Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
tifsah 1
tiglath-pilezer 5
tiglath-pilneser 3
tijd 464
tijde 48
tijdelijk 2
tijden 63
Frequency    [«  »]
472 gaan
472 nog
465 zouden
464 tijd
456 geboden
456 konings
453 sprak

Bijbel

IntraText - Concordances

tijd

    Book Chapter: Verse
1 Gen 12:6 | Kanaanieten waren toen ter tijd in dat land. ~ 2 Gen 16:21 | u Sara op dezen gezetten tijd in het andere jaar baren 3 Gen 17:10 | tot u komen, omtrent dezen tijd des levens; en zie, Sara, 4 Gen 17:14 | wonderlijk zijn? Ter gezetter tijd zal Ik tot u wederkomen, 5 Gen 17:14 | wederkomen, omtrent dezen tijd des levens, en Sara zal 6 Gen 20:2 | zijn ouderdom, ter gezetter tijd, dien hem God gezegd had. ~ 7 Gen 20:22 | geschiedde het ter zelfder tijd, dat Abimelech, mitsgaders 8 Gen 24:8 | geschiedde, als hij een langen tijd daar geweest was, dat Abimelech, 9 Gen 27:7 | nog hoog dag, het is geen tijd, dat het vee verzameld worde; 10 Exo 9:5 | HEERE bestemde een zekeren tijd, zeggende: Morgen zal de 11 Exo 9:18 | zal morgen omtrent dezen tijd een zeer zware hagel doen 12 Exo 12:40 | 40 De tijd nu der woning, die de kinderen 13 Exo 13:10 | inzetting ter bestemder tijd, van jaar tot jaar. ~ 14 Exo 23:15 | geboden heb), ter bestemder tijd in de maand Abib, want in 15 Exo 34:41 | geboden heb, ter gezetter tijd der maand Abib; want in 16 Lev 15:25 | vrouw, vele dagen buiten den tijd harer afzondering, van den 17 Lev 22:35 | uitroepen zult op hun gezetten tijd. ~ 18 Lev 25:4 | Ik uw regens geven op hun tijd; en het land zal zijn inkomst 19 Num 9:2 | zouden, op zijn gezetten tijd. ~ 20 Num 9:3 | houden, op zijn gezetten tijd; naar al zijn inzettingen, 21 Num 9:7 | HEEREN op zijn gezetten tijd niet zouden offeren, in 22 Num 9:13 | HEEREN op zijn gezetten tijd niet geofferd, diezelve 23 Num 22:4 | des velds oplikt. Te dier tijd nu was Balak, de zoon van 24 Num 23:23 | waarzeggerij tegen Israel. Te dezer tijd zal van Jakob gezegd worden, 25 Num 28:2 | offeren op zijn gezetten tijd. ~ 26 Deu 1:9 | En ik sprak ter zelfder tijd tot u, zeggende: Ik alleen 27 Deu 1:16 | uw rechters ter zelfder tijd, zeggende: Hoort de verschillen 28 Deu 1:18 | Alzo gebood ik u te dier tijd alle zaken, die gij zoudt 29 Deu 2:34 | 34 En wij namen te dier tijd al zijn steden in, en wij 30 Deu 3:4 | 4 En wij namen te dier tijd al zijn steden; er was geen 31 Deu 3:8 | 8 Zo namen wij te dier tijd het land uit de hand van 32 Deu 3:12 | land nu namen wij te dier tijd in bezit; van Aroer af, 33 Deu 3:18 | gebood ik ulieden ter zelfder tijd, zeggende: De HEERE, uw 34 Deu 3:21 | gebood ik Jozua ter zelfder tijd, zeggende: Uw ogen zien 35 Deu 3:23 | genade, zeggende ter zelfder tijd: ~ 36 Deu 4:14 | mij de HEERE ter zelver tijd, dat ik u inzettingen en 37 Deu 5:5 | 5 (Ik stond te dier tijd tussen den HEERE en tussen 38 Deu 9:20 | doch ik bad ook ter zelver tijd voor Aaron. ~ 39 Deu 10:1 | 1 Ter zelver tijd zeide de HEERE tot mij: 40 Deu 10:8 | 8 Ter zelver tijd scheidde de HEERE den stam 41 Deu 11:14 | uws lands geven te Zijner tijd, vroegen regen en spaden 42 Deu 16:6 | ondergaat, ter bestemder tijd van uw uittrekken uit Egypte. ~ 43 Deu 28:12 | regen te geven te zijner tijd, en om te zegenen al het 44 Deu 31:10 | zeven jaren, op den gezetten tijd van het jaar der vrijlating, 45 Joz 5:2 | 2 Te dier tijd sprak de HEERE tot Jozua: 46 Joz 6:26 | 26 En ter zelver tijd bezwoer hen Jozua, zeggende: 47 Joz 8:14 | zijn volk, ter bestemder tijd, voor het vlakke veld; want 48 Joz 11:6 | want morgen omtrent dezen tijd zal Ik hen altegader verslagen 49 Joz 11:10 | keerde weder ter zelver tijd, en hij nam Hazor in, en 50 Joz 23:3 | niet verlaten nu langen tijd, tot op dezen dag toe; maar 51 Ric 3:29 | sloegen de Moabieten te dier tijd, omtrent tien duizend man, 52 Ric 4:4 | Lappidoth, deze richtte te dier tijd Israel. ~ 53 Ric 9:14 | laten die u verlossen, ter tijd uwer benauwdheid. ~ 54 Ric 10:26 | hebt gij het dan in die tijd niet gered? 