1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263
Book Chapter: Verse
9001 Jer 23:3 | en zij zullen vruchtbaar zijn, en vermenigvuldigen. ~
9002 Jer 23:5 | regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid
9003 Jer 23:6 | 6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden,
9004 Jer 23:6 | zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men
9005 Jer 23:6 | wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen:
9006 Jer 23:11 | profeten en priesters, zijn huichelaars; zelfs in Mijn
9007 Jer 23:12 | Daarom zal hun weg hun zijn als zeer gladde plaatsen
9008 Jer 23:14 | bekeren, een iegelijk van zijn boosheid; zij allen zijn
9009 Jer 23:14 | zijn boosheid; zij allen zijn Mij als Sodom, en haar inwoners
9010 Jer 23:18 | HEEREN raad gestaan, en Zijn woord gezien of gehoord?
9011 Jer 23:18 | gezien of gehoord? Wie heeft Zijn woord aangemerkt en gehoord? ~
9012 Jer 23:26 | leugen profeteren? Ja, het zijn profeten van huns harten
9013 Jer 23:27 | dromen, die zij, een ieder zijn naaste, vertellen; gelijk
9014 Jer 23:30 | woorden stelen, een ieder van zijn naaste;
9015 Jer 23:34 | doen over dien man en over zijn huis. ~
9016 Jer 23:35 | zeggen, een iegelijk tot zijn naaste, en een iegelijk
9017 Jer 23:35 | naaste, en een iegelijk tot zijn broeder: Wat heeft de HEERE
9018 Jer 23:36 | gedenken; want een iegelijk zal zijn eigen woord een last zijn,
9019 Jer 23:36 | zijn eigen woord een last zijn, dewijl gij verkeert de
9020 Jer 24:2 | als de eerste rijpe vijgen zijn; maar in den anderen korf
9021 Jer 24:3 | Vijgen; de goede vijgen zijn zeer goed, en de boze zeer
9022 Jer 24:7 | zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God
9023 Jer 24:7 | en Ik zal hun tot een God zijn; want zij zullen zich tot
9024 Jer 24:8 | koning van Juda, mitsgaders zijn vorsten, en het overblijfsel
9025 Jer 24:8 | Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven, en die in
9026 Jer 24:10 | totdat zij verteerd zullen zijn uit het land, dat Ik hun
9027 Jer 25:4 | HEERE tot u gezonden al Zijn knechten, de profeten, vroeg
9028 Jer 25:5 | u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en van de boosheid
9029 Jer 25:12 | de zeventig jaren vervuld zijn, dan zal Ik over den koning
9030 Jer 25:14 | volken en grote koningen zijn; alzo zal Ik hun vergelden
9031 Jer 25:19 | den koning van Egypte, en zijn knechten, en zijn vorsten,
9032 Jer 25:19 | Egypte, en zijn knechten, en zijn vorsten, en al zijn volk; ~
9033 Jer 25:19 | en zijn vorsten, en al zijn volk; ~
9034 Jer 25:22 | die aan gene zijde der zee zijn. ~
9035 Jer 25:23 | die aan de hoeken afgekort zijn; ~
9036 Jer 25:26 | die nabij en die verre zijn, den een met den anderen;
9037 Jer 25:26 | aarde, die op den aardbodem zijn. En de koning van Sesach
9038 Jer 25:30 | brullen uit de hoogte, en Zijn stem verheffen uit de woning
9039 Jer 25:30 | schrikkelijk brullen over Zijn woonstede; Hij zal een vreugdegeschrei,
9040 Jer 25:33 | den aardbodem zullen zij zijn. ~
9041 Jer 25:34 | de kudde! want uw dagen zijn vervuld, dat men slachten
9042 Jer 25:36 | 36 Er zal zijn een stem des geroeps der
9043 Jer 25:38 | heeft, als een jonge leeuw, Zijn hutte verlaten; want hunlieder
9044 Jer 26:3 | bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg; zo zou Ik berouw
9045 Jer 26:21 | koning Jojakim, mitsgaders al zijn geweldigen, en al de vorsten
9046 Jer 26:21 | geweldigen, en al de vorsten zijn woorden hoorden, zocht de
9047 Jer 26:23 | het zwaard, en hij wierp zijn dood lichaam in de graven
9048 Jer 27:5 | vee, die op den aardbodem zijn, door Mijn grote kracht,
9049 Jer 27:7 | alle volken zullen hem, en zijn zoon, en zijns zoons zoon
9050 Jer 27:8 | niet zal dienen, en dat zijn hals niet zal geven onder
9051 Jer 27:8 | zal verteerd hebben door zijn hand. ~
9052 Jer 27:11 | Maar het volk, dat zijn hals zal brengen onder het
9053 Jer 27:11 | dienen, datzelve zal Ik in zijn land laten, spreekt de HEERE,
9054 Jer 27:12 | van Babel, en dient hem en zijn volk, zo zult gij leven. ~
9055 Jer 27:18 | Maar zo zij profeten zijn, en zo des HEEREN woord
9056 Jer 27:18 | van Juda, en te Jeruzalem zijn overgebleven, niet naar
9057 Jer 27:19 | vaten, die in deze stad zijn overgebleven, ~
9058 Jer 27:21 | van Juda, en te Jeruzalem zijn overgebleven: ~
9059 Jer 27:22 | worden, en aldaar zullen zij zijn, tot den dag toe, dat Ik
9060 Jer 28:4 | die gevankelijk weggevoerd zijn van Juda, die te Babel gekomen
9061 Jer 28:4 | Juda, die te Babel gekomen zijn, tot deze plaats wederbrengen,
