Book Chapter: Verse
1 Gen 12:6 | Kanaanieten waren toen ter tijd in dat land. ~
2 Gen 16:21 | u Sara op dezen gezetten tijd in het andere jaar baren
3 Gen 17:10 | tot u komen, omtrent dezen tijd des levens; en zie, Sara,
4 Gen 17:14 | wonderlijk zijn? Ter gezetter tijd zal Ik tot u wederkomen,
5 Gen 17:14 | wederkomen, omtrent dezen tijd des levens, en Sara zal
6 Gen 20:2 | zijn ouderdom, ter gezetter tijd, dien hem God gezegd had. ~
7 Gen 20:22 | geschiedde het ter zelfder tijd, dat Abimelech, mitsgaders
8 Gen 24:8 | geschiedde, als hij een langen tijd daar geweest was, dat Abimelech,
9 Gen 27:7 | nog hoog dag, het is geen tijd, dat het vee verzameld worde;
10 Exo 9:5 | HEERE bestemde een zekeren tijd, zeggende: Morgen zal de
11 Exo 9:18 | zal morgen omtrent dezen tijd een zeer zware hagel doen
12 Exo 12:40 | 40 De tijd nu der woning, die de kinderen
13 Exo 13:10 | inzetting ter bestemder tijd, van jaar tot jaar. ~
14 Exo 23:15 | geboden heb), ter bestemder tijd in de maand Abib, want in
15 Exo 34:41 | geboden heb, ter gezetter tijd der maand Abib; want in
16 Lev 15:25 | vrouw, vele dagen buiten den tijd harer afzondering, van den
17 Lev 22:35 | uitroepen zult op hun gezetten tijd. ~
18 Lev 25:4 | Ik uw regens geven op hun tijd; en het land zal zijn inkomst
19 Num 9:2 | zouden, op zijn gezetten tijd. ~
20 Num 9:3 | houden, op zijn gezetten tijd; naar al zijn inzettingen,
21 Num 9:7 | HEEREN op zijn gezetten tijd niet zouden offeren, in
22 Num 9:13 | HEEREN op zijn gezetten tijd niet geofferd, diezelve
23 Num 22:4 | des velds oplikt. Te dier tijd nu was Balak, de zoon van
24 Num 23:23 | waarzeggerij tegen Israel. Te dezer tijd zal van Jakob gezegd worden,
25 Num 28:2 | offeren op zijn gezetten tijd. ~
26 Deu 1:9 | En ik sprak ter zelfder tijd tot u, zeggende: Ik alleen
27 Deu 1:16 | uw rechters ter zelfder tijd, zeggende: Hoort de verschillen
28 Deu 1:18 | Alzo gebood ik u te dier tijd alle zaken, die gij zoudt
29 Deu 2:34 | 34 En wij namen te dier tijd al zijn steden in, en wij
30 Deu 3:4 | 4 En wij namen te dier tijd al zijn steden; er was geen
31 Deu 3:8 | 8 Zo namen wij te dier tijd het land uit de hand van
32 Deu 3:12 | land nu namen wij te dier tijd in bezit; van Aroer af,
33 Deu 3:18 | gebood ik ulieden ter zelfder tijd, zeggende: De HEERE, uw
34 Deu 3:21 | gebood ik Jozua ter zelfder tijd, zeggende: Uw ogen zien
35 Deu 3:23 | genade, zeggende ter zelfder tijd: ~
36 Deu 4:14 | mij de HEERE ter zelver tijd, dat ik u inzettingen en
37 Deu 5:5 | 5 (Ik stond te dier tijd tussen den HEERE en tussen
38 Deu 9:20 | doch ik bad ook ter zelver tijd voor Aaron. ~
39 Deu 10:1 | 1 Ter zelver tijd zeide de HEERE tot mij:
40 Deu 10:8 | 8 Ter zelver tijd scheidde de HEERE den stam
41 Deu 11:14 | uws lands geven te Zijner tijd, vroegen regen en spaden
42 Deu 16:6 | ondergaat, ter bestemder tijd van uw uittrekken uit Egypte. ~
43 Deu 28:12 | regen te geven te zijner tijd, en om te zegenen al het
44 Deu 31:10 | zeven jaren, op den gezetten tijd van het jaar der vrijlating,
45 Joz 5:2 | 2 Te dier tijd sprak de HEERE tot Jozua:
46 Joz 6:26 | 26 En ter zelver tijd bezwoer hen Jozua, zeggende:
47 Joz 8:14 | zijn volk, ter bestemder tijd, voor het vlakke veld; want
48 Joz 11:6 | want morgen omtrent dezen tijd zal Ik hen altegader verslagen
49 Joz 11:10 | keerde weder ter zelver tijd, en hij nam Hazor in, en
50 Joz 23:3 | niet verlaten nu langen tijd, tot op dezen dag toe; maar
51 Ric 3:29 | sloegen de Moabieten te dier tijd, omtrent tien duizend man,
52 Ric 4:4 | Lappidoth, deze richtte te dier tijd Israel. ~
53 Ric 9:14 | laten die u verlossen, ter tijd uwer benauwdheid. ~
54 Ric 10:26 | hebt gij het dan in die tijd niet gered?
55 Ric 11:6 | de Jordaan, dat te dier tijd van Efraim vielen twee en
56 Ric 12:23 | getoond, noch ons om dezen tijd laten horen, zulks als dit
57 Ric 13:4 | Filistijnen heersten te dier tijd over Israel. ~
58 Ric 19:38 | Israel hadden een bestemde tijd met de achterlage, wanneer
