Book Chapter: Verse
1 Gen 13:12 | Kanaan; en Lot woonde in de steden der vlakte, en sloeg tenten
2 Gen 18:25 | 25 En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte,
3 Gen 18:25 | en alle inwoners dezer steden, ook het gewas des lands. ~
4 Gen 18:29 | geschiedde, toen God de steden dezer vlakte verdierf, dat
5 Gen 18:29 | omkering, in het omkeren dier steden, in welke Lot gewoond had. ~
6 Gen 32:5 | verschrikking was over de steden, die rondom hen waren, zodat
7 Gen 37:35 | Farao, tot spijze in de steden, en bewaren het. ~
8 Gen 37:48 | en deed de spijze in de steden; de spijze van het veld
9 Gen 43:21 | dat zette hij over in de steden, van het ene uiterste der
10 Lev 24:32 | 32 Aangaande de steden der Levieten, en de huizen
11 Lev 24:32 | Levieten, en de huizen der steden hunner bezitting; de Levieten
12 Lev 24:33 | uitgaan; want de huizen van de steden der Levieten zijn hun bezitting
13 Lev 24:34 | veld van de voorstad hunner steden zal niet verkocht worden;
14 Lev 25:25 | wreken zal, zodat gij in uw steden vergaderd zult worden; dan
15 Lev 25:31 | 31 En Ik zal uw steden een woestijn maken, en uw
16 Lev 25:33 | uw land zal woest, en uw steden zullen een woestijn zijn. ~
17 Num 13:19 | of kwaad; en hoedanig de steden zijn, in dewelke hetzelve
18 Num 13:28 | in dat land woont, en de steden zijn vast, en zeer groot;
19 Num 21:2 | hand geeft, zo zal ik hun steden verbannen. ~
20 Num 21:3 | hij verbande hen en hun steden; en hij noemde den naam
21 Num 21:25 | Alzo nam Israel al deze steden in; en Israel woonde in
22 Num 21:25 | en Israel woonde in al de steden der Amorieten, te Hesbon,
23 Num 24:19 | hij zal de overigen uit de steden ombrengen. ~
24 Num 31:10 | 10 Voorts al hun steden met hun woonplaatsen, en
25 Num 31:69 | bouwen voor ons vee, en steden voor onze kinderen. ~
26 Num 31:70 | zullen blijven in de vaste steden, vanwege de inwoners des
27 Num 31:77 | 24 Bouwt uw steden voor uw kinderen, en kooien
28 Num 31:79 | zullen aldaar zijn in de steden van Gilead; ~
29 Num 31:86 | van Bazan; het land met de steden van hetzelve in de landpalen,
30 Num 31:86 | hetzelve in de landpalen, de steden des lands rondom. ~
31 Num 31:89 | Beth-Nimra, en Beth-Haran, vaste steden en schaapskooien. ~
32 Num 31:91 | zij noemden de namen der steden, die zij bouwden, met andere
33 Num 34:2 | bezitting aan de Levieten steden zullen geven om te bewonen;
34 Num 34:2 | voorsteden geven, aan de steden rondom dezelve. ~
35 Num 34:3 | 3 En die steden zullen zij hebben om te
36 Num 34:4 | 4 En de voorsteden der steden, die gij aan de Levieten
37 Num 34:5 | hebben tot voorsteden van de steden. ~
38 Num 34:6 | 6 De steden nu, die gij aan de Levieten
39 Num 34:6 | gij hun twee en veertig steden geven. ~
40 Num 34:7 | 7 Al de steden, die gij aan de Levieten
41 Num 34:7 | zullen zijn acht en veertig steden, deze met haar voorsteden. ~
42 Num 34:8 | 8 De steden, die gij van de bezitting
43 Num 34:8 | zij zullen erven, van zijn steden aan de Levieten geven. ~
44 Num 34:11 | Zo zult gij maken, dat u steden tegemoet liggen, die u tot
45 Num 34:12 | 12 En deze steden zullen u tot een toevlucht
46 Num 34:13 | 13 En deze steden, die gij geven zult, zullen
47 Num 34:14 | de Jordaan, en drie dezer steden zult gij geven in het land
48 Num 34:15 | 15 Die zes steden zullen voor de kinderen
49 Deu 1:22 | optrekken zullen, en tot wat steden wij komen zullen. ~
50 Deu 1:28 | groter en langer dan wij; de steden zijn groot, en gesterkt
51 Deu 2:34 | namen te dier tijd al zijn steden in, en wij verbanden alle
52 Deu 2:34 | in, en wij verbanden alle steden, mannen, en vrouwen, en
53 Deu 2:35 | voor ons, en den roof der steden, die wij innamen. ~
54 Deu 2:37 | beek Jabbok, noch tot de steden van het gebergte, noch tot
55 Deu 3:4 | namen te dier tijd al zijn steden; er was geen stad, die wij
56 Deu 3:4 | van hen niet namen: zestig steden, de ganse landstreek van