9062 Jer 28:6 | allen, die gevankelijk zijn weggevoerd, van Babel wederbrenge
9063 Jer 28:8 | voor u van ouds geweest zijn, die hebben tegen veel landen
9064 Jer 29:1 | 1 Voorts zijn dit de woorden des briefs,
9065 Jer 29:4 | tot allen, die gevankelijk zijn weggevoerd, die Ik gevankelijk
9066 Jer 29:8 | die in het midden van u zijn, u niet bedriegen, en hoort
9067 Jer 29:10 | te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik ulieden bezoeken,
9068 Jer 29:16 | broederen, die met u niet zijn uitgegaan in de gevangenis; ~
9069 Jer 29:22 | weggevoerden van Juda, die in Babel zijn, dat men zegge: De HEERE
9070 Jer 29:26 | dat gij opzieners zoudt zijn in des HEEREN huis over
9071 Jer 29:31 | die gevankelijk weggevoerd zijn, zeggende: Zo zegt de HEERE
9072 Jer 29:32 | den Nechelamiet, en over zijn zaad; hij zal niemand hebben,
9073 Jer 30:4 | 4 En dit zijn de woorden, die de HEERE
9074 Jer 30:6 | iegelijken mans handen op zijn lenden, als van een barende
9075 Jer 30:8 | der heirscharen, dat Ik zijn juk van uw hals verbreken,
9076 Jer 30:10 | wederkomen, en stil en gerust zijn, en er zal niemand zijn,
9077 Jer 30:10 | zijn, en er zal niemand zijn, die hem verschrikke. ~
9078 Jer 30:14 | omdat uw zonden machtig veel zijn. ~
9079 Jer 30:15 | omdat uw zonden machtig veel zijn, heb Ik u deze dingen gedaan. ~
9080 Jer 30:16 | beroven, zullen ter beroving zijn, en allen, die u plunderen,
9081 Jer 30:18 | paleis zal liggen naar zijn wijze. ~
9082 Jer 30:20 | 20 En zijn zonen zullen zijn als eertijds,
9083 Jer 30:20 | En zijn zonen zullen zijn als eertijds, en zijn gemeente
9084 Jer 30:20 | zullen zijn als eertijds, en zijn gemeente zal voor Mijn aangezicht
9085 Jer 30:20 | zal bezoeking doen over al zijn onderdrukkers. ~
9086 Jer 30:21 | 21 En zijn Heerlijke zal uit hem zijn,
9087 Jer 30:21 | zijn Heerlijke zal uit hem zijn, en zijn Heerser uit het
9088 Jer 30:21 | Heerlijke zal uit hem zijn, en zijn Heerser uit het midden van
9089 Jer 30:21 | want wie is hij, die met zijn hart borg worde, om
9090 Jer 30:22 | gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God
9091 Jer 30:22 | en Ik zal u tot een God zijn. ~
9092 Jer 31:1 | geslachten Israels tot een God zijn; en zij zullen Mij tot een
9093 Jer 31:1 | zullen Mij tot een volk zijn. ~
9094 Jer 31:4 | gij zult weder versierd zijn met uw trommelen, en uitgaan
9095 Jer 31:6 | Want er zal een dag zijn, waarin de hoeders op Efraims
9096 Jer 31:8 | aarde; onder hen zullen zijn blinden en lammen, zwangeren
9097 Jer 31:10 | in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Israel
9098 Jer 31:10 | bewaren als een herder zijn kudde. ~
9099 Jer 31:12 | runderen; en hun ziel zal zijn als een gewaterde hof, en
9100 Jer 31:12 | voortaan niet meer treurig zijn. ~
9101 Jer 31:15 | kinderen, omdat zij niet zijn. ~
9102 Jer 31:18 | Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt de HEERE,
9103 Jer 31:23 | het land van Juda, en in zijn steden, als Ik hun gevangenis
9104 Jer 31:24 | En Juda, mitsgaders al zijn steden, zullen te zamen
9105 Jer 31:29 | en der kinderen tanden zijn stomp geworden. ~
9106 Jer 31:30 | Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven;
9107 Jer 31:30 | de onrijpe druiven eet, zijn tanden zullen stomp worden. ~
9108 Jer 31:33 | zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een
9109 Jer 31:33 | zullen Mij tot een volk zijn. ~
9110 Jer 31:34 | niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk
9111 Jer 31:34 | naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende:
9112 Jer 31:35 | der heirscharen is Zijn Naam: ~
9113 Jer 31:40 | HEERE een heiligheid zijn; er zal niets weder uitgerukt,
9114 Jer 32:4 | des konings van Babel, en zijn mond zal tot deszelfs
9115 Jer 32:4 | deszelfs mond spreken, en zijn ogen zullen deszelfs ogen
9116 Jer 32:5 | voeren, en aldaar zal hij zijn, totdat Ik hem bezoek, spreekt
9117 Jer 32:19 | machtig van daad; want Uw ogen zijn open over alle wegen der
9118 Jer 32:19 | een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar de vrucht
9119 Jer 32:23 | 23 Zij zijn er ook ingekomen en hebben
9120 Jer 32:24 | Zie, de wallen! zij zijn gekomen aan de stad, om
9121 Jer 32:27 | enig ding te wonderlijk zijn? ~
9122 Jer 32:35 | dal des zoons van Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochteren
9123 Jer 32:38 | zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God
9124 Jer 32:38 | en Ik zal hun tot een God zijn. ~
9125 Jer 33:2 | het bevestige, HEERE is Zijn Naam; ~
9126 Jer 33:4 | wallen en door het zwaard zijn afgebroken: ~
