Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
staven 13
stede 4
stedekens 2
steden 440
steeds 37
steek 13
steekt 10
Frequency    [«  »]
443 29
443 uws
442 nam
440 steden
439 eten
437 vaderen
433 alles

Bijbel

IntraText - Concordances

steden

    Book Chapter: Verse
1 Gen 13:12 | Kanaan; en Lot woonde in de steden der vlakte, en sloeg tenten 2 Gen 18:25 | 25 En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte, 3 Gen 18:25 | en alle inwoners dezer steden, ook het gewas des lands. ~ 4 Gen 18:29 | geschiedde, toen God de steden dezer vlakte verdierf, dat 5 Gen 18:29 | omkering, in het omkeren dier steden, in welke Lot gewoond had. ~ 6 Gen 32:5 | verschrikking was over de steden, die rondom hen waren, zodat 7 Gen 37:35 | Farao, tot spijze in de steden, en bewaren het. ~ 8 Gen 37:48 | en deed de spijze in de steden; de spijze van het veld 9 Gen 43:21 | dat zette hij over in de steden, van het ene uiterste der 10 Lev 24:32 | 32 Aangaande de steden der Levieten, en de huizen 11 Lev 24:32 | Levieten, en de huizen der steden hunner bezitting; de Levieten 12 Lev 24:33 | uitgaan; want de huizen van de steden der Levieten zijn hun bezitting 13 Lev 24:34 | veld van de voorstad hunner steden zal niet verkocht worden; 14 Lev 25:25 | wreken zal, zodat gij in uw steden vergaderd zult worden; dan 15 Lev 25:31 | 31 En Ik zal uw steden een woestijn maken, en uw 16 Lev 25:33 | uw land zal woest, en uw steden zullen een woestijn zijn. ~ 17 Num 13:19 | of kwaad; en hoedanig de steden zijn, in dewelke hetzelve 18 Num 13:28 | in dat land woont, en de steden zijn vast, en zeer groot; 19 Num 21:2 | hand geeft, zo zal ik hun steden verbannen. ~ 20 Num 21:3 | hij verbande hen en hun steden; en hij noemde den naam 21 Num 21:25 | Alzo nam Israel al deze steden in; en Israel woonde in 22 Num 21:25 | en Israel woonde in al de steden der Amorieten, te Hesbon, 23 Num 24:19 | hij zal de overigen uit de steden ombrengen. ~ 24 Num 31:10 | 10 Voorts al hun steden met hun woonplaatsen, en 25 Num 31:69 | bouwen voor ons vee, en steden voor onze kinderen. ~ 26 Num 31:70 | zullen blijven in de vaste steden, vanwege de inwoners des 27 Num 31:77 | 24 Bouwt uw steden voor uw kinderen, en kooien 28 Num 31:79 | zullen aldaar zijn in de steden van Gilead; ~ 29 Num 31:86 | van Bazan; het land met de steden van hetzelve in de landpalen, 30 Num 31:86 | hetzelve in de landpalen, de steden des lands rondom. ~ 31 Num 31:89 | Beth-Nimra, en Beth-Haran, vaste steden en schaapskooien. ~ 32 Num 31:91 | zij noemden de namen der steden, die zij bouwden, met andere 33 Num 34:2 | bezitting aan de Levieten steden zullen geven om te bewonen; 34 Num 34:2 | voorsteden geven, aan de steden rondom dezelve. ~ 35 Num 34:3 | 3 En die steden zullen zij hebben om te 36 Num 34:4 | 4 En de voorsteden der steden, die gij aan de Levieten 37 Num 34:5 | hebben tot voorsteden van de steden. ~ 38 Num 34:6 | 6 De steden nu, die gij aan de Levieten 39 Num 34:6 | gij hun twee en veertig steden geven. ~ 40 Num 34:7 | 7 Al de steden, die gij aan de Levieten 41 Num 34:7 | zullen zijn acht en veertig steden, deze met haar voorsteden. ~ 42 Num 34:8 | 8 De steden, die gij van de bezitting 43 Num 34:8 | zij zullen erven, van zijn steden aan de Levieten geven. ~ 44 Num 34:11 | Zo zult gij maken, dat u steden tegemoet liggen, die u tot 45 Num 34:12 | 12 En deze steden zullen u tot een toevlucht 46 Num 34:13 | 13 En deze steden, die gij geven zult, zullen 47 Num 34:14 | de Jordaan, en drie dezer steden zult gij geven in het land 48 Num 34:15 | 15 Die zes steden zullen voor de kinderen 49 Deu 1:22 | optrekken zullen, en tot wat steden wij komen zullen. ~ 50 Deu 1:28 | groter en langer dan wij; de steden zijn groot, en gesterkt 51 Deu 2:34 | namen te dier tijd al zijn steden in, en wij verbanden alle 52 Deu 2:34 | in, en wij verbanden alle steden, mannen, en vrouwen, en 53 Deu 2:35 | voor ons, en den roof der steden, die wij