1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263
Book Chapter: Verse
5501 1Kro 26:21 | Mattithja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
5502 1Kro 26:22 | vijftiende voor Jeremoth; zijn zonen en zijn broederen,
5503 1Kro 26:22 | Jeremoth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
5504 1Kro 26:23 | zestiende voor Hananja; zijn zonen en zijn broederen,
5505 1Kro 26:23 | voor Hananja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
5506 1Kro 26:24 | zeventiende voor Josbekasa; zijn zonen en zijn broederen,
5507 1Kro 26:24 | Josbekasa; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
5508 1Kro 26:25 | achttiende voor Hanani; zijn zonen en zijn broederen,
5509 1Kro 26:25 | voor Hanani; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
5510 1Kro 26:26 | negentiende voor Mallothi; zijn zonen en zijn broederen;
5511 1Kro 26:26 | Mallothi; zijn zonen en zijn broederen; twaalf. ~
5512 1Kro 26:27 | twintigste voor Eliatha; zijn zonen en zijn broederen;
5513 1Kro 26:27 | voor Eliatha; zijn zonen en zijn broederen; twaalf. ~
5514 1Kro 26:28 | twintigste voor Hothir; zijn zonen en zijn broederen,
5515 1Kro 26:28 | voor Hothir; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
5516 1Kro 26:29 | twintigste voor Giddalti; zijn zonen en zijn broederen,
5517 1Kro 26:29 | Giddalti; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
5518 1Kro 26:30 | twintigste voor Mahazioth; zijn zonen en zijn broederen,
5519 1Kro 26:30 | Mahazioth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
5520 1Kro 26:31 | twintigste voor Romamthi-Ezer; zijn zonen en zijn broederen,
5521 1Kro 26:31 | Romamthi-Ezer; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ ~ ~
5522 1Kro 27:6 | 6 Ook werden zijn zoon Semaja kinderen geboren,
5523 1Kro 27:7 | Refael, en Obed, en Elzabad, zijn broeders, kloeke lieden;
5524 1Kro 27:10 | was, nochtans stelde hem zijn vader tot een hoofd). ~
5525 1Kro 27:14 | viel op Salemja; maar voor zijn zoon Zecharja, die een verstandig
5526 1Kro 27:14 | wierp men de loten, en zijn lot is uitgekomen tegen
5527 1Kro 27:15 | tegen het zuiden; en voor zijn kinderen het huis der schatkameren. ~
5528 1Kro 27:19 | 19 Dit zijn de verdelingen der poortiers
5529 1Kro 27:22 | Jehieli waren Zetham en Joel, zijn broeder; dezen waren over
5530 1Kro 27:25 | 25 Maar zijn broeders van Eliezer waren
5531 1Kro 27:25 | waren dezen: Rehabja was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon,
5532 1Kro 27:25 | was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon,
5533 1Kro 27:25 | Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon,
5534 1Kro 27:25 | Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon. ~
5535 1Kro 27:25 | Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon. ~
5536 1Kro 27:26 | 26 Deze Selomith en zijn broederen waren over al
5537 1Kro 27:28 | de hand van Selomith en zijn broederen. ~
5538 1Kro 27:29 | Jizharieten waren Chenanja en zijn zonen tot het buitenwerk
5539 1Kro 27:30 | Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke mannen,
5540 1Kro 27:31 | des koninkrijks van David zijn er gezocht en onder hen
5541 1Kro 27:32 | 32 En zijn broeders waren kloeke lieden,
5542 1Kro 28:1 | 1 Dit nu zijn de kinderen Israels naar
5543 1Kro 28:2 | zoon van Zabdiel; en in zijn verdeling waren er vier
5544 1Kro 28:4 | Dodai, de Ahohiet, en over zijn verdeling was Mikloth ook
5545 1Kro 28:4 | Mikloth ook voorganger; in zijn verdeling waren er ook vier
5546 1Kro 28:5 | opperambtman; die was het hoofd; in zijn verdeling waren er ook vier
5547 1Kro 28:6 | over de dertig; en over zijn verdeling was Ammizabad,
5548 1Kro 28:6 | verdeling was Ammizabad, zijn zoon. ~
5549 1Kro 28:7 | Joab, en na hem Zebadja, zijn zoon; in zijn verdeling
5550 1Kro 28:7 | hem Zebadja, zijn zoon; in zijn verdeling waren er ook vier
5551 1Kro 28:8 | Jizrahiet, de overste; in zijn verdeling waren er ook vier
5552 1Kro 28:9 | van Ikkes, de Thekoiet; in zijn verdeling waren er ook vier
5553 1Kro 28:10 | kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren er ook vier
5554 1Kro 28:11 | Husathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling waren er ook vier
5555 1Kro 28:12 | van de Benjaminieten; in zijn verdeling waren er ook vier
5556 1Kro 28:13 | Nethofathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling waren er ook vier
5557 1Kro 28:14 | kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren er ook vier
5558 1Kro 28:15 | Nethofathiet, van Othniel; in zijn verdeling waren er ook vier
5559 1Kro 29:2 | de koning David stond op zijn voeten, en hij zeide: Hoort
5560 1Kro 29:6 | Ik zal hem tot een Vader zijn. ~
5561 1Kro 29:7 | 7 En Ik zal zijn koninkrijk bevestigen tot