55 Ric 11:6 | de Jordaan, dat te dier tijd van Efraim vielen twee en 56 Ric 12:23 | getoond, noch ons om dezen tijd laten horen, zulks als dit 57 Ric 13:4 | Filistijnen heersten te dier tijd over Israel. ~ 58 Ric 19:38 | Israel hadden een bestemde tijd met de achterlage, wanneer 59 Ric 20:14 | Benjaminieten ter zelfder tijd weder; en zij gaven hun 60 Ric 20:22 | gegeven, dat gij te dezer tijd schuldig zoudt zijn. ~ 61 Ric 20:24 | kinderen Israels te dier tijd van daar, een iegelijk naar 62 1Sa 4:20 | 20 En omtrent den tijd van haar sterven, zo spraken 63 1Sa 9:16 | 16 Morgen omtrent dezen tijd zal Ik tot u zenden een 64 1Sa 9:24 | want het is ter bestemder tijd voor u bewaard, als ik zeide: 65 1Sa 13:8 | vertoefde zeven dagen, tot den tijd, dien Samuel bestemd had. 66 1Sa 13:11 | en gij op den bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en 67 1Sa 20:12 | zal hebben omtrent dezen tijd, morgen of overmorgen, en 68 1Sa 20:35 | in het veld ging, op den tijd, die David bestemd was; 69 2Sa 20:5 | achter, boven den gezetten tijd, dien hij hem gezet had. ~ 70 2Sa 24:15 | morgen af tot den gezetten tijd toe; en er stierven van 71 1Kon 8:65| 65 Terzelfder tijd ook hield Salomo het feest, 72 1Kon 11:4 | Want het geschiedde in den tijd van Salomo's ouderdom, dat 73 1Kon 11:29| Het geschiedde nu te dier tijd, als Jerobeam uit Jeruzalem 74 1Kon 11:42| 42 De tijd nu, dien Salomo te Jeruzalem 75 1Kon 14:1 | 1 Te dierzelfder tijd was Abia, de zoon van Jerobeam, 76 1Kon 15:23| koningen van Juda? Doch in den tijd zijns ouderdoms werd hij 77 1Kon 19:2 | zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de 78 1Kon 20:6 | 6 Maar morgen om dezen tijd zal ik mijn knechten tot 79 2Kon 3:6 | koning Joram ter zelfder tijd uit Samaria, en monsterde 80 2Kon 4:16| zeide: Op dezen gezetten tijd, omtrent dezen tijd des 81 2Kon 4:16| gezetten tijd, omtrent dezen tijd des levens zult gij een 82 2Kon 4:17| een zoon op dien gezette tijd, omtrent den tijd des levens, 83 2Kon 4:17| gezette tijd, omtrent den tijd des levens, dien Elisa tot 84 2Kon 5:26| wagen u tegemoet? Was het tijd, om dat zilver te nemen, 85 2Kon 7:1 | HEERE: Morgen omtrent dezen tijd zal een maat meelbloem verkocht 86 2Kon 7:18| zeggende: Morgen omtrent dezen tijd zullen twee maten gerst 87 2Kon 8:22| viel Libna af in denzelfden tijd. ~ 88 2Kon 10:6 | mij morgen omtrent dezen tijd naar Jizreel. (De zonen 89 2Kon 17:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning 90 2Kon 18:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning 91 2Kon 20:16| 16 Te dier tijd sneed Hizkia het goud af 92 2Kon 22:12| 12 Te dier tijd zond Berodach Baladan de 93 2Kon 26:10| 10 Te dier tijd togen de knechten van Nebukadnezar, 94 1Kro 9:25| inkomende ten zevenden dage van tijd tot tijd, om met hen te 95 1Kro 9:25| zevenden dage van tijd tot tijd, om met hen te dienen; ~ 96 1Kro 12:22| Want er kwamen er te dier tijd dag bij dag tot David, om 97 1Kro 22:28| 28 Ter zelfder tijd, toen David zag, dat de 98 1Kro 22:29| brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te Gibeon. ~ 99 2Kro 8:8 | Salomo hield ook ter zelfder tijd het feest zeven dagen, en 100 2Kro 14:18| Israels vernederd te dier tijd; maar de kinderen van Juda 101 2Kro 17:7 | 7 En in denzelfden tijd kwam de ziener Hanani tot 102 2Kro 17:10| uit het volk ter zelfder tijd. ~ 103 2Kro 19:34| avond toe; en hij stierf ter tijd, als de zon onderging. ~  ~  ~  104 2Kro 21:22| 22 Ter tijd nu, als aanhieven met een 105 2Kro 22:10| dezen dag; toen ter zelfder tijd viel Libna af, van onder 106 2Kro 22:19| jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der twee jaren 107 2Kro 22:30| dezen dag; toen ter zelfder tijd viel Libna af, van onder 108 2Kro 22:39| jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der twee jaren 109 2Kro 24:11| 11 Het geschiedde nu ter tijd, als hij de kist, naar des 110 2Kro 25:27| 27 Van den tijd nu af, dat Amazia afgeweken 111 2Kro 28:16| 16 Ter zelfder tijd zond de koning Achaz tot 112 2Kro 28:22| 22 Ja, ter tijd, als men hem benauwde, zo 113 2Kro 30:3 | kunnen houden te dierzelfder tijd, omdat de priesteren zich 114 2Kro 35:17| hielden het pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde 115 