59 Ric 20:14 | Benjaminieten ter zelfder tijd weder; en zij gaven hun
60 Ric 20:22 | gegeven, dat gij te dezer tijd schuldig zoudt zijn. ~
61 Ric 20:24 | kinderen Israels te dier tijd van daar, een iegelijk naar
62 1Sa 4:20 | 20 En omtrent den tijd van haar sterven, zo spraken
63 1Sa 9:16 | 16 Morgen omtrent dezen tijd zal Ik tot u zenden een
64 1Sa 9:24 | want het is ter bestemder tijd voor u bewaard, als ik zeide:
65 1Sa 13:8 | vertoefde zeven dagen, tot den tijd, dien Samuel bestemd had.
66 1Sa 13:11 | en gij op den bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en
67 1Sa 20:12 | zal hebben omtrent dezen tijd, morgen of overmorgen, en
68 1Sa 20:35 | in het veld ging, op den tijd, die David bestemd was;
69 2Sa 20:5 | achter, boven den gezetten tijd, dien hij hem gezet had. ~
70 2Sa 24:15 | morgen af tot den gezetten tijd toe; en er stierven van
71 1Kon 8:65| 65 Terzelfder tijd ook hield Salomo het feest,
72 1Kon 11:4 | Want het geschiedde in den tijd van Salomo's ouderdom, dat
73 1Kon 11:29| Het geschiedde nu te dier tijd, als Jerobeam uit Jeruzalem
74 1Kon 11:42| 42 De tijd nu, dien Salomo te Jeruzalem
75 1Kon 14:1 | 1 Te dierzelfder tijd was Abia, de zoon van Jerobeam,
76 1Kon 15:23| koningen van Juda? Doch in den tijd zijns ouderdoms werd hij
77 1Kon 19:2 | zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de
78 1Kon 20:6 | 6 Maar morgen om dezen tijd zal ik mijn knechten tot
79 2Kon 3:6 | koning Joram ter zelfder tijd uit Samaria, en monsterde
80 2Kon 4:16| zeide: Op dezen gezetten tijd, omtrent dezen tijd des
81 2Kon 4:16| gezetten tijd, omtrent dezen tijd des levens zult gij een
82 2Kon 4:17| een zoon op dien gezette tijd, omtrent den tijd des levens,
83 2Kon 4:17| gezette tijd, omtrent den tijd des levens, dien Elisa tot
84 2Kon 5:26| wagen u tegemoet? Was het tijd, om dat zilver te nemen,
85 2Kon 7:1 | HEERE: Morgen omtrent dezen tijd zal een maat meelbloem verkocht
86 2Kon 7:18| zeggende: Morgen omtrent dezen tijd zullen twee maten gerst
87 2Kon 8:22| viel Libna af in denzelfden tijd. ~
88 2Kon 10:6 | mij morgen omtrent dezen tijd naar Jizreel. (De zonen
89 2Kon 17:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning
90 2Kon 18:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning
91 2Kon 20:16| 16 Te dier tijd sneed Hizkia het goud af
92 2Kon 22:12| 12 Te dier tijd zond Berodach Baladan de
93 2Kon 26:10| 10 Te dier tijd togen de knechten van Nebukadnezar,
94 1Kro 9:25| inkomende ten zevenden dage van tijd tot tijd, om met hen te
95 1Kro 9:25| zevenden dage van tijd tot tijd, om met hen te dienen; ~
96 1Kro 12:22| Want er kwamen er te dier tijd dag bij dag tot David, om
97 1Kro 22:28| 28 Ter zelfder tijd, toen David zag, dat de
98 1Kro 22:29| brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te Gibeon. ~
99 2Kro 8:8 | Salomo hield ook ter zelfder tijd het feest zeven dagen, en
100 2Kro 14:18| Israels vernederd te dier tijd; maar de kinderen van Juda
101 2Kro 17:7 | 7 En in denzelfden tijd kwam de ziener Hanani tot
102 2Kro 17:10| uit het volk ter zelfder tijd. ~
103 2Kro 19:34| avond toe; en hij stierf ter tijd, als de zon onderging. ~ ~ ~
104 2Kro 21:22| 22 Ter tijd nu, als aanhieven met een
105 2Kro 22:10| dezen dag; toen ter zelfder tijd viel Libna af, van onder
106 2Kro 22:19| jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der twee jaren
107 2Kro 22:30| dezen dag; toen ter zelfder tijd viel Libna af, van onder
108 2Kro 22:39| jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der twee jaren
109 2Kro 24:11| 11 Het geschiedde nu ter tijd, als hij de kist, naar des
110 2Kro 25:27| 27 Van den tijd nu af, dat Amazia afgeweken
111 2Kro 28:16| 16 Ter zelfder tijd zond de koning Achaz tot
112 2Kro 28:22| 22 Ja, ter tijd, als men hem benauwde, zo
113 2Kro 30:3 | kunnen houden te dierzelfder tijd, omdat de priesteren zich
114 2Kro 35:17| hielden het pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde
115 2Kro 36:17| hielden het pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde
116 Ezra 4:10| der rivier, en op zulken tijd. ~
117 Ezra 4:11| der rivier, en op zulken tijd. ~
118 Ezra 4:17| aldus: Vrede, en op zulken tijd. ~
119 Ezra 5:3 | 3 Te dier tijd kwam tot hen Thathnai, de
120 Ezra 7:12| volkomen vrede en op zulken tijd. ~
121 Ezra 8:34| gewicht werd ter zelfder tijd opgeschreven. ~
122 Ezra 10:13| volks is veel, en het is een tijd van plasregen, dat men hier
123 Neh 2:6 | zond, als ik hem zekeren tijd gesteld had. ~
124 Neh 4:22 | 22 Ook zeide ik te dier tijd tot het volk: Een iegelijk
125 Neh 6:1 | overgelaten; ook had ik tot dezen tijd toe de deuren niet opgezet
126 Neh 9:27 | hebben; maar als zij in den tijd hunner benauwdheid tot U
127 Neh 13:21 | hand aan u slaan. Van dien tijd af kwamen zij niet op den
128 Est 29:1 | baat mij niet, zo langen tijd als ik den Jood Mordechai
129 Est 49:2 | schrijvers geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij
130 Est 52:14 | derzelve, en naar den bestemden tijd derzelve, in alle en ieder
131 Job 5:26 | gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. ~
132 Job 11:17 | 17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag
133 Job 22:16 | gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over
134 Job 27:10 | hij God aanroepen te aller tijd? ~
135 Job 37:23 | Dien Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot den
136 Job 37:32 | Mazzaroth voortbrengen op haar tijd, en den Wagen met zijn kinderen
137 Job 38:4 | 4 Weet gij den tijd van het baren der steengeiten?
138 Job 38:5 | vervullen, en weet gij den tijd van haar baren? ~
139 Job 38:21 | 21 Als het tijd is, verheft zij zich in
140 Psa 1:3 | zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt;
141 Psa 4:8 | hart gegeven, meer dan ter tijd, als hun koren en hun most
142 Psa 21:10 | als een vurige oven ter tijd uws toornigen aangezichts;
143 Psa 35:2 | den HEERE loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk
144 Psa 38:19 | beschaamd worden in den kwade tijd, en in de dagen des hongers
145 Psa 38:39 | den HEERE; hun Sterkte ter tijd van benauwdheid. ~
146 Psa 62:9 | Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder
147 Psa 69:14 | tot U, o HEERE; er is een tijd des welbehagens, o God!
148 Psa 71:9 | Verwerp mij niet in den tijd des ouderdoms; verlaat mij
149 Psa 76:8 | aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af? ~
150 Psa 81:4 | nieuwe maan, ter bestemder tijd, op onzen feestdag. ~
151 Psa 81:16 | onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn. ~
152 Psa 102:14 | ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn,
153 Psa 102:14 | te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. ~
154 Psa 104:27 | hun spijze geeft te zijner tijd. ~
155 Psa 105:19 | 19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam,
156 Psa 106:3 | onderhouden, die te aller tijd gerechtigheid doet. ~
157 Psa 119:20 | naar Uw oordelen te aller tijd. ~
158 Psa 119:126| 126 Het is tijd voor den HEERE, dat Hij
159 Psa 145:15 | hun hun spijs te zijner tijd. ~
160 Spre 5:19| u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds
161 Spre 6:14| verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten
162 Spre 8:30| Zijn vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende; ~
163 Spre 15:23| goed is een woord op zijn tijd! ~
164 Spre 17:17| Een vriend heeft te aller tijd lief; en een broeder wordt
165 Pred 3:1 | Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder
166 Pred 3:1 | onder den hemel heeft zijn tijd. ~
167 Pred 3:2 | 2 Er is een tijd om geboren te worden, en
168 Pred 3:2 | geboren te worden, en een tijd om te sterven; een tijd
169 Pred 3:2 | tijd om te sterven; een tijd om te planten, en een tijd
170 Pred 3:2 | tijd om te planten, en een tijd om het geplante uit te roeien; ~
171 Pred 3:3 | 3 Een tijd om om te doden, en een tijd
172 Pred 3:3 | tijd om om te doden, en een tijd om te genezen; een tijd
173 Pred 3:3 | tijd om te genezen; een tijd om af te breken, en een
174 Pred 3:3 | om af te breken, en een tijd om te bouwen; ~
175 Pred 3:4 | 4 Een tijd om te wenen, en een tijd
