Book Chapter: Verse
1 Gen 3:14 | zult gij eten, al de dagen uws levens. ~
2 Gen 3:17 | daarvan eten al de dagen uws levens. ~
3 Gen 3:19 | 19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood
4 Gen 4:11 | mond heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uw hand
5 Gen 12:1 | uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land,
6 Gen 18:2 | zult vroeg opstaan, en gaan uws weegs. En zij zeiden: Neen,
7 Gen 18:17 | zo zeide Hij: behoud u om uws levens wil; zie niet achter
8 Gen 19:6 | dat gij dit in oprechtheid uws harten gedaan hebt, en Ik
9 Gen 23:23 | kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats voor ons,
10 Gen 23:51 | zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken
11 Gen 25:44 | totdat de hittige gramschap uws broeders kere; ~
12 Gen 25:45 | 45 Totdat de toorn uws broeders van u afkere, en
13 Gen 27:49 | tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim. ~
14 Gen 27:50 | zal hij dezen nacht voor uws zoons Dudaim bij u liggen. ~
15 Gen 28:5 | haar: Ik zie het aangezicht uws vaders, dat het jegens mij
16 Gen 28:30 | zeer begerig waart naar uws vaders huis; waarom hebt
17 Gen 28:37 | gevonden van al het huisraad uws huizes! Leg het hier voor
18 Gen 34:32 | gevonden; beken toch, of deze uws zoons rok zij, of niet. ~
19 Gen 35:8 | Juda tot Onan: Ga in tot uws broeders huisvrouw, en trouw
20 Gen 35:8 | huisvrouw, en trouw haar in uws broeders naam, en verwek
21 Gen 35:11 | schoondochter: Blijf weduwe in uws vaders huis, totdat mijn
22 Gen 39:23 | vreest niet! Uw God en de God uws vaders heeft u een schat
23 Gen 40:8 | zouden wij dan uit het huis uws heren zilver of goud stelen? ~
24 Gen 42:3 | Hij zeide: Ik ben die God, uws vaders God; vrees niet van
25 Gen 43:8 | zijn de dagen der jaren uws levens! ~
26 Gen 45:4 | niet zijn! want gij hebt uws vaders leger beklommen;
27 Gen 45:8 | vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.
28 Gen 45:25 | 25 Van uws vaders God, Die u zal helpen,
29 Gen 45:26 | 26 De zegeningen uws vaders gaan te boven de
30 Gen 46:17 | der dienaren van den God uws vaders! En Jozef weende,
31 Exo 3:6 | zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham,
32 Exo 5:16 | geslagen, doch de schuld is uws volks! ~
33 Exo 15:26 | naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, en doen,
34 Exo 20:7 | zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken;
35 Exo 20:10 | is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen
36 Exo 20:17 | 17 Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet
37 Exo 20:17 | huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn
38 Exo 20:17 | zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is. ~
39 Exo 22:26 | 26 Indien gij enigszins uws naasten kleed te pand neemt,
40 Exo 23:5 | 5 Wanneer gij uws haters ezel onder zijn last
41 Exo 23:6 | 6 Gij zult het recht uws armen niet buigen in zijn
42 Exo 23:11 | liggen laten, dat de armen uws volks mogen eten, en het
43 Exo 23:19 | eerstelingen der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis
44 Exo 23:19 | gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het
45 Exo 32:12 | Keer af van de hittigheid Uws toorns, en laat het U over
46 Exo 32:12 | laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~
47 Exo 33:12 | Keer af van de hittigheid Uws toorns, en laat het U over
48 Exo 33:12 | laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~
49 Exo 34:47 | het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar. ~
50 Exo 34:49 | eerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis
51 Exo 34:49 | gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het
52 Lev 2:13 | 13 En alle offerande uws spijsoffers zult gij met
53 Lev 8:33 | vervuld worden de dagen uws vuloffers; want zeven dagen