innamen. ~ 54 Deu 2:37 | beek Jabbok, noch tot de steden van het gebergte, noch tot 55 Deu 3:4 | namen te dier tijd al zijn steden; er was geen stad, die wij 56 Deu 3:4 | van hen niet namen: zestig steden, de ganse landstreek van 57 Deu 3:5 | 5 Al die steden waren met hoge muren, poorten 58 Deu 3:5 | behalve zeer vele onbemuurde steden. ~ 59 Deu 3:6 | hadden, verbannende alle steden, mannen, vrouwen en kinderen. ~ 60 Deu 3:7 | vee en den roof van die steden roofden wij voor ons. ~ 61 Deu 3:10 | 10 Al de steden des platten lands, en het 62 Deu 3:10 | tot Salcha en Edrei toe; steden des koninkrijks van Og in 63 Deu 3:12 | gebergte van Gilead, met de steden van hetzelve, gaf ik aan 64 Deu 3:19 | zij zullen blijven in uw steden, die ik u gegeven heb; ~ 65 Deu 4:41 | Toen scheidde Mozes drie steden uit, aan deze zijde van 66 Deu 4:42 | dat hij in een van deze steden vlood en levend bleef; ~ 67 Deu 6:10 | zullen geven; grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt, ~ 68 Deu 9:1 | en sterker zijn dan gij; steden, die groot en tot in den 69 Deu 13:12 | Wanneer gij van een uwer steden, die de HEERE, uw God, u 70 Deu 19:1 | zult bezitten, en in hun steden en in hun huizen wonen; ~ 71 Deu 19:2 | 2 Zo zult gij u drie steden uitscheiden, in het midden 72 Deu 19:5 | sterve; die zal in een dezer steden vluchten en leven; ~ 73 Deu 19:7 | zeggende: Gij zult u drie steden uitscheiden. ~ 74 Deu 19:9 | zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze drie; ~ 75 Deu 19:11 | en vliedt tot een van die steden; ~ 76 Deu 20:15 | 15 Alzo zult gij aan alle steden doen, die zeer verre van 77 Deu 20:15 | zijn, die niet zijn van de steden dezer volken. ~ 78 Deu 20:16 | 16 Maar van de steden dezer volken, die u de HEERE, 79 Deu 21:2 | zij zullen meten naar de steden, die rondom den verslagene 80 Joz 9:17 | ten derden dage aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon, 81 Joz 9:17 | dage aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon, en Chefira, 82 Joz 10:2 | als een der koninklijke steden; ja, zij was groter dan 83 Joz 10:19 | staart; laat hen in hun steden niet komen; want de HEERE, 84 Joz 10:20 | overgebleven waren, in de vaste steden gekomen waren; ~ 85 Joz 10:37 | haar koning als al haar steden, en alle ziel, die daarin 86 Joz 10:39 | haar koning, en al haar steden, en zij sloegen haar met 87 Joz 11:12 | 12 En Jozua nam al de steden dezer koningen in, en al 88 Joz 11:13 | verbrandden de Israelieten geen steden, die op haar heuvelen stonden, 89 Joz 11:14 | 14 En al den roof dezer steden, en het vee, roofden de 90 Joz 11:21 | Jozua verbande hen met hun steden. ~ 91 Joz 13:10 | 10 En al de steden van Sihon, de koning der 92 Joz 13:17 | 17 Hesbon en al haar steden, die in het vlakke land 93 Joz 13:21 | 21 En alle steden des vlakken lands, en het 94 Joz 13:23 | naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen. ~ 95 Joz 13:25 | landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en het halve 96 Joz 13:28 | naar hun huisgezinnen: de steden en haar dorpen. ~ 97 Joz 13:30 | die in Bazan zijn, zestig steden. ~ 98 Joz 13:31 | en Astharoth, en Edrei, steden des koninkrijks van Og in 99 Joz 14:4 | geen deel in het land, maar steden om te bewonen, en derzelver 100 Joz 14:12 | waren, en dat er grote vaste steden waren; of de HEERE met mij 101 Joz 15:9 | Nefthoah, en uitgaan tot de steden van het gebergte Efron. 