Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zijkameren 8
zijkamers 1
zijlieden 2
zijn 13263
zijnde 480
zijne 27
zijnen 9
Frequency    [«  »]
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij

Bijbel

IntraText - Concordances

zijn

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263

      Book Chapter: Verse
5501 1Kro 26:21 | Mattithja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 5502 1Kro 26:22 | vijftiende voor Jeremoth; zijn zonen en zijn broederen, 5503 1Kro 26:22 | Jeremoth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 5504 1Kro 26:23 | zestiende voor Hananja; zijn zonen en zijn broederen, 5505 1Kro 26:23 | voor Hananja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 5506 1Kro 26:24 | zeventiende voor Josbekasa; zijn zonen en zijn broederen, 5507 1Kro 26:24 | Josbekasa; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 5508 1Kro 26:25 | achttiende voor Hanani; zijn zonen en zijn broederen, 5509 1Kro 26:25 | voor Hanani; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 5510 1Kro 26:26 | negentiende voor Mallothi; zijn zonen en zijn broederen; 5511 1Kro 26:26 | Mallothi; zijn zonen en zijn broederen; twaalf. ~ 5512 1Kro 26:27 | twintigste voor Eliatha; zijn zonen en zijn broederen; 5513 1Kro 26:27 | voor Eliatha; zijn zonen en zijn broederen; twaalf. ~ 5514 1Kro 26:28 | twintigste voor Hothir; zijn zonen en zijn broederen, 5515 1Kro 26:28 | voor Hothir; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 5516 1Kro 26:29 | twintigste voor Giddalti; zijn zonen en zijn broederen, 5517 1Kro 26:29 | Giddalti; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 5518 1Kro 26:30 | twintigste voor Mahazioth; zijn zonen en zijn broederen, 5519 1Kro 26:30 | Mahazioth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ 5520 1Kro 26:31 | twintigste voor Romamthi-Ezer; zijn zonen en zijn broederen, 5521 1Kro 26:31 | Romamthi-Ezer; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~  ~  ~  5522 1Kro 27:6 | 6 Ook werden zijn zoon Semaja kinderen geboren, 5523 1Kro 27:7 | Refael, en Obed, en Elzabad, zijn broeders, kloeke lieden; 5524 1Kro 27:10 | was, nochtans stelde hem zijn vader tot een hoofd). ~ 5525 1Kro 27:14 | viel op Salemja; maar voor zijn zoon Zecharja, die een verstandig 5526 1Kro 27:14 | wierp men de loten, en zijn lot is uitgekomen tegen 5527 1Kro 27:15 | tegen het zuiden; en voor zijn kinderen het huis der schatkameren. ~ 5528 1Kro 27:19 | 19 Dit zijn de verdelingen der poortiers 5529 1Kro 27:22 | Jehieli waren Zetham en Joel, zijn broeder; dezen waren over 5530 1Kro 27:25 | 25 Maar zijn broeders van Eliezer waren 5531 1Kro 27:25 | waren dezen: Rehabja was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, 5532 1Kro 27:25 | was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, 5533 1Kro 27:25 | Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon, 5534 1Kro 27:25 | Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon. ~ 5535 1Kro 27:25 | Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon. ~ 5536 1Kro 27:26 | 26 Deze Selomith en zijn broederen waren over al 5537 1Kro 27:28 | de hand van Selomith en zijn broederen. ~ 5538 1Kro 27:29 | Jizharieten waren Chenanja en zijn zonen tot het buitenwerk 5539 1Kro 27:30 | Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke mannen, 5540 1Kro 27:31 | des koninkrijks van David zijn er gezocht en onder hen 5541 1Kro 27:32 | 32 En zijn broeders waren kloeke lieden, 5542 1Kro 28:1 | 1 Dit nu zijn de kinderen Israels naar 5543 1Kro 28:2 | zoon van Zabdiel; en in zijn verdeling waren er vier 5544 1Kro 28:4 | Dodai, de Ahohiet, en over zijn verdeling was Mikloth ook 5545 1Kro 28:4 | Mikloth ook voorganger; in zijn verdeling waren er ook vier 5546 1Kro 28:5 | opperambtman; die was het hoofd; in zijn verdeling waren er ook vier 5547 1Kro 28:6 | over de dertig; en over zijn verdeling was Ammizabad, 5548 1Kro 28:6 | verdeling was Ammizabad, zijn zoon. ~ 5549 1Kro 28:7 | Joab, en na hem Zebadja, zijn zoon; in zijn verdeling 5550 1Kro 28:7 | hem Zebadja, zijn zoon; in zijn verdeling waren er ook vier 5551 1Kro 28:8 | Jizrahiet, de overste; in zijn verdeling waren er ook vier 5552 1Kro 28:9 | van Ikkes, de Thekoiet; in zijn verdeling waren er ook vier 5553 1Kro 28:10 | kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren er ook vier 5554 1Kro 28:11 | Husathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling waren er ook vier 5555 1Kro 28:12 | van de Benjaminieten; in zijn verdeling waren er ook vier 5556 1Kro 28:13 | Nethofathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling waren er ook vier 5557 1Kro 28:14 | kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren er ook vier 5558 1Kro 28:15 | Nethofathiet, van Othniel; in zijn verdeling waren er ook vier 5559 1Kro 29:2 | de koning David stond op zijn voeten, en hij zeide: Hoort 5560 1Kro 29:6 | Ik zal hem tot een Vader zijn. ~ 5561 1Kro 29:7 | 7 En Ik zal zijn koninkrijk bevestigen tot 5562 1Kro 29:11 | 11 En David gaf zijn zoon Salomo een voorbeeld 5563 1Kro 29:11 | voorbeeld van het voorhuis, met zijn behuizingen, en zijn schatkameren, 5564 1Kro 29:11 | met zijn behuizingen, en zijn schatkameren, en zijn opperzalen, 5565 1Kro 29:11 | en zijn schatkameren, en zijn opperzalen, en zijn binnenkameren, 5566 1Kro 29:11 | en zijn opperzalen, en zijn binnenkameren, en van het 5567 1Kro 29:15 | gewicht van elken kandelaar en zijn lampen; ook tot de zilveren 5568 1Kro 29:15 | gewicht van een kandelaar en zijn lampen, naar den dienst 5569 1Kro 29:20 | 20 En David zeide tot zijn zoon Salomo: Wees sterk, 5570 1Kro 29:20 | God, mijn God, zal met u zijn; Hij zal u niet begeven, 5571 1Kro 29:21 | 21 En zie, daar zijn de verdelingen der priesteren 5572 1Kro 29:21 | het huis Gods; en bij u zijn tot alle werk allerlei vrijwilligen, 5573 1Kro 30:5 | wie is er willig, heden zijn hand den HEERE te vullen? ~ 5574 1Kro 30:12 | 12 En rijkdom en eer zijn voor Uw aangezicht, en Gij 5575 1Kro 30:15 | 15 Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners 5576 1Kro 30:15 | vaders; onze dagen op aarde zijn als een schaduw, en er is 5577 1Kro 30:24 | onder den koning Salomo zijn zouden. ~ 5578 1Kro 30:27 | geregeerd heeft over Israel, zijn veertig jaren; te Hebron 5579 1Kro 30:28 | dagen, rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo regeerde in 5580 1Kro 30:28 | zoon Salomo regeerde in zijn plaats. ~ 5581 1Kro 30:29 | en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen 5582 1Kro 30:30 | 30 Met al zijn koninkrijk, en zijn macht, 5583 1Kro 30:30 | Met al zijn koninkrijk, en zijn macht, en de tijden, die 5584 1Kro 30:30 | tijden, die over hem verlopen zijn, en over Israel, en over 5585 2Kro 1:1 | David, werd versterkt in zijn koninkrijk, want de HEERE, 5586 2Kro 1:1 | koninkrijk, want de HEERE, zijn God, was met hem, en maakte 5587 2Kro 1:8 | hebt mij koning gemaakt in zijn plaats; ~ 5588 2Kro 1:12 | koningen, die voor u geweest zijn, gehad hebben, en na u zal 5589 2Kro 1:12 | na u zal dergelijke niet zijn. ~ 5590 2Kro 1:15 | het goud in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen 5591 2Kro 1:15 | de cederen maakte hij te zijn als wilde vijgebomen, die 5592 2Kro 1:15 | vijgebomen, die in de laagten zijn, in menigte. ~ 5593 2Kro 2:1 | bouwen, en een huis voor zijn koninkrijk. ~ 5594 2Kro 2:4 | welriekende specerijen voor Zijn aangezicht aan te steken, 5595 2Kro 2:5 | ik zal bouwen, zal groot zijn; want onze God is groter 5596 2Kro 2:6 | ten ware om reukwerk voor Zijn aangezicht aan te steken? ~ 5597 2Kro 2:7 | met de wijzen, die bij mij zijn in Juda en in Jeruzalem, 5598 2Kro 2:8 | knechten zullen met uw knechten zijn. ~ 5599 2Kro 2:9 | zal groot en wonderlijk zijn. ~ 5600 2Kro 2:11 | Salomo: Daarom dat de HEERE Zijn volk lief heeft, heeft Hij 5601 2Kro 2:12 | HEERE, en een huis voor zijn koninkrijk bouwe! ~ 5602 2Kro 2:15 | 15 Zo zende nu mijn heer zijn knechten de tarwe en de 5603 2Kro 2:17 | de telling, met dewelke zijn vader David die geteld had; 5604 2Kro 3:1 | op den berg Moria, die zijn vader David gewezen was, 5605 2Kro 3:2 | in het vierde jaar van zijn koninkrijk. ~ 5606 2Kro 3:3 | 3 En deze zijn de grondleggingen van Salomo, 5607 2Kro 4:1 | altaar, van twintig ellen in zijn lengte, en twintig ellen 5608 2Kro 4:1 | lengte, en twintig ellen in zijn breedte, en tien ellen in 5609 2Kro 4:1 | breedte, en tien ellen in zijn hoogte. ~ 5610 2Kro 4:19 | tafelen, waarop de toonbroden zijn; ~ 5611 2Kro 4:22 | den ingang van het huis, zijn binnenste deuren, van het 5612 2Kro 5:1 | de geheiligde dingen van zijn vader David; en het zilver, 5613 2Kro 5:13 | prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid; 5614 2Kro 6:1 | de geheiligde dingen van zijn vader David; en het zilver, 5615 2Kro 6:13 | prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid; 5616 2Kro 7:3 | Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, en zegende 5617 2Kro 7:4 | God van Israel, Die met Zijn mond tot mijn vader David 5618 2Kro 7:4 | heeft, en heeft het met Zijn handen vervuld, zeggende: ~ 5619 2Kro 7:5 | verkoren om een voorganger te zijn over Mijn volk Israel. ~ 5620 2Kro 7:10 | 10 Zo heeft de HEERE Zijn woord bevestigd, dat Hij 5621 2Kro 7:12 | van Israel; en hij breidde zijn handen uit; ~ 5622 2Kro 7:13 | voorhofs; zijnde vijf ellen in zijn lengte en vijf ellen in 5623 2Kro 7:13 | lengte en vijf ellen in zijn breedte, en drie ellen in 5624 2Kro 7:13 | breedte, en drie ellen in zijn hoogte; en hij stond daarop, 5625 2Kro 7:13 | stond daarop, en knielde op zijn knieen voor de ganse gemeente 5626 2Kro 7:13 | gemeente van Israel, en breidde zijn handen uit naar den hemel.) ~ 5627 2Kro 7:19 | gebed Uws knechts, en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, 5628 2Kro 7:20 | 20 Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht, over dit 5629 2Kro 7:22 | 22 Wanneer iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben, 5630 2Kro 7:23 | vergeldende den goddeloze, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende 5631 2Kro 7:23 | goddeloze, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende 5632 2Kro 7:23 | rechtvaardige, gevende hem naar zijn gerechtigheid. ~ 5633 2Kro 7:26 | Als de hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat 5634 2Kro 7:28 | wezen zullen, als iemand van zijn vijanden in het land zijner 5635 2Kro 7:29 | zij erkennen, een ieder zijn plage en zijn smarte, en 5636 2Kro 7:29 | een ieder zijn plage en zijn smarte, en een ieder zijn 5637 2Kro 7:29 | zijn smarte, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden 5638 2Kro 7:30 | geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart 5639 2Kro 7:30 | al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen 5640 2Kro 7:32 | van Uw volk Israel niet zijn zal, maar uit verren lande, 5641 2Kro 7:34 | volk in den krijg tegen zijn vijanden uittrekken zal 5642 2Kro 7:36 | tegen hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor 5643 2Kro 7:37 | zij gevankelijk weggevoerd zijn, weder aan hun hart brengen 5644 2Kro 7:40 | open en Uw oren opmerkende zijn tot het gebed dezer plaats. ~ 5645 2Kro 7:41 | gunstgenoten over het goede blijde zijn. ~ 5646 2Kro 8:3 | dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid. ~ 5647 2Kro 8:6 | den HEERE te loven, dat Zijn weldadigheid is in eeuwigheid, 5648 2Kro 8:10 | aan David en Salomo, en Zijn volk Israel gedaan had. ~ 5649 2Kro 8:11 | het huis des HEEREN en in zijn huis te maken, richtte hij 5650 2Kro 8:15 | Nu zullen Mijn ogen open zijn, en Mijn oren opmerkende 5651 2Kro 8:16 | zullen daar te allen dage zijn. ~ 5652 2Kro 8:21 | dat verheven zal geweest zijn, daarover zal zich een ieder, 5653 2Kro 9:1 | Salomo het huis des HEEREN en zijn huis gebouwd had, ~ 5654 2Kro 9:9 | niet maakte tot slaven in zijn werk; (want zij waren krijgslieden, 5655 2Kro 9:11 | omdat de plaatsen heilig zijn, tot dewelke de ark des 5656 2Kro 10:4 | dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en hun kledingen, 5657 2Kro 10:4 | schenkers, en hun kledingen, en zijn opgang, waardoor hij opging 5658 2Kro 10:7 | 7 Welgelukzalig zijn uw mannen, en welgelukzalig 5659 2Kro 10:8 | in u gehad heeft, om u op Zijn troon, den HEERE, uw God, 5660 2Kro 10:23 | Salomo's aangezicht, om zijn wijsheid te horen, die God 5661 2Kro 10:23 | wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had. ~ 5662 2Kro 10:24 | En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, 5663 2Kro 10:27 | het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen 5664 2Kro 10:27 | de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, 5665 2Kro 10:27 | vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~ 5666 2Kro 10:29 | der eerste en der laatste, zijn die niet geschreven in de 5667 2Kro 10:31 | 31 En Salomo ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 5668 2Kro 10:31 | zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehabeam werd koning 5669 2Kro 10:31 | Rehabeam werd koning in zijn plaats. ~  ~  ~  5670 2Kro 11:4 | vaders harden dienst, en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd 5671 2Kro 11:6 | voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde, 5672 2Kro 11:7 | te allen dage uw knechten zijn. ~ 5673 2Kro 11:8 | opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~ 5674 2Kro 11:10 | kleinste vinger zal dikker zijn dan mijns vaders lenden. ~ 5675 2Kro 11:15 | van God, opdat de HEERE Zijn woord bevestigde, hetwelk 5676 2Kro 11:16 | ging het ganse Israel naar zijn tenten. ~ 5677 2Kro 12:4 | een ieder kere weder tot zijn huis, want deze zaak is 5678 2Kro 12:14 | Jeruzalem; want Jerobeam en zijn zonen hadden hen verstoten, 5679 2Kro 12:21 | Absaloms dochter, liever dan al zijn vrouwen en zijn bijwijven; 5680 2Kro 12:21 | liever dan al zijn vrouwen en zijn bijwijven; want hij had 5681 2Kro 12:22 | hoofd, om een overste te zijn onder zijn broederen; want 5682 2Kro 12:22 | een overste te zijn onder zijn broederen; want het was 5683 2Kro 12:23 | verstandelijk, dat hij van al zijn zonen, door alle landen 5684 2Kro 13:8 | zullen hem tot knechten zijn, opdat zij onderkennen Mijn 5685 2Kro 13:13 | Israel verkoren had, om Zijn