54 Lev 18:7 | 7 Gij zult de schaamte uws vaders en de schaamte uwer
55 Lev 18:8 | de schaamte der huisvrouw uws vaders niet ontdekken; het
56 Lev 18:8 | ontdekken; het is de schaamte uws vaders. ~
57 Lev 18:9 | uwer zuster, der dochter uws vaders, of der dochter uwer
58 Lev 18:10 | De schaamte der dochter uws zoons, of der dochter uwer
59 Lev 18:11 | de dochter der huisvrouw uws vaders, die uw vader geboren
60 Lev 18:12 | de schaamte van de zuster uws vaders niet ontdekken; zij
61 Lev 18:12 | vaders niet ontdekken; zij is uws vaders nabestaande. ~
62 Lev 18:14 | schaamte van den broeder uws vaders niet ontdekken; tot
63 Lev 18:15 | schoondochter niet ontdekken; zij is uws zoons huisvrouw; gij zult
64 Lev 18:16 | de schaamte der huisvrouw uws broeders niet ontdekken;
65 Lev 18:16 | ontdekken; het is de schaamte uws broeders. ~
66 Lev 18:20 | gij zult niet liggen bij uws naasten huisvrouw ter bezading,
67 Lev 18:21 | te doen gaan; en den Naam uws Gods zult gij niet ontheiligen;
68 Lev 19:9 | 9 Als gij ook den oogst uws lands inoogsten zult, gij
69 Lev 19:9 | zult, gij zult den hoek uws velds niet ganselijk afoogsten,
70 Lev 19:12 | want gij zoudt den Naam uws Gods ontheiligen; Ik ben
71 Lev 19:18 | behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw
72 Lev 19:27 | 27 Gij zult de hoeken uws hoofds niet rond afscheren;
73 Lev 19:27 | ook zult gij de hoeken uws baards niet verderven. ~
74 Lev 20:19 | moeder, en van de zuster uws vaders niet ontdekken; dewijl
75 Lev 21:8 | heiligen, omdat hij de spijze uws Gods offert; hij zal u heilig
76 Lev 22:45 | dag, dat gij de offerande uws Gods zult gebracht hebben;
77 Lev 22:53 | 22 Als gij nu den oogst uws lands zult inoogsten, gij
78 Lev 22:59 | het aangezicht des HEEREN uws Gods. ~
79 Lev 22:71 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven dagen vrolijk
80 Lev 24:14 | verkopen, of uit de hand uws naasten kopen zult, dat
81 Num 5:21 | tot een eed, in het midden uws volks, mits dat de HEERE
82 Num 10:9 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en gij zult van uw
83 Num 10:10 | zijn voor het aangezicht uws Gods; Ik ben de HEERE, uw
84 Num 15:20 | 20 De eerstelingen uws deegs, een koek zult gij
85 Num 15:21 | 21 Van de eerstelingen uws deegs zult gij den HEERE
86 Num 18:14 | en uw zonen, en het huis uws vaders met u, zult dragen
87 Num 18:15 | stam van Levi, den stam uws vaders, met u doen naderen,
88 Num 19:1 | en uw zonen, en het huis uws vaders met u, zult dragen
89 Num 19:2 | stam van Levi, den stam uws vaders, met u doen naderen,
90 Deu 1:26 | waart den mond des HEEREN uws Gods, wederspannig. ~
91 Deu 4:9 | hart wijken, al de dagen uws levens; en gij zult ze aan
92 Deu 4:10 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, aan Horeb stondt,
93 Deu 4:23 | het verbond des HEEREN, uws Gods, hetwelk Hij met u
94 Deu 4:25 | is in de ogen des HEEREN, uws Gods, om Hem tot toorn te
95 Deu 5:11 | zult den Naam des HEEREN, uws Gods, niet ijdellijk gebruiken;
96 Deu 5:14 | is de sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij geen
97 Deu 5:21 | En gij zult niet begeren uws naasten vrouw; en gij zult
98 Deu 5:21 | zult u niet laten gelusten uws naasten huis, zijn akker,
99 Deu 5:21 | zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is. ~
100 Deu 6:2 | en kindskind, al de dagen uws levens; en opdat uw dagen
101 Deu 6:15 | dat de toorn des HEEREN, uws Gods, tegen u niet ontsteke,
102 Deu 6:17 | zult de geboden des HEEREN, uws Gods, vlijtig houden, mitsgaders
103 Deu 7:13 | Hij zal zegenen de vrucht uws buiks, en de vrucht uws
104 Deu 7:13 | uws buiks, en de vrucht uws lands, uw koren, en uw most,
105 Deu 8:6 | houdt de geboden des HEEREN, uws Gods, om in Zijn wegen te