102 Joz 15:21 | 21 De steden nu, van het uiterste van 103 Joz 15:32 | Ain, en Rimmon. Al deze steden zijn negen en twintig en 104 Joz 15:36 | en Gederothaim; veertien steden en haar dorpen. ~ 105 Joz 15:41 | Naama, en Makkeda; zestien steden en haar dorpen. ~ 106 Joz 15:44 | Achzib, en Mareza; negen steden en haar dorpen. ~ 107 Joz 15:51 | en Holon, en Gilo; elf steden en haar dorpen. ~ 108 Joz 15:54 | is Hebron, en Zior; negen steden en haar dorpen. ~ 109 Joz 15:57 | Kain, Gibea, en Timna; tien steden en haar dorpen. ~ 110 Joz 15:59 | Beth-Anoth, en Eltekon; zes steden en haar dorpen. ~ 111 Joz 15:60 | Kirjath-Jearim, en Rabba; twee steden en haar dorpen. ~ 112 Joz 15:62 | Zoutstad, en Engedi; zes steden en haar dorpen. ~ 113 Joz 16:9 | 9 En de steden, die afgezonderd waren voor 114 Joz 16:9 | kinderen van Manasse, al die steden en haar dorpen. ~ 115 Joz 17:9 | het zuiden der beek. Deze steden zijn van Efraim in het midden 116 Joz 17:9 | Efraim in het midden der steden van Manasse; en de landpale 117 Joz 17:12 | konden de inwoners van die steden niet verdrijven; want de 118 Joz 18:9 | beschreven het, naar de steden, in zeven delen, in een 119 Joz 18:21 | 21 De steden nu van den stam der kinderen 120 Joz 18:24 | en Ofni, en Gaba; twaalf steden en haar dorpen. ~ 121 Joz 18:28 | Gibath, Kirjath: veertien steden mitsgaders haar dorpen. 122 Joz 19:6 | Beth-Lebaoth, en Saruhen; dertien steden en haar dorpen. ~ 123 Joz 19:7 | en Ether, en Asan; vier steden en haar dorpen; ~ 124 Joz 19:8 | dorpen, die rondom deze steden waren, tot Baalath-Beer, 125 Joz 19:15 | Jidala, en Bethlehem; twaalf steden en haar dorpen. ~ 126 Joz 19:16 | naar hun huisgezinnen; deze steden en haar dorpen. ~ 127 Joz 19:22 | aan de Jordaan; zestien steden en haar dorpen. ~ 128 Joz 19:23 | naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen. ~ 129 Joz 19:30 | en Rehob; twee en twintig steden en haar dorpen. ~ 130 Joz 19:31 | naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen. ~ 131 Joz 19:35 | 35 De vaste steden nu zijn: Ziddim, Zer en 132 Joz 19:38 | en Beth-Semes; negentien steden en haar dorpen. ~ 133 Joz 19:39 | naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen. ~ 134 Joz 19:48 | naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen. ~ 135 Joz 20:4 | hij vlucht tot een van die steden, zo zal hij staan aan de 136 Joz 20:9 | 9Dit nu zijn de steden, die bestemd waren voor 137 Joz 21:2 | dienst van Mozes, dat men ons steden te bewonen geven zou, en 138 Joz 21:3 | den mond des HEEREN, deze steden en de voorsteden derzelve. ~ 139 Joz 21:4 | Benjamin, door het lot, dertien steden. ~ 140 Joz 21:5 | halven stam van Manasse, tien steden. ~ 141 Joz 21:6 | Bazan, bij het lot, dertien steden. ~ 142 Joz 21:7 | stam van Zebulon, twaalf steden. ~ 143 Joz 21:8 | Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden, bij 144 Joz 21:9 | kinderen van Simeon, deze steden, die men bij name noemde; ~ 145 Joz 21:16 | en haar voorsteden; negen steden van deze twee stammen. ~ 146 Joz 21:18 | en haar voorsteden: vier steden. ~ 147 Joz 21:19 | 19 Al de steden der kinderen van Aaron, 148 Joz 21:19 | priesteren, waren dertien steden en haar voorsteden. ~ 149 Joz 21:20 | van Kahath, die hadden de steden huns lots van den stam van 150 Joz 21:22 | en haar voorsteden: vier steden. ~ 151 Joz 21:24 | en haar voorsteden: vier steden. ~ 152 Joz 21:25 | en haar voorsteden: twee steden. ~ 153 Joz 21:26 | 26 Al de steden voor de huisgezinnen van 154 Joz 22 | haar voorsteden: twee steden. ~ 155 Joz 22:2 | en haar voorsteden: vier steden. ~ 156 Joz 22:4 | en haar voorsteden: vier steden. ~ 157 Joz 22:5 | en haar voorsteden: drie steden. ~ 158 Joz 22:6 | 33 Al de steden der Gersonieten, naar hun 159 Joz 22:6 | huisgezinnen, zijn dertien steden en haar voorsteden. ~ 160 Joz 22:8 | en haar voorsteden: vier steden. ~ 161 Joz 22:10 | en haar voorsteden: vier steden. ~ 162 Joz 22:12 | haar voorsteden: al die steden zijn vier. ~ 163 Joz 22:13 | 40 Al die steden waren van de kinderen van 164 Joz 22:13 | Levieten; en hun lot was twaalf steden. ~ 165 Joz 22:14 | 41 Al de steden der Levieten, in het midden 166 Joz 22:14 | Israels, waren acht en veertig steden en haar voorsteden. ~ 167 Joz 22:15 | 42 Deze steden waren elk met haar voorsteden 168 Joz 22:15 | alzo was het met al die steden. ~ 169 Joz 25:13 | gij niet gearbeid hebt, en steden, die gij niet gebouwd hebt, 170 Ric 9:4 | ezelveulens, en die hadden dertig steden, die zij