1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263
Book Chapter: Verse
10501 Mic 1:13 | beginsel der zonde) want in u zijn Israels overtredingen gevonden. ~
10502 Mic 1:14 | van Israel tot een leugen zijn. ~
10503 Mic 1:16 | omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd. ~ ~
10504 Mic 2:2 | zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk
10505 Mic 2:2 | ja, aan een iegelijk en zijn erfenis. ~
10506 Mic 2:3 | het zal een boze tijd zijn. ~
10507 Mic 2:4 | klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest; Hij
10508 Mic 2:7 | Geest des HEEREN verkort? Zijn dat Zijn werken? Doen Mijn
10509 Mic 2:7 | HEEREN verkort? Zijn dat Zijn werken? Doen Mijn woorden
10510 Mic 2:10 | dit land zal de rust niet zijn; omdat het verontreinigd
10511 Mic 3:3 | 3 Ja, zij zijn het, die het vlees mijns
10512 Mic 3:4 | niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht te dier tijd
10513 Mic 3:6 | en ulieden zal duisternis zijn vanwege de waarzegging;
10514 Mic 3:7 | er zal geen antwoord Gods zijn. ~
10515 Mic 3:8 | om Jakob te verkondigen zijn overtreding, en Israel zijn
10516 Mic 3:8 | zijn overtreding, en Israel zijn zonde. ~
10517 Mic 4:1 | des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen; en
10518 Mic 4:1 | bergen; en hij zal verheven zijn boven de heuvelen, en
10519 Mic 4:2 | opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn
10520 Mic 4:2 | Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit
10521 Mic 4:4 | zitten, een ieder onder zijn wijnstok, en onder zijn
10522 Mic 4:4 | zijn wijnstok, en onder zijn vijgeboom, en er zal niemand
10523 Mic 4:4 | vijgeboom, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke; want
10524 Mic 4:7 | HEERE zal Koning over hen zijn op den berg Sions,
10525 Mic 4:11 | 11 Nu zijn wel vele heidenen tegen
10526 Mic 4:12 | HEEREN niet, en verstaan Zijn raadslag niet; dat Hij hen
10527 Mic 5:1 | voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen
10528 Mic 5:1 | Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen
10529 Mic 5:3 | wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der
10530 Mic 5:4 | 4 En Deze zal Vrede zijn; wanneer Assur in ons land
10531 Mic 5:6 | Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken,
10532 Mic 5:7 | overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het
10533 Mic 5:8 | Uw hand zal verhoogd zijn boven uw wederpartijders,
10534 Mic 6:2 | HEERE heeft een twist met Zijn volk, en Hij zal Zich met
10535 Mic 6:10 | 10 Zijn er niet nog, in eens ieders
10536 Mic 6:11 | 11 Zou ik rein zijn, met een goddeloze weegschaal
10537 Mic 6:12 | Dewijl haar rijke lieden vol zijn van geweld, en haar inwoners
10538 Mic 6:14 | zal in het midden van u zijn; en gij zult aangrijpen,
10539 Mic 7:1 | wanneer de zomervruchten zijn ingezameld; als wanneer
10540 Mic 7:1 | in den wijnoogst geschied zijn; er is geen druif om te
10541 Mic 7:2 | zij jagen, een iegelijk zijn broeder, met een jachtgaren. ~
10542 Mic 7:6 | schoonmoeder; eens mans vijanden zijn zijn huisgenoten. ~
10543 Mic 7:6 | eens mans vijanden zijn zijn huisgenoten. ~
10544 Mic 7:8 | in duisternis zal gezeten zijn, zal de HEERE mij een licht
10545 Mic 7:8 | zal de HEERE mij een licht zijn. ~
10546 Mic 7:9 | mijn lust zien aan Zijn gerechtigheid. ~
10547 Mic 7:16 | zullen het zien, en beschaamd zijn, vanwege al hun macht; zij
10548 Mic 7:18 | erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid;
10549 Nah 1:2 | een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, en Hij
10550 Nah 1:2 | en Hij behoudt den toorn Zijn vijanden. ~
10551 Nah 1:3 | en in storm, en de wolken zijn het stof Zijner voeten. ~
10552 Nah 1:5 | aarde licht zich op voor Zijn aangezicht, en de wereld,
10553 Nah 1:6 | 6 Wie zal voor Zijn gramschap staan, en wie
10554 Nah 1:6 | hittigheid Zijns toorns bestaan? Zijn grimmigheid is uitgestort
10555 Nah 1:8 | maken; en duisternis zal Zijn vijanden vervolgen. ~
10556 Nah 1:10 | zij in elkander gevlochten zijn als doornen, en dronken
10557 Nah 1:10 | als doornen, en dronken zijn, gelijk zij plegen dronken
10558 Nah 1:10 | gelijk zij plegen dronken te zijn, zo worden zij volkomen
10559 Nah 1:12 | Alzo zegt de HEERE: Zijn zij voorspoedig, en alzo
10560 Nah 1:13 | 13 Maar nu zal Ik zijn juk van u breken, en zal
10561 Nah 1:14 | maken, als gij zult veracht zijn geworden. ~
10562 Nah 2:3 | De schilden zijner helden zijn rood gemaakt, de kloeke
10563 Nah 2:3 | gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de wagens
10564 Nah 2:3 | scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur der fakkelen,
