Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zadok 50
zadoks 4
zafnath 1
zag 451
zagen 129
zaham 1
zain 14
Frequency    [«  »]
453 sprak
451 hetwelk
451 kwamen
451 zag
449 zijns
447 niemand
443 29

Bijbel

IntraText - Concordances

zag

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:4 | 4 En God zag het licht, dat het goed 2 Gen 1:10 | noemde Hij zeeen; en God zag, dat het goed was. ~ 3 Gen 1:12 | naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. ~ 4 Gen 1:18 | tussen de duisternis. En God zag, dat het goed was. ~ 5 Gen 1:21 | gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. ~ 6 Gen 1:25 | aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. ~ 7 Gen 1:31 | 31 En God zag al wat Hij gemaakt had, 8 Gen 3:6 | 6 En de vrouw zag, dat die boom goed was tot 9 Gen 4:4 | van hun vet. En de HEERE zag Habel en zijn offer aan; ~ 10 Gen 4:5 | Maar Kain en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak 11 Gen 6:5 | 5 En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen 12 Gen 6:12 | 12 Toen zag God de aarde, en ziet, zij 13 Gen 8:13 | het deksel der ark af, en zag toe, en ziet, de aardbodem 14 Gen 9:22 | En Cham, Kanaans vader, zag zijns vaders naaktheid, 15 Gen 13:10 | hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, 16 Gen 15:4 | zij ontving. Als zij nu zag, dat zij ontvangen had, 17 Gen 17:2 | hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie 18 Gen 17:2 | tegenover hem; als hij hen zag, zo liep hij hun tegemoet 19 Gen 18:1 | te Sodom; en als Lot hen zag, stond hij op hun tegemoet, 20 Gen 18:26 | 26 En zijn huisvrouw zag om van achter hem; en zij 21 Gen 18:28 | 28 En hij zag naar Sodom en Gomorra toe, 22 Gen 18:28 | land van die vlakte; en hij zag, en ziet, er ging een rook 23 Gen 20:9 | 9 En Sara zag den zoon van Hagar, de Egyptische, 24 Gen 20:19 | ogen, dat zij een waterput zag; en zij ging, en vulde de 25 Gen 21:4 | Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre. ~ 26 Gen 21:13 | Abraham zijn ogen op, en zag om, en ziet, achter was 27 Gen 23:63 | hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de kemelen 28 Gen 23:64 | ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij viel van den 29 Gen 24:8 | venster uitkeek, en hij zag, dat, ziet, Izak was jokkende 30 Gen 26:6 | 6 Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, 31 Gen 26:8 | 8 En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan 32 Gen 27:2 | 2 En hij zag toe, en ziet, er was een 33 Gen 27:10 | geschiedde, als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijner 34 Gen 27:31 | 31 Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat was, opende 35 Gen 27:36 | 1 Als nu Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, 36 Gen 27:44 | 9 Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, 37 Gen 28:2 | 2 Jakob zag ook het aangezicht van Laban 38 Gen 28:10 | mijn ogen ophief, en ik zag in den droom; en ziet, de 39 Gen 29:2 | Jakob zeide, met dat hij hen zag: Dit is een heirleger Gods! 40 Gen 29:25 | 25 En toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, 41 Gen 30:1 | Jakob hief zijn ogen op en zag; en ziet, Ezau kwam, en 42 Gen 30:5 | hief hij zijn ogen op, en zag die vrouwen en die kinderen, 43 Gen 31:2 | den Heviet, den landvorst, zag haar, en hij nam ze, en 44 Gen 35:2 | 2 En Juda zag aldaar de dochter van een 45 Gen 35:14 | naar Timna is; want zij zag, dat Sela groot geworden 46 Gen 35:15 | 15 Als Juda haar zag, zo hield hij haar voor 47 Gen 36:3 | 3 Als nu zijn heer zag, dat de HEERE met hem was, 48 Gen 36:13 | het geschiedde, als zij zag, dat hij zijn kleed in haar 49 Gen 36:23 | overste van het gevangenhuis zag gans op geen ding, dat in 50 Gen 36:29 | morgens tot hen, en hij zag hen aan, en ziet, zij waren 51 Gen 36:39 | Toen de overste der bakkers zag, dat hij een goede