2Kro 36:17| hielden het pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde 116 Ezra 4:10| der rivier, en op zulken tijd. ~ 117 Ezra 4:11| der rivier, en op zulken tijd. ~ 118 Ezra 4:17| aldus: Vrede, en op zulken tijd. ~ 119 Ezra 5:3 | 3 Te dier tijd kwam tot hen Thathnai, de 120 Ezra 7:12| volkomen vrede en op zulken tijd. ~ 121 Ezra 8:34| gewicht werd ter zelfder tijd opgeschreven. ~ 122 Ezra 10:13| volks is veel, en het is een tijd van plasregen, dat men hier 123 Neh 2:6 | zond, als ik hem zekeren tijd gesteld had. ~ 124 Neh 4:22 | 22 Ook zeide ik te dier tijd tot het volk: Een iegelijk 125 Neh 6:1 | overgelaten; ook had ik tot dezen tijd toe de deuren niet opgezet 126 Neh 9:27 | hebben; maar als zij in den tijd hunner benauwdheid tot U 127 Neh 13:21 | hand aan u slaan. Van dien tijd af kwamen zij niet op den 128 Est 29:1 | baat mij niet, zo langen tijd als ik den Jood Mordechai 129 Est 49:2 | schrijvers geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij 130 Est 52:14 | derzelve, en naar den bestemden tijd derzelve, in alle en ieder 131 Job 5:26 | gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. ~ 132 Job 11:17 | 17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de middag 133 Job 22:16 | gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over 134 Job 27:10 | hij God aanroepen te aller tijd? ~ 135 Job 37:23 | Dien Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot den 136 Job 37:32 | Mazzaroth voortbrengen op haar tijd, en den Wagen met zijn kinderen 137 Job 38:4 | 4 Weet gij den tijd van het baren der steengeiten? 138 Job 38:5 | vervullen, en weet gij den tijd van haar baren? ~ 139 Job 38:21 | 21 Als het tijd is, verheft zij zich in 140 Psa 1:3 | zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; 141 Psa 4:8 | hart gegeven, meer dan ter tijd, als hun koren en hun most 142 Psa 21:10 | als een vurige oven ter tijd uws toornigen aangezichts; 143 Psa 35:2 | den HEERE loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk 144 Psa 38:19 | beschaamd worden in den kwade tijd, en in de dagen des hongers 145 Psa 38:39 | den HEERE; hun Sterkte ter tijd van benauwdheid. ~ 146 Psa 62:9 | Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder 147 Psa 69:14 | tot U, o HEERE; er is een tijd des welbehagens, o God! 148 Psa 71:9 | Verwerp mij niet in den tijd des ouderdoms; verlaat mij 149 Psa 76:8 | aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af? ~ 150 Psa 81:4 | nieuwe maan, ter bestemder tijd, op onzen feestdag. ~ 151 Psa 81:16 | onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn. ~ 152 Psa 102:14 | ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, 153 Psa 102:14 | te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. ~ 154 Psa 104:27 | hun spijze geeft te zijner tijd. ~ 155 Psa 105:19 | 19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, 156 Psa 106:3 | onderhouden, die te aller tijd gerechtigheid doet. ~ 157 Psa 119:20 | naar Uw oordelen te aller tijd. ~ 158 Psa 119:126| 126  Het is tijd voor den HEERE, dat Hij 159 Psa 145:15 | hun hun spijs te zijner tijd. ~ 160 Spre 5:19| u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds 161 Spre 6:14| verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten 162 Spre 8:30| Zijn vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende; ~ 163 Spre 15:23| goed is een woord op zijn tijd! ~ 164 Spre 17:17| Een vriend heeft te aller tijd lief; en een broeder wordt 165 Pred 3:1 | Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder 166 Pred 3:1 | onder den hemel heeft zijn tijd. ~ 167 Pred 3:2 | 2      Er is een tijd om geboren te worden, en 168 Pred 3:2 | geboren te worden, en een tijd om te sterven; een tijd 169 Pred 3:2 | tijd om te sterven; een tijd om te planten, en een tijd 170 Pred 3:2 | tijd om te planten, en een tijd om het geplante uit te roeien; ~ 171 Pred 3:3 | 3      Een tijd om om te doden, en een tijd 172 Pred 3:3 | tijd om om te doden, en een tijd om te genezen; een tijd 173 Pred 3:3 | tijd om te genezen; een tijd om af te breken, en een 174 Pred 3:3 | om af te breken, en een tijd om te