Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zijkameren 8
zijkamers 1
zijlieden 2
zijn 13263
zijnde 480
zijne 27
zijnen 9
Frequency    [«  »]
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij

Bijbel

IntraText - Concordances

zijn

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263

      Book Chapter: Verse
4501 1Kon 9:22 | krijgslieden, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hoofdlieden, 4502 1Kon 9:22 | knechten, en zijn vorsten, en zijn hoofdlieden, en de oversten 4503 1Kon 9:27 | Hiram zond met die schepen zijn knechten, scheepslieden, 4504 1Kon 10:5 | dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en zijn opgang, 4505 1Kon 10:5 | kledingen, en zijn schenkers, en zijn opgang, waardoor hij henen 4506 1Kon 10:8 | 8 Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig 4507 1Kon 10:24 | aangezicht van Salomo, om zijn wijsheid te horen, die God 4508 1Kon 10:24 | wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had. ~ 4509 1Kon 10:25 | En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, 4510 1Kon 10:27 | het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen 4511 1Kon 10:27 | de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, 4512 1Kon 10:27 | vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~ 4513 1Kon 11:3 | driehonderd bijwijven; en zijn vrouwen neigden zijn hart. ~ 4514 1Kon 11:3 | en zijn vrouwen neigden zijn hart. ~ 4515 1Kon 11:4 | van Salomo's ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter 4516 1Kon 11:4 | ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter andere goden 4517 1Kon 11:4 | andere goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met 4518 1Kon 11:4 | volkomen was met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van 4519 1Kon 11:4 | God, gelijk het hart van zijn vader David. ~ 4520 1Kon 11:6 | HEERE te volgen, gelijk zijn vader David. ~ 4521 1Kon 11:8 | En alzo deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die haar 4522 1Kon 11:9 | tegen Salomo, omdat hij zijn hart geneigd had van den 4523 1Kon 11:20 | van Tachpenes baarde hem zijn zoon Genubath, denwelken 4524 1Kon 11:21 | Egypte hoorde, dat David met zijn vaderen ontslapen, en dat 4525 1Kon 11:23 | Eljada, die gevloden was van zijn heer Hadad-ezer, den koning 4526 1Kon 11:27 | sloot de breuk der stad van zijn vader David toe. ~ 4527 1Kon 11:33 | en Mijn rechten; gelijk zijn vader David. ~ 4528 1Kon 11:34 | dit koninkrijk zal Ik uit zijn hand nemen; maar Ik stel 4529 1Kon 11:36 | 36 En zijn zoon zal Ik een stam geven; 4530 1Kon 11:37 | begeren; en gij zult koning zijn over Israel. ~ 4531 1Kon 11:38 | heeft; dat Ik met u zal zijn, en u een bestendig huis 4532 1Kon 11:41 | wat hij gedaan heeft, en zijn wijsheid, is dat niet geschreven 4533 1Kon 11:43 | Daarna ontsliep Salomo met zijn vaderen, en werd begraven 4534 1Kon 11:43 | begraven in de stad van zijn vader David; en Rehabeam, 4535 1Kon 11:43 | vader David; en Rehabeam, zijn zoon, werd koning in zijn 4536 1Kon 11:43 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~  ~  4537 1Kon 12:4 | vaders harden dienst, en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd 4538 1Kon 12:6 | voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde, 4539 1Kon 12:7 | te allen dage uw knechten zijn. ~ 4540 1Kon 12:8 | opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~ 4541 1Kon 12:10 | kleinste vinger zal dikker zijn dan mijns vaders lenden. ~ 4542 1Kon 12:15 | van den HEERE, opdat Hij Zijn woord bevestigde, hetwelk 4543 1Kon 12:16 | David! Zo ging Israel naar zijn tenten. ~ 4544 1Kon 12:24 | een ieder kere weder tot zijn huis, want deze zaak is 4545 1Kon 12:26 | 26 En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk 4546 1Kon 12:33 | der maand, dewelke hij uit zijn hart verdacht had; zo maakte 4547 1Kon 13:2 | geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren 4548 1Kon 13:4 | geroepen had, dat Jerobeam zijn hand van op het altaar uitstrekte, 4549 1Kon 13:4 | zeggende: Grijpt hem! Maar zijn hand, die hij tegen hem 4550 1Kon 13:9 | mij de HEERE geboden door Zijn woord, zeggende: Gij zult 4551 1Kon 13:11 | nu woonde te Beth-El; en zijn zoon kwam, en vertelde hem 4552 1Kon 13:12 | Wat weg is hij getogen? En zijn zonen hadden den weg gezien, 4553 1Kon 13:13 | 13 Toen zeide hij tot zijn zonen: Zadelt mij den ezel. 4554 1Kon 13:19 | wederom, en at brood in zijn huis, en dronk water. ~ 4555 1Kon 13:24 | den weg, en doodde hem; en zijn dood lichaam lag geworpen 4556 1Kon 13:27 | 27 Verder sprak hij tot zijn zonen, zeggende: Zadelt 4557 1Kon 13:28 | Toen toog hij heen, en vond zijn dood lichaam geworpen op 4558 1Kon 13:30 | 30 En hij