uitlegging 52 Gen 37:22 | 22 Daarna zag ik in mijn droom, en zie 53 Gen 38:1 | 1 Toen Jakob zag, dat er koren in Egypte 54 Gen 38:7 | Als Jozef zijn broederen zag, zo kende hij hen; maar 55 Gen 38:27 | geven in de herberg, zo zag hij zijn geld; want ziet, 56 Gen 39:16 | Als Jozef Benjamin met hen zag, zo zeide hij tot dengene, 57 Gen 39:29 | hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn broeder, 58 Gen 41:27 | had, en dat hij de wagenen zag, die Jozef gezonden had 59 Gen 44:8 | 8 En Israel zag de zonen van Jozef, en zeide: 60 Gen 44:17 | 17 Toen Jozef zag, dat zijn vader zijn rechterhand 61 Gen 45:15 | 15 Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het 62 Gen 46:23 | 23 En Jozef zag van Efraim kinderen, van 63 Exo 2:2 | baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij schoon was, zo 64 Exo 2:5 | het midden van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd 65 Exo 2:6 | Toen zij het open deed, zo zag zij dat knechtje; en ziet, 66 Exo 2:11 | bezag hun lasten; en hij zag, dat een Egyptisch man een 67 Exo 2:12 | 12 En hij zag herwaarts en gindswaarts; 68 Exo 2:12 | gindswaarts; en toen hij zag, dat er niemand was, zo 69 Exo 2:25 | 25 En God zag de kinderen Israels aan, 70 Exo 3:2 | van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos brandde 71 Exo 3:4 | 4 Toen de HEERE zag, dat hij zich daarheen wendde, 72 Exo 4:31 | dat Hij hun verdrukking zag, en zij neigden hun hoofden, 73 Exo 8:15 | 15 Toen nu Farao zag, dat er verademing was, 74 Exo 9:34 | 34 Toen Farao zag, dat de regen en hagel, 75 Exo 14:24 | kolom des vuurs en der wolk, zag op het leger der Egyptenaren; 76 Exo 14:30 | der Egyptenaren; en Israel zag de Egyptenaren dood aan 77 Exo 14:31 | 31 Ook zag Israel de grote hand, die 78 Exo 18:14 | schoonvader van Mozes alles zag, wat hij het volk deed, 79 Exo 20:18 | 18 En al het volk zag de donderen, en de bliksemen, 80 Exo 20:18 | berg; toen het volk zulks zag, weken zij af, en stonden 81 Exo 32:1 | 1 Toen het volk zag, dat Mozes vertoog van den 82 Exo 32:5 | 5 Als Aaron dat zag, zo bouwde hij een altaar 83 Exo 32:19 | en het kalf, en de reien zag, dat de toorn van Mozes 84 Exo 32:25 | 25 Als Mozes zag, dat het volk ontbloot was, ( 85 Exo 33:1 | 1 Toen het volk zag, dat Mozes vertoog van den 86 Exo 33:5 | 5 Als Aaron dat zag, zo bouwde hij een altaar 87 Exo 33:19 | en het kalf, en de reien zag, dat de toorn van Mozes 88 Exo 33:25 | 25 Als Mozes zag, dat het volk ontbloot was, ( 89 Exo 34:10 | Als het volk de wolkkolom zag staan in de deur der tent, 90 Lev 9:24 | Als het ganse volk dit zag, zo juichten zij, en vielen 91 Num 12:10 | als de sneeuw. En Aaron zag Mirjam aan, en ziet, zij 92 Num 20:29 | Toen de ganse vergadering zag, dat Aaron overleden was, 93 Num 21:9 | een slang iemand beet, zo zag hij de koperen slang aan, 94 Num 22:2 | Balak, de zoon van Zippor, zag al wat Israel aan de Amorieten 95 Num 22:23 | 23 De ezelin nu zag den Engel des HEEREN staande 96 Num 22:25 | ezelin den Engel des HEEREN zag, zo klemde hij zichzelve 97 Num 22:27 | ezelin den Engel des HEEREN zag, zo legde zij zich neder 98 Num 22:31 | hij den Engel des HEEREN zag, staande in den weg, en 99 Num 22:41 | van Baal, dat hij van daar zag het uiterste des volks. 100 Num 24:1 | 1 Toen Bileam zag, dat het goed was in de 101 Num 24:2 | zijn ogen ophief, en Israel zag, wonende naar zijn stammen, 102 Num 24:20 | Toen hij de Amalekieten zag, zo hief hij zijn spreuk 103 Num 24:21 | 21 Toen hij de Kenieten zag, zo hief hij zijn spreuk 104 Num 25:7 | Aaron, den priester, dat zag, zo stond hij op uit het 105 Deu 9:16 | 16 En ik zag toe, en ziet, gij hadt tegen 106 Deu 26:7 | HEERE verhoorde onze stem en zag onze ellende aan, en onzen 107 Deu 32:19 | 19 Als het de HEERE zag, zo versmaadde Hij hen, 108 Joz 5:13 | hij zijn ogen ophief, en zag