Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zijkameren 8
zijkamers 1
zijlieden 2
zijn 13263
zijnde 480
zijne 27
zijnen 9
Frequency    [«  »]
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij

Bijbel

IntraText - Concordances

zijn

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263

      Book Chapter: Verse
2001 Lev 24:7 | inkomst daarvan tot spijze zijn. ~ 2002 Lev 24:8 | en veertig jaren zullen zijn. 2003 Lev 24:10 | uitroepen in het land, voor al zijn inwoners; het zal u een 2004 Lev 24:10 | het zal u een jubeljaar zijn; en gij zult wederkeren 2005 Lev 24:10 | wederkeren een ieder tot zijn bezittingen, en zult wederkeren 2006 Lev 24:10 | wederkeren een ieder tot zijn geslacht. ~ 2007 Lev 24:11 | zal u het vijftigste jaar zijn; gij zult niet zaaien, noch 2008 Lev 24:11 | zelf daarin zal gewassen zijn, noch ook de druiven der 2009 Lev 24:12 | jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult uit het veld de 2010 Lev 24:13 | gij ieder wederkeren tot zijn bezitting. ~ 2011 Lev 24:16 | veelheid der jaren zult gij zijn koop vermeerderen, en naar 2012 Lev 24:16 | weinigheid der jaren zult gij zijn koop verminderen; want hij 2013 Lev 24:17 | 17 Dat dan niemand zijn naaste verdrukke; maar vreest 2014 Lev 24:19 | 19 En het land zal zijn vrucht geven, en gij zult 2015 Lev 24:22 | negende jaar toe; totdat zijn inkomst ingekomen is, zult 2016 Lev 24:25 | Wanneer uw broeder zal verarmd zijn, en iets van zijn bezitting 2017 Lev 24:25 | verarmd zijn, en iets van zijn bezitting verkocht zal hebben, 2018 Lev 24:25 | verkocht zal hebben, zo zal zijn losser, die hem nabestaande 2019 Lev 24:26 | losser zal hebben, maar zijn hand bekomen en hij gevonden 2020 Lev 24:26 | hebben, zoveel genoeg is tot zijn lossing; ~ 2021 Lev 24:27 | uitkeren; en hij zal weder tot zijn bezitting komen. ~ 2022 Lev 24:28 | 28 Maar indien zijn hand niet gevonden heeft, 2023 Lev 24:28 | weder uit te keren, zo zal zijn verkochte goed zijn in de 2024 Lev 24:28 | zal zijn verkochte goed zijn in de hand van deszelfs 2025 Lev 24:28 | uitgaan, en hij zal tot zijn bezitting wederkeren. ~ 2026 Lev 24:29 | verkocht hebben, zo zal zijn lossing zijn, totdat het 2027 Lev 24:29 | hebben, zo zal zijn lossing zijn, totdat het jaar zijner 2028 Lev 24:29 | zijner verkoping volkomen zal zijn; in een vol jaar zal zijn 2029 Lev 24:29 | zijn; in een vol jaar zal zijn lossing wezen. ~ 2030 Lev 24:30 | gehele jaar zal vervuld zijn, zo zal dat huis, hetwelk 2031 Lev 24:30 | dat gekocht heeft, onder zijn geslachten; het zal in het 2032 Lev 24:31 | worden; daarvoor zal lossing zijn, en zij zullen in het jubeljaar 2033 Lev 24:33 | van de steden der Levieten zijn hun bezitting in het midden 2034 Lev 24:35 | als uw broeder zal verarmd zijn, en zijn hand bij u wankelen 2035 Lev 24:35 | broeder zal verarmd zijn, en zijn hand bij u wankelen zal, 2036 Lev 24:39 | broeder bij u zal verarmd zijn, en zich aan u verkocht 2037 Lev 24:40 | een bijwoner zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar zal hij 2038 Lev 24:41 | hij van u uitgaan, hij en zijn kinderen met hem, en hij 2039 Lev 24:41 | met hem, en hij zal tot zijn geslacht wederkeren, en 2040 Lev 24:42 | 42 Want zij zijn Mijn dienstknechten, die 2041 Lev 24:44 | die zullen van de volken zijn, die rondom u zijn; van 2042 Lev 24:44 | volken zijn, die rondom u zijn; van die zult gij een slaaf 2043 Lev 24:45 | geslachten, die bij u zullen zijn, die zij in uw land zullen 2044 Lev 24:45 | zullen u tot een bezitting zijn. ~ 2045 Lev 24:46 | Israels, een iegelijk over zijn broeder, gij zult over hem 2046 Lev 24:47 | bij hem is, verarmd zal zijn, dat hij zich aan den vreemdeling, 2047 Lev 24:48 | zal er lossing voor hem zijn; een van zijn broeders zal 2048 Lev 24:48 | lossing voor hem zijn; een van zijn broeders zal hem lossen; ~ 2049 Lev 24:49 | 49 Of zijn oom, of de zoon zijns ooms, 2050 Lev 24:49 | naasten zijns vleses van zijn geslacht is, zal hem lossen; 2051 Lev 24:49 | zal hem lossen; of heeft zijn hand wat bekomen, dat hij 2052 Lev 24:50 | 50 En hij zal met zijn koper rekenen van dat jaar 2053 Lev 24:50 | geld zijner verkoping zal zijn naar het getal van de jaren, 2054 Lev 24:50 | dagloners zal het met hem zijn. ~ 2055 Lev 24:51 | Indien nog vele van die jaren zijn, naar die zal hij tot zijn 2056 Lev 24:51 | zijn, naar die zal hij tot zijn lossing van het geld, waarover 2057 Lev 24:52 | van die jaren overgebleven zijn, tot