10565 Nah 2:4 | de straten; hun gedaanten zijn als der fakkelen, zij lopen
10566 Nah 2:5 | 5 Hij zal aan zijn voortreffelijken gedenken,
10567 Nah 2:12 | die genoeg roofde voor zijn welpen, en worgde voor zijn
10568 Nah 2:12 | zijn welpen, en worgde voor zijn oude leeuwinnen, die zijn
10569 Nah 2:12 | zijn oude leeuwinnen, die zijn holen vervulde met roof,
10570 Nah 2:12 | holen vervulde met roof, en zijn woningen met het geroofde. ~
10571 Nah 3:3 | veelheid der verslagenen zijn, en een zware menigte der
10572 Nah 3:3 | er zal geen einde zijn der lichamen, men zal over
10573 Nah 3:10 | gegaan in de gevangenis; ook zijn haar kinderen op het hoofd
10574 Nah 3:10 | en al haar groten zijn in boeien gebonden geworden. ~
10575 Nah 3:12 | 12 Al uw vastigheden zijn vijgebomen met de eerste
10576 Nah 3:16 | er sterren aan den hemel zijn; de kevers zullen invallen,
10577 Nah 3:17 | 17 Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen, en uw
10578 Nah 3:17 | onbekend is, waar zij geweest zijn. ~
10579 Zep 1:7 | slachtoffer bereid, Hij heeft Zijn genoden geheiligd. ~
10580 Zep 1:10 | HEERE, een stem des gekrijts zijn van de Vispoort af, en een
10581 Zep 1:11 | uitgehouwen, al de gelddragers zijn uitgeroeid. ~
10582 Zep 1:12 | mannen, die stijf geworden zijn op hun droesem, die in hun
10583 Zep 1:15 | een dag der verbolgenheid zijn; een dag der benauwdheid
10584 Zep 2:3 | zachtmoedigen des lands, die Zijn recht werken! Zoekt gerechtigheid,
10585 Zep 2:5 | HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaan, der Filistijnen
10586 Zep 2:5 | er geen inwoner zal zijn. ~
10587 Zep 2:9 | Israels: Moab zal zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen
10588 Zep 2:11 | uitteren; en een iegelijk uit zijn plaats zal Hem aanbidden,
10589 Zep 2:12 | verslagenen van Mijn zwaard zijn. ~
10590 Zep 2:13 | 13 Hij zal ook Zijn hand uitstrekken tegen het
10591 Zep 2:14 | verwoesting zal in den dorpel zijn, als Hij haar cederwerk
10592 Zep 2:15 | zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen. ~ ~
10593 Zep 3:3 | 3 Haar vorsten zijn brullende leeuwen in het
10594 Zep 3:3 | van haar; haar rechters zijn avondwolven, die de beenderen
10595 Zep 3:4 | 4 Haar profeten zijn lichtvaardig, gans trouweloze
10596 Zep 3:5 | allen morgen geeft Hij Zijn recht in het licht, er ontbreekt
10597 Zep 3:6 | heidenen uitgeroeid, hun hoeken zijn verwoest, Ik heb hun straten
10598 Zep 3:6 | daardoor gaat; hun steden zijn verstoord, zodat er niemand
10599 Zep 3:17 | Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal
10600 Zep 3:17 | blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over
10601 Zep 3:18 | zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een
10602 Zep 3:19 | land, waar zij beschaamd zijn geweest. ~
10603 Zac 1:5 | 5 Uw vaderen, waar zijn die? En de profeten, zullen
10604 Zac 1:9 | Ik zeide: Mijn Heere! wat zijn deze? Toen zeide tot mij
10605 Zac 1:9 | Ik zal u tonen, wat deze zijn. ~
10606 Zac 1:10 | mirten stond, en zeide: Deze zijn het, die de HEERE uitgezonden
10607 Zac 1:19 | Die met mij sprak: Wat zijn deze? En Hij zeide tot mij:
10608 Zac 1:19 | En Hij zeide tot mij: Dat zijn de hoornen, welke Juda,
10609 Zac 1:21 | Hij sprak, zeggende: Dat zijn de hoornen, die Juda verstrooid
10610 Zac 1:21 | verstrooid hebben, zodat niemand zijn hoofd ophief; maar deze
10611 Zac 1:21 | hoofd ophief; maar deze zijn gekomen om die te verschrikken,
10612 Zac 2:1 | ziet, er was een man, en in zijn hand was een meetsnoer. ~
10613 Zac 2:8 | aanraakt, die raakt Zijn oogappel aan. ~
10614 Zac 2:12 | de HEERE Juda erven voor Zijn deel, in het heilige land,
10615 Zac 2:13 | want Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning. ~ ~
10616 Zac 3:1 | HEEREN; en de satan stond aan zijn rechterhand, om hem te wederstaan. ~
10617 Zac 3:4 | sprak tot degenen, die voor Zijn aangezicht stonden, zeggende:
10618 Zac 3:5 | Laat ze een reinen hoed op zijn hoofd zetten. En zij zetten
10619 Zac 3:5 | zetten dien reinen hoed op zijn hoofd, en zij togen hem
10620 Zac 3:8 | aangezicht zitten, want zij zijn een wonderteken; want ziet,
10621 Zac 3:9 | ogen wezen; ziet, Ik zal zijn graveersel graveren, spreekt
10622 Zac 3:10 | zult gijlieden een iegelijk zijn naaste nodigen tot onder
10623 Zac 4:1 | gelijk een man, die van zijn slaap opgewekt wordt. ~
10624 Zac 4:2 | boven deszelfs hoofd, en zijn zeven lampen daarop; die
10625 Zac 4:2 | zeven pijpen, dewelke boven zijn hoofd waren; ~
10626 Zac 4:4 | zeggende: Mijn Heere! wat zijn deze dingen? ~