toe, en ziet, er stond een 109 Joz 7:21 | 21 Want ik zag onder den roof een schoon 110 Joz 8:14 | toen de koning van Ai dat zag, zo haastten zij en maakten 111 Ric 5:22 | 22 Toen zag Gideon, dat het een Engel 112 Ric 8:36 | 36 Als Gaal dat volk zag, zo zeide hij tot Zebul: 113 Ric 8:43 | lagen in het veld; en hij zag toe, en ziet, het volk trok 114 Ric 10:35 | geschiedde, als hij haar zag, zo verscheurde hij zijn 115 Ric 11:3 | 3 Als ik nu zag, dat gij niet verlostet, 116 Ric 15:1 | ging heen naar Gaza; en hij zag aldaar een vrouw, die een 117 Ric 15:18 | 18 Als nu Delila zag, dat hij haar zijn ganse 118 Ric 15:24 | Desgelijks als hem het volk zag, loofden zij hun god, want 119 Ric 18:3 | vader van de jonge vrouw hem zag, werd hij vrolijk over zijn 120 Ric 18:17 | nu zijn ogen ophief, zo zag hij die reizenden man op 121 Ric 18:30 | geschiedde, dat al wie het zag, zeide: Zulks is niet geschied 122 Rut 1:18 | 18 Als zij nu zag, dat zij vastelijk voorgenomen 123 Rut 2:18 | stad; en haar schoonmoeder zag, wat zij opgelezen had; 124 1Sa 10:11 | van te voren gekend had, zag, dat hij, ziet, profeteerde 125 1Sa 13:11 | Saul nu zeide: Omdat ik zag, dat zich het volk van mij 126 1Sa 14:52 | kloeke mannen, die Saul zag, die vergaderde hij tot 127 1Sa 15:35 | 35 En Samuel zag Saul niet meer tot den dag 128 1Sa 16:6 | geschiedde, toen zij inkwamen, zo zag hij Eliab aan, en dacht: 129 1Sa 17:42 | Filistijn opzag, en David zag, zo verachtte hij hem; want 130 1Sa 17:55 | 55 Toen Saul David zag uitgaan den Filistijn tegemoet, 131 1Sa 18:15 | 15 Toen nu Saul zag, dat hij zich zeer voorzichtiglijk 132 1Sa 18:28 | 28 En Saul zag en merkte, dat de HEERE 133 1Sa 22:9 | Saul stond, en zeide: Ik zag den zoon van Isai, komende 134 1Sa 23:15 | 15 Als David zag, dat Saul uitgetogen was, 135 1Sa 24:9 | Mijn heer koning! Toen zag Saul achter zich om, en 136 1Sa 25:23 | 23 Toen nu Abigail David zag, zo haastte zij zich, en 137 1Sa 26:3 | bleef in de woestijn, en zag, dat Saul achter hem kwam 138 1Sa 26:12 | er was niemand, die het zag, en niemand, die het merkte, 139 1Sa 28:5 | het leger der Filistijnen zag, zo vreesde hij, en zijn 140 1Sa 28:12 | Toen nu de vrouw Samuel zag, zo riep zij met luider 141 1Sa 28:21 | vrouw nu kwam tot Saul, en zag, dat hij zeer verbaasd was; 142 1Sa 31:5 | 5 Toen zijn wapendrager zag, dat Saul dood was, zo viel 143 2Sa 1:7 | 7 Zo zag hij achter zich om, en zag 144 2Sa 1:7 | zag hij achter zich om, en zag mij, en hij riep mij, en 145 2Sa 2:20 | 20 Toen zag Abner achter zich om, en 146 2Sa 6:16 | zij nu den koning David zag, springende en huppelende 147 2Sa 10:9 | 9 Als nu Joab zag, dat de spits der slagorde 148 2Sa 11:2 | van het koningshuis, en zag van het dak een vrouw, zich 149 2Sa 12:19 | 19 Maar David zag, dat zijn knechten mompelden; 150 2Sa 13:34 | hield, hief zijn ogen op, en zag toe, en ziet, er kwam veel 151 2Sa 14:24 | Absalom in zijn huis, en zag des konings aangezicht niet. ~ 152 2Sa 14:28 | konings aangezicht niet zag. ~ 153 2Sa 17:18 | 18 Een jongen dan nog zag hen, en zeide het Absalom 154 2Sa 17:23 | 23 Als nu Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan 155 2Sa 18:10 | 10 Als dat een man zag, zo gaf hij het Joab te 156 2Sa 18:24 | en hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er liep een man 157 2Sa 18:26 | 26 Toen zag de wachter een anderen man 158 2Sa 18:29 | Absalom? En Ahimaaz zeide: Ik zag een groot rumoer, als Joab, 159 2Sa 20:12 | op de straat. Als die man zag, dat al het volk staan bleef, 160 2Sa 20:12 | kleed op hem, dewijl hij zag, dat al wie bij hem kwam, 161 2Sa 24:17 | David, als hij den engel zag, die het volk sloeg, sprak 162 2Sa 24:20 | 20 En Arauna zag toe, en zag den koning en 163 2Sa 24:20 | 20 En Arauna zag toe, en zag den koning en zijn knechten 164 1Kon 10:4 | nu de koningin van Scheba zag al de wijsheid van Salomo, 165 1Kon 11:28| Toen Salomo dezen jongeling zag, dat hij arbeidzaam was, 166 1Kon 12:16| 16 Toen gans Israel zag, dat de koning naar hen 167 1Kon 16:18| het geschiedde, als Zimri zag, dat de stad ingenomen was, 168 1Kon 18:17| geschiedde, als Achab Elia zag, dat Achab tot hem zeide: 169 1Kon 18:39| Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, 170 1Kon 18:43| zee. Toen ging hij op, en zag uit, en zeide: Er is niets. 