrager. ~
118 1Sa 17:11 | ontzetten zij zich, en vreesden zeer. ~
119 1Sa 17:24 | aangezicht, en zij vreesden zeer. ~
120 1Sa 18:8 | 8 Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad
121 1Sa 18:15 | nu Saul zag, dat hij zich zeer voorzichtiglijk gedroeg,
122 1Sa 18:30 | van Saul; zodat zijn naam zeer geacht was. ~ ~ ~
123 1Sa 19:4 | omdat zijn daden voor u zeer goed zijn. ~
124 1Sa 20:3 | en zeide: Uw vader weet zeer wel, dat ik genade in uw
125 1Sa 20:6 | zeggen: David heeft van mij zeer begeerd, dat hij tot zijn
126 1Sa 21:12 | in zijn hart; en hij was zeer bevreesd voor het aangezicht
127 1Sa 23:22 | tot mij gezegd, dat hij zeer listiglijk pleegt te handelen. ~
128 1Sa 25:2 | te Karmel; en die man was zeer groot, en hij had drie duizend
129 1Sa 25:15 | 15 Nochtans zijn zij ons zeer goede mannen geweest; en
130 1Sa 25:36 | op denzelven, en hij was zeer dronken; daarom gaf zij
131 1Sa 26:21 | dwaselijk gedaan, en ik heb zeer grotelijks gedwaald. ~
132 1Sa 28:5 | hij, en zijn hart beefde zeer. ~
133 1Sa 28:15 | Toen zeide Saul: Ik ben zeer beangstigd, want de Filistijnen
134 1Sa 28:20 | hij was, en hij vreesde zeer vanwege de woorden van Samuel;
135 1Sa 28:21 | tot Saul, en zag, dat hij zeer verbaasd was; en zij zeide
136 1Sa 29:4 | oversten der Filistijnen werden zeer toornig op hem, en de oversten
137 1Sa 30:6 | 6 En David werd zeer bang, want het volk sprak
138 1Sa 31:3 | hem aan, en hij vreesde zeer voor de schutters. ~
139 1Sa 31:4 | wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam Saul het zwaard,
140 2Sa 1:26 | Jonathan! Gij waart mij zeer liefelijk; uw liefde was
141 2Sa 2:17 | dienzelfden dag een gans zeer harde strijd. Doch Abner
142 2Sa 3:8 | 8 Toen ontstak Abner zeer over Isboseths woorden,
143 2Sa 8:8 | Daartoe nam de koning David zeer veel kopers uit Betach,
144 2Sa 10:5 | want deze mannen waren zeer beschaamd. En de koning
145 2Sa 11:2 | wassende; deze vrouw nu was zeer schoon van aanzien. ~
146 2Sa 12:2 | 2 De rijke had zeer veel schapen en runderen. ~
147 2Sa 12:5 | Toen ontstak Davids toorn zeer tegen dien man; en hij zeide
148 2Sa 12:15 | David gebaard had, dat het zeer krank werd. ~
149 2Sa 12:30 | ook voerde hij uit een zeer groten roof der stad. ~
150 2Sa 13:3 | broeder; en Jonadab was een zeer wijs man. ~
151 2Sa 13:15 | haatte haar Amnon met een zeer groten haat; want de haat,
152 2Sa 13:21 | dingen hoorde, zo ontstak hij zeer. ~
153 2Sa 13:36 | knechten weenden met een zeer groot geween. ~
154 2Sa 13:39 | ziel van den koning David zeer om naar Absalom uit te trekken;
155 2Sa 14:25 | man zo schoon als Absalom, zeer te prijzen; van zijn voetzool
156 2Sa 18:17 | kuil, en stelden op hem een zeer groten steenhoop; en gans
157 2Sa 18:33 | 33 Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar
158 2Sa 19:32 | 32 Barzillai nu was zeer oud, een man van tachtig
159 2Sa 19:32 | verblijf had; want hij was een zeer groot man. ~
160 2Sa 21:20 | krijg te Gath; en er was een zeer lang man, die zes vingeren
161 2Sa 24:10 | zeide tot den HEERE: Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik
162 2Sa 24:10 | knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan. ~
163 2Sa 24:14 | zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat ons toch in
164 1Kon 1:6 | alzo gedaan? En ook was hij zeer schoon van gedaante, en