aan het jubeljaar, 2058 Lev 24:52 | hij met hem rekenen; naar zijn jaren zal hij zijn lossing 2059 Lev 24:52 | naar zijn jaren zal hij zijn lossing wedergeven. ~ 2060 Lev 24:53 | van jaar tot jaar bij hem zijn; men zal over hem geen heerschappij 2061 Lev 24:54 | jubeljaar uitgaan, hij en zijn kinderen met hem. ~ 2062 Lev 24:55 | Want de kinderen Israels zijn Mij tot dienstknechten; 2063 Lev 24:55 | dienstknechten; Mijn dienstknechten zijn zij, die Ik uit Egypteland 2064 Lev 25:4 | hun tijd; en het land zal zijn inkomst geven, en het geboomte 2065 Lev 25:4 | het geboomte des velds zal zijn vrucht geven; ~ 2066 Lev 25:12 | wandelen, en zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een 2067 Lev 25:12 | gij zult Mij tot een volk zijn. ~ 2068 Lev 25:13 | gij hun slaven niet zoudt zijn; en Ik heb de disselbomen 2069 Lev 25:20 | verdaan worden; en uw land zal zijn inkomsten niet geven, en 2070 Lev 25:20 | het geboomte des lands zal zijn vrucht niet geven. ~ 2071 Lev 25:23 | Mij niet getuchtigd zult zijn, maar met Mij in tegenheid 2072 Lev 25:33 | steden zullen een woestijn zijn. ~ 2073 Lev 25:34 | 34 Dan zal het land aan zijn sabbatten een welgevallen 2074 Lev 25:34 | in het land uwer vijanden zijn; dan zal het land rusten, 2075 Lev 25:34 | het land rusten, en aan zijn sabbatten een welgevallen 2076 Lev 25:43 | hunnentwil zal verlaten zijn geweest, en aan zijn sabbatten 2077 Lev 25:43 | verlaten zijn geweest, en aan zijn sabbatten een welgevallen 2078 Lev 25:44 | land hunner vijanden zullen zijn, zal Ik hen niet verwerpen, 2079 Lev 25:46 | 46 Dit zijn die inzettingen, en die 2080 Lev 26:2 | zullen de zielen des HEEREN zijn. ~ 2081 Lev 26:3 | schatting eens mans zal zijn van twintig jaren oud, tot 2082 Lev 26:3 | is; dan zal uw schatting zijn van vijftig sikkelen zilvers, 2083 Lev 26:4 | vrouw, dan zal uw schatting zijn dertig sikkelen. ~ 2084 Lev 26:5 | een man twintig sikkelen zijn, en voor een vrouw tien 2085 Lev 26:6 | uw schatting van een man zijn vijf sikkelen zilvers, en 2086 Lev 26:6 | schatting over een vrouw zal zijn drie sikkelen zilvers. ~ 2087 Lev 26:7 | man, zo zal uw schatting zijn vijftien sikkelen, en voor 2088 Lev 26:9 | gegeven hebben, zal heilig zijn. ~ 2089 Lev 26:10 | daarvoor verwisseld is, heilig zijn. ~ 2090 Lev 26:12 | schatting, priester! zo zal het zijn. ~ 2091 Lev 26:14 | 14 En wanneer iemand zijn huis zal geheiligd hebben, 2092 Lev 26:15 | die het geheiligd heeft, zijn huis zal lossen, zo zal 2093 Lev 26:15 | toedoen, zo zal het zijne zijn. ~ 2094 Lev 26:16 | hebben, zo zal uw schatting zijn naar zijn zaad; een homer 2095 Lev 26:16 | zal uw schatting zijn naar zijn zaad; een homer gerstezaad 2096 Lev 26:16 | een homer gerstezaad zal zijn op vijftig sikkelen zilvers. ~ 2097 Lev 26:17 | 17 Indien hij zijn akker van het jubeljaar 2098 Lev 26:18 | 18 Maar zo hij zijn akker na het jubeljaar geheiligd 2099 Lev 26:18 | de jaren, die nog overig zijn tot het jubeljaar; en het 2100 Lev 26:19 | dezelve zal hem gevestigd zijn. ~ 2101 Lev 26:21 | jubeljaar zal uitgegaan zijn, zal den HEERE heilig zijn, 2102 Lev 26:21 | zijn, zal den HEERE heilig zijn, als een verbannen akker; 2103 Lev 26:21 | daarvan zal des priesters zijn. ~ 2104 Lev 26:25 | geschieden; de sikkel zal zijn van twintig gera. ~ 2105 Lev 26:27 | naar uw schatting, en zal zijn vijfde deel daarboven toedoen; 2106 Lev 26:28 | heiligheid der heiligheden zijn. ~ 2107 Lev 26:29 | de mensen zal verbannen zijn, zal niet gelost worden; 2108 Lev 26:30 | vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den 2109 Lev 26:30 | geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig. ~ 2110 Lev 26:31 | 31 Maar zo iemand van zijn tienden immer iets lossen 2111 Lev 26:31 | iets lossen zal, hij zal zijn vijfde deel daarboven toedoen. ~ 2112 Lev 26:32 | tiende zal den HEERE heilig zijn. ~ 2113 Lev 26:33 | daarvoor verwisseld is, heilig zijn; het zal niet gelost worden. ~ 2114 Lev 26:34 | 34 Dit zijn de geboden, die de HEERE 2115 Num 1:4 | 4 En met ulieden zullen zijn van elken stam een man, 2116 Num 1:5 | 5 Deze zijn nu de namen der mannen, 2117 Num 1:17 | welken met namen uitgedrukt zijn. ~ 2118 Num 1:22 | het huis hunner vaderen, zijn getelden, in het getal der 2119 Num 1:44 | 44 Dezen zijn de getelden, welke Mozes 2120 Num 1:50 | der getuigenis, en over al zijn gereedschap, en over alles, 2121 Num 1:50 | tabernakel dragen, en al zijn gereedschap; en zij zullen 2122 