10627 Zac 4:5 | gij niet, wat deze dingen zijn? En ik zeide: Neen, mijn
10628 Zac 4:9 | hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden;
10629 Zac 4:10 | hand van Zerubbabel; dat zijn de ogen des HEEREN,
10630 Zac 4:11 | ik, en zeide tot Hem: Wat zijn die twee olijfbomen, ter
10631 Zac 4:11 | rechterzijde des kandelaars, en aan zijn linkerzijde? ~
10632 Zac 4:12 | zo zeide ik tot Hem: Wat zijn die twee takjes der olijfbomen,
10633 Zac 4:12 | in de twee gouden kruiken zijn, die goud van zich gieten? ~
10634 Zac 4:13 | Weet gij niet, wat deze zijn? En ik zeide: Neen, mijn
10635 Zac 4:14 | Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke
10636 Zac 5:4 | zal het verteren, met zijn houten en zijn stenen. ~
10637 Zac 5:4 | verteren, met zijn houten en zijn stenen. ~
10638 Zac 6:4 | Die met mij sprak: Wat zijn deze, mijn Heere? ~
10639 Zac 6:5 | en zeide tot mij: Deze zijn de vier winden des hemels,
10640 Zac 6:6 | wagen de zwarte paarden zijn, die paarden gaan uit naar
10641 Zac 6:8 | Zie, deze, die uitgegaan zijn naar het Noorderland, hebben
10642 Zac 6:10 | dewelke uit Babel gekomen zijn; ~
10643 Zac 6:12 | is SPRUITE, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij
10644 Zac 6:13 | zal zitten, en heersen op Zijn troon; en Hij zal priester
10645 Zac 6:13 | troon; en Hij zal priester zijn op Zijn troon; en de raad
10646 Zac 6:13 | Hij zal priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes
10647 Zac 6:15 | 15 En die verre zijn, zullen komen, en zullen
10648 Zac 7:2 | Sarezer, en Regem-Melech, en zijn mannen, om het aangezicht
10649 Zac 7:7 | 7 Zijn het niet de woorden, welke
10650 Zac 7:12 | der heirscharen zond in Zijn Geest, door den dienst der
10651 Zac 8:4 | Jeruzalem; een ieder zal zijn stok in zijn hand hebben
10652 Zac 8:4 | een ieder zal zijn stok in zijn hand hebben vanwege de
10653 Zac 8:6 | in Mijn ogen wonderlijk zijn? spreekt de HEERE der
10654 Zac 8:8 | zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God
10655 Zac 8:8 | en Ik zal hun tot een God zijn, in waarheid en in
10656 Zac 8:9 | heirscharen: Laat uw handen sterk zijn, gijlieden, die in deze
10657 Zac 8:9 | der profeten, die geweest zijn ten dage, als de grond
10658 Zac 8:10 | mensen, een iegelijk tegen zijn naaste.
10659 Zac 8:12 | het zaad zal voorspoedig zijn, de wijnstok zal zijn vrucht
10660 Zac 8:12 | voorspoedig zijn, de wijnstok zal zijn vrucht geven, en de aarde
10661 Zac 8:13 | niet, laat uw handen sterk zijn. ~
10662 Zac 8:16 | 16 Dit zijn de dingen, die gij doen
10663 Zac 8:16 | waarheid, een iegelijk met zijn naaste; oordeelt de waarheid
10664 Zac 8:17 | niet lief; want al deze zijn dingen, die Ik haat, spreekt
10665 Zac 9:7 | 7 En Ik zal zijn bloed uit zijn mond wegdoen,
10666 Zac 9:7 | En Ik zal zijn bloed uit zijn mond wegdoen, en zijn verfoeiselen
10667 Zac 9:7 | uit zijn mond wegdoen, en zijn verfoeiselen van tussen
10668 Zac 9:7 | verfoeiselen van tussen zijn tanden; alzo zal hij ook
10669 Zac 9:7 | overblijven; ja, hij zal zijn als een vorst in Juda, en
10670 Zac 9:10 | heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal zijn
10671 Zac 9:10 | Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en
10672 Zac 9:14 | henlieden verschijnen, en Zijn pijlen zullen uitvaren als
10673 Zac 9:16 | gekroonde stenen zullen in Zijn land, als een banier, opgericht
10674 Zac 9:17 | Want hoe groot zal zijn goed wezen en hoe groot
10675 Zac 9:17 | goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid wezen! Het koren
10676 Zac 10:2 | troosten met ijdelheid; daarom zijn zij henengetogen als schapen,
10677 Zac 10:2 | henengetogen als schapen, zij zijn onderdrukt geworden;
10678 Zac 10:3 | HEERE der heirscharen zal Zijn kudde bezoeken, het huis
10679 Zac 10:5 | 5 En zij zullen zijn als de helden, die in het
10680 Zac 10:7 | 7 En zij zullen zijn als een held van Efraim,
10681 Zac 10:12 | sterken in den HEERE, en in Zijn Naam zullen zij wandelen,
10682 Zac 11:2 | dewijl de cederen gevallen zijn, dewijl die heerlijke bomen
10683 Zac 11:2 | heerlijke bomen verwoest zijn; huilt, gij eiken van Basan!
10684 Zac 11:7 | dewijl zij ellendige schapen zijn; en ik heb mij genomen twee
10685 Zac 11:17 | kudde! Het zwaard zal over zijn arm zijn, en over zijn rechteroog;
10686 Zac 11:17 | zwaard zal over zijn arm zijn, en over zijn rechteroog;
10687 Zac 11:17 | over zijn arm zijn, en over zijn rechteroog; zijn arm zal
10688 Zac 11:17 | en over zijn rechteroog; zijn arm zal ten enenmale verdorren,
10689 Zac 11:17 | ten enenmale verdorren, en zijn rechteroog zal ten
10690 Zac 12:1 | en des mensen geest in zijn binnenste formeert. ~