9127 Jer 33:5 | 5 Er zijn er wel ingekomen, om te
9128 Jer 33:9 | 9 En het zal Mij zijn tot een vrolijken naam,
9129 Jer 33:9 | zullen vrezen en beroerd zijn over al het goede, en over
9130 Jer 33:10 | Jeruzalem, die zo verwoest zijn, dat er geen mens, en geen
9131 Jer 33:11 | HEERE is goed, want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid!
9132 Jer 33:12 | zullen wederom woningen zijn van herderen, die de
9133 Jer 33:20 | zodat dag en nacht niet zijn op hun tijd; ~
9134 Jer 33:21 | geen zoon hebbe, die op zijn troon regere, en met de
9135 Jer 33:26 | David verwerpen, dat Ik van zijn zaad niet neme, die daar
9136 Jer 34:1 | Nebukadrezar, koning van Babel, en zijn ganse heir, en alle koninkrijken
9137 Jer 34:3 | 3 En gij zult van zijn hand niet ontkomen, maar
9138 Jer 34:3 | zekerlijk gegrepen, en in zijn hand gegeven worden; en
9139 Jer 34:3 | konings van Babel zien, en zijn mond zal tot uw mond
9140 Jer 34:5 | koningen, die voor u geweest zijn, alzo zullen zij over u
9141 Jer 34:9 | 9 Dat een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk
9142 Jer 34:9 | knecht, en een iegelijk zijn maagd, zijnde een Hebreer
9143 Jer 34:9 | zich van hen, van een Jood, zijn broeder, zou doen dienen. ~
9144 Jer 34:10 | ingegaan, dat zij, een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk
9145 Jer 34:10 | knecht, en een iegelijk zijn maagd zouden laten vrijgaan,
9146 Jer 34:14 | laten gaan, een iegelijk zijn broeder, een Hebreer, die
9147 Jer 34:14 | Hebreer, die u zal verkocht zijn, en u zes jaren gediend
9148 Jer 34:15 | uitroepende, een iegelijk voor zijn naaste; en gij hadt een
9149 Jer 34:16 | wederkomen, een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk
9150 Jer 34:16 | knecht, en een iegelijk zijn maagd, die gij hadt laten
9151 Jer 34:17 | roepen, een iegelijk voor zijn broeder, en een iegelijk
9152 Jer 34:17 | broeder, en een iegelijk voor zijn naaste; ziet, zo roep Ik
9153 Jer 34:18 | gehouwen, en waren tussen zijn stukken doorgegaan: ~
9154 Jer 34:19 | door de stukken des kalfs zijn doorgegaan. ~
9155 Jer 34:20 | der aarde tot spijze zijn. ~
9156 Jer 34:21 | den koning van Juda, en zijn vorsten, zal Ik overgeven
9157 Jer 34:21 | Babel, die van ulieden nu zijn opgetogen. ~
9158 Jer 35:3 | van Habazzinja, mitsgaders zijn broederen, en al zijn zonen,
9159 Jer 35:3 | mitsgaders zijn broederen, en al zijn zonen, en het ganse huis
9160 Jer 35:11 | het heir der Syriers; alzo zijn wij te Jeruzalem gebleven. ~
9161 Jer 35:14 | zoon van Rechab, die hij zijn kinderen geboden heeft,
9162 Jer 35:14 | geen wijn zouden drinken, zijn bevestigd; want zij hebben
9163 Jer 35:15 | u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen
9164 Jer 35:18 | geweest, en hebt al zijn geboden bewaard, en gedaan
9165 Jer 36:3 | bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg, en Ik hun ongerechtigheid
9166 Jer 36:7 | bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg; want groot is
9167 Jer 36:14 | zoon van Nerija, de rol in zijn hand, en kwam tot hen. ~
9168 Jer 36:17 | gij al deze woorden uit zijn mond geschreven? ~
9169 Jer 36:18 | Baruch zeide tot hen: Uit zijn mond las hij tot mij al
9170 Jer 36:22 | en er was een vuur voor zijn aangezicht op den haard
9171 Jer 36:24 | niet, de koning noch al zijn knechten, die al deze woorden
9172 Jer 36:28 | eerste woorden, die geweest zijn op de eerste rol, die Jojakim,
9173 Jer 36:30 | op Davids troon zitte; en zijn dood lichaam zal weggeworpen
9174 Jer 36:30 | lichaam zal weggeworpen zijn, des daags in de hitte,
9175 Jer 36:31 | Ik zal over hem, en over zijn zaad, en over zijn knechten
9176 Jer 36:31 | over zijn zaad, en over zijn knechten hunlieder ongerechtigheid
9177 Jer 37:2 | hij hoorde niet, hij, noch zijn knechten, noch het volk
9178 Jer 37:7 | is, zal wederkeren in zijn land, in Egypte; ~
9179 Jer 37:10 | zich die, een iegelijk in zijn tent, opmaken, en deze
9180 Jer 37:17 | de koning vraagde hem in zijn huis, in het verborgen,
9181 Jer 37:19 | 19 Waar zijn nu ulieder profeten, die
9182 Jer 38:2 | zal leven, want hij zal zijn ziel tot een buit hebben,
9183 Jer 38:4 | krijgslieden, die in deze stad zijn overgebleven, en de handen
9184 Jer 38:9 | hebben; daar hij toch in zijn plaats zou gestorven
9185 Jer 38:9 | plaats zou gestorven zijn vanwege den honger, dewijl
9186 Jer 38:11 | Ebed-melech de mannen onder zijn hand, en ging in des konings
9187 Jer 38:19 | tot de Chaldeen gevallen zijn, dat zij mij misschien in
9188 Jer 38:22 | huis des konings van Juda zijn overgebleven, zullen uitgevoerd