171 1Kon 19:3 | 3 Toen hij dat zag, maakte hij zich op, en 172 1Kon 19:6 | 6 En hij zag om, en ziet, aan zijn hoofdeinde 173 1Kon 22:17| 17 En hij zeide: Ik zag het ganse Israel verstrooid 174 1Kon 22:19| het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende op Zijn 175 2Kon 2:12| 12 En Elisa zag het, en hij riep: Mijn vader, 176 2Kon 2:12| en zijn ruiteren! En hij zag hem niet meer; en hij vatte 177 2Kon 2:24| keerde zich achterom, en hij zag ze, en vloekte hen, in den 178 2Kon 3:26| de koning der Moabieten zag, dat hem de strijd te sterk 179 2Kon 4:25| Gods haar van tegenover zag, dat hij tot Gehazi, zijn 180 2Kon 5:21| achterna. En toen Naaman zag, dat hij hem naliep, viel 181 2Kon 6:17| van den jongen, dat hij zag; en ziet, de berg was vol 182 2Kon 6:21| zeide tot Elisa, als hij hen zag: Zal ik hen slaan? Zal ik 183 2Kon 6:30| muur voortging; en het volk zag, dat, ziet, een zak van 184 2Kon 9:17| den toren te Jizreel, en zag den hoop van Jehu, als hij 185 2Kon 9:22| geschiedde nu, als Joram Jehu zag, dat hij zeide: Is het ook 186 2Kon 9:27| de koning van Juda, dat zag, zo vlood hij door den weg 187 2Kon 11:1 | Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, 188 2Kon 11:14| 14 En zij zag toe, en ziet, de koning 189 2Kon 14:4 | verhoorde hem; want Hij zag de verdrukking van Israel, 190 2Kon 15:26| 26 Want de HEERE zag, dat de ellende van Israel 191 2Kon 17:12| van Damaskus gekomen was, zag de koning het altaar; en 192 2Kon 18:12| van Damaskus gekomen was, zag de koning het altaar; en 193 2Kon 25:16| als Josia zich omkeerde, zag hij de graven, die daar 194 1Kro 10:5 | 5 Toen zijn wapendrager zag, dat Saul dood was, zo viel 195 1Kro 15:29| keek, en den koning David zag, springende en spelende; 196 1Kro 20:10| 10 Toen Joab zag, dat de spits der slagorde 197 1Kro 22:15| en als hij haar verdierf, zag het de HEERE, en het berouwde 198 1Kro 22:16| David zijn ogen ophief, zo zag hij den engel des HEEREN, 199 1Kro 22:20| Toen zich Ornan wendde, zo zag hij den engel; en zijn vier 200 1Kro 22:21| kwam tot Ornan; en Ornan zag toe, en zag David; zo ging 201 1Kro 22:21| Ornan; en Ornan zag toe, en zag David; zo ging hij uit den 202 1Kro 22:28| zelfder tijd, toen David zag, dat de HEERE hem geantwoord 203 2Kro 10:3 | nu de koningin van Scheba zag de wijsheid van Salomo, 204 2Kro 11:16| Toen het ganse volk Israel zag, dat de koning naar hen 205 2Kro 13:7 | 7 Als nu de HEERE zag, dat zij zich verootmoedigden, 206 2Kro 19:16| 16 En hij zeide: Ik zag het ganse Israel verstrooid 207 2Kro 19:18| het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende op Zijn 208 2Kro 23:10| Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, 209 2Kro 23:26| 13 En zij zag toe; en ziet, de koning 210 2Kro 26:20| 20 Alstoen zag de hoofdpriester Azaria 211 Neh 4:14 | 14 En ik zag toe, en maakte mij op, en 212 Neh 13:15 | 15 In dezelfde dagen zag ik in Juda, die persen traden 213 Neh 13:23 | 23 Ook zag ik in die dagen Joden, die 214 Est 16:5 | 5 Toen Haman zag, dat Mordechai zich niet 215 Est 17:5 | 5 Toen Haman zag, dat Mordechai zich niet 216 Est 28:2 | maar toen Haman Mordechai zag in de poort des konings, 217 Est 39 | verzoek te doen; want hij zag, dat het kwaad van de koning 218 Job 20:9 | 9 Het oog, dat hem zag, zal het niet meer doen; 219 Job 28:27 | 27 Toen zag Hij haar, en vertelde