106 Deu 8:20 | gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zult
107 Deu 9:5 | noch om de oprechtheid uws harten, komt gij er henen
108 Deu 9:23 | gij den mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig, en geloofdet
109 Deu 10:14 | 14 Ziet, des HEEREN, uws Gods, is de hemel, en de
110 Deu 10:16 | Besnijdt dan de voorhuid uws harten, en verhardt uw nek
111 Deu 11:2 | onderwijzing des HEEREN, uws Gods, niet gezien hebben.
112 Deu 11:12 | bezorgt; de ogen des HEEREN, uws Gods, zijn gedurig daarop,
113 Deu 11:14 | 14 Zo zal Ik den regen uws lands geven te Zijner tijd,
114 Deu 11:27 | naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede; ~
115 Deu 11:28 | naar de geboden des HEEREN, uws Gods, en afwijkt van den
116 Deu 12:7 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, eten en vrolijk zijn,
117 Deu 12:12 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gijlieden, en uw zonen,
118 Deu 12:15 | naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u geeft,
119 Deu 12:18 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, die
120 Deu 12:18 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, over alles, waaraan
121 Deu 12:27 | op het altaar des HEEREN, uws Gods; en het bloed uwer
122 Deu 12:27 | op het altaar des HEEREN, uws Gods, worden uitgegoten;
123 Deu 12:28 | is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~
124 Deu 13:18 | gij de stem des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam zijn,
125 Deu 13:18 | is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~
126 Deu 14:1 | zijt kinderen des HEEREN, uws Gods; gij zult uzelven niet
127 Deu 14:22 | vertienen al het inkomen uws zaads, dat elk jaar van
128 Deu 14:23 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ter plaatse, die Hij
129 Deu 14:26 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en weest vrolijk,
130 Deu 15:5 | slechts de stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult gehoorzamen,
131 Deu 15:20 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zult gij ze jaar op
132 Deu 16:3 | Egypteland, al de dagen uws levens. ~
133 Deu 16:11 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gij, en uw zoon, en
134 Deu 16:16 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, verschijnen, in de
135 Deu 16:17 | naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u gegeven
136 Deu 16:21 | bij het altaar des HEEREN, uws Gods, dat gij u maken zult. ~
137 Deu 17:2 | is in de ogen des HEEREN, uws Gods, overtredende Zijn
138 Deu 19:3 | weg bereiden, en de pale uws lands, dat u de HEERE, uw
139 Deu 19:14 | 14 Gij zult uws naasten landpale, die de
140 Deu 22:1 | 1 Gij zult uws broeders os of klein vee
141 Deu 22:3 | doen aan al het verlorene uws broeders, dat van hem verloren
142 Deu 22:4 | 4 Gij zult uws broeders ezel of zijn os
143 Deu 22:12 | maken aan de vier hoeken uws opperkleeds, waarmede gij
144 Deu 23:18 | in het huis des HEEREN, uws Gods, brengen, tot enige
145 Deu 23:24 | Wanneer gij gaan zult in uws naasten wijngaard, zo zult
146 Deu 23:25 | Wanneer gij zult gaan in uws naasten staande koren, zo
147 Deu 23:25 | maar de sikkel zult gij aan uws naasten staande koren niet
148 Deu 24:13 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~
149 Deu 26:4 | voor het altaar des HEEREN, uws Gods, nederzetten. ~
150 Deu 26:5 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen:
151 Deu 26:10 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en zult u buigen voor
152 Deu 26:10 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods; ~
153 Deu 26:13 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeggen: Ik heb het
154 Deu 27:6 | gij het altaar des HEEREN, uws Gods, bouwen, en gij zult
155 Deu 27:7 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~