9189 Jer 38:22 | hebben u overmocht; uw voeten zijn in den modder gezonken;
9190 Jer 38:22 | den modder gezonken; zij zijn achterwaarts gekeerd! ~
9191 Jer 39:1 | koning van Babel, en al zijn heir, tegen Jeruzalem, en
9192 Jer 39:6 | van Zedekia te Ribla voor zijn ogen; ook slachtte de koning
9193 Jer 39:16 | dage voor uw aangezicht zijn. ~
9194 Jer 40:15 | Juda, die tot u vergaderd zijn, verstrooid worden, en het
9195 Jer 42:2 | ganse overblijfsel; want wij zijn weinigen van velen
9196 Jer 42:6 | wij u zenden, gehoorzaam zijn; opdat het ons welga, wanneer
9197 Jer 42:6 | Gods, zullen gehoorzaam zijn. ~
9198 Jer 42:9 | hebt, om uw smeking voor Zijn aangezicht neder te werpen: ~
9199 Jer 42:11 | HEERE; want Ik zal met u zijn, om u te behouden en u
9200 Jer 42:11 | te behouden en u van zijn hand te redden. ~
9201 Jer 42:17 | Zo zullen al de mannen zijn, die hun aangezichten stellen,
9202 Jer 42:18 | gij in Egypte zult gekomen zijn; en gij zult wezen tot een
9203 Jer 43:10 | knecht, halen, en Ik zal zijn troon zetten boven
9204 Jer 43:10 | verborgen heb; en hij zal zijn schone tent daarover spannen. ~
9205 Jer 43:12 | aantrekken, gelijk als een herder zijn kleed aantrekt, en
9206 Jer 44:2 | steden van Juda; en ziet, zij zijn een woestheid te deze
9207 Jer 44:6 | verwoesting geworden zijn, gelijk het is te dezen
9208 Jer 44:10 | 10 Zij zijn tot op dezen dag nog niet
9209 Jer 44:14 | die in Egypteland gekomen zijn, om aldaar als vreemdelingen
9210 Jer 44:18 | van alles gebrek gehad, en zijn door het zwaard en
9211 Jer 44:21 | gedacht, en is het niet in Zijn hart opgekomen? ~
9212 Jer 44:23 | gehoorzaam zijt geweest, en in Zijn wet en in Zijn inzettingen,
9213 Jer 44:23 | geweest, en in Zijn wet en in Zijn inzettingen, en in Zijn
9214 Jer 44:23 | Zijn inzettingen, en in Zijn getuigenissen niet
9215 Jer 44:27 | Juda, die in Egypteland zijn, zullen door het zwaard
9216 Jer 44:27 | totdat zij ten einde zijn. ~
9217 Jer 44:28 | die in Egypteland gekomen zijn, om aldaar als vreemdelingen
9218 Jer 44:29 | dit zal ulieden het teken zijn, spreekt de HEERE, dat Ik
9219 Jer 44:30 | in de hand dergenen, die zijn ziel zoeken, gelijk als
9220 Jer 44:30 | Nebukadrezar, den koning van Babel, zijn vijand, en die zijn ziel
9221 Jer 44:30 | Babel, zijn vijand, en die zijn ziel zocht. ~ ~
9222 Jer 46:5 | en achterwaarts gedreven zijn? Zelfs hun helden zijn verslagen,
9223 Jer 46:5 | gedreven zijn? Zelfs hun helden zijn verslagen, en nemen de vlucht,
9224 Jer 46:6 | den oever der rivier Frath zijn zij gestruikeld en gevallen. ~
9225 Jer 46:8 | trekt op als een stroom, en zijn wateren bewegen zich als
9226 Jer 46:10 | dat Hij zich wreke van Zijn wederpartijders, en het
9227 Jer 46:12 | gestoten, held tegen held, zij zijn beiden te zamen gevallen. ~
9228 Jer 46:15 | 15 Waarom zijn uw sterken weggeveegd? Zij
9229 Jer 46:21 | gehuurden in haar midden zijn als gemeste kalveren; maar
9230 Jer 46:21 | hebben zich ook gewend, zij zijn te zamen gevlucht, zij hebben
9231 Jer 46:23 | te onderzoeken; want zij zijn meerder dan de sprinkhanen,
9232 Jer 46:27 | wederkomen, en stil en gerust zijn, en niemand zal hem verschrikken. ~
9233 Jer 48:7 | henen uitgaan in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten
9234 Jer 48:7 | gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
9235 Jer 48:10 | ja, vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt! ~
9236 Jer 48:11 | 11 Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest,
9237 Jer 48:11 | geweest, en hij heeft op zijn heffe stil gelegen, en is
9238 Jer 48:11 | in gevangenis; daarom is zijn smaak in hem gebleven,
9239 Jer 48:11 | in hem gebleven, en zijn reuk niet veranderd. ~
9240 Jer 48:12 | plaatsen zullen voeren, en zijn vaten ledigen, en hunlieder
9241 Jer 48:14 | Hoe zult gij zeggen: Wij zijn helden en dappere mannen
9242 Jer 48:15 | Moab is verstoord, en uit zijn steden opgegaan, en de keur
9243 Jer 48:16 | is nabij om te komen, en zijn kwaad haast zeer. ~
9244 Jer 48:17 | hem zijt, en allen, die zijn naam kent; zegt: Hoe is
9245 Jer 48:24 | die verre en die nabij zijn. ~
9246 Jer 48:25 | hoorn is afgesneden, en zijn arm verbroken, spreekt de
9247 Jer 48:26 | met de handen klappen in zijn uitspuwsel, en hij zelf
9248 Jer 48:26 | zelf zal ook ter belaching zijn. ~
9249 Jer 48:29 | hij is zeer hovaardig), zijn trotsheid, en zijn hovaardij,
9250 Jer 48:29 | hovaardig), zijn trotsheid, en zijn hovaardij, en zijn hoogmoed,