Naam daar te zetten; en 5686 2Kro 13:14 | dat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte, om den 5687 2Kro 13:15 | de eerste en de laatste, zijn die niet geschreven in de 5688 2Kro 13:16 | En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 5689 2Kro 13:16 | begraven in de stad Davids; en zijn zoon Abia werd koning in 5690 2Kro 13:16 | zoon Abia werd koning in zijn plaats. ~  ~  ~  5691 2Kro 14:5 | tot in eeuwigheid, hem en zijn zonen, met een zoutverbond? ~ 5692 2Kro 14:6 | heeft gerebelleerd tegen zijn heer. ~ 5693 2Kro 14:9 | Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong 5694 2Kro 14:9 | dergenen, die geen goden zijn. ~ 5695 2Kro 14:10 | priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de 5696 2Kro 14:10 | van Aaron, en de Levieten zijn in het werk. ~ 5697 2Kro 14:11 | den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken 5698 2Kro 14:12 | met ons aan de spitse, en Zijn priesteren met de trompetten 5699 2Kro 14:17 | 17 Abia dan, en zijn volk, sloeg hen met een 5700 2Kro 14:22 | geschiedenissen van Abia, zo zijn wegen als zijn woorden, 5701 2Kro 14:22 | Abia, zo zijn wegen als zijn woorden, zijn beschreven 5702 2Kro 14:22 | wegen als zijn woorden, zijn beschreven in de historie 5703 2Kro 15:1 | 1 Zo ontsliep Abia met zijn vaderen, en zij begroeven 5704 2Kro 15:1 | hem in de stad Davids, en zijn zoon Asa werd koning in 5705 2Kro 15:1 | zoon Asa werd koning in zijn plaats. In zijn dagen was 5706 2Kro 15:1 | koning in zijn plaats. In zijn dagen was het land tien 5707 2Kro 15:11 | Asa riep tot den HEERE, zijn God, en zeide: HEERE, het 5708 2Kro 15:11 | steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte; 5709 2Kro 15:13 | verbroken voor den HEERE en voor Zijn leger; en zij droegen zeer 5710 2Kro 16:9 | zij zagen, dat de HEERE, zijn God, met hem was. ~ 5711 2Kro 16:17 | nochtans was volkomen al zijn dagen. ~ 5712 2Kro 16:18 | dingen zijns vaders, en zijn geheiligde dingen, zilver 5713 2Kro 17:5 | afliet van Rama te bouwen, en zijn werk staakte. ~ 5714 2Kro 17:9 | Want den HEERE aangaande, Zijn ogen doorlopen de ganse 5715 2Kro 17:9 | zullen oorlogen tegen u zijn. ~ 5716 2Kro 17:11 | met de laatste, ziet, zij zijn beschreven in het boek der 5717 2Kro 17:12 | negen en dertigste jaar van zijn koninkrijk, krank aan zijn 5718 2Kro 17:12 | zijn koninkrijk, krank aan zijn voeten; tot op het hoogste 5719 2Kro 17:12 | tot op het hoogste toe was zijn krankheid; daartoe ook zocht 5720 2Kro 17:12 | zocht hij den HEERE niet in zijn krankheid, maar de medicijnmeesters. ~ 5721 2Kro 17:13 | 13 Alzo ontsliep Asa met zijn vaderen; en hij stierf in 5722 2Kro 17:14 | En zij begroeven hem in zijn graf, dat hij voor zich 5723 2Kro 18:1 | 1 En zijn zoon Josafat werd koning 5724 2Kro 18:1 | zoon Josafat werd koning in zijn plaats, en hij sterkte zich 5725 2Kro 18:2 | de steden van Efraim, die zijn vader Asa ingenomen had. ~ 5726 2Kro 18:4 | zijns vaders, en wandelde in Zijn geboden, en niet naar het 5727 2Kro 18:5 | bevestigde het koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Josafat 5728 2Kro 18:6 | 6 En zijn hart verhief zich in de 5729 2Kro 18:7 | zijner regering zond hij tot zijn vorsten, tot Ben-chail, 5730 2Kro 19:3 | zeide tot hem: Zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk 5731 2Kro 19:3 | uw volk is, zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn 5732 2Kro 19:3 | zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg. ~ 5733 2Kro 19:9 | koning van Juda, zaten elk op zijn troon, bekleed met hun klederen, 5734 2Kro 19:11 | en gij zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal hen in 5735 2Kro 19:12 | de woorden der profeten zijn, uit een mond, goed tot 5736 2Kro 19:14 | gijlieden zult voorspoedig zijn, want zij zullen in uw hand 5737 2Kro 19:16 | iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede. ~ 5738 2Kro 19:18 | zag den HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse 5739 2Kro 19:18 | hemelse heir, staande aan Zijn rechter hand en Zijn linkerhand. ~ 5740 2Kro 19:18 | aan Zijn rechter hand en Zijn linkerhand. ~ 5741 2Kro 19:21 | uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn 5742 2Kro 19:21 | zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide: 5743 2Kro 19:33 | spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, en schoot 5744 2Kro 20:1 | keerde met vrede weder naar zijn huis te Jeruzalem. ~ 5745 2Kro 20:3 | 3 Evenwel goede dingen zijn bij u gevonden; want gij 5746 2Kro 20:11 | alle zaak des konings; ook zijn de ambtlieden, de Levieten, 5747 2Kro 20:11 | HEERE zal met den goede zijn. ~  ~  ~  ~  ~ 5748 2Kro 21:2 | uit Syrie, en zie, zij zijn te Hazezon-Thamar, hetwelk 5749 2Kro 21:3 | Josafat nu