Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
uwervoeten 1
uwes 1
uwgansen 1
uws 443
uz 8
uza 9
uzai 1
Frequency    [«  »]
449 zijns
447 niemand
443 29
443 uws
442 nam
440 steden
439 eten

Bijbel

IntraText - Concordances

uws

    Book Chapter: Verse
1 Gen 3:14 | zult gij eten, al de dagen uws levens. ~ 2 Gen 3:17 | daarvan eten al de dagen uws levens. ~ 3 Gen 3:19 | 19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood 4 Gen 4:11 | mond heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uw hand 5 Gen 12:1 | uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, 6 Gen 18:2 | zult vroeg opstaan, en gaan uws weegs. En zij zeiden: Neen, 7 Gen 18:17 | zo zeide Hij: behoud u om uws levens wil; zie niet achter 8 Gen 19:6 | dat gij dit in oprechtheid uws harten gedaan hebt, en Ik 9 Gen 23:23 | kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats voor ons, 10 Gen 23:51 | zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken 11 Gen 25:44 | totdat de hittige gramschap uws broeders kere; ~ 12 Gen 25:45 | 45 Totdat de toorn uws broeders van u afkere, en 13 Gen 27:49 | tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim. ~ 14 Gen 27:50 | zal hij dezen nacht voor uws zoons Dudaim bij u liggen. ~ 15 Gen 28:5 | haar: Ik zie het aangezicht uws vaders, dat het jegens mij 16 Gen 28:30 | zeer begerig waart naar uws vaders huis; waarom hebt 17 Gen 28:37 | gevonden van al het huisraad uws huizes! Leg het hier voor 18 Gen 34:32 | gevonden; beken toch, of deze uws zoons rok zij, of niet. ~ 19 Gen 35:8 | Juda tot Onan: Ga in tot uws broeders huisvrouw, en trouw 20 Gen 35:8 | huisvrouw, en trouw haar in uws broeders naam, en verwek 21 Gen 35:11 | schoondochter: Blijf weduwe in uws vaders huis, totdat mijn 22 Gen 39:23 | vreest niet! Uw God en de God uws vaders heeft u een schat 23 Gen 40:8 | zouden wij dan uit het huis uws heren zilver of goud stelen? ~ 24 Gen 42:3 | Hij zeide: Ik ben die God, uws vaders God; vrees niet van 25 Gen 43:8 | zijn de dagen der jaren uws levens! ~ 26 Gen 45:4 | niet zijn! want gij hebt uws vaders leger beklommen; 27 Gen 45:8 | vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen. 28 Gen 45:25 | 25 Van uws vaders God, Die u zal helpen, 29 Gen 45:26 | 26 De zegeningen uws vaders gaan te boven de 30 Gen 46:17 | der dienaren van den God uws vaders! En Jozef weende, 31 Exo 3:6 | zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, 32 Exo 5:16 | geslagen, doch de schuld is uws volks! ~ 33 Exo 15:26 | naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, en doen, 34 Exo 20:7 | zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; 35 Exo 20:10 | is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen 36 Exo 20:17 | 17 Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet 37 Exo 20:17 | huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn 38 Exo 20:17 | zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is. ~ 39 Exo 22:26 | 26 Indien gij enigszins uws naasten kleed te pand neemt, 40 Exo 23:5 | 5 Wanneer gij uws haters ezel onder zijn last 41 Exo 23:6 | 6 Gij zult het recht uws armen niet buigen in zijn 42 Exo 23:11 | liggen laten, dat de armen uws volks mogen eten, en het 43 Exo 23:19 | eerstelingen der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis 44 Exo 23:19 | gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het 45 Exo 32:12 | Keer af van de hittigheid Uws toorns, en laat het U over 46 Exo 32:12 | laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~ 47 Exo 33:12 | Keer af van de hittigheid Uws toorns, en laat het U over 48 Exo 33:12 | laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~ 49 Exo 34:47 | het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar. ~ 50 Exo 34:49 | eerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis 51 Exo 34:49 | gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het 52 Lev 2:13 | 13 En alle offerande uws spijsoffers zult gij met 53 Lev 8:33 | vervuld worden de dagen uws vuloffers; want zeven dagen 54 Lev 18:7 | 7 Gij zult de schaamte uws vaders en de schaamte uwer 55 Lev 18:8 | de schaamte der huisvrouw uws vaders niet ontdekken; het 56 Lev 18:8 | ontdekken; het is de schaamte uws vaders. ~ 57 Lev 18:9 | uwer zuster, der dochter uws vaders, of der dochter uwer 58 Lev 18:10 | De schaamte der dochter uws zoons, of der dochter uwer 59 Lev 18:11 | de dochter der huisvrouw uws vaders, die uw vader geboren 60 Lev 18:12 | de schaamte van de zuster uws vaders niet ontdekken; zij 61 Lev 18:12 | vaders niet ontdekken; zij is uws vaders nabestaande. ~ 62 Lev 18:14 | schaamte van den broeder uws vaders niet ontdekken; tot 63 Lev 18:15 | schoondochter niet ontdekken; zij is uws zoons huisvrouw; gij zult 64 Lev 18:16 | de schaamte der huisvrouw uws broeders niet ontdekken; 65 Lev 18:16 | ontdekken; het is de schaamte uws broeders. ~ 66 Lev 18:20 | gij zult niet liggen bij uws naasten huisvrouw ter bezading, 67 Lev 18:21 | te doen gaan; en den Naam uws Gods zult gij niet ontheiligen; 68 Lev 19:9 | 9 Als gij ook den oogst uws lands inoogsten zult, gij 69 Lev 19:9 | zult, gij zult den hoek uws velds niet ganselijk afoogsten, 70 Lev 19:12 | want gij zoudt den Naam uws Gods ontheiligen; Ik ben 71 Lev 19:18 | behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw 72 Lev 19:27 | 27 Gij zult de hoeken uws hoofds niet rond afscheren; 73 Lev 19:27 | ook zult gij de hoeken uws baards niet verderven. ~ 74 Lev 20:19 | moeder, en van de zuster uws vaders niet ontdekken; dewijl 75 Lev 21:8 | heiligen, omdat hij de spijze uws Gods offert; hij zal u heilig 76 Lev 22:45 | dag, dat gij de offerande uws Gods zult gebracht hebben; 77 Lev 22:53 | 22 Als gij nu den oogst uws lands zult inoogsten, gij 78 Lev 22:59 | het aangezicht des HEEREN uws Gods. ~ 79 Lev 22:71 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven dagen vrolijk 80 Lev 24:14 | verkopen, of uit de hand uws naasten kopen zult, dat 81 Num 5:21 | tot een eed, in het midden uws volks, mits dat de HEERE 82 Num 10:9 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en gij zult van uw 83 Num 10:10 | zijn voor het aangezicht uws Gods; Ik ben de HEERE, uw 84 Num 15:20 | 20 De eerstelingen uws deegs, een koek zult gij 85 Num 15:21 | 21 Van de eerstelingen uws deegs zult gij den HEERE 86 Num 18:14 | en uw zonen, en het huis uws vaders met u, zult dragen 87 Num 18:15 | stam van Levi, den stam uws vaders, met u doen naderen, 88 Num 19:1 | en uw zonen, en het huis uws vaders met u, zult dragen 89 Num 19:2 | stam van Levi, den stam uws vaders, met u doen naderen, 90 Deu 1:26 | waart den mond des HEEREN uws Gods, wederspannig. ~ 91 Deu 4:9 | hart wijken, al de dagen uws levens; en gij zult ze aan 92 Deu 4:10 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, aan Horeb stondt, 93 Deu 4:23 | het verbond des HEEREN, uws Gods, hetwelk Hij met u 94 Deu 4:25 | is in de ogen des HEEREN, uws Gods, om Hem tot toorn te 95 Deu 5:11 | zult den Naam des HEEREN, uws Gods, niet ijdellijk gebruiken; 96 Deu 5:14 | is de sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij geen 97 Deu 5:21 | En gij zult niet begeren uws naasten vrouw; en gij zult 98 Deu 5:21 | zult u niet laten gelusten uws naasten huis, zijn akker, 99 Deu 5:21 | zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is. ~ 100 Deu 6:2 | en kindskind, al de dagen uws levens; en opdat uw dagen 101 Deu 6:15 | dat de toorn des HEEREN, uws Gods, tegen u niet ontsteke, 102 Deu 6:17 | zult de geboden des HEEREN, uws Gods, vlijtig houden, mitsgaders 103 Deu 7:13 | Hij zal zegenen de vrucht uws buiks, en de vrucht uws 104 Deu 7:13 | uws buiks, en de vrucht uws lands, uw koren, en uw most, 105 Deu 8:6 | houdt de geboden des HEEREN, uws Gods, om in Zijn wegen te 106 Deu 8:20 | gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zult 107 Deu 9:5 | noch om de oprechtheid uws harten, komt gij er henen 108 Deu 9:23 | gij den mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig, en geloofdet 109 Deu 10:14 | 14 Ziet, des HEEREN, uws Gods, is de hemel, en de 110 Deu 10:16 | Besnijdt dan de voorhuid uws harten, en verhardt uw nek 111 Deu 11:2 | onderwijzing des HEEREN, uws Gods, niet gezien hebben. 