ze; 220 Job 29:11 | gelukzalig; als mij een oog zag, zo getuigde het van mij. ~ 221 Job 31:21 | ik in de poort mijn hulp zag; ~ 222 Job 32:5 | 5 Als dan Elihu zag, dat er geen antwoord was 223 Job 41:16 | en veertig jaren, dat hij zag zijn kinderen, en de kinderen 224 Psa 106:44 | 44 Nochtans zag Hij hun benauwdheid aan, 225 Psa 114:3 | 3De zee zag het, en vlood; de Jordaan 226 Psa 142:5 | 5Ik zag uit ter rechterhand, en 227 Spre 7:7 | 7      En ik zag onder de slechten; ik merkte 228 Spre 24:32| nam ik het ter harte; ik zag het, en nam onderwijzing 229 Pred 1:14| 14      Ik zag al de werken aan, die onder 230 Pred 2:13| 13      Toen zag ik, dat de wijsheid uitnemendheid 231 Pred 4:1 | Daarna wende ik mij, en zag aan al de onderdrukkingen, 232 Pred 4:4 | 4      Verder zag ik al den arbeid en alle 233 Pred 4:7 | wendde mij wederom, en ik zag een ijdelheid onder de zon; ~ 234 Pred 4:15| 15      Ik zag al de levenden wandelen 235 Pred 5:12| krankheid aanbrengt, hetwelk ik zag onder de zon: rijkdom van 236 Pred 6:6 | jaren, en het goede niet zag; gaan zij niet allen naar 237 Pred 8:17| 17      Toen zag ik alle werk Gods, dat de 238 Pred 9:11| 11      Ik keerde mij, en zag onder de zon, dat de loop 239 Jes 1:1 | zoon van Amoz, hetwelk hij zag over Juda en Jeruzalem, 240 Jes 6:1 | koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende op 241 Jes 21:7 | 7      En hij zag een wagen, een paar ruiters, 242 Jes 41:28 | 28      Want Ik zag toe, maar er was niemand, 243 Jes 60:15 | tot een roof; en de HEERE zag het, en het was kwaad in 244 Jes 60:16 | 16      Dewijl Hij zag, dat er niemand was, zo 245 Jes 64:5 | 5      En Ik zag toe, en er was niemand die 246 Jer 3:7 | bekeerde zich niet. Dit zag de trouweloze, haar zuster 247 Jer 3:8 | 8      En Ik zag, als Ik ter oorzake van 248 Jer 4:23 | 23      Ik zag het land aan, en ziet, het 249 Jer 4:24 | 24      Ik zag de bergen aan, en ziet, 250 Jer 4:25 | 25      Ik zag, en ziet, er was geen mens; 251 Jer 4:26 | 26      Ik zag, en ziet, het vruchtbare 252 Jer 31:26 | Hierop ontwaakte ik, en zag toe, en mijn slaap was mij 253 Jer 41:13 | met Ismael was, Johanan zag, den zoon van Kareah, en 254 Eze 1:1 | geopend, en ik gezichten Gods zag. 255 Eze 1:4 | 4      Toen zag ik, en ziet, een stormwind 256 Eze 1:15 | 15      Als ik die dieren zag, ziet, zo was er een rad 257 Eze 1:27 | 27      En ik zag als de verf van Hasmal, 258 Eze 1:27 | lenden en nederwaarts,      zag ik als de gedaante van vuur, 259 Eze 1:28 | des HEEREN; en als ik het zag, viel ik op mijn aangezicht, 260 Eze 2:9 | 9      Toen zag ik, en ziet, er was een 261 Eze 8:2 | 2      Toen zag ik, en ziet, een gelijkenis, 262 Eze 8:7 | deur van het voorhof. Toen zag ik, en ziet, er was een 263 Eze 8:10 | Zo ging ik in, en ik zag, en ziet, er was alle beeltenis 264 Eze 10:1 | 1      Daarna zag ik, en ziet, boven het uitspansel, 265 Eze 10:9 | 9      Toen zag ik, en ziet, vier raderen 266 Eze 10:11 | plaats, waarheen het hoofd zag, die volgden zij na; zij 267 Eze 10:20 | Dit is het dier, dat ik zag onder den Gods Israels bij 268 Eze 11:1 | het midden van hen zag ik Jaazanja, den zoon van 269 Eze 16:6 | Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in 270 Eze 16:8 | Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was 271 Eze 23:11 | haar zuster, Oholiba, dit zag, zo verdierf zij haar minne 272 Eze 23:13 | 13      Toen zag Ik, dat zij verontreinigd 273 Eze 23:14 | geschilderde mannen aan den wand zag, de beelden der Chaldeen, 274 Eze 37:8 | 8      En ik zag, en ziet, en er werden zenuwen 275 Eze 40:6 | hij tot de poort, welke zag den weg naar het oosten, 276 Eze 40:20 | den weg naar het noorden zag, aan het buitenste voorhof, 277 Eze 40:22 | den weg naar het oosten zag; en men ging daarin op met 278 Eze 41:8 | 8      En ik zag de hoogte des