vreesde, en stelde zijn aangezicht, om den HEERE 5750 2Kro 21:12 | doen zullen; maar onze ogen zijn op U. ~ 5751 2Kro 21:20 | bevestigd worden; gelooft aan Zijn profeten, en gij zult voorspoedig 5752 2Kro 21:20 | en gij zult voorspoedig zijn. ~ 5753 2Kro 21:21 | zeggende: Looft den HEERE, want Zijn goedertierenheid is tot 5754 2Kro 21:25 | 25 Josafat nu en zijn volk kwamen, om hun buit 5755 2Kro 21:30 | koninkrijk van Josafat stil; en zijn God gaf hem rust rondom 5756 2Kro 21:32 | wandelde in den weg van zijn vader Asa, en hij week daarvan 5757 2Kro 21:33 | weggenomen; want het volk had nog zijn hart niet geschikt tot den 5758 2Kro 21:34 | en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen 5759 2Kro 21:35 | handelde goddelooslijk in zijn doen. ~ 5760 2Kro 22:1 | Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd begraven 5761 2Kro 22:1 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; 5762 2Kro 22:1 | vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in 5763 2Kro 22:1 | zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~ 5764 2Kro 22:4 | versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met het zwaard, 5765 2Kro 22:7 | als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen dage een 5766 2Kro 22:8 | 8 In zijn dagen vielen de Edomieten 5767 2Kro 22:9 | Daarom toog Joram voort met zijn oversten, en al de wagenen 5768 2Kro 22:10 | viel Libna af, van onder zijn gebied, want hij had den 5769 2Kro 22:15 | ook in grote krankheden zijn, door de krankheid uwer 5770 2Kro 22:16 | die aan de zijde der Moren zijn. ~ 5771 2Kro 22:17 | gevonden werd, zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; 5772 2Kro 22:17 | zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem geen 5773 2Kro 22:18 | plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met een krankheid, 5774 2Kro 22:19 | der twee jaren uitging, zijn ingewanden met de krankheid 5775 2Kro 22:19 | van boze krankheden; en zijn volk maakte hem gene branding, 5776 2Kro 22:20 | henen zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in 5777 2Kro 22:21 | Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd begraven 5778 2Kro 22:21 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; 5779 2Kro 22:21 | vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in 5780 2Kro 22:21 | zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~ 5781 2Kro 22:24 | versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met het zwaard, 5782 2Kro 22:27 | als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen dage een 5783 2Kro 22:28 | 8 In zijn dagen vielen de Edomieten 5784 2Kro 22:29 | Daarom toog Joram voort met zijn oversten, en al de wagenen 5785 2Kro 22:30 | viel Libna af, van onder zijn gebied, want hij had den 5786 2Kro 22:35 | ook in grote krankheden zijn, door de krankheid uwer 5787 2Kro 22:36 | die aan de zijde der Moren zijn. ~ 5788 2Kro 22:37 | gevonden werd, zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; 5789 2Kro 22:37 | zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem geen 5790 2Kro 22:38 | plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met een krankheid, 5791 2Kro 22:39 | der twee jaren uitging, zijn ingewanden met de krankheid 5792 2Kro 22:39 | van boze krankheden; en zijn volk maakte hem gene branding, 5793 2Kro 22:40 | henen zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in 5794 2Kro 23:1 | Jeruzalem maakten Ahazia, zijn kleinsten zoon, koning in 5795 2Kro 23:1 | kleinsten zoon, koning in zijn plaats; want een bende, 5796 2Kro 23:3 | het huis van Achab; want zijn moeder was zijn raadgeefster, 5797 2Kro 23:3 | Achab; want zijn moeder was zijn raadgeefster, om goddelooslijk 5798 2Kro 23:4 | van Achab; want zij waren zijn raadgevers, na den dood 5799 2Kro 23:9 | Josafat, die den HEERE met zijn ganse hart gezocht heeft. 5800 2Kro 23:11 | werden, en zette hem en zijn voedster in een slaapkamer; 5801 2Kro 23:16 | zoon des konings zal koning zijn, gelijk als de HEERE van 5802 2Kro 23:17 | tot poortiers der dorpelen zijn; ~ 5803 2Kro 23:18 | 5 En een derde deel zal zijn aan het huis des konings; 5804 2Kro 23:18 | volk zal in de voorhoven zijn van het huis des HEEREN. ~ 5805 2Kro 23:19 | zullen ingaan, want zij zijn heilig; maar al het volk 5806 2Kro 23:20 | omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn hand; en 5807 2Kro 23:20 | ieder met zijn wapenen in zijn hand; en die tot het huis 5808 2Kro 23:21 | en zij namen een ieder zijn mannen, die op den sabbat 5809 2Kro 23:23 | het volk, en een ieder met zijn geweer in zijn hand, van 5810 2Kro 23:23 | ieder met zijn geweer in zijn hand, van de rechterzijde 5811 2Kro 23:24 | hem koning; en Jojada en zijn zonen zalfden hem, en zeiden: 5812 