165 1Kon 1:15| binnenkamer; doch de koning was zeer oud, en Abisag, de Sunamietische,
166 1Kon 2:12| en zijn koninkrijk werd zeer bevestigd. ~
167 1Kon 4:29| God gaf Salomo wijsheid en zeer veel verstand, en een wijd
168 1Kon 5:7 | gehoord had, dat hij zich zeer verblijdde, en zeide: Gezegend
169 1Kon 7:47| vaten ongewogen vanwege de zeer grote menigte; het gewicht
170 1Kon 10:2 | kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, met kemelen,
171 1Kon 10:2 | dragende specerijen, en zeer veel gouds, en kostelijk
172 1Kon 10:10| twintig talenten gouds, en zeer veel specerijen, en kostelijk
173 1Kon 10:11| voerden, brachten uit Ofir zeer veel almuggimhout en kostelijk
174 1Kon 17:17| en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen adem
175 1Kon 18:3 | en Obadja was den HEERE zeer vrezende. ~
176 1Kon 19:10| 10 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE,
177 1Kon 19:14| 14 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE,
178 1Kon 21:26| 26 En hij deed zeer gruwelijk, wandelende achter
179 1Kon 22:34| uit het leger, want ik ben zeer verwond. ~
180 2Kon 3:27| den muur. Daaruit werd een zeer grote toorn in Israel; daarom
181 2Kon 5:11| 11 Maar Naaman werd zeer toornig, en toog weg, en
182 2Kon 6:15| dienaar van den man Gods stond zeer vroeg op, en ging uit; en
183 2Kon 10:4 | 4 Doch zij vreesden gans zeer, en zeiden: Ziet, twee koningen
184 2Kon 14:19| 19 Toen werd de man Gods zeer toornig op hem, en zeide:
185 2Kon 15:26| dat de ellende van Israel zeer bitter was, en dat er geen
186 2Kon 19:18| vertoornde zich de HEERE zeer over Israel, dat Hij hen
187 2Kon 22:3 | heb. En Hizkia weende gans zeer. ~
188 2Kon 23:6 | duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen des
189 2Kon 23:16| Daartoe vergoot Manasse ook zeer veel onschuldig bloed, totdat
190 1Kro 4:27| ganse huisgezin werd zo zeer niet vermenigvuldigd, als
191 1Kro 10:3 | hem aan; en hij vreesde zeer voor de schutters. ~
192 1Kro 10:4 | wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam Saul het zwaard,
193 1Kro 16:25| Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen, en Hij is vreselijk
194 1Kro 18:8 | 8 Ook nam David zeer veel kopers uit Tibchath,
195 1Kro 19:8 | 8 Ook nam David zeer veel kopers uit Tibchath,
196 1Kro 20:5 | tegemoet; want die mannen waren zeer beschaamd. De koning dan
197 1Kro 21:2 | hoofdgezet, en hij voerde zeer veel roofs uit de stad. ~
198 1Kro 21:6 | te Gath; en daar was een zeer lang man, en zijn vingeren
199 1Kro 22:8 | zeide David tot God: Ik heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak
200 1Kro 22:8 | knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gehandeld. ~
201 1Kro 22:13| zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat mij toch in
202 1Kro 22:13| Zijn barmhartigheden zijn zeer vele, maar laat mij in de
203 1Kro 22:17| ben het, die gezondigd en zeer kwalijk gehandeld heb; maar
204 2Kro 8:8 | gans Israel met hem, een zeer grote gemeente, van den
205 2Kro 10:1 | verzoeken, te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, en kemelen,
206 2Kro 12:12| spiesen, en sterkte ze gans zeer; zo was Juda, en Benjamin
207 2Kro 15:13| Zijn leger; en zij droegen zeer veel roofs daarvan. ~
208 2Kro 17:8 | Libiers een groot heir met zeer veel wagenen en ruiteren?