Num 1:52 | legeren, een iegelijk bij zijn leger, en een iegelijk bij 2123 Num 1:52 | leger, en een iegelijk bij zijn banier, naar hun heiren. ~ 2124 Num 2:2 | legeren, een ieder onder zijn banier, naar de tekenen 2125 Num 2:3 | oostwaarts tegen den opgang, zal zijn de banier des legers van 2126 Num 2:3 | overste der zonen van Juda zijn. ~ 2127 Num 2:4 | 4 Zijn heir nu, en zijn getelden 2128 Num 2:4 | 4 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vier en zeventig 2129 Num 2:5 | der zonen van Issaschar zijn. ~ 2130 Num 2:6 | 6 Zijn heir nu, en zijn getelden 2131 Num 2:6 | 6 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vier en vijftig 2132 Num 2:7 | overste der zonen van Zebulon zijn. ~ 2133 Num 2:8 | 8 Zijn heir nu, en zijn getelden 2134 Num 2:8 | 8 Zijn heir nu, en zijn getelden waren zeven en 2135 Num 2:10 | heiren, zal tegen het zuiden zijn; en Elizur, de zoon van 2136 Num 2:10 | overste der zonen van Ruben zijn. ~ 2137 Num 2:11 | 11 Zijn heir nu, en zijn getelden 2138 Num 2:11 | 11 Zijn heir nu, en zijn getelden waren zes en veertig 2139 Num 2:12 | overste der zonen van Simeon zijn. ~ 2140 Num 2:13 | 13 Zijn heir nu, en zijn getelden 2141 Num 2:13 | 13 Zijn heir nu, en zijn getelden waren negen en 2142 Num 2:14 | overste der zonen van Gad zijn. ~ 2143 Num 2:15 | 15 Zijn heir nu, en zijn getelden 2144 Num 2:15 | 15 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vijf en veertig 2145 Num 2:17 | optrekken, een iegelijk aan zijn plaats, naar hun banieren. ~ 2146 Num 2:18 | heiren, zal tegen het westen zijn; en Elisama, de zoon van 2147 Num 2:18 | overste der zonen van Efraim zijn. ~ 2148 Num 2:19 | 19 Zijn heir nu, en zijn getelden 2149 Num 2:19 | 19 Zijn heir nu, en zijn getelden waren veertig duizend 2150 Num 2:20 | overste der zonen van Manasse zijn. ~ 2151 Num 2:21 | 21 Zijn heir nu, en zijn getelden 2152 Num 2:21 | 21 Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee en dertig 2153 Num 2:22 | overste der zonen van Benjamin zijn. ~ 2154 Num 2:23 | 23 Zijn heir nu, en zijn getelden 2155 Num 2:23 | 23 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vijf en dertig 2156 Num 2:25 | Dan zal tegen het noorden zijn, naar hun heiren; en Ahiezer, 2157 Num 2:25 | overste der zonen van Dan zijn. ~ 2158 Num 2:26 | 26 Zijn heir nu, en zijn getelden 2159 Num 2:26 | 26 Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee en zestig 2160 Num 2:27 | overste der zonen van Aser zijn. ~ 2161 Num 2:28 | 28 Zijn heir nu, en zijn getelden 2162 Num 2:28 | 28 Zijn heir nu, en zijn getelden waren een en veertig 2163 Num 2:29 | overste der zonen van Nafthali zijn. ~ 2164 Num 2:30 | 30 Zijn heir nu, en zijn getelden 2165 Num 2:30 | 30 Zijn heir nu, en zijn getelden waren drie en vijftig 2166 Num 2:32 | 32 Dezen zijn de getelden van de kinderen 2167 Num 2:34 | zij op, een iegelijk naar zijn geslachten, naar het huis 2168 Num 3:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van Aaron en 2169 Num 3:2 | 2 En dit zijn de namen der zonen van Aaron: 2170 Num 3:3 | 3 Dit zijn de namen der zonen van Aaron, 2171 Num 3:7 | 7 En dat zij waarnemen zijn wacht, en de wacht der gehele 2172 Num 3:9 | zult dan, aan Aaron en aan zijn zonen, de Levieten geven; 2173 Num 3:9 | de Levieten geven; zij zijn gegeven, zij zijn hem gegeven 2174 Num 3:9 | geven; zij zijn gegeven, zij zijn hem gegeven uit de kinderen 2175 Num 3:10 | 10 Maar Aaron en zijn zonen zult gij stellen, 2176 Num 3:12 | de Levieten zullen Mijne zijn. ~ 2177 Num 3:13 | beesten; zij zullen Mijn zijn; Ik ben de HEERE! ~ 2178 Num 3:18 | 18 En dit zijn de namen der zonen van Gerson, 2179 Num 3:20 | geslachten: Maheli en Musi; dit zijn de geslachten der Levieten, 2180 Num 3:21 | geslacht der Simeieten; dit zijn de geslachten der Gersonieten. ~ 2181 Num 3:24 | huis der Gersonieten zal zijn Eljasaf, de zoon van Lael. ~ 2182 Num 3:25 | tent der samenkomst zal zijn de tabernakel en de tent, 2183 Num 3:26 | en bij het altaar rondom zijn; mitsgaders de zelen, tot 2184 Num 3:26 | mitsgaders de zelen, tot zijn gansen dienst. ~ 2185 Num 3:27 | geslacht der Uzzielieten; dit zijn de geslachten der Kahathieten. ~ 2186 Num 3:30 | van de Kahathieten, zal zijn Elisafan, de zoon van Uzziel. ~ 2187 Num 3:31 | 31 Hun wacht nu zal zijn de ark, en de tafel, en 2188 Num 3:31 | het deksel, en al wat tot zijn dienst behoort. ~ 2189 Num 3:32 | der oversten van Levi zal zijn Eleazar, de zoon van Aaron, 2190 