bouwen; ~ 175 Pred 3:4 | 4      Een tijd om te wenen, en een tijd 176 Pred 3:4 | tijd om te wenen, en een tijd om te lachen; een tijd om 177 Pred 3:4 | een tijd om te lachen; een tijd om te kermen, en een tijd 178 Pred 3:4 | tijd om te kermen, en een tijd om op te springen; ~ 179 Pred 3:5 | 5      Een tijd om stenen weg te werpen, 180 Pred 3:5 | stenen weg te werpen, en een tijd om stenen te vergaderen; 181 Pred 3:5 | stenen te vergaderen; een tijd om te omhelzen, en een tijd 182 Pred 3:5 | tijd om te omhelzen, en een tijd om verre te zijn van omhelzen; ~ 183 Pred 3:6 | 6      Een tijd om te zoeken, en een tijd 184 Pred 3:6 | tijd om te zoeken, en een tijd om verloren te laten gaan; 185 Pred 3:6 | verloren te laten gaan; een tijd om te bewaren, en een tijd 186 Pred 3:6 | tijd om te bewaren, en een tijd om weg te werpen; ~ 187 Pred 3:7 | 7      Een tijd om te scheuren, en een tijd 188 Pred 3:7 | tijd om te scheuren, en een tijd om toe te naaien; een tijd 189 Pred 3:7 | tijd om toe te naaien; een tijd om te zwijgen, en een tijd 190 Pred 3:7 | tijd om te zwijgen, en een tijd om te spreken; ~ 191 Pred 3:8 | 8      Een tijd om lief te hebben, en een 192 Pred 3:8 | om lief te hebben, en een tijd om te haten; een tijd van 193 Pred 3:8 | een tijd om te haten; een tijd van oorlog, en een tijd 194 Pred 3:8 | tijd van oorlog, en een tijd van vrede. ~ 195 Pred 3:11| ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in 196 Pred 3:17| oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen, en 197 Pred 7:17| zoudt gij sterven buiten uw tijd? ~ 198 Pred 8:5 | het hart eens wijzen zal tijd en wijze weten. ~ 199 Pred 8:6 | een ieder voornemen heeft tijd en wijze, dewijl het kwaad 200 Pred 8:9 | zon geschiedt: er is een tijd, dat de ene mens over den 201 Pred 9:8 | Laat uw klederen te allen tijd wit zijn, en laat op uw 202 Pred 9:11| der welwetenden, maar dat tijd en toeval aan alle dezen 203 Pred 9:12| Dat ook de mens zijn tijd niet weet, gelijk de vissen, 204 Pred 9:12| mensen verstrikt, ter bozer tijd, wanneer derzelve haastelijk 205 Pred 10:17| welks vorsten ter rechter tijd eten, tot sterkte en niet 206 Jes 8:23 | als Hij het in den eersten tijd verachtelijk gemaakt heeft, 207 Jes 13:22 | wellustige paleizen; hun tijd toch is nabij om te komen, 208 Jes 18:7 | 7   Te dien tijd zal den HEERE der heirscharen 209 Jes 20:2 | 2   Ter zelfder tijd sprak de HEERE, door den 210 Jes 28:19 | 19      Van den tijd af, als hij doortrekt, zal 211 Jes 39:1 | 1   Te dien tijd zond Merodach Baladan, de 212 Jes 48:16 | gesproken, maar van dien tijd af, dat het geschied is, 213 Jes 49:8 | Alzo zegt de HEERE: In dien tijd des welbehagens heb Ik U 214 Jes 50:4 | moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen 215 Jes 61:22 | HEERE, zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen. ~  ~ 216 Jer 3:17 | 17      Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen, 217 Jer 4:9 | En het zal te dier tijd geschieden, spreekt de HEERE, 218 Jer 4:11 | 11      Te dier tijd zal tot dit volk en tot 219 Jer 5:24 | als spaden regen, op Zijn tijd; Die ons de weken, de gezette      220 Jer 8:1 | 1      Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zullen 221 Jer 8:7 | kraan, en zwaluw, nemen den tijd hunner aankomst waar; maar 222 Jer 8:15 | er is niets goeds, naar tijd van genezing, maar ziet, 223 Jer 14:8 | Verwachting, Zijn Verlosser in tijd van benauwdheid! waarom 224 Jer 14:19 | is niets goeds, en naar tijd van genezing, maar ziet, 225 Jer 15:11 | zijn; zo Ik niet, in de tijd des kwaads en in tijd der 226 Jer 15:11 | de tijd des kwaads en in tijd der benauwdheid, bij den 227 Jer 27:7 | zoon dienen, totdat ook de tijd zijns eigenen lands kome; 228 Jer 30:7 | geweest is; en het is een tijd van benauwdheid voor Jakob; 229 Jer 31:1 | 1      Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zal Ik 230 Jer 33:15 | In die dagen, en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT 231 Jer 33:20 | en nacht niet zijn op hun tijd; ~ 232 Jer 46:17 | hij heeft den gezetten tijd laten voorbijgaan. ~ 233 Jer 46:21 | is over hen