noemden Havvoth-Jair, 171 Ric 10:26 | de stedekens, en in al de steden, die aan de zijde van de 172 Ric 10:33 | komt te Minnith, twintig steden, en tot aan Abel-Keramim, 173 Ric 11:7 | en werd begraven in de steden van Gilead. ~ 174 Ric 19:14 | verzamelden zich uit de steden naar Gibea, om uit te trekken 175 Ric 19:15 | dien dage geteld uit de steden, zes en twintig duizend 176 Ric 19:42 | kleefde hen aan, en die uit de steden vernielden ze in het midden 177 Ric 19:48 | werd; ook zetten zij alle steden, die gevonden werden, in 178 Ric 20:23 | erfenis, en herbouwden de steden, en woonden daarin. ~ 179 1Sa 6:18 | naar het getal van alle steden der Filistijnen, onder de 180 1Sa 6:18 | vijf vorsten, van de vaste steden af tot aan de landvlekken; 181 1Sa 7:14 | 14 En de steden, welke de Filistijnen van 182 1Sa 18:6 | vrouwen uitgingen uit al de steden van Israel, met gezang en 183 1Sa 27:5 | een plaats in een van de steden des lands, dat ik daar wone; 184 1Sa 30:29 | en tot die, welke in de steden der Jerahmeelieten waren, 185 1Sa 30:29 | en tot die, welke in de steden der Kenieten waren, ~ 186 1Sa 31:1 | 1 De Filistijnen dan steden tegen Israel; en de mannen 187 1Sa 31:7 | waren, zo verlieten zij de steden, en zij vloden. Toen kwamen 188 2Sa 2:1 | ik optrekken in een der steden van Juda? En de HEERE zeide 189 2Sa 2:3 | huisgezin; en zij woonden in de steden van Hebron. ~ 190 2Sa 8:8 | Betach, en uit Berothai, steden van Hadad-ezer. ~ 191 2Sa 10:12 | voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; de HEERE nu 192 2Sa 12:31 | en alzo deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna 193 2Sa 20:6 | hij niet misschien vaste steden voor zich vinde, en zich 194 2Sa 24:7 | vesting van Tyrus, en alle steden der Hevieten en der Kanaanieten; 195 1Kon 4:13| is in Basan, zestig grote steden, met muren en koperen grendelen. ~ 196 1Kon 9:11| Salomo aan Hiram twintig steden gaf in het land van Galilea. ~ 197 1Kon 9:12| toog uit van Tyrus, om de steden te bezien, die Salomo hem 198 1Kon 9:13| zeide hij: Wat zijn dat voor steden, mijn broeder, die gij mij 199 1Kon 9:19| en de wagensteden, en de steden der ruiteren, en wat de 200 1Kon 12:17| kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden, over die 201 1Kon 13:32| huizen der hoogten, die in de steden van Samaria zijn. ~ 202 1Kon 15:20| heiren, die hij had, tegen de steden van Israel; en sloeg Ijon, 203 1Kon 15:23| hij gedaan heeft, en de steden, die hij gebouwd heeft, 204 1Kon 20:34| En hij zeide tot hem: De steden, die mijn vader van uw vader 205 1Kon 22:39| gebouwd heeft, en al de steden, die hij gebouwd heeft, 206 2Kon 3:19| 19 En gij zult alle vaste steden, en alle uitgelezene steden 207 2Kon 3:19| steden, en alle uitgelezene steden slaan, en zult alle goede 208 2Kon 3:25| 25 De steden nu braken zij af, en een 209 2Kon 14:25| zoon van Joahaz, nam de steden weder in, uit de hand van 210 2Kon 14:25| hem driemaal, en bracht de steden aan Israel weder. ~  ~  211 2Kon 19:6 | de rivier Gozan, en in de steden der Meden. ~ 212 2Kon 19:9 | hoogten gebouwd in al hun steden, van den wachttoren af tot 213 2Kon 19:9 | wachttoren af tot de vaste steden toe. ~ 214 2Kon 19:24| en deed hen wonen in de steden van Samaria, in de plaats 215 2Kon 19:24| erfelijk in, en woonden in haar steden. ~ 216 2Kon 19:26| en hebt doen wonen in de steden van Samaria, weten de wijze 217 2Kon 19:29| hadden, elk volk in hun steden, waarin zij woonachtig waren. ~ 218 2Kon 20:8 | wachttoren af tot de vaste steden toe. ~ 219 2Kon 20:11| de rivier Gozan, en in de steden der Meden. ~ 220 2Kon 20:13| Assyrie, op tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. ~ 221 2Kon 21:25| zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste 222 2Kon 25:5 | zou op de hoogten, in de steden van Juda, en rondom Jeruzalem, 223 2Kon 25:8 | bracht al de priesters uit de steden van Juda, en verontreinigde 224 2Kon 25:19| huizen der