1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263
Book Chapter: Verse
4501 1Kon 9:22 | krijgslieden, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hoofdlieden,
4502 1Kon 9:22 | knechten, en zijn vorsten, en zijn hoofdlieden, en de oversten
4503 1Kon 9:27 | Hiram zond met die schepen zijn knechten, scheepslieden,
4504 1Kon 10:5 | dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en zijn opgang,
4505 1Kon 10:5 | kledingen, en zijn schenkers, en zijn opgang, waardoor hij henen
4506 1Kon 10:8 | 8 Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig
4507 1Kon 10:24 | aangezicht van Salomo, om zijn wijsheid te horen, die God
4508 1Kon 10:24 | wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had. ~
4509 1Kon 10:25 | En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten,
4510 1Kon 10:27 | het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen
4511 1Kon 10:27 | de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen,
4512 1Kon 10:27 | vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~
4513 1Kon 11:3 | driehonderd bijwijven; en zijn vrouwen neigden zijn hart. ~
4514 1Kon 11:3 | en zijn vrouwen neigden zijn hart. ~
4515 1Kon 11:4 | van Salomo's ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter
4516 1Kon 11:4 | ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter andere goden
4517 1Kon 11:4 | andere goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met
4518 1Kon 11:4 | volkomen was met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van
4519 1Kon 11:4 | God, gelijk het hart van zijn vader David. ~
4520 1Kon 11:6 | HEERE te volgen, gelijk zijn vader David. ~
4521 1Kon 11:8 | En alzo deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die haar
4522 1Kon 11:9 | tegen Salomo, omdat hij zijn hart geneigd had van den
4523 1Kon 11:20 | van Tachpenes baarde hem zijn zoon Genubath, denwelken
4524 1Kon 11:21 | Egypte hoorde, dat David met zijn vaderen ontslapen, en dat
4525 1Kon 11:23 | Eljada, die gevloden was van zijn heer Hadad-ezer, den koning
4526 1Kon 11:27 | sloot de breuk der stad van zijn vader David toe. ~
4527 1Kon 11:33 | en Mijn rechten; gelijk zijn vader David. ~
4528 1Kon 11:34 | dit koninkrijk zal Ik uit zijn hand nemen; maar Ik stel
4529 1Kon 11:36 | 36 En zijn zoon zal Ik een stam geven;
4530 1Kon 11:37 | begeren; en gij zult koning zijn over Israel. ~
4531 1Kon 11:38 | heeft; dat Ik met u zal zijn, en u een bestendig huis
4532 1Kon 11:41 | wat hij gedaan heeft, en zijn wijsheid, is dat niet geschreven
4533 1Kon 11:43 | Daarna ontsliep Salomo met zijn vaderen, en werd begraven
4534 1Kon 11:43 | begraven in de stad van zijn vader David; en Rehabeam,
4535 1Kon 11:43 | vader David; en Rehabeam, zijn zoon, werd koning in zijn
4536 1Kon 11:43 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ ~
4537 1Kon 12:4 | vaders harden dienst, en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd
4538 1Kon 12:6 | voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde,
4539 1Kon 12:7 | te allen dage uw knechten zijn. ~
4540 1Kon 12:8 | opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~
4541 1Kon 12:10 | kleinste vinger zal dikker zijn dan mijns vaders lenden. ~
4542 1Kon 12:15 | van den HEERE, opdat Hij Zijn woord bevestigde, hetwelk
4543 1Kon 12:16 | David! Zo ging Israel naar zijn tenten. ~
4544 1Kon 12:24 | een ieder kere weder tot zijn huis, want deze zaak is
4545 1Kon 12:26 | 26 En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk
4546 1Kon 12:33 | der maand, dewelke hij uit zijn hart verdacht had; zo maakte
4547 1Kon 13:2 | geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren
4548 1Kon 13:4 | geroepen had, dat Jerobeam zijn hand van op het altaar uitstrekte,
4549 1Kon 13:4 | zeggende: Grijpt hem! Maar zijn hand, die hij tegen hem
4550 1Kon 13:9 | mij de HEERE geboden door Zijn woord, zeggende: Gij zult
4551 1Kon 13:11 | nu woonde te Beth-El; en zijn zoon kwam, en vertelde hem
4552 1Kon 13:12 | Wat weg is hij getogen? En zijn zonen hadden den weg gezien,
4553 1Kon 13:13 | 13 Toen zeide hij tot zijn zonen: Zadelt mij den ezel.