legde zijn dood lichaam in zijn graf; 4559 1Kon 13:30 | legde zijn dood lichaam in zijn graf; en zij maakten over 4560 1Kon 13:31 | begraven had, dat hij sprak tot zijn zonen, zeggende: Als ik 4561 1Kon 13:31 | zeggende: Als ik zal gestorven zijn, zo begraaft mij in dat 4562 1Kon 13:31 | legt mijn beenderen bij zijn beenderen. ~ 4563 1Kon 13:32 | in de steden van Samaria zijn. ~ 4564 1Kon 13:33 | keerde zich Jerobeam niet van zijn bozen weg; maar maakte wederom 4565 1Kon 14:2 | 2 En Jerobeam zeide tot zijn huisvrouw: Maak u nu op, 4566 1Kon 14:2 | heeft, dat ik koning zou zijn over dit volk. ~ 4567 1Kon 14:4 | Ahia nu kon niet zien, want zijn ogen stonden stijf vanwege 4568 1Kon 14:4 | ogen stonden stijf vanwege zijn ouderdom. ~ 4569 1Kon 14:5 | haar spreken, en het zal zijn, als zij inkomt, dat zij 4570 1Kon 14:8 | geboden hield, en die Mij met zijn ganse hart navolgde, om 4571 1Kon 14:9 | allen, die voor u geweest zijn, en henengegaan zijt, en 4572 1Kon 14:12 | in de stad zullen gekomen zijn, zo zal het kind sterven. ~ 4573 1Kon 14:14 | maar wat zal het ook nu zijn? ~ 4574 1Kon 14:18 | had door den dienst van Zijn knecht Ahia, den profeet. ~ 4575 1Kon 14:19 | geregeerd heeft, ziet, die zijn geschreven in het boek der 4576 1Kon 14:20 | Jerobeam heeft geregeerd, zijn twee en twintig jaren; en 4577 1Kon 14:20 | jaren; en hij ontsliep met zijn vaderen, en Nadab, zijn 4578 1Kon 14:20 | zijn vaderen, en Nadab, zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~ 4579 1Kon 14:20 | zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~ 4580 1Kon 14:21 | de stammen van Israel, om Zijn Naam daar te zetten; en 4581 1Kon 14:29 | al wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het 4582 1Kon 14:31 | En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 4583 1Kon 14:31 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; 4584 1Kon 14:31 | Naama, de Ammonietische; en zijn zoon Abiam regeerde in zijn 4585 1Kon 14:31 | zijn zoon Abiam regeerde in zijn plaats. ~ 4586 1Kon 15:3 | voor hem gedaan had; en zijn hart was niet volkomen met 4587 1Kon 15:3 | volkomen met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van 4588 1Kon 15:3 | God, gelijk het hart van zijn vader David. ~ 4589 1Kon 15:4 | Davids wil, gaf de HEERE, zijn God, hem een lamp in Jeruzalem, 4590 1Kon 15:4 | in Jeruzalem, verwekkende zijn zoon na hem, en bevestigende 4591 1Kon 15:8 | 8 En Abiam ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 4592 1Kon 15:8 | de stad Davids; en Asa, zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~ 4593 1Kon 15:8 | zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~ 4594 1Kon 15:11 | ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David. ~ 4595 1Kon 15:12 | weg al de drekgoden, die zijn vaders gemaakt hadden. ~ 4596 1Kon 15:13 | 13 Ja, zelfs zijn moeder Maacha zette hij 4597 1Kon 15:14 | volkomen met den HEERE, al zijn dagen. ~ 4598 1Kon 15:15 | dingen zijns vaders, en zijn geheiligde dingen, zilver, 4599 1Kon 15:23 | geschiedenissen van Asa, en al zijn macht, en al wat hij gedaan 4600 1Kon 15:23 | die hij gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in het 4601 1Kon 15:23 | ouderdoms werd hij krank aan zijn voeten. ~ 4602 1Kon 15:24 | 24 En Asa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 4603 1Kon 15:24 | vaderen, en werd begraven met zijn vaderen, in de stad van 4604 1Kon 15:24 | vaderen, in de stad van zijn vader David; en zijn zoon 4605 1Kon 15:24 | van zijn vader David; en zijn zoon Josafat werd koning 4606 1Kon 15:24 | zoon Josafat werd koning in zijn plaats. ~ 4607 1Kon 15:26 | weg zijns vaders, en in zijn zonde, waarmede hij Israel 4608 1Kon 15:28 | Juda, en werd koning in zijn plaats. ~ 4609 1Kon 15:29 | had door den dienst van Zijn knecht Ahia, den Siloniet; ~ 4610 1Kon 15:30 | Israel zondigen deed, en om zijn terging, waarmede hij den 4611 1Kon 15:34 | weg van Jerobeam, en in zijn zonde, waarmede hij Israel 4612 1Kon 16:3 | en de nakomelingen van zijn huis wegdoen; en Ik zal 4613 1Kon 16:5 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven 4614 1Kon 16:5 | gedaan heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven in het 4615 1Kon 16:6 | 6 En Baesa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 4616 1Kon 16:6 | werd begraven te Thirza; en zijn zoon Ela regeerde in zijn 4617 1Kon 16:6 | zijn zoon Ela regeerde in zijn plaats. ~ 4618 1Kon 16:7 | Hanani, tegen Baesa en tegen zijn huis; en dat om al het kwaad, 4619 1Kon 16:9 | 9 En Zimri, zijn knecht, overste van de helft 4620 1Kon 16:10 | Juda; en hij werd koning in zijn plaats. ~ 4621 1Kon 16:11 | hij regeerde, als hij op zijn troon zat, dat hij het