57 Deu 3:5 | 5 Al die steden waren met hoge muren, poorten
58 Deu 3:5 | behalve zeer vele onbemuurde steden. ~
59 Deu 3:6 | hadden, verbannende alle steden, mannen, vrouwen en kinderen. ~
60 Deu 3:7 | vee en den roof van die steden roofden wij voor ons. ~
61 Deu 3:10 | 10 Al de steden des platten lands, en het
62 Deu 3:10 | tot Salcha en Edrei toe; steden des koninkrijks van Og in
63 Deu 3:12 | gebergte van Gilead, met de steden van hetzelve, gaf ik aan
64 Deu 3:19 | zij zullen blijven in uw steden, die ik u gegeven heb; ~
65 Deu 4:41 | Toen scheidde Mozes drie steden uit, aan deze zijde van
66 Deu 4:42 | dat hij in een van deze steden vlood en levend bleef; ~
67 Deu 6:10 | zullen geven; grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt, ~
68 Deu 9:1 | en sterker zijn dan gij; steden, die groot en tot in den
69 Deu 13:12 | Wanneer gij van een uwer steden, die de HEERE, uw God, u
70 Deu 19:1 | zult bezitten, en in hun steden en in hun huizen wonen; ~
71 Deu 19:2 | 2 Zo zult gij u drie steden uitscheiden, in het midden
72 Deu 19:5 | sterve; die zal in een dezer steden vluchten en leven; ~
73 Deu 19:7 | zeggende: Gij zult u drie steden uitscheiden. ~
74 Deu 19:9 | zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze drie; ~
75 Deu 19:11 | en vliedt tot een van die steden; ~
76 Deu 20:15 | 15 Alzo zult gij aan alle steden doen, die zeer verre van
77 Deu 20:15 | zijn, die niet zijn van de steden dezer volken. ~
78 Deu 20:16 | 16 Maar van de steden dezer volken, die u de HEERE,
79 Deu 21:2 | zij zullen meten naar de steden, die rondom den verslagene
80 Joz 9:17 | ten derden dage aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon,
81 Joz 9:17 | dage aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon, en Chefira,
82 Joz 10:2 | als een der koninklijke steden; ja, zij was groter dan
83 Joz 10:19 | staart; laat hen in hun steden niet komen; want de HEERE,
84 Joz 10:20 | overgebleven waren, in de vaste steden gekomen waren; ~
85 Joz 10:37 | haar koning als al haar steden, en alle ziel, die daarin
86 Joz 10:39 | haar koning, en al haar steden, en zij sloegen haar met
87 Joz 11:12 | 12 En Jozua nam al de steden dezer koningen in, en al
88 Joz 11:13 | verbrandden de Israelieten geen steden, die op haar heuvelen stonden,
89 Joz 11:14 | 14 En al den roof dezer steden, en het vee, roofden de
90 Joz 11:21 | Jozua verbande hen met hun steden. ~
91 Joz 13:10 | 10 En al de steden van Sihon, de koning der
92 Joz 13:17 | 17 Hesbon en al haar steden, die in het vlakke land
93 Joz 13:21 | 21 En alle steden des vlakken lands, en het
94 Joz 13:23 | naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen. ~
95 Joz 13:25 | landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en het halve
96 Joz 13:28 | naar hun huisgezinnen: de steden en haar dorpen. ~
97 Joz 13:30 | die in Bazan zijn, zestig steden. ~
98 Joz 13:31 | en Astharoth, en Edrei, steden des koninkrijks van Og in
99 Joz 14:4 | geen deel in het land, maar steden om te bewonen, en derzelver
100 Joz 14:12 | waren, en dat er grote vaste steden waren; of de HEERE met mij
101 Joz 15:9 | Nefthoah, en uitgaan tot de steden van het gebergte Efron.
102 Joz 15:21 | 21 De steden nu, van het uiterste van
103 Joz 15:32 | Ain, en Rimmon. Al deze steden zijn negen en twintig en
104 Joz 15:36 | en Gederothaim; veertien steden en haar dorpen. ~
105 Joz 15:41 | Naama, en Makkeda; zestien steden en haar dorpen. ~
106 Joz 15:44 | Achzib, en Mareza; negen steden en haar dorpen. ~
107 Joz 15:51 | en Holon, en Gilo; elf steden en haar dorpen. ~
108 Joz 15:54 | is Hebron, en Zior; negen steden en haar dorpen. ~
109 Joz 15:57 | Kain, Gibea, en Timna; tien steden en haar dorpen. ~
110 Joz 15:59 | Beth-Anoth, en Eltekon; zes steden en haar dorpen. ~
111 Joz 15:60 | Kirjath-Jearim, en Rabba; twee steden en haar dorpen. ~