4554 1Kon 13:19 | wederom, en at brood in zijn huis, en dronk water. ~
4555 1Kon 13:24 | den weg, en doodde hem; en zijn dood lichaam lag geworpen
4556 1Kon 13:27 | 27 Verder sprak hij tot zijn zonen, zeggende: Zadelt
4557 1Kon 13:28 | Toen toog hij heen, en vond zijn dood lichaam geworpen op
4558 1Kon 13:30 | 30 En hij legde zijn dood lichaam in zijn graf;
4559 1Kon 13:30 | legde zijn dood lichaam in zijn graf; en zij maakten over
4560 1Kon 13:31 | begraven had, dat hij sprak tot zijn zonen, zeggende: Als ik
4561 1Kon 13:31 | zeggende: Als ik zal gestorven zijn, zo begraaft mij in dat
4562 1Kon 13:31 | legt mijn beenderen bij zijn beenderen. ~
4563 1Kon 13:32 | in de steden van Samaria zijn. ~
4564 1Kon 13:33 | keerde zich Jerobeam niet van zijn bozen weg; maar maakte wederom
4565 1Kon 14:2 | 2 En Jerobeam zeide tot zijn huisvrouw: Maak u nu op,
4566 1Kon 14:2 | heeft, dat ik koning zou zijn over dit volk. ~
4567 1Kon 14:4 | Ahia nu kon niet zien, want zijn ogen stonden stijf vanwege
4568 1Kon 14:4 | ogen stonden stijf vanwege zijn ouderdom. ~
4569 1Kon 14:5 | haar spreken, en het zal zijn, als zij inkomt, dat zij
4570 1Kon 14:8 | geboden hield, en die Mij met zijn ganse hart navolgde, om
4571 1Kon 14:9 | allen, die voor u geweest zijn, en henengegaan zijt, en
4572 1Kon 14:12 | in de stad zullen gekomen zijn, zo zal het kind sterven. ~
4573 1Kon 14:14 | maar wat zal het ook nu zijn? ~
4574 1Kon 14:18 | had door den dienst van Zijn knecht Ahia, den profeet. ~
4575 1Kon 14:19 | geregeerd heeft, ziet, die zijn geschreven in het boek der
4576 1Kon 14:20 | Jerobeam heeft geregeerd, zijn twee en twintig jaren; en
4577 1Kon 14:20 | jaren; en hij ontsliep met zijn vaderen, en Nadab, zijn
4578 1Kon 14:20 | zijn vaderen, en Nadab, zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~
4579 1Kon 14:20 | zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~
4580 1Kon 14:21 | de stammen van Israel, om Zijn Naam daar te zetten; en
4581 1Kon 14:29 | al wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het
4582 1Kon 14:31 | En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
4583 1Kon 14:31 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids;
4584 1Kon 14:31 | Naama, de Ammonietische; en zijn zoon Abiam regeerde in zijn
4585 1Kon 14:31 | zijn zoon Abiam regeerde in zijn plaats. ~
4586 1Kon 15:3 | voor hem gedaan had; en zijn hart was niet volkomen met
4587 1Kon 15:3 | volkomen met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van
4588 1Kon 15:3 | God, gelijk het hart van zijn vader David. ~
4589 1Kon 15:4 | Davids wil, gaf de HEERE, zijn God, hem een lamp in Jeruzalem,
4590 1Kon 15:4 | in Jeruzalem, verwekkende zijn zoon na hem, en bevestigende
4591 1Kon 15:8 | 8 En Abiam ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
4592 1Kon 15:8 | de stad Davids; en Asa, zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~
4593 1Kon 15:8 | zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~
4594 1Kon 15:11 | ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David. ~
4595 1Kon 15:12 | weg al de drekgoden, die zijn vaders gemaakt hadden. ~
4596 1Kon 15:13 | 13 Ja, zelfs zijn moeder Maacha zette hij
4597 1Kon 15:14 | volkomen met den HEERE, al zijn dagen. ~
4598 1Kon 15:15 | dingen zijns vaders, en zijn geheiligde dingen, zilver,
4599 1Kon 15:23 | geschiedenissen van Asa, en al zijn macht, en al wat hij gedaan
4600 1Kon 15:23 | die hij gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in het
4601 1Kon 15:23 | ouderdoms werd hij krank aan zijn voeten. ~
4602 1Kon 15:24 | 24 En Asa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
4603 1Kon 15:24 | vaderen, en werd begraven met zijn vaderen, in de stad van
4604 1Kon 15:24 | vaderen, in de stad van zijn vader David; en zijn zoon
4605 1Kon 15:24 | van zijn vader David; en zijn zoon Josafat werd koning
4606 1Kon 15:24 | zoon Josafat werd koning in zijn plaats. ~
4607 1Kon 15:26 | weg zijns vaders, en in zijn zonde, waarmede hij Israel
4608 1Kon 15:28 | Juda, en werd koning in zijn plaats. ~
4609 1Kon 15:29 | had door den dienst van Zijn knecht Ahia, den Siloniet; ~
4610 1Kon 15:30 | Israel zondigen deed, en om zijn terging, waarmede hij den
4611 1Kon 15:34 | weg van Jerobeam, en in zijn zonde, waarmede hij Israel
4612 1Kon 16:3 | en de nakomelingen van zijn huis wegdoen; en Ik zal
4613 1Kon 16:5 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven
4614 1Kon 16:5 | gedaan heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven in het
4615 1Kon 16:6 | 6 En Baesa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
4616 1Kon 16:6 | werd begraven te Thirza; en zijn zoon Ela regeerde in zijn
4617 1Kon 16:6 | zijn zoon Ela regeerde in zijn plaats. ~