huizes rondom 279 Eze 42:15 | den weg naar het oosten zag, en hij mat ze rondom henen. ~ 280 Eze 43:1 | den weg naar het oosten zag. ~ 281 Eze 43:3 | van het gezicht, dat ik zag, gelijk het gezicht, dat 282 Eze 43:4 | den weg naar het oosten zag. ~ 283 Eze 44:1 | heiligdom, die naar het oosten zag; en die was toegesloten. ~ 284 Eze 44:4 | voor aan het huis; en ik zag, en ziet, de heerlijkheid 285 Dan 1:15 | einde nu der tien dagen, zag men dat hun gedaanten schoner 286 Dan 4:5 | 5      Zag een droom, die mij vervaarde, 287 Dan 4:10 | mijn leger waren deze: Ik zag, en ziet, er was een boom 288 Dan 4:13 | 13      Ik zag verder in de gezichten mijns 289 Dan 5:5 | koninklijk paleis, en de koning zag het      deel der hand, 290 Dan 7:1 | Belsazar, den koning van Babel, zag Daniel een droom, en gezichten 291 Dan 7:2 | antwoordde en zeide: Ik zag in mijn gezicht bij nacht, 292 Dan 7:4 | had arendsvleugelen; ik zag toe, totdat zijn vleugelen 293 Dan 7:6 | 6      Daarna zag ik, en ziet, er was een 294 Dan 7:7 | 7      Daarna zag ik in de nachtgezichten, 295 Dan 7:9 | 9      Dit zag ik, totdat er tronen gezet 296 Dan 7:11 | 11      Toen zag ik toe vanwege de stem der 297 Dan 7:11 | welke die hoorn sprak; ik zag toe, totdat het dier gedood, 298 Dan 7:13 | 13      Verder zag ik in de nachtgezichten, 299 Dan 8:2 | 2      En ik zag een gezicht, (het geschiedde 300 Dan 8:2 | geschiedde nu, toen ik het zag, dat ik in den burg Susan 301 Dan 8:2 | het landschap Elam is) ik zag dan in een gezicht, dat 302 Dan 8:3 | hief mijn ogen op, en ik zag, en ziet, een ram stond 303 Dan 8:4 | 4      Ik zag, dat de ram met de hoornen 304 Dan 8:7 | 7      En ik zag hem, nakende aan den ram, 305 Dan 8:15 | geschiedde, toen ik dat gezicht zag, ik Daniel, zo zocht ik 306 Dan 10:5 | ik hief mijn ogen op, en zag, en ziet, er was een Man 307 Dan 10:7 | En ik, Daniel, alleen zag dat gezicht, maar de mannen, 308 Dan 10:8 | werd alleen overgelaten, en zag dit grote gezicht, en er 309 Dan 12:5 | 5      En ik, Daniel, zag, en ziet, er stonden twee 310 Hos 5:13 | Als Efraim zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel, zo 311 Hos 9:10 | druiven in de woestijn, Ik zag uw vaderen als de eerste 312 Amos 9:1 | 1      Ik zag den Heere staan op het altaar, 313 Jona 3:10| 10      En God zag hun werken, dat zij zich 314 Jona 4:5 | in de schaduw, totdat hij zag, wat van de stad zou      315 Zac 1:8 | 8      Ik zag des nachts, en ziet, een 316 Zac 1:18 | ik hief mijn ogen op, en zag; en ziet, er waren vier 317 Zac 2:1 | hief ik mijn ogen op, en ik zag; en ziet, er was een man, 318 Zac 5:1 | mijn ogen weder op, en ik zag; en ziet, een vliegende 319 Zac 5:9 | hief mijn ogen op, en ik zag; en ziet, twee vrouwen kwamen 320 Zac 6:1 | mijn ogen weder op, en ik zag; en ziet, vier wangens gingen 321 Matt 2:16| 16 Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen 322 Matt 2:39| werden Hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen, 323 Matt 4:18| aan de zee van Galilea, zag twee broeders, namelijk 324 Matt 4:21| daar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, namelijk 325 Matt 8:14| in het huis van Petrus, zag zijn vrouws moeder te bed 326 Matt 9:9 | Jezus, van daar voortgaande, zag een mens in het tolhuis 327 Matt 9:23| huis des oversten kwam, en zag de pijpers en de woelende 328 Matt 12:22| en stomme beide sprak en zag. ~ 329 Matt 14:14| 14 En Jezus uitgaande, zag een grote schare, en werd 330 Matt 20:3 | zijnde omtrent de derde ure, zag hij anderen, ledig staande 331 Matt 22:11| aanzittende gasten te overzien, zag hij aldaar een mens, niet 332 Matt 26:71| naar de voorpoort uitging, zag hem een andere dienstmaagd, 333 Matt 27:24| 24 Als nu Pilatus zag, dat hij niet vorderde, 334 Mark 1:10| Hij uit het water opklom, zag Hij de hemelen opengaan, 335 Mark 