156 Deu 27:10 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, gehoorzaam zijn, en
157 Deu 28:1 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult gehoorzamen,
158 Deu 28:2 | gij der stem des HEEREN uws Gods, zult gehoorzaam zijn. ~
159 Deu 28:4 | Gezegend zal zijn de vrucht uws buiks, en de vrucht uws
160 Deu 28:4 | uws buiks, en de vrucht uws lands, en de vrucht uwer
161 Deu 28:9 | gij de geboden des HEEREN, uws Gods, zult houden, en in
162 Deu 28:11 | overvloeien aan goed, in de vrucht uws buiks, en in de vrucht uwer
163 Deu 28:11 | beesten, en in de vrucht uws lands; op het land, dat
164 Deu 28:13 | naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede
165 Deu 28:15 | gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet zult gehoorzaam
166 Deu 28:18 | Vervloekt zal zijn de vrucht uws buiks, en de vrucht uws
167 Deu 28:18 | uws buiks, en de vrucht uws lands, de voortzetting uwer
168 Deu 28:24 | pulver en stof tot regen uws lands geven; van den hemel
169 Deu 28:42 | uw geboomte, en de vrucht uws lands zal het boos gewormte
170 Deu 28:45 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zult
171 Deu 28:51 | uwer beesten, en de vrucht uws lands opeten, totdat gij
172 Deu 28:53 | gij zult eten de vrucht uws buiks, het vlees uwer zonen
173 Deu 28:62 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam geweest
174 Deu 28:67 | ware; vermits den schrik uws harten, waarmede gij zult
175 Deu 29:10 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods: uw hoofden uwer stammen,
176 Deu 29:12 | het verbond des HEEREN, uws Gods, en in Zijn vloek,
177 Deu 30:9 | uwer hand, in de vrucht uws buiks, en in de vrucht uwer
178 Deu 30:9 | beesten, en in de vrucht uws lands, ten goede; want de
179 Deu 30:10 | gij der stemme des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam zijn,
180 Deu 31:11 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, die
181 Deu 31:26 | des verbonds des HEEREN, uws Gods, dat het aldaar zij
182 Joz 1:5 | aangezicht bestaan al de dagen uws levens; gelijk als Ik met
183 Joz 2:18 | en het ganse huisgezin uws vaders. ~
184 Joz 3:3 | des verbonds des HEEREN, uws Gods, ziet, en de Levietische
185 Joz 3:9 | hoort de woorden des HEEREN, uws Gods. ~
186 Joz 4:5 | voor de ark des HEEREN, uws Gods, midden in de Jordaan;
187 Joz 9:9 | om den Naam des HEEREN, uws Gods; want wij hebben Zijn
188 Joz 24:16 | het verbond des HEEREN, uws Gods, overtreedt, dat Hij
189 Ric 7:22 | ons, zo gij als uw zoon en uws zoons zoon, dewijl gij ons
190 Ric 13:15 | misschien u, en het huis uws vaders, met vuur verbranden.
191 Ric 18:9 | en maak u morgen vroeg op uws weegs, en ga naar uw tent. ~
192 Rut 2:11 | gedaan hebt, na de dood uws mans, en hebt uw vader en
193 1Sa 2:27 | geopenbaard aan het huis uws vaders, toen zij in Egypte
194 1Sa 2:28 | dragen; en heb aan het huis uws vaders gegeven al de vuurofferen
195 1Sa 2:30 | klaarlijk gezegd: Uw huis en uws vaders huis zouden voor
196 1Sa 2:31 | afhouwen, en den arm van uws vaders huis, dat er geen
197 1Sa 2:33 | bedroeven; en al de menigte uws huizes zal sterven, mannen
198 1Sa 9:20 | u, en van het ganse huis uws vaders? ~
199 1Sa 17:28 | vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt
200 1Sa 20:1 | zonde voor het aangezicht uws vaders, dat hij mijn ziel
201 1Sa 22:16 | sterven, gij en het ganse huis uws vaders. ~
202 1Sa 22:22 | gegeven tegen al de zielen van uws vaders huis. ~
203 1Sa 24:12 | mijn vader, ja, zie de slip uws mantels in mijn hand; want
204 1Sa 24:12 | hand; want als ik de slip uws mantels afgesneden heb,
205 1Sa 29:10 | vroeg op met de knechten uws heren, die met u gekomen
206 2Sa 7:19 | Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken tot van
207 2Sa 7:21 | 21 Om Uws woords wil, en naar Uw hart