5562 1Kro 29:11 | 11 En David gaf zijn zoon Salomo een voorbeeld
5563 1Kro 29:11 | voorbeeld van het voorhuis, met zijn behuizingen, en zijn schatkameren,
5564 1Kro 29:11 | met zijn behuizingen, en zijn schatkameren, en zijn opperzalen,
5565 1Kro 29:11 | en zijn schatkameren, en zijn opperzalen, en zijn binnenkameren,
5566 1Kro 29:11 | en zijn opperzalen, en zijn binnenkameren, en van het
5567 1Kro 29:15 | gewicht van elken kandelaar en zijn lampen; ook tot de zilveren
5568 1Kro 29:15 | gewicht van een kandelaar en zijn lampen, naar den dienst
5569 1Kro 29:20 | 20 En David zeide tot zijn zoon Salomo: Wees sterk,
5570 1Kro 29:20 | God, mijn God, zal met u zijn; Hij zal u niet begeven,
5571 1Kro 29:21 | 21 En zie, daar zijn de verdelingen der priesteren
5572 1Kro 29:21 | het huis Gods; en bij u zijn tot alle werk allerlei vrijwilligen,
5573 1Kro 30:5 | wie is er willig, heden zijn hand den HEERE te vullen? ~
5574 1Kro 30:12 | 12 En rijkdom en eer zijn voor Uw aangezicht, en Gij
5575 1Kro 30:15 | 15 Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners
5576 1Kro 30:15 | vaders; onze dagen op aarde zijn als een schaduw, en er is
5577 1Kro 30:24 | onder den koning Salomo zijn zouden. ~
5578 1Kro 30:27 | geregeerd heeft over Israel, zijn veertig jaren; te Hebron
5579 1Kro 30:28 | dagen, rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo regeerde in
5580 1Kro 30:28 | zoon Salomo regeerde in zijn plaats. ~
5581 1Kro 30:29 | en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen
5582 1Kro 30:30 | 30 Met al zijn koninkrijk, en zijn macht,
5583 1Kro 30:30 | Met al zijn koninkrijk, en zijn macht, en de tijden, die
5584 1Kro 30:30 | tijden, die over hem verlopen zijn, en over Israel, en over
5585 2Kro 1:1 | David, werd versterkt in zijn koninkrijk, want de HEERE,
5586 2Kro 1:1 | koninkrijk, want de HEERE, zijn God, was met hem, en maakte
5587 2Kro 1:8 | hebt mij koning gemaakt in zijn plaats; ~
5588 2Kro 1:12 | koningen, die voor u geweest zijn, gehad hebben, en na u zal
5589 2Kro 1:12 | na u zal dergelijke niet zijn. ~
5590 2Kro 1:15 | het goud in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen
5591 2Kro 1:15 | de cederen maakte hij te zijn als wilde vijgebomen, die
5592 2Kro 1:15 | vijgebomen, die in de laagten zijn, in menigte. ~
5593 2Kro 2:1 | bouwen, en een huis voor zijn koninkrijk. ~
5594 2Kro 2:4 | welriekende specerijen voor Zijn aangezicht aan te steken,
5595 2Kro 2:5 | ik zal bouwen, zal groot zijn; want onze God is groter
5596 2Kro 2:6 | ten ware om reukwerk voor Zijn aangezicht aan te steken? ~
5597 2Kro 2:7 | met de wijzen, die bij mij zijn in Juda en in Jeruzalem,
5598 2Kro 2:8 | knechten zullen met uw knechten zijn. ~
5599 2Kro 2:9 | zal groot en wonderlijk zijn. ~
5600 2Kro 2:11 | Salomo: Daarom dat de HEERE Zijn volk lief heeft, heeft Hij
5601 2Kro 2:12 | HEERE, en een huis voor zijn koninkrijk bouwe! ~
5602 2Kro 2:15 | 15 Zo zende nu mijn heer zijn knechten de tarwe en de
5603 2Kro 2:17 | de telling, met dewelke zijn vader David die geteld had;
5604 2Kro 3:1 | op den berg Moria, die zijn vader David gewezen was,
5605 2Kro 3:2 | in het vierde jaar van zijn koninkrijk. ~
5606 2Kro 3:3 | 3 En deze zijn de grondleggingen van Salomo,
5607 2Kro 4:1 | altaar, van twintig ellen in zijn lengte, en twintig ellen
5608 2Kro 4:1 | lengte, en twintig ellen in zijn breedte, en tien ellen in
5609 2Kro 4:1 | breedte, en tien ellen in zijn hoogte. ~
5610 2Kro 4:19 | tafelen, waarop de toonbroden zijn; ~
5611 2Kro 4:22 | den ingang van het huis, zijn binnenste deuren, van het
5612 2Kro 5:1 | de geheiligde dingen van zijn vader David; en het zilver,
5613 2Kro 5:13 | prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid;
5614 2Kro 6:1 | de geheiligde dingen van zijn vader David; en het zilver,
5615 2Kro 6:13 | prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid;
5616 2Kro 7:3 | Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, en zegende
5617 2Kro 7:4 | God van Israel, Die met Zijn mond tot mijn vader David
5618 2Kro 7:4 | heeft, en heeft het met Zijn handen vervuld, zeggende: ~
5619 2Kro 7:5 | verkoren om een voorganger te zijn over Mijn volk Israel. ~
5620 2Kro 7:10 | 10 Zo heeft de HEERE Zijn woord bevestigd, dat Hij
5621 2Kro 7:12 | van Israel; en hij breidde zijn handen uit; ~
5622 2Kro 7:13 | voorhofs; zijnde vijf ellen in zijn lengte en vijf ellen in
5623 2Kro 7:13 | lengte en vijf ellen in zijn breedte, en drie ellen in
5624 2Kro 7:13 | breedte, en drie ellen in zijn hoogte; en hij stond daarop,
5625 2Kro 7:13 | stond daarop, en knielde op zijn knieen voor de ganse gemeente
5626 2Kro 7:13 | gemeente van Israel, en breidde zijn handen uit naar den hemel.) ~