4618 1Kon 16:7 | Hanani, tegen Baesa en tegen zijn huis; en dat om al het kwaad,
4619 1Kon 16:9 | 9 En Zimri, zijn knecht, overste van de helft
4620 1Kon 16:10 | Juda; en hij werd koning in zijn plaats. ~
4621 1Kon 16:11 | hij regeerde, als hij op zijn troon zat, dat hij het ganse
4622 1Kon 16:11 | die mannelijk was, noch zijn bloedverwanten, noch zijn
4623 1Kon 16:11 | zijn bloedverwanten, noch zijn vrienden. ~
4624 1Kon 16:13 | Baesa, en de zonden van Ela, zijn zoon, waarmede zij gezondigd
4625 1Kon 16:19 | 19 Om zijn zonden, die hij gezondigd
4626 1Kon 16:19 | weg van Jerobeam, en in zijn zonde, die hij gedaan had,
4627 1Kon 16:20 | geschiedenissen van Zimri, en zijn verbintenis, die hij gemaakt
4628 1Kon 16:20 | die hij gemaakt heeft, zijn die niet geschreven in het
4629 1Kon 16:26 | den zoon van Nebat, en in zijn zonden, waarmede hij Israel
4630 1Kon 16:27 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht die hij gepleegd heeft,
4631 1Kon 16:27 | die hij gepleegd heeft, zijn die niet geschreven in het
4632 1Kon 16:28 | 28 En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
4633 1Kon 16:28 | begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde in zijn
4634 1Kon 16:28 | zijn zoon Achab regeerde in zijn plaats. ~
4635 1Kon 16:34 | 34 In zijn dagen bouwde Hiel, de Betheliet,
4636 1Kon 16:34 | Betheliet, Jericho; op Abiram, zijn eerstgeborenen zoon heeft
4637 1Kon 16:34 | gegrondvest, en op Segub, zijn jongsten zoon, heeft hij
4638 1Kon 17:1 | deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn
4639 1Kon 17:17 | het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer sterk,
4640 1Kon 17:19 | en hij legde hem neder op zijn bed. ~
4641 1Kon 17:23 | het huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie,
4642 1Kon 18:7 | kennende, zo viel hij op zijn aangezicht, en zeide: Zijt
4643 1Kon 18:12 | wanneer ik van u zou weggegaan zijn, dat de Geest des HEEREN
4644 1Kon 18:22 | en de profeten van Baal zijn vierhonderd en vijftig mannen. ~
4645 1Kon 18:24 | antwoorden zal, Die zal God zijn. En het ganse volk antwoordde
4646 1Kon 18:31 | zeggende: Israel zal uw naam zijn. ~
4647 1Kon 18:42 | aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieen. ~
4648 1Kon 18:42 | hij zijn aangezicht tussen zijn knieen. ~
4649 1Kon 18:43 | 43 En hij zeide tot zijn jongen: Ga nu op, en zie
4650 1Kon 18:46 | over Elia, en hij gordde zijn lenden, en liep voor het
4651 1Kon 19:3 | dat in Juda is, en liet zijn jongen aldaar. ~
4652 1Kon 19:4 | jeneverboom; en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide:
4653 1Kon 19:6 | hij zag om, en ziet, aan zijn hoofdeinde was een koek
4654 1Kon 19:7 | de weg zou te veel voor u zijn. ~
4655 1Kon 19:13 | Elia dat hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn
4656 1Kon 19:13 | zijn aangezicht bewond met zijn mantel, en uitging, en stond
4657 1Kon 19:19 | ging over tot hem, en wierp zijn mantel op hem. ~
4658 1Kon 20:1 | van Syrie, vergaderde al zijn macht; en twee en dertig
4659 1Kon 20:3 | en uw beste kinderen, die zijn mijn. ~
4660 1Kon 20:10 | stof van Samaria genoeg zal zijn tot handvollen voor al het
4661 1Kon 20:12 | tenten, dat hij zeide tot zijn knechten: Legt aan! En zij
4662 1Kon 20:17 | hem, zeggende: Uit Samaria zijn mannen uitgetogen. ~
4663 1Kon 20:18 | zij tot vrede uitgetogen zijn, grijpt hen levend; hetzij
4664 1Kon 20:18 | zij ten strijde uitgetogen zijn, grijpt hen levend. ~
4665 1Kon 20:20 | 20 En een ieder sloeg zijn man, zodat de Syriers vloden,
4666 1Kon 20:23 | tot hem gezegd: Hun goden zijn berggoden, daarom zijn zij
4667 1Kon 20:23 | goden zijn berggoden, daarom zijn zij sterker geweest dan
4668 1Kon 20:23 | strijden, zo wij niet sterker zijn dan zij! ~
4669 1Kon 20:24 | koningen weg, elkeen uit zijn plaats, en stel landvoogden
4670 1Kon 20:25 | strijden, zo wij niet sterker zijn dan zij! En hij hoorde naar
4671 1Kon 20:31 | Israels goedertierene koningen zijn; laat ons toch zakken om
4672 1Kon 20:35 | de zonen der profeten tot zijn naaste, door het woord des
4673 1Kon 20:38 | verstelde zich met as boven zijn ogen. ~
4674 1Kon 20:39 | in de plaats zijner ziel zijn, of gij zult een talent
4675 1Kon 20:41 | zich, en deed de as af van zijn ogen; en de koning van Israel
4676 1Kon 20:42 | uw ziel in de plaats van zijn ziel zijn, en uw volk in
4677 1Kon 20:42 | de plaats van zijn ziel zijn, en uw volk in de plaats
4678 1Kon 20:42 | uw volk in de plaats van zijn volk. ~
4679 1Kon 20:43 | gemelijk en toornig, naar zijn huis, en kwam te Samaria. ~ ~ ~
4680 1Kon 21:3 | late de HEERE verre van mij zijn, dat ik u de erve mijner
4681 1Kon 21:4 | 4 Toen kwam Achab in zijn huis, gemelijk en toornig