ganse 4622 1Kon 16:11 | die mannelijk was, noch zijn bloedverwanten, noch zijn 4623 1Kon 16:11 | zijn bloedverwanten, noch zijn vrienden. ~ 4624 1Kon 16:13 | Baesa, en de zonden van Ela, zijn zoon, waarmede zij gezondigd 4625 1Kon 16:19 | 19 Om zijn zonden, die hij gezondigd 4626 1Kon 16:19 | weg van Jerobeam, en in zijn zonde, die hij gedaan had, 4627 1Kon 16:20 | geschiedenissen van Zimri, en zijn verbintenis, die hij gemaakt 4628 1Kon 16:20 | die hij gemaakt heeft, zijn die niet geschreven in het 4629 1Kon 16:26 | den zoon van Nebat, en in zijn zonden, waarmede hij Israel 4630 1Kon 16:27 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht die hij gepleegd heeft, 4631 1Kon 16:27 | die hij gepleegd heeft, zijn die niet geschreven in het 4632 1Kon 16:28 | 28 En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 4633 1Kon 16:28 | begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde in zijn 4634 1Kon 16:28 | zijn zoon Achab regeerde in zijn plaats. ~ 4635 1Kon 16:34 | 34 In zijn dagen bouwde Hiel, de Betheliet, 4636 1Kon 16:34 | Betheliet, Jericho; op Abiram, zijn eerstgeborenen zoon heeft 4637 1Kon 16:34 | gegrondvest, en op Segub, zijn jongsten zoon, heeft hij 4638 1Kon 17:1 | deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn 4639 1Kon 17:17 | het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer sterk, 4640 1Kon 17:19 | en hij legde hem neder op zijn bed. ~ 4641 1Kon 17:23 | het huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, 4642 1Kon 18:7 | kennende, zo viel hij op zijn aangezicht, en zeide: Zijt 4643 1Kon 18:12 | wanneer ik van u zou weggegaan zijn, dat de Geest des HEEREN 4644 1Kon 18:22 | en de profeten van Baal zijn vierhonderd en vijftig mannen. ~ 4645 1Kon 18:24 | antwoorden zal, Die zal God zijn. En het ganse volk antwoordde 4646 1Kon 18:31 | zeggende: Israel zal uw naam zijn. ~ 4647 1Kon 18:42 | aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieen. ~ 4648 1Kon 18:42 | hij zijn aangezicht tussen zijn knieen. ~ 4649 1Kon 18:43 | 43 En hij zeide tot zijn jongen: Ga nu op, en zie 4650 1Kon 18:46 | over Elia, en hij gordde zijn lenden, en liep voor het 4651 1Kon 19:3 | dat in Juda is, en liet zijn jongen aldaar. ~ 4652 1Kon 19:4 | jeneverboom; en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: 4653 1Kon 19:6 | hij zag om, en ziet, aan zijn hoofdeinde was een koek 4654 1Kon 19:7 | de weg zou te veel voor u zijn. ~ 4655 1Kon 19:13 | Elia dat hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn 4656 1Kon 19:13 | zijn aangezicht bewond met zijn mantel, en uitging, en stond 4657 1Kon 19:19 | ging over tot hem, en wierp zijn mantel op hem. ~ 4658 1Kon 20:1 | van Syrie, vergaderde al zijn macht; en twee en dertig 4659 1Kon 20:3 | en uw beste kinderen, die zijn mijn. ~ 4660 1Kon 20:10 | stof van Samaria genoeg zal zijn tot handvollen voor al het 4661 1Kon 20:12 | tenten, dat hij zeide tot zijn knechten: Legt aan! En zij 4662 1Kon 20:17 | hem, zeggende: Uit Samaria zijn mannen uitgetogen. ~ 4663 1Kon 20:18 | zij tot vrede uitgetogen zijn, grijpt hen levend; hetzij 4664 1Kon 20:18 | zij ten strijde uitgetogen zijn, grijpt hen levend. ~ 4665 1Kon 20:20 | 20 En een ieder sloeg zijn man, zodat de Syriers vloden, 4666 1Kon 20:23 | tot hem gezegd: Hun goden zijn berggoden, daarom zijn zij 4667 1Kon 20:23 | goden zijn berggoden, daarom zijn zij sterker geweest dan 4668 1Kon 20:23 | strijden, zo wij niet sterker zijn dan zij! ~ 4669 1Kon 20:24 | koningen weg, elkeen uit zijn plaats, en stel landvoogden 4670 1Kon 20:25 | strijden, zo wij niet sterker zijn dan zij! En hij hoorde naar 4671 1Kon 20:31 | Israels goedertierene koningen zijn; laat ons toch zakken om 4672 1Kon 20:35 | de zonen der profeten tot zijn naaste, door het woord des 4673 1Kon 20:38 | verstelde zich met as boven zijn ogen. ~ 4674 1Kon 20:39 | in de plaats zijner ziel zijn, of gij zult een talent 4675 1Kon 20:41 | zich, en deed de as af van zijn ogen; en de koning van Israel 4676 1Kon 20:42 | uw ziel in de plaats van zijn ziel zijn, en uw volk in 4677 1Kon 20:42 | de plaats van zijn ziel zijn, en uw volk in de plaats 4678 1Kon 20:42 | uw volk in de plaats van zijn volk. ~ 4679 1Kon 20:43 | gemelijk en toornig, naar zijn huis, en kwam te Samaria. ~  ~  ~  4680 1Kon 21:3 | late de HEERE verre van mij zijn, dat ik u de erve mijner 4681 1Kon 21:4 | 4 Toen kwam Achab in zijn huis, gemelijk en toornig 4682 1Kon 21:4 | hij legde zich neder op zijn bed, en keerde zijn aangezicht 4683 1Kon 21:4 | neder op zijn bed, en keerde zijn aangezicht om, en at geen 4684 1Kon 21:5 | 5 Maar Izebel, zijn huisvrouw, kwam tot hem, 4685 1Kon 21:6 | zal ik u een wijngaard in zijn plaats