1:16| wandelende bij de Galilese zee, zag Hij Simon en Andreas, zijn 336 Mark 1:19| weinig voortgegaan zijnde, zag Hij Jakobus, den zoon van 337 Mark 2:14| 14 En voorbijgaande zag Hij Levi, den zoon van Alfeus, 338 Mark 5:6 | Als hij nu Jezus van verre zag, liep hij toe, en aanbad 339 Mark 5:32| 32 En Hij zag rondom om haar te zien, 340 Mark 5:38| oversten der synagoge; en zag de beroerte en degenen, 341 Mark 6:34| 34 En Jezus, uitgaande, zag een grote schare, en werd 342 Mark 6:41| twee vissen genomen had, zag Hij op naar den hemel, zegende 343 Mark 6:48| 48 En Hij zag, dat zij zich zeer pijnigden, 344 Mark 8:23| vraagde hem, of hij iets zag. ~ 345 Mark 8:25| En hij werd hersteld, en zag hen allen ver en klaar. ~ 346 Mark 9:14| discipelen gekomen was, zag Hij een grote schare rondom 347 Mark 9:20| tot Hem; en als hij Hem zag, scheurde hem terstond de 348 Mark 12:41| tegenover de schatkist, zag, hoe de schare geld wierp 349 Mark 14:67| ziende Petrus zich warmende, zag zij hem aan, en zeide: Ook 350 Luk 1:29 | 29 En als zij hem zag, werd zij zeer ontroerd 351 Luk 5:2 | 2 En Hij zag twee schepen aan den oever 352 Luk 5:27 | na dezen ging Hij uit, en zag een tollenaar, met name 353 Luk 9:16 | vissen genomen hebbende, zag op naar den hemel, en zegende 354 Luk 10:18 | En Hij zeide tot hen: Ik zag den satan, als een bliksem, 355 Luk 10:32 | die plaats, kwam hij, en zag hem, en ging tegenover hem 356 Luk 15:20 | hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader, en werd 357 Luk 16:23 | ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en 358 Luk 17:14 | 14 En als Hij hen zag, zeide Hij tot hen: Gaat 359 Luk 19:5 | plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot hem: 360 Luk 19:41 | Hij nabij kwam, en de stad zag, weende Hij over haar, ~ 361 Luk 20:17 | 17 Maar Hij zag hen aan, en zeide: Wat is 362 Luk 21:1 | 1 En opziende, zag Hij de rijken hun gaven 363 Luk 21:2 | 2 En Hij zag ook een zekere arme weduwe 364 Luk 22:61 | de Heere, Zich omkerende, zag Petrus aan; en Petrus werd 365 Luk 23:8 | 8 En als Herodes Jezus zag, werd hij zeer verblijd; 366 Luk 23:35 | 35 En het volk stond en zag het aan. En ook de oversten 367 Luk 23:47 | de hoofdman over honderd zag, wat er geschied was, verheerlijkte 368 Luk 24:12 | graf, en nederbukkende, zag hij de linnen doeken, liggende 369 Joha 1:29| 29 Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich 370 Joha 1:48| 48 Jezus zag Nathanael tot Zich komen, 371 Joha 1:49| onder den vijgeboom waart, zag Ik u. ~ 372 Joha 1:51| Omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgeboom, zo 373 Joha 6:24| 24 Toen dan de schare zag, dat Jezus aldaar niet was, 374 Joha 9:1 | 1 En voorbijgaande, zag Hij een mens, blind van 375 Joha 11:32| waar Jezus was, en Hem zag, viel aan Zijn voeten, zeggende 376 Joha 11:33| Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, die 377 Joha 12:41| toen hij Zijn heerlijkheid zag, en van Hem sprak. ~ 378 Joha 20:1 | duister was, naar het graf; en zag den steen van het graf weggenomen. ~ 379 Joha 20:5 | 5 En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans 380 Joha 20:6 | en ging in het graf, en zag de doeken liggen. ~ 381 Joha 20:7 | Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, 382 Joha 20:8 | het graf gekomen was, en zag het, en geloofde. ~ 383 Joha 20:12| 12 En zag twee engelen in witte klederen 384 Joha 20:14| zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist 385 Joha 21:20| Petrus, zich omkerende, zag den discipel volgen, welken 386 Joha 21:21| 21 Als Petrus dezen zag, zeide hij tot Jezus: Heere, 387 Hand 2:25| Want David zegt van Hem: Ik zag den Heere allen tijd voor 388 Hand 3:9 | 9 En al het volk zag hem wandelen en God loven. ~ 389 Hand 5:3 | 3 Deze zag in een gezicht klaarlijk, 390 Hand 5:11| 11 En hij zag den hemel geopend, en