hoogten, die in de steden van Samaria waren, die de 225 1Kro 2:22| hij had drie en twintig steden in het land van Gilead. ~ 226 1Kro 2:23| onderhorige plaatsen, zestig steden. Deze allen zijn zonen van 227 1Kro 4:31| te Saaraim. Dit waren hun steden, totdat David koning werd. ~ 228 1Kro 4:32| en Tochen, en Asan; vijf steden. ~ 229 1Kro 4:33| die in den omloop dezer steden waren, tot Baal toe. Dit 230 1Kro 6:57| kinderen van Aaron gaven zij steden van Juda, de vrijstad Hebron, 231 1Kro 6:60| haar voorsteden. Al hun steden, in hun huisgezinnen, waren 232 1Kro 6:60| huisgezinnen, waren dertien steden. ~ 233 1Kro 6:61| Manasse, bij het lot, tien steden. ~ 234 1Kro 6:62| Manasse in Basan, dertien steden. ~ 235 1Kro 6:63| Zebulon, bij het lot, twaalf steden. ~ 236 1Kro 6:64| Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden. ~ 237 1Kro 6:65| kinderen van Benjamin, deze steden, dewelke zij bij namen noemden. ~ 238 1Kro 6:66| van Kahath, dien gewerden steden hunner landpale, van den 239 1Kro 6:70| kinderen van Kahath hadden deze steden: ~ 240 1Kro 9:2 | in hun bezitting, in hun steden kwamen, waren de Israelieten, 241 1Kro 10:7 | waren, zo verlieten zij hun steden, en zij vloden. Toen kwamen 242 1Kro 13:2 | die met hen zijn in de steden, met haar voorsteden, opdat 243 1Kro 18:8 | uit Tibchath, en uit Chun, steden van Hadar-ezer; daarvan 244 1Kro 19:8 | uit Tibchath, en uit Chun, steden van Hadar-ezer; daarvan 245 1Kro 20:7 | kinderen Ammons uit hun steden, en zij kwamen ten strijde. ~ 246 1Kro 20:13| voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; de HEERE nu 247 1Kro 21:3 | alzo deed David aan al de steden derkinderen Ammons. Toen 248 1Kro 28:25| schatten op het land, in de steden, en in de dorpen, en in 249 2Kro 9:2 | 2 Dat Salomo de steden, welke Huram hem gegeven 250 2Kro 9:5 | neder Beth-horon, vaste steden met muren, deuren en grendelen; ~ 251 2Kro 9:6 | alle wagensteden, en de steden der ruiteren, en wat de 252 2Kro 11:17| kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden, over die 253 2Kro 12:5 | Jeruzalem; en hij bouwde steden tot vastigheden in Juda. ~ 254 2Kro 12:10| en in Benjamin de vaste steden waren. ~ 255 2Kro 12:23| Benjamin, in alle vaste steden verspreidde, denwelken hij 256 2Kro 13:4 | 4 En hij nam de vaste steden in, die Juda had, en hij 257 2Kro 14:19| achterna, en nam van hem de steden, Beth-El met haar onderhorige 258 2Kro 15:5 | Hij nam ook weg uit alle steden van Juda de hoogten en de 259 2Kro 15:6 | Daartoe bouwde hij vaste steden in Juda; want het land was 260 2Kro 15:7 | tot Juda: Laat ons deze steden bouwen, en muren daarom 261 2Kro 15:14| 14 En zij sloegen alle steden rondom Gerar; want de verschrikking 262 2Kro 15:14| en zij beroofden al de steden, omdat veel roofs in dezelve 263 2Kro 16:8 | Juda en Benjamin, en uit de steden, die hij van het gebergte 264 2Kro 17:4 | heiren, die hij had, tegen de steden van Israel, en zij sloegen 265 2Kro 18:2 | krijgsvolk in alle vaste steden van Juda, en legde bezettingen 266 2Kro 18:2 | land van Juda, en in de steden van Efraim, die zijn vader 267 2Kro 18:7 | opdat men zou leren in de steden van Juda. ~ 268 2Kro 18:9 | zij gingen rondom in alle steden van Juda, en leerden onder 269 2Kro 18:13| hij had veel werks in de steden van Juda, en krijgslieden, 270 2Kro 18:19| die de koning in de vaste steden door gans Juda gezet had. ~  ~  ~  271 2Kro 20:5 | het land, in alle vaste steden van Juda, van stad tot stad. ~ 272 2Kro 20:10| uw broederen, die in hun steden wonen, tot u zal komen, 273 2Kro 21:4 | ook kwamen zij uit alle steden van Juda, om den HEERE te 274 2Kro 22:3 | kostelijkheden, met vaste steden in Juda; maar het koninkrijk 275 2Kro 22:23| kostelijkheden, met vaste steden in Juda; maar het koninkrijk 276 2Kro 23:15| vergaderden de Levieten uit alle steden van Juda, en de hoofden 277 2Kro 24:5 | tot hen: Trekt uit tot de steden van Juda, en vergadert geld 278 2Kro 