208 2Sa 7:23 | land, voor het aangezicht Uws volks, dat Gij U uit Egypte
209 2Sa 7:27 | Israels! Gij hebt voor het oor Uws knechts geopenbaard, zeggende:
210 2Sa 9:7 | weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jonathans wil; en
211 2Sa 9:9 | ganse huis, heb ik den zoon uws heren gegeven. ~
212 2Sa 9:10 | inbrengen, opdat de zoon uws heren brood hebbe, dat hij
213 2Sa 9:10 | en Mefiboseth, de zoon uws heren, zal geduriglijk brood
214 2Sa 12:8 | 8 En Ik heb u uws heren huis gegeven, daartoe
215 2Sa 12:8 | heren huis gegeven, daartoe uws heren vrouwen in uw schoot,
216 2Sa 13:35 | konings komen; naar het woord uws knechts, alzo is het geschied. ~
217 2Sa 14:11 | indien er een van de haren uws zoons op de aarde zal vallen! ~
218 2Sa 15:34 | konings zijn; ik ben wel uws vaders knecht van te voren
219 2Sa 16:3 | koning: Waar is dan de zoon uws heren? En Ziba zeide tot
220 2Sa 16:19 | als ik voor het aangezicht uws vaders gediend heb, alzo
221 2Sa 16:21 | Ga in tot de bijwijven uws vaders, die hij gelaten
222 2Sa 20:6 | Absalom; neem gij de knechten uws heren, en jaag hem achterna,
223 2Sa 22:36 | Gij mij gegeven het schild Uws heils, en door Uw verootmoedigen
224 2Sa 24:10 | HEERE, neem toch de misdaad Uws knechts weg, want ik heb
225 1Kon 1:33| Neemt met u de knechten uws heren, en doet mijn zoon
226 1Kon 2:3 | waar de wacht des HEEREN, uws Gods, om te wandelen in
227 1Kon 3:12| verstandig hart gegeven, dat uws gelijke voor u niet geweest
228 1Kon 3:12| voor u niet geweest is, en uws gelijke na u niet opstaan
229 1Kon 3:13| beide rijkdom en eer; dat uws gelijke niemand onder de
230 1Kon 8:41| maar uit verren lande om Uws Naams wil komen zal; ~
231 1Kon 9:5 | 5 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks over Israel
232 1Kon 11:12| zal Ik dat niet doen, om uws vaders Davids wil, van de
233 1Kon 11:12| Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het scheuren. ~
234 1Kon 12:4 | gemaakt; gij dan nu, maak uws vaders harden dienst, en
235 1Kon 13:6 | het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ernstelijk, en bid
236 1Kon 18:18| niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat
237 1Kon 18:25| velen; en roept den naam uws gods aan, en legt geen vuur
238 2Kon 3:13| Ga heen tot de profeten uws vaders, en tot de profeten
239 2Kon 10:3 | gerechtigste van de zonen uws heren, zet dien op zijns
240 2Kon 10:3 | en strijdt voor het huis uws heren. ~
241 2Kon 10:6 | van de mannen, de zonen uws heren, en komt tot mij morgen
242 1Kro 16:35| Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen. ~
243 1Kro 17:17| daarom hebt Gij van het huis Uws knechts tot van verre heen
244 1Kro 17:19| 19 HEERE, om Uws knechts wil, en naar Uw
245 1Kro 17:21| stoten van het aangezicht Uws volks, hetwelk Gij uit Egypte
246 1Kro 17:25| mijn God, hebt voor het oor Uws knechts geopenbaard, dat
247 1Kro 17:27| beliefd te zegenen het huis Uws knechts, dat het in eeuwigheid
248 1Kro 22:8 | neem toch nu de misdaad Uws knechts weg, want ik heb
249 1Kro 23:11| zult het huis des HEEREN, uws Gods, bouwen, gelijk als
250 1Kro 23:12| onderhouden de wet des HEEREN, uws Gods. ~
251 1Kro 29:8 | al de geboden des HEEREN, uws Gods; opdat gijlieden dit
252 1Kro 29:9 | zoon Salomo, ken den God uws vaders, en dien Hem met
253 1Kro 30:18| der gedachten van het hart Uws volks, en richt hun hart
254 2Kro 7:19| U dan nog tot het gebed Uws knechts, en tot zijn smeking,
255 2Kro 7:32| maar uit verren lande, om Uws groten Naams, en Uwer sterke
256 2Kro 7:32| en Uwer sterke hand, en Uws uitgestrekten arms wil,
257 2Kro 7:42| God! wend het aangezicht Uws gezalfden niet af; gedenk
258 2Kro 8:18| 18 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks bevestigen,