Num 3:32 | van Aaron, den priester; zijn opzicht zal zijn over degenen, 2191 Num 3:32 | priester; zijn opzicht zal zijn over degenen, die de wacht 2192 Num 3:33 | geslacht der Musieten; dit zijn de geslachten van Merari. ~ 2193 Num 3:35 | geslachten van Merari zal zijn Zuriel, de zoon van Abihail; 2194 Num 3:36 | de zonen van Merari zal zijn over de berderen des tabernakels, 2195 Num 3:36 | berderen des tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, 2196 Num 3:36 | tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten, 2197 Num 3:36 | richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten, en al zijn gereedschap, 2198 Num 3:36 | pilaren, en zijn voeten, en al zijn gereedschap, en al wat tot 2199 Num 3:36 | gereedschap, en al wat tot zijn dienst behoort; ~ 2200 Num 3:38 | tegen den opgang, zullen zijn Mozes, en Aaron met zijn 2201 Num 3:38 | zijn Mozes, en Aaron met zijn zonen, waarnemende de wacht 2202 Num 3:45 | de Levieten zullen Mijn zijn; Ik ben de HEERE! ~ 2203 Num 3:48 | zult dat geld aan Aaron en zijn zonen geven, het geld der 2204 Num 3:51 | gelosten aan Aaron en aan zijn zonen, naar het bevel des 2205 Num 4:4 | 4 Dit zal de dienst zijn der zonen van Kahath, in 2206 Num 4:5 | legers, zo zullen Aaron en zijn zonen komen, en den voorhang 2207 Num 4:7 | het gedurig brood daarop zijn. ~ 2208 Num 4:9 | kandelaar des luchters, en zijn lampen, en zijn snuiters, 2209 Num 4:9 | luchters, en zijn lampen, en zijn snuiters, en zijn blusvaten, 2210 Num 4:9 | lampen, en zijn snuiters, en zijn blusvaten, en al zijn olievaten, 2211 Num 4:9 | en zijn blusvaten, en al zijn olievaten, met welke zij 2212 Num 4:10 | zullen ook denzelven, en al zijn gereedschap, in een deksel 2213 Num 4:14 | zullen daarop leggen al zijn gereedschap, waarmede zij 2214 Num 4:15 | 15 Als nu Aaron en zijn zonen, het dekken van het 2215 Num 4:16 | Aaron, den priester, zal zijn over de olie des luchters, 2216 Num 4:16 | aan het heiligdom en aan zijn gereedschap. 2217 Num 4:19 | toetreden zullen: Aaron en zijn zonen zullen komen, en stellen 2218 Num 4:19 | stellen hen een ieder over zijn dienst en aan zijn last. ~ 2219 Num 4:19 | over zijn dienst en aan zijn last. ~ 2220 Num 4:24 | 24 Dit zal zijn de dienst der geslachten 2221 Num 4:27 | en in al hun dienst, zal zijn naar het bevel van Aaron 2222 Num 4:27 | het bevel van Aaron en van zijn zonen; en gijlieden zult 2223 Num 4:28 | samenkomst; en hun wacht zal zijn onder de hand van Ithamar, 2224 Num 4:31 | 31 Dit zal nu zijn de onderhouding van hun 2225 Num 4:31 | berderen des tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, 2226 Num 4:31 | tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten; ~ 2227 Num 4:31 | richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten; ~ 2228 Num 4:37 | 37 Dit zijn de getelden van de geslachten 2229 Num 4:41 | 41 Dezen zijn de getelden van de geslachten 2230 Num 4:45 | 45 Dezen zijn de getelden van de geslachten 2231 Num 4:49 | van Mozes, een ieder naar zijn dienst, en naar zijn last; 2232 Num 4:49 | naar zijn dienst, en naar zijn last; en zijn getelden waren, 2233 Num 4:49 | dienst, en naar zijn last; en zijn getelden waren, die de HEERE 2234 Num 5:2 | vloeienden, en allen, die onrein zijn van een dode. ~ 2235 Num 5:7 | belijden; daarna zal hij zijn schuld weder uitkeren, naar 2236 Num 5:8 | uitgekeerd wordt, des priesters zijn; behalve den ram der verzoening, 2237 Num 5:9 | priester brengen, zijne zijn. ~ 2238 Num 5:10 | geheiligde dingen zullen zijne zijn; wat iemand den priester 2239 Num 5:10 | gegeven hebben, zal zijne zijn. ~ 2240 Num 5:12 | hen: Wanneer van iemand zijn huisvrouw zal afgeweken 2241 Num 5:12 | huisvrouw zal afgeweken zijn, en door overtreding tegen 2242 Num 5:13 | haars mans zal verborgen zijn, en zij zich verheeld zal 2243 Num 5:14 | is, dat hij ijvert over zijn huisvrouw, dewijl zij onrein 2244 Num 5:14 | gekomen is, dat hij over zijn huisvrouw ijvert, hoewel 2245 Num 5:15 | 15 Dan zal die man zijn huisvrouw tot den priester 2246 Num 5:18 | priesters zal dat bitter water zijn, hetwelk den vloek medebrengt. ~ 2247 Num 5:27 | haar volk tot een vloek zijn. ~ 2248 Num 5:28 | rein is, zo zal zij vrij zijn, en zal met zaad bezadigd 2249 Num 5:29 | afgeweken en onrein geworden zijn; ~ 2250 Num 5:30 | die ijvergeest zal gekomen zijn, en hij over zijn huisvrouw 2251 Num 5:30 | gekomen zijn, en hij over zijn huisvrouw zal geijverd hebben, 2252 