4682 1Kon 21:4 | hij legde zich neder op zijn bed, en keerde zijn aangezicht
4683 1Kon 21:4 | neder op zijn bed, en keerde zijn aangezicht om, en at geen
4684 1Kon 21:5 | 5 Maar Izebel, zijn huisvrouw, kwam tot hem,
4685 1Kon 21:6 | zal ik u een wijngaard in zijn plaats geven; maar hij heeft
4686 1Kon 21:7 | 7 Toen zeide Izebel, zijn huisvrouw, tot hem: Zoudt
4687 1Kon 21:8 | Achab, en verzegelde ze met zijn signet; en zond de brieven
4688 1Kon 21:8 | en tot de edelen, die in zijn stad waren, wonende met
4689 1Kon 21:11 | oudsten en die edelen, die in zijn stad woonden, deden gelijk
4690 1Kon 21:25 | des HEEREN, dewijl Izebel, zijn huisvrouw, hem ophitste. ~
4691 1Kon 21:27 | woorden hoorde, dat hij zijn klederen scheurde, en een
4692 1Kon 21:27 | scheurde, en een zak om zijn vlees legde, en vastte;
4693 1Kon 21:29 | zo zal Ik dat kwaad in zijn dagen niet brengen; in de
4694 1Kon 21:29 | zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis brengen. ~ ~
4695 1Kon 22:3 | de koning van Israel tot zijn knechten zeide: Weet gij,
4696 1Kon 22:3 | in Gilead onze is? En wij zijn stil, zonder dat te nemen
4697 1Kon 22:4 | koning van Israel: Zo zal ik zijn gelijk gij zijt, zo mijn
4698 1Kon 22:10 | koning van Juda, zaten elk op zijn troon, bekleed met hun klederen,
4699 1Kon 22:12 | en gij zult voorspoedig zijn; want de HEERE zal hen in
4700 1Kon 22:13 | de woorden der profeten zijn uit een mond goed tot den
4701 1Kon 22:15 | en gij zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal ze in
4702 1Kon 22:17 | iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede. ~
4703 1Kon 22:19 | zag den HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse
4704 1Kon 22:19 | staande nevens Hem, aan Zijn rechter hand en aan Zijn
4705 1Kon 22:19 | Zijn rechter hand en aan Zijn linkerhand. ~
4706 1Kon 22:22 | uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn
4707 1Kon 22:22 | zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide:
4708 1Kon 22:34 | spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, en schoot
4709 1Kon 22:34 | pantsier. Toen zeide hij tot zijn voerman: Keer uw hand, en
4710 1Kon 22:36 | zeggende: Een ieder kere naar zijn stad, en een ieder naar
4711 1Kon 22:36 | stad, en een ieder naar zijn land! ~
4712 1Kon 22:38 | spoelde, lekten de honden zijn bloed, waar de hoeren wiesen,
4713 1Kon 22:39 | die hij gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in het
4714 1Kon 22:40 | Alzo ontsliep Achab met zijn vaderen; en zijn zoon Ahazia
4715 1Kon 22:40 | Achab met zijn vaderen; en zijn zoon Ahazia werd koning
4716 1Kon 22:40 | zoon Ahazia werd koning in zijn plaats. ~
4717 1Kon 22:43 | wandelde in al den weg van zijn vader Asa; hij week niet
4718 1Kon 22:46 | geschiedenissen van Josafat, en zijn macht, die hij bewezen heeft,
4719 1Kon 22:46 | hoe hij geoorloogd heeft, zijn die niet geschreven in het
4720 1Kon 22:47 | schandjongens, die in de dagen van zijn vader Asa overgebleven waren. ~
4721 1Kon 22:51 | En Josafat ontsliep met zijn vaderen, en werd bij zijn
4722 1Kon 22:51 | zijn vaderen, en werd bij zijn vaderen begraven in de stad
4723 1Kon 22:51 | begraven in de stad van zijn vader David; en zijn zoon
4724 1Kon 22:51 | van zijn vader David; en zijn zoon Joram werd koning in
4725 1Kon 22:51 | zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~
4726 1Kon 22:53 | wandelde in den weg van zijn vader, en in den weg van
4727 1Kon 22:53 | vader, en in den weg van zijn moeder, en in den weg van
4728 1Kon 22:54 | Israels, naar alles, wat zijn vader gedaan had. ~
4729 2Kon 1:2 | viel door een tralie in zijn opperzaal, die te Samaria
4730 2Kon 1:8 | lederen gordel gegord om zijn lenden. Toen zeide hij:
4731 2Kon 1:9 | hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. En als hij tot
4732 2Kon 1:10 | hemel, en verteerde hem en zijn vijftigen. ~
4733 2Kon 1:11 | hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. Deze antwoordde
4734 2Kon 1:12 | hemel en verteerde hem en zijn vijftigen. ~
4735 2Kon 1:13 | van de derde vijftigen met zijn vijftigen. Zo ging de derde
4736 2Kon 1:13 | en kwam en boog zich op zijn knieen, voor Elia, en smeekte
4737 2Kon 1:13 | deze vijftigen, dierbaar zijn in uw ogen! ~
4738 2Kon 1:14 | laat mijn ziel dierbaar zijn in uw ogen! ~
4739 2Kon 1:15 | met hem; vrees niet voor zijn aangezicht. En hij stond
4740 2Kon 1:16 | geen God in Israel is, om Zijn woord te vragen?); daarom,
4741 2Kon 1:17 | en Joram werd koning in zijn plaats, in het tweede jaar
4742 2Kon 2:8 | 8 Toen nam Elia zijn mantel, en wond hem samen,
4743 2Kon 2:9 | delen van uw geest op mij zijn! ~
4744 2Kon 2:12 | vader, wagen Israels en zijn ruiteren! En hij zag hem