176 Pred 3:4 | tijd om te wenen, en een tijd om te lachen; een tijd om
177 Pred 3:4 | een tijd om te lachen; een tijd om te kermen, en een tijd
178 Pred 3:4 | tijd om te kermen, en een tijd om op te springen; ~
179 Pred 3:5 | 5 Een tijd om stenen weg te werpen,
180 Pred 3:5 | stenen weg te werpen, en een tijd om stenen te vergaderen;
181 Pred 3:5 | stenen te vergaderen; een tijd om te omhelzen, en een tijd
182 Pred 3:5 | tijd om te omhelzen, en een tijd om verre te zijn van omhelzen; ~
183 Pred 3:6 | 6 Een tijd om te zoeken, en een tijd
184 Pred 3:6 | tijd om te zoeken, en een tijd om verloren te laten gaan;
185 Pred 3:6 | verloren te laten gaan; een tijd om te bewaren, en een tijd
186 Pred 3:6 | tijd om te bewaren, en een tijd om weg te werpen; ~
187 Pred 3:7 | 7 Een tijd om te scheuren, en een tijd
188 Pred 3:7 | tijd om te scheuren, en een tijd om toe te naaien; een tijd
189 Pred 3:7 | tijd om toe te naaien; een tijd om te zwijgen, en een tijd
190 Pred 3:7 | tijd om te zwijgen, en een tijd om te spreken; ~
191 Pred 3:8 | 8 Een tijd om lief te hebben, en een
192 Pred 3:8 | om lief te hebben, en een tijd om te haten; een tijd van
193 Pred 3:8 | een tijd om te haten; een tijd van oorlog, en een tijd
194 Pred 3:8 | tijd van oorlog, en een tijd van vrede. ~
195 Pred 3:11| ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in
196 Pred 3:17| oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen, en
197 Pred 7:17| zoudt gij sterven buiten uw tijd? ~
198 Pred 8:5 | het hart eens wijzen zal tijd en wijze weten. ~
199 Pred 8:6 | een ieder voornemen heeft tijd en wijze, dewijl het kwaad
200 Pred 8:9 | zon geschiedt: er is een tijd, dat de ene mens over den
201 Pred 9:8 | Laat uw klederen te allen tijd wit zijn, en laat op uw
202 Pred 9:11| der welwetenden, maar dat tijd en toeval aan alle dezen
203 Pred 9:12| Dat ook de mens zijn tijd niet weet, gelijk de vissen,
204 Pred 9:12| mensen verstrikt, ter bozer tijd, wanneer derzelve haastelijk
205 Pred 10:17| welks vorsten ter rechter tijd eten, tot sterkte en niet
206 Jes 8:23 | als Hij het in den eersten tijd verachtelijk gemaakt heeft,
207 Jes 13:22 | wellustige paleizen; hun tijd toch is nabij om te komen,
208 Jes 18:7 | 7 Te dien tijd zal den HEERE der heirscharen
209 Jes 20:2 | 2 Ter zelfder tijd sprak de HEERE, door den
210 Jes 28:19 | 19 Van den tijd af, als hij doortrekt, zal
211 Jes 39:1 | 1 Te dien tijd zond Merodach Baladan, de
212 Jes 48:16 | gesproken, maar van dien tijd af, dat het geschied is,
213 Jes 49:8 | Alzo zegt de HEERE: In dien tijd des welbehagens heb Ik U
214 Jes 50:4 | moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen
215 Jes 61:22 | HEERE, zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen. ~ ~
216 Jer 3:17 | 17 Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen,
217 Jer 4:9 | En het zal te dier tijd geschieden, spreekt de HEERE,
218 Jer 4:11 | 11 Te dier tijd zal tot dit volk en tot
219 Jer 5:24 | als spaden regen, op Zijn tijd; Die ons de weken, de gezette
220 Jer 8:1 | 1 Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zullen
221 Jer 8:7 | kraan, en zwaluw, nemen den tijd hunner aankomst waar; maar
222 Jer 8:15 | er is niets goeds, naar tijd van genezing, maar ziet,
223 Jer 14:8 | Verwachting, Zijn Verlosser in tijd van benauwdheid! waarom
224 Jer 14:19 | is niets goeds, en naar tijd van genezing, maar ziet,
225 Jer 15:11 | zijn; zo Ik niet, in de tijd des kwaads en in tijd der
226 Jer 15:11 | de tijd des kwaads en in tijd der benauwdheid, bij den
227 Jer 27:7 | zoon dienen, totdat ook de tijd zijns eigenen lands kome;
228 Jer 30:7 | geweest is; en het is een tijd van benauwdheid voor Jakob;
229 Jer 31:1 | 1 Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zal Ik
230 Jer 33:15 | In die dagen, en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT
231 Jer 33:20 | en nacht niet zijn op hun tijd; ~
232 Jer 46:17 | hij heeft den gezetten tijd laten voorbijgaan. ~
233 Jer 46:21 | is over hen gekomen, de tijd hunner bezoeking. ~