209 2Kro 25:10| daarom ontstak hun toorn zeer tegen Juda, en zij keerden
210 2Kro 28:19| afgetrokken, dat het gans zeer overtrad tegen den HEERE. ~
211 2Kro 30:13| in de tweede maand, een zeer grote gemeente. ~
212 2Kro 32:27| 27 Jehizkia nu had zeer veel rijkdom en eer; en
213 2Kro 32:29| menigte; want God gaf hem zeer grote have. ~
214 2Kro 33:6 | duivelskunstenaren; en hij deed zeer veel kwaads in de ogen des
215 2Kro 33:12| aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht van
216 2Kro 33:14| omsingelde Ofel, en verhief dien zeer; hij legde ook krijgsoversten
217 2Kro 35:23| Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~
218 2Kro 36:23| Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~
219 2Kro 37:14| volk, der overtredingen zeer veel, naar alle gruwelen
220 Ezra 10:1 | zich tot hem uit Israel een zeer grote gemeente van mannen,
221 Neh 2:2 | harten. Toen vreesde ik gans zeer. ~
222 Neh 3:20 | 20 Na hem verbeterde zeer vuriglijk Baruch, de zoon
223 Neh 4:1 | zo ontstak hij, en werd zeer toornig; en hij bespotte
224 Neh 4:4 | Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht zijn, en keer hun
225 Neh 4:7 | worden, zo ontstaken zij zeer; ~
226 Neh 5:6 | woorden hoorde, ontstak ik zeer. ~
227 Neh 5:18 | tien dagen van allen wijn zeer veel; nog heb ik bij dezen
228 Neh 6:16 | waren, en zij vervielen zeer in hun ogen; want zij merkten,
229 Neh 8:18 | dezen dag toe; en er was zeer grote blijdschap. ~
230 Neh 13:8 | 8 En het mishaagde mij zeer; zo wierp ik al het huisraad
231 Est 1:12 | was. Toen werd de koning zeer verbolgen, en zijn grimmigheid
232 Est 13:1 | konings van de dorpelwachters, zeer toornig, en zij zochten
233 Job 1:3 | ook was zijn dienstvolk zeer veel; zodat deze man groter
234 Job 2:13 | zij zagen, dat de smart zeer groot was. ~ ~
235 Job 8:7 | zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. ~
236 Job 19:27 | vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot. ~
237 Job 34:17 | verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen? ~
238 Job 35:15 | bezocht heeft, en Hij hem niet zeer in overvloed doorkend heeft; ~
239 Job 36:38 | God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote
240 Job 40:6 | 6 Zeer uitnemend zijn zijn sterke
241 Psa 6:4 | 4 Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, HEERE,
242 Psa 6:11 | Al mijn vijanden zullen zeer beschaamd en verbaasd worden;
243 Psa 23:2 | Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren. ~
244 Psa 31:3 | sterke Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden. ~
245 Psa 39:7 | geworden, ik ben uitermate zeer nedergebogen; ik ga den
246 Psa 39:9 | ben verzwakt, en uitermate zeer verbrijzeld; ik brul van
247 Psa 47:10 | aarde zijn Godes. Hij is zeer verheven! ~ ~
248 Psa 48:2 | 2 De HEERE is groot en zeer te prijzen, in de stad onzes
249 Psa 50:3 | verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. ~
250 Psa 68:10 | 10 Gij hebt zeer milden regen doen druipen,
251 Psa 69:21 | hart gebroken, en ik ben zeer zwak; en ik heb gewacht
252 Psa 78:29 | Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust
253 Psa 78:59 | verbolgen, en versmaadde Israel zeer. ~
254 Psa 78:72 | heeft hen geleid met een zeer verstandig beleid zijner
255 Psa 79:8 | voorkomen; want wij zijn zeer dun geworden. ~
256 Psa 90:10 | zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren;
257 Psa 91:3 | des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie. ~
258 Psa 91:14 | 14 Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo
259 Psa 92:6 | hoe groot zijn Uw werken! zeer diep zijn Uw gedachten. ~
260 Psa 93:5 | 5Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is
261 Psa 96:4 | Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen; Hij is vreselijk