4745 2Kon 2:12 | niet meer; en hij vatte zijn klederen en scheurde ze
4746 2Kon 2:16 | zeiden tot hem: Zie nu, er zijn bij uw knechten vijftig
4747 2Kon 3:2 | HEEREN, doch niet gelijk zijn vader en gelijk zijn moeder;
4748 2Kon 3:2 | gelijk zijn vader en gelijk zijn moeder; want hij deed dag
4749 2Kon 3:2 | beeld van Baal weg, hetwelk zijn vader gemaakt had. ~
4750 2Kon 3:7 | Ik zal opkomen; zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, zo mijn
4751 2Kon 3:25 | af, en een iegelijk wierp zijn steen op alle goede stukken
4752 2Kon 3:27 | 27 Toen nam hij zijn eerstgeboren zoon, die in
4753 2Kon 3:27 | eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou worden,
4754 2Kon 4:12 | 12 Toen zeide hij tot zijn jongen Gehazi: Roep deze
4755 2Kon 4:12 | geroepen had, stond zij voor zijn aangezicht. ~
4756 2Kon 4:18 | dag, dat het uitging tot zijn vader, tot de maaiers. ~
4757 2Kon 4:19 | 19 En het zeide tot zijn vader: Mijn hoofd, mijn
4758 2Kon 4:19 | een jongen: Draag hem tot zijn moeder. ~
4759 2Kon 4:20 | droeg hem, en bracht hem tot zijn moeder. En hij zat op haar
4760 2Kon 4:23 | En zij zeide: Het zal wel zijn. ~
4761 2Kon 4:25 | zag, dat hij tot Gehazi, zijn jongen zeide: Zie, daar
4762 2Kon 4:27 | den berg kwam, vatte zij zijn voeten. Maar Gehazi trad
4763 2Kon 4:32 | jongen dood, zijnde gelegd op zijn bed. ~
4764 2Kon 4:34 | op het kind, en leggende zijn mond op deszelfs mond, en
4765 2Kon 4:34 | mond op deszelfs mond, en zijn ogen op zijn ogen, en zijn
4766 2Kon 4:34 | deszelfs mond, en zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen op
4767 2Kon 4:34 | zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen op zijn handen, breidde
4768 2Kon 4:34 | ogen, en zijn handen op zijn handen, breidde zich over
4769 2Kon 4:35 | toe; daarna deed de jongen zijn ogen open. ~
4770 2Kon 4:37 | Zo kwam zij, en viel voor zijn voeten, en boog zich ter
4771 2Kon 4:38 | der profeten zaten voor zijn aangezicht; en hij zeide
4772 2Kon 4:38 | aangezicht; en hij zeide tot zijn jongen: Zet den groten pot
4773 2Kon 4:39 | wijnstok, en las daarvan, zijn kleed vol wilde kolokwinten,
4774 2Kon 4:43 | 43 Doch zijn dienaar zeide: Wat zou ik
4775 2Kon 5:3 | is, dan zou hij hem van zijn melaatsheid ontledigen. ~
4776 2Kon 5:4 | Toen ging hij in en gaf het zijn heer te kennen, zeggende:
4777 2Kon 5:5 | hij ging heen, en nam in zijn hand tien talenten zilvers,
4778 2Kon 5:6 | brief tot u zal gekomen zijn, zie, ik heb mijn knecht
4779 2Kon 5:6 | dat gij hem ontledigt van zijn melaatsheid. ~
4780 2Kon 5:7 | brief gelezen had, dat hij zijn klederen scheurde, en zeide:
4781 2Kon 5:7 | mij zendt, om een man van zijn melaatsheid te ontledigen?
4782 2Kon 5:8 | dat de koning van Israel zijn klederen gescheurd had,
4783 2Kon 5:9 | 9 Alzo kwam Naaman met zijn paarden en met zijn wagen,
4784 2Kon 5:9 | met zijn paarden en met zijn wagen, en stond voor de
4785 2Kon 5:10 | wederkomen, en gij zult rein zijn.
4786 2Kon 5:11 | Zijns Gods, aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken,
4787 2Kon 5:12 | 12 Zijn niet Abana en Farpar, de
4788 2Kon 5:13 | 13 Toen traden zijn knechten toe, en spraken
4789 2Kon 5:13 | Was u, en gij zult rein zijn? ~
4790 2Kon 5:14 | woord van den man Gods; en zijn vlees kwam weder, gelijk
4791 2Kon 5:15 | tot den man Gods, hij en zijn ganse heir, en kwam, en
4792 2Kon 5:15 | en kwam, en stond voor zijn aangezicht en zeide: Zie,
4793 2Kon 5:20 | Syrier belet, dat men uit zijn hand niet genomen heeft,
4794 2Kon 5:22 | te zeggen: Zie, nu straks zijn tot mij twee jongelingen
4795 2Kon 5:23 | hij legde ze op twee van zijn jongens, die ze voor zijn
4796 2Kon 5:23 | zijn jongens, die ze voor zijn aangezicht droegen. ~
4797 2Kon 5:25 | kwam hij in, en stond voor zijn heer. En Elisa zeide tot
4798 2Kon 5:26 | man zich omkeerde van op zijn wagen u tegemoet? Was het
4799 2Kon 5:27 | Toen ging hij uit van voor zijn aangezicht, melaats, wit
4800 2Kon 6:7 | tot u op. Toen stak hij zijn hand uit, en nam het, ~
4801 2Kon 6:8 | en beraadslaagde zich met zijn knechten, zeggende: Mijn
4802 2Kon 6:8 | zeggende: Mijn legering zal zijn in de plaats van zulk een. ~
4803 2Kon 6:9 | niet trekt, want de Syriers zijn daarhenen afgekomen. ~
4804 2Kon 6:11 | dezen handel; en hij riep zijn knechten, en zeide tot hen:
4805 2Kon 6:12 | 12 En een van zijn knechten zeide: Neen, mijn
4806 2Kon 6:15 | paarden en wagenen. Toen zeide zijn jongen tot hem: Ach, mijn
4807 2Kon 6:16 | Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer, dan die bij
4808 2Kon 6:16 | want die bij ons zijn, zijn meer, dan die bij hen zijn. ~
4809 2Kon 6:16 | zijn meer, dan die bij hen zijn. ~
4810 2Kon 6:17 | zeide: HEERE, open toch zijn ogen, dat hij zie! En de