Num 5:31 | ongerechtigheid onschuldig zijn; maar diezelve vrouw zal 2253 Num 6:4 | 4 Al de dagen van zijn Nazireerschap zal hij niet 2254 Num 6:5 | de dagen der gelofte van zijn Nazireerschap zal het scheermes 2255 Num 6:5 | Nazireerschap zal het scheermes over zijn hoofd niet gaan; totdat 2256 Num 6:5 | die dagen vervuld zullen zijn, die hij zich den HEERE 2257 Num 6:5 | afgezonderd hebben, zal hij heilig zijn, latende de lokken van het 2258 Num 6:7 | 7 Om zijn vader of om zijn moeder, 2259 Num 6:7 | 7 Om zijn vader of om zijn moeder, om zijn broeder 2260 Num 6:7 | vader of om zijn moeder, om zijn broeder of om zijn zuster, 2261 Num 6:7 | moeder, om zijn broeder of om zijn zuster, om hen zal hij zich 2262 Num 6:7 | verontreinigen, als zij dood zijn; want het Nazireerschap 2263 Num 6:7 | Nazireerschap zijns Gods is op zijn hoofd. ~ 2264 Num 6:8 | 8 Al de dagen van zijn Nazireerschap is hij den 2265 Num 6:9 | ware, dat hij het hoofd van zijn Nazireerschap zou verontreinigd 2266 Num 6:9 | den dag zijner reiniging zijn hoofd bescheren; op den 2267 Num 6:11 | gezondigd heeft; alzo zal hij zijn hoofd op dienzelfden dag 2268 Num 6:12 | Daarna zal hij de dagen van zijn Nazireerschap den HEERE 2269 Num 6:12 | dagen zullen vallen, omdat zijn Nazireerschap verontreinigd 2270 Num 6:13 | den dag, als de dagen van zijn Nazireerschap zullen vervuld 2271 Num 6:13 | Nazireerschap zullen vervuld zijn, zal hij dit brengen tot 2272 Num 6:14 | 14 Hij dan zal tot zijn offerande den HEERE offeren 2273 Num 6:16 | des HEEREN brengen, en zal zijn zondoffer en zijn brandoffer 2274 Num 6:16 | en zal zijn zondoffer en zijn brandoffer bereiden. ~ 2275 Num 6:17 | koeken; en de priester zal zijn spijsoffer en zijn drankoffer 2276 Num 6:17 | priester zal zijn spijsoffer en zijn drankoffer bereiden. ~ 2277 Num 6:18 | samenkomst, het hoofd van zijn Nazireerschap bescheren; 2278 Num 6:18 | hij zal het hoofdhaar van zijn Nazireerschap nemen, en 2279 Num 6:19 | Nazireers leggen, nadat hij zijn Nazireerschap afgeschoren 2280 Num 6:21 | de wet des Nazireers, die zijn offerande den HEERE voor 2281 Num 6:21 | offerande den HEERE voor zijn Nazireerschap zal beloofd 2282 Num 6:21 | beloofd hebben, behalve wat zijn hand bekomen zal; naar zijn 2283 Num 6:21 | zijn hand bekomen zal; naar zijn gelofte, welke hij beloofd 2284 Num 6:21 | hij doen, naar de wet van zijn Nazireerschap. ~ 2285 Num 6:23 | 23 Spreek tot Aaron en zijn zonen, zeggende: Alzo zult 2286 Num 6:25 | 25 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, 2287 Num 6:26 | 26 De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u, en geve 2288 Num 7:1 | dien geheiligd had, en al zijn gereedschap, mitsgaders 2289 Num 7:1 | mitsgaders het altaar en al zijn gereedschap, en hij ze gezalfd, 2290 Num 7:5 | Neem ze van hen, opdat zij zijn mogen om te bedienen den 2291 Num 7:5 | Levieten geven, een ieder naar zijn dienst. ~ 2292 Num 7:11 | overste zal, een iegelijk op zijn dag, zijn offerande offeren, 2293 Num 7:11 | een iegelijk op zijn dag, zijn offerande offeren, ter inwijding 2294 Num 7:12 | Die nu op den eersten dag zijn offerande offerde, was Nahesson, 2295 Num 7:13 | 13 En zijn offerande was: een zilveren 2296 Num 7:19 | 19 Hij offerde zijn offerande: een zilveren 2297 Num 7:25 | 25 Zijn offerande was: een zilveren 2298 Num 7:31 | 31 Zijn offerande was: een zilveren 2299 Num 7:37 | 37 Zijn offerande was: een zilveren 2300 Num 7:43 | 43 Zijn offerande was: een zilveren 2301 Num 7:49 | 49 Zijn offerande was: een zilveren 2302 Num 7:55 | 55 Zijn offerande was: een zilveren 2303 Num 7:61 | 61 Zijn offerande was: een zilveren 2304 Num 7:67 | 67 Zijn offerande was: een zilveren 2305 Num 7:73 | 73 Zijn offerande was: een zilveren 2306 Num 7:79 | 79 Zijn offerande was: een zilveren 2307 Num 8:4 | was van dicht goud, tot zijn schacht, tot zijn bloemen 2308 Num 8:4 | goud, tot zijn schacht, tot zijn bloemen was het dicht; naar 2309 Num 8:8 | var, een jong rund, met zijn spijsoffer van meelbloem, 2310 Num 8:11 | kinderen Israels; opdat zij zijn, om den dienst des HEEREN 2311 Num 8:13 | voor het aangezicht van zijn zonen, en gij zult hen bewegen 2312 Num 8:14 | opdat de Levieten Mijn zijn. ~ 2313 Num 8:16 | 16 Want zij zijn gegeven, zij zijn Mij gegeven 2314 Num 8:16 | Want zij zijn gegeven, zij zijn Mij gegeven uit het midden 2315 Num 8:19 | Levieten aan Aaron en aan zijn zonen tot een gift gegeven, 2316 Num 8:26 | 26 Doch hij