262 Psa 97:9 | de gehele aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle
263 Psa 104:1 | HEERE, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed
264 Psa 105:24 | 24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger
265 Psa 106:32 | 32 Zij maakten Hem ook zeer toornig aan het twistwater,
266 Psa 107:38 | Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun
267 Psa 109:30 | den HEERE met mijn mond zeer loven, en in het midden
268 Psa 110:3 | 3Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag
269 Psa 113:5 | de HEERE, onze God? Die zeer hoog woont. ~
270 Psa 113:6 | 6Die zeer laag ziet, in den hemel
271 Psa 116:10 | daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest. ~
272 Psa 118:13 | 13 Gij hadt mij zeer hard gestoten, tot vallens
273 Psa 119:4 | geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal. ~
274 Psa 119:8 | verlaat mij niet al te zeer. ~
275 Psa 119:43 | van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten. ~
276 Psa 119:51 | hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik
277 Psa 119:96 | gezien; maar Uw gebod is zeer wijd. ~
278 Psa 119:107| 107 Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij
279 Psa 119:140| 140 Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht
280 Psa 119:167| getuigenissen, en ik heb ze zeer lief. ~
281 Psa 132:16 | haar gunstgenoten zullen zeer juichen. ~
282 Psa 139:14 | ook weet het mijn ziel zeer wel. ~
283 Psa 142:7 | mijn geschrei, want ik ben zeer uitgeteerd; red mij van
284 Psa 145:3 | Gimel. De HEERE is groot en zeer te prijzen, en Zijn grootheid
285 Psa 147:15 | aarde; Zijn woord loopt zeer snel. ~
286 Spre 5:19| 19 Een zeer liefelijke hinde, en een
287 Spre 14:1 | bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af
288 Spre 21:19| woest land, dan bij een zeer kijfachtige en toornige
289 Spre 22:24| grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man; ~
290 Spre 23:24| rechtvaardigen zal zich zeer verheugen; en die een wijzen
291 Pred 7:24| Hetgeen verre af is, en zeer diep, wie zal dat vinden? ~
292 Jes 8:21 | wanneer hem hongert, en hij zeer toornig zal zijn, dan zal
293 Jes 16:6 | hovaardij van Moab, hij is zeer hovaardig; zijn hoogmoed,
294 Jes 19:14 | De HEERE heeft een zeer verkeerden geest ingeschonken
295 Jes 21:7 | met kemels; en hij merkte zeer nauw op, met grote opmerking. ~
296 Jes 28:1 | daar is op het hoofd der zeer vette vallei, der geslagenen
297 Jes 28:4 | sieraads, die op het hoofd der zeer vette vallei is, zal zijn
298 Jes 31:1 | en op ruiters, omdat die zeer machtig zijn; en zien niet
299 Jes 38:3 | Hizkia weende gans zeer. ~
300 Jes 47:6 | Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde
301 Jes 47:6 | maaktet gij uw juk zeer zwaar. ~
302 Jes 52:13 | verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden. ~
303 Jes 62:10 | 10 Ik ben zeer vrolijk in den HEERE, mijn
304 Jes 65:9 | HEERE! wees niet zo zeer verbolgen, en gedenk niet
305 Jes 67:12 | worden, en op de knieen zeer vriendelijk getroeteld worden. ~
306 Jer 2:12 | en zijt verschrikt, wordt zeer woest, spreekt de HEERE. ~
307 Jer 5:15 | een sterk volk, het is een zeer oud volk, een volk, welks
308 Jer 6:26 | rouw eens enigen zoons, een zeer bitter misbaar; want de
309 Jer 8:19 | dochteren mijns volks is uit zeer verren lande: Is dan de
310 Jer 9:19 | wij verstoord! wij zijn zeer beschaamd, omdat wij het
311 Jer 13:12 | u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen
312 Jer 14:17 | grote breuk, een plage, die zeer smartelijk is. ~
313 Jer 18:13 | jonkvrouw Israels doet een zeer afschuwelijke zaak. ~
314 Jer 20:11 | niets vermogen; zij zijn zeer beschaamd geworden, omdat
315 Jer 22:14 | daar zegt: Ik zal mij een zeer hoog huis bouwen, en doorluchtige
