Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zeel 2
zeelieden 4
zeep 3
zeer 475
zeewaarts 1
zefanja 10
zefat 1
Frequency    [«  »]
482 gesproken
480 zijnde
478 28
475 zeer
472 gaan
472 nog
465 zouden

Bijbel

IntraText - Concordances

zeer

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:31 | gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond 2 Gen 3:16 | vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, 3 Gen 4:5 | niet aan. Toen ontstak Kain zeer, en zijn aangezicht verviel. ~ 4 Gen 7:18 | overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging 5 Gen 7:19 | En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde, 6 Gen 12:14 | deze vrouw zagen, dat zij zeer schoon was. ~ 7 Gen 13:2 | 2 En Abram was zeer rijk, in vee, in zilver, 8 Gen 14:25 | ben u een Schild, uw Loon zeer groot. ~ 9 Gen 16:2 | tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. ~ 10 Gen 16:6 | 6 En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik 11 Gen 16:20 | vruchtbaar maken, en hem gans zeer vermenigvuldigen; twaalf 12 Gen 17:20 | is, en dewijl haar zonde zeer zwaar is, ~ 13 Gen 18:3 | 3 En hij hield bij hen zeer aan, zodat zij tot hem inkeerden, 14 Gen 18:9 | dan hun. En zij drongen zeer op den man, op Lot, en zij 15 Gen 19:8 | En die mannen vreesden zeer. ~ 16 Gen 20:11 | 11 En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, 17 Gen 21:17 | grotelijks zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de 18 Gen 23:16 | En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een 19 Gen 23:35 | de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot 20 Gen 23:88 | 21 En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van 21 Gen 24:13 | doorgaans groter, totdat hij zeer groot geworden was. ~ 22 Gen 25:33 | Toen verschrikte Izak met zeer grote verschrikking, gans 23 Gen 25:33 | grote verschrikking, gans zeer, en zeide: Wie is hij dan, 24 Gen 25:34 | bitteren schreeuw, gans zeer; en hij zeide tot zijn vader: 25 Gen 27:78 | 43 En die man brak gans zeer uit in menigte, en hij had 26 Gen 28:30 | vertrekken, omdat gij zo zeer begerig waart naar uws vaders 27 Gen 29:7 | 7 Toen vreesde Jakob zeer, en hem was bange; en hij 28 Gen 31:7 | mannen, en zij ontstaken zeer, omdat hij dwaasheid in 29 Gen 31:12 | 12 Vergroot zeer over mij den bruidschat 30 Gen 36:25 | 2 Zodat Farao zeer toornig werd op zijn twee 31 Gen 37:10 | 10 Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars, 32 Gen 37:19 | kwamen op na deze, mager en zeer lelijk van gedaante, rank 33 Gen 37:31 | wezen zal; want hij zal zeer zwaar zijn. ~ 34 Gen 37:49 | 49 Alzo bracht Jozef zeer veel koren bijeen, als het 35 Gen 39:7 | zeiden: Die man vraagde zeer nauw naar ons, en naar onze 36 Gen 43:13 | land; want de honger was zeer zwaar: zodat het land van 37 Gen 43:27 | vruchtbaar en vermeerderden zeer. ~ 38 Gen 46:9 | ruiteren; en het was een zeer zwaar heir. ~ 39 Gen 46:10 | hielden zij daar een grote en zeer zware rouwklage; en hij 40 Exo 1:7 | vermeerderden, en werden gans zeer machtig, zodat het land 41 Exo 1:20 | vermeerderde, en het werd zeer machtig. ~ 42 Exo 3:7 | En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking 43 Exo 4:14 | broeder? Ik weet, dat hij zeer wel spreken zal, en ook, 44 Exo 9:3 | het klein vee, door een zeer zware pestilentie. ~ 45 Exo 9:18 | morgen omtrent dezen tijd een zeer zware hagel doen regenen, 46 Exo 9:24 | hagels vervangen; hij was zeer zwaar; desgelijks is in 47 Exo 10:14 | de palen der Egyptenaren, zeer zwaar; voor dezen zijn dergelijke 48 Exo 10:19 | Toen keerde de HEERE een zeer sterken westenwind, die 49 Exo 11:3 | Egyptenaren; ook was de man Mozes zeer groot in Egypteland voor 50 Exo 14:10 | achter hen; en zij vreesden zeer; toen riepen de kinderen 51 Exo 16:20 | stinkende; dies werd Mozes zeer toornig op hen. ~ 52 Exo 19:16 | wolk, en het geluid ener zeer sterke bazuin, zodat al 53 Exo 19:18 | en de ganse berg beefde zeer. ~ 54 Exo 19:19 | der bazuin gaande was, en zeer sterk werd, sprak Mozes; 55 Lev 10:16 | 16 En Mozes zocht zeer naarstiglijk den bok des 56 Lev 10:16 | overgebleven zonen van Aaron, zeer toornig, zeggende: ~ 57 Num 11:10 | toorn des HEEREN ontstak zeer; ook was het kwaad in de 58 Num 11:33 | HEERE sloeg het volk met een zeer grote plaag. ~ 59 Num 12:3 | 3 Doch de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle 60 Num 13:28 | de steden zijn vast, en zeer groot; en ook hebben wij 61 Num 14:39 | Israels. Toen treurde het volk zeer. ~ 62 Num 16:15 | 15 Toen ontstak Mozes zeer, en hij zeide tot den HEERE: 63 Num 21:5 | onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. ~ 64 Num 22:3 | 3 Zo vreesde Moab zeer voor het aangezicht dezes 65 Num 22:17 | 17 Want ik zal u zeer hoog vereren, en al wat 66 Deu 1:34 | woorden hoorde, zo werd Hij zeer toornig, en zwoer, zeggende: ~ 67 Deu 2:4 | vrezen; maar gij zult u zeer wachten. ~ 68 Deu 3:5 | grendelen gesterkt, behalve zeer vele onbemuurde steden. ~ 69 Deu 3:26 | de HEERE verstoorde zich zeer om uwentwille over mij, 70 Deu 6:3 | het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigdet (gelijk 71 Deu 9:7 | uw God, in de woestijn, zeer vertoornd hebt; van dien 72 Deu 9:8 | vertoorndet gij den HEERE zeer, dat Hij Zich tegen u vertoornde, 73 Deu 9:19 | grimmigheid waarmede de HEERE zeer op ulieden vertoornd was, 74 Deu 9:20 | vertoornde Zich de HEERE zeer tegen Aaron, om hem te verdelgen; 75 Deu 9:22 | vertoorndet gij den HEERE zeer te Thab-era en te Massa, 76 Deu 17:17 | zich geen zilver en goud zeer vermenigvuldigen. ~ 77 Deu 20:15 | aan alle steden doen, die zeer verre van u zijn, die niet 78 Deu 28:54 | die teder onder u, en die zeer wellustig geweest is, zijn 79 Deu 30:14 | 14 Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond, en 80 Joz 1:7 | Alleenlijk wees sterk en heb zeer goeden moed, dat gij waarneemt 81 Joz 3:16 | zij rezen op een hoop, zeer verre van de stad Adam af, 82 Joz 8:4 | achter de stad; houdt u niet zeer verre van de stad, en weest 83 Joz 9:9 | Uw knechten zijn uit een zeer ver land gekomen, om den 84 Joz 9:13 | oud geworden, vanwege deze zeer lange reis. ~ 85 Joz 9:22 | bedrogen, zeggende: Wij zijn zeer verre van ulieden gezeten, 86 Joz 9:24 | vreesden wij onzes levens zeer voor ulieder aangezichten; 87 Joz 10:2 | 2 Zo vreesden zij zeer; want Gibeon was een grote 88 Joz 10:20 | geeindigd hadden hen met een zeer groten slag te slaan, totdat 89 Joz 11:4 | zee is, in veelheid; en zeer vele paarden en wagens. ~ 90 Joz 13:1 | geworden, welbedaagd, en er is zeer veel lands overgebleven, 91 Joz 23:8 | met veel rijkdom, en met zeer veel vee, met zilver, en 92 Joz 23:8 | koper, en met ijzer, en met zeer veel klederen; deelt den 93 Joz 24:6 | 6 Zo weest zeer sterk, om te bewaren en 94 Ric 2:15 | gezworen had; en hun was zeer bang. ~ 95 Ric 3:17 | geschenk; Eglon nu was een zeer vet man. ~ 96 Ric 5:6 | 6 Alzo werd Israel zeer verarmd, vanwege de Midianieten. 97 Ric 9:9 | Efraim; zodat het Israel zeer bang werd. ~ 98 Ric 10:33 | aan Abel-Keramim, met een zeer groten slag. Alzo werden 99 Ric 11:2 | hen: Ik en mijn volk waren zeer twistig met de kinderen 100 Ric 12:6 | aangezicht van een Engel Gods, zeer vreselijk; en ik vraagde 101 Ric 14:18 | 18 Als nu hem zeer dorstte, zo riep hij tot 102 Ric 17:9 | bezien, en ziet, het is zeer goed; zoudt gij dan stil 103 Ric 18:11 | Jebus waren, zo was de dag zeer gedaald; en de jongen zeide 104 1Sa 1:10 | den HEERE, en zij weende zeer. ~ 105 1Sa 1:24 | Silo; en het jongsken was zeer jong. ~ 106 1Sa 2:17 | zonde dezer jongelingen zeer groot voor het aangezicht 107 1Sa 2:22 | 22 Doch Eli was zeer oud, en hoorde al, wat zijn 108 1Sa 4:10 | tenten; en er geschiedde een zeer grote nederlaag, zodat er 109 1Sa 5:9 | HEEREN tegen die stad met een zeer grote kwelling; want Hij 110 1Sa 5:11 | en de hand Gods was er zeer zwaar. ~ 111 1Sa 11:6 | hoorde; en zijn toorn ontstak zeer. ~ 112 1Sa 11:15 | verheugde zich aldaar gans zeer, met al de mannen van Israel. ~ 113 1Sa 12:18 | daarom vreesde al het volk zeer den HEERE en Samuel. ~ 114 1Sa 14:19 | der Filistijnen leger was, zeer toenam en vermenigvuldigde; 115 1Sa 14:20 | den anderen, er was een zeer groot gedruis. ~ 116 1Sa 14:31 | Ajalon; en het volk was zeer moede. ~ 117 1Sa 16:21 | aangezicht; en hij beminde hem zeer, en hij werd zijn wapendrager. ~ 118 1Sa 17:11 | ontzetten zij zich, en vreesden zeer. ~ 119 1Sa 17:24 | aangezicht, en zij vreesden zeer. ~ 120 1Sa 18:8 | 8 Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad 121 1Sa 18:15 | nu Saul zag, dat hij zich zeer voorzichtiglijk gedroeg, 122 1Sa 18:30 | van Saul; zodat zijn naam zeer geacht was. ~  ~  ~  123 1Sa 19:4 | omdat zijn daden voor u zeer goed zijn. ~ 124 1Sa 20:3 | en zeide: Uw vader weet zeer wel, dat ik genade in uw 125 1Sa 20:6 | zeggen: David heeft van mij zeer begeerd, dat hij tot zijn 126 1Sa 21:12 | in zijn hart; en hij was zeer bevreesd voor het aangezicht 127 1Sa 23:22 | tot mij gezegd, dat hij zeer listiglijk pleegt te handelen. ~ 128 1Sa 25:2 | te Karmel; en die man was zeer groot, en hij had drie duizend 129 1Sa 25:15 | 15 Nochtans zijn zij ons zeer goede mannen geweest; en 130 1Sa 25:36 | op denzelven, en hij was zeer dronken; daarom gaf zij 131 1Sa 26:21 | dwaselijk gedaan, en ik heb zeer grotelijks gedwaald. ~ 132 1Sa 28:5 | hij, en zijn hart beefde zeer. ~ 133 1Sa 28:15 | Toen zeide Saul: Ik ben zeer beangstigd, want de Filistijnen 134 1Sa 28:20 | hij was, en hij vreesde zeer vanwege de woorden van Samuel; 135 1Sa 28:21 | tot Saul, en zag, dat hij zeer verbaasd was; en zij zeide 136 1Sa 29:4 | oversten der Filistijnen werden zeer toornig op hem, en de oversten 137 1Sa 30:6 | 6 En David werd zeer bang, want het volk sprak 138 1Sa 31:3 | hem aan, en hij vreesde zeer voor de schutters. ~ 139 1Sa 31:4 | wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam Saul het zwaard, 140 2Sa 1:26 | Jonathan! Gij waart mij zeer liefelijk; uw liefde was 141 2Sa 2:17 | dienzelfden dag een gans zeer harde strijd. Doch Abner 142 2Sa 3:8 | 8 Toen ontstak Abner zeer over Isboseths woorden, 143 2Sa 8:8 | Daartoe nam de koning David zeer veel kopers uit Betach, 144 2Sa 10:5 | want deze mannen waren zeer beschaamd. En de koning 145 2Sa 11:2 | wassende; deze vrouw nu was zeer schoon van aanzien. ~ 146 2Sa 12:2 | 2 De rijke had zeer veel schapen en runderen. ~ 147 2Sa 12:5 | Toen ontstak Davids toorn zeer tegen dien man; en hij zeide 148 2Sa 12:15 | David gebaard had, dat het zeer krank werd. ~ 149 2Sa 12:30 | ook voerde hij uit een zeer groten roof der stad. ~ 150 2Sa 13:3 | broeder; en Jonadab was een zeer wijs man. ~ 151 2Sa 13:15 | haatte haar Amnon met een zeer groten haat; want de haat, 152 2Sa 13:21 | dingen hoorde, zo ontstak hij zeer. ~ 153 2Sa 13:36 | knechten weenden met een zeer groot geween. ~ 154 2Sa 13:39 | ziel van den koning David zeer om naar Absalom uit te trekken; 155 2Sa 14:25 | man zo schoon als Absalom, zeer te prijzen; van zijn voetzool 156 2Sa 18:17 | kuil, en stelden op hem een zeer groten steenhoop; en gans 157 2Sa 18:33 | 33 Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar 158 2Sa 19:32 | 32 Barzillai nu was zeer oud, een man van tachtig 159 2Sa 19:32 | verblijf had; want hij was een zeer groot man. ~ 160 2Sa 21:20 | krijg te Gath; en er was een zeer lang man, die zes vingeren 161 2Sa 24:10 | zeide tot den HEERE: Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik 162 2Sa 24:10 | knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan. ~ 163 2Sa 24:14 | zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat ons toch in 164 1Kon 1:6 | alzo gedaan? En ook was hij zeer schoon van gedaante, en 165 1Kon 1:15| binnenkamer; doch de koning was zeer oud, en Abisag, de Sunamietische, 166 1Kon 2:12| en zijn koninkrijk werd zeer bevestigd. ~ 167 1Kon 4:29| God gaf Salomo wijsheid en zeer veel verstand, en een wijd 168 1Kon 5:7 | gehoord had, dat hij zich zeer verblijdde, en zeide: Gezegend 169 1Kon 7:47| vaten ongewogen vanwege de zeer grote menigte; het gewicht 170 1Kon 10:2 | kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, met kemelen, 171 1Kon 10:2 | dragende specerijen, en zeer veel gouds, en kostelijk 172 1Kon 10:10| twintig talenten gouds, en zeer veel specerijen, en kostelijk 173 1Kon 10:11| voerden, brachten uit Ofir zeer veel almuggimhout en kostelijk 174 1Kon 17:17| en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen adem 175 1Kon 18:3 | en Obadja was den HEERE zeer vrezende. ~ 176 1Kon 19:10| 10 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, 177 1Kon 19:14| 14 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, 178 1Kon 21:26| 26 En hij deed zeer gruwelijk, wandelende achter 179 