5627 2Kro 7:19 | gebed Uws knechts, en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God,
5628 2Kro 7:20 | 20 Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht, over dit
5629 2Kro 7:22 | 22 Wanneer iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben,
5630 2Kro 7:23 | vergeldende den goddeloze, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende
5631 2Kro 7:23 | goddeloze, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende
5632 2Kro 7:23 | rechtvaardige, gevende hem naar zijn gerechtigheid. ~
5633 2Kro 7:26 | Als de hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat
5634 2Kro 7:28 | wezen zullen, als iemand van zijn vijanden in het land zijner
5635 2Kro 7:29 | zij erkennen, een ieder zijn plage en zijn smarte, en
5636 2Kro 7:29 | een ieder zijn plage en zijn smarte, en een ieder zijn
5637 2Kro 7:29 | zijn smarte, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden
5638 2Kro 7:30 | geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart
5639 2Kro 7:30 | al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen
5640 2Kro 7:32 | van Uw volk Israel niet zijn zal, maar uit verren lande,
5641 2Kro 7:34 | volk in den krijg tegen zijn vijanden uittrekken zal
5642 2Kro 7:36 | tegen hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor
5643 2Kro 7:37 | zij gevankelijk weggevoerd zijn, weder aan hun hart brengen
5644 2Kro 7:40 | open en Uw oren opmerkende zijn tot het gebed dezer plaats. ~
5645 2Kro 7:41 | gunstgenoten over het goede blijde zijn. ~
5646 2Kro 8:3 | dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid. ~
5647 2Kro 8:6 | den HEERE te loven, dat Zijn weldadigheid is in eeuwigheid,
5648 2Kro 8:10 | aan David en Salomo, en Zijn volk Israel gedaan had. ~
5649 2Kro 8:11 | het huis des HEEREN en in zijn huis te maken, richtte hij
5650 2Kro 8:15 | Nu zullen Mijn ogen open zijn, en Mijn oren opmerkende
5651 2Kro 8:16 | zullen daar te allen dage zijn. ~
5652 2Kro 8:21 | dat verheven zal geweest zijn, daarover zal zich een ieder,
5653 2Kro 9:1 | Salomo het huis des HEEREN en zijn huis gebouwd had, ~
5654 2Kro 9:9 | niet maakte tot slaven in zijn werk; (want zij waren krijgslieden,
5655 2Kro 9:11 | omdat de plaatsen heilig zijn, tot dewelke de ark des
5656 2Kro 10:4 | dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en hun kledingen,
5657 2Kro 10:4 | schenkers, en hun kledingen, en zijn opgang, waardoor hij opging
5658 2Kro 10:7 | 7 Welgelukzalig zijn uw mannen, en welgelukzalig
5659 2Kro 10:8 | in u gehad heeft, om u op Zijn troon, den HEERE, uw God,
5660 2Kro 10:23 | Salomo's aangezicht, om zijn wijsheid te horen, die God
5661 2Kro 10:23 | wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had. ~
5662 2Kro 10:24 | En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten,
5663 2Kro 10:27 | het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen
5664 2Kro 10:27 | de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen,
5665 2Kro 10:27 | vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~
5666 2Kro 10:29 | der eerste en der laatste, zijn die niet geschreven in de
5667 2Kro 10:31 | 31 En Salomo ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
5668 2Kro 10:31 | zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehabeam werd koning
5669 2Kro 10:31 | Rehabeam werd koning in zijn plaats. ~ ~ ~
5670 2Kro 11:4 | vaders harden dienst, en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd
5671 2Kro 11:6 | voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde,
5672 2Kro 11:7 | te allen dage uw knechten zijn. ~
5673 2Kro 11:8 | opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. ~
5674 2Kro 11:10 | kleinste vinger zal dikker zijn dan mijns vaders lenden. ~
5675 2Kro 11:15 | van God, opdat de HEERE Zijn woord bevestigde, hetwelk
5676 2Kro 11:16 | ging het ganse Israel naar zijn tenten. ~
5677 2Kro 12:4 | een ieder kere weder tot zijn huis, want deze zaak is
5678 2Kro 12:14 | Jeruzalem; want Jerobeam en zijn zonen hadden hen verstoten,
5679 2Kro 12:21 | Absaloms dochter, liever dan al zijn vrouwen en zijn bijwijven;
5680 2Kro 12:21 | liever dan al zijn vrouwen en zijn bijwijven; want hij had
5681 2Kro 12:22 | hoofd, om een overste te zijn onder zijn broederen; want
5682 2Kro 12:22 | een overste te zijn onder zijn broederen; want het was
5683 2Kro 12:23 | verstandelijk, dat hij van al zijn zonen, door alle landen
5684 2Kro 13:8 | zullen hem tot knechten zijn, opdat zij onderkennen Mijn
5685 2Kro 13:13 | Israel verkoren had, om Zijn Naam daar te zetten; en
5686 2Kro 13:14 | dat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte, om den