234 Jer 48:27 | gij u zo bewoogt, van den tijd af, dat uw woorden van hem
235 Jer 49:8 | verderf over hem gebracht, den tijd, dat Ik hem bezocht heb. ~
236 Jer 50:4 | dezelve dagen en ter zelver tijd, spreekt de HEERE, zullen
237 Jer 50:20 | In die dagen en te dier tijd, spreekt de HEERE, zal Israels
238 Jer 50:27 | want hun dag is gekomen, de tijd hunner bezoeking! ~
239 Jer 50:31 | want uw dag is gekomen, de tijd, dat Ik u bezoeken zal. ~
240 Jer 51:6 | ongerechtigheid; want dit is de tijd der wraak des HEEREN, Die
241 Jer 51:33 | als een dorsvloer, het is tijd, dat men ze trede; nog een
242 Jer 51:33 | weinig, dan zal haar de tijd des oogstes overkomen. ~
243 Klaa 2:20| zoudt Gij ons zo langen tijd verlaten? ~
244 Eze 4:10 | twintig sikkelen daags; van tijd tot tijd zult gij die eten. ~
245 Eze 4:10 | sikkelen daags; van tijd tot tijd zult gij die eten. ~
246 Eze 4:11 | zesde deel van een hin; van tijd tot tijd zult gij het drinken. ~
247 Eze 4:11 | van een hin; van tijd tot tijd zult gij het drinken. ~
248 Eze 7:7 | o inwoner des lands, de tijd is gekomen, de dag der beroerte
249 Eze 7:12 | 12 De tijd is gekomen, de dag is genaakt;
250 Eze 12:25 | zal spreken; het woord, de tijd zal niet meer uitgesteld
251 Eze 16:8 | voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo
252 Eze 16:8 | en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik
253 Eze 16:57 | boosheid ontdekt was. Als de tijd was der versmading van de
254 Eze 22:3 | bloed vergiet, opdat haar tijd kome, en drekgoden tegen
255 Eze 30:3 | dag, het zal der heidenen tijd zijn. ~
256 Eze 34:26 | doen nederdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen
257 Dan 2:8 | vastelijk, dat gijlieden den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet,
258 Dan 2:9 | zeggen bereid, totdat de tijd verandere; daarom zegt
259 Dan 2:16 | dat hij hem een bestemden tijd wilde geven, dat hij den
260 Dan 3:7 | 7 Daarom te dier tijd, als al die volken hoorden
261 Dan 3:8 | naderden even ter zelfder tijd Chaldeeuwse mannen, die
262 Dan 4:36 | 36 Ter zelfder tijd kwam mijn verstand weder
263 Dan 7:12 | leven was hun gegeven tot tijd en stonde toe. ~
264 Dan 7:22 | plaatsen, en dat de bestemde tijd kwam, dat de heiligen het
265 Dan 7:25 | overgegeven worden tot een tijd, en tijden, en een gedeelte
266 Dan 8:17 | gezicht zal zijn tot den tijd van het einde. ~
267 Dan 8:19 | gramschap; want ter bestemder tijd zal het einde zijn. ~
268 Dan 9:21 | aanrakende, omtrent den tijd des avondoffers. ~
269 Dan 10:1 | een gezetten groten tijd; en hij verstond die zaak,
270 Dan 11:24 | denken, doch tot een zekeren tijd toe. ~
271 Dan 11:27 | hebben ter bestemder tijd. ~
272 Dan 11:29 | 29 Ter bestemder tijd zal hij wederkeren, en tegen
273 Dan 11:35 | en wit te maken, tot den tijd van het einde toe; want
274 Dan 11:35 | zijn voor een bestemden tijd. ~
275 Dan 11:40 | 40 En op den tijd van het einde, zal de koning
276 Dan 12:1 | 1 En te dier tijd zal Michael opstaan, die
277 Dan 12:1 | staat, als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal,
278 Dan 12:1 | geweest is, tot op dienzelven tijd toe; en te dier tijd zal
279 Dan 12:1 | dienzelven tijd toe; en te dier tijd zal uw volk verlost worden,
280 Dan 12:4 | verzegel dit boek, tot den tijd van het einde; velen zullen
281 Dan 12:7 | leeft, dat na een bestemden tijd, bestemde tijden, en een
282 Dan 12:9 | toegesloten en verzegeld tot den tijd van het einde. ~
283 Dan 12:11 | 11 En van dien tijd af, dat het gedurig offer
284 Hos 2:8 | Mijn koren wegnemen op zijn tijd, en Mijn most op zijn gezetten
285 Hos 2:8 | Mijn most op zijn gezetten tijd; en Ik zal wegrukken Mijn
286 Hos 10:12 | een braakland; dewijl het tijd is den HEERE te zoeken,
287 Hos 13:13 | want anders zou hij geen tijd in de kindergeboorte blijven
288 Joe 3:1 | in die dagen en te dier tijd, als Ik de gevangenis van
289 Amos 5:13| zal de verstandige te dier tijd zwijgen, want het zal een
290 Amos 5:13| zwijgen, want het zal een boze tijd zijn. ~
291 Mic 2:3 | gaan; want het zal een boze tijd zijn. ~