2Kro 23:26 | ziet, de koning stond bij zijn pilaar, aan de ingang; en 5813 2Kro 23:29 | HEERE tot een volk zouden zijn. ~ 5814 2Kro 23:30 | Baal, en braken dat af; en zijn altaren en zijn beelden 5815 2Kro 23:30 | dat af; en zijn altaren en zijn beelden verbraken zij, en 5816 2Kro 24:13 | herstelden het huis Gods in zijn gestaltenis, en maakten 5817 2Kro 24:16 | Israel, beide aan God en zijn huize. ~ 5818 2Kro 24:20 | zult gij niet voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten 5819 2Kro 24:22 | niet der weldadigheid, die zijn vader Jojada aan hem gedaan 5820 2Kro 24:22 | gedaan had, maar doodde zijn zoon; dewelke, als hij stierf, 5821 2Kro 24:25 | grote krankheden), maakten zijn knechten, om het bloed der 5822 2Kro 24:25 | zij sloegen hem dood op zijn bed, dat hij stierf; en 5823 2Kro 24:26 | 26 Dezen nu zijn, die een verbintenis tegen 5824 2Kro 24:27 | 27 Aangaande nu zijn zonen, en de grootheid van 5825 2Kro 24:27 | het huis Gods, ziet, zij zijn geschreven in de historie 5826 2Kro 24:27 | het boek der koningen; en zijn zoon Amazia werd koning 5827 2Kro 24:27 | zoon Amazia werd koning in zijn plaats. ~ 5828 2Kro 25:3 | hem gesterkt was, dat hij zijn knechten, die den koning, 5829 2Kro 25:3 | knechten, die den koning, zijn vader, geslagen hadden, 5830 2Kro 25:4 | vaders; maar een ieder zal om zijn zonde sterven. ~ 5831 2Kro 25:11 | sterkte zich, en leidde zijn volk uit, en toog in het 5832 2Kro 25:22 | zij vloden een iegelijk in zijn tenten. ~ 5833 2Kro 25:26 | eerste en de laatste, ziet, zijn die niet geschreven in het 5834 2Kro 25:28 | paarden, en begroeven hem bij zijn vaderen in de stad van Juda. ~  ~ 5835 2Kro 26:1 | koning in de plaats van zijn vader Amazia. ~ 5836 2Kro 26:2 | Juda, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was. ~ 5837 2Kro 26:4 | HEEREN, naar alles, wat zijn vader Amazia gedaan had. ~ 5838 2Kro 26:8 | gaven Uzzia geschenken; en zijn naam ging tot den ingang 5839 2Kro 26:15 | de torens en op de hoeken zijn zouden, om met pijlen en 5840 2Kro 26:15 | stenen, te schieten; zo ging zijn naam tot verre toe uit, 5841 2Kro 26:16 | geworden was, verhief zich zijn hart tot verdervens toe, 5842 2Kro 26:16 | overtrad tegen den HEERE, zijn God; want hij ging in den 5843 2Kro 26:18 | Aarons zonen, die geheiligd zijn, om te roken; ga uit het 5844 2Kro 26:18 | en het zal u niet tot eer zijn van den HEERE God. ~ 5845 2Kro 26:19 | en het reukwerk was in zijn hand, om te roken; als hij 5846 2Kro 26:19 | rees de melaatsheid op aan zijn voorhoofd, voor het aangezicht 5847 2Kro 26:20 | ziet, hij was melaats aan zijn voorhoofd, en zij stieten 5848 2Kro 26:21 | HEEREN afgesneden; Jotham nu, zijn zoon, was over het huis 5849 2Kro 26:23 | 23 En Uzzia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 5850 2Kro 26:23 | en zij begroeven hem bij zijn vaderen, in het veld van 5851 2Kro 26:23 | zeiden: hij is melaats; en zijn zoon Jotham werd koning 5852 2Kro 26:23 | zoon Jotham werd koning in zijn plaats. ~  ~  ~ 5853 2Kro 27:2 | HEEREN, naar alles, wat zijn vader Uzzia gedaan had, 5854 2Kro 27:6 | Jotham; want hij richtte zijn wegen voor het aangezicht 5855 2Kro 27:7 | geschiedenissen van Jotham, en al zijn krijgen, en zijn wegen, 5856 2Kro 27:7 | en al zijn krijgen, en zijn wegen, ziet, zij zijn geschreven 5857 2Kro 27:7 | en zijn wegen, ziet, zij zijn geschreven in het boek der 5858 2Kro 27:9 | 9En Jotham ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 5859 2Kro 27:9 | hem in de stad Davids; en zijn zoon Achaz werd koning in 5860 2Kro 27:9 | zoon Achaz werd koning in zijn plaats. ~  ~ 5861 2Kro 28:1 | ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David; ~ 5862 2Kro 28:3 | van Hinnom; en hij brandde zijn zonen in het vuur, naar 5863 2Kro 28:5 | Daarom gaf hem de HEERE, zijn God, in de hand des konings 5864 2Kro 28:10 | alleenlijk? Bij ulieden zijn schulden tegen den HEERE, 5865 2Kro 28:15 | die met namen uitgedrukt zijn, maakten zich op, en grepen 5866 2Kro 28:23 | maar zij waren hem tot zijn val, mitsgaders aan gans 5867 2Kro 28:26 | der geschiedenissen, en al zijn wegen, de eerste en de laatste, 5868 2Kro 28:26 | en de laatste, ziet, zij zijn geschreven in het boek der 5869 2Kro 28:27 | 27 En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 5870 2Kro 28:27 | koningen van Israel; en zijn zoon Jehizkia werd koning 5871 2Kro 28:27 | Jehizkia werd koning in zijn plaats. ~  ~ 5872 2Kro 29:2 | HEEREN, naar alles, wat zijn vader David gedaan had. ~ 5873 2Kro 29:9 | 9 Want ziet, onze vaders zijn door het zwaard gevallen; 5874 2Kro 29:9 | dochteren, en onze vrouwen zijn daarom in gevangenis geweest. ~ 5875 2Kro 29:11 | u verkoren, dat gij voor Zijn aangezicht staan zoudt, 5876 