5687 2Kro 13:15 | de eerste en de laatste, zijn die niet geschreven in de
5688 2Kro 13:16 | En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
5689 2Kro 13:16 | begraven in de stad Davids; en zijn zoon Abia werd koning in
5690 2Kro 13:16 | zoon Abia werd koning in zijn plaats. ~ ~ ~
5691 2Kro 14:5 | tot in eeuwigheid, hem en zijn zonen, met een zoutverbond? ~
5692 2Kro 14:6 | heeft gerebelleerd tegen zijn heer. ~
5693 2Kro 14:9 | Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong
5694 2Kro 14:9 | dergenen, die geen goden zijn. ~
5695 2Kro 14:10 | priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de
5696 2Kro 14:10 | van Aaron, en de Levieten zijn in het werk. ~
5697 2Kro 14:11 | den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken
5698 2Kro 14:12 | met ons aan de spitse, en Zijn priesteren met de trompetten
5699 2Kro 14:17 | 17 Abia dan, en zijn volk, sloeg hen met een
5700 2Kro 14:22 | geschiedenissen van Abia, zo zijn wegen als zijn woorden,
5701 2Kro 14:22 | Abia, zo zijn wegen als zijn woorden, zijn beschreven
5702 2Kro 14:22 | wegen als zijn woorden, zijn beschreven in de historie
5703 2Kro 15:1 | 1 Zo ontsliep Abia met zijn vaderen, en zij begroeven
5704 2Kro 15:1 | hem in de stad Davids, en zijn zoon Asa werd koning in
5705 2Kro 15:1 | zoon Asa werd koning in zijn plaats. In zijn dagen was
5706 2Kro 15:1 | koning in zijn plaats. In zijn dagen was het land tien
5707 2Kro 15:11 | Asa riep tot den HEERE, zijn God, en zeide: HEERE, het
5708 2Kro 15:11 | steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte;
5709 2Kro 15:13 | verbroken voor den HEERE en voor Zijn leger; en zij droegen zeer
5710 2Kro 16:9 | zij zagen, dat de HEERE, zijn God, met hem was. ~
5711 2Kro 16:17 | nochtans was volkomen al zijn dagen. ~
5712 2Kro 16:18 | dingen zijns vaders, en zijn geheiligde dingen, zilver
5713 2Kro 17:5 | afliet van Rama te bouwen, en zijn werk staakte. ~
5714 2Kro 17:9 | Want den HEERE aangaande, Zijn ogen doorlopen de ganse
5715 2Kro 17:9 | zullen oorlogen tegen u zijn. ~
5716 2Kro 17:11 | met de laatste, ziet, zij zijn beschreven in het boek der
5717 2Kro 17:12 | negen en dertigste jaar van zijn koninkrijk, krank aan zijn
5718 2Kro 17:12 | zijn koninkrijk, krank aan zijn voeten; tot op het hoogste
5719 2Kro 17:12 | tot op het hoogste toe was zijn krankheid; daartoe ook zocht
5720 2Kro 17:12 | zocht hij den HEERE niet in zijn krankheid, maar de medicijnmeesters. ~
5721 2Kro 17:13 | 13 Alzo ontsliep Asa met zijn vaderen; en hij stierf in
5722 2Kro 17:14 | En zij begroeven hem in zijn graf, dat hij voor zich
5723 2Kro 18:1 | 1 En zijn zoon Josafat werd koning
5724 2Kro 18:1 | zoon Josafat werd koning in zijn plaats, en hij sterkte zich
5725 2Kro 18:2 | de steden van Efraim, die zijn vader Asa ingenomen had. ~
5726 2Kro 18:4 | zijns vaders, en wandelde in Zijn geboden, en niet naar het
5727 2Kro 18:5 | bevestigde het koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Josafat
5728 2Kro 18:6 | 6 En zijn hart verhief zich in de
5729 2Kro 18:7 | zijner regering zond hij tot zijn vorsten, tot Ben-chail,
5730 2Kro 19:3 | zeide tot hem: Zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk
5731 2Kro 19:3 | uw volk is, zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn
5732 2Kro 19:3 | zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg. ~
5733 2Kro 19:9 | koning van Juda, zaten elk op zijn troon, bekleed met hun klederen,
5734 2Kro 19:11 | en gij zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal hen in
5735 2Kro 19:12 | de woorden der profeten zijn, uit een mond, goed tot
5736 2Kro 19:14 | gijlieden zult voorspoedig zijn, want zij zullen in uw hand
5737 2Kro 19:16 | iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede. ~
5738 2Kro 19:18 | zag den HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse
5739 2Kro 19:18 | hemelse heir, staande aan Zijn rechter hand en Zijn linkerhand. ~
5740 2Kro 19:18 | aan Zijn rechter hand en Zijn linkerhand. ~
5741 2Kro 19:21 | uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn
5742 2Kro 19:21 | zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide:
5743 2Kro 19:33 | spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, en schoot
5744 2Kro 20:1 | keerde met vrede weder naar zijn huis te Jeruzalem. ~
5745 2Kro 20:3 | 3 Evenwel goede dingen zijn bij u gevonden; want gij
5746 2Kro 20:11 | alle zaak des konings; ook zijn de ambtlieden, de Levieten,
5747 2Kro 20:11 | HEERE zal met den goede zijn. ~ ~ ~ ~ ~
5748 2Kro 21:2 | uit Syrie, en zie, zij zijn te Hazezon-Thamar, hetwelk
5749 2Kro 21:3 | Josafat nu vreesde, en stelde zijn aangezicht, om den HEERE
5750 2Kro 21:12 | doen zullen; maar onze ogen zijn op U. ~