10691 Zac 12:2 | rondom; ja, ook zal zij zijn over Juda, in de belegering
10692 Zac 12:5 | Jeruzalem zullen mij een sterkte zijn in den HEERE der heirscharen,
10693 Zac 12:8 | struikelen zou, zal te dien dage zijn als David; en het huis Davids
10694 Zac 12:8 | en het huis Davids zal zijn als goden; als de Engel
10695 Zac 12:11 | Jeruzalem de rouwklage groot zijn, gelijk die rouwklage van
10696 Zac 13:1 | zal er een Fontein geopend zijn voor het huis Davids, en
10697 Zac 13:3 | iemand meer profeteert, dat zijn vader en zijn moeder, die
10698 Zac 13:3 | profeteert, dat zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd
10699 Zac 13:3 | den Naam des HEEREN; en zijn vader en zijn moeder, die
10700 Zac 13:3 | HEEREN; en zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd
10701 Zac 13:4 | worden, een iegelijk van wege zijn gezicht, wanneer hij profeteert;
10702 Zac 13:6 | iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden in uw handen?
10703 Zac 13:6 | zo zal hij zeggen: Het zijn de wonden, waarmede ik geslagen
10704 Zac 14:4 | 4 En Zijn voeten zullen te dien dage
10705 Zac 14:4 | een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs
10706 Zac 14:6 | geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijke licht, en
10707 Zac 14:7 | Maar het zal een enige dag zijn, die den HEERE bekend zal
10708 Zac 14:7 | die den HEERE bekend zal zijn; het zal noch dag, noch
10709 Zac 14:7 | zal noch dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden,
10710 Zac 14:8 | des zomers en des winters zijn. ~
10711 Zac 14:9 | Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE
10712 Zac 14:9 | dien dage zal de HEERE een zijn, en Zijn Naam een.
10713 Zac 14:9 | zal de HEERE een zijn, en Zijn Naam een.
10714 Zac 14:11 | zal geen verbanning meer zijn; want Jeruzalem zal zeker
10715 Zac 14:12 | En dit zal de plage zijn, waarmede de HEERE al de
10716 Zac 14:12 | iegelijks vlees, daar hij op zijn voeten staat, doen
10717 Zac 14:15 | ezelen, en aller beesten zijn, die in diezelve heirlegers
10718 Zac 14:15 | heirlegers geweest zullen zijn, gelijk gener plage geweest
10719 Zac 14:16 | Jeruzalem zullen gekomen zijn, die zullen van jaar tot
10720 Zac 14:18 | zo zal die plage over hen zijn, met dewelke de HEERE die
10721 Zac 14:19 | de zonde der Egyptenaren zijn, mitsgaders de zonde aller
10722 Zac 14:20 | het huis des HEEREN zullen zijn als de sprengbekkens voor
10723 Zac 14:21 | HEERE der heirscharen heilig zijn, zodat allen, die offeren
10724 Zac 14:21 | zal geen Kanaaniet meer zijn, in het huis des HEEREN
10725 Mal 1:3 | heb Ik gehaat; en Ik heb zijn bergen gesteld tot een verwoesting,
10726 Mal 1:3 | tot een verwoesting, en zijn erve voor de draken der
10727 Mal 1:4 | Ofschoon Edom zeide: Wij zijn verarmd, doch wij zullen
10728 Mal 1:6 | vader eren, en een knecht zijn heer; ben Ik dan een Vader,
10729 Mal 1:11 | ondergang, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenen; en aan
10730 Mal 1:11 | want Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt
10731 Mal 1:13 | zou Mij zulks aangenaam zijn van uw hand? zegt de HEERE. ~
10732 Mal 1:14 | bedrieger, die een mannetje in zijn kudde heeft, en den Heere
10733 Mal 2:6 | wet der waarheid was in zijn mond, en er werd geen onrecht
10734 Mal 2:6 | er werd geen onrecht in zijn lippen gevonden; hij wandelde
10735 Mal 2:7 | bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want
10736 Mal 2:16 | hij den wrevel bedekt met Zijn kleed, zegt de HEERE der
10737 Mal 3:1 | zal; en snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere,
10738 Mal 3:2 | verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid,
10739 Mal 3:5 | Ik zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen
10740 Mal 3:12 | gijlieden zult een lustig land zijn, zegt de HEERE der heirscharen. ~
10741 Mal 3:13 | 13 Uw woorden zijn tegen Mij te sterk geworden,
10742 Mal 3:14 | nuttigheid is het, dat wij Zijn wacht waarnemen, en dat
10743 Mal 3:16 | HEERE vrezen, een ieder tot zijn naaste: De HEERE merkt er
10744 Mal 3:16 | er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, voor
10745 Mal 3:16 | en voor degenen, die aan Zijn Naam gedenken. ~
10746 Mal 3:17 | maken zal, Mij een eigendom zijn; en Ik zal hen verschonen,
10747 Mal 3:17 | verschonen, gelijk als een man zijn zoon verschoont, die hem
10748 Mal 4:1 | goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal
10749 Mal 4:2 | opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en
10750 Mal 4:2 | zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan,