geven; maar hij heeft 4686 1Kon 21:7 | 7 Toen zeide Izebel, zijn huisvrouw, tot hem: Zoudt 4687 1Kon 21:8 | Achab, en verzegelde ze met zijn signet; en zond de brieven 4688 1Kon 21:8 | en tot de edelen, die in zijn stad waren, wonende met 4689 1Kon 21:11 | oudsten en die edelen, die in zijn stad woonden, deden gelijk 4690 1Kon 21:25 | des HEEREN, dewijl Izebel, zijn huisvrouw, hem ophitste. ~ 4691 1Kon 21:27 | woorden hoorde, dat hij zijn klederen scheurde, en een 4692 1Kon 21:27 | scheurde, en een zak om zijn vlees legde, en vastte; 4693 1Kon 21:29 | zo zal Ik dat kwaad in zijn dagen niet brengen; in de 4694 1Kon 21:29 | zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis brengen. ~  ~ 4695 1Kon 22:3 | de koning van Israel tot zijn knechten zeide: Weet gij, 4696 1Kon 22:3 | in Gilead onze is? En wij zijn stil, zonder dat te nemen 4697 1Kon 22:4 | koning van Israel: Zo zal ik zijn gelijk gij zijt, zo mijn 4698 1Kon 22:10 | koning van Juda, zaten elk op zijn troon, bekleed met hun klederen, 4699 1Kon 22:12 | en gij zult voorspoedig zijn; want de HEERE zal hen in 4700 1Kon 22:13 | de woorden der profeten zijn uit een mond goed tot den 4701 1Kon 22:15 | en gij zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal ze in 4702 1Kon 22:17 | iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede. ~ 4703 1Kon 22:19 | zag den HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse 4704 1Kon 22:19 | staande nevens Hem, aan Zijn rechter hand en aan Zijn 4705 1Kon 22:19 | Zijn rechter hand en aan Zijn linkerhand. ~ 4706 1Kon 22:22 | uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn 4707 1Kon 22:22 | zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide: 4708 1Kon 22:34 | spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, en schoot 4709 1Kon 22:34 | pantsier. Toen zeide hij tot zijn voerman: Keer uw hand, en 4710 1Kon 22:36 | zeggende: Een ieder kere naar zijn stad, en een ieder naar 4711 1Kon 22:36 | stad, en een ieder naar zijn land! ~ 4712 1Kon 22:38 | spoelde, lekten de honden zijn bloed, waar de hoeren wiesen, 4713 1Kon 22:39 | die hij gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in het 4714 1Kon 22:40 | Alzo ontsliep Achab met zijn vaderen; en zijn zoon Ahazia 4715 1Kon 22:40 | Achab met zijn vaderen; en zijn zoon Ahazia werd koning 4716 1Kon 22:40 | zoon Ahazia werd koning in zijn plaats. ~ 4717 1Kon 22:43 | wandelde in al den weg van zijn vader Asa; hij week niet 4718 1Kon 22:46 | geschiedenissen van Josafat, en zijn macht, die hij bewezen heeft, 4719 1Kon 22:46 | hoe hij geoorloogd heeft, zijn die niet geschreven in het 4720 1Kon 22:47 | schandjongens, die in de dagen van zijn vader Asa overgebleven waren. ~ 4721 1Kon 22:51 | En Josafat ontsliep met zijn vaderen, en werd bij zijn 4722 1Kon 22:51 | zijn vaderen, en werd bij zijn vaderen begraven in de stad 4723 1Kon 22:51 | begraven in de stad van zijn vader David; en zijn zoon 4724 1Kon 22:51 | van zijn vader David; en zijn zoon Joram werd koning in 4725 1Kon 22:51 | zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~ 4726 1Kon 22:53 | wandelde in den weg van zijn vader, en in den weg van 4727 1Kon 22:53 | vader, en in den weg van zijn moeder, en in den weg van 4728 1Kon 22:54 | Israels, naar alles, wat zijn vader gedaan had. ~ 4729 2Kon 1:2 | viel door een tralie in zijn opperzaal, die te Samaria 4730 2Kon 1:8 | lederen gordel gegord om zijn lenden. Toen zeide hij: 4731 2Kon 1:9 | hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. En als hij tot 4732 2Kon 1:10 | hemel, en verteerde hem en zijn vijftigen. ~ 4733 2Kon 1:11 | hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. Deze antwoordde 4734 2Kon 1:12 | hemel en verteerde hem en zijn vijftigen. ~ 4735 2Kon 1:13 | van de derde vijftigen met zijn vijftigen. Zo ging de derde 4736 2Kon 1:13 | en kwam en boog zich op zijn knieen, voor Elia, en smeekte 4737 2Kon 1:13 | deze vijftigen, dierbaar zijn in uw ogen! ~ 4738 2Kon 1:14 | laat mijn ziel dierbaar zijn in uw ogen! ~ 4739 2Kon 1:15 | met hem; vrees niet voor zijn aangezicht. En hij stond 4740 2Kon 1:16 | geen God in Israel is, om Zijn woord te vragen?); daarom, 4741 2Kon 1:17 | en Joram werd koning in zijn plaats, in het tweede jaar 4742 2Kon 2:8 | 8 Toen nam Elia zijn mantel, en wond hem samen, 4743 2Kon 2:9 | delen van uw geest op mij zijn! ~ 4744 2Kon 2:12 | vader, wagen Israels en zijn ruiteren! En hij zag hem 4745 2Kon 2:12 | niet meer; en hij vatte zijn klederen en scheurde ze 4746 2Kon 2:16 | zeiden tot hem: Zie nu, er zijn bij uw knechten vijftig 4747 2Kon 3:2 | HEEREN, doch niet gelijk zijn vader en gelijk zijn moeder; 4748 2Kon 3:2 | gelijk zijn vader en