259 2Kro 11:4 | gemaakt, nu dan, maak gij uws vaders harden dienst, en
260 2Kro 22:13| en ook uw broederen, van uws vaders huis, gedood hebt,
261 2Kro 22:33| en ook uw broederen, van uws vaders huis, gedood hebt,
262 2Kro 24:5 | ganse Israel, om het huis uws Gods te beteren van jaar
263 Ezra 7:14| te Jeruzalem, naar de wet uws Gods, die in uw hand is; ~
264 Ezra 7:18| doen naar het welgevallen uws Gods. ~
265 Ezra 7:19| den dienst van het huis uws Gods, weder voor den God
266 Ezra 7:20| node zal zijn voor het huis uws Gods, dat u voorvallen zal
267 Ezra 7:25| Ezra, naar de wijsheid uws Gods, die in uw hand is,
268 Ezra 7:26| 26 En al wie de wet uws Gods en de wet des konings
269 Neh 1:6 | te horen naar het gebed Uws knechts, dat ik heden voor
270 Neh 1:11 | opmerkende zijn op het gebed Uws knechts, en op het gebed
271 Est 16:8 | volken in al de landschappen uws koninkrijks; en hun wetten
272 Est 17:8 | volken in al de landschappen uws koninkrijks; en hun wetten
273 Job 8:2 | dingen spreken, en de redenen uws monds een geweldige wind
274 Job 39:6 | Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen
275 Psa 4:7 | Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE! ~
276 Psa 18:36 | hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven, en Uw rechterhand
277 Psa 21:10 | een vurige oven ter tijd uws toornigen aangezichts; de
278 Psa 25:11 | 11 Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef
279 Psa 31:4 | mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil. ~
280 Psa 31:21 | verbergt hen in het verborgene Uws aangezichts voor de hoogmoedigheden
281 Psa 37:9 | dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen
282 Psa 38:4 | Hij u geven de begeerten uws harten. ~
283 Psa 41:17 | zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen:
284 Psa 44:4 | en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een
285 Psa 45:7 | eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter
286 Psa 45:11 | oor; en vergeet uw volk en uws vaders huis. ~
287 Psa 45:18 | 18 Ik zal Uws Naams doen gedenken van
288 Psa 48:10 | weldadigheid, in het midden Uws tempels. ~
289 Psa 51:14 | Geef mij weder de vreugde Uws heils; en de vrijmoedige
290 Psa 68:8 | Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij
291 Psa 68:30 | 30 Om Uws tempels wil te Jeruzalem,
292 Psa 69:14 | mij door de getrouwheid Uws heils. ~
293 Psa 69:25 | gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan. ~
294 Psa 70:5 | zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen:
295 Psa 74:7 | toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. ~
296 Psa 76:8 | aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af? ~
297 Psa 77:19 | 19 Het geluid Uws donders was in het ronde;
298 Psa 79:9 | ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en doe
299 Psa 79:9 | verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil. ~
300 Psa 79:11 | doods, naar de grootheid Uws arms. ~
301 Psa 80:5 | Gij roken tegen het gebed Uws volks? ~
302 Psa 80:17 | komen om van het schelden Uws aangezichts. ~
303 Psa 84:10 | aanschouw het aangezicht Uws gezalfden. ~
304 Psa 85:3 | 3 De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen;
305 Psa 85:4 | gewend van de hittigheid Uws toorns. ~
306 Psa 86:4 | 4 Verheug de ziel Uws knechts; want tot U, HEERE!
307 Psa 86:11 | verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams. ~
308 Psa 89:15 | gericht zijn de vastigheid Uws troons; goedertierenheid
309 Psa 89:16 | zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen. ~
310 Psa 89:40 | 40 Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan;
311 Psa 89:52 | waarmede zij de voetstappen Uws gezalfden smaden. ~
312 Psa 90:8 | heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns. ~
313 Psa 90:11 | 11 Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid,
314 Psa 104:7 | haastten zich weg voor de stem Uws donders. ~
315 Psa 106:5 | verblijde met de blijdschap Uws volks; opdat ik mij beroeme
316 Psa 109:21 | Heere! maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid
317 Psa 119:13 | lippen verteld al de rechten Uws monds. ~
318 Psa 119:55 | HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest,
319 Psa 119:72 | 72 De wet Uws monds is mij beter, dan
320 Psa 119:84 | Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult
321 Psa 119:88 | dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden. ~
322 Psa 119:160| 160 Het begin Uws woords is waarheid, en in
323 Psa 128:5 | aanschouwen al de dagen uws levens; ~
324 Psa 132:10 | 10 Weer het aangezicht Uws Gezalfden niet af, om Davids,
325 Psa 132:10 | Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil. ~
326 Psa 132:11 | zeggende: Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon
327 Psa 138:4 | zullen hebben de redenen Uws monds. ~
328 Psa 143:11 | HEERE! maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel
329 Psa 145:11 | Zij zullen de heerlijkheid Uws Koninkrijks vermelden, en
330 Spre 1:8 | Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer
331 Spre 3:3 | schrijf zij op de tafel uws harten.
332 Spre 4:21| behoud ze in het midden uws harten. ~
333 Spre 4:26| 26 Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen
334 Spre 6:2 | verstrikt met de redenen uws monds; gij zijt gevangen
335 Spre 6:2 | gevangen met de redenen uws monds. ~
336 Spre 6:3 | u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt; ga,
337 Spre 6:20| Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet
338 Spre 7:3 | schrijf ze op de tafels uws harten. ~
339 Spre 25:17| Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet
340 Spre 27:10| vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize
341 Spre 27:10| vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag
342 Pred 9:9 | gij liefhebt, al de dagen uws ijdelen levens, welke God
343 Pred 11:9 | jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten, en in de aanschouwingen
344 Hoo 4:3 | spraak is liefelijk; de slaap uws hoofds is als een stuk van
345 Hoo 7:5 | als Karmel, en de haarband uws hoofds als purper; de koning
346 Jes 7:17 | en over uw volk, en over uws vaders huis, dagen doen
347 Jes 8:8 | zullen vervullen de breedte uws lands, o Immanuel! ~
348 Jes 17:10 | Want gij hebt den God uws heils vergeten, en niet
349 Jes 22:18 | schandvlek van het huis uws heren! ~
350 Jes 26:13 | door U alleen gedenken wij Uws Naams. ~
351 Jes 30:19 | genadig zijn op de stem uws geroeps; zo haast Hij die
352 Jes 51:20 | HEEREN, van de schelding uws Gods. ~
353 Jes 54:4 | vergeten, en den smaad uws weduwschaps zult gij niet
354 Jes 55:5 | tot u lopen, om des HEEREN uws Gods wil, en om des Heiligen
355 Jes 56:5 | tot u lopen, om des HEEREN uws Gods wil, en om des Heiligen
356 Jes 60:21 | van den mond van het zaad uws zaads, zegt de HEERE, van
357 Jes 61:9 | den Naam des HEEREN uws Gods, en tot den Heilige
358 Jes 63:3 | koninklijke hoed in de hand uws Gods. ~
359 Jes 64:15 | mogendheden, het gerommel Uws ingewands en Uwer barmhartigheden?
360 Jes 64:17 | knechten wil, de stammen Uws erfdeels. ~
361 Jer 2:28 | opstaan, of zij u ten tijde uws kwaads zullen verlossen;
362 Jer 12:6 | Want ook uw broeders en uws vaders huis, ook diezelve
363 Jer 13:27 | hunkeringen, de schandelijkheid uws hoerdoms, op heuvelen, in
364 Jer 14:7 | getuigen, o HEERE! doe het om Uws Naams wil; want onze afkeringen
365 Jer 14:21 | Versmaad ons niet, om Uws Naams wil; werp den troon
366 Jer 18:23 | alzo met hen, ten tijde Uws toorns. ~ ~ ~ ~ ~
367 Jer 26:13 | gehoorzaamt de stem des HEEREN, uws Gods; zo zal het den HEERE
368 Jer 42:13 | gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zijt, ~
369 Jer 42:21 | naar de stem des HEEREN, uws Gods, noch naar al hetgeen,
370 Jer 49:16 | bedrogen, en de trotsheid uws harten, gij, die woont in
371 Klaa 1:43| Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij
372 Eze 3:11 | weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en spreek tot hen,
373 Eze 13:17 | aangezicht tegen de dochteren uws volks, dewelke profeteren
374 Eze 16:17 | hebt gij genomen de vaten uws sieraads van Mijn goud en
375 Eze 16:56 | gehoord geweest, ten dage uws groten hoogmoeds, ~
376 Eze 26:15 | eilanden van het geluid uws vals beven, als de dodelijk
377 Eze 26:18 | eilanden sidderen ten dage uws vals; ja, de eilanden, die
378 Eze 28:9 | enigszins, voor het aangezicht uws doodslagers, zeggen: Ik
379 Eze 28:16 | 16 Door de veelheid uws koophandels hebben zij het
380 Eze 28:18 | ongerechtigheden, door het onrecht uws koophandels, hebt gij uw
381 Eze 32:10 | voor zijn ziel, ten dage uws vals. ~
382 Eze 33:2 | spreek tot de kinderen uws volks, en zeg tot hen: Wanneer