10751 Matt 1:2 | en Jakob gewon Juda, en zijn broeders; ~
10752 Matt 1:11 | Josias gewon Jechonias, en zijn broeders, omtrent de Babylonische
10753 Matt 1:17 | van Abraham tot David, zijn veertien geslachten; en
10754 Matt 1:17 | Babylonische overvoering, zijn veertien geslachten; en
10755 Matt 1:17 | overvoering tot Christus, zijn veertien geslachten. ~
10756 Matt 1:18 | nu aldus; want als Maria, Zijn moeder, met Jozef ondertrouwd
10757 Matt 1:21 | Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij
10758 Matt 1:21 | heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun
10759 Matt 1:23 | Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Emmanuel; hetwelk
10760 Matt 1:24 | hem bevolen had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen; ~
10761 Matt 1:25 | Zoon gebaard had; en heette Zijn naam JEZUS. ~ ~
10762 Matt 2:1 | enige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen. ~
10763 Matt 2:2 | want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn
10764 Matt 2:2 | Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. ~
10765 Matt 2:9 | koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de
10766 Matt 2:11 | het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende
10767 Matt 2:13 | neem tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte,
10768 Matt 2:14 | zijnde, nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht,
10769 Matt 2:18 | vertroost wezen, omdat zij niet zijn! ~
10770 Matt 2:20 | op, neem het Kindeken en Zijn moeder tot u, en trek in
10771 Matt 2:20 | het land Israels; want zij zijn gestorven, die de ziel van
10772 Matt 2:21 | genomen het Kindeken en Zijn moeder, en is gekomen in
10773 Matt 2:22 | koning was, in de plaats van zijn vader Herodes, vreesde hij
10774 Matt 2:23 | gekomen zijnde, nam hij zijn woonplaats in de stad, genaamd
10775 Matt 2:26 | den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht! ~
10776 Matt 2:27 | En dezelve Johannes had zijn kleding van kemelshaar,
10777 Matt 2:27 | en een lederen gordel om zijn lenden; en zijn voedsel
10778 Matt 2:27 | gordel om zijn lenden; en zijn voedsel was sprinkhanen
10779 Matt 2:30 | Farizeen en Sadduceen tot zijn doop komen, sprak tot hen:
10780 Matt 2:35 | 12 Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn
10781 Matt 2:35 | Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren,
10782 Matt 2:35 | dorsvloer doorzuiveren, en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen,
10783 Matt 2:35 | doorzuiveren, en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en
10784 Matt 4:6 | er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal,
10785 Matt 4:11 | af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem. ~
10786 Matt 4:18 | gezegd Petrus, en Andreas, zijn broeder, het net in de zee
10787 Matt 4:20 | terstond de netten verlatende, zijn Hem nagevolgd.
10788 Matt 4:21 | van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder, in het schip met
10789 Matt 4:22 | het schip en hun vader, zijn Hem nagevolgd. ~
10790 Matt 4:24 | 24 En Zijn gerucht ging van daar uit
10791 Matt 5:1 | nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. ~
10792 Matt 5:2 | 2 En Zijn mond geopend hebbende, leerde
10793 Matt 5:3 | 3 Zalig zijn de armen van geest; want
10794 Matt 5:4 | 4 Zalig zijn die treuren; want zij zullen
10795 Matt 5:5 | 5 Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij
10796 Matt 5:6 | 6 Zalig zijn die hongeren en dorsten
10797 Matt 5:7 | 7 Zalig zijn de barmhartigen; want hun
10798 Matt 5:8 | 8 Zalig zijn de reinen van hart; want
10799 Matt 5:9 | 9 Zalig zijn de vreedzamen; want zij
10800 Matt 5:10 | 10 Zalig zijn die vervolgd worden om der
10801 Matt 5:12 | profeten, die voor u geweest zijn. ~
10802 Matt 5:14 | liggende, kan niet verborgen zijn. ~
10803 Matt 5:15 | schijnt allen, die in het huis zijn; ~
10804 Matt 5:18 | voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. ~
10805 Matt 5:21 | doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. ~
10806 Matt 5:22 | u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die
10807 Matt 5:22 | toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie
10808 Matt 5:22 | het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die
10809 Matt 5:22 | Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar
10810 Matt 5:22 | dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. ~
10811 Matt 5:28 | heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan. ~
10812 Matt 5:31 | Er is ook gezegd: Zo wie zijn vrouw verlaten zal, die
10813 Matt 5:32 | Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders
10814 Matt 5:37 | 37 Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen;
10815 Matt 5:45 | Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen
10816 Matt 5:45 | hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en
10817 Matt 6:5 | gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want
10818 Matt 6:21 | is, daar zal ook uw hart zijn. ~
10819 Matt 6:23 | geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat
10820 Matt 6:23 | zal de duisternis zelve zijn! ~
10821 Matt 6:27 | van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte
10822 Matt 6:27 | bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen? ~
10823 Matt 6:29 | u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed
10824 Matt 6:33 | eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze
10825 Matt 6:34 | elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad. ~ ~
10826 Matt 7:9 | wat mens is er onder u, zo zijn zoon hem zou bidden om brood,
10827 Matt 7:13 | verderf leidt, en velen zijn er, die door dezelve ingaan; ~
10828 Matt 7:14 | leven leidt, en weinigen zijn er, die denzelven vinden. ~
10829 Matt 7:15 | u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven. ~
10830 Matt 7:24 | een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd
10831 Matt 7:25 | nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben
10832 Matt 7:25 | winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangevallen,
10833 Matt 7:26 | man vergeleken worden, die zijn huis op het zand gebouwd
10834 Matt 7:27 | nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben
10835 Matt 7:27 | winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangeslagen,
10836 Matt 7:27 | en het is gevallen, en zijn val was groot. ~
10837 Matt 7:28 | scharen zich ontzetten over Zijn leer; ~
10838 Matt 8:1 | den berg afgeklommen was, zijn Hem vele scharen gevolgd. ~
10839 Matt 8:3 | En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd. ~
10840 Matt 8:12 | duisternis; aldaar zal wening zijn, en knersing der tanden. ~
10841 Matt 8:13 | gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden
10842 Matt 8:14 | het huis van Petrus, zag zijn vrouws moeder te bed liggen,
10843 Matt 8:21 | 21 En een ander uit Zijn discipelen zeide tot Hem:
10844 Matt 8:23 | in het schip gegaan was, zijn Hem Zijn discipelen gevolgd. ~
10845 Matt 8:23 | schip gegaan was, zijn Hem Zijn discipelen gevolgd. ~
10846 Matt 8:25 | 25 En Zijn discipelen, bij Hem komende,
10847 Matt 8:27 | en de zee Hem gehoorzaam zijn! ~
10848 Matt 8:28 | het land der Gergesenen, zijn Hem twee, van den duivel
10849 Matt 8:33 | 33 En die ze weidden, zijn gevlucht; en als zij in
10850 Matt 9:1 | voer Hij over en kwam in Zijn stad. En ziet, zij brachten
10851 Matt 9:2 | wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven. ~
10852 Matt 9:5 | lichter te zeggen: De zonden zijn u vergeven? of te zeggen:
10853 Matt 9:7 | opgestaan zijnde, ging heen naar zijn huis. ~
10854 Matt 9:10 | zaten mede aan, met Jezus en Zijn discipelen. ~
10855 Matt 9:11 | dat ziende, zeiden tot Zijn discipelen: Waarom eet uw
10856 Matt 9:12 | zeide tot hen: Die gezond zijn hebben den medicijnmeester
10857 Matt 9:12 | van node, maar die ziek zijn. ~
10858 Matt 9:15 | Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten. ~
10859 Matt 9:19 | opgestaan zijnde, volgde hem, en Zijn discipelen. ~
10860 Matt 9:21 | zichzelven: Indien ik alleenlijk Zijn kleed aanraak, zo zal ik
10861 Matt 9:27 | Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd,
10862 Matt 9:30 | 30 En hun ogen zijn geopend geworden. En Jezus
10863 Matt 9:37 | 37 Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is
10864 Matt 9:37 | groot; maar de arbeiders zijn weinige; ~
10865 Matt 9:38 | oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote. ~ ~ ~
10866 Matt 10:1 | 1 En Zijn twaalf discipelen tot Zich
10867 Matt 10:2 | nu der twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon,
10868 Matt 10:2 | gezegd Petrus, en Andreas, zijn broeder; Jakobus, de zoon
10869 Matt 10:2 | van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder; ~
10870 Matt 10:10 | staf; want de arbeider is zijn voedsel waardig. ~
10871 Matt 10:15 | en Gomorra verdragelijker zijn in den dag des oordeels,
10872 Matt 10:19 | zo zult gij niet bezorgd zijn, hoe of wat gij spreken
10873 Matt 10:23 | Zoon des mensen zal gekomen zijn. ~
10874 Matt 10:24 | noch de dienstknecht boven zijn heer. ~
10875 Matt 10:25 | genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht
10876 Matt 10:25 | en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den Heere