gelijk zijn moeder; want hij deed dag 4749 2Kon 3:2 | beeld van Baal weg, hetwelk zijn vader gemaakt had. ~ 4750 2Kon 3:7 | Ik zal opkomen; zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, zo mijn 4751 2Kon 3:25 | af, en een iegelijk wierp zijn steen op alle goede stukken 4752 2Kon 3:27 | 27 Toen nam hij zijn eerstgeboren zoon, die in 4753 2Kon 3:27 | eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou worden, 4754 2Kon 4:12 | 12 Toen zeide hij tot zijn jongen Gehazi: Roep deze 4755 2Kon 4:12 | geroepen had, stond zij voor zijn aangezicht. ~ 4756 2Kon 4:18 | dag, dat het uitging tot zijn vader, tot de maaiers. ~ 4757 2Kon 4:19 | 19 En het zeide tot zijn vader: Mijn hoofd, mijn 4758 2Kon 4:19 | een jongen: Draag hem tot zijn moeder. ~ 4759 2Kon 4:20 | droeg hem, en bracht hem tot zijn moeder. En hij zat op haar 4760 2Kon 4:23 | En zij zeide: Het zal wel zijn. ~ 4761 2Kon 4:25 | zag, dat hij tot Gehazi, zijn jongen zeide: Zie, daar 4762 2Kon 4:27 | den berg kwam, vatte zij zijn voeten. Maar Gehazi trad 4763 2Kon 4:32 | jongen dood, zijnde gelegd op zijn bed. ~ 4764 2Kon 4:34 | op het kind, en leggende zijn mond op deszelfs mond, en 4765 2Kon 4:34 | mond op deszelfs mond, en zijn ogen op zijn ogen, en zijn 4766 2Kon 4:34 | deszelfs mond, en zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen op 4767 2Kon 4:34 | zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen op zijn handen, breidde 4768 2Kon 4:34 | ogen, en zijn handen op zijn handen, breidde zich over 4769 2Kon 4:35 | toe; daarna deed de jongen zijn ogen open. ~ 4770 2Kon 4:37 | Zo kwam zij, en viel voor zijn voeten, en boog zich ter 4771 2Kon 4:38 | der profeten zaten voor zijn aangezicht; en hij zeide 4772 2Kon 4:38 | aangezicht; en hij zeide tot zijn jongen: Zet den groten pot 4773 2Kon 4:39 | wijnstok, en las daarvan, zijn kleed vol wilde kolokwinten, 4774 2Kon 4:43 | 43 Doch zijn dienaar zeide: Wat zou ik 4775 2Kon 5:3 | is, dan zou hij hem van zijn melaatsheid ontledigen. ~ 4776 2Kon 5:4 | Toen ging hij in en gaf het zijn heer te kennen, zeggende: 4777 2Kon 5:5 | hij ging heen, en nam in zijn hand tien talenten zilvers, 4778 2Kon 5:6 | brief tot u zal gekomen zijn, zie, ik heb mijn knecht 4779 2Kon 5:6 | dat gij hem ontledigt van zijn melaatsheid. ~ 4780 2Kon 5:7 | brief gelezen had, dat hij zijn klederen scheurde, en zeide: 4781 2Kon 5:7 | mij zendt, om een man van zijn melaatsheid te ontledigen? 4782 2Kon 5:8 | dat de koning van Israel zijn klederen gescheurd had, 4783 2Kon 5:9 | 9 Alzo kwam Naaman met zijn paarden en met zijn wagen, 4784 2Kon 5:9 | met zijn paarden en met zijn wagen, en stond voor de 4785 2Kon 5:10 | wederkomen, en gij zult rein zijn. 4786 2Kon 5:11 | Zijns Gods, aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken, 4787 2Kon 5:12 | 12 Zijn niet Abana en Farpar, de 4788 2Kon 5:13 | 13 Toen traden zijn knechten toe, en spraken 4789 2Kon 5:13 | Was u, en gij zult rein zijn? ~ 4790 2Kon 5:14 | woord van den man Gods; en zijn vlees kwam weder, gelijk 4791 2Kon 5:15 | tot den man Gods, hij en zijn ganse heir, en kwam, en 4792 2Kon 5:15 | en kwam, en stond voor zijn aangezicht en zeide: Zie, 4793 2Kon 5:20 | Syrier belet, dat men uit zijn hand niet genomen heeft, 4794 2Kon 5:22 | te zeggen: Zie, nu straks zijn tot mij twee jongelingen 4795 2Kon 5:23 | hij legde ze op twee van zijn jongens, die ze voor zijn 4796 2Kon 5:23 | zijn jongens, die ze voor zijn aangezicht droegen. ~ 4797 2Kon 5:25 | kwam hij in, en stond voor zijn heer. En Elisa zeide tot 4798 2Kon 5:26 | man zich omkeerde van op zijn wagen u tegemoet? Was het 4799 2Kon 5:27 | Toen ging hij uit van voor zijn aangezicht, melaats, wit 4800 2Kon 6:7 | tot u op. Toen stak hij zijn hand uit, en nam het, ~ 4801 2Kon 6:8 | en beraadslaagde zich met zijn knechten, zeggende: Mijn 4802 2Kon 6:8 | zeggende: Mijn legering zal zijn in de plaats van zulk een. ~ 4803 2Kon 6:9 | niet trekt, want de Syriers zijn daarhenen afgekomen. ~ 4804 2Kon 6:11 | dezen handel; en hij riep zijn knechten, en zeide tot hen: 4805 2Kon 6:12 | 12 En een van zijn knechten zeide: Neen, mijn 4806 2Kon 6:15 | paarden en wagenen. Toen zeide zijn jongen tot hem: Ach, mijn 4807 2Kon 6:16 | Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer, dan die bij 4808 2Kon 6:16 | want die bij ons zijn, zijn meer, dan die bij hen zijn. ~ 4809 2Kon 6:16 | zijn meer, dan die bij hen zijn. ~ 4810 2Kon 6:17 | zeide: HEERE, open toch zijn ogen, dat hij zie! En de 4811 2Kon 6:24 | Benhadad, de koning van Syrie, zijn gehele leger verzamelde, 4812 2Kon 6:30 | vrouw gehoord had, dat hij zijn klederen scheurde, alzo 4813 2Kon 6:30 | een zak van binnen over zijn vlees