zal met zijn broederen dienen in de tent 2317 Num 9:2 | pascha houden zouden, op zijn gezetten tijd. ~ 2318 Num 9:3 | zult gij dat houden, op zijn gezetten tijd; naar al zijn 2319 Num 9:3 | zijn gezetten tijd; naar al zijn inzettingen, en naar al 2320 Num 9:3 | inzettingen, en naar al zijn rechten zult gij dat houden. ~ 2321 Num 9:7 | lieden zeiden tot hem: Wij zijn onrein over het dode lichaam 2322 Num 9:7 | offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet zouden 2323 Num 9:10 | of op een verren weg zal zijn, hij zal dan nog den HEERE 2324 Num 9:13 | offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet geofferd, 2325 Num 9:13 | geofferd, diezelve man zal zijn zonde dragen. ~ 2326 Num 9:14 | van het pascha, en naar zijn wijze, alzo zal hij het 2327 Num 9:14 | enerlei inzetting voor ulieden zijn, beiden den vreemdeling 2328 Num 10:2 | ze maken; en zij zullen u zijn tot de samenroeping der 2329 Num 10:5 | tegen het oosten gelegerd zijn, optrekken. ~ 2330 Num 10:8 | blazen; en zij zullen ulieden zijn tot een eeuwige inzetting 2331 Num 10:10 | zullen u ter gedachtenis zijn voor het aangezicht uws 2332 Num 10:14 | naar hun heiren; en over zijn heir was Nahesson, de zoon 2333 Num 10:18 | naar hun heiren; en over zijn heir was Elizur, de zoon 2334 Num 10:25 | naar hun heiren; en over zijn heir was Ahiezer de zoon 2335 Num 10:31 | zo zult gij ons tot ogen zijn. ~ 2336 Num 11:1 | HEERE hoorde het, zodat Zijn toorn ontstak, en het vuur 2337 Num 11:7 | was als korianderzaad, en zijn verf was als de verf van 2338 Num 11:8 | maakte daarvan koeken; en zijn smaak was als de smaak van 2339 Num 11:16 | volks en deszelfs ambtlieden zijn; en gij zult hen brengen 2340 Num 11:20 | verworpen hebt, en hebt voor Zijn aangezicht geweend, zeggende: 2341 Num 11:20 | geweend, zeggende: Waarom nu zijn wij uit Egypte getogen? ~ 2342 Num 11:23 | des HEEREN hand verkort zijn? Gij zult nu zien, of Mijn 2343 Num 11:28 | dienaar van Mozes, een van zijn uitgelezen jongelingen, 2344 Num 11:29 | profeten waren, dat de HEERE Zijn Geest over hen gave! ~ 2345 Num 12:12 | 12 Laat zij toch niet zijn als een dode, van wiens 2346 Num 12:14 | niet zeven dagen beschaamd zijn? Laat haar zeven dagen buiten 2347 Num 13:4 | 4 En dit zijn hun namen: van den stam 2348 Num 13:16 | 16 Dit zijn de namen der mannen, die 2349 Num 13:19 | kwaad; en hoedanig de steden zijn, in dewelke hetzelve woont, 2350 Num 13:20 | of mager, of er bomen in zijn of niet; en versterkt u, 2351 Num 13:27 | vertelden hem, en zeiden: Wij zijn gekomen tot dat land, waarheen 2352 Num 13:27 | honig vloeiende, en dit is zijn vrucht. ~ 2353 Num 13:28 | land woont, en de steden zijn vast, en zeer groot; en 2354 Num 13:32 | door hetwelk wij doorgegaan zijn, om het te verspieden, is 2355 Num 13:32 | verspieden, is een land, dat zijn inwoners verteert; en al 2356 Num 13:32 | hetzelve gezien hebben, zijn mannen van grote lengte. ~ 2357 Num 14:3 | worden? Zou het ons niet goed zijn naar Egypte weder te keren? ~ 2358 Num 14:7 | door hetwelk wij getrokken zijn, om hetzelve te verspieden, 2359 Num 14:9 | volk dezes lands; want zij zijn ons brood! hun schaduw is 2360 Num 14:22 | hebben, en Mijner stem niet zijn gehoorzaam geweest; ~ 2361 Num 14:24 | hetwelk hij gekomen was, en zijn zaad zal het erfelijk bezitten. ~ 2362 Num 14:27 | bij deze boze vergadering zijn, die tegen Mij zijn murmurerende? 2363 Num 14:27 | vergadering zijn, die tegen Mij zijn murmurerende? Ik heb gehoord 2364 Num 14:27 | waarmede zij tegen Mij zijn murmurerende. ~ 2365 Num 14:33 | uw dode lichamen verteerd zijn in deze woestijn. ~ 2366 Num 14:40 | bergs, zeggende: Ziet, hier zijn wij, en wij zullen optrekken 2367 Num 14:42 | in het midden van u niet zijn; opdat gij niet geslagen 2368 Num 14:43 | Amalekieten, en de Kanaanieten zijn daar voor uw aangezicht, 2369 Num 14:43 | zal de HEERE met u niet zijn. ~ 2370 Num 15:2 | Wanneer gij gekomen zult zijn in het land uwer woningen, 2371 Num 15:4 | 4 Zo zal hij, die zijn offerande den HEERE offert, 2372 Num 15:15 | voor des HEEREN aangezicht zijn. ~ 2373 Num 15:16 | enerlei recht zal ulieden zijn, en den vreemdeling, die 2374 Num 15:18 | hen: Als gij zult gekomen zijn in het land, waarheen Ik 2375 Num 15:22 | gijlieden afgedwaald zult zijn, en niet gedaan hebben al 2376 Num 15:24 | liefelijken reuk den HEERE, met zijn spijsoffer en zijn drankoffer, 2377 Num 15:24 | met zijn spijsoffer en zijn