292 Mic 3:4 | Zijn aangezicht te dier tijd voor hen verbergen, gelijk
293 Mic 5:2 | henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren
294 Zep 3:20 | 20 Te dier tijd zal Ik ulieden herwaarts
295 Matt 2:7 | naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen
296 Matt 2:16| oud en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen
297 Matt 4:6 | opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot. ~
298 Matt 7:6 | opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden,
299 Matt 8:29| ons te pijnigen voor den tijd? ~
300 Matt 11:25| 25 In diezelve tijd antwoordde Jezus en zeide:
301 Matt 12:1 | 1 In dien tijd ging Jezus, op een sabbatdag,
302 Matt 13:15| opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien,
303 Matt 13:21| zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging
304 Matt 13:30| tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de
305 Matt 14:1 | 1 Te dierzelver tijd hoorde Herodes, de viervorst,
306 Matt 14:15| Deze plaats is woest, en de tijd is nu voorbijgegaan; laat
307 Matt 21:34| 34 Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond
308 Matt 24:45| voedsel te geven ter rechter tijd? ~
309 Matt 25:19| 19 En na een langen tijd kwam de heer van dezelve
310 Matt 26:18| hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het
311 Mark 1:15| 15 En zeggende: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk
312 Mark 2:19| Bruidegom bij hen is? Zo langen tijd zij den Bruidegom bij zich
313 Mark 4:12| zij zich niet te eniger tijd, bekeren en hun de zonden
314 Mark 4:17| zichzelven, maar zijn voor een tijd; daarna, als verdrukking
315 Mark 6:31| hadden zelfs geen gelegen tijd om te eten. ~
316 Mark 9:21| vraagde zijn vader: Hoe langen tijd is het, dat hem dit overkomen
317 Mark 10:30| honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en
318 Mark 11:13| bladeren; want het was de tijd der vijgen niet. ~
319 Mark 12:2 | 2 En als het de tijd was, zond hij een dienstknecht
320 Mark 13:33| gij weet niet, wanneer de tijd is. ~
321 Luk 1:20 | vervuld zullen worden op hun tijd. ~
322 Luk 1:57 | 57 En de tijd van Elizabet werd vervuld,
323 Luk 4:11 | Gij Uw voet niet te eniger tijd aan een steen stoot. ~
324 Luk 4:13 | week hij van Hem voor een tijd. ~
325 Luk 8:13 | wortel, die maar voor een tijd geloven, en in den tijd
326 Luk 8:13 | tijd geloven, en in den tijd der verzoeking wijken zij
327 Luk 8:27 | stad, die van over langen tijd met duivelen was bezeten
328 Luk 8:29 | want hij had hem menigen tijd bevangen gehad; en hij werd
329 Luk 12:42 | zetten, om hun ter rechter tijd het bescheiden deel spijze
330 Luk 12:56 | en hoe beproeft gij dezen tijd niet? ~
331 Luk 13:1 | er waren te dierzelfder tijd enigen tegenwoordig, die
332 Luk 13:35 | niet zult zien, totdat de tijd zal gekomen zijn, als gij
333 Luk 14:12 | dezelve u niet te eniger tijd wedernoden, en u vergelding
334 Luk 16:16 | tot op Johannes; van dien tijd af wordt het Koninkrijk
335 Luk 18:4 | hij wilde voor een langen tijd niet; maar daarna zeide
336 Luk 18:30 | weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw
337 Luk 19:44 | laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend
338 Luk 20:9 | landlieden, en trok een langen tijd buitenslands. ~
339 Luk 20:10 | 10 En als het de tijd was, zond hij tot de landlieden
340 Luk 21:8 | Ik ben de Christus; en de tijd is nabij gekomen, gaat dan
341 Luk 21:34 | uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij
342 Luk 21:36 | 36 Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt
343 Luk 24:53 | 53 En zij waren allen tijd in den tempel, lovende en
344 Joha 5:4 | daalde neder op zekeren tijd in dat badwater, en beroerde
345 Joha 5:6 | wetende, dat hij nu langen tijd gelegen had, zeide tot hem:
346 Joha 5:35| ulieden voor een korten tijd in zijn licht willen verheugen. ~
347 Joha 7:6 | dan zeide tot hen: Mijn tijd is nog niet hier, maar uw
348 Joha 7:6 | is nog niet hier, maar uw tijd is altijd bereid. ~
349 Joha 7:8 | tot dit feest; want Mijn tijd is nog niet vervuld. ~
350 Joha 7:33| tot hen: Nog een kleinen tijd ben Ik bij u, en Ik ga heen