112 Joz 15:62 | Zoutstad, en Engedi; zes steden en haar dorpen. ~
113 Joz 16:9 | 9 En de steden, die afgezonderd waren voor
114 Joz 16:9 | kinderen van Manasse, al die steden en haar dorpen. ~
115 Joz 17:9 | het zuiden der beek. Deze steden zijn van Efraim in het midden
116 Joz 17:9 | Efraim in het midden der steden van Manasse; en de landpale
117 Joz 17:12 | konden de inwoners van die steden niet verdrijven; want de
118 Joz 18:9 | beschreven het, naar de steden, in zeven delen, in een
119 Joz 18:21 | 21 De steden nu van den stam der kinderen
120 Joz 18:24 | en Ofni, en Gaba; twaalf steden en haar dorpen. ~
121 Joz 18:28 | Gibath, Kirjath: veertien steden mitsgaders haar dorpen.
122 Joz 19:6 | Beth-Lebaoth, en Saruhen; dertien steden en haar dorpen. ~
123 Joz 19:7 | en Ether, en Asan; vier steden en haar dorpen; ~
124 Joz 19:8 | dorpen, die rondom deze steden waren, tot Baalath-Beer,
125 Joz 19:15 | Jidala, en Bethlehem; twaalf steden en haar dorpen. ~
126 Joz 19:16 | naar hun huisgezinnen; deze steden en haar dorpen. ~
127 Joz 19:22 | aan de Jordaan; zestien steden en haar dorpen. ~
128 Joz 19:23 | naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen. ~
129 Joz 19:30 | en Rehob; twee en twintig steden en haar dorpen. ~
130 Joz 19:31 | naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen. ~
131 Joz 19:35 | 35 De vaste steden nu zijn: Ziddim, Zer en
132 Joz 19:38 | en Beth-Semes; negentien steden en haar dorpen. ~
133 Joz 19:39 | naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen. ~
134 Joz 19:48 | naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen. ~
135 Joz 20:4 | hij vlucht tot een van die steden, zo zal hij staan aan de
136 Joz 20:9 | 9Dit nu zijn de steden, die bestemd waren voor
137 Joz 21:2 | dienst van Mozes, dat men ons steden te bewonen geven zou, en
138 Joz 21:3 | den mond des HEEREN, deze steden en de voorsteden derzelve. ~
139 Joz 21:4 | Benjamin, door het lot, dertien steden. ~
140 Joz 21:5 | halven stam van Manasse, tien steden. ~
141 Joz 21:6 | Bazan, bij het lot, dertien steden. ~
142 Joz 21:7 | stam van Zebulon, twaalf steden. ~
143 Joz 21:8 | Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden, bij
144 Joz 21:9 | kinderen van Simeon, deze steden, die men bij name noemde; ~
145 Joz 21:16 | en haar voorsteden; negen steden van deze twee stammen. ~
146 Joz 21:18 | en haar voorsteden: vier steden. ~
147 Joz 21:19 | 19 Al de steden der kinderen van Aaron,
148 Joz 21:19 | priesteren, waren dertien steden en haar voorsteden. ~
149 Joz 21:20 | van Kahath, die hadden de steden huns lots van den stam van
150 Joz 21:22 | en haar voorsteden: vier steden. ~
151 Joz 21:24 | en haar voorsteden: vier steden. ~
152 Joz 21:25 | en haar voorsteden: twee steden. ~
153 Joz 21:26 | 26 Al de steden voor de huisgezinnen van
154 Joz 22 | haar voorsteden: twee steden. ~
155 Joz 22:2 | en haar voorsteden: vier steden. ~
156 Joz 22:4 | en haar voorsteden: vier steden. ~
157 Joz 22:5 | en haar voorsteden: drie steden. ~
158 Joz 22:6 | 33 Al de steden der Gersonieten, naar hun
159 Joz 22:6 | huisgezinnen, zijn dertien steden en haar voorsteden. ~
160 Joz 22:8 | en haar voorsteden: vier steden. ~
161 Joz 22:10 | en haar voorsteden: vier steden. ~
162 Joz 22:12 | haar voorsteden: al die steden zijn vier. ~
163 Joz 22:13 | 40 Al die steden waren van de kinderen van
164 Joz 22:13 | Levieten; en hun lot was twaalf steden. ~
165 Joz 22:14 | 41 Al de steden der Levieten, in het midden
166 Joz 22:14 | Israels, waren acht en veertig steden en haar voorsteden. ~
167 Joz 22:15 | 42 Deze steden waren elk met haar voorsteden
168 Joz 22:15 | alzo was het met al die steden. ~
169 Joz 25:13 | gij niet gearbeid hebt, en steden, die gij niet gebouwd hebt,
170 Ric 9:4 | ezelveulens, en die hadden dertig steden, die zij noemden Havvoth-Jair,
171 Ric 10:26 | de stedekens, en in al de steden, die aan de zijde van de