4811 2Kon 6:24 | Benhadad, de koning van Syrie, zijn gehele leger verzamelde,
4812 2Kon 6:30 | vrouw gehoord had, dat hij zijn klederen scheurde, alzo
4813 2Kon 6:30 | een zak van binnen over zijn vlees was. ~
4814 2Kon 6:32 | 32 (Elisa nu zat in zijn huis, en de oudsten zaten
4815 2Kon 6:32 | hij zond een man van voor zijn aangezicht; maar eer de
4816 2Kon 6:32 | het geruis der voeten van zijn heer achter hem? ~
4817 2Kon 7:10 | boodschapten hun, zeggende: Wij zijn gekomen tot het leger der
4818 2Kon 7:12 | den nacht, en zeide tot zijn knechten: Ik zal u nu te
4819 2Kon 7:12 | weten, dat wij hongerig zijn; daarom zijn zij uit het
4820 2Kon 7:12 | wij hongerig zijn; daarom zijn zij uit het leger gegaan,
4821 2Kon 7:12 | uit de stad gegaan zullen zijn, dan zullen wij hen levend
4822 2Kon 7:13 | Toen antwoordde een van zijn knechten, en zeide: Dat
4823 2Kon 7:13 | hierbinnen overgebleven zijn (zie, zij zijn als de gehele
4824 2Kon 7:13 | overgebleven zijn (zie, zij zijn als de gehele menigte der
4825 2Kon 7:13 | hierbinnen overgebleven zijn; zie, zij zijn als de gehele
4826 2Kon 7:13 | overgebleven zijn; zie, zij zijn als de gehele menigte der
4827 2Kon 7:13 | Israelieten, die vergaan zijn), laat ons die zenden, en
4828 2Kon 8:9 | en nam een geschenk in zijn hand, te weten, alle goed
4829 2Kon 8:9 | hij kwam, en stond voor zijn aangezicht, en zeide: Uw
4830 2Kon 8:11 | 11 En hij hield zijn gezicht staande, en zette
4831 2Kon 8:13 | getoond, dat gij koning zijn zult over Syrie. ~
4832 2Kon 8:14 | weg van Elisa, en kwam tot zijn heer, die tot hem zeide:
4833 2Kon 8:15 | het water doopte, en over zijn aangezicht uitspreidde,
4834 2Kon 8:15 | en Hazael werd koning in zijn plaats. ~
4835 2Kon 8:19 | hem te allen tijde voor zijn zonen een lamp zou geven. ~
4836 2Kon 8:20 | 20 In zijn dagen vielen de Edomieten
4837 2Kon 8:21 | wagenen; en het volk vlood in zijn hutten. ~
4838 2Kon 8:24 | 24 En Joram ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
4839 2Kon 8:24 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen, in de stad Davids;
4840 2Kon 8:24 | stad Davids; en Ahazia, zijn zoon, werd koning in zijn
4841 2Kon 8:24 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~
4842 2Kon 9:2 | Als gij daar zult gekomen zijn, zo zie, waar Jehu, de zoon
4843 2Kon 9:3 | oliekruik, en giet ze uit op zijn hoofd, en zeg: Zo zegt de
4844 2Kon 9:6 | hij dan goot de olie op zijn hoofd, en hij zeide tot
4845 2Kon 9:10 | Jizreel, en er zal niemand zijn, die haar begrave. Toen
4846 2Kon 9:11 | hen: Gij kent den man en zijn spraak. ~
4847 2Kon 9:13 | zich, en een iegelijk nam zijn kleed, en legde het onder
4848 2Kon 9:21 | Span aan. En men spande zijn wagen aan. Zo toog Joram,
4849 2Kon 9:21 | koning van Juda, een ieder op zijn wagen; en zij togen uit
4850 2Kon 9:22 | en haar toverijen zo vele zijn? ~
4851 2Kon 9:23 | 23 Toen keerde Joram zijn hand, en vlood, en zeide
4852 2Kon 9:24 | en schoot Joram tussen zijn armen, dat de pijl door
4853 2Kon 9:24 | armen, dat de pijl door zijn hart uitging; en hij kromde
4854 2Kon 9:24 | uitging; en hij kromde zich in zijn wagen. ~
4855 2Kon 9:25 | Toen zeide Jehu tot Bidkar, zijn hoofdman: Neem, werp hem
4856 2Kon 9:25 | gij nevens elkander achter zijn vader Achab reden, dat hem
4857 2Kon 9:28 | 28 En zijn knechten voerden hem naar
4858 2Kon 9:28 | en zij begroeven hem in zijn graf, bij zijn vaderen in
4859 2Kon 9:28 | begroeven hem in zijn graf, bij zijn vaderen in de stad Davids. ~
4860 2Kon 9:31 | o Zimri, doodslager van zijn heer? ~
4861 2Kon 9:32 | 32 En hij hief zijn aangezicht op naar het venster,
4862 2Kon 9:36 | heeft door den dienst van Zijn knecht Elia, den Thisbiet,
4863 2Kon 9:37 | dode lichaam van Izebel zal zijn gelijk mest op het veld,
4864 2Kon 10:2 | brief tot u zal gekomen zijn, dewijl de zonen van uw
4865 2Kon 10:2 | zonen van uw heer bij u zijn, ook de wagenen en de paarden
4866 2Kon 10:2 | wagenen en de paarden bij u zijn, mitsgaders een vaste stad,
4867 2Kon 10:4 | koningen bestonden niet voor zijn aangezicht, hoe zouden wij
4868 2Kon 10:5 | tot Jehu, zeggende: Wij zijn uw knechten, en al wat gij
4869 2Kon 10:10 | Hij door den dienst van Zijn knecht Elia gesproken heeft. ~
4870 2Kon 10:11 | Achab te Jizreel, en al zijn groten, en zijn bekenden,
4871 2Kon 10:11 | Jizreel, en al zijn groten, en zijn bekenden, en zijn priesteren;
4872 2Kon 10:11 | groten, en zijn bekenden, en zijn priesteren; totdat hij hem
4873 2Kon 10:13 | gijlieden? En zij zeiden: Wij zijn de broederen van Ahazia,
4874 2Kon 10:13 | broederen van Ahazia, en zijn afgekomen, om de zonen des
4875 2Kon 10:15 | geef uw hand. En hij gaf zijn hand, en hij deed hem tot