9251 Jer 48:29 | trotsheid, en zijn hovaardij, en zijn hoogmoed, en zijns harten
9252 Jer 48:30 | 30 Ik ken zijn verbolgenheid, spreekt de
9253 Jer 48:30 | de HEERE, maar niet alzo; zijn grendelen doen het zo niet. ~
9254 Jer 48:32 | van Sibma! uw wijnranken zijn over zee gegaan, zij hebben
9255 Jer 48:33 | zal geen vreugdegeschrei zijn. ~
9256 Jer 48:35 | de hoogte offert, en die zijn goden rookt. ~
9257 Jer 48:37 | 37 Want alle hoofden zijn kaal, en alle baarden afgekort;
9258 Jer 48:37 | afgekort; op alle handen zijn insnijdingen, en op de lenden
9259 Jer 48:39 | Moab allen, die rondom hem zijn, tot belaching en tot een
9260 Jer 48:40 | als een arend, en hij zal zijn vleugelen over Moab uitbreiden. ~
9261 Jer 48:46 | verloren; want uw zonen zijn weggenomen in gevangenis;
9262 Jer 48:46 | weggenomen in gevangenis; ook zijn uw dochters in gevangenis. ~
9263 Jer 49:1 | Gad, en waarom woont zijn volk in deszelfs steden? ~
9264 Jer 49:3 | wandelen in gevangenis, zijn priesteren en zijn
9265 Jer 49:3 | zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
9266 Jer 49:5 | van allen, die rondom u zijn, en gijlieden zult, een
9267 Jer 49:10 | heb Ezau ontbloot, Ik heb zijn verborgene plaatsen ontdekt,
9268 Jer 49:10 | niet zal kunnen versteken; zijn zaad is verstoord, ook zijn
9269 Jer 49:10 | zijn zaad is verstoord, ook zijn broeders, en zijn naburen,
9270 Jer 49:10 | verstoord, ook zijn broeders, en zijn naburen, en hij is er niet
9271 Jer 49:18 | en haar naburen, zal het zijn, zegt de HEERE; niemand
9272 Jer 49:20 | Edom heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij gedacht
9273 Jer 49:22 | vliegen, als een arend, en zijn vleugelen over Bozra uitbreiden;
9274 Jer 49:23 | gerucht gehoord hebben, zijn zij gesmolten; bij de zee
9275 Jer 49:32 | kemelen zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee
9276 Jer 49:32 | van hun vee zal ten buit zijn; en Ik zal hen verstrooien
9277 Jer 49:32 | die aan de hoeken afgekort zijn; en Ik zal hunlieder
9278 Jer 49:32 | hunlieder verderf van al zijn zijden aanbrengen, spreekt
9279 Jer 49:36 | verstrooien; en er zal geen volk zijn, waarhenen Elams verdrevenen
9280 Jer 50:2 | verpletterd, haar afgoden zijn beschaamd, haar drekgoden
9281 Jer 50:2 | beschaamd, haar drekgoden zijn verpletterd! ~
9282 Jer 50:3 | dat er geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de
9283 Jer 50:3 | mensen aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan! ~
9284 Jer 50:5 | zullen hun aangezichten zijn; zij zullen komen en den
9285 Jer 50:9 | worden; hun pijlen zullen zijn als eens kloeken helds,
9286 Jer 50:10 | En Chaldea zal ten roof zijn; allen, die het beroven,
9287 Jer 50:15 | gegeven; haar fondamenten zijn gevallen, haar muren zijn
9288 Jer 50:15 | zijn gevallen, haar muren zijn afgebroken; want dat is
9289 Jer 50:16 | keren, een iegelijk tot zijn volk, en vlieden, een
9290 Jer 50:16 | een iegelijk naar zijn land. ~
9291 Jer 50:18 | koning van Babel en over zijn land, gelijk als Ik bezoeking
9292 Jer 50:19 | Ik zal Israel weder tot zijn woning brengen, en hij zal
9293 Jer 50:19 | Karmel en op den Basan; en zijn ziel zal op het gebergte
9294 Jer 50:20 | worden, maar zij zal er niet zijn, en de zonden van Juda,
9295 Jer 50:25 | 25 De HEERE heeft Zijn schatkamer opengedaan, en
9296 Jer 50:32 | vallen, en er zal niemand zijn, die hem opricht; ja, Ik
9297 Jer 50:32 | zal een vuur aansteken in zijn steden, dat zal alle plaatsen
9298 Jer 50:33 | en de kinderen van Juda zijn te zamen verdrukt geweest;
9299 Jer 50:34 | HEERE der heirscharen is Zijn Naam; Hij zal hun twist
9300 Jer 50:35 | 35 Het zwaard zal zijn over de Chaldeen, spreekt
9301 Jer 50:36 | 36 Het zwaard zal zijn over de leugenaars, dat
9302 Jer 50:36 | zot worden; het zwaard zal zijn over haar helden, dat zij
9303 Jer 50:37 | 37 Het zwaard zal zijn over zijn paarden en over
9304 Jer 50:37 | Het zwaard zal zijn over zijn paarden en over zijn wagenen,
9305 Jer 50:37 | over zijn paarden en over zijn wagenen, en over den gansen
9306 Jer 50:37 | wijven worden; het zwaard zal zijn over haar schatten,
9307 Jer 50:38 | 38 Droogte zal zijn over haar wateren, dat zij
9308 Jer 50:42 | zullen zij voeren; wreed zijn zij, en zullen niet barmhartig
9309 Jer 50:42 | en zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als
9310 Jer 50:43 | hunlieder gerucht gehoord, en zijn handen zijn slap geworden;
9311 Jer 50:43 | gehoord, en zijn handen zijn slap geworden; benauwdheid
9312 Jer 50:45 | Babel heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij gedacht