drankoffer, naar de wijze; 2378 Num 15:29 | enerlei wet zal ulieden zijn, dengene, die het door afdwaling 2379 Num 15:31 | woord des HEEREN veracht en Zijn gebod vernietigd; diezelve 2380 Num 15:39 | ulieden aan de snoertjes zijn, opdat gij het aanziet, 2381 Num 15:41 | heb, om u tot een God te zijn; Ik ben de HEERE, uw God! ~  ~ 2382 Num 16:3 | vergadering, zij allen, zijn heilig, en de HEERE is in 2383 Num 16:4 | dit hoorde, zo viel hij op zijn aangezicht. ~ 2384 Num 16:5 | sprak tot Korach, en tot zijn ganse vergadering, zeggende: 2385 Num 16:6 | wierookvaten, Korach en zijn ganse vergadering; ~ 2386 Num 16:7 | verkiezen zal, die zal heilig zijn. Het is te veel voor u, 2387 Num 16:17 | 17 En neemt een ieder zijn wierookvat, en legt reukwerk 2388 Num 16:17 | aangezicht des HEEREN, een ieder zijn wierookvat, tweehonderd 2389 Num 16:17 | gij, en Aaron, een ieder zijn wierookvat. ~ 2390 Num 16:18 | 18 Zo namen zij een ieder zijn wierookvat, en deden vuur 2391 Num 16:28 | niet uit mijn eigen hart zijn. ~ 2392 Num 16:30 | scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden 2393 Num 16:37 | vuur verre weg; want zij zijn heilig; ~ 2394 Num 16:38 | aangezicht des HEEREN, daarom zijn zij heilig; en zij zullen 2395 Num 16:38 | kinderen Israels tot een teken zijn. ~ 2396 Num 16:40 | niet worde als Korach, en zijn vergadering, gelijk als 2397 Num 16:49 | aan die plaag gestorven zijn, waren veertien duizend 2398 Num 17:2 | naam zult gij schrijven op zijn staf. ~ 2399 Num 17:3 | Levi; want een staf zal er zijn voor het hoofd van het huis 2400 Num 17:9 | zagen het, en namen elk zijn staf. ~ 2401 Num 18:2 | naam zult gij schrijven op zijn staf. ~ 2402 Num 18:3 | Levi; want een staf zal er zijn voor het hoofd van het huis 2403 Num 18:9 | zagen het, en namen elk zijn staf. ~ 2404 Num 18:15 | en uw zonen met u, zult zijn voor de tent der getuigenis. ~ 2405 Num 18:19 | kinderen Israels genomen; zij zijn ulieden een gave, gegeven 2406 Num 18:22 | heiligheid der heiligheden zijn. ~ 2407 Num 18:23 | het zal u een heiligheid zijn. ~ 2408 Num 18:24 | 11 Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer hunner gave, 2409 Num 18:26 | zullen brengen, zullen uwe zijn; al wie in uw huis rein 2410 Num 18:27 | verbannene in Israel zal het uwe zijn. ~ 2411 Num 18:28 | de beesten, zal het uwe zijn; doch de eerstgeborenen 2412 Num 18:30 | zult gij niet lossen, zij zijn heilig; hun bloed zult gij 2413 Num 18:31 | En hun vlees zal het uwe zijn; gelijk de beweegborst, 2414 Num 18:31 | rechterschouder, zal het uwe zijn. ~ 2415 Num 18:32 | zal een eeuwig zoutverbond zijn, voor het aangezicht des 2416 Num 18:36 | zal een eeuwige inzetting zijn voor uw geslachten; en in 2417 Num 18:42 | al het beste van die, van zijn heiliging daarvan. ~ 2418 Num 19:2 | en uw zonen met u, zult zijn voor de tent der getuigenis. ~ 2419 Num 19:6 | kinderen Israels genomen; zij zijn ulieden een gave, gegeven 2420 Num 19:9 | heiligheid der heiligheden zijn. ~ 2421 Num 19:10 | het zal u een heiligheid zijn. ~ 2422 Num 19:11 | 11 Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer hunner gave, 2423 Num 19:13 | zullen brengen, zullen uwe zijn; al wie in uw huis rein 2424 Num 19:14 | verbannene in Israel zal het uwe zijn. ~ 2425 Num 19:15 | de beesten, zal het uwe zijn; doch de eerstgeborenen 2426 Num 19:17 | zult gij niet lossen, zij zijn heilig; hun bloed zult gij 2427 Num 19:18 | En hun vlees zal het uwe zijn; gelijk de beweegborst, 2428 Num 19:18 | rechterschouder, zal het uwe zijn. ~ 2429 Num 19:19 | zal een eeuwig zoutverbond zijn, voor het aangezicht des 2430 Num 19:23 | zal een eeuwige inzetting zijn voor uw geslachten; en in 2431 Num 19:29 | al het beste van die, van zijn heiliging daarvan. ~ 2432 Num 20:11 | 11 Toen hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de 2433 Num 20:11 | de steenrots tweemaal met zijn staf; en er kwam veel waters 2434 Num 20:13 | 13 Dit zijn de wateren van Meriba, daar 2435 Num 20:15 | vaders naar Egypte afgetogen zijn, en wij in Egypte vele dagen 2436 Num 20:16 | uit Egypte; en ziet, wij zijn te Kades, en stad aan het 2437 Num 20:17 | landpalen zullen getrokken zijn. ~ 2438 Num 20:21 | Israel toe te laten door zijn landpale te trekken; daarom 2439 Num 20:24 | 24 Aaron zal tot zijn volken verzameld worden; 2440 Num 20:25 | Neem Aaron, en Eleazar, zijn zoon, en doe hen opklimmen 2441 Num 20:26 | 26 En trek Aaron zijn klederen uit, en trek ze 2442 Num 