25:13| die deden een inval in de steden van Juda, van Samaria af 279 2Kro 26:6 | Asdod; daartoe bouwde hij steden in Asdod, en onder de Filistijnen. ~ 280 2Kro 27:4 | 4Daartoe bouwde hij steden op het gebergte van Juda; 281 2Kro 28:18| waren de Filistijnen in de steden der laagte en het zuiden 282 2Kro 31:1 | gevonden werden, uit, tot de steden van Juda, en braken de opgerichte 283 2Kro 31:1 | tot zijn bezitting in hun steden. ~ 284 2Kro 31:6 | Israel en Juda, die in de steden van Juda woonden, brachten 285 2Kro 31:15| Amarja en Sechanja, in de steden der priesteren, met getrouwigheid, 286 2Kro 31:19| velden der voorsteden hunner steden, in elke stad, mannen, die 287 2Kro 32:1 | legerde zich tegen de vaste steden, en dacht ze tot zich af 288 2Kro 32:29| 29 Daartoe had hij zich steden gemaakt, mitsgaders bezitting 289 2Kro 33:14| krijgsoversten in alle vaste steden in Juda. ~ 290 2Kro 34:6 | 6 Daartoe in de steden van Manasse, en Efraim, 291 Ezra 2:70| Nethinim woonden in hun steden, en gans Israel in zijn 292 Ezra 2:70| en gans Israel in zijn steden. ~  ~ 293 Ezra 3:1 | de kinderen Israels in de steden waren, verzamelde zich het 294 Ezra 10:14| staan, en allen, die in onze steden zijn, die vreemde vrouwen 295 Neh 7:73 | gans Israel, woonden in hun steden. ~  ~ 296 Neh 8:1 | kinderen Israels in hun steden waren, ~ 297 Neh 8:16 | laten doorgaan door al hun steden, en te Jeruzalem, zeggende: 298 Neh 9:25 | 25 En zij hebben vaste steden en een vet land ingenomen, 299 Neh 10:37 | tienden zouden hebben in alle steden onzer landbouwerij; ~ 300 Neh 11:1 | negen delen in de andere steden. ~ 301 Neh 11:3 | Jeruzalem woonden; (maar in de steden van Juda woonden, een iegelijk 302 Neh 11:3 | op zijn bezitting, in hun steden, Israel, de priesters, en 303 Neh 11:20 | de Levieten, was in alle steden van Juda, een iegelijk in 304 Neh 12:44 | daarin uit de akkers der steden te verzamelen de delen der 305 Est 50:2 | vergaderden zich in hun steden, in al de landschappen van 306 Job 15:28 | heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet 307 Psa 9:7 | eeuwigheid, en hebt gij de steden uitgeroeid? Hunlieder gedachtenis 308 Psa 69:36 | zal Sion verlossen, en de steden van Juda bouwen; en aldaar 309 Jes 1:7 | aardrijk is een verwoesting, uw steden zijn met het vuur verbrand; 310 Jes 6:11 | En Hij zeide: Totdat de steden verwoest worden, zodat er 311 Jes 14:17 | woestijn stelde, en derzelver steden verstoorde, die zijn gevangenen 312 Jes 14:21 | de wereld vervullen met steden; ~ 313 Jes 17:2 | 2      De steden van Aroer zullen verlaten 314 Jes 17:9 | dage zullen zijn sterke steden zijn, als een verlaten struik, 315 Jes 19:18 | dien dage zullen er vijf steden in Egypteland zijn, sprekende 316 Jes 33:8 | verbond, hij veracht de steden, hij acht geen mens. ~ 317 Jes 36:1 | optoog tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. ~ 318 Jes 37:26 | zoudt zijn, om de vaste steden te      verstoren tot woeste 319 Jes 40:9 | vrees niet,      zeg den steden van Juda: Zie hier is uw 320 Jes 42:11 | Laat de woestijn en haar steden de stem verheffen, met de 321 Jes 44:26 | bewoond worden; en tot de steden van Juda: Gij zult herbouwd 322 Jes 54:3 | zij zullen de verwoeste steden doen bewonen. ~ 323 Jes 62:4 | oprichten, en de verwoeste steden vernieuwen, die verstoord 324 Jes 65:10 | 10      Uw heilige steden zijn een woestijn geworden, 325 Jer 1:15 | muren rondom, en tegen alle steden van Juda. ~ 326 Jer 2:15 | gezet in verwoesting; zijn steden zijn verbrand, dat er niemand 327 Jer 2:28 | want naar het getal uwer steden zijn uw goden, o Juda! ~ 328 Jer 4:5 | ingaan in de vaste      steden! ~ 329 Jer 4:7 | stellen in verwoestingen; uw steden zullen      verstoord worden, 330 Jer 4:16 | verheffen hun stem tegen de steden van Juda. ~ 331 Jer 4:26 | een woestijn, en al zijn steden waren afgebroken, vanwege 332 Jer 4:29 | boogschutters vluchten al de steden; zij gaan in de