9313 Jer 51:2 | kwaads van rondom tegen haar zijn. ~
9314 Jer 51:3 | De schutter spanne zijn boog tegen dien, die spant,
9315 Jer 51:3 | dien, die zich verheft in zijn pantsier; en verschoont
9316 Jer 51:5 | weduwschap gelaten worden van zijn God, van den HEERE der heirscharen (
9317 Jer 51:6 | Babel, en redt, een iegelijk zijn ziel; wordt niet uitgeroeid
9318 Jer 51:7 | haar wijn gedronken, daarom zijn de volken dol geworden. ~
9319 Jer 51:9 | laat ons een iegelijk in zijn land trekken; want haar
9320 Jer 51:11 | van Medie opgewekt; want Zijn voornemen is tegen Babel,
9321 Jer 51:14 | heirscharen heeft gezworen bij Zijn ziel: Ofschoon Ik u met
9322 Jer 51:15 | aarde gemaakt heeft door Zijn kracht, Die de wereld bereid
9323 Jer 51:15 | wereld bereid heeft door Zijn wijsheid, en den hemel uitgebreid
9324 Jer 51:15 | den hemel uitgebreid door Zijn verstand; ~
9325 Jer 51:16 | 16 Als Hij Zijn stem geeft, zo is er een
9326 Jer 51:16 | den wind voortkomen uit Zijn schatkameren. ~
9327 Jer 51:17 | het gesneden beeld; want zijn gegoten beeld is leugen,
9328 Jer 51:18 | 18 Ijdelheid zijn zij, een werk van verleidingen;
9329 Jer 51:19 | HEERE der heirscharen is Zijn Naam. ~
9330 Jer 51:21 | stukken slaan het paard en zijn ruiter; en door u zal Ik
9331 Jer 51:21 | stukken slaan den wagen en zijn ruiter. ~
9332 Jer 51:23 | stukken slaan den herder en zijn kudde; en door u zal Ik
9333 Jer 51:23 | stukken slaan den akkerman en zijn juk ossen; en door u zal
9334 Jer 51:26 | zult tot eeuwige woestheden zijn, spreekt de HEERE. ~
9335 Jer 51:30 | opgehouden te strijden, zij zijn gebleven in de vestingen,
9336 Jer 51:30 | hun macht is bezweken, zij zijn tot wijven geworden; zij
9337 Jer 51:30 | aangestoken, hun grendels zijn verbroken. ~
9338 Jer 51:31 | Babel bekend te maken, dat zijn stad van het einde is ingenomen; ~
9339 Jer 51:32 | rietpoelen met vuur verbrand zijn; en dat de krijgslieden
9340 Jer 51:32 | de krijgslieden verbaasd zijn. ~
9341 Jer 51:34 | als een draak, hij heeft zijn balg gevuld van mijn
9342 Jer 51:39 | 39 Als zij verhit zijn, zal Ik hun drank opzetten,
9343 Jer 51:43 | 43 Haar steden zijn geworden tot verwoesting,
9344 Jer 51:44 | te Babel, en Ik zal uit zijn muil uithalen, wat hij verslonden
9345 Jer 51:45 | haar, en redt een iegelijk zijn ziel, vanwege de hittigheid
9346 Jer 51:46 | andere jaar; en er zal geweld zijn in het land, heer over heer. ~
9347 Jer 51:51 | Gij moogt zeggen: Wij zijn beschaamd geworden, want
9348 Jer 51:51 | des HEEREN huis gekomen zijn; ~
9349 Jer 51:56 | worden; hunlieder bogen zijn verbroken; want de HEERE,
9350 Jer 51:60 | die tegen Babel geschreven zijn. ~
9351 Jer 51:64 | mat worden. Tot hiertoe zijn de woorden van Jeremia. ~ ~
9352 Jer 52:3 | Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had;
9353 Jer 52:4 | tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en zij legerden
9354 Jer 52:8 | velden van Jericho; en al zijn heir werd van bij hem verstrooid. ~
9355 Jer 52:10 | de zonen van Zedekia voor zijn ogen; en hij slachtte ook
9356 Jer 52:21 | twaalf ellen omving hem; en zijn dikte was vier vingeren,
9357 Jer 52:27 | Hamath. Alzo werd Juda uit zijn land gevankelijk weggevoerd. ~
9358 Jer 52:30 | veertig zielen. Alle zielen zijn vier duizend en zeshonderd. ~
9359 Jer 52:32 | vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven den stoel der
9360 Jer 52:33 | at geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al de dagen
9361 Jer 52:34 | 34 En aangaande zijn tering, een gedurige tering
9362 Jer 52:34 | dagelijks bestemde deel op zijn dag, tot op den dag zijns
9363 Klaa 1:2 | haar gehandeld, zij zijn haar tot vijanden geworden. ~
9364 Klaa 1:4 | feest komt; al haar poorten zijn woest, haar priesters zuchten:
9365 Klaa 1:4 | zuchten: haar jonkvrouwen zijn bedroefd, en zij zelve is
9366 Klaa 1:5 | He. Haar tegenpartijders zijn ten hoofd geworden, haar
9367 Klaa 1:5 | geworden, haar vijanden zijn gerust; omdat haar de HEERE
9368 Klaa 1:6 | weggegaan; haar vorsten zijn als de herten, die geen
9369 Klaa 1:10 | De tegenpartijder heeft zijn hand aan al haar gewenste
9370 Klaa 1:14 | overtredingen is aangebonden door Zijn hand, zij zijn samengevlochten,
9371 Klaa 1:14 | aangebonden door Zijn hand, zij zijn samengevlochten, zij zijn
9372 Klaa 1:14 | zijn samengevlochten, zij zijn op mijn hals geklommen;
9373 Klaa 1:16 | van mij is; mijn kinderen zijn verwoest, omdat de
9374 Klaa 1:17 | geboden, dat die rondom hem zijn, zijn tegenpartijders zouden
9375 Klaa 1:17 | dat die rondom hem zijn, zijn tegenpartijders zouden zijn;