172 Ric 10:33 | komt te Minnith, twintig steden, en tot aan Abel-Keramim,
173 Ric 11:7 | en werd begraven in de steden van Gilead. ~
174 Ric 19:14 | verzamelden zich uit de steden naar Gibea, om uit te trekken
175 Ric 19:15 | dien dage geteld uit de steden, zes en twintig duizend
176 Ric 19:42 | kleefde hen aan, en die uit de steden vernielden ze in het midden
177 Ric 19:48 | werd; ook zetten zij alle steden, die gevonden werden, in
178 Ric 20:23 | erfenis, en herbouwden de steden, en woonden daarin. ~
179 1Sa 6:18 | naar het getal van alle steden der Filistijnen, onder de
180 1Sa 6:18 | vijf vorsten, van de vaste steden af tot aan de landvlekken;
181 1Sa 7:14 | 14 En de steden, welke de Filistijnen van
182 1Sa 18:6 | vrouwen uitgingen uit al de steden van Israel, met gezang en
183 1Sa 27:5 | een plaats in een van de steden des lands, dat ik daar wone;
184 1Sa 30:29 | en tot die, welke in de steden der Jerahmeelieten waren,
185 1Sa 30:29 | en tot die, welke in de steden der Kenieten waren, ~
186 1Sa 31:1 | 1 De Filistijnen dan steden tegen Israel; en de mannen
187 1Sa 31:7 | waren, zo verlieten zij de steden, en zij vloden. Toen kwamen
188 2Sa 2:1 | ik optrekken in een der steden van Juda? En de HEERE zeide
189 2Sa 2:3 | huisgezin; en zij woonden in de steden van Hebron. ~
190 2Sa 8:8 | Betach, en uit Berothai, steden van Hadad-ezer. ~
191 2Sa 10:12 | voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; de HEERE nu
192 2Sa 12:31 | en alzo deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna
193 2Sa 20:6 | hij niet misschien vaste steden voor zich vinde, en zich
194 2Sa 24:7 | vesting van Tyrus, en alle steden der Hevieten en der Kanaanieten;
195 1Kon 4:13| is in Basan, zestig grote steden, met muren en koperen grendelen. ~
196 1Kon 9:11| Salomo aan Hiram twintig steden gaf in het land van Galilea. ~
197 1Kon 9:12| toog uit van Tyrus, om de steden te bezien, die Salomo hem
198 1Kon 9:13| zeide hij: Wat zijn dat voor steden, mijn broeder, die gij mij
199 1Kon 9:19| en de wagensteden, en de steden der ruiteren, en wat de
200 1Kon 12:17| kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden, over die
201 1Kon 13:32| huizen der hoogten, die in de steden van Samaria zijn. ~
202 1Kon 15:20| heiren, die hij had, tegen de steden van Israel; en sloeg Ijon,
203 1Kon 15:23| hij gedaan heeft, en de steden, die hij gebouwd heeft,
204 1Kon 20:34| En hij zeide tot hem: De steden, die mijn vader van uw vader
205 1Kon 22:39| gebouwd heeft, en al de steden, die hij gebouwd heeft,
206 2Kon 3:19| 19 En gij zult alle vaste steden, en alle uitgelezene steden
207 2Kon 3:19| steden, en alle uitgelezene steden slaan, en zult alle goede
208 2Kon 3:25| 25 De steden nu braken zij af, en een
209 2Kon 14:25| zoon van Joahaz, nam de steden weder in, uit de hand van
210 2Kon 14:25| hem driemaal, en bracht de steden aan Israel weder. ~ ~
211 2Kon 19:6 | de rivier Gozan, en in de steden der Meden. ~
212 2Kon 19:9 | hoogten gebouwd in al hun steden, van den wachttoren af tot
213 2Kon 19:9 | wachttoren af tot de vaste steden toe. ~
214 2Kon 19:24| en deed hen wonen in de steden van Samaria, in de plaats
215 2Kon 19:24| erfelijk in, en woonden in haar steden. ~
216 2Kon 19:26| en hebt doen wonen in de steden van Samaria, weten de wijze
217 2Kon 19:29| hadden, elk volk in hun steden, waarin zij woonachtig waren. ~
218 2Kon 20:8 | wachttoren af tot de vaste steden toe. ~
219 2Kon 20:11| de rivier Gozan, en in de steden der Meden. ~
220 2Kon 20:13| Assyrie, op tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. ~
221 2Kon 21:25| zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste
222 2Kon 25:5 | zou op de hoogten, in de steden van Juda, en rondom Jeruzalem,
223 2Kon 25:8 | bracht al de priesters uit de steden van Juda, en verontreinigde
224 2Kon 25:19| huizen der hoogten, die in de steden van Samaria waren, die de