1Kon 22:34| uit het leger, want ik ben zeer verwond. ~ 180 2Kon 3:27| den muur. Daaruit werd een zeer grote toorn in Israel; daarom 181 2Kon 5:11| 11 Maar Naaman werd zeer toornig, en toog weg, en 182 2Kon 6:15| dienaar van den man Gods stond zeer vroeg op, en ging uit; en 183 2Kon 10:4 | 4 Doch zij vreesden gans zeer, en zeiden: Ziet, twee koningen 184 2Kon 14:19| 19 Toen werd de man Gods zeer toornig op hem, en zeide: 185 2Kon 15:26| dat de ellende van Israel zeer bitter was, en dat er geen 186 2Kon 19:18| vertoornde zich de HEERE zeer over Israel, dat Hij hen 187 2Kon 22:3 | heb. En Hizkia weende gans zeer. ~ 188 2Kon 23:6 | duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen des 189 2Kon 23:16| Daartoe vergoot Manasse ook zeer veel onschuldig bloed, totdat 190 1Kro 4:27| ganse huisgezin werd zo zeer niet vermenigvuldigd, als 191 1Kro 10:3 | hem aan; en hij vreesde zeer voor de schutters. ~ 192 1Kro 10:4 | wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam Saul het zwaard, 193 1Kro 16:25| Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen, en Hij is vreselijk 194 1Kro 18:8 | 8 Ook nam David zeer veel kopers uit Tibchath, 195 1Kro 19:8 | 8 Ook nam David zeer veel kopers uit Tibchath, 196 1Kro 20:5 | tegemoet; want die mannen waren zeer beschaamd. De koning dan 197 1Kro 21:2 | hoofdgezet, en hij voerde zeer veel roofs uit de stad. ~ 198 1Kro 21:6 | te Gath; en daar was een zeer lang man, en zijn vingeren 199 1Kro 22:8 | zeide David tot God: Ik heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak 200 1Kro 22:8 | knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gehandeld. ~ 201 1Kro 22:13| zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat mij toch in 202 1Kro 22:13| Zijn barmhartigheden zijn zeer vele, maar laat mij in de 203 1Kro 22:17| ben het, die gezondigd en zeer kwalijk gehandeld heb; maar 204 2Kro 8:8 | gans Israel met hem, een zeer grote gemeente, van den 205 2Kro 10:1 | verzoeken, te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, en kemelen, 206 2Kro 12:12| spiesen, en sterkte ze gans zeer; zo was Juda, en Benjamin 207 2Kro 15:13| Zijn leger; en zij droegen zeer veel roofs daarvan. ~ 208 2Kro 17:8 | Libiers een groot heir met zeer veel wagenen en ruiteren? 209 2Kro 25:10| daarom ontstak hun toorn zeer tegen Juda, en zij keerden 210 2Kro 28:19| afgetrokken, dat het gans zeer overtrad tegen den HEERE. ~ 211 2Kro 30:13| in de tweede maand, een zeer grote gemeente. ~ 212 2Kro 32:27| 27 Jehizkia nu had zeer veel rijkdom en eer; en 213 2Kro 32:29| menigte; want God gaf hem zeer grote have. ~ 214 2Kro 33:6 | duivelskunstenaren; en hij deed zeer veel kwaads in de ogen des 215 2Kro 33:12| aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht van 216 2Kro 33:14| omsingelde Ofel, en verhief dien zeer; hij legde ook krijgsoversten 217 2Kro 35:23| Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~ 218 2Kro 36:23| Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~ 219 2Kro 37:14| volk, der overtredingen zeer veel, naar alle gruwelen 220 Ezra 10:1 | zich tot hem uit Israel een zeer grote gemeente van mannen, 221 Neh 2:2 | harten. Toen vreesde ik gans zeer. ~ 222 Neh 3:20 | 20 Na hem verbeterde zeer vuriglijk Baruch, de zoon 223 Neh 4:1 | zo ontstak hij, en werd zeer toornig; en hij bespotte 224 Neh 4:4 | Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht zijn, en keer hun 225 Neh 4:7 | worden, zo ontstaken zij zeer; ~ 226 Neh 5:6 | woorden hoorde, ontstak ik zeer. ~ 227 Neh 5:18 | tien dagen van allen wijn zeer veel; nog heb ik bij dezen 228 Neh 6:16 | waren, en zij vervielen zeer in hun ogen; want zij merkten, 229 Neh 8:18 | dezen dag toe; en er was zeer grote blijdschap. ~ 230 Neh 13:8 | 8 En het mishaagde mij zeer; zo wierp ik al het huisraad 231 Est 1:12 | was. Toen werd de koning zeer verbolgen, en zijn grimmigheid 232 Est 13:1 | konings van de dorpelwachters, zeer toornig, en zij zochten 233 Job 1:3 | ook was zijn dienstvolk zeer veel; zodat deze man groter 234 Job 2:13 | zij zagen, dat de smart zeer groot was. ~  ~ 235 Job 8:7 | zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. ~ 236 Job 19:27 | vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot. ~ 237 Job 34:17 | verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen? ~ 238 Job 35:15 | bezocht heeft, en Hij hem niet zeer in overvloed doorkend heeft; ~ 239 Job 36:38 | God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote 240 Job 40:6 | 6 Zeer uitnemend zijn zijn sterke 241 Psa 6:4 | 4 Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, HEERE, 242 Psa 6:11 | Al mijn vijanden zullen zeer beschaamd en verbaasd worden; 243 Psa 23:2 | Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren. ~ 244 Psa 31:3 | sterke Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden. ~ 245 Psa 39:7 | geworden, ik ben uitermate zeer nedergebogen; ik ga den 246 Psa 39:9 | ben verzwakt, en uitermate zeer verbrijzeld; ik brul van 247 Psa 47:10 | aarde zijn Godes. Hij is zeer verheven! ~  ~ 248 Psa 48:2 | 2 De HEERE is groot en zeer te prijzen, in de stad onzes 249 Psa 50:3 | verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. ~ 250 Psa 68:10 | 10 Gij hebt zeer milden regen doen druipen, 251 Psa 69:21 | hart gebroken, en ik ben zeer zwak; en ik heb gewacht 252 Psa 78:29 | Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust 253 Psa 78:59 | verbolgen, en versmaadde Israel zeer. ~ 254 Psa 78:72 | heeft hen geleid met een zeer verstandig beleid zijner 255 Psa 79:8 | voorkomen; want wij zijn zeer dun geworden. ~ 256 Psa 90:10 | zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; 257 Psa 91:3 | des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie. ~ 258 Psa 91:14 | 14 Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo 259 Psa 92:6 | hoe groot zijn Uw werken! zeer diep zijn Uw gedachten. ~ 260 Psa 93:5 | 5Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is 261 Psa 96:4 | Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen; Hij is vreselijk 262 Psa 97:9 | de gehele aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle 263 Psa 104:1 | HEERE, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed 264 Psa 105:24 | 24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger 265 Psa 106:32 | 32 Zij maakten Hem ook zeer toornig aan het twistwater, 266 Psa 107:38 | Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun 267 Psa 109:30 | den HEERE met mijn mond zeer loven, en in het midden 268 Psa 110:3 | 3Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag 269 Psa 113:5 | de HEERE, onze God? Die zeer hoog woont. ~ 270 Psa 113:6 | 6Die zeer laag ziet, in den hemel 271 Psa 116:10 | daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest. ~ 272 Psa 118:13 | 13 Gij hadt mij zeer hard gestoten, tot vallens 273 Psa 119:4 | geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal. ~ 274 Psa 119:8 | verlaat mij niet al te zeer. ~ 275 Psa 119:43 | van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten. ~ 276 Psa 119:51 | hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik 277 Psa 119:96 | gezien; maar Uw gebod is zeer wijd. ~ 278 Psa 119:107| 107  Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij 279 Psa 119:140| 140  Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht 280 Psa 119:167| getuigenissen, en ik heb ze zeer lief. ~ 281 Psa 132:16 | haar gunstgenoten zullen zeer juichen. ~ 282 Psa 139:14 | ook weet het mijn ziel zeer wel. ~ 283 Psa 142:7 | mijn geschrei, want ik ben zeer uitgeteerd; red mij van 284 Psa 145:3 | Gimel. De HEERE is groot en zeer te prijzen, en Zijn grootheid 285 Psa 147:15 | aarde; Zijn woord loopt zeer snel. ~ 286 Spre 5:19| 19      Een zeer liefelijke hinde, en een 287 Spre 14:1 | bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af 288 Spre 21:19| woest land, dan bij een zeer kijfachtige en toornige 289 Spre 22:24| grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man; ~ 290 Spre 23:24| rechtvaardigen zal zich zeer verheugen; en die een wijzen 291 Pred 7:24| Hetgeen verre af is, en zeer diep, wie zal dat vinden? ~ 292 Jes 8:21 | wanneer hem hongert, en hij zeer toornig zal zijn, dan zal 293 Jes 16:6 | hovaardij van Moab, hij is zeer hovaardig; zijn hoogmoed, 294 Jes 19:14 | De HEERE heeft een zeer verkeerden geest ingeschonken 295 Jes 21:7 | met kemels; en hij merkte zeer nauw op, met grote opmerking. ~ 296 Jes 28:1 | daar is op het hoofd der zeer vette vallei, der geslagenen 297 Jes 28:4 | sieraads, die op het hoofd der zeer vette vallei is, zal zijn 298 Jes 31:1 | en op ruiters, omdat die zeer machtig zijn; en zien niet 299 Jes 38:3 | Hizkia weende      gans zeer. ~ 300 Jes 47:6 | Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde 301 Jes 47:6 | maaktet gij uw juk      zeer zwaar. ~ 302 Jes 52:13 | verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden. ~ 303 Jes 62:10 | 10      Ik ben zeer vrolijk in den HEERE, mijn 304 Jes 65:9 | HEERE! wees niet zo zeer verbolgen, en gedenk niet 305 Jes 67:12 | worden, en op de knieen zeer vriendelijk getroeteld worden. ~ 306 Jer 2:12 | en zijt verschrikt, wordt zeer woest, spreekt de HEERE. ~ 307 Jer 5:15 | een sterk volk, het is een zeer oud volk, een volk, welks 308 Jer 6:26 | rouw eens enigen zoons, een zeer bitter misbaar; want de 309 Jer 8:19 | dochteren mijns volks is uit zeer verren lande: Is dan de 310 Jer 9:19 | wij verstoord! wij zijn zeer beschaamd, omdat wij het 311 Jer 13:12 | u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen      312 Jer 14:17 | grote breuk, een plage, die zeer smartelijk is. ~ 313 Jer 18:13 | jonkvrouw Israels doet een zeer afschuwelijke zaak. ~ 314 Jer 20:11 | niets vermogen; zij zijn zeer beschaamd geworden, omdat 315 Jer 22:14 | daar zegt: Ik zal mij een zeer hoog huis bouwen, en doorluchtige 316 Jer 23:12 | zal hun weg hun zijn als zeer gladde plaatsen in de donkerheid; 317 Jer 24:2 | In den enen korf waren zeer goede vijgen, als de eerste 318 Jer 24:2 | in den anderen korf waren zeer boze vijgen, die vanwege 319 Jer 24:3 | Vijgen; de goede vijgen zijn zeer goed, en de boze zeer boos, 320 Jer 24:3 | zijn zeer goed, en de boze zeer boos, die vanwege de boosheid 321 Jer 31:15 | in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent 322 Jer 37:15 | En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia en sloegen 323 Jer 40:12 | Mizpa; en zij verzamelden zeer veel wijns en      zomervruchten. ~ 324 Jer 46:20 | 20      Egypte is een zeer schone vaarze; de slachter 325 Jer 48:16 | komen, en zijn kwaad haast zeer. ~ 326 Jer 48:29 | hovaardij gehoord (hij is zeer hovaardig), zijn trotsheid, 327 Jer 50:12 | 12      Zo is uw moeder zeer beschaamd; die u gebaard 328 Klaa 1:20| binnenste van mij, want ik ben zeer wederspannig geweest; van      329 Eze 9:9 | Israel en van Juda is gans zeer groot, en het land is met 330 Eze 16:13 | olie, en gij waart gans zeer schoon, en waart      voorspoedig, 331 Eze 20:13 | ontheiligden Mijn sabbatten zeer, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid 332 Eze 25:12 | huis van Juda; en zij zich zeer schuldig gemaakt hebben, 333 Eze 27:25 | en gij waart vervuld, en zeer verheerlijkt in het hart 334 Eze 30:16 | in Egypte leggen; Sin zal zeer grote pijn hebben, en No 335 Eze 30:16 | worden, en Nof zal dagelijks zeer bang zijn. ~ 336 Eze 37:2 | rondom; en ziet, er waren zeer vele op den grond der vallei; 337 Eze 37:2 | vallei; en ziet, zij waren zeer dor. ~ 338 Eze 37:10 | op hun voeten, een gans zeer groot heir. ~ 339 Eze 40:2 | en Hij zette mij op een zeer hogen berg; en aan denzelven 340 Eze 47:7 | er aan den oever der beek zeer veel geboomte, van deze 341 Eze 47:9 | leven zal, en daar zal zeer veel vis zijn, omdat deze 342 Eze 47:10 | de vis van de grote zee, zeer menigvuldig. ~ 343 Dan 2:12 | werd de koning toornig en zeer verbolgen, en zeide, dat 344 Dan 3:22 | konings aandreef, en de oven zeer heet was, zo hebben de vonken 345 Dan 5:9 | verschrikte de koning Belsazar zeer, en zijn glans werd aan 346 Dan 6:15 | deze rede hoorde, was hij zeer bedroefd bij zichzelven, 347 Dan 6:24 | de koning bij zichzelven zeer vrolijk, en zeide, dat men 348 Dan 7:7 | schrikkelijk en gruwelijk, en zeer sterk; en het had grote 349 Dan 7:19 | verscheiden was van al de andere, zeer gruwelijk, welks tanden 350 Dan 7:28 | gedachten verschrikken mij zeer, en mijn glans veranderde 351 Dan 9:23 | geven; want gij zijt een zeer gewenst man; versta dan 352 Dan 10:11 | zeide tot mij: Daniel, gij zeer gewenste man! merk op de 353 Dan 10:19 | Hij zeide: Vrees niet, gij zeer gewenste man! vrede zij 354 Dan 11:25 | mengen met een grote      en zeer machtige heirkracht; doch 355 Hos 9:9 | 9      Zij hebben zich zeer diep verdorven, als