316 Jer 23:12 | zal hun weg hun zijn als zeer gladde plaatsen in de donkerheid;
317 Jer 24:2 | In den enen korf waren zeer goede vijgen, als de eerste
318 Jer 24:2 | in den anderen korf waren zeer boze vijgen, die vanwege
319 Jer 24:3 | Vijgen; de goede vijgen zijn zeer goed, en de boze zeer boos,
320 Jer 24:3 | zijn zeer goed, en de boze zeer boos, die vanwege de boosheid
321 Jer 31:15 | in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent
322 Jer 37:15 | En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia en sloegen
323 Jer 40:12 | Mizpa; en zij verzamelden zeer veel wijns en zomervruchten. ~
324 Jer 46:20 | 20 Egypte is een zeer schone vaarze; de slachter
325 Jer 48:16 | komen, en zijn kwaad haast zeer. ~
326 Jer 48:29 | hovaardij gehoord (hij is zeer hovaardig), zijn trotsheid,
327 Jer 50:12 | 12 Zo is uw moeder zeer beschaamd; die u gebaard
328 Klaa 1:20| binnenste van mij, want ik ben zeer wederspannig geweest; van
329 Eze 9:9 | Israel en van Juda is gans zeer groot, en het land is met
330 Eze 16:13 | olie, en gij waart gans zeer schoon, en waart voorspoedig,
331 Eze 20:13 | ontheiligden Mijn sabbatten zeer, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid
332 Eze 25:12 | huis van Juda; en zij zich zeer schuldig gemaakt hebben,
333 Eze 27:25 | en gij waart vervuld, en zeer verheerlijkt in het hart
334 Eze 30:16 | in Egypte leggen; Sin zal zeer grote pijn hebben, en No
335 Eze 30:16 | worden, en Nof zal dagelijks zeer bang zijn. ~
336 Eze 37:2 | rondom; en ziet, er waren zeer vele op den grond der vallei;
337 Eze 37:2 | vallei; en ziet, zij waren zeer dor. ~
338 Eze 37:10 | op hun voeten, een gans zeer groot heir. ~
339 Eze 40:2 | en Hij zette mij op een zeer hogen berg; en aan denzelven
340 Eze 47:7 | er aan den oever der beek zeer veel geboomte, van deze
341 Eze 47:9 | leven zal, en daar zal zeer veel vis zijn, omdat deze
342 Eze 47:10 | de vis van de grote zee, zeer menigvuldig. ~
343 Dan 2:12 | werd de koning toornig en zeer verbolgen, en zeide, dat
344 Dan 3:22 | konings aandreef, en de oven zeer heet was, zo hebben de vonken
345 Dan 5:9 | verschrikte de koning Belsazar zeer, en zijn glans werd aan
346 Dan 6:15 | deze rede hoorde, was hij zeer bedroefd bij zichzelven,
347 Dan 6:24 | de koning bij zichzelven zeer vrolijk, en zeide, dat men
348 Dan 7:7 | schrikkelijk en gruwelijk, en zeer sterk; en het had grote
349 Dan 7:19 | verscheiden was van al de andere, zeer gruwelijk, welks tanden
350 Dan 7:28 | gedachten verschrikken mij zeer, en mijn glans veranderde
351 Dan 9:23 | geven; want gij zijt een zeer gewenst man; versta dan
352 Dan 10:11 | zeide tot mij: Daniel, gij zeer gewenste man! merk op de
353 Dan 10:19 | Hij zeide: Vrees niet, gij zeer gewenste man! vrede zij
354 Dan 11:25 | mengen met een grote en zeer machtige heirkracht; doch
355 Hos 9:9 | 9 Zij hebben zich zeer diep verdorven, als in de
356 Hos 12:15 | Efraim daarentegen heeft Hen zeer bitterlijk vertoornd; daarom
357 Hos 13:5 | gekend in de woestijn, in een zeer heet land. ~
358 Joe 2:11 | henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig,
359 Joe 2:11 | dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal
360 Oba 1:2 | onder de heidenen, gij zijt zeer veracht. ~
361 Nah 1:2 | een wreker is de HEERE, en zeer grimmig; een wreker is de
362 Nah 2:1 | lenden, versterk de kracht zeer. ~
363 Nah 3:4 | grote hoererijen wil der zeer bevallige hoer, der meesteres
364 Zep 1:14 | nabij; hij is nabij, en zeer haastende; de stem van den
365 Zac 1:2 | 2 De HEERE is zeer vertoornd geweest tegen
366 Zac 1:15 | 15 En Ik ben met een zeer groten toorn vertoornd tegen
367 Zac 9:2 | Tyrus en Sidon, hoewel zij zeer wijs is; ~
368 Zac 9:9 | 9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich,