112 Deu 11:12 | bezorgt; de ogen des HEEREN, uws Gods, zijn gedurig daarop, 113 Deu 11:14 | 14 Zo zal Ik den regen uws lands geven te Zijner tijd, 114 Deu 11:27 | naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede; ~ 115 Deu 11:28 | naar de geboden des HEEREN, uws Gods, en afwijkt van den 116 Deu 12:7 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, eten en vrolijk zijn, 117 Deu 12:12 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gijlieden, en uw zonen, 118 Deu 12:15 | naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u geeft, 119 Deu 12:18 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, die 120 Deu 12:18 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, over alles, waaraan 121 Deu 12:27 | op het altaar des HEEREN, uws Gods; en het bloed uwer 122 Deu 12:27 | op het altaar des HEEREN, uws Gods, worden uitgegoten; 123 Deu 12:28 | is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~ 124 Deu 13:18 | gij de stem des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam zijn, 125 Deu 13:18 | is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~ 126 Deu 14:1 | zijt kinderen des HEEREN, uws Gods; gij zult uzelven niet 127 Deu 14:22 | vertienen al het inkomen uws zaads, dat elk jaar van 128 Deu 14:23 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ter plaatse, die Hij 129 Deu 14:26 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en weest vrolijk, 130 Deu 15:5 | slechts de stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult gehoorzamen, 131 Deu 15:20 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zult gij ze jaar op 132 Deu 16:3 | Egypteland, al de dagen uws levens. ~ 133 Deu 16:11 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gij, en uw zoon, en 134 Deu 16:16 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, verschijnen, in de 135 Deu 16:17 | naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u gegeven 136 Deu 16:21 | bij het altaar des HEEREN, uws Gods, dat gij u maken zult. ~ 137 Deu 17:2 | is in de ogen des HEEREN, uws Gods, overtredende Zijn 138 Deu 19:3 | weg bereiden, en de pale uws lands, dat u de HEERE, uw 139 Deu 19:14 | 14 Gij zult uws naasten landpale, die de 140 Deu 22:1 | 1 Gij zult uws broeders os of klein vee 141 Deu 22:3 | doen aan al het verlorene uws broeders, dat van hem verloren 142 Deu 22:4 | 4 Gij zult uws broeders ezel of zijn os 143 Deu 22:12 | maken aan de vier hoeken uws opperkleeds, waarmede gij 144 Deu 23:18 | in het huis des HEEREN, uws Gods, brengen, tot enige 145 Deu 23:24 | Wanneer gij gaan zult in uws naasten wijngaard, zo zult 146 Deu 23:25 | Wanneer gij zult gaan in uws naasten staande koren, zo 147 Deu 23:25 | maar de sikkel zult gij aan uws naasten staande koren niet 148 Deu 24:13 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~ 149 Deu 26:4 | voor het altaar des HEEREN, uws Gods, nederzetten. ~ 150 Deu 26:5 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen: 151 Deu 26:10 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en zult u buigen voor 152 Deu 26:10 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods; ~ 153 Deu 26:13 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeggen: Ik heb het 154 Deu 27:6 | gij het altaar des HEEREN, uws Gods, bouwen, en gij zult 155 Deu 27:7 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~ 156 Deu 27:10 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, gehoorzaam zijn, en 157 Deu 28:1 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult gehoorzamen, 158 Deu 28:2 | gij der stem des HEEREN uws Gods, zult gehoorzaam zijn. ~ 159 Deu 28:4 | Gezegend zal zijn de vrucht uws buiks, en de vrucht uws 160 Deu 28:4 | uws buiks, en de vrucht uws lands, en de vrucht uwer 161 Deu 28:9 | gij de geboden des HEEREN, uws Gods, zult houden, en in 162 Deu 28:11 | overvloeien aan goed, in de vrucht uws buiks, en in de vrucht