wolken, 333 Jer 4:29 | klimmen op de rotsen; al de steden zijn verlaten, zodat niemand 334 Jer 5:6 | luipaard waakt tegen hun steden; al wie uit dezelve uitgaat, 335 Jer 5:17 | vijgeboom opeten;      uw vaste steden, op dewelke gij vertrouwt, 336 Jer 7:17 | niet, wat zij doen in de steden van Juda, en op de straten 337 Jer 7:34 | 34      En Ik zal uit de steden van Juda en uit de straten 338 Jer 8:14 | laat ons ingaan in de vaste steden, en aldaar stilzwijgen; 339 Jer 9:11 | woning der draken; en de steden van Juda zal Ik stellen 340 Jer 10:22 | het noorden; dat men de steden van Juda zal stellen tot 341 Jer 11:6 | al deze woorden uit in de steden van Juda, en in de straten 342 Jer 11:12 | 12      Dan zullen de steden van Juda en de inwoners 343 Jer 11:13 | Want naar het getal uwer steden zijn uw goden geweest, o 344 Jer 13:19 | 19      De steden van het zuiden zijn toegesloten, 345 Jer 17:26 | zij zullen komen uit de steden van Juda, en uit de plaatsen 346 Jer 19:15 | deze stad, en over al haar steden, al het kwaad brengen, dat 347 Jer 20:16 | dezelve man zij, als de steden, die de HEERE heeft omgekeerd, 348 Jer 22:6 | een woestijn en onbewoonde steden! ~ 349 Jer 25:18 | Namelijk Jeruzalem en de steden van Juda, en haar koningen, 350 Jer 26:2 | HEEREN, en spreek tot alle steden van Juda, die komen om aan 351 Jer 31:21 | keer weder tot deze uw steden! ~ 352 Jer 31:23 | land van Juda, en in zijn steden, als Ik hun gevangenis wenden 353 Jer 31:24 | Juda, mitsgaders al zijn steden, zullen te zamen daarin 354 Jer 32:44 | Jeruzalem, en in      de steden van Juda, en in de steden 355 Jer 32:44 | steden van Juda, en in de steden van het gebergte, en in 356 Jer 32:44 | van het gebergte, en in de steden der laagte, en in de steden 357 Jer 32:44 | steden der laagte, en in de steden van het zuiden; want Ik 358 Jer 33:10 | geen beest in is), in de steden van Juda, en op de straten 359 Jer 33:12 | mitsgaders in al derzelver steden, zullen wederom woningen 360 Jer 33:13 | 13      In de steden van het gebergte, in de 361 Jer 33:13 | van het gebergte, in de steden der laagte, en in de steden 362 Jer 33:13 | steden der laagte, en in de steden van het zuiden, en in het 363 Jer 33:13 | rondom Jeruzalem, en in de steden van      Juda, zullen de 364 Jer 34:1 | streden, en tegen al haar steden), zeggende: ~ 365 Jer 34:7 | tegen al de overgeblevene steden van Juda, tegen Lachis en 366 Jer 34:7 | want deze, zijnde vaste steden, waren      overgebleven 367 Jer 34:7 | overgebleven onder de steden van Juda. ~ 368 Jer 34:22 | verbranden; en      Ik zal de steden van Juda stellen tot een 369 Jer 36:6 | van gans Juda, die uit hun steden komen. ~ 370 Jer 36:9 | allen volke, die uit de steden van Juda te Jeruzalem kwamen. ~ 371 Jer 40:5 | koning van Babel over de steden van Juda gesteld heeft; 372 Jer 40:10 | vaten,      en woont in uw steden, die gij hebt ingenomen. ~ 373 Jer 44:2 | over Jeruzalem en over alle steden van Juda; en ziet, zij zijn 374 Jer 44:6 | en heeft gebrand in de steden van Juda en in de straten 375 Jer 44:17 | koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en in de straten 376 Jer 44:21 | roken, dat gijlieden in de steden van Juda en in de straten 377 Jer 48:9 | zal zij uitgaan; en haar steden zullen ter verwoesting worden, 378 Jer 48:15 | is verstoord, en uit zijn steden opgegaan, en de keur zijner 379 Jer 48:24 | over Bozra; ja, over alle steden van Moabs land, die verre 380 Jer 48:28 | 28      Verlaat de steden, en woont in de steenrots, 381 Jer 48:41 | 41      Elk een der steden is gewonnen, en elk een 382 Jer 49:1 | zijn volk in deszelfs steden? ~ 383 Jer 49:13 | tot een vloek; en al haar steden zullen      worden tot eeuwige 384 Jer 50:32 | een vuur aansteken in zijn steden, dat zal alle plaatsen rondom 385 Jer 51:43 | 43      Haar steden zijn geworden tot verwoesting, 386 Klaa 2:11| de jonge dochters in de steden van Juda. ~ 387 Eze 6:6 | al