4876 2Kon 10:16 | deden zij hem rijden op zijn wagen. ~
4877 2Kon 10:19 | alle profeten van Baal, al zijn dienaren, en al zijn priesteren
4878 2Kon 10:19 | al zijn dienaren, en al zijn priesteren tot mij, dat
4879 2Kon 10:24 | handen gebracht heb, ontkomt, zijn ziel zal voor deszelfs ziel
4880 2Kon 10:24 | ziel zal voor deszelfs ziel zijn. ~
4881 2Kon 10:31 | des Gods van Israel, met zijn ganse hart; hij week niet
4882 2Kon 10:34 | hij gedaan heeft, en al zijn macht, zijn die niet geschreven
4883 2Kon 10:34 | heeft, en al zijn macht, zijn die niet geschreven in het
4884 2Kon 10:35 | 35 En Jehu ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
4885 2Kon 10:35 | begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz werd koning
4886 2Kon 10:35 | zoon Joahaz werd koning in zijn plaats. ~
4887 2Kon 10:36 | geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren. ~
4888 2Kon 11:2 | werden, zettende hem en zijn voedster in een slaapkamer;
4889 2Kon 11:6 | 6 En een derde deel zal zijn aan de poort Sur; en een
4890 2Kon 11:8 | omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn hand, en
4891 2Kon 11:8 | ieder met zijn wapenen in zijn hand, en hij, die tussen
4892 2Kon 11:9 | geboden had, en namen ieder zijn mannen, die op den sabbat
4893 2Kon 11:11 | trawanten stonden, ieder met zijn wapenen in zijn hand, van
4894 2Kon 11:11 | ieder met zijn wapenen in zijn hand, van de rechterzijde
4895 2Kon 11:17 | den HEERE tot een volk zou zijn; mitsgaders tussen de koning
4896 2Kon 11:18 | Baal, en braken dat af; zijn altaren en zijn beelden
4897 2Kon 11:18 | dat af; zijn altaren en zijn beelden verbraken zij recht
4898 2Kon 12:2 | in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke de priester
4899 2Kon 12:4 | ieder der personen naar zijn schatting, en al het geld,
4900 2Kon 12:5 | zich nemen, een ieder van zijn bekende; en zij zullen de
4901 2Kon 12:17 | in; daarna stelde Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem
4902 2Kon 12:18 | Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van
4903 2Kon 12:18 | Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, en al
4904 2Kon 12:20 | 20 En zijn knechten stonden op, en
4905 2Kon 12:21 | Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten, sloegen hem, dat
4906 2Kon 12:21 | en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad Davids;
4907 2Kon 12:21 | stad Davids; en Amazia, zijn zoon, werd koning in zijn
4908 2Kon 12:21 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ ~
4909 2Kon 13:2 | in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke de priester
4910 2Kon 13:4 | ieder der personen naar zijn schatting, en al het geld,
4911 2Kon 13:5 | zich nemen, een ieder van zijn bekende; en zij zullen de
4912 2Kon 13:17 | in; daarna stelde Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem
4913 2Kon 13:18 | Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, de koningen van
4914 2Kon 13:18 | Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, en al
4915 2Kon 13:20 | 20 En zijn knechten stonden op, en
4916 2Kon 13:21 | Jozabad, de zoon van Somer, zijn knechten, sloegen hem, dat
4917 2Kon 13:21 | en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad Davids;
4918 2Kon 13:21 | stad Davids; en Amazia, zijn zoon, werd koning in zijn
4919 2Kon 13:21 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~
4920 2Kon 14:8 | hij gedaan heeft, en al zijn macht, zijn die niet geschreven
4921 2Kon 14:8 | heeft, en al zijn macht, zijn die niet geschreven in het
4922 2Kon 14:9 | 9 En Joahaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
4923 2Kon 14:9 | hem te Samaria; en Joas, zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~
4924 2Kon 14:9 | zijn zoon, regeerde in zijn plaats. ~
4925 2Kon 14:12 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht, waarmede hij gestreden
4926 2Kon 14:12 | Amazia, den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het
4927 2Kon 14:13 | 13 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en Jerobeam zat
4928 2Kon 14:13 | vaderen, en Jerobeam zat op zijn troon. En Joas werd begraven
4929 2Kon 14:14 | nu was krank geweest van zijn krankheid, van dewelke hij
4930 2Kon 14:14 | afgekomen, en had geweend over zijn aangezicht, en gezegd: Mijn
4931 2Kon 14:14 | vader, wagen Israels en zijn ruiteren! ~
4932 2Kon 14:16 | aan den boog, en hij leide zijn hand daaraan; en Elisa leide
4933 2Kon 14:16 | daaraan; en Elisa leide zijn handen op des konings handen. ~
4934 2Kon 14:21 | werd hij levend, en rees op zijn voeten. ~
4935 2Kon 14:23 | heeft hen niet verworpen van Zijn aangezicht, tot nu toe. ~
4936 2Kon 14:24 | koning van Syrie, stierf, en zijn zoon Benhadad werd koning
4937 2Kon 14:24 | Benhadad werd koning in zijn plaats. ~