uwer 163 Deu 28:11 | beesten, en in de vrucht uws lands; op het land, dat 164 Deu 28:13 | naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede 165 Deu 28:15 | gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet zult gehoorzaam 166 Deu 28:18 | Vervloekt zal zijn de vrucht uws buiks, en de vrucht uws 167 Deu 28:18 | uws buiks, en de vrucht uws lands, de voortzetting uwer 168 Deu 28:24 | pulver en stof tot regen uws lands geven; van den hemel 169 Deu 28:42 | uw geboomte, en de vrucht uws lands zal het boos gewormte 170 Deu 28:45 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zult 171 Deu 28:51 | uwer beesten, en de vrucht uws lands opeten, totdat gij 172 Deu 28:53 | gij zult eten de vrucht uws buiks, het vlees uwer zonen 173 Deu 28:62 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam geweest 174 Deu 28:67 | ware; vermits den schrik uws harten, waarmede gij zult 175 Deu 29:10 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods: uw hoofden uwer stammen, 176 Deu 29:12 | het verbond des HEEREN, uws Gods, en in Zijn vloek, 177 Deu 30:9 | uwer hand, in de vrucht uws buiks, en in de vrucht uwer 178 Deu 30:9 | beesten, en in de vrucht uws lands, ten goede; want de 179 Deu 30:10 | gij der stemme des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam zijn, 180 Deu 31:11 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, die 181 Deu 31:26 | des verbonds des HEEREN, uws Gods, dat het aldaar zij 182 Joz 1:5 | aangezicht bestaan al de dagen uws levens; gelijk als Ik met 183 Joz 2:18 | en het ganse huisgezin uws vaders. ~ 184 Joz 3:3 | des verbonds des HEEREN, uws Gods, ziet, en de Levietische 185 Joz 3:9 | hoort de woorden des HEEREN, uws Gods. ~ 186 Joz 4:5 | voor de ark des HEEREN, uws Gods, midden in de Jordaan; 187 Joz 9:9 | om den Naam des HEEREN, uws Gods; want wij hebben Zijn 188 Joz 24:16 | het verbond des HEEREN, uws Gods, overtreedt, dat Hij 189 Ric 7:22 | ons, zo gij als uw zoon en uws zoons zoon, dewijl gij ons 190 Ric 13:15 | misschien u, en het huis uws vaders, met vuur verbranden. 191 Ric 18:9 | en maak u morgen vroeg op uws weegs, en ga naar uw tent. ~ 192 Rut 2:11 | gedaan hebt, na de dood uws mans, en hebt uw vader en 193 1Sa 2:27 | geopenbaard aan het huis uws vaders, toen zij in Egypte 194 1Sa 2:28 | dragen; en heb aan het huis uws vaders gegeven al de vuurofferen 195 1Sa 2:30 | klaarlijk gezegd: Uw huis en uws vaders huis zouden voor 196 1Sa 2:31 | afhouwen, en den arm van uws vaders huis, dat er geen 197 1Sa 2:33 | bedroeven; en al de menigte uws huizes zal sterven, mannen 198 1Sa 9:20 | u, en van het ganse huis uws vaders? ~ 199 1Sa 17:28 | vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt 200 1Sa 20:1 | zonde voor het aangezicht uws vaders, dat hij mijn ziel 201 1Sa 22:16 | sterven, gij en het ganse huis uws vaders. ~ 202 1Sa 22:22 | gegeven tegen al de zielen van uws vaders huis. ~ 203 1Sa 24:12 | mijn vader, ja, zie de slip uws mantels in mijn hand; want 204 1Sa 24:12 | hand; want als ik de slip uws mantels afgesneden heb, 205 1Sa 29:10 | vroeg op met de knechten uws heren, die met u gekomen 206 2Sa 7:19 | Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken tot van 207 2Sa 7:21 | 21 Om Uws woords wil, en naar Uw hart 208 2Sa 7:23 | land, voor het aangezicht Uws volks, dat Gij U uit Egypte 209 2Sa 7:27 | Israels! Gij hebt voor het oor Uws knechts geopenbaard, zeggende: 210 2Sa 9:7 | weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jonathans wil; en 211 2Sa 9:9 | ganse huis, heb ik den zoon uws heren gegeven. ~ 212 2Sa 9:10 | inbrengen, opdat de zoon uws heren brood hebbe, dat hij 213 2Sa 9:10 | en Mefiboseth, de zoon uws heren, zal geduriglijk brood 214 2Sa 12:8 | 8 En Ik heb u uws heren huis gegeven, daartoe 215 2Sa 12:8 | heren huis gegeven, daartoe uws heren vrouwen in uw schoot, 216 2Sa 13:35 | konings komen; naar het woord uws knechts, alzo is het geschied. ~ 217 2Sa 14:11 | indien er een van de haren uws zoons op de aarde zal vallen! ~ 218 2Sa 15:34 | konings