was. ~ 4814 2Kon 6:32 | 32 (Elisa nu zat in zijn huis, en de oudsten zaten 4815 2Kon 6:32 | hij zond een man van voor zijn aangezicht; maar eer de 4816 2Kon 6:32 | het geruis der voeten van zijn heer achter hem? ~ 4817 2Kon 7:10 | boodschapten hun, zeggende: Wij zijn gekomen tot het leger der 4818 2Kon 7:12 | den nacht, en zeide tot zijn knechten: Ik zal u nu te 4819 2Kon 7:12 | weten, dat wij hongerig zijn; daarom zijn zij uit het 4820 2Kon 7:12 | wij hongerig zijn; daarom zijn zij uit het leger gegaan, 4821 2Kon 7:12 | uit de stad gegaan zullen zijn, dan zullen wij hen levend 4822 2Kon 7:13 | Toen antwoordde een van zijn knechten, en zeide: Dat 4823 2Kon 7:13 | hierbinnen overgebleven zijn (zie, zij zijn als de gehele 4824 2Kon 7:13 | overgebleven zijn (zie, zij zijn als de gehele menigte der 4825 2Kon 7:13 | hierbinnen overgebleven zijn; zie, zij zijn als de gehele 4826 2Kon 7:13 | overgebleven zijn; zie, zij zijn als de gehele menigte der 4827 2Kon 7:13 | Israelieten, die vergaan zijn), laat ons die zenden, en 4828 2Kon 8:9 | en nam een geschenk in zijn hand, te weten, alle goed 4829 2Kon 8:9 | hij kwam, en stond voor zijn aangezicht, en zeide: Uw 4830 2Kon 8:11 | 11 En hij hield zijn gezicht staande, en zette 4831 2Kon 8:13 | getoond, dat gij koning zijn zult over Syrie. ~ 4832 2Kon 8:14 | weg van Elisa, en kwam tot zijn heer, die tot hem zeide: 4833 2Kon 8:15 | het water doopte, en over zijn aangezicht uitspreidde, 4834 2Kon 8:15 | en Hazael werd koning in zijn plaats. ~ 4835 2Kon 8:19 | hem te allen tijde voor zijn zonen een lamp zou geven. ~ 4836 2Kon 8:20 | 20 In zijn dagen vielen de Edomieten 4837 2Kon 8:21 | wagenen; en het volk vlood in zijn hutten. ~ 4838 2Kon 8:24 | 24 En Joram ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 4839 2Kon 8:24 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen, in de stad Davids; 4840 2Kon 8:24 | stad Davids; en Ahazia, zijn zoon, werd koning in zijn 4841 2Kon 8:24 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ 4842 2Kon 9:2 | Als gij daar zult gekomen zijn, zo zie, waar Jehu, de zoon 4843 2Kon 9:3 | oliekruik, en giet ze uit op zijn hoofd, en zeg: Zo zegt de 4844 2Kon 9:6 | hij dan goot de olie op zijn hoofd, en hij zeide tot 4845 2Kon 9:10 | Jizreel, en er zal niemand zijn, die haar begrave. Toen 4846 2Kon 9:11 | hen: Gij kent den man en zijn spraak. ~ 4847 2Kon 9:13 | zich, en een iegelijk nam zijn kleed, en legde het onder 4848 2Kon 9:21 | Span aan. En men spande zijn wagen aan. Zo toog Joram, 4849 2Kon 9:21 | koning van Juda, een ieder op zijn wagen; en zij togen uit 4850 2Kon 9:22 | en haar toverijen zo vele zijn? ~ 4851 2Kon 9:23 | 23 Toen keerde Joram zijn hand, en vlood, en zeide 4852 2Kon 9:24 | en schoot Joram tussen zijn armen, dat de pijl door 4853 2Kon 9:24 | armen, dat de pijl door zijn hart uitging; en hij kromde 4854 2Kon 9:24 | uitging; en hij kromde zich in zijn wagen. ~ 4855 2Kon 9:25 | Toen zeide Jehu tot Bidkar, zijn hoofdman: Neem, werp hem 4856 2Kon 9:25 | gij nevens elkander achter zijn vader Achab reden, dat hem 4857 2Kon 9:28 | 28 En zijn knechten voerden hem naar 4858 2Kon 9:28 | en zij begroeven hem in zijn graf, bij zijn vaderen in 4859 2Kon 9:28 | begroeven hem in zijn graf, bij zijn vaderen in de stad Davids. ~ 4860 2Kon 9:31 | o Zimri, doodslager van zijn heer? ~ 4861 2Kon 9:32 | 32 En hij hief zijn aangezicht op naar het venster, 4862 2Kon 9:36 | heeft door den dienst van Zijn knecht Elia, den Thisbiet, 4863 2Kon 9:37 | dode lichaam van Izebel zal zijn gelijk mest op het veld, 4864 2Kon 10:2 | brief tot u zal gekomen zijn, dewijl de zonen van uw 4865 2Kon 10:2 | zonen van uw heer bij u zijn, ook de wagenen en de paarden 4866 2Kon 10:2 | wagenen en de paarden bij u zijn, mitsgaders een vaste stad, 4867 2Kon 10:4 | koningen bestonden niet voor zijn aangezicht, hoe zouden wij 4868 2Kon 10:5 | tot Jehu, zeggende: Wij zijn uw knechten, en al wat gij 4869 2Kon 10:10 | Hij door den dienst van Zijn knecht Elia gesproken heeft. ~ 4870 2Kon 10:11 | Achab te Jizreel, en al zijn groten, en zijn bekenden, 4871 2Kon 10:11 | Jizreel, en al zijn groten, en zijn bekenden, en zijn priesteren; 4872 2Kon 10:11 | groten, en zijn bekenden, en zijn priesteren; totdat hij hem 4873 2Kon 10:13 | gijlieden? En zij zeiden: Wij zijn de broederen van Ahazia, 4874 2Kon 10:13 | broederen van Ahazia, en zijn afgekomen, om de zonen des 4875 2Kon 10:15 | geef uw hand. En hij gaf zijn hand, en hij deed hem tot 4876 2Kon 10:16 | deden zij hem rijden op zijn wagen. ~ 4877 2Kon 10:19 | alle profeten van Baal, al zijn dienaren, en al zijn priesteren 4878 2Kon 10:19 | al zijn dienaren, en al zijn priesteren