een 391 Hand 6:5 | stad Joppe, biddende en zag in een vertrekking van zinnen 392 Hand 6:6 | hield, zo merkte ik, en zag de viervoetige dieren der 393 Hand 6:33| 3 En toen hij zag, dat het den Joden behagelijk 394 Hand 6:39| meende, dat hij een gezicht zag. ~ 395 Hand 7:12| 12 Als de stadhouder zag, hetgeen geschied was, toen 396 Hand 16:11| heerlijkheid deszelven lichts niet zag, zo werd ik bij de hand 397 Hand 16:18| 18 En dat ik Hem zag, en Hij tot mij zeide: Spoed 398 Hand 20:13| 13 Zag ik, o koning, in het midden 399 Gal 1:19 | 19 En zag geen ander van de apostelen, 400 Gal 2:14 | 14 Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden 401 Heb 11:26 | schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons. ~ 402 Open 1:12| mij omgekeerd hebbende, zag ik zeven gouden kandelaren; ~ 403 Open 1:17| 17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn 404 Open 4:1 | 1 Na dezen zag ik, en ziet, een deur was 405 Open 4:4 | tronen; en op de tronen zag ik de vier en twintig ouderlingen 406 Open 5:1 | 1 En ik zag in de rechter hand Desgenen, 407 Open 5:2 | 2 En ik zag een sterken engel, uitroepende 408 Open 5:6 | 6 En ik zag, en ziet, in het midden 409 Open 5:11| 11 En ik zag, en ik hoorde een stem veler 410 Open 6:1 | 1 En ik zag, toen het Lam een van de 411 Open 6:2 | 2 En ik zag, en ziet, een wit paard, 412 Open 6:5 | zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een zwart paard, 413 Open 6:8 | 8 En ik zag, en ziet, een vaal paard, 414 Open 6:9 | vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen 415 Open 6:12| 12 En ik zag, toen Het het zesde zegel 416 Open 7:1 | 1 En na dezen zag ik vier engelen staan op 417 Open 7:2 | 2 En ik zag een anderen engel opkomen 418 Open 7:9 | 9 Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, 419 Open 8:2 | 2 En ik zag de zeven engelen, die voor 420 Open 8:13| 13 En ik zag, en ik hoorde een engel 421 Open 9:1 | engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den 422 Open 9:17| 17 En ik zag alzo de paarden in dit gezicht, 423 Open 10:1 | 1 En ik zag een anderen sterken engel, 424 Open 10:5 | 5 En de engel, dien ik zag staan op de zee, en op de 425 Open 12:13| 13 En toen de draak zag, dat hij op de aarde geworpen 426 Open 13:1 | 1 En ik zag uit de zee een beest opkomen, 427 Open 13:2 | 2 En het beest dat ik zag, was een pardel gelijk, 428 Open 13:3 | 3 En ik zag een van zijn hoofden als 429 Open 13:11| 11 En ik zag een ander beest uit de aarde 430 Open 14:1 | 1 En ik zag, en ziet, het Lam stond 431 Open 14:6 | 6 En ik zag een anderen engel, vliegende 432 Open 14:14| 14 En ik zag, en ziet, een witte wolk, 433 Open 15:1 | 1En ik zag een ander groot en wonderlijk 434 Open 15:2 | 2En ik zag als een glazen zee, met 435 Open 15:5 | 5En na dezen zag ik, en ziet, de tempel des 436 Open 16:13| 13 En ik zag uit den mond des draaks, 437 Open 17:3 | woestijn, in den geest, en ik zag een vrouw, zittende op een 438 Open 17:6 | 6 En ik zag, dat de vrouw dronken was 439 Open 17:6 | verwonderde mij, als ik haar zag, met grote verwondering. ~ 440 Open 18:1 | 1 En na dezen zag ik een anderen engel afkomen 441 Open 19:11| 11 En ik zag den hemel geopend; en ziet, 442 Open 19:17| 17 En ik zag een engel, staande in de 443 Open 19:19| 19 En ik zag het beest, en de koningen 444 Open 20:1 | 1 En ik zag een engel afkomen uit den 445 Open 20:4 | 4 En ik zag tronen, en zij zaten op 446 Open 20:4 | werd hun gegeven; en ik zag de zielen dergenen, die 447 Open 20:11| 11 En ik zag een groten witten troon, 448 Open 20:12| 12 En ik zag de doden, klein en groot, 449 Open 21:1 | 1 En ik zag een nieuwen hemel en een 450 Open 21:2 | 2 En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe 451 Open 21:22| 22 En ik zag geen tempel in dezelve;


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License