zijn; ik ben wel uws vaders knecht van te voren 219 2Sa 16:3 | koning: Waar is dan de zoon uws heren? En Ziba zeide tot 220 2Sa 16:19 | als ik voor het aangezicht uws vaders gediend heb, alzo 221 2Sa 16:21 | Ga in tot de bijwijven uws vaders, die hij gelaten 222 2Sa 20:6 | Absalom; neem gij de knechten uws heren, en jaag hem achterna, 223 2Sa 22:36 | Gij mij gegeven het schild Uws heils, en door Uw verootmoedigen 224 2Sa 24:10 | HEERE, neem toch de misdaad Uws knechts weg, want ik heb 225 1Kon 1:33| Neemt met u de knechten uws heren, en doet mijn zoon 226 1Kon 2:3 | waar de wacht des HEEREN, uws Gods, om te wandelen in 227 1Kon 3:12| verstandig hart gegeven, dat uws gelijke voor u niet geweest 228 1Kon 3:12| voor u niet geweest is, en uws gelijke na u niet opstaan 229 1Kon 3:13| beide rijkdom en eer; dat uws gelijke niemand onder de 230 1Kon 8:41| maar uit verren lande om Uws Naams wil komen zal; ~ 231 1Kon 9:5 | 5 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks over Israel 232 1Kon 11:12| zal Ik dat niet doen, om uws vaders Davids wil, van de 233 1Kon 11:12| Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het scheuren. ~ 234 1Kon 12:4 | gemaakt; gij dan nu, maak uws vaders harden dienst, en 235 1Kon 13:6 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ernstelijk, en bid 236 1Kon 18:18| niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat 237 1Kon 18:25| velen; en roept den naam uws gods aan, en legt geen vuur 238 2Kon 3:13| Ga heen tot de profeten uws vaders, en tot de profeten 239 2Kon 10:3 | gerechtigste van de zonen uws heren, zet dien op zijns 240 2Kon 10:3 | en strijdt voor het huis uws heren. ~ 241 2Kon 10:6 | van de mannen, de zonen uws heren, en komt tot mij morgen 242 1Kro 16:35| Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen. ~ 243 1Kro 17:17| daarom hebt Gij van het huis Uws knechts tot van verre heen 244 1Kro 17:19| 19 HEERE, om Uws knechts wil, en naar Uw 245 1Kro 17:21| stoten van het aangezicht Uws volks, hetwelk Gij uit Egypte 246 1Kro 17:25| mijn God, hebt voor het oor Uws knechts geopenbaard, dat 247 1Kro 17:27| beliefd te zegenen het huis Uws knechts, dat het in eeuwigheid 248 1Kro 22:8 | neem toch nu de misdaad Uws knechts weg, want ik heb 249 1Kro 23:11| zult het huis des HEEREN, uws Gods, bouwen, gelijk als 250 1Kro 23:12| onderhouden de wet des HEEREN, uws Gods. ~ 251 1Kro 29:8 | al de geboden des HEEREN, uws Gods; opdat gijlieden dit 252 1Kro 29:9 | zoon Salomo, ken den God uws vaders, en dien Hem met 253 1Kro 30:18| der gedachten van het hart Uws volks, en richt hun hart 254 2Kro 7:19| U dan nog tot het gebed Uws knechts, en tot zijn smeking, 255 2Kro 7:32| maar uit verren lande, om Uws groten Naams, en Uwer sterke 256 2Kro 7:32| en Uwer sterke hand, en Uws uitgestrekten arms wil, 257 2Kro 7:42| God! wend het aangezicht Uws gezalfden niet af; gedenk 258 2Kro 8:18| 18 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks bevestigen, 259 2Kro 11:4 | gemaakt, nu dan, maak gij uws vaders harden dienst, en 260 2Kro 22:13| en ook uw broederen, van uws vaders huis, gedood hebt, 261 2Kro 22:33| en ook uw broederen, van uws vaders huis, gedood hebt, 262 2Kro 24:5 | ganse Israel, om het huis uws Gods te beteren van jaar 263 Ezra 7:14| te Jeruzalem, naar de wet uws Gods, die in uw hand is; ~ 264 Ezra 7:18| doen naar het welgevallen uws Gods. ~ 265 Ezra 7:19| den dienst van het huis uws Gods, weder voor den God 266 Ezra 7:20| node zal zijn voor het huis uws Gods, dat u voorvallen zal 267 Ezra 7:25| Ezra, naar de wijsheid uws Gods, die in uw hand is, 268 Ezra 7:26| 26 En al wie de wet uws Gods en de wet des konings 269 Neh 1:6 | te horen naar het gebed Uws knechts, dat ik heden voor 270 Neh 1:11 | opmerkende zijn op het gebed Uws knechts, en op het gebed 271 Est 16:8 | volken in al de landschappen uws koninkrijks; en hun wetten 272 Est 17:8 | volken in al de landschappen uws koninkrijks; en hun wetten 273 Job 8:2 | dingen spreken, en de redenen uws monds een geweldige wind 274 