tot mij, dat 4879 2Kon 10:24 | handen gebracht heb, ontkomt, zijn ziel zal voor deszelfs ziel 4880 2Kon 10:24 | ziel zal voor deszelfs ziel zijn. ~ 4881 2Kon 10:31 | des Gods van Israel, met zijn ganse hart; hij week niet 4882 2Kon 10:34 | hij gedaan heeft, en al zijn macht, zijn die niet geschreven 4883 2Kon 10:34 | heeft, en al zijn macht, zijn die niet geschreven in het 4884 2Kon 10:35 | 35 En Jehu ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 4885 2Kon 10:35 | begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz werd koning 4886 2Kon 10:35 | zoon Joahaz werd koning in zijn plaats. ~ 4887 2Kon 10:36 | geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren. ~ 4888 2Kon 11:2 | werden, zettende hem en zijn voedster in een slaapkamer; 4889 2Kon 11:6 | 6 En een derde deel zal zijn aan de poort Sur; en een 4890 2Kon 11:8 | omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn hand, en 4891 2Kon 11:8 | ieder met zijn wapenen in zijn hand, en hij, die tussen 4892 2Kon 11:9 | geboden had, en namen ieder zijn mannen, die op den sabbat 4893 2Kon 11:11 | trawanten stonden, ieder met zijn wapenen in zijn hand, van 4894 2Kon 11:11 | ieder met zijn wapenen in zijn hand, van de rechterzijde 4895 2Kon 11:17 | den HEERE tot een volk zou zijn; mitsgaders tussen de koning 4896 2Kon 11:18 | Baal, en braken dat af; zijn altaren en zijn beelden 4897 2Kon 11:18 | dat af; zijn altaren en zijn beelden verbraken zij recht 4898 2Kon 12:2 | in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke de priester 4899 2Kon 12:4 | ieder der personen naar zijn schatting, en al het geld, 4900 2Kon 12:5 | zich nemen, een ieder van zijn bekende; en zij zullen de 4901 2Kon 12:17 | in; daarna stelde Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem 4902 2Kon 12:18 | Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van 4903 2Kon 12:18 | Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, en al 4904 2Kon 12:20 | 20 En zijn knechten stonden op, en 4905 2Kon 12:21 | Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten, sloegen hem, dat 4906 2Kon 12:21 | en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad Davids; 4907 2Kon 12:21 | stad Davids; en Amazia, zijn zoon, werd koning in zijn 4908 2Kon 12:21 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~  ~  4909 2Kon 13:2 | in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke de priester 4910 2Kon 13:4 | ieder der personen naar zijn schatting, en al het geld, 4911 2Kon 13:5 | zich nemen, een ieder van zijn bekende; en zij zullen de 4912 2Kon 13:17 | in; daarna stelde Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem 4913 2Kon 13:18 | Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van 4914 2Kon 13:18 | Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, en al 4915 2Kon 13:20 | 20 En zijn knechten stonden op, en 4916 2Kon 13:21 | Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten, sloegen hem, dat 4917 2Kon 13:21 | en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad Davids; 4918 2Kon 13:21 | stad Davids; en Amazia, zijn zoon, werd koning in zijn 4919 2Kon 13:21 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ 4920 2Kon 14:8 | hij gedaan heeft, en al zijn macht, zijn die niet geschreven 4921 2Kon 14:8 | heeft, en al zijn macht, zijn die niet geschreven in het 4922 2Kon 14:9 | 9 En Joahaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 4923 2Kon 14:9 | hem te Samaria; en Joas, zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~ 4924 2Kon 14:9 | zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~ 4925 2Kon 14:12 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht, waarmede hij gestreden 4926 2Kon 14:12 | Amazia, den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het 4927 2Kon 14:13 | 13 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en Jerobeam zat 4928 2Kon 14:13 | vaderen, en Jerobeam zat op zijn troon. En Joas werd begraven 4929 2Kon 14:14 | nu was krank geweest van zijn krankheid, van dewelke hij 4930 2Kon 14:14 | afgekomen, en had geweend over zijn aangezicht, en gezegd: Mijn 4931 2Kon 14:14 | vader, wagen Israels en zijn ruiteren! ~ 4932 2Kon 14:16 | aan den boog, en hij leide zijn hand daaraan; en Elisa leide 4933 2Kon 14:16 | daaraan; en Elisa leide zijn handen op des konings handen. ~ 4934 2Kon 14:21 | werd hij levend, en rees op zijn voeten. ~ 4935 2Kon 14:23 | heeft hen niet verworpen van Zijn aangezicht, tot nu toe. ~ 4936 2Kon 14:24 | koning van Syrie, stierf, en zijn zoon Benhadad werd koning 4937 2Kon 14:24 | Benhadad werd koning in zijn plaats. ~ 4938 2Kon 14:25 | uit de hand van Joahaz, zijn vader, met krijg genomen 4939 2Kon 15:3 | HEEREN, nochtans