351 Joha 12:35| tot hen: Nog een kleinen tijd is het Licht bij ulieden;
352 Joha 13:33| Kinderkens, nog een kleinen tijd ben Ik bij u. Gij zult Mij
353 Joha 14:9 | tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij
354 Joha 14:19| 19 Nog een kleinen tijd, en de wereld zal Mij niet
355 Joha 16:16| 16 Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien;
356 Joha 16:16| en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien, want
357 Joha 16:17| tot ons zegt: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien;
358 Joha 16:17| en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien; en:
359 Joha 16:18| dat Hij zegt: Een kleinen tijd? Wij weten niet, wat Hij
360 Joha 16:19| gezegd heb: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien,
361 Joha 16:19| en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien? ~
362 Joha 18:20| de wereld; Ik heb allen tijd geleerd in de synagoge en
363 Hand 1:6 | Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israel het Koninkrijk
364 Hand 1:21| ons ongedaan hebben al den tijd, in welken de Heere Jezus
365 Hand 2:25| Ik zag den Heere allen tijd voor mij; want Hij is aan
366 Hand 6:31| 1 En omtrent denzelfden tijd sloeg de koning Herodes
367 Hand 7:11| de zon niet zien voor een tijd. En van stonde aan viel
368 Hand 7:18| 18 En heeft omtrent den tijd van veertig jaren hun zeden
369 Hand 7:36| Want David, als hij in zijn tijd den raad Gods gediend had,
370 Hand 8:3 | verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende
371 Hand 8:28| verkeerden aldaar geen kleinen tijd met de discipelen. ~ ~
372 Hand 9:7 | dat God van over langen tijd onder ons mij verkoren heeft,
373 Hand 9:33| 33 En als zij daar een tijd lang vertoefd hadden, lieten
374 Hand 11:21| onthielden, besteedden hun tijd tot niets anders dan om
375 Hand 12:23| En als hij aldaar enige tijd geweest was, ging hij weg,
376 Hand 13:22| Erastus, bleef hij zelf een tijd lang in Azie. ~
377 Hand 13:23| 23 Maar op dienzelfden tijd ontstond er geen kleine
378 Hand 14:16| varen, opdat hij niet den tijd in Azie zou verslijten;
379 Hand 14:18| hoe ik bij u den gansen tijd geweest ben; ~
380 Hand 18:25| heen; en als ik gelegenen tijd zal hebben bekomen, zo zal
381 Hand 19:21| bewaard zoude worden, ter tijd toe, dat ik hem tot den
382 Hand 21:9 | 9 En als veel tijd verlopen, en de vaart nu
383 Hand 21:21| 21 En als men langen tijd zonder eten geweest was,
384 Hand 22:27| opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien,
385 Rom 1:10 | 10 Allen tijd in mijn gebeden biddende,
386 Rom 1:10 | mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven
387 Rom 3:26 | in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig
388 Rom 5:6 | krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven. ~
389 Rom 7:1 | over den mens, zo langen tijd als hij leeft? ~
390 Rom 9:9 | beloftenis: Omtrent dezen tijd zal Ik komen, en Sara zal
391 Rom 11:5 | in dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden,
392 Rom 11:10 | en verkrom hun rug allen tijd. ~
393 1Kor 1:4 | 4 Ik dank mijn God allen tijd over u, vanwege de genade
394 1Kor 4:5 | oordeelt niets voor den tijd, totdat de Heere zal gekomen
395 1Kor 7:5 | beider toestemming voor een tijd, opdat gij u tot vasten
396 1Kor 7:29| zeg ik, broeders, dat de tijd voorts kort is; opdat ook
397 1Kor 7:36| indien zij over den jeugdigen tijd gaat, en het alzo moet geschieden;
398 1Kor 7:39| wet verbonden, zo langen tijd haar man leeft; maar indien
399 1Kor 16:7 | voorbijgaan, maar ik hoop enigen tijd bij u te blijven, indien
400 2Kor 2:14| zij dank, Die ons allen tijd doet triomferen in Christus,
401 2Kor 6:2 | zegt: In den aangenamen tijd heb Ik u verhoord, en in
402 2Kor 6:2 | nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag
403 2Kor 7:8 | hoewel voor een kleinen tijd, u bedroefd heeft. ~
404 2Kor 8:14| in dezen tegenwoordigen tijd, uw overvloed zij om hun
405 2Kor 9:8 | opdat gij in alles te allen tijd, alle genoegzaamheid hebbende,