Job 39:6 | Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen 275 Psa 4:7 | Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE! ~ 276 Psa 18:36 | hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven, en Uw rechterhand 277 Psa 21:10 | een vurige oven ter tijd uws toornigen aangezichts; de 278 Psa 25:11 | 11 Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef 279 Psa 31:4 | mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil. ~ 280 Psa 31:21 | verbergt hen in het verborgene Uws aangezichts voor de hoogmoedigheden 281 Psa 37:9 | dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen 282 Psa 38:4 | Hij u geven de begeerten uws harten. ~ 283 Psa 41:17 | zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: 284 Psa 44:4 | en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een 285 Psa 45:7 | eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter 286 Psa 45:11 | oor; en vergeet uw volk en uws vaders huis. ~ 287 Psa 45:18 | 18 Ik zal Uws Naams doen gedenken van 288 Psa 48:10 | weldadigheid, in het midden Uws tempels. ~ 289 Psa 51:14 | Geef mij weder de vreugde Uws heils; en de vrijmoedige 290 Psa 68:8 | Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij 291 Psa 68:30 | 30 Om Uws tempels wil te Jeruzalem, 292 Psa 69:14 | mij door de getrouwheid Uws heils. ~ 293 Psa 69:25 | gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan. ~ 294 Psa 70:5 | zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: 295 Psa 74:7 | toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. ~ 296 Psa 76:8 | aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af? ~ 297 Psa 77:19 | 19 Het geluid Uws donders was in het ronde; 298 Psa 79:9 | ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en doe 299 Psa 79:9 | verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil. ~ 300 Psa 79:11 | doods, naar de grootheid Uws arms. ~ 301 Psa 80:5 | Gij roken tegen het gebed Uws volks? ~ 302 Psa 80:17 | komen om van het schelden Uws aangezichts. ~ 303 Psa 84:10 | aanschouw het aangezicht Uws gezalfden. ~ 304 Psa 85:3 | 3 De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen; 305 Psa 85:4 | gewend van de hittigheid Uws toorns. ~ 306 Psa 86:4 | 4 Verheug de ziel Uws knechts; want tot U, HEERE! 307 Psa 86:11 | verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams. ~ 308 Psa 89:15 | gericht zijn de vastigheid Uws troons; goedertierenheid 309 Psa 89:16 | zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen. ~ 310 Psa 89:40 | 40 Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan; 311 Psa 89:52 | waarmede zij de voetstappen Uws gezalfden smaden. ~ 312 Psa 90:8 | heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns. ~ 313 Psa 90:11 | 11 Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, 314 Psa 104:7 | haastten zich weg voor de stem Uws donders. ~ 315 Psa 106:5 | verblijde met de blijdschap Uws volks; opdat ik mij beroeme 316 Psa 109:21 | Heere! maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid 317 Psa 119:13 | lippen verteld al de rechten Uws monds. ~ 318 Psa 119:55 | HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, 319 Psa 119:72 | 72  De wet Uws monds is mij beter, dan 320 Psa 119:84 | Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult 321 Psa 119:88 | dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden. ~ 322 Psa 119:160| 160  Het begin Uws woords is waarheid, en in 323 Psa 128:5 | aanschouwen al de dagen uws levens; ~ 324 Psa 132:10 | 10 Weer het aangezicht Uws Gezalfden niet af, om Davids, 325 Psa 132:10 | Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil. ~ 326 Psa 132:11 | zeggende: Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon 327 Psa 138:4 | zullen hebben de redenen Uws monds. ~ 328 Psa 143:11 | HEERE! maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel 329 Psa 145:11 | Zij zullen de heerlijkheid Uws Koninkrijks vermelden, en 330 Spre 1:8 | Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer 331 Spre 3:3 | schrijf zij op de tafel uws harten. 