2Kro 29:18 | brandofferaltaar met al zijn gereedschap, en de tafel 5877 2Kro 29:19 | dat de koning Achaz, onder zijn koninkrijk, door zijn overtreding 5878 2Kro 29:19 | onder zijn koninkrijk, door zijn overtreding weggeworpen 5879 2Kro 29:19 | en geheiligd; en zie, zij zijn voor het altaar des HEEREN. ~ 5880 2Kro 30:2 | koning had raad gehouden met zijn oversten en de ganse gemeente 5881 2Kro 30:6 | die ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen 5882 2Kro 30:8 | HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd 5883 2Kro 30:19 | 19 Die zijn ganse hart gericht heeft, 5884 2Kro 30:27 | want hun gebed kwam tot Zijn heilige woning in den hemel. ~  ~  ~  5885 2Kro 31:1 | Israels weder, een ieder tot zijn bezitting in hun steden. ~ 5886 2Kro 31:2 | verdelingen, een ieder naar zijn dienst, de priesteren en 5887 2Kro 31:3 | het deel des konings van zijn have tot de brandofferen, 5888 2Kro 31:8 | zegenden zij den HEERE en Zijn volk Israel. ~ 5889 2Kro 31:10 | toe; want de HEERE heeft Zijn volk gezegend, zodat deze 5890 2Kro 31:12 | Leviet, overste, en Simei, zijn broeder, de tweede. ~ 5891 2Kro 31:13 | hand van Chonanja en Simei, zijn broeder; door het bevel 5892 2Kro 31:15 | 15 En aan zijn hand waren Eden, en Minjamin, 5893 2Kro 31:21 | wet en in het gebod, om zijn God te zoeken, deed hij 5894 2Kro 31:21 | te zoeken, deed hij met zijn ganse hart, en had voorspoed. ~  ~  ~  5895 2Kro 32:2 | ziende, dat Sanherib kwam, en zijn aangezicht was tot den krijg 5896 2Kro 32:3 | 3 Zo hield hij raad met zijn vorsten en zijn helden, 5897 2Kro 32:3 | raad met zijn vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren 5898 2Kro 32:9 | de koning van Assyrie, zijn knechten naar Jeruzalem,, 5899 2Kro 32:9 | zelf was voor Lachis, en al zijn heerschappij met hem) tot 5900 2Kro 32:12 | Heeft niet dezelfde Jehizkia Zijn hoogten en Zijn altaren 5901 2Kro 32:12 | Jehizkia Zijn hoogten en Zijn altaren weggenomen, en tot 5902 2Kro 32:14 | vaders verbannen hebben, die zijn volk heeft kunnen redden 5903 2Kro 32:15 | natie en koninkrijk heeft zijn volk uit mijn hand en mijner 5904 2Kro 32:16 | 16 Daartoe spraken zijn knechten nog meer tegen 5905 2Kro 32:16 | God, den HEERE, en tegen Zijn knecht Jehizkia. ~ 5906 2Kro 32:17 | zal de God van Jehizkia Zijn volk uit mijn hand niet 5907 2Kro 32:21 | schaamte des aangezichts in zijn land wedergekeerd; en als 5908 2Kro 32:21 | met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen waren. ~ 5909 2Kro 32:25 | aan hem geschied, dewijl zijn hart verheven werd; daarom 5910 2Kro 32:30 | Jehizkia had voorspoed in al zijn werk. ~ 5911 2Kro 32:31 | verzoeken, om te weten al wat in zijn hart was. ~ 5912 2Kro 32:32 | geschiedenissen van Jehizkia, en zijn goeddadigheden, ziet, die 5913 2Kro 32:32 | goeddadigheden, ziet, die zijn geschreven in het gezicht 5914 2Kro 32:33 | En Jehizkia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 5915 2Kro 32:33 | Jeruzalem hem eer aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse 5916 2Kro 32:33 | eer aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse werd koning 5917 2Kro 32:33 | zoon Manasse werd koning in zijn plaats. ~ 5918 2Kro 33:3 | de hoogten weder op, die zijn vader Jehizkia afgebroken 5919 2Kro 33:4 | Jeruzalem zal Mijn Naam zijn tot in eeuwigheid. ~ 5920 2Kro 33:6 | 6 En hij deed zijn zonen door het vuur gaan, 5921 2Kro 33:7 | gezegd had tot David en tot zijn zoon Salomo: In dit huis, 5922 2Kro 33:10 | sprak wel tot Manasse en tot zijn volk; maar zij merkten daar 5923 2Kro 33:13 | hem verbidden, en hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem 5924 2Kro 33:13 | hem weder te Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende 5925 2Kro 33:18 | geschiedenissen van Manasse, en zijn gebed tot zijn God, ook 5926 2Kro 33:18 | Manasse, en zijn gebed tot zijn God, ook de woorden der 5927 2Kro 33:18 | den God Israels, ziet, die zijn in de geschiedenissen der 5928 2Kro 33:19 | 19 En zijn gebed, en hoe God Zich van 5929 2Kro 33:19 | laten verbidden, ook al zijn zonde, en zijn overtreding, 5930 2Kro 33:19 | verbidden, ook al zijn zonde, en zijn overtreding, en de plaatsen, 5931 2Kro 33:20 | En Manasse ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 5932 2Kro 33:20 | en zij begroeven hem in zijn huis; en zijn zoon Amon 5933 2Kro 33:20 | begroeven hem in zijn huis; en zijn zoon Amon werd koning in 5934 2Kro 33:20 | zoon Amon werd koning in zijn plaats. ~ 5935 2Kro 33:22 | ogen des HEEREN, gelijk als zijn vader Manasse gedaan had; 5936 2Kro 33:22 | den gesneden beelden, die zijn vader Manasse gemaakt had, 5937 2Kro 33:23 | HEEREN, gelijk Manasse, zijn vader, zich vernederd had; 5938 2Kro 33:24 | 24 En zijn knechten