225 1Kro 2:22| hij had drie en twintig steden in het land van Gilead. ~
226 1Kro 2:23| onderhorige plaatsen, zestig steden. Deze allen zijn zonen van
227 1Kro 4:31| te Saaraim. Dit waren hun steden, totdat David koning werd. ~
228 1Kro 4:32| en Tochen, en Asan; vijf steden. ~
229 1Kro 4:33| die in den omloop dezer steden waren, tot Baal toe. Dit
230 1Kro 6:57| kinderen van Aaron gaven zij steden van Juda, de vrijstad Hebron,
231 1Kro 6:60| haar voorsteden. Al hun steden, in hun huisgezinnen, waren
232 1Kro 6:60| huisgezinnen, waren dertien steden. ~
233 1Kro 6:61| Manasse, bij het lot, tien steden. ~
234 1Kro 6:62| Manasse in Basan, dertien steden. ~
235 1Kro 6:63| Zebulon, bij het lot, twaalf steden. ~
236 1Kro 6:64| Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden. ~
237 1Kro 6:65| kinderen van Benjamin, deze steden, dewelke zij bij namen noemden. ~
238 1Kro 6:66| van Kahath, dien gewerden steden hunner landpale, van den
239 1Kro 6:70| kinderen van Kahath hadden deze steden: ~
240 1Kro 9:2 | in hun bezitting, in hun steden kwamen, waren de Israelieten,
241 1Kro 10:7 | waren, zo verlieten zij hun steden, en zij vloden. Toen kwamen
242 1Kro 13:2 | die met hen zijn in de steden, met haar voorsteden, opdat
243 1Kro 18:8 | uit Tibchath, en uit Chun, steden van Hadar-ezer; daarvan
244 1Kro 19:8 | uit Tibchath, en uit Chun, steden van Hadar-ezer; daarvan
245 1Kro 20:7 | kinderen Ammons uit hun steden, en zij kwamen ten strijde. ~
246 1Kro 20:13| voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; de HEERE nu
247 1Kro 21:3 | alzo deed David aan al de steden derkinderen Ammons. Toen
248 1Kro 28:25| schatten op het land, in de steden, en in de dorpen, en in
249 2Kro 9:2 | 2 Dat Salomo de steden, welke Huram hem gegeven
250 2Kro 9:5 | neder Beth-horon, vaste steden met muren, deuren en grendelen; ~
251 2Kro 9:6 | alle wagensteden, en de steden der ruiteren, en wat de
252 2Kro 11:17| kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden, over die
253 2Kro 12:5 | Jeruzalem; en hij bouwde steden tot vastigheden in Juda. ~
254 2Kro 12:10| en in Benjamin de vaste steden waren. ~
255 2Kro 12:23| Benjamin, in alle vaste steden verspreidde, denwelken hij
256 2Kro 13:4 | 4 En hij nam de vaste steden in, die Juda had, en hij
257 2Kro 14:19| achterna, en nam van hem de steden, Beth-El met haar onderhorige
258 2Kro 15:5 | Hij nam ook weg uit alle steden van Juda de hoogten en de
259 2Kro 15:6 | Daartoe bouwde hij vaste steden in Juda; want het land was
260 2Kro 15:7 | tot Juda: Laat ons deze steden bouwen, en muren daarom
261 2Kro 15:14| 14 En zij sloegen alle steden rondom Gerar; want de verschrikking
262 2Kro 15:14| en zij beroofden al de steden, omdat veel roofs in dezelve
263 2Kro 16:8 | Juda en Benjamin, en uit de steden, die hij van het gebergte
264 2Kro 17:4 | heiren, die hij had, tegen de steden van Israel, en zij sloegen
265 2Kro 18:2 | krijgsvolk in alle vaste steden van Juda, en legde bezettingen
266 2Kro 18:2 | land van Juda, en in de steden van Efraim, die zijn vader
267 2Kro 18:7 | opdat men zou leren in de steden van Juda. ~
268 2Kro 18:9 | zij gingen rondom in alle steden van Juda, en leerden onder
269 2Kro 18:13| hij had veel werks in de steden van Juda, en krijgslieden,
270 2Kro 18:19| die de koning in de vaste steden door gans Juda gezet had. ~ ~ ~
271 2Kro 20:5 | het land, in alle vaste steden van Juda, van stad tot stad. ~
272 2Kro 20:10| uw broederen, die in hun steden wonen, tot u zal komen,
273 2Kro 21:4 | ook kwamen zij uit alle steden van Juda, om den HEERE te
274 2Kro 22:3 | kostelijkheden, met vaste steden in Juda; maar het koninkrijk
275 2Kro 22:23| kostelijkheden, met vaste steden in Juda; maar het koninkrijk
276 2Kro 23:15| vergaderden de Levieten uit alle steden van Juda, en de hoofden
277 2Kro 24:5 | tot hen: Trekt uit tot de steden van Juda, en vergadert geld