uw woningen zullen de steden verwoest en de hoogten tot 388 Eze 12:20 | 20      En de bewoonde steden zullen woest worden, en 389 Eze 19:7 | weduwen, en hij verwoestte hun steden; zodat het land en zijn 390 Eze 25:9 | van Moab openen, van de steden af, van zijn steden, die 391 Eze 25:9 | van de steden af, van zijn steden, die van zijn grenzen af 392 Eze 26:19 | verwoeste stad, gelijk de steden, die niet bewoond worden; 393 Eze 29:12 | verwoeste landen, en zijn steden zullen een woestheid zijn 394 Eze 29:12 | het midden der verwoeste steden, veertig jaren;      en 395 Eze 30:7 | verwoeste landen; en haar steden zullen zijn in het midden 396 Eze 30:7 | het midden der verwoeste steden. ~ 397 Eze 35:4 | 4      Ik zal uw steden stellen tot eenzaamheid, 398 Eze 35:9 | zal Ik u stellen, en uw steden zullen niet bewoond worden; 399 Eze 36:4 | plaatsen en tot de verlaten steden, die tot een roof en tot 400 Eze 36:10 | Israels, ja, dat geheel; en de steden zullen bewoond, en de eenzame 401 Eze 36:33 | ongerechtigheden, dan zal Ik de steden doen bewonen, en de eenzame 402 Eze 36:35 | verwoeste en verstoorde steden zijn vast en bewoond. ~ 403 Eze 36:38 | alzo zullen de eenzame steden vol zijn van mensenkudden; 404 Eze 39:9 | En de inwoners der steden Israels zullen uitgaan, 405 Dan 11:15 | een wal opwerpen, en vaste steden innemen; en de armen van 406 Hos 8:14 | gebouwd, en Juda heeft vaste steden vermenigvuldigd; maar Ik 407 Hos 8:14 | een vuur zenden in zijn steden, dat zal haar paleizen      408 Hos 11:6 | En het zwaard zal in zijn steden blijven, en zijn grendelen 409 Hos 13:10 | Dat hij u behoude in al uw steden! En uw richters, waar gij 410 Amos 4:6 | tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in 411 Amos 4:8 | 8      En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat 412 Amos 9:14| zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, en 413 Oba 1:20 | Sefarad is, zij zullen de steden van het zuiden erfelijk 414 Mic 5:10 | 10      En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en 415 Mic 5:13 | uitroeien, en Ik zal uw steden verdelgen. ~ 416 Mic 7:12 | Assur af, zelfs tot de vaste steden toe; en van de vestingen 417 Zep 1:16 | geklanks tegen de vaste steden en tegen de hoge hoeken. ~ 418 Zep 3:6 | niemand daardoor gaat; hun steden zijn verstoord, zodat er 419 Zac 1:12 | over Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke Gij gram      420 Zac 1:17 | HEERE der heirscharen: Mijn steden zullen nog uitgespreid worden 421 Zac 7:7 | bewoond en gerust was, en haar steden rondom haar; en het zuiden 422 Zac 8:20 | en de inwoners van vele steden komen zullen; ~ 423 Matt 9:35| 35 En Jezus omging al de steden en vlekken, lerende in hun 424 Matt 10:23| Gij zult uw reis door de steden Israels niet geeindigd hebben, 425 Matt 11:1 | leren en te prediken in hun steden. ~ 426 Matt 11:20| 20 Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn krachten 427 Matt 14:13| Hem te voet gevolgd uit de steden. ~ 428 Mark 6:33| gezamenlijk te voet van alle steden derwaarts, en kwamen hun 429 Mark 6:56| Hij kwam, in vlekken, of steden, of dorpen, daar legden 430 Luk 4:43 | hen: Ik moet ook anderen steden het Evangelie van het Koninkrijk 431 Luk 5:12 | geschiedde, als Hij in een dier steden was, ziet, er was een man 432 Luk 8:4 | bijeenvergaderde, en zij van alle steden tot Hem kwamen, zo zeide 433 Luk 19:17 | zo heb macht over tien steden. ~ 434 Luk 19:19 | En gij, wees over vijf steden. ~ 435 Hand 8:6 | hebbende, gevlucht naar de steden van Lykaonie, namelijk Lystre 436 Hand 10:4 | 4 En alzo zij de steden doorreisden, gaven zij hun 437 Hand 20:11| tot in de buiten landse steden. ~ 438 2Pet 2:6 | 6 En de steden van Sodoma en Gomorra tot 439 Jud 1:7 | Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke 440 Open 16:19| drie delen gescheurd, en de steden der heidenen zijn gevallen;


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License