gekomen, de tijd hunner bezoeking. ~ 234 Jer 48:27 | gij u zo bewoogt, van den tijd af, dat uw woorden van hem 235 Jer 49:8 | verderf over hem gebracht, den tijd, dat Ik hem bezocht heb. ~ 236 Jer 50:4 | dezelve dagen en ter zelver tijd, spreekt de HEERE, zullen 237 Jer 50:20 | In die dagen en te dier tijd, spreekt de HEERE, zal Israels 238 Jer 50:27 | want hun dag is gekomen, de tijd hunner bezoeking! ~ 239 Jer 50:31 | want uw dag is gekomen, de tijd, dat Ik u bezoeken zal. ~ 240 Jer 51:6 | ongerechtigheid; want dit is de tijd der wraak des HEEREN, Die 241 Jer 51:33 | als een dorsvloer, het is tijd, dat men ze trede; nog een 242 Jer 51:33 | weinig, dan zal haar de tijd des oogstes      overkomen. ~ 243 Klaa 2:20| zoudt Gij ons zo langen tijd verlaten? ~ 244 Eze 4:10 | twintig sikkelen daags; van tijd tot tijd zult gij die eten. ~ 245 Eze 4:10 | sikkelen daags; van tijd tot tijd zult gij die eten. ~ 246 Eze 4:11 | zesde deel van een hin; van tijd tot tijd zult gij het drinken. ~ 247 Eze 4:11 | van een hin; van tijd tot tijd zult gij het drinken. ~ 248 Eze 7:7 | o inwoner des lands, de tijd is gekomen, de dag der beroerte 249 Eze 7:12 | 12      De tijd is gekomen, de dag is genaakt; 250 Eze 12:25 | zal spreken; het woord, de tijd zal niet meer uitgesteld 251 Eze 16:8 | voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo 252 Eze 16:8 | en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik 253 Eze 16:57 | boosheid ontdekt was. Als de tijd was der versmading van de 254 Eze 22:3 | bloed vergiet, opdat haar tijd kome, en drekgoden tegen 255 Eze 30:3 | dag, het zal der heidenen tijd zijn. ~ 256 Eze 34:26 | doen nederdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen 257 Dan 2:8 | vastelijk, dat gijlieden den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, 258 Dan 2:9 | zeggen bereid, totdat de tijd      verandere; daarom zegt 259 Dan 2:16 | dat hij hem een bestemden tijd wilde geven, dat hij den 260 Dan 3:7 | 7      Daarom te dier tijd, als al die volken hoorden 261 Dan 3:8 | naderden even ter zelfder tijd Chaldeeuwse mannen, die 262 Dan 4:36 | 36      Ter zelfder tijd kwam mijn verstand weder 263 Dan 7:12 | leven was hun gegeven tot tijd en stonde toe. ~ 264 Dan 7:22 | plaatsen, en dat de bestemde tijd kwam, dat de heiligen het 265 Dan 7:25 | overgegeven worden tot een tijd, en tijden, en een gedeelte 266 Dan 8:17 | gezicht zal zijn tot den tijd van      het einde. ~ 267 Dan 8:19 | gramschap; want ter bestemder tijd zal het einde zijn. ~ 268 Dan 9:21 | aanrakende, omtrent den tijd des avondoffers. ~ 269 Dan 10:1 | een      gezetten groten tijd; en hij verstond die zaak, 270 Dan 11:24 | denken, doch tot een zekeren tijd toe. ~ 271 Dan 11:27 | hebben ter      bestemder tijd. ~ 272 Dan 11:29 | 29      Ter bestemder tijd zal hij wederkeren, en tegen 273 Dan 11:35 | en wit te maken, tot den tijd van het einde toe; want 274 Dan 11:35 | zijn voor een bestemden tijd. ~ 275 Dan 11:40 | 40      En op den tijd van het einde, zal de koning 276 Dan 12:1 | 1      En te dier tijd zal Michael opstaan, die 277 Dan 12:1 | staat, als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, 278 Dan 12:1 | geweest is, tot op dienzelven tijd toe; en te dier tijd zal 279 Dan 12:1 | dienzelven tijd toe; en te dier tijd zal uw volk verlost worden, 280 Dan 12:4 | verzegel dit boek, tot den tijd van het einde; velen zullen 281 Dan 12:7 | leeft, dat na een bestemden tijd, bestemde tijden, en een 282 Dan 12:9 | toegesloten en verzegeld tot den tijd van het einde. ~ 283 Dan 12:11 | 11      En van dien tijd af, dat het gedurig offer 284 Hos 2:8 | Mijn koren wegnemen op zijn tijd, en Mijn most op zijn gezetten 285 Hos 2:8 | Mijn most op zijn gezetten tijd; en Ik zal wegrukken Mijn 286 Hos 10:12 | een braakland; dewijl het tijd is den HEERE te zoeken, 287 Hos 13:13 | want anders zou hij geen tijd in de kindergeboorte blijven 288 Joe 3:1 | in die dagen en te dier tijd, als Ik de gevangenis van 289 Amos 5:13| zal de verstandige te dier tijd zwijgen, want het zal een 290 Amos 5:13| zwijgen, want het zal een boze tijd zijn. ~ 291 