10877 Matt 10:25 | geheten, hoeveel te meer Zijn huisgenoten! ~
10878 Matt 10:30 | ook uw haren des hoofds zijn alle geteld. ~
10879 Matt 10:35 | tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen
10880 Matt 10:36 | mensen vijanden worden, die zijn huisgenoten zijn. ~
10881 Matt 10:36 | worden, die zijn huisgenoten zijn. ~
10882 Matt 10:38 | 38 En die zijn kruis niet op zich neemt,
10883 Matt 10:39 | 39 Die zijn ziel vindt, zal dezelve
10884 Matt 10:39 | dezelve verliezen; en die zijn ziel zal verloren hebben
10885 Matt 10:42 | voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen. ~ ~ ~
10886 Matt 11:1 | toen Jezus geeindigd had Zijn twaalf discipelen bevelen
10887 Matt 11:2 | Christus, zond twee van zijn discipelen; ~
10888 Matt 11:8 | zachte klederen dragen, zijn in der koningen huizen. ~
10889 Matt 11:11 | die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder
10890 Matt 11:20 | Hij de steden, in dewelke Zijn krachten meest geschied
10891 Matt 11:21 | geschied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds
10892 Matt 11:22 | en Sidon verdragelijker zijn in den dag des oordeels,
10893 Matt 11:23 | geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen
10894 Matt 11:23 | den huidigen dag gebleven zijn. ~
10895 Matt 11:24 | Sodom verdragelijker zal zijn in den dag des oordeels,
10896 Matt 11:27 | 27 Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn
10897 Matt 12:1 | sabbatdag, door het gezaaide, en Zijn discipelen hadden honger,
10898 Matt 12:5 | en nochtans onschuldig zijn? ~
10899 Matt 12:11 | tot hen: Wat mens zal er zijn onder u, die een schaap
10900 Matt 12:19 | roepen, noch zal er iemand Zijn stem op de straten horen. ~
10901 Matt 12:21 | 21 En in Zijn Naam zullen de heidenen
10902 Matt 12:26 | zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn rijk bestaan? ~
10903 Matt 12:27 | Daarom zullen die uw rechters zijn. ~
10904 Matt 12:29 | eens sterken inkomen, en zijn vaten ontroven, tenzij dat
10905 Matt 12:29 | hebbe? en alsdan zal hij zijn huis beroven. ~
10906 Matt 12:33 | Of maakt den boom goed en zijn vrucht goed; of maakt den
10907 Matt 12:33 | maakt den boom kwaad en zijn vrucht kwaad; want uit de
10908 Matt 12:45 | ook met dit boos geslacht zijn. ~
10909 Matt 12:46 | de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden
10910 Matt 12:48 | Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? ~
10911 Matt 12:49 | 49 En Zijn hand uitstrekkende over
10912 Matt 12:49 | hand uitstrekkende over Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet,
10913 Matt 13:16 | 16 Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en
10914 Matt 13:19 | en rukt weg, hetgeen in zijn hart gezaaid was; deze is
10915 Matt 13:24 | die goed zaad zaaide in zijn akker. ~
10916 Matt 13:25 | de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid
10917 Matt 13:31 | mens heeft genomen en in zijn akker gezaaid; ~
10918 Matt 13:32 | hemels komen en nestelen in zijn takken. ~
10919 Matt 13:36 | ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem,
10920 Matt 13:38 | wereld; en het goede zaad zijn de kinderen des Koninkrijks;
10921 Matt 13:38 | Koninkrijks; en het onkruid zijn de kinderen des bozen; ~
10922 Matt 13:39 | der wereld; en de maaiers zijn de engelen. ~
10923 Matt 13:40 | wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. ~
10924 Matt 13:41 | 41 De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij
10925 Matt 13:41 | uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al
10926 Matt 13:42 | werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden. ~
10927 Matt 13:50 | vurigen oven werpen; daar zal zijn wening en knersing der tanden. ~
10928 Matt 13:52 | heer des huizes, die uit zijn schat nieuwe en oude dingen
10929 Matt 13:54 | 54 En gekomen zijnde in Zijn vaderland, leerde Hij hen
10930 Matt 13:55 | Zoon des timmermans? en is Zijn moeder niet genaamd Maria,
10931 Matt 13:55 | moeder niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses,
10932 Matt 13:56 | 56 En Zijn zusters, zijn zij niet allen
10933 Matt 13:56 | 56 En Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons?
10934 Matt 13:57 | is niet ongeeerd, dan in zijn vaderland, en in zijn huis. ~
10935 Matt 13:57 | in zijn vaderland, en in zijn huis. ~
10936 Matt 14:2 | 2 En zeide tot zijn knechten: Deze is Johannes
10937 Matt 14:3 | huisvrouw van Filippus, zijn broeder. ~
10938 Matt 14:11 | 11 En zijn hoofd werd gebracht in een
10939 Matt 14:12 | 12 En zijn discipelen kwamen, en namen