maakten een verbintenis 5939 2Kro 33:24 | tegen hem, en doodden hem in zijn huis. ~ 5940 2Kro 33:25 | het volk des lands maakte zijn zoon Josia koning in zijn 5941 2Kro 33:25 | zijn zoon Josia koning in zijn plaats. ~  ~ 5942 2Kro 34:2 | wandelde in de wegen van zijn vader David, en week niet 5943 2Kro 34:4 | 4 En men brak voor zijn aangezicht af de altaren 5944 2Kro 34:19 | der wet hoorde, dat hij zijn klederen scheurde. ~ 5945 2Kro 34:24 | vloeken, die geschreven zijn in het boek, dat men voor 5946 2Kro 34:27 | vernederd hebt, als gij Zijn woorden hoordet tegen deze 5947 2Kro 34:31 | 31 En de koning stond in zijn standplaats, en maakte een 5948 2Kro 34:31 | HEERE na te wandelen, en om Zijn geboden, en Zijn getuigenissen, 5949 2Kro 34:31 | en om Zijn geboden, en Zijn getuigenissen, en Zijn inzettingen, 5950 2Kro 34:31 | en Zijn getuigenissen, en Zijn inzettingen, met zijn ganse 5951 2Kro 34:31 | en Zijn inzettingen, met zijn ganse hart en met zijn ganse 5952 2Kro 34:31 | met zijn ganse hart en met zijn ganse ziel, te onderhouden, 5953 2Kro 34:31 | datzelve boek geschreven zijn. ~ 5954 2Kro 34:33 | dienen den HEERE, hun God; al zijn dagen weken zij niet af 5955 2Kro 35:3 | nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~ 5956 2Kro 35:4 | naar de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~ 5957 2Kro 35:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig 5958 2Kro 35:9 | en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, mitsgaders Hasabja, 5959 2Kro 35:22 | 22 Doch Josia keerde zijn aangezicht niet van hem; 5960 2Kro 35:23 | Toen zeide de koning tot zijn knechten: Voert mij weg, 5961 2Kro 35:24 | 24 En zijn knechten namen hem weg van 5962 2Kro 35:25 | in Israel; en ziet, zij zijn geschreven in de klaagliederen. ~ 5963 2Kro 35:26 | geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden, naar dat 5964 2Kro 35:27 | 27 Zijn geschiedenissen dan, de 5965 2Kro 35:27 | en de laatste, ziet, die zijn geschreven in het boek der 5966 2Kro 36:3 | nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~ 5967 2Kro 36:4 | naar de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~ 5968 2Kro 36:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig 5969 2Kro 36:9 | en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, mitsgaders Hasabja, 5970 2Kro 36:22 | 22 Doch Josia keerde zijn aangezicht niet van hem; 5971 2Kro 36:23 | Toen zeide de koning tot zijn knechten: Voert mij weg, 5972 2Kro 36:24 | 24 En zijn knechten namen hem weg van 5973 2Kro 36:25 | in Israel; en ziet, zij zijn geschreven in de klaagliederen. ~ 5974 2Kro 36:26 | geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden, naar dat 5975 2Kro 36:27 | 27 Zijn geschiedenissen dan, de 5976 2Kro 36:27 | en de laatste, ziet, die zijn geschreven in het boek der 5977 2Kro 37:4 | koning van Egypte maakte zijn broeder Eljakim koning over 5978 2Kro 37:4 | Jeruzalem, en veranderde zijn naam in Jojakim; maar zijn 5979 2Kro 37:4 | zijn naam in Jojakim; maar zijn broeder Joahaz nam Necho, 5980 2Kro 37:7 | naar Babel, en stelde ze in zijn tempel te Babel. ~ 5981 2Kro 37:8 | geschiedenissen van Jojakim, en zijn gruwelen, die hij deed, 5982 2Kro 37:8 | Israel en Juda; en Jojachin, zijn zoon, werd koning in zijn 5983 2Kro 37:8 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ 5984 2Kro 37:10 | des HEEREN; en hij maakte zijn broeder Zedekia koning over 5985 2Kro 37:13 | had bij God; en verhardde zijn nek, en verstokte zijn hart, 5986 2Kro 37:13 | verhardde zijn nek, en verstokte zijn hart, dat hij zich niet 5987 2Kro 37:15 | zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning. ~ 5988 2Kro 37:15 | verschoonde Zijn volk en Zijn woning. ~ 5989 2Kro 37:16 | boden Gods, en verachtten Zijn woorden; zij verleidden 5990 2Kro 37:16 | verleidden zichzelven tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid 5991 2Kro 37:16 | grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging, dat er geen 5992 2Kro 37:17 | stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand. ~ 5993 2Kro 37:20 | Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten, tot 5994 2Kro 37:21 | Jeremia, totdat het land aan zijn sabbatten een welgevallen 5995 2Kro 37:22 | stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs 5996 2Kro 37:23 | is onder ulieden van al Zijn volk? De HEERE, zijn God, 5997 2Kro 37:23 | al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met hem, en hij 5998 Ezra 1:1 | stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs 5999 Ezra 1:3 | is onder ulieden van al Zijn volk? Zijn God zij met hem, 6000 Ezra 1:3 | ulieden van al Zijn volk? Zijn God zij met hem, en hij


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License