niet als zijn vader David; hij deed naar 4940 2Kon 15:3 | hij deed naar alles, wat zijn vader Joas gedaan had. ~ 4941 2Kon 15:5 | nu, als het koninkrijk in zijn hand versterkt was, dat 4942 2Kon 15:5 | hand versterkt was, dat hij zijn knechten sloeg, die den 4943 2Kon 15:5 | knechten sloeg, die den koning, zijn vader, geslagen hadden, ~ 4944 2Kon 15:6 | worden; maar een ieder zal om zijn zonde gedood worden. ~ 4945 2Kon 15:12 | vloden, een iegelijk in zijn tenten. ~ 4946 2Kon 15:15 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht, en hoe hij gestreden 4947 2Kon 15:15 | Amazia, den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het 4948 2Kon 15:16 | 16 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en werd te Samaria 4949 2Kon 15:16 | koningen van Israel; en zijn zoon Jerobeam werd koning 4950 2Kon 15:16 | Jerobeam werd koning in zijn plaats. ~ 4951 2Kon 15:20 | Jeruzalem begraven, bij zijn vaderen, in de stad Davids. ~ 4952 2Kon 15:21 | hem koning in plaats van zijn vader Amazia. ~ 4953 2Kon 15:22 | Juda, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was. ~ 4954 2Kon 15:25 | had door den dienst van Zijn knecht Jona, den zoon van 4955 2Kon 15:28 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht, hoe hij gekrijgd 4956 2Kon 15:28 | Israel wedergebracht heeft, zijn die niet geschreven in het 4957 2Kon 15:29 | En Jerobeam ontsliep met zijn vaderen, met de koningen 4958 2Kon 15:29 | koningen van Israel; en zijn zoon Zacharia werd koning 4959 2Kon 15:29 | Zacharia werd koning in zijn plaats. ~ 4960 2Kon 16:3 | des HEEREN, naar al wat zijn vader Amazia gedaan had. ~ 4961 2Kon 16:6 | al wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het 4962 2Kon 16:7 | 7 En Azaria ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 4963 2Kon 16:7 | en zij begroeven hem bij zijn vaderen, in de stad Davids; 4964 2Kon 16:7 | vaderen, in de stad Davids; en zijn zoon Jotham werd koning 4965 2Kon 16:7 | zoon Jotham werd koning in zijn plaats. ~ 4966 2Kon 16:9 | ogen des HEEREN, gelijk als zijn vaderen gedaan hadden; hij 4967 2Kon 16:10 | hem; en hij werd koning in zijn plaats. ~ 4968 2Kon 16:14 | doodde hem, en werd koning in zijn plaats. ~ 4969 2Kon 16:15 | geschiedenissen van Sallum, en zijn verbintenis, die hij maakte, 4970 2Kon 16:15 | die hij maakte, ziet, die zijn geschreven in het boek der 4971 2Kon 16:18 | des HEEREN; hij week al zijn dagen niet af van de zonden 4972 2Kon 16:19 | talenten zilvers, opdat zijn hand met hem zoude zijn, 4973 2Kon 16:19 | zijn hand met hem zoude zijn, om het koninkrijk in zijn 4974 2Kon 16:19 | zijn, om het koninkrijk in zijn hand te sterken. ~ 4975 2Kon 16:22 | Daarna ontsliep Menahem met zijn vaderen; en zijn zoon Pekahia 4976 2Kon 16:22 | Menahem met zijn vaderen; en zijn zoon Pekahia werd koning 4977 2Kon 16:22 | zoon Pekahia werd koning in zijn plaats. ~ 4978 2Kon 16:25 | Pekah, de zoon van Remalia, zijn hoofdman, maakte een verbintenis 4979 2Kon 16:25 | hij hem, en werd koning in zijn plaats. ~ 4980 2Kon 16:30 | doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het twintigste 4981 2Kon 16:34 | HEEREN; naar alles, wat zijn vader Uzzia gedaan had, 4982 2Kon 16:38 | 38 En Jotham ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 4983 2Kon 16:38 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad van zijn 4984 2Kon 16:38 | zijn vaderen in de stad van zijn vader David; en zijn zoon 4985 2Kon 16:38 | van zijn vader David; en zijn zoon Achaz werd koning in 4986 2Kon 16:38 | zoon Achaz werd koning in zijn plaats. ~  ~  4987 2Kon 17:2 | des HEEREN zijns Gods, als zijn vader David. ~ 4988 2Kon 17:3 | Israel; ja, hij deed ook zijn zoon door het vuur gaan, 4989 2Kon 17:10 | gelijkenis van het altaar, en zijn afbeelding, naar zijn ganse 4990 2Kon 17:10 | en zijn afbeelding, naar zijn ganse maaksel. ~ 4991 2Kon 17:13 | 13 En hij stak zijn brandoffer aan, en zijn 4992 2Kon 17:13 | zijn brandoffer aan, en zijn spijsoffer, en goot zijn 4993 2Kon 17:13 | zijn spijsoffer, en goot zijn drankoffer en sprengde het 4994 2Kon 17:14 | van het huis, van tussen zijn altaar, en van tussen het 4995 2Kon 17:15 | des konings brandoffer, en zijn spijsoffer, en het brandoffer 4996 2Kon 17:15 | het koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~ 4997 2Kon 17:20 | 20 En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 4998 2Kon 17:20 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen, in de stad Davids; 4999 2Kon 17:20 | stad Davids; en Hizkia, zijn zoon, werd koning in zijn 5000 2Kon 17:20 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~  ~ 


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License