10940 Matt 14:13 | de scharen, dat horende, zijn Hem te voet gevolgd uit
10941 Matt 14:15 | het nu avond werd, kwamen Zijn discipelen tot Hem, zeggende:
10942 Matt 14:22 | En terstond dwong Jezus Zijn discipelen in het schip
10943 Matt 15:5 | kunnen ten nutte komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins
10944 Matt 15:5 | komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins zal eren,
10945 Matt 15:9 | die geboden van mensen zijn. ~
10946 Matt 15:12 | 12 Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden
10947 Matt 15:12 | deze rede horende, geergerd zijn geweest? ~
10948 Matt 15:14 | 14 Laat hen varen; zij zijn blinde leidslieden der blinden.
10949 Matt 15:20 | 20 Deze dingen zijn het, die den mens ontreinigen;
10950 Matt 15:23 | haar niet een woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende,
10951 Matt 15:30 | 30 En vele scharen zijn tot Hem gekomen, hebbende
10952 Matt 15:32 | 32 En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen
10953 Matt 15:32 | drie dagen bij Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij
10954 Matt 15:33 | 33 En Zijn discipelen zeiden tot Hem:
10955 Matt 15:36 | brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen; en de discipelen
10956 Matt 16:5 | 5 En als Zijn discipelen op de andere
10957 Matt 16:13 | Cesarea Filippi, vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende: Wie
10958 Matt 16:19 | zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden
10959 Matt 16:19 | in de hemelen ontbonden zijn. ~
10960 Matt 16:20 | 20 Toen verbood Hij Zijn discipelen, dat zij iemand
10961 Matt 16:21 | Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen,
10962 Matt 16:23 | niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn. ~
10963 Matt 16:23 | zijn, maar die der mensen zijn. ~
10964 Matt 16:24 | 24 Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter
10965 Matt 16:24 | verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op, en volge Mij. ~
10966 Matt 16:25 | 25 Want zo wie zijn leven zal willen behouden,
10967 Matt 16:25 | hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om
10968 Matt 16:26 | mens geven, tot lossing van zijn ziel? ~
10969 Matt 16:27 | heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en alsdan zal Hij
10970 Matt 16:27 | iegelijk vergelden naar zijn doen. ~
10971 Matt 16:28 | 28 Voorwaar zeg Ik u: Er zijn sommigen van die hier staan,
10972 Matt 16:28 | zullen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk. ~ ~
10973 Matt 17:1 | en Jakobus, en Johannes, zijn broeder, en bracht hen op
10974 Matt 17:2 | veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk gelijk
10975 Matt 17:2 | blonk gelijk de zon, en Zijn klederen werden wit gelijk
10976 Matt 17:4 | het is goed, dat wij hier zijn; zo Gij wilt, laat ons hier
10977 Matt 17:9 | des mensen zal opgestaan zijn uit de doden. ~
10978 Matt 17:10 | 10 En Zijn discipelen vraagden Hem,
10979 Matt 17:17 | lang zal Ik nog met ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen?
10980 Matt 17:20 | en niets zal u onmogelijk zijn. ~
10981 Matt 17:26 | Jezus zeide tot hem: Zo zijn dan de zonen vrij. ~
10982 Matt 17:27 | vis, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult
10983 Matt 18:6 | dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij
10984 Matt 18:13 | negentig, die niet afgedwaald zijn geweest. ~
10985 Matt 18:20 | waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik
10986 Matt 18:23 | koning, die rekening met zijn dienstknechten houden wilde. ~
10987 Matt 18:25 | had, om te betalen, beval zijn heer, dat men hem zou verkopen,
10988 Matt 18:25 | men hem zou verkopen, en zijn vrouw en kinderen, en al
10989 Matt 18:29 | 29 Zijn mededienstknecht dan, nedervallende
10990 Matt 18:29 | mededienstknecht dan, nedervallende aan zijn voeten, bad hem, zeggende:
10991 Matt 18:31 | 31 Als nu zijn mededienstknechten zagen,
10992 Matt 18:31 | zagen, hetgeen geschied was, zijn zij zeer bedroefd geworden;
10993 Matt 18:32 | 32 Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen,
10994 Matt 18:34 | 34 En zijn heer, vertoornd zijnde,
10995 Matt 18:35 | harte vergeeft een iegelijk zijn broeder zijn misdaden. ~ ~
10996 Matt 18:35 | een iegelijk zijn broeder zijn misdaden. ~ ~
10997 Matt 19:3 | het een mens geoorloofd zijn vrouw te verlaten, om allerlei
10998 Matt 19:5 | moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen, en die
10999 Matt 19:5 | twee zullen tot een vlees zijn; ~
11000 Matt 19:6 | Alzo dat zij niet meer twee zijn, maar een vlees. Hetgeen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263 |