9376 Klaa 1:17 | zijn tegenpartijders zouden zijn; Jeruzalem is als een
9377 Klaa 1:18 | rechtvaardig, want ik ben Zijn mond wederspannig geweest;
9378 Klaa 1:18 | jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn in de gevangenis gegaan. ~
9379 Klaa 1:21 | horen mijn kwaad; en zij zijn vrolijk, dat Gij het gedaan
9380 Klaa 1:21 | uitgeroepen hebt, zo zullen zij zijn, gelijk ik ben. ~
9381 Klaa 1:22 | overtredingen; want mijn zuchtingen zijn vele, en mijn hart is
9382 Klaa 1:23 | Heere de dochter Sions in Zijn toorn bewolkt? Hij heeft
9383 Klaa 1:24 | dochter van Juda afgebroken in Zijn verbolgenheid, Hij heeft
9384 Klaa 1:25 | Israels afgehouwen; Hij heeft Zijn rechterhand achterwaarts
9385 Klaa 1:26 | 4 Daleth. Hij heeft Zijn boog gespannen als een vijand;
9386 Klaa 1:26 | vijand; Hij heeft zich met Zijn rechterhand gesteld als
9387 Klaa 1:26 | der ogen; Hij heeft Zijn grimmigheid in de tent der
9388 Klaa 1:28 | 6 Vau. En Hij heeft Zijn hut met geweld afgerukt,
9389 Klaa 1:28 | als een hof, Hij heeft Zijn vergaderplaats verdorven;
9390 Klaa 1:29 | Zain. De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft
9391 Klaa 1:29 | altaar verstoten. Hij heeft Zijn heiligdom te niet gedaan,
9392 Klaa 1:30 | daarover getogen, Hij heeft Zijn hand niet afgewend, dat
9393 Klaa 1:30 | zamen treurig gemaakt, zij zijn verzwakt. ~
9394 Klaa 1:31 | Teth. Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij
9395 Klaa 1:31 | haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; er is
9396 Klaa 1:33 | 11 Caph. Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn
9397 Klaa 1:39 | Hij gedacht had, Hij heeft Zijn woord vervuld, dat Hij bevolen
9398 Klaa 1:41 | die in onmacht gevallen zijn van honger, vooraan op alle
9399 Klaa 1:43 | jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen;
9400 Klaa 1:47 | tegen mij gewend, Hij heeft Zijn hand den gansen dag veranderd. ~
9401 Klaa 1:50 | degenen, die over lang dood zijn. ~
9402 Klaa 1:56 | 12 Daleth. Hij heeft Zijn boog gespannen, en Hij heeft
9403 Klaa 1:57 | 13 He. Hij heeft Zijn pijlen in mijn nieren doen
9404 Klaa 1:66 | 22 Cheth. Het zijn de goedertierenheden des
9405 Klaa 1:66 | HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden
9406 Klaa 1:66 | niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde
9407 Klaa 1:67 | 23 Cheth. Zij zijn allen morgen nieuw, Uw trouw
9408 Klaa 1:71 | man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt. ~
9409 Klaa 1:73 | 29 Jod. Hij steke zijn mond in het stof, zeggende:
9410 Klaa 1:74 | 30 Jod. Hij geve zijn wang dien, die hem slaat,
9411 Klaa 1:78 | gevangenen der aarde onder Zijn voeten verbrijzelt; ~
9412 Klaa 1:80 | een mens verongelijkt in zijn twistzaak; zou het de Heere
9413 Klaa 1:83 | Een ieder klage vanwege zijn zonden. ~
9414 Klaa 1:86 | hebben overtreden, en wij zijn wederspannig geweest, daarom
9415 Klaa 1:91 | Pe. De vreze en de kuil zijn over ons gekomen, de verwoesting
9416 Klaa 1:96 | Tsade. Die mijn vijanden zijn zonder oorzaak, hebben mij
9417 Klaa 1:111| fijne goud zo veranderd! Hoe zijn de stenen des heiligdoms
9418 Klaa 1:112| tegen fijn goud geschat, hoe zijn zij nu gelijk gerekend aan
9419 Klaa 1:114| het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de
9420 Klaa 1:115| in karmozijn opgetrokken zijn, omhelzen den drek. ~
9421 Klaa 1:119| verslagenen van het zwaard zijn gelukkiger dan de verslagenen
9422 Klaa 1:119| vruchten der velden zijn. ~
9423 Klaa 1:120| haar kinderen gekookt; zij zijn haar tot spijze geworden
9424 Klaa 1:121| Caph. De HEERE heeft Zijn grimmigheid volbracht, Hij
9425 Klaa 1:125| niet aan! Zekerlijk, zij zijn weggevlogen, ja, weggezworven;
9426 Klaa 1:128| is genaderd, onze dagen zijn vervuld, ja, ons einde is
9427 Klaa 1:129| Koph. Onze vervolgers zijn sneller geweest dan de arenden
9428 Klaa 1:130| zeiden: Wij zullen onder zijn schaduw leven onder de heidenen! ~
9429 Klaa 2:3 | 3 Wij zijn wezen zonder vader, onze
9430 Klaa 2:3 | zonder vader, onze moeders zijn als de weduwen. ~
9431 Klaa 2:5 | vervolging op onze halzen; zijn wij woede, men laat ons
9432 Klaa 2:7 | vaders hebben gezondigd, en zijn niet meer, en wij dragen
9433 Klaa 2:12 | 12 De vorsten zijn door hunlieder hand opgehangen;
9434 Klaa 2:12 | de aangezichten der ouden zijn niet geeerd geweest. ~
9435 Klaa 2:17 | hart mat, om deze dingen zijn onze ogen duister geworden. ~
9436 Klaa 2:21 | U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als
9437 Klaa 2:22 | zozeer tegen ons verbolgen zijn? ~