406 Gal 4:1 | 1 Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind
407 Gal 4:2 | voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. ~
408 Gal 4:18 | Doch in het goede te allen tijd te ijveren is goed, en niet
409 Gal 6:9 | vertragen; want te zijner tijd zullen wij maaien, zo wij
410 Gal 6:10 | 10 Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen
411 Efez 2:12| 12 Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd
412 Efez 5:16| 16 Den tijd uitkopende, dewijl de dagen
413 Efez 5:20| 20 Dankende te allen tijd over alle dingen God en
414 Efez 6:18| smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve
415 Fili 1:4 | 4 (Te allen tijd in al mijn gebed voor u
416 Fili 1:20| vrijmoedigheid, gelijk te allen tijd, alzo ook nu, Christus zal
417 Fili 2:12| geliefden, gelijk gij te allen tijd gehoorzaam geweest zijt,
418 Fili 4:4 | u in den Heere te allen tijd; wederom zeg ik: Verblijdt
419 Kol 4:5 | buiten zijn, den bekwamen tijd uitkopende. ~
420 1The 2:16| worden; opdat zij te allen tijd hun zonden vervullen zouden.
421 1The 5:15| vergelde; maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens
422 1The 5:16| 16 Verblijdt u te allen tijd. ~
423 2The 1:3 | Wij moeten God te allen tijd danken over u, broeders,
424 2The 2:6 | geopenbaard worde te zijner eigen tijd. ~
425 2The 3:16| Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere
426 1Tim 2:6 | de getuigenis te zijner tijd; ~
427 1Tim 6:15| 15 Welke te Zijner tijd vertonen zal de zalige en
428 2Tim 2:25| tegenstaan; of hun God te eniger tijd bekering gave tot erkentenis
429 2Tim 4:3 | 3 Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde
430 2Tim 4:6 | drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. ~
431 2Tim 5:2 | geopenbaard heeft te Zijner tijd; ~
432 Tit 1:2 | geopenbaard heeft te Zijner tijd; ~
433 File 1:15| daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest,
434 Heb 2:1 | opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien. ~
435 Heb 3:12 | broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een
436 Heb 4:1 | vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn
437 Heb 4:7 | David zeggende, zo langen tijd daarna (gelijkerwijs gezegd
438 Heb 4:16 | geholpen te worden ter bekwamer tijd. ~ ~
439 Heb 5:12 | behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node,
440 Heb 9:9 | voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen
441 Heb 9:10 | rechtvaardigmakingen des vleses, tot op den tijd der verbetering opgelegd. ~
442 Heb 11:11 | zaad te geven, en boven den tijd haars ouderdoms heeft zij
443 Heb 11:15 | uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weder te
444 Heb 11:25 | te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te
445 Heb 11:32 | nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken, zou ik
446 Heb 12:10 | ons wel voor een korten tijd, naar dat het hun goed dacht,
447 1Pet 1:5 | te worden in den laatsten tijd. ~
448 1Pet 1:11| op welke of hoedanigen tijd de Geest van Christus, Die
449 1Pet 1:17| zo wandelt in vreze den tijd uwer inwoning; ~
450 1Pet 4:2 | naar den wil van God, den tijd, die overig is in het vlees,
451 1Pet 4:3 | dat wij den voorgaande tijd des levens der heidenen
452 1Pet 4:17| 17 Want het is de tijd, dat het oordeel beginne
453 1Pet 5:6 | Hij u verhoge te Zijner tijd. ~
454 Jud 1:18 | dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die
455 Open 1:3 | dezelve geschreven is; want de tijd is nabij. ~
456 Open 2:21| 21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich
457 Open 6:11| dat zij nog een kleinen tijd rusten zouden, totdat ook
458 Open 10:6 | hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; ~
459 Open 11:18| toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld
460 Open 12:12| wetende, dat hij een kleinen tijd heeft. ~
461 Open 12:14| alwaar zij gevoed wordt een tijd, en tijden, en een halven
462 Open 12:14| en tijden, en een halven tijd, buiten het gezicht der
463 Open 20:3 | daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. ~
464 Open 22:10| dezes boeks niet; want de tijd is nabij. ~
|