278 2Kro 25:13| die deden een inval in de steden van Juda, van Samaria af
279 2Kro 26:6 | Asdod; daartoe bouwde hij steden in Asdod, en onder de Filistijnen. ~
280 2Kro 27:4 | 4Daartoe bouwde hij steden op het gebergte van Juda;
281 2Kro 28:18| waren de Filistijnen in de steden der laagte en het zuiden
282 2Kro 31:1 | gevonden werden, uit, tot de steden van Juda, en braken de opgerichte
283 2Kro 31:1 | tot zijn bezitting in hun steden. ~
284 2Kro 31:6 | Israel en Juda, die in de steden van Juda woonden, brachten
285 2Kro 31:15| Amarja en Sechanja, in de steden der priesteren, met getrouwigheid,
286 2Kro 31:19| velden der voorsteden hunner steden, in elke stad, mannen, die
287 2Kro 32:1 | legerde zich tegen de vaste steden, en dacht ze tot zich af
288 2Kro 32:29| 29 Daartoe had hij zich steden gemaakt, mitsgaders bezitting
289 2Kro 33:14| krijgsoversten in alle vaste steden in Juda. ~
290 2Kro 34:6 | 6 Daartoe in de steden van Manasse, en Efraim,
291 Ezra 2:70| Nethinim woonden in hun steden, en gans Israel in zijn
292 Ezra 2:70| en gans Israel in zijn steden. ~ ~
293 Ezra 3:1 | de kinderen Israels in de steden waren, verzamelde zich het
294 Ezra 10:14| staan, en allen, die in onze steden zijn, die vreemde vrouwen
295 Neh 7:73 | gans Israel, woonden in hun steden. ~ ~
296 Neh 8:1 | kinderen Israels in hun steden waren, ~
297 Neh 8:16 | laten doorgaan door al hun steden, en te Jeruzalem, zeggende:
298 Neh 9:25 | 25 En zij hebben vaste steden en een vet land ingenomen,
299 Neh 10:37 | tienden zouden hebben in alle steden onzer landbouwerij; ~
300 Neh 11:1 | negen delen in de andere steden. ~
301 Neh 11:3 | Jeruzalem woonden; (maar in de steden van Juda woonden, een iegelijk
302 Neh 11:3 | op zijn bezitting, in hun steden, Israel, de priesters, en
303 Neh 11:20 | de Levieten, was in alle steden van Juda, een iegelijk in
304 Neh 12:44 | daarin uit de akkers der steden te verzamelen de delen der
305 Est 50:2 | vergaderden zich in hun steden, in al de landschappen van
306 Job 15:28 | heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet
307 Psa 9:7 | eeuwigheid, en hebt gij de steden uitgeroeid? Hunlieder gedachtenis
308 Psa 69:36 | zal Sion verlossen, en de steden van Juda bouwen; en aldaar
309 Jes 1:7 | aardrijk is een verwoesting, uw steden zijn met het vuur verbrand;
310 Jes 6:11 | En Hij zeide: Totdat de steden verwoest worden, zodat er
311 Jes 14:17 | woestijn stelde, en derzelver steden verstoorde, die zijn gevangenen
312 Jes 14:21 | de wereld vervullen met steden; ~
313 Jes 17:2 | 2 De steden van Aroer zullen verlaten
314 Jes 17:9 | dage zullen zijn sterke steden zijn, als een verlaten struik,
315 Jes 19:18 | dien dage zullen er vijf steden in Egypteland zijn, sprekende
316 Jes 33:8 | verbond, hij veracht de steden, hij acht geen mens. ~
317 Jes 36:1 | optoog tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. ~
318 Jes 37:26 | zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste
319 Jes 40:9 | vrees niet, zeg den steden van Juda: Zie hier is uw
320 Jes 42:11 | Laat de woestijn en haar steden de stem verheffen, met de
321 Jes 44:26 | bewoond worden; en tot de steden van Juda: Gij zult herbouwd
322 Jes 54:3 | zij zullen de verwoeste steden doen bewonen. ~
323 Jes 62:4 | oprichten, en de verwoeste steden vernieuwen, die verstoord
324 Jes 65:10 | 10 Uw heilige steden zijn een woestijn geworden,
325 Jer 1:15 | muren rondom, en tegen alle steden van Juda. ~
326 Jer 2:15 | gezet in verwoesting; zijn steden zijn verbrand, dat er niemand
327 Jer 2:28 | want naar het getal uwer steden zijn uw goden, o Juda! ~
328 Jer 4:5 | ingaan in de vaste steden! ~
329 Jer 4:7 | stellen in verwoestingen; uw steden zullen verstoord worden,
330 Jer 4:16 | verheffen hun stem tegen de steden van Juda. ~
331 Jer 4:26 | een woestijn, en al zijn steden waren afgebroken, vanwege