9438 Eze 1:9 | gingen elkeen recht uit voor zijn aangezicht henen. ~
9439 Eze 1:12 | gingen elkeen rechtuit voor zijn aangezicht henen; waarhenen
9440 Eze 2:4 | 4 En deze kinderen zijn hard van aangezicht, en
9441 Eze 2:5 | het laten zullen (want zij zijn een wederspannig huis),
9442 Eze 2:6 | wederwilligen en doornen bij u zijn, en gij bij schorpioenen
9443 Eze 2:6 | hun aangezicht, want zij zijn een wederspannig huis. ~
9444 Eze 2:7 | het laten zullen; want zij zijn wederspannig. ~
9445 Eze 3:7 | voorhoofd, en hard van hart zijn zij. ~
9446 Eze 3:9 | zij een wederspannig huis zijn. ~
9447 Eze 3:12 | heerlijkheid des HEEREN uit Zijn plaats! ~
9448 Eze 3:18 | niet, om den goddeloze van zijn goddelozen weg te waarschuwen,
9449 Eze 3:18 | behoudt; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven,
9450 Eze 3:18 | ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand
9451 Eze 3:19 | waarschuwt, en hij zich van zijn goddeloosheid en van zijn
9452 Eze 3:19 | zijn goddeloosheid en van zijn goddelozen weg niet bekeert,
9453 Eze 3:19 | niet bekeert, hij zal in zijn ongerechtigheid sterven;
9454 Eze 3:20 | een rechtvaardige zich van zijn gerechtigheid afkeert, en
9455 Eze 3:20 | en Ik een aanstoot voor zijn aangezicht leg, hij zal
9456 Eze 3:20 | gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven, en zijn gerechtigheden,
9457 Eze 3:20 | in zijn zonde sterven, en zijn gerechtigheden, die hij
9458 Eze 3:20 | niet gedacht worden; maar zijn bloed zal Ik van uw hand
9459 Eze 3:26 | worden zult, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden man;
9460 Eze 3:26 | bestraffenden man; want zij zijn een wederspannig huis. ~
9461 Eze 3:27 | die late het; want zij zijn een wederspannig huis. ~ ~
9462 Eze 4:7 | en uw arm zal ontbloot zijn; en gij zult tegen haar
9463 Eze 4:10 | eten zult, zal in gewicht zijn twintig sikkelen daags;
9464 Eze 5:6 | landen, die rondom haar zijn; want zij hebben Mijn rechten
9465 Eze 5:7 | de heidenen, die rondom u zijn, in Mijn inzettingen niet
9466 Eze 5:7 | der heidenen, die rondom u zijn, niet gedaan hebt; ~
9467 Eze 5:14 | de heidenen, die rondom u zijn, voor de ogen van al degene,
9468 Eze 5:15 | ontzetting den heidenen zijn, die rondom u zijn, wanneer
9469 Eze 5:15 | heidenen zijn, die rondom u zijn, wanneer Ik over u gerichten
9470 Eze 5:16 | uitzenden zal, die ten verderve zijn zullen, die Ik uitzenden
9471 Eze 6:6 | altaren woest en eenzaam zijn, en uw drekgoden verbroken
9472 Eze 6:9 | gevankelijk zullen geworden zijn, omdat Ik verbroken ben
9473 Eze 7:4 | zullen in het midden van u zijn, en gijlieden zult weten,
9474 Eze 7:9 | zullen in het midden van u zijn; en gijlieden zult weten,
9475 Eze 7:11 | geen klage zal over hen zijn. ~
9476 Eze 7:13 | terugkeren; en niemand zal door zijn ongerechtigheid zijn leven
9477 Eze 7:13 | door zijn ongerechtigheid zijn leven sterken. ~
9478 Eze 7:16 | zij zullen op de bergen zijn, zij allen zullen zijn gelijk
9479 Eze 7:16 | bergen zijn, zij allen zullen zijn gelijk duiven der dalen,
9480 Eze 7:16 | kermende, een ieder om zijn ongerechtigheid. ~
9481 Eze 7:19 | goud zal tot onreinigheid zijn; hun zilver en hun goud
9482 Eze 7:19 | aanstoot hunner ongerechtigheid zijn. ~
9483 Eze 7:25 | zoeken, maar hij zal er niet zijn. ~
9484 Eze 7:27 | met verwoesting bekleed zijn, en de handen van het volk
9485 Eze 7:27 | des lands zullen beroerd zijn; Ik zal hun doen naar hun
9486 Eze 8:2 | nederwaarts was vuur; en van Zijn lenden en opwaarts, als
9487 Eze 8:11 | aangezichten; en een ieder had zijn rookvat in zijn hand,
9488 Eze 8:11 | had zijn rookvat in zijn hand, en een overvloedige
9489 Eze 8:12 | duisternis, een ieder in zijn gebeelde binnenkameren?
9490 Eze 9:1 | stad naderen, en elkeen met zijn verdervend wapen in zijn
9491 Eze 9:1 | zijn verdervend wapen in zijn hand. ~
9492 Eze 9:2 | het noorden, en elkeen met zijn verpletterend wapen in zijn
9493 Eze 9:2 | zijn verpletterend wapen in zijn hand; en een man in het
9494 Eze 9:2 | schrijvers-inktkoker was aan zijn lenden; en zij kwamen in,
9495 Eze 9:3 | schrijvers-inktkoker aan zijn lenden had. ~
9496 Eze 10:7 | Toen stak een cherub zijn hand uit van tussen de cherubs
9497 Eze 10:22 | ieder recht uit voor zijn aangezicht henen. ~ ~
9498 Eze 11:2 | tot mij: Mensenkind, deze zijn de mannen, die ongerechtigheid
9499 Eze 11:3 | de pot, en wij het vlees zijn. ~
9500 Eze 11:7 | derzelve nedergelegd hebt, die zijn dat vlees, en deze stad
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263 |