4938 2Kon 14:25 | uit de hand van Joahaz, zijn vader, met krijg genomen
4939 2Kon 15:3 | HEEREN, nochtans niet als zijn vader David; hij deed naar
4940 2Kon 15:3 | hij deed naar alles, wat zijn vader Joas gedaan had. ~
4941 2Kon 15:5 | nu, als het koninkrijk in zijn hand versterkt was, dat
4942 2Kon 15:5 | hand versterkt was, dat hij zijn knechten sloeg, die den
4943 2Kon 15:5 | knechten sloeg, die den koning, zijn vader, geslagen hadden, ~
4944 2Kon 15:6 | worden; maar een ieder zal om zijn zonde gedood worden. ~
4945 2Kon 15:12 | vloden, een iegelijk in zijn tenten. ~
4946 2Kon 15:15 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht, en hoe hij gestreden
4947 2Kon 15:15 | Amazia, den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het
4948 2Kon 15:16 | 16 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en werd te Samaria
4949 2Kon 15:16 | koningen van Israel; en zijn zoon Jerobeam werd koning
4950 2Kon 15:16 | Jerobeam werd koning in zijn plaats. ~
4951 2Kon 15:20 | Jeruzalem begraven, bij zijn vaderen, in de stad Davids. ~
4952 2Kon 15:21 | hem koning in plaats van zijn vader Amazia. ~
4953 2Kon 15:22 | Juda, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was. ~
4954 2Kon 15:25 | had door den dienst van Zijn knecht Jona, den zoon van
4955 2Kon 15:28 | wat hij gedaan heeft, en zijn macht, hoe hij gekrijgd
4956 2Kon 15:28 | Israel wedergebracht heeft, zijn die niet geschreven in het
4957 2Kon 15:29 | En Jerobeam ontsliep met zijn vaderen, met de koningen
4958 2Kon 15:29 | koningen van Israel; en zijn zoon Zacharia werd koning
4959 2Kon 15:29 | Zacharia werd koning in zijn plaats. ~
4960 2Kon 16:3 | des HEEREN, naar al wat zijn vader Amazia gedaan had. ~
4961 2Kon 16:6 | al wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het
4962 2Kon 16:7 | 7 En Azaria ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
4963 2Kon 16:7 | en zij begroeven hem bij zijn vaderen, in de stad Davids;
4964 2Kon 16:7 | vaderen, in de stad Davids; en zijn zoon Jotham werd koning
4965 2Kon 16:7 | zoon Jotham werd koning in zijn plaats. ~
4966 2Kon 16:9 | ogen des HEEREN, gelijk als zijn vaderen gedaan hadden; hij
4967 2Kon 16:10 | hem; en hij werd koning in zijn plaats. ~
4968 2Kon 16:14 | doodde hem, en werd koning in zijn plaats. ~
4969 2Kon 16:15 | geschiedenissen van Sallum, en zijn verbintenis, die hij maakte,
4970 2Kon 16:15 | die hij maakte, ziet, die zijn geschreven in het boek der
4971 2Kon 16:18 | des HEEREN; hij week al zijn dagen niet af van de zonden
4972 2Kon 16:19 | talenten zilvers, opdat zijn hand met hem zoude zijn,
4973 2Kon 16:19 | zijn hand met hem zoude zijn, om het koninkrijk in zijn
4974 2Kon 16:19 | zijn, om het koninkrijk in zijn hand te sterken. ~
4975 2Kon 16:22 | Daarna ontsliep Menahem met zijn vaderen; en zijn zoon Pekahia
4976 2Kon 16:22 | Menahem met zijn vaderen; en zijn zoon Pekahia werd koning
4977 2Kon 16:22 | zoon Pekahia werd koning in zijn plaats. ~
4978 2Kon 16:25 | Pekah, de zoon van Remalia, zijn hoofdman, maakte een verbintenis
4979 2Kon 16:25 | hij hem, en werd koning in zijn plaats. ~
4980 2Kon 16:30 | doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het twintigste
4981 2Kon 16:34 | HEEREN; naar alles, wat zijn vader Uzzia gedaan had,
4982 2Kon 16:38 | 38 En Jotham ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
4983 2Kon 16:38 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad van zijn
4984 2Kon 16:38 | zijn vaderen in de stad van zijn vader David; en zijn zoon
4985 2Kon 16:38 | van zijn vader David; en zijn zoon Achaz werd koning in
4986 2Kon 16:38 | zoon Achaz werd koning in zijn plaats. ~ ~
4987 2Kon 17:2 | des HEEREN zijns Gods, als zijn vader David. ~
4988 2Kon 17:3 | Israel; ja, hij deed ook zijn zoon door het vuur gaan,
4989 2Kon 17:10 | gelijkenis van het altaar, en zijn afbeelding, naar zijn ganse
4990 2Kon 17:10 | en zijn afbeelding, naar zijn ganse maaksel. ~
4991 2Kon 17:13 | 13 En hij stak zijn brandoffer aan, en zijn
4992 2Kon 17:13 | zijn brandoffer aan, en zijn spijsoffer, en goot zijn
4993 2Kon 17:13 | zijn spijsoffer, en goot zijn drankoffer en sprengde het
4994 2Kon 17:14 | van het huis, van tussen zijn altaar, en van tussen het
4995 2Kon 17:15 | des konings brandoffer, en zijn spijsoffer, en het brandoffer
4996 2Kon 17:15 | het koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~
4997 2Kon 17:20 | 20 En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
4998 2Kon 17:20 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen, in de stad Davids;
4999 2Kon 17:20 | stad Davids; en Hizkia, zijn zoon, werd koning in zijn
5000 2Kon 17:20 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263 |