Book Chapter: Verse
1 Gen 2:16 | hofs zult gij vrijelijk eten; ~
2 Gen 2:17 | kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij
3 Gen 3:1 | heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs? ~
4 Gen 3:2 | bomen dezes hofs zullen wij eten; ~
5 Gen 3:3 | gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat
6 Gen 3:11 | gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt? ~
7 Gen 3:14 | gij gaan, en stof zult gij eten, al de dagen uws levens. ~
8 Gen 3:17 | zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om
9 Gen 3:17 | met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens. ~
10 Gen 3:18 | zult het kruid des velds eten. ~
11 Gen 3:19 | aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde
12 Gen 9:4 | zijn bloed, zult gij niet eten. ~
13 Gen 23:33 | 33 Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij zeide:
14 Gen 23:33 | maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden
15 Gen 25:10 | vader brengen, en hij zal eten, opdat hij u zegene voor
16 Gen 26:20 | gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen om aan te trekken; ~
17 Gen 28:54 | zijn broederen, om brood te eten; en zij aten brood, en vernachtten
18 Gen 29:32 | 32 Daarom eten de kinderen Israels de verrukte
19 Gen 34:25 | zaten zij neder om brood te eten, en hieven hun ogen op,
20 Gen 36:42 | zal uw vlees van boven u eten. ~
21 Gen 39:16 | zullen te middag met mij eten. ~
22 Gen 39:25 | gehoord, dat zij aldaar brood eten zouden. ~
23 Gen 39:32 | Egyptenaars mogen geen brood eten met de Hebreen, dewijl zulks
24 Gen 41:18 | zult het vette dezes lands eten. ~
25 Gen 43:24 | uw huizen zijn, en om te eten voor uw kinderkens. ~
26 Gen 45:27 | des morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit
27 Exo 12:4 | een iegelijk naar dat hij eten kan; gij zult rekening maken
28 Exo 12:7 | huizen, in welke zij het eten zullen.
29 Exo 12:8 | En zij zullen het vlees eten in denzelfden nacht, aan
30 Exo 12:8 | zullen het met bittere saus eten. ~
31 Exo 12:9 | Gij zult daarvan niet rauw eten, ook geenszins in water
32 Exo 12:11 | 11 Aldus nu zult gij het eten: uw lenden zullen opgeschort
33 Exo 12:11 | en gij zult het met haast eten; het is des HEEREN pascha. ~
34 Exo 12:15 | gijlieden ongezuurde broden eten; maar aan den eersten dag
35 Exo 12:18 | zult gij ongezuurde broden eten, tot den een en twintigsten
36 Exo 12:19 | want al wie het gedesemde eten zal, dezelve ziel zal uit
37 Exo 12:20 | 20 Gij zult niets eten, dat gedesemd is; in al
38 Exo 12:20 | zult gij ongezuurde broden eten. ~
39 Exo 12:43 | vreemdelings zal daarvan eten. ~
40 Exo 12:44 | hebben, dan zal hij daarvan eten. ~
41 Exo 12:45 | noch huurling zal er van eten. ~
42 Exo 12:48 | onbesnedene zal daarvan eten. ~
43 Exo 13:6 | zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag
44 Exo 16:8 | ulieden aan den avond vlees te eten zal geven, en aan den morgen
45 Exo 16:12 | twee avonden zult gij vlees eten, en aan den morgen zult
46 Exo 16:15 | hetwelk de HEERE ulieden te eten gegeven heeft. ~
47 Exo 16:16 | daarvan een ieder naar dat hij eten mag, een gomer voor een
48 Exo 16:18 | verzamelde zoveel, als hij eten mocht. ~
49 Exo 16:21 | een iegelijk naar dat hij eten mocht; want als de zon heet
50 Exo 16:32 | brood, dat Ik ulieden heb te eten gegeven in deze woestijn,
51 Exo 18:12 | van Israel, om brood te eten met den schoonvader van
52 Exo 22:31 | daarom zult gij geen vlees eten, dat op het veld verscheurd
53 Exo 23:11 | de armen uws volks mogen eten, en het overige daarvan
54 Exo 23:11 | daarvan de beesten des velds eten mogen; alzo zult gij ook