332 Jer 4:29 | boogschutters vluchten al de steden; zij gaan in de wolken,
333 Jer 4:29 | klimmen op de rotsen; al de steden zijn verlaten, zodat niemand
334 Jer 5:6 | luipaard waakt tegen hun steden; al wie uit dezelve uitgaat,
335 Jer 5:17 | vijgeboom opeten; uw vaste steden, op dewelke gij vertrouwt,
336 Jer 7:17 | niet, wat zij doen in de steden van Juda, en op de straten
337 Jer 7:34 | 34 En Ik zal uit de steden van Juda en uit de straten
338 Jer 8:14 | laat ons ingaan in de vaste steden, en aldaar stilzwijgen;
339 Jer 9:11 | woning der draken; en de steden van Juda zal Ik stellen
340 Jer 10:22 | het noorden; dat men de steden van Juda zal stellen tot
341 Jer 11:6 | al deze woorden uit in de steden van Juda, en in de straten
342 Jer 11:12 | 12 Dan zullen de steden van Juda en de inwoners
343 Jer 11:13 | Want naar het getal uwer steden zijn uw goden geweest, o
344 Jer 13:19 | 19 De steden van het zuiden zijn toegesloten,
345 Jer 17:26 | zij zullen komen uit de steden van Juda, en uit de plaatsen
346 Jer 19:15 | deze stad, en over al haar steden, al het kwaad brengen, dat
347 Jer 20:16 | dezelve man zij, als de steden, die de HEERE heeft omgekeerd,
348 Jer 22:6 | een woestijn en onbewoonde steden! ~
349 Jer 25:18 | Namelijk Jeruzalem en de steden van Juda, en haar koningen,
350 Jer 26:2 | HEEREN, en spreek tot alle steden van Juda, die komen om aan
351 Jer 31:21 | keer weder tot deze uw steden! ~
352 Jer 31:23 | land van Juda, en in zijn steden, als Ik hun gevangenis wenden
353 Jer 31:24 | Juda, mitsgaders al zijn steden, zullen te zamen daarin
354 Jer 32:44 | Jeruzalem, en in de steden van Juda, en in de steden
355 Jer 32:44 | steden van Juda, en in de steden van het gebergte, en in
356 Jer 32:44 | van het gebergte, en in de steden der laagte, en in de steden
357 Jer 32:44 | steden der laagte, en in de steden van het zuiden; want Ik
358 Jer 33:10 | geen beest in is), in de steden van Juda, en op de straten
359 Jer 33:12 | mitsgaders in al derzelver steden, zullen wederom woningen
360 Jer 33:13 | 13 In de steden van het gebergte, in de
361 Jer 33:13 | van het gebergte, in de steden der laagte, en in de steden
362 Jer 33:13 | steden der laagte, en in de steden van het zuiden, en in het
363 Jer 33:13 | rondom Jeruzalem, en in de steden van Juda, zullen de
364 Jer 34:1 | streden, en tegen al haar steden), zeggende: ~
365 Jer 34:7 | tegen al de overgeblevene steden van Juda, tegen Lachis en
366 Jer 34:7 | want deze, zijnde vaste steden, waren overgebleven
367 Jer 34:7 | overgebleven onder de steden van Juda. ~
368 Jer 34:22 | verbranden; en Ik zal de steden van Juda stellen tot een
369 Jer 36:6 | van gans Juda, die uit hun steden komen. ~
370 Jer 36:9 | allen volke, die uit de steden van Juda te Jeruzalem kwamen. ~
371 Jer 40:5 | koning van Babel over de steden van Juda gesteld heeft;
372 Jer 40:10 | vaten, en woont in uw steden, die gij hebt ingenomen. ~
373 Jer 44:2 | over Jeruzalem en over alle steden van Juda; en ziet, zij zijn
374 Jer 44:6 | en heeft gebrand in de steden van Juda en in de straten
375 Jer 44:17 | koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en in de straten
376 Jer 44:21 | roken, dat gijlieden in de steden van Juda en in de straten
377 Jer 48:9 | zal zij uitgaan; en haar steden zullen ter verwoesting worden,
378 Jer 48:15 | is verstoord, en uit zijn steden opgegaan, en de keur zijner
379 Jer 48:24 | over Bozra; ja, over alle steden van Moabs land, die verre
380 Jer 48:28 | 28 Verlaat de steden, en woont in de steenrots,
381 Jer 48:41 | 41 Elk een der steden is gewonnen, en elk een
382 Jer 49:1 | zijn volk in deszelfs steden? ~
383 Jer 49:13 | tot een vloek; en al haar steden zullen worden tot eeuwige
384 Jer 50:32 | een vuur aansteken in zijn steden, dat zal alle plaatsen rondom
385 Jer 51:43 | 43 Haar steden zijn geworden tot verwoesting,
386 Klaa 2:11| de jonge dochters in de steden van Juda. ~