332 Spre 4:21| behoud ze in het midden uws harten. ~ 333 Spre 4:26| 26      Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen 334 Spre 6:2 | verstrikt met de redenen uws monds; gij zijt gevangen 335 Spre 6:2 | gevangen met de redenen uws monds. ~ 336 Spre 6:3 | u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt; ga, 337 Spre 6:20| Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet 338 Spre 7:3 | schrijf ze op de tafels uws harten. ~ 339 Spre 25:17| Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet 340 Spre 27:10| vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize 341 Spre 27:10| vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag 342 Pred 9:9 | gij liefhebt, al de dagen uws ijdelen levens, welke God 343 Pred 11:9 | jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten, en in de aanschouwingen 344 Hoo 4:3 | spraak is liefelijk; de slaap uws hoofds is als een stuk van 345 Hoo 7:5 | als Karmel, en de haarband uws hoofds als purper; de koning 346 Jes 7:17 | en over uw volk, en over uws vaders huis, dagen doen 347 Jes 8:8 | zullen vervullen de breedte uws lands,      o Immanuel! ~ 348 Jes 17:10 | Want gij hebt den God uws heils vergeten, en niet 349 Jes 22:18 | schandvlek van het      huis uws heren! ~ 350 Jes 26:13 | door U alleen gedenken wij Uws Naams. ~ 351 Jes 30:19 | genadig zijn op de stem uws geroeps; zo haast Hij die 352 Jes 51:20 | HEEREN, van de schelding uws      Gods. ~ 353 Jes 54:4 | vergeten, en den      smaad uws weduwschaps zult gij niet 354 Jes 55:5 | tot u lopen, om des HEEREN uws Gods wil, en om des Heiligen 355 Jes 56:5 | tot u lopen, om des HEEREN uws Gods wil, en om des Heiligen 356 Jes 60:21 | van den mond van het zaad uws zaads, zegt de HEERE, van 357 Jes 61:9 | den Naam des HEEREN      uws Gods, en tot den Heilige 358 Jes 63:3 | koninklijke hoed in de hand uws Gods. ~ 359 Jes 64:15 | mogendheden, het gerommel Uws ingewands en Uwer      barmhartigheden? 360 Jes 64:17 | knechten wil, de stammen Uws erfdeels. ~ 361 Jer 2:28 | opstaan, of zij u ten tijde uws kwaads zullen verlossen; 362 Jer 12:6 | Want ook uw broeders en uws vaders huis, ook diezelve 363 Jer 13:27 | hunkeringen, de schandelijkheid uws hoerdoms, op heuvelen, in 364 Jer 14:7 | getuigen, o HEERE! doe het om Uws Naams wil; want onze afkeringen 365 Jer 14:21 | Versmaad ons niet, om Uws Naams wil; werp den troon 366 Jer 18:23 | alzo met hen, ten tijde Uws toorns. ~  ~  ~  ~ ~ 367 Jer 26:13 | gehoorzaamt de stem des HEEREN, uws Gods; zo zal het den HEERE 368 Jer 42:13 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zijt, ~ 369 Jer 42:21 | naar de stem des HEEREN, uws Gods, noch naar al hetgeen, 370 Jer 49:16 | bedrogen, en de trotsheid uws harten, gij, die woont in 371 Klaa 1:43| Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood,      Gij 372 Eze 3:11 | weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en spreek tot hen, 373 Eze 13:17 | aangezicht tegen de dochteren uws volks, dewelke profeteren 374 Eze 16:17 | hebt gij genomen de vaten uws sieraads van Mijn goud en 375 Eze 16:56 | gehoord geweest, ten dage uws groten hoogmoeds, ~ 376 Eze 26:15 | eilanden van het geluid uws vals beven, als de dodelijk 377 Eze 26:18 | eilanden sidderen ten dage uws vals; ja, de eilanden, die 378 Eze 28:9 | enigszins, voor het aangezicht uws doodslagers, zeggen: Ik 379 Eze 28:16 | 16      Door de veelheid uws koophandels hebben zij het 380 Eze 28:18 | ongerechtigheden, door het onrecht uws koophandels, hebt gij uw 381 Eze 32:10 | voor zijn ziel, ten dage uws vals. ~ 382 Eze 33:2 | spreek tot de kinderen uws volks, en zeg tot hen: Wanneer 383 Eze 33:12 | mensenkind! zeg tot de kinderen uws volks: De gerechtigheid 384 Eze 33:17 | Nog zeggen de kinderen uws volks: De weg des Heeren 385 Eze 33:30 | mensenkind! de kinderen uws volks spreken steeds van 386 Eze 37:18 | En wanneer de kinderen uws volks tot u zullen spreken, 387 Dan 2:28 | droom, en de gezichten uws hoofds op uw leger, zijn 388 Dan 2:30 | opdat gij de gedachten uws harten zoudt weten. 