369 Zac 14:4 | westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en
370 Matt 2:10| verheugden zij zich met zeer grote vreugde. ~
371 Matt 2:16| bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen afgezonden
372 Matt 2:37| Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig
373 Matt 4:8 | Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem
374 Matt 6:26| dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven? ~
375 Matt 8:28| komende uit de graven, die zeer wreed waren, alzo dat niemand
376 Matt 9:30| geworden. En Jezus heeft hun zeer gestrengelijk verboden,
377 Matt 17:6 | hun aangezicht, en werden zeer bevreesd. ~
378 Matt 17:23| opgewekt worden. En zij werden zeer bedroefd. ~
379 Matt 18:31| hetgeen geschied was, zijn zij zeer bedroefd geworden; en komende,
380 Matt 19:25| nu, dit horende, werden zeer verslagen, zeggende: Wie
381 Matt 20:24| dat hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de twee broeders. ~
382 Matt 21:15| Zone Davids! namen zij dat zeer kwalijk; ~
383 Matt 26:7 | hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf, en goot
384 Matt 26:8 | discipelen, dat ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende: Waartoe
385 Matt 26:22| 22 En zij, zeer bedroefd geworden zijnde,
386 Matt 26:37| Zebedeus, begon Hij droevig en zeer beangst te worden. ~
387 Matt 27:14| alzo dat de stadhouder zich zeer verwonderde. ~
388 Matt 27:54| die geschied waren, werden zeer bevreesd, zeggende: Waarlijk,
389 Matt 28:4 | van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden, en
390 Mark 5:10| 10 En hij bad Hem zeer, dat Hij hen buiten het
391 Mark 5:23| 23 En bad Hem zeer, zeggende: Mijn dochtertje
392 Mark 5:38| beroerte en degenen, die zeer weenden en huilden. ~
393 Mark 5:43| 43 En Hij gebood hun zeer, dat niemand datzelve zou
394 Mark 6:26| 26 En de koning, zeer bedroefd geworden zijnde,
395 Mark 6:48| En Hij zag, dat zij zich zeer pijnigden, om het schip
396 Mark 6:49| spooksel was, en schreeuwden zeer; ~
397 Mark 6:51| ontzetten zich bovenmate zeer in zichzelven, en waren
398 Mark 7:37| ontzetten zich bovenmate zeer, zeggende: Hij heeft alles
399 Mark 9:3 | klederen werden blinkende, zeer wit als sneeuw, hoedanige
400 Mark 9:6 | hij zeide; want zij waren zeer bevreesd. ~
401 Mark 9:26| En hij, roepende en hem zeer scheurende, ging uit; en
402 Mark 10:14| Jezus, dat ziende, nam het zeer kwalijk, en zeide tot hen:
403 Mark 10:41| van Jakobus en Johannes zeer kwalijk te nemen. ~
404 Mark 12:27| levenden. Gij dwaalt dan zeer. ~
405 Mark 14:4 | waren sommigen, die dat zeer kwalijk namen bij zichzelven,
406 Mark 14:33| Johannes, en begon verbaasd en zeer beangst te worden; ~
407 Mark 16:2 | 2 En zeer vroeg op den eersten dag
408 Mark 16:4 | afgewenteld was) want hij was zeer groot. ~
409 Luk 1:29 | als zij hem zag, werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord,
410 Luk 7:2 | hoofdman over honderd, die hem zeer waard was, krank zijnde,
411 Luk 8:28 | En hij, Jezus ziende, en zeer roepende, viel voor Hem
412 Luk 9:29 | en Zijn kleding wit en zeer blinkende. ~
413 Luk 10:40 | 40 Doch Martha was zeer bezig met veel dienens,
414 Luk 16:19 | was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen
415 Luk 18:23 | geheel droevig; want hij was zeer rijk. ~
416 Luk 22:31 | de satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften als
417 Luk 23:8 | Herodes Jezus zag, werd hij zeer verblijd; want hij was van
418 Luk 24:1 | den eersten dag der week, zeer vroeg in den morgenstond,
419 Luk 24:5 | 5 En als zij zeer bevreesd werden, en het
420 Luk 24:37 | 37 En zij verschrikt en zeer bevreesd geworden zijnde,
421 Joha 11:33| kwamen, ook wenen, werd zeer bewogen in den geest, en