383 Eze 33:12 | mensenkind! zeg tot de kinderen uws volks: De gerechtigheid
384 Eze 33:17 | Nog zeggen de kinderen uws volks: De weg des Heeren
385 Eze 33:30 | mensenkind! de kinderen uws volks spreken steeds van
386 Eze 37:18 | En wanneer de kinderen uws volks tot u zullen spreken,
387 Dan 2:28 | droom, en de gezichten uws hoofds op uw leger, zijn
388 Dan 2:30 | opdat gij de gedachten uws harten zoudt weten.
389 Dan 5:11 | goden is, want in de dagen uws vaders is bij hem gevonden
390 Dan 9:17 | God! hoor naar het gebed Uws knechts, en naar zijn smekingen;
391 Dan 9:19 | het, vertraag het niet! Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Want
392 Dan 10:12 | verootmoedigen, voor het aangezicht uws Gods, zijn uw woorden
393 Dan 11:14 | Zuiden; en de scheurmakers uws volks zullen verheven worden,
394 Dan 12:1 | vorst, die voor de kinderen uws volks staat, als het zulk
395 Hos 4:6 | dewijl gij de wet uws Gods vergeten hebt, zal
396 Joe 1:13 | geweerd van het huis uws Gods. ~
397 Joe 1:14 | lands, ten huize des HEEREN, uws Gods, en roept tot den HEERE. ~
398 Amos 5:26| Kijun, uw beelden, de ster uws gods, dien gij uzelf hadt
399 Oba 1:3 | 3 De trotsheid uws harten heeft u bedrogen;
400 Oba 1:12 | gezien hebben op den dag uws broeders, den dag zijner
401 Mic 5:10 | En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en Ik zal
402 Mic 7:5 | vriend; bewaar de deuren uws monds voor haar, die in
403 Nah 1:14 | zal worden; uit het huis uws gods zal Ik uitroeien de
404 Nah 3:13 | vrouwen worden; de poorten uws lands zullen uw vijanden
405 Zac 6:15 | naar de stem des HEEREN, uws Gods. ~ ~
406 Zac 9:11 | o Sion! door het bloed uws verbonds, heb Ik uw gebondenen
407 Mal 2:14 | gezellin, en de huisvrouw uws verbonds is. ~
408 Matt 5:45| gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen
409 Matt 7:3 | splinter, die in het oog uws broeders is, maar den balk,
410 Matt 7:5 | bezien, om den splinter uit uws broeders oog uit te doen. ~
411 Matt 10:20| spreekt, maar het is de Geest uws Vaders, Die in u spreekt. ~
412 Matt 17:20| Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar
413 Matt 18:14| 14 Alzo is de wil niet uws Vaders, Die in de hemelen
414 Matt 25:21| zetten; ga in, in de vreugde uws heeren. ~
415 Matt 25:23| zetten; ga in, in de vreugde uws heeren. ~
416 Mark 6:18| geoorloofd de huisvrouw uws broeders te hebben. ~
417 Luk 1:42 | en gezegend is de vrucht uws buiks! ~
418 Luk 6:41 | gij den splinter, die in uws broeders oog is, en den
419 Luk 6:42 | splinter uit te doen, die in uws broeders oog is. ~
420 Luk 12:7 | 7 Ja, ook de haren uws hoofds zijn alle geteld.
421 Luk 12:32 | klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden
422 Joha 4:42| Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven
423 Joha 8:41| 41 Gij doet de werken uws vaders. Zij zeiden dan tot
424 Joha 8:44| duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een
425 Hand 17:5 | geschreven: Den overste uws volks zult gij niet vloeken. ~
426 Rom 6:19 | menselijke wijze, om der zwakheid uws vleses wil; want gelijk
427 Rom 12:2 | veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt
428 1Kor 6:19| van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? ~
429 2Kor 8:19| Zelven, en de volvaardigheid uws gemoeds; ~
430 2Kor 9:2 | ik weet de volvaardigheid uws gemoeds, van welke ik roem
431 Efez 1:18| Namelijk verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt
432 Efez 4:23| vernieuwd worden in den geest uws gemoeds,
433 Efez 6:5 | beven, in eenvoudigheid uws harten, gelijk als aan Christus; ~
434 Fili 2:12| nu in mijn afwezen, werkt uws zelfs zaligheid met vreze
435 Fili 2:17| de offerande en bediening uws geloofs, zo verblijde ik
436 Kol 2:13 | misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt
437 1The 1:3 | ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en den arbeid der
438 File 1:6 | 6 Opdat de gemeenschap uws geloofs krachtig worde in
439 Heb 1:8 | eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte
440 Jako 1:3 | Wetende, dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt. ~
441 1Pet 1:7 | 7 Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker
442 1Pet 1:9 | 9 Verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid
443 1Pet 1:13| Daarom opschortende de lenden uws verstands, en nuchteren
|