389 Dan 5:11 | goden is, want in de dagen uws vaders is bij hem gevonden 390 Dan 9:17 | God! hoor naar het gebed Uws knechts, en naar zijn smekingen; 391 Dan 9:19 | het, vertraag het niet! Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Want 392 Dan 10:12 | verootmoedigen, voor het aangezicht uws Gods,      zijn uw woorden 393 Dan 11:14 | Zuiden; en de scheurmakers uws volks zullen verheven worden, 394 Dan 12:1 | vorst, die voor de kinderen uws volks staat, als het zulk 395 Hos 4:6 | dewijl gij de wet      uws Gods vergeten hebt, zal 396 Joe 1:13 | geweerd van het huis      uws Gods. ~ 397 Joe 1:14 | lands, ten huize des HEEREN, uws Gods, en roept tot den HEERE. ~ 398 Amos 5:26| Kijun, uw beelden, de ster uws gods, dien gij uzelf hadt 399 Oba 1:3 | 3      De trotsheid uws harten heeft u bedrogen; 400 Oba 1:12 | gezien hebben op den dag uws broeders, den dag zijner 401 Mic 5:10 | En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en Ik zal 402 Mic 7:5 | vriend; bewaar de deuren uws monds voor haar, die in 403 Nah 1:14 | zal worden; uit het huis uws gods zal Ik uitroeien de 404 Nah 3:13 | vrouwen worden; de poorten uws lands zullen uw vijanden 405 Zac 6:15 | naar de stem des HEEREN, uws Gods. ~  ~ 406 Zac 9:11 | o Sion! door het bloed uws verbonds, heb Ik uw gebondenen 407 Mal 2:14 | gezellin, en de huisvrouw uws verbonds is. ~ 408 Matt 5:45| gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen 409 Matt 7:3 | splinter, die in het oog uws broeders is, maar den balk, 410 Matt 7:5 | bezien, om den splinter uit uws broeders oog uit te doen. ~ 411 Matt 10:20| spreekt, maar het is de Geest uws Vaders, Die in u spreekt. ~ 412 Matt 17:20| Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar 413 Matt 18:14| 14 Alzo is de wil niet uws Vaders, Die in de hemelen 414 Matt 25:21| zetten; ga in, in de vreugde uws heeren. ~ 415 Matt 25:23| zetten; ga in, in de vreugde uws heeren. ~ 416 Mark 6:18| geoorloofd de huisvrouw uws broeders te hebben. ~ 417 Luk 1:42 | en gezegend is de vrucht uws buiks! ~ 418 Luk 6:41 | gij den splinter, die in uws broeders oog is, en den 419 Luk 6:42 | splinter uit te doen, die in uws broeders oog is. ~ 420 Luk 12:7 | 7 Ja, ook de haren uws hoofds zijn alle geteld. 421 Luk 12:32 | klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden 422 Joha 4:42| Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven 423 Joha 8:41| 41 Gij doet de werken uws vaders. Zij zeiden dan tot 424 Joha 8:44| duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een 425 Hand 17:5 | geschreven: Den overste uws volks zult gij niet vloeken. ~ 426 Rom 6:19 | menselijke wijze, om der zwakheid uws vleses wil; want gelijk 427 Rom 12:2 | veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt 428 1Kor 6:19| van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? ~ 429 2Kor 8:19| Zelven, en de volvaardigheid uws gemoeds; ~ 430 2Kor 9:2 | ik weet de volvaardigheid uws gemoeds, van welke ik roem 431 Efez 1:18| Namelijk verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt 432 Efez 4:23| vernieuwd worden in den geest uws gemoeds, 433 Efez 6:5 | beven, in eenvoudigheid uws harten, gelijk als aan Christus; ~ 434 Fili 2:12| nu in mijn afwezen, werkt uws zelfs zaligheid met vreze 435 Fili 2:17| de offerande en bediening uws geloofs, zo verblijde ik 436 Kol 2:13 | misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt 437 1The 1:3 | ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en den arbeid der 438 File 1:6 | 6 Opdat de gemeenschap uws geloofs krachtig worde in 439 Heb 1:8 | eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte 440 Jako 1:3 | Wetende, dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt. ~ 441 1Pet 1:7 | 7 Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker 442 1Pet 1:9 | 9 Verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid 443 1Pet 1:13| Daarom opschortende de lenden uws verstands, en nuchteren


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License