in de 356 Hos 12:15 | Efraim daarentegen heeft Hen zeer bitterlijk vertoornd; daarom 357 Hos 13:5 | gekend in de woestijn, in een zeer heet land. ~ 358 Joe 2:11 | henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, 359 Joe 2:11 | dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en      wie zal 360 Oba 1:2 | onder de heidenen, gij zijt zeer veracht. ~ 361 Nah 1:2 | een wreker is de HEERE, en zeer grimmig; een wreker is de 362 Nah 2:1 | lenden, versterk de kracht zeer. ~ 363 Nah 3:4 | grote hoererijen wil der zeer bevallige hoer, der meesteres 364 Zep 1:14 | nabij; hij is nabij, en zeer haastende; de stem van den 365 Zac 1:2 | 2      De HEERE is zeer vertoornd geweest tegen 366 Zac 1:15 | 15      En Ik ben met een zeer groten toorn vertoornd tegen 367 Zac 9:2 | Tyrus en Sidon, hoewel zij zeer wijs is; ~ 368 Zac 9:9 | 9      Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, 369 Zac 14:4 | westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en 370 Matt 2:10| verheugden zij zich met zeer grote vreugde. ~ 371 Matt 2:16| bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen afgezonden 372 Matt 2:37| Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig 373 Matt 4:8 | Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem 374 Matt 6:26| dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven? ~ 375 Matt 8:28| komende uit de graven, die zeer wreed waren, alzo dat niemand 376 Matt 9:30| geworden. En Jezus heeft hun zeer gestrengelijk verboden, 377 Matt 17:6 | hun aangezicht, en werden zeer bevreesd. ~ 378 Matt 17:23| opgewekt worden. En zij werden zeer bedroefd. ~ 379 Matt 18:31| hetgeen geschied was, zijn zij zeer bedroefd geworden; en komende, 380 Matt 19:25| nu, dit horende, werden zeer verslagen, zeggende: Wie 381 Matt 20:24| dat hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de twee broeders. ~ 382 Matt 21:15| Zone Davids! namen zij dat zeer kwalijk; ~ 383 Matt 26:7 | hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf, en goot 384 Matt 26:8 | discipelen, dat ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende: Waartoe 385 Matt 26:22| 22 En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, 386 Matt 26:37| Zebedeus, begon Hij droevig en zeer beangst te worden. ~ 387 Matt 27:14| alzo dat de stadhouder zich zeer verwonderde. ~ 388 Matt 27:54| die geschied waren, werden zeer bevreesd, zeggende: Waarlijk, 389 Matt 28:4 | van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden, en 390 Mark 5:10| 10 En hij bad Hem zeer, dat Hij hen buiten het 391 Mark 5:23| 23 En bad Hem zeer, zeggende: Mijn dochtertje 392 Mark 5:38| beroerte en degenen, die zeer weenden en huilden. ~ 393 Mark 5:43| 43 En Hij gebood hun zeer, dat niemand datzelve zou 394 Mark 6:26| 26 En de koning, zeer bedroefd geworden zijnde, 395 Mark 6:48| En Hij zag, dat zij zich zeer pijnigden, om het schip 396 Mark 6:49| spooksel was, en schreeuwden zeer; ~ 397 Mark 6:51| ontzetten zich bovenmate zeer in zichzelven, en waren 398 Mark 7:37| ontzetten zich bovenmate zeer, zeggende: Hij heeft alles 399 Mark 9:3 | klederen werden blinkende, zeer wit als sneeuw, hoedanige 400 Mark 9:6 | hij zeide; want zij waren zeer bevreesd. ~ 401 Mark 9:26| En hij, roepende en hem zeer scheurende, ging uit; en 402 Mark 10:14| Jezus, dat ziende, nam het zeer kwalijk, en zeide tot hen: 403 Mark 10:41| van Jakobus en Johannes zeer kwalijk te nemen. ~ 404 Mark 12:27| levenden. Gij dwaalt dan zeer. ~ 405 Mark 14:4 | waren sommigen, die dat zeer kwalijk namen bij zichzelven, 406 Mark 14:33| Johannes, en begon verbaasd en zeer beangst te worden; ~ 407 Mark 16:2 | 2 En zeer vroeg op den eersten dag 408 Mark 16:4 | afgewenteld was) want hij was zeer groot. ~ 409 Luk 1:29 | als zij hem zag, werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord, 410 Luk 7:2 | hoofdman over honderd, die hem zeer waard was, krank zijnde, 411 Luk 8:28 | En hij, Jezus ziende, en zeer roepende, viel voor Hem 412 Luk 9:29 | en Zijn kleding wit en zeer blinkende. ~ 413 Luk 10:40 | 40 Doch Martha was zeer bezig met veel dienens, 414 Luk 16:19 | was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen 415 Luk 18:23 | geheel droevig; want hij was zeer rijk. ~ 416 Luk 22:31 | de satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften als 417 Luk 23:8 | Herodes Jezus zag, werd hij zeer verblijd; want hij was van 418 Luk 24:1 | den eersten dag der week, zeer vroeg in den morgenstond, 419 Luk 24:5 | 5 En als zij zeer bevreesd werden, en het 420 Luk 24:37 | 37 En zij verschrikt en zeer bevreesd geworden zijnde, 421 Joha 11:33| kwamen, ook wenen, werd zeer bewogen in den geest, en 422 Joha 11:38| dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot 423 Joha 12:3 | pond zalf van onvervalsten, zeer kostelijken nardus, heeft 424 Hand 4:2 | 2 Zeer ontevreden zijnde, omdat 425 Hand 5:4 | ogen op hem houdende, en zeer bevreesd geworden zijnde, 426 Hand 7:7 | geroepen hebbende, zocht zeer het Woord Gods te horen. ~ 427 Hand 10:29| sprong hij in, en werd zeer bevende, en viel voor Paulus 428 Hand 11:16| ziende, dat de stad zo zeer afgodisch was. ~ 429 Hand 14:38| 38 Zeer bedroefd zijnde, allermeest 430 Hand 16:9 | wel het licht, en werden zeer bevreesd; maar de stem Desgenen, 431 Hand 18:25| toekomende oordeel, Felix, zeer bevreesd geworden zijnde, 432 Hand 19:10| onrecht gedaan; gelijk gij ook zeer wel weet. ~ 433 Rom 15:20 | 20 En alzo zeer begerig geweest ben om het 434 1Kor 16:12| den broeder, ik heb hem zeer gebeden, dat hij met de 435 1Kor 16:19| Gemeenten van Azie. U groeten zeer in den Heere Aquila en Priscilla, 436 2Kor 1:8 | overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven 437 2Kor 1:8 | onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van 438 2Kor 4:17| lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt 439 2Kor 4:17| gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht 440 2Kor 5:9 | 9 Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, 441 2Kor 7:4 | met vertroosting; ik ben zeer overvloedig van blijdschap 442 2Kor 8:2 | hunner blijdschap, en hun zeer diepe armoede overvloedig 443 2Kor 8:17| vermaning heeft aangenomen, en zeer naarstig zijnde, gewillig 444 2Kor 12:15| 15 En ik zal zeer gaarne de kosten doen, en 445 Gal 1:13 | Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente Gods vervolgde, 446 Fili 1:23| Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste. ~ 447 Fili 2:26| 26 Dewijl hij zeer begerig was naar u allen, 448 Fili 2:26| begerig was naar u allen, en zeer beangst was, omdat gij gehoord 449 Fili 4:1 | Zo dan, mijn geliefde en zeer gewenste broeders, mijn 450 1The 2:8 | 8 Alzo wij, tot u zeer genegen zijnde, hebben u 451 1The 3:6 | gedachtenis van ons hebt, zeer begerig zijnde om ons te 452 1The 3:10| 10 Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende, 453 1The 5:2 | 2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren 454 1The 5:13| 13 En acht hen zeer veel in liefde, om huns 455 2The 1:3 | billijk is, omdat uw geloof zeer wast, en dat de liefde eens 456 1Tim 1:14| de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met 457 1Tim 3:14| dingen schrijf ik u, hopende zeer haast tot u te komen; ~ 458 2Tim 1:4 | 4 Zeer begerig zijnde om u te zien, 459 2Tim 1:17| gekomen was, heeft hij mij zeer naarstiglijk gezocht, en 460 2Tim 1:18| gediend heeft, weet gij zeer wel. ~  ~ 461 2Tim 4:11| hem met u; want hij is mij zeer nut tot den dienst. ~ 462 2Tim 4:15| want hij heeft onze woorden zeer tegengestaan. ~ 463 File 1:11| onnut was, maar nu u en mij zeer nuttig; denwelken ik wedergezonden 464 Heb 10:37 | 37 Want: Nog een zeer weinig tijds en Hij, Die 465 Jako 3:4 | worden omgewend van een zeer klein roer, waarhenen ook 466 Jako 5:11| Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer. ~ 467 1Pet 2:2 | nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke 468 2Pet 1:19| het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, 469 2Pet 2:18| 18 Want zij, zeer opgeblazene ijdelheid sprekende, 470 2Joh 1:4 | 4 Ik ben zeer verblijd geweest, dat ik 471 3Joh 1:3 | 3 Want ik ben zeer verblijd geweest, als de 472 Jud 1:16 | begeerlijkheden; en hun mond spreekt zeer opgeblazen dingen, verwonderende 473 Open 5:4 | 4 En ik weende zeer, dat niemand waardig gevonden 474 Open 11:13| mensen, en de overigen zijn zeer bevreesd geworden, en hebben 475 Open 16:21| want deszelfs plage was zeer groot. ~  ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License