Mic 2:3 | gaan; want het zal een boze tijd      zijn. ~ 292 Mic 3:4 | Zijn aangezicht te dier tijd voor hen verbergen, gelijk 293 Mic 5:2 | henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren 294 Zep 3:20 | 20      Te dier tijd zal Ik ulieden herwaarts 295 Matt 2:7 | naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen 296 Matt 2:16| oud en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen 297 Matt 4:6 | opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot. ~ 298 Matt 7:6 | opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden, 299 Matt 8:29| ons te pijnigen voor den tijd? ~ 300 Matt 11:25| 25 In diezelve tijd antwoordde Jezus en zeide: 301 Matt 12:1 | 1 In dien tijd ging Jezus, op een sabbatdag, 302 Matt 13:15| opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, 303 Matt 13:21| zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging 304 Matt 13:30| tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de 305 Matt 14:1 | 1 Te dierzelver tijd hoorde Herodes, de viervorst, 306 Matt 14:15| Deze plaats is woest, en de tijd is nu voorbijgegaan; laat 307 Matt 21:34| 34 Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond 308 Matt 24:45| voedsel te geven ter rechter tijd? ~ 309 Matt 25:19| 19 En na een langen tijd kwam de heer van dezelve 310 Matt 26:18| hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het 311 Mark 1:15| 15 En zeggende: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk 312 Mark 2:19| Bruidegom bij hen is? Zo langen tijd zij den Bruidegom bij zich 313 Mark 4:12| zij zich niet te eniger tijd, bekeren en hun de zonden 314 Mark 4:17| zichzelven, maar zijn voor een tijd; daarna, als verdrukking 315 Mark 6:31| hadden zelfs geen gelegen tijd om te eten. ~ 316 Mark 9:21| vraagde zijn vader: Hoe langen tijd is het, dat hem dit overkomen 317 Mark 10:30| honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en 318 Mark 11:13| bladeren; want het was de tijd der vijgen niet. ~ 319 Mark 12:2 | 2 En als het de tijd was, zond hij een dienstknecht 320 Mark 13:33| gij weet niet, wanneer de tijd is. ~ 321 Luk 1:20 | vervuld zullen worden op hun tijd. ~ 322 Luk 1:57 | 57 En de tijd van Elizabet werd vervuld, 323 Luk 4:11 | Gij Uw voet niet te eniger tijd aan een steen stoot. ~ 324 Luk 4:13 | week hij van Hem voor een tijd. ~ 325 Luk 8:13 | wortel, die maar voor een tijd geloven, en in den tijd 326 Luk 8:13 | tijd geloven, en in den tijd der verzoeking wijken zij 327 Luk 8:27 | stad, die van over langen tijd met duivelen was bezeten 328 Luk 8:29 | want hij had hem menigen tijd bevangen gehad; en hij werd 329 Luk 12:42 | zetten, om hun ter rechter tijd het bescheiden deel spijze 330 Luk 12:56 | en hoe beproeft gij dezen tijd niet? ~ 331 Luk 13:1 | er waren te dierzelfder tijd enigen tegenwoordig, die 332 Luk 13:35 | niet zult zien, totdat de tijd zal gekomen zijn, als gij 333 Luk 14:12 | dezelve u niet te eniger tijd wedernoden, en u vergelding 334 Luk 16:16 | tot op Johannes; van dien tijd af wordt het Koninkrijk 335 Luk 18:4 | hij wilde voor een langen tijd niet; maar daarna zeide 336 Luk 18:30 | weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw 337 Luk 19:44 | laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend 338 Luk 20:9 | landlieden, en trok een langen tijd buitenslands. ~ 339 Luk 20:10 | 10 En als het de tijd was, zond hij tot de landlieden 340 Luk 21:8 | Ik ben de Christus; en de tijd is nabij gekomen, gaat dan 341 Luk 21:34 | uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij 342 Luk 21:36 | 36 Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt 343 Luk 24:53 | 53 En zij waren allen tijd in den tempel, lovende en 344 Joha 5:4 | daalde neder op zekeren tijd in dat badwater, en beroerde 345 Joha 5:6 | wetende, dat hij nu langen tijd gelegen had, zeide tot hem: 346 Joha 5:35| ulieden voor een korten tijd in zijn licht willen verheugen. ~ 347 Joha 7:6 | dan zeide tot hen: Mijn tijd is nog niet hier, maar uw 348 Joha 7:6 | is nog niet hier, maar uw tijd is altijd bereid. ~ 349 Joha 7:8 | tot dit feest; want Mijn tijd is nog niet vervuld. ~ 