422 Joha 11:38| dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot
423 Joha 12:3 | pond zalf van onvervalsten, zeer kostelijken nardus, heeft
424 Hand 4:2 | 2 Zeer ontevreden zijnde, omdat
425 Hand 5:4 | ogen op hem houdende, en zeer bevreesd geworden zijnde,
426 Hand 7:7 | geroepen hebbende, zocht zeer het Woord Gods te horen. ~
427 Hand 10:29| sprong hij in, en werd zeer bevende, en viel voor Paulus
428 Hand 11:16| ziende, dat de stad zo zeer afgodisch was. ~
429 Hand 14:38| 38 Zeer bedroefd zijnde, allermeest
430 Hand 16:9 | wel het licht, en werden zeer bevreesd; maar de stem Desgenen,
431 Hand 18:25| toekomende oordeel, Felix, zeer bevreesd geworden zijnde,
432 Hand 19:10| onrecht gedaan; gelijk gij ook zeer wel weet. ~
433 Rom 15:20 | 20 En alzo zeer begerig geweest ben om het
434 1Kor 16:12| den broeder, ik heb hem zeer gebeden, dat hij met de
435 1Kor 16:19| Gemeenten van Azie. U groeten zeer in den Heere Aquila en Priscilla,
436 2Kor 1:8 | overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven
437 2Kor 1:8 | onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van
438 2Kor 4:17| lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt
439 2Kor 4:17| gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht
440 2Kor 5:9 | 9 Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende,
441 2Kor 7:4 | met vertroosting; ik ben zeer overvloedig van blijdschap
442 2Kor 8:2 | hunner blijdschap, en hun zeer diepe armoede overvloedig
443 2Kor 8:17| vermaning heeft aangenomen, en zeer naarstig zijnde, gewillig
444 2Kor 12:15| 15 En ik zal zeer gaarne de kosten doen, en
445 Gal 1:13 | Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente Gods vervolgde,
446 Fili 1:23| Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste. ~
447 Fili 2:26| 26 Dewijl hij zeer begerig was naar u allen,
448 Fili 2:26| begerig was naar u allen, en zeer beangst was, omdat gij gehoord
449 Fili 4:1 | Zo dan, mijn geliefde en zeer gewenste broeders, mijn
450 1The 2:8 | 8 Alzo wij, tot u zeer genegen zijnde, hebben u
451 1The 3:6 | gedachtenis van ons hebt, zeer begerig zijnde om ons te
452 1The 3:10| 10 Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende,
453 1The 5:2 | 2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren
454 1The 5:13| 13 En acht hen zeer veel in liefde, om huns
455 2The 1:3 | billijk is, omdat uw geloof zeer wast, en dat de liefde eens
456 1Tim 1:14| de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met
457 1Tim 3:14| dingen schrijf ik u, hopende zeer haast tot u te komen; ~
458 2Tim 1:4 | 4 Zeer begerig zijnde om u te zien,
459 2Tim 1:17| gekomen was, heeft hij mij zeer naarstiglijk gezocht, en
460 2Tim 1:18| gediend heeft, weet gij zeer wel. ~ ~
461 2Tim 4:11| hem met u; want hij is mij zeer nut tot den dienst. ~
462 2Tim 4:15| want hij heeft onze woorden zeer tegengestaan. ~
463 File 1:11| onnut was, maar nu u en mij zeer nuttig; denwelken ik wedergezonden
464 Heb 10:37 | 37 Want: Nog een zeer weinig tijds en Hij, Die
465 Jako 3:4 | worden omgewend van een zeer klein roer, waarhenen ook
466 Jako 5:11| Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer. ~
467 1Pet 2:2 | nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke
468 2Pet 1:19| het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wel,
469 2Pet 2:18| 18 Want zij, zeer opgeblazene ijdelheid sprekende,
470 2Joh 1:4 | 4 Ik ben zeer verblijd geweest, dat ik
471 3Joh 1:3 | 3 Want ik ben zeer verblijd geweest, als de
472 Jud 1:16 | begeerlijkheden; en hun mond spreekt zeer opgeblazen dingen, verwonderende
473 Open 5:4 | 4 En ik weende zeer, dat niemand waardig gevonden
474 Open 11:13| mensen, en de overigen zijn zeer bevreesd geworden, en hebben
475 Open 16:21| want deszelfs plage was zeer groot. ~ ~
|