55 Exo 23:15 | zult gij ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb),
56 Exo 29:32 | het vlees van dezen ram eten, en het brood, dat in den
57 Exo 29:33 | En zij zullen die dingen eten, met welke de verzoening
58 Exo 29:33 | een vreemde zal ze niet eten, want ze zijn heilig. ~
59 Exo 32:6 | het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden
60 Exo 33:6 | het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden
61 Exo 34:41 | zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb,
62 Lev 3:17 | vet noch bloed zult gij eten. ~ ~ ~ ~ ~
63 Lev 6:16 | zullen Aaron en zijn zonen eten; ongezuurd zal het gegeten
64 Lev 6:16 | samenkomst zullen zij dat eten. ~
65 Lev 6:18 | zonen van Aaron zal het eten; het zij een eeuwige inzetting
66 Lev 6:26 | de zonde offert, zal het eten; in de heilige plaats zal
67 Lev 6:29 | onder de priesteren, zal dat eten; het is een heiligheid der
68 Lev 7:6 | onder de priesteren zal dat eten; in de heilige plaats zal
69 Lev 7:19 | ieder, die rein is, mogen eten. ~
70 Lev 7:23 | schaap, of geit, zult gij eten. ~
71 Lev 7:24 | zult het ganselijk niet eten. ~
72 Lev 7:25 | Want al wie het vet van vee eten zal, van hetwelk men den
73 Lev 7:26 | in uw woningen geen bloed eten, hetzij van het gevogelte,
74 Lev 7:27 | Alle ziel, die enig bloed eten zal, die ziel zal uit haar
75 Lev 8:31 | en zijn zonen zullen dat eten. ~
76 Lev 10:13 | 13 Daarom zult gij dat eten in de heilige plaats, dewijl
77 Lev 10:14 | gij in een reine plaats eten, gij, en uw zonen, en uw
78 Lev 11:2 | is het gedierte, dat gij eten zult uit alle beesten, die
79 Lev 11:3 | en herkauwt, dat zult gij eten. ~
80 Lev 11:4 | Deze nochtans zult gij niet eten, van degenen, die alleen
81 Lev 11:8 | hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas niet aanroeren,
82 Lev 11:9 | 9 Dit zult gij eten van al wat in de wateren
83 Lev 11:9 | schubben heeft, dat zult gij eten; ~
84 Lev 11:11 | hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij
85 Lev 11:21 | 21 Dit nochtans zult gij eten van al het kruipend gevogelte,
86 Lev 11:22 | 22 Van die zult gij deze eten: de sprinkhaan naar zijn
87 Lev 11:42 | kruipt, die zult gij niet eten, want zij zijn een verfoeisel. ~
88 Lev 11:47 | tussen het gedierte, dat men eten, en tussen het gedierte,
89 Lev 11:47 | het gedierte, dat men niet eten zal. ~ ~
90 Lev 17:12 | Geen ziel van u zal bloed eten; noch de vreemdeling, die
91 Lev 17:12 | van u verkeert, zal bloed eten. ~
92 Lev 17:14 | zult geens vleses bloed eten; want de ziel van alle vlees,
93 Lev 19:25 | zult gij deszelfs vrucht eten, om het inkomen daarvan
94 Lev 19:26 | zult niets met het bloed eten. Gij zult op geen vogelgeschrei
95 Lev 21:22 | heilige dingen, zal hij mogen eten; ~
96 Lev 22:4 | zal van die heilige dingen eten, totdat hij rein is; mitsgaders
97 Lev 22:6 | die heilige dingen niet eten, maar zal zijn vlees met
98 Lev 22:7 | hij van die heilige dingen eten; want dat is zijn spijze. ~
99 Lev 22:8 | verscheurde zal hij niet eten, om daarmede onrein te worden;
100 Lev 22:10 | geen vreemde het heilige eten; een bijwoner des priesters,
101 Lev 22:10 | zullen het heilige niet eten. ~
102 Lev 22:11 | hebben, die zal daarvan eten; en de ingeborene van zijn
103 Lev 22:11 | die zullen van zijn spijze eten. ~
104 Lev 22:12 | der heilige dingen niet eten. ~
105 Lev 22:13 | van de spijze haars vaders eten; maar geen vreemde zal daarvan
106 Lev 22:13 | geen vreemde zal daarvan eten. ~
107 Lev 22:16 | hun heilige dingen zouden eten; want Ik ben de HEERE, Die
108 Lev 22:37 | zult gij ongezuurde broden eten. ~
109 Lev 22:45 | geroost koren, noch groen