20:26 | uit, en trek ze Eleazar, zijn zoon, aan; want Aaron zal 2443 Num 20:28 | 28 En Mozes trok Aaron zijn klederen uit, en hij trok 2444 Num 20:28 | klederen uit, en hij trok ze zijn zoon Eleazar aan; en Aaron 2445 Num 21:22 | uw landpale doorgetogen zijn. ~ 2446 Num 21:23 | liet Israel niet toe, door zijn landpale te trekken; maar 2447 Num 21:23 | maar Sihon vergaderde al zijn volk, en hij ging uit, Israel 2448 Num 21:24 | scherpte des zwaards, en nam zijn land in erfelijke bezitting, 2449 Num 21:26 | Moabieten, en hij had al zijn land uit zijn hand genomen, 2450 Num 21:26 | hij had al zijn land uit zijn hand genomen, tot aan de 2451 Num 21:29 | zijt verloren! Hij heeft zijn zonen, die ontliepen, en 2452 Num 21:29 | zonen, die ontliepen, en zijn dochters in de gevangenis 2453 Num 21:33 | hen tegemoet, hij en al zijn volk, tot den strijd, en 2454 Num 21:34 | in uw hand gegeven, en al zijn volk, ook zijn land; en 2455 Num 21:34 | gegeven, en al zijn volk, ook zijn land; en gij zult hem doen, 2456 Num 21:35 | 35 En zij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk, 2457 Num 21:35 | hem, en zijn zonen, en al zijn volk, alzo dat hem niemand 2458 Num 21:35 | overbleef; en zij namen zijn land in erfelijke bezitting. ~ 2459 Num 22:6 | zegent, die zal gezegend zijn, en wien gij vervloekt, 2460 Num 22:6 | vervloekt, die zal vervloekt zijn. ~ 2461 Num 22:9 | tot Bileam en zeide: Wie zijn die mannen, die bij u zijn? ~ 2462 Num 22:9 | zijn die mannen, die bij u zijn? ~ 2463 Num 22:18 | Balak: Wanneer Balak mij zijn huis vol zilver en goud 2464 Num 22:20 | Dewijl die mannen gekomen zijn, om u te roepen, sta op, 2465 Num 22:21 | des morgens op, en zadelde zijn ezelin, en hij trok heen 2466 Num 22:22 | tegenpartij; hij nu reed op zijn ezelin, en twee zijner jongeren 2467 Num 22:23 | staande in den weg, met Zijn uitgetrokken zwaard in Zijn 2468 Num 22:23 | Zijn uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom week de ezelin 2469 Num 22:31 | staande in den weg, en Zijn uitgetrokken zwaard in Zijn 2470 Num 22:31 | Zijn uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom neigde hij 2471 Num 22:31 | het hoofd en boog zich op zijn aangezicht. ~ 2472 Num 23:6 | ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, hij en al de 2473 Num 23:7 | 7 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uit 2474 Num 23:13 | zien; gij zult niet dan zijn einde zien, maar hem niet 2475 Num 23:16 | zo legde Hij het woord in zijn mond, en Hij zeide: Keer 2476 Num 23:17 | ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, en de vorsten 2477 Num 23:18 | 18 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Sta 2478 Num 23:21 | boosheid in Israel. De HEERE, zijn God, is met hem, en het 2479 Num 23:22 | hen uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een 2480 Num 23:22 | uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn. ~ 2481 Num 23:27 | misschien zal het recht zijn in de ogen van dien God, 2482 Num 24:1 | toverijen; maar hij stelde zijn aangezicht naar de woestijn. ~ 2483 Num 24:2 | 2 Als Bileam zijn ogen ophief, en Israel zag, 2484 Num 24:2 | Israel zag, wonende naar zijn stammen, zo was de Geest 2485 Num 24:3 | 3 En hij hief zijn spreuk op, en zeide: Bileam, 2486 Num 24:3 | man, wien de ogen geopend zijn, spreekt! ~ 2487 Num 24:5 | 5 Hoe goed zijn uw tenten, Jakob! uw woningen, 2488 Num 24:7 | 7 Er zal water uit zijn emmeren vloeien, en zijn 2489 Num 24:7 | zijn emmeren vloeien, en zijn zaad zal in vele wateren 2490 Num 24:7 | zaad zal in vele wateren zijn; en zijn koning zal boven 2491 Num 24:7 | in vele wateren zijn; en zijn koning zal boven Agag verheven 2492 Num 24:7 | Agag verheven worden, en zijn koninkrijk zal verhoogd 2493 Num 24:8 | hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een 2494 Num 24:8 | uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij 2495 Num 24:8 | eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren, en hun 2496 Num 24:8 | gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten. ~ 2497 Num 24:10 | tegen Bileam, en hij sloeg zijn handen samen; en Balak zeide 2498 Num 24:13 | 13 Wanneer mij Balak zijn huis vol zilver en goud 2499 Num 24:15 | 15 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Bileam, 2500 Num 24:15 | man, wien de ogen geopend zijn, spreekt! ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13263

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License