350 Joha 7:33| tot hen: Nog een kleinen tijd ben Ik bij u, en Ik ga heen 351 Joha 12:35| tot hen: Nog een kleinen tijd is het Licht bij ulieden; 352 Joha 13:33| Kinderkens, nog een kleinen tijd ben Ik bij u. Gij zult Mij 353 Joha 14:9 | tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij 354 Joha 14:19| 19 Nog een kleinen tijd, en de wereld zal Mij niet 355 Joha 16:16| 16 Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; 356 Joha 16:16| en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien, want 357 Joha 16:17| tot ons zegt: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; 358 Joha 16:17| en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien; en: 359 Joha 16:18| dat Hij zegt: Een kleinen tijd? Wij weten niet, wat Hij 360 Joha 16:19| gezegd heb: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien, 361 Joha 16:19| en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien? ~ 362 Joha 18:20| de wereld; Ik heb allen tijd geleerd in de synagoge en 363 Hand 1:6 | Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israel het Koninkrijk 364 Hand 1:21| ons ongedaan hebben al den tijd, in welken de Heere Jezus 365 Hand 2:25| Ik zag den Heere allen tijd voor mij; want Hij is aan 366 Hand 6:31| 1 En omtrent denzelfden tijd sloeg de koning Herodes 367 Hand 7:11| de zon niet zien voor een tijd. En van stonde aan viel 368 Hand 7:18| 18 En heeft omtrent den tijd van veertig jaren hun zeden 369 Hand 7:36| Want David, als hij in zijn tijd den raad Gods gediend had, 370 Hand 8:3 | verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende 371 Hand 8:28| verkeerden aldaar geen kleinen tijd met de discipelen. ~  ~ 372 Hand 9:7 | dat God van over langen tijd onder ons mij verkoren heeft, 373 Hand 9:33| 33 En als zij daar een tijd lang vertoefd hadden, lieten 374 Hand 11:21| onthielden, besteedden hun tijd tot niets anders dan om 375 Hand 12:23| En als hij aldaar enige tijd geweest was, ging hij weg, 376 Hand 13:22| Erastus, bleef hij zelf een tijd lang in Azie. ~ 377 Hand 13:23| 23 Maar op dienzelfden tijd ontstond er geen kleine 378 Hand 14:16| varen, opdat hij niet den tijd in Azie zou verslijten; 379 Hand 14:18| hoe ik bij u den gansen tijd geweest ben; ~ 380 Hand 18:25| heen; en als ik gelegenen tijd zal hebben bekomen, zo zal 381 Hand 19:21| bewaard zoude worden, ter tijd toe, dat ik hem tot den 382 Hand 21:9 | 9 En als veel tijd verlopen, en de vaart nu 383 Hand 21:21| 21 En als men langen tijd zonder eten geweest was, 384 Hand 22:27| opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, 385 Rom 1:10 | 10 Allen tijd in mijn gebeden biddende, 386 Rom 1:10 | mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven 387 Rom 3:26 | in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig 388 Rom 5:6 | krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven. ~ 389 Rom 7:1 | over den mens, zo langen tijd als hij leeft? ~ 390 Rom 9:9 | beloftenis: Omtrent dezen tijd zal Ik komen, en Sara zal 391 Rom 11:5 | in dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden, 392 Rom 11:10 | en verkrom hun rug allen tijd. ~ 393 1Kor 1:4 | 4 Ik dank mijn God allen tijd over u, vanwege de genade 394 1Kor 4:5 | oordeelt niets voor den tijd, totdat de Heere zal gekomen 395 1Kor 7:5 | beider toestemming voor een tijd, opdat gij u tot vasten 396 1Kor 7:29| zeg ik, broeders, dat de tijd voorts kort is; opdat ook 397 1Kor 7:36| indien zij over den jeugdigen tijd gaat, en het alzo moet geschieden; 398 1Kor 7:39| wet verbonden, zo langen tijd haar man leeft; maar indien 399 1Kor 16:7 | voorbijgaan, maar ik hoop enigen tijd bij u te blijven, indien 400 2Kor 2:14| zij dank, Die ons allen tijd doet triomferen in Christus, 401 2Kor 6:2 | zegt: In den aangenamen tijd heb Ik u verhoord, en in 402 2Kor 6:2 | nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag 403 2Kor 7:8 | hoewel voor een kleinen tijd, u bedroefd heeft. ~ 404 2Kor 8:14| in dezen tegenwoordigen tijd, uw overvloed zij om hun 405 2Kor 9:8 | opdat gij in alles te allen tijd, alle genoegzaamheid hebbende, 406 Gal 4:1 | 1 Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind 407 Gal 4:2 | voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. ~ 408 Gal 4:18 | Doch in het goede te allen tijd te ijveren is goed, en niet 409 Gal 6:9 | vertragen; want te zijner tijd zullen wij maaien, zo wij 410 Gal 6:10 | 10 Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen 411 Efez 2:12| 12 Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd 412 Efez 5:16| 16 Den tijd uitkopende, dewijl de dagen 413 Efez 5:20| 20 Dankende te allen tijd over alle dingen God en 414 Efez 6:18| smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve 415 Fili 1:4 | 4 (Te allen tijd in al mijn gebed voor u 416 Fili 1:20| vrijmoedigheid, gelijk te allen tijd, alzo ook nu, Christus zal 417 Fili 2:12| geliefden, gelijk gij te allen tijd gehoorzaam geweest zijt, 418 Fili 4:4 | u in den Heere te allen tijd; wederom zeg ik: Verblijdt 419 Kol 4:5 | buiten zijn, den bekwamen tijd uitkopende. ~ 420 1The 2:16| worden; opdat zij te allen tijd hun zonden vervullen zouden. 421 1The 5:15| vergelde; maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens 422 1The 5:16| 16 Verblijdt u te allen tijd. ~ 423 2The 1:3 | Wij moeten God te allen tijd danken over u, broeders, 424 2The 2:6 | geopenbaard worde te zijner eigen tijd. ~ 425 2The 3:16| Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere 426 1Tim 2:6 | de getuigenis te zijner tijd; ~ 427 1Tim 6:15| 15 Welke te Zijner tijd vertonen zal de zalige en 428 2Tim 2:25| tegenstaan; of hun God te eniger tijd bekering gave tot erkentenis 429 2Tim 4:3 | 3 Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde 430 2Tim 4:6 | drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. ~ 431 2Tim 5:2 | geopenbaard heeft te Zijner tijd; ~ 432 Tit 1:2 | geopenbaard heeft te Zijner tijd; ~ 433 File 1:15| daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, 434 Heb 2:1 | opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien. ~ 435 Heb 3:12 | broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een 436 Heb 4:1 | vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn 437 Heb 4:7 | David zeggende, zo langen tijd daarna (gelijkerwijs gezegd 438 Heb 4:16 | geholpen te worden ter bekwamer tijd. ~  ~ 439 Heb 5:12 | behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node, 440 Heb 9:9 | voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen 441 Heb 9:10 | rechtvaardigmakingen des vleses, tot op den tijd der verbetering opgelegd. ~ 442 Heb 11:11 | zaad te geven, en boven den tijd haars ouderdoms heeft zij 443 Heb 11:15 | uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weder te 444 Heb 11:25 | te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te 445 Heb 11:32 | nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken, zou ik 446 Heb 12:10 | ons wel voor een korten tijd, naar dat het hun goed dacht, 447 1Pet 1:5 | te worden in den laatsten tijd. ~ 448 1Pet 1:11| op welke of hoedanigen tijd de Geest van Christus, Die 449 1Pet 1:17| zo wandelt in vreze den tijd uwer inwoning; ~ 450 1Pet 4:2 | naar den wil van God, den tijd, die overig is in het vlees, 451 1Pet 4:3 | dat wij den voorgaande tijd des levens der heidenen 452 1Pet 4:17| 17 Want het is de tijd, dat het oordeel beginne 453 1Pet 5:6 | Hij u verhoge te Zijner tijd. ~ 454 Jud 1:18 | dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die 455 Open 1:3 | dezelve geschreven is; want de tijd is nabij. ~ 456 Open 2:21| 21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich 457 Open 6:11| dat zij nog een kleinen tijd rusten zouden, totdat ook 458 Open 10:6 | hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; ~ 459 Open 11:18| toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld 460 Open 12:12| wetende, dat hij een kleinen tijd heeft. ~ 461 Open 12:14| alwaar zij gevoed wordt een tijd, en tijden, en een halven 462 Open 12:14| en tijden, en een halven tijd, buiten het gezicht der 463 Open 20:3 | daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. ~ 464 Open 22:10| dezes boeks niet; want de tijd is nabij. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License