387 Eze 6:6 | al uw woningen zullen de steden verwoest en de hoogten tot
388 Eze 12:20 | 20 En de bewoonde steden zullen woest worden, en
389 Eze 19:7 | weduwen, en hij verwoestte hun steden; zodat het land en zijn
390 Eze 25:9 | van Moab openen, van de steden af, van zijn steden, die
391 Eze 25:9 | van de steden af, van zijn steden, die van zijn grenzen af
392 Eze 26:19 | verwoeste stad, gelijk de steden, die niet bewoond worden;
393 Eze 29:12 | verwoeste landen, en zijn steden zullen een woestheid zijn
394 Eze 29:12 | het midden der verwoeste steden, veertig jaren; en
395 Eze 30:7 | verwoeste landen; en haar steden zullen zijn in het midden
396 Eze 30:7 | het midden der verwoeste steden. ~
397 Eze 35:4 | 4 Ik zal uw steden stellen tot eenzaamheid,
398 Eze 35:9 | zal Ik u stellen, en uw steden zullen niet bewoond worden;
399 Eze 36:4 | plaatsen en tot de verlaten steden, die tot een roof en tot
400 Eze 36:10 | Israels, ja, dat geheel; en de steden zullen bewoond, en de eenzame
401 Eze 36:33 | ongerechtigheden, dan zal Ik de steden doen bewonen, en de eenzame
402 Eze 36:35 | verwoeste en verstoorde steden zijn vast en bewoond. ~
403 Eze 36:38 | alzo zullen de eenzame steden vol zijn van mensenkudden;
404 Eze 39:9 | En de inwoners der steden Israels zullen uitgaan,
405 Dan 11:15 | een wal opwerpen, en vaste steden innemen; en de armen van
406 Hos 8:14 | gebouwd, en Juda heeft vaste steden vermenigvuldigd; maar Ik
407 Hos 8:14 | een vuur zenden in zijn steden, dat zal haar paleizen
408 Hos 11:6 | En het zwaard zal in zijn steden blijven, en zijn grendelen
409 Hos 13:10 | Dat hij u behoude in al uw steden! En uw richters, waar gij
410 Amos 4:6 | tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in
411 Amos 4:8 | 8 En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat
412 Amos 9:14| zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, en
413 Oba 1:20 | Sefarad is, zij zullen de steden van het zuiden erfelijk
414 Mic 5:10 | 10 En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en
415 Mic 5:13 | uitroeien, en Ik zal uw steden verdelgen. ~
416 Mic 7:12 | Assur af, zelfs tot de vaste steden toe; en van de vestingen
417 Zep 1:16 | geklanks tegen de vaste steden en tegen de hoge hoeken. ~
418 Zep 3:6 | niemand daardoor gaat; hun steden zijn verstoord, zodat er
419 Zac 1:12 | over Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke Gij gram
420 Zac 1:17 | HEERE der heirscharen: Mijn steden zullen nog uitgespreid worden
421 Zac 7:7 | bewoond en gerust was, en haar steden rondom haar; en het zuiden
422 Zac 8:20 | en de inwoners van vele steden komen zullen; ~
423 Matt 9:35| 35 En Jezus omging al de steden en vlekken, lerende in hun
424 Matt 10:23| Gij zult uw reis door de steden Israels niet geeindigd hebben,
425 Matt 11:1 | leren en te prediken in hun steden. ~
426 Matt 11:20| 20 Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn krachten
427 Matt 14:13| Hem te voet gevolgd uit de steden. ~
428 Mark 6:33| gezamenlijk te voet van alle steden derwaarts, en kwamen hun
429 Mark 6:56| Hij kwam, in vlekken, of steden, of dorpen, daar legden
430 Luk 4:43 | hen: Ik moet ook anderen steden het Evangelie van het Koninkrijk
431 Luk 5:12 | geschiedde, als Hij in een dier steden was, ziet, er was een man
432 Luk 8:4 | bijeenvergaderde, en zij van alle steden tot Hem kwamen, zo zeide
433 Luk 19:17 | zo heb macht over tien steden. ~
434 Luk 19:19 | En gij, wees over vijf steden. ~
435 Hand 8:6 | hebbende, gevlucht naar de steden van Lykaonie, namelijk Lystre
436 Hand 10:4 | 4 En alzo zij de steden doorreisden, gaven zij hun
437 Hand 20:11| tot in de buiten landse steden. ~
438 2Pet 2:6 | 6 En de steden van Sodoma en Gomorra tot
439 Jud 1:7 | Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke
440 Open 16:19| drie delen gescheurd, en de steden der heidenen zijn gevallen;
|