5751 2Kro 21:20 | bevestigd worden; gelooft aan Zijn profeten, en gij zult voorspoedig
5752 2Kro 21:20 | en gij zult voorspoedig zijn. ~
5753 2Kro 21:21 | zeggende: Looft den HEERE, want Zijn goedertierenheid is tot
5754 2Kro 21:25 | 25 Josafat nu en zijn volk kwamen, om hun buit
5755 2Kro 21:30 | koninkrijk van Josafat stil; en zijn God gaf hem rust rondom
5756 2Kro 21:32 | wandelde in den weg van zijn vader Asa, en hij week daarvan
5757 2Kro 21:33 | weggenomen; want het volk had nog zijn hart niet geschikt tot den
5758 2Kro 21:34 | en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen
5759 2Kro 21:35 | handelde goddelooslijk in zijn doen. ~
5760 2Kro 22:1 | Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd begraven
5761 2Kro 22:1 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids;
5762 2Kro 22:1 | vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in
5763 2Kro 22:1 | zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~
5764 2Kro 22:4 | versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met het zwaard,
5765 2Kro 22:7 | als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen dage een
5766 2Kro 22:8 | 8 In zijn dagen vielen de Edomieten
5767 2Kro 22:9 | Daarom toog Joram voort met zijn oversten, en al de wagenen
5768 2Kro 22:10 | viel Libna af, van onder zijn gebied, want hij had den
5769 2Kro 22:15 | ook in grote krankheden zijn, door de krankheid uwer
5770 2Kro 22:16 | die aan de zijde der Moren zijn. ~
5771 2Kro 22:17 | gevonden werd, zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen;
5772 2Kro 22:17 | zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem geen
5773 2Kro 22:18 | plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met een krankheid,
5774 2Kro 22:19 | der twee jaren uitging, zijn ingewanden met de krankheid
5775 2Kro 22:19 | van boze krankheden; en zijn volk maakte hem gene branding,
5776 2Kro 22:20 | henen zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in
5777 2Kro 22:21 | Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd begraven
5778 2Kro 22:21 | vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids;
5779 2Kro 22:21 | vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in
5780 2Kro 22:21 | zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~
5781 2Kro 22:24 | versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met het zwaard,
5782 2Kro 22:27 | als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen dage een
5783 2Kro 22:28 | 8 In zijn dagen vielen de Edomieten
5784 2Kro 22:29 | Daarom toog Joram voort met zijn oversten, en al de wagenen
5785 2Kro 22:30 | viel Libna af, van onder zijn gebied, want hij had den
5786 2Kro 22:35 | ook in grote krankheden zijn, door de krankheid uwer
5787 2Kro 22:36 | die aan de zijde der Moren zijn. ~
5788 2Kro 22:37 | gevonden werd, zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen;
5789 2Kro 22:37 | zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem geen
5790 2Kro 22:38 | plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met een krankheid,
5791 2Kro 22:39 | der twee jaren uitging, zijn ingewanden met de krankheid
5792 2Kro 22:39 | van boze krankheden; en zijn volk maakte hem gene branding,
5793 2Kro 22:40 | henen zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in
5794 2Kro 23:1 | Jeruzalem maakten Ahazia, zijn kleinsten zoon, koning in
5795 2Kro 23:1 | kleinsten zoon, koning in zijn plaats; want een bende,
5796 2Kro 23:3 | het huis van Achab; want zijn moeder was zijn raadgeefster,
5797 2Kro 23:3 | Achab; want zijn moeder was zijn raadgeefster, om goddelooslijk
5798 2Kro 23:4 | van Achab; want zij waren zijn raadgevers, na den dood
5799 2Kro 23:9 | Josafat, die den HEERE met zijn ganse hart gezocht heeft.
5800 2Kro 23:11 | werden, en zette hem en zijn voedster in een slaapkamer;
5801 2Kro 23:16 | zoon des konings zal koning zijn, gelijk als de HEERE van
5802 2Kro 23:17 | tot poortiers der dorpelen zijn; ~
5803 2Kro 23:18 | 5 En een derde deel zal zijn aan het huis des konings;
5804 2Kro 23:18 | volk zal in de voorhoven zijn van het huis des HEEREN. ~
5805 2Kro 23:19 | zullen ingaan, want zij zijn heilig; maar al het volk
5806 2Kro 23:20 | omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn hand; en
5807 2Kro 23:20 | ieder met zijn wapenen in zijn hand; en die tot het huis
5808 2Kro 23:21 | en zij namen een ieder zijn mannen, die op den sabbat
5809 2Kro 23:23 | het volk, en een ieder met zijn geweer in zijn hand, van
5810 2Kro 23:23 | ieder met zijn geweer in zijn hand, van de rechterzijde
5811 2Kro 23:24 | hem koning; en Jojada en zijn zonen zalfden hem, en zeiden:
5812 2Kro 23:26 | ziet, de koning stond bij zijn pilaar, aan de ingang; en
5813 2Kro 23:29 | HEERE tot een volk zouden zijn. ~
5814 2Kro 23:30 | Baal, en braken dat af; en zijn altaren en zijn beelden
5815 2Kro 23:30 | dat af; en zijn altaren en zijn beelden verbraken zij, en
5816 2Kro 24:13 | herstelden het huis Gods in zijn gestaltenis, en maakten
5817 2Kro 24:16 | Israel, beide aan God en zijn huize. ~
5818 2Kro 24:20 | zult gij niet voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten
5819 2Kro 24:22 | niet der weldadigheid, die zijn vader Jojada aan hem gedaan
5820 2Kro 24:22 | gedaan had, maar doodde zijn zoon; dewelke, als hij stierf,
5821 2Kro 24:25 | grote krankheden), maakten zijn knechten, om het bloed der
5822 2Kro 24:25 | zij sloegen hem dood op zijn bed, dat hij stierf; en
5823 2Kro 24:26 | 26 Dezen nu zijn, die een verbintenis tegen
5824 2Kro 24:27 | 27 Aangaande nu zijn zonen, en de grootheid van
5825 2Kro 24:27 | het huis Gods, ziet, zij zijn geschreven in de historie
5826 2Kro 24:27 | het boek der koningen; en zijn zoon Amazia werd koning
5827 2Kro 24:27 | zoon Amazia werd koning in zijn plaats. ~
5828 2Kro 25:3 | hem gesterkt was, dat hij zijn knechten, die den koning,
5829 2Kro 25:3 | knechten, die den koning, zijn vader, geslagen hadden,
5830 2Kro 25:4 | vaders; maar een ieder zal om zijn zonde sterven. ~
5831 2Kro 25:11 | sterkte zich, en leidde zijn volk uit, en toog in het
5832 2Kro 25:22 | zij vloden een iegelijk in zijn tenten. ~
5833 2Kro 25:26 | eerste en de laatste, ziet, zijn die niet geschreven in het
5834 2Kro 25:28 | paarden, en begroeven hem bij zijn vaderen in de stad van Juda. ~ ~
5835 2Kro 26:1 | koning in de plaats van zijn vader Amazia. ~
5836 2Kro 26:2 | Juda, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was. ~
5837 2Kro 26:4 | HEEREN, naar alles, wat zijn vader Amazia gedaan had. ~
5838 2Kro 26:8 | gaven Uzzia geschenken; en zijn naam ging tot den ingang
5839 2Kro 26:15 | de torens en op de hoeken zijn zouden, om met pijlen en
5840 2Kro 26:15 | stenen, te schieten; zo ging zijn naam tot verre toe uit,
5841 2Kro 26:16 | geworden was, verhief zich zijn hart tot verdervens toe,
5842 2Kro 26:16 | overtrad tegen den HEERE, zijn God; want hij ging in den
5843 2Kro 26:18 | Aarons zonen, die geheiligd zijn, om te roken; ga uit het
5844 2Kro 26:18 | en het zal u niet tot eer zijn van den HEERE God. ~
5845 2Kro 26:19 | en het reukwerk was in zijn hand, om te roken; als hij
5846 2Kro 26:19 | rees de melaatsheid op aan zijn voorhoofd, voor het aangezicht
5847 2Kro 26:20 | ziet, hij was melaats aan zijn voorhoofd, en zij stieten
5848 2Kro 26:21 | HEEREN afgesneden; Jotham nu, zijn zoon, was over het huis
5849 2Kro 26:23 | 23 En Uzzia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
5850 2Kro 26:23 | en zij begroeven hem bij zijn vaderen, in het veld van
5851 2Kro 26:23 | zeiden: hij is melaats; en zijn zoon Jotham werd koning
5852 2Kro 26:23 | zoon Jotham werd koning in zijn plaats. ~ ~ ~
5853 2Kro 27:2 | HEEREN, naar alles, wat zijn vader Uzzia gedaan had,
5854 2Kro 27:6 | Jotham; want hij richtte zijn wegen voor het aangezicht
5855 2Kro 27:7 | geschiedenissen van Jotham, en al zijn krijgen, en zijn wegen,
5856 2Kro 27:7 | en al zijn krijgen, en zijn wegen, ziet, zij zijn geschreven
5857 2Kro 27:7 | en zijn wegen, ziet, zij zijn geschreven in het boek der
5858 2Kro 27:9 | 9En Jotham ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
5859 2Kro 27:9 | hem in de stad Davids; en zijn zoon Achaz werd koning in
5860 2Kro 27:9 | zoon Achaz werd koning in zijn plaats. ~ ~
5861 2Kro 28:1 | ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David; ~
5862 2Kro 28:3 | van Hinnom; en hij brandde zijn zonen in het vuur, naar
5863 2Kro 28:5 | Daarom gaf hem de HEERE, zijn God, in de hand des konings
5864 2Kro 28:10 | alleenlijk? Bij ulieden zijn schulden tegen den HEERE,
5865 2Kro 28:15 | die met namen uitgedrukt zijn, maakten zich op, en grepen
5866 2Kro 28:23 | maar zij waren hem tot zijn val, mitsgaders aan gans
5867 2Kro 28:26 | der geschiedenissen, en al zijn wegen, de eerste en de laatste,
5868 2Kro 28:26 | en de laatste, ziet, zij zijn geschreven in het boek der
5869 2Kro 28:27 | 27 En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
5870 2Kro 28:27 | koningen van Israel; en zijn zoon Jehizkia werd koning
5871 2Kro 28:27 | Jehizkia werd koning in zijn plaats. ~ ~
5872 2Kro 29:2 | HEEREN, naar alles, wat zijn vader David gedaan had. ~
5873 2Kro 29:9 | 9 Want ziet, onze vaders zijn door het zwaard gevallen;
5874 2Kro 29:9 | dochteren, en onze vrouwen zijn daarom in gevangenis geweest. ~
5875 2Kro 29:11 | u verkoren, dat gij voor Zijn aangezicht staan zoudt,
5876 2Kro 29:18 | brandofferaltaar met al zijn gereedschap, en de tafel
5877 2Kro 29:19 | dat de koning Achaz, onder zijn koninkrijk, door zijn overtreding
5878 2Kro 29:19 | onder zijn koninkrijk, door zijn overtreding weggeworpen
5879 2Kro 29:19 | en geheiligd; en zie, zij zijn voor het altaar des HEEREN. ~
5880 2Kro 30:2 | koning had raad gehouden met zijn oversten en de ganse gemeente
5881 2Kro 30:6 | die ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen
5882 2Kro 30:8 | HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd
5883 2Kro 30:19 | 19 Die zijn ganse hart gericht heeft,
5884 2Kro 30:27 | want hun gebed kwam tot Zijn heilige woning in den hemel. ~ ~ ~
5885 2Kro 31:1 | Israels weder, een ieder tot zijn bezitting in hun steden. ~
5886 2Kro 31:2 | verdelingen, een ieder naar zijn dienst, de priesteren en
5887 2Kro 31:3 | het deel des konings van zijn have tot de brandofferen,
5888 2Kro 31:8 | zegenden zij den HEERE en Zijn volk Israel. ~
5889 2Kro 31:10 | toe; want de HEERE heeft Zijn volk gezegend, zodat deze
5890 2Kro 31:12 | Leviet, overste, en Simei, zijn broeder, de tweede. ~
5891 2Kro 31:13 | hand van Chonanja en Simei, zijn broeder; door het bevel
5892 2Kro 31:15 | 15 En aan zijn hand waren Eden, en Minjamin,
5893 2Kro 31:21 | wet en in het gebod, om zijn God te zoeken, deed hij
5894 2Kro 31:21 | te zoeken, deed hij met zijn ganse hart, en had voorspoed. ~ ~ ~
5895 2Kro 32:2 | ziende, dat Sanherib kwam, en zijn aangezicht was tot den krijg
5896 2Kro 32:3 | 3 Zo hield hij raad met zijn vorsten en zijn helden,
5897 2Kro 32:3 | raad met zijn vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren
5898 2Kro 32:9 | de koning van Assyrie, zijn knechten naar Jeruzalem,,
5899 2Kro 32:9 | zelf was voor Lachis, en al zijn heerschappij met hem) tot
5900 2Kro 32:12 | Heeft niet dezelfde Jehizkia Zijn hoogten en Zijn altaren
5901 2Kro 32:12 | Jehizkia Zijn hoogten en Zijn altaren weggenomen, en tot
5902 2Kro 32:14 | vaders verbannen hebben, die zijn volk heeft kunnen redden
5903 2Kro 32:15 | natie en koninkrijk heeft zijn volk uit mijn hand en mijner
5904 2Kro 32:16 | 16 Daartoe spraken zijn knechten nog meer tegen
5905 2Kro 32:16 | God, den HEERE, en tegen Zijn knecht Jehizkia. ~
5906 2Kro 32:17 | zal de God van Jehizkia Zijn volk uit mijn hand niet
5907 2Kro 32:21 | schaamte des aangezichts in zijn land wedergekeerd; en als
5908 2Kro 32:21 | met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen waren. ~
5909 2Kro 32:25 | aan hem geschied, dewijl zijn hart verheven werd; daarom
5910 2Kro 32:30 | Jehizkia had voorspoed in al zijn werk. ~
5911 2Kro 32:31 | verzoeken, om te weten al wat in zijn hart was. ~
5912 2Kro 32:32 | geschiedenissen van Jehizkia, en zijn goeddadigheden, ziet, die
5913 2Kro 32:32 | goeddadigheden, ziet, die zijn geschreven in het gezicht
5914 2Kro 32:33 | En Jehizkia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
5915 2Kro 32:33 | Jeruzalem hem eer aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse
5916 2Kro 32:33 | eer aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse werd koning
5917 2Kro 32:33 | zoon Manasse werd koning in zijn plaats. ~
5918 2Kro 33:3 | de hoogten weder op, die zijn vader Jehizkia afgebroken
5919 2Kro 33:4 | Jeruzalem zal Mijn Naam zijn tot in eeuwigheid. ~
5920 2Kro 33:6 | 6 En hij deed zijn zonen door het vuur gaan,
5921 2Kro 33:7 | gezegd had tot David en tot zijn zoon Salomo: In dit huis,
5922 2Kro 33:10 | sprak wel tot Manasse en tot zijn volk; maar zij merkten daar
5923 2Kro 33:13 | hem verbidden, en hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem
5924 2Kro 33:13 | hem weder te Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende
5925 2Kro 33:18 | geschiedenissen van Manasse, en zijn gebed tot zijn God, ook
5926 2Kro 33:18 | Manasse, en zijn gebed tot zijn God, ook de woorden der
5927 2Kro 33:18 | den God Israels, ziet, die zijn in de geschiedenissen der
5928 2Kro 33:19 | 19 En zijn gebed, en hoe God Zich van
5929 2Kro 33:19 | laten verbidden, ook al zijn zonde, en zijn overtreding,
5930 2Kro 33:19 | verbidden, ook al zijn zonde, en zijn overtreding, en de plaatsen,
5931 2Kro 33:20 | En Manasse ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
5932 2Kro 33:20 | en zij begroeven hem in zijn huis; en zijn zoon Amon
5933 2Kro 33:20 | begroeven hem in zijn huis; en zijn zoon Amon werd koning in
5934 2Kro 33:20 | zoon Amon werd koning in zijn plaats. ~
5935 2Kro 33:22 | ogen des HEEREN, gelijk als zijn vader Manasse gedaan had;
5936 2Kro 33:22 | den gesneden beelden, die zijn vader Manasse gemaakt had,
5937 2Kro 33:23 | HEEREN, gelijk Manasse, zijn vader, zich vernederd had;
5938 2Kro 33:24 | 24 En zijn knechten maakten een verbintenis
5939 2Kro 33:24 | tegen hem, en doodden hem in zijn huis. ~
5940 2Kro 33:25 | het volk des lands maakte zijn zoon Josia koning in zijn
5941 2Kro 33:25 | zijn zoon Josia koning in zijn plaats. ~ ~
5942 2Kro 34:2 | wandelde in de wegen van zijn vader David, en week niet
5943 2Kro 34:4 | 4 En men brak voor zijn aangezicht af de altaren
5944 2Kro 34:19 | der wet hoorde, dat hij zijn klederen scheurde. ~
5945 2Kro 34:24 | vloeken, die geschreven zijn in het boek, dat men voor
5946 2Kro 34:27 | vernederd hebt, als gij Zijn woorden hoordet tegen deze
5947 2Kro 34:31 | 31 En de koning stond in zijn standplaats, en maakte een
5948 2Kro 34:31 | HEERE na te wandelen, en om Zijn geboden, en Zijn getuigenissen,
5949 2Kro 34:31 | en om Zijn geboden, en Zijn getuigenissen, en Zijn inzettingen,
5950 2Kro 34:31 | en Zijn getuigenissen, en Zijn inzettingen, met zijn ganse
5951 2Kro 34:31 | en Zijn inzettingen, met zijn ganse hart en met zijn ganse
5952 2Kro 34:31 | met zijn ganse hart en met zijn ganse ziel, te onderhouden,
5953 2Kro 34:31 | datzelve boek geschreven zijn. ~
5954 2Kro 34:33 | dienen den HEERE, hun God; al zijn dagen weken zij niet af
5955 2Kro 35:3 | nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~
5956 2Kro 35:4 | naar de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~
5957 2Kro 35:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig
5958 2Kro 35:9 | en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, mitsgaders Hasabja,
5959 2Kro 35:22 | 22 Doch Josia keerde zijn aangezicht niet van hem;
5960 2Kro 35:23 | Toen zeide de koning tot zijn knechten: Voert mij weg,
5961 2Kro 35:24 | 24 En zijn knechten namen hem weg van
5962 2Kro 35:25 | in Israel; en ziet, zij zijn geschreven in de klaagliederen. ~
5963 2Kro 35:26 | geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden, naar dat
5964 2Kro 35:27 | 27 Zijn geschiedenissen dan, de
5965 2Kro 35:27 | en de laatste, ziet, die zijn geschreven in het boek der
5966 2Kro 36:3 | nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~
5967 2Kro 36:4 | naar de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~
5968 2Kro 36:8 | 8 Ook gaven zijn vorsten tot een vrijwillig
5969 2Kro 36:9 | en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, mitsgaders Hasabja,
5970 2Kro 36:22 | 22 Doch Josia keerde zijn aangezicht niet van hem;
5971 2Kro 36:23 | Toen zeide de koning tot zijn knechten: Voert mij weg,
5972 2Kro 36:24 | 24 En zijn knechten namen hem weg van
5973 2Kro 36:25 | in Israel; en ziet, zij zijn geschreven in de klaagliederen. ~
5974 2Kro 36:26 | geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden, naar dat
5975 2Kro 36:27 | 27 Zijn geschiedenissen dan, de
5976 2Kro 36:27 | en de laatste, ziet, die zijn geschreven in het boek der
5977 2Kro 37:4 | koning van Egypte maakte zijn broeder Eljakim koning over
5978 2Kro 37:4 | Jeruzalem, en veranderde zijn naam in Jojakim; maar zijn
5979 2Kro 37:4 | zijn naam in Jojakim; maar zijn broeder Joahaz nam Necho,
5980 2Kro 37:7 | naar Babel, en stelde ze in zijn tempel te Babel. ~
5981 2Kro 37:8 | geschiedenissen van Jojakim, en zijn gruwelen, die hij deed,
5982 2Kro 37:8 | Israel en Juda; en Jojachin, zijn zoon, werd koning in zijn
5983 2Kro 37:8 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~
5984 2Kro 37:10 | des HEEREN; en hij maakte zijn broeder Zedekia koning over
5985 2Kro 37:13 | had bij God; en verhardde zijn nek, en verstokte zijn hart,
5986 2Kro 37:13 | verhardde zijn nek, en verstokte zijn hart, dat hij zich niet
5987 2Kro 37:15 | zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning. ~
5988 2Kro 37:15 | verschoonde Zijn volk en Zijn woning. ~
5989 2Kro 37:16 | boden Gods, en verachtten Zijn woorden; zij verleidden
5990 2Kro 37:16 | verleidden zichzelven tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid
5991 2Kro 37:16 | grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging, dat er geen
5992 2Kro 37:17 | stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand. ~
5993 2Kro 37:20 | Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten, tot
5994 2Kro 37:21 | Jeremia, totdat het land aan zijn sabbatten een welgevallen
5995 2Kro 37:22 | stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs
5996 2Kro 37:23 | is onder ulieden van al Zijn volk? De HEERE, zijn God,
5997 2Kro 37:23 | al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met hem, en hij
5998 Ezra 1:1 | stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs
5999 Ezra 1:3 | is onder ulieden van al Zijn volk? Zijn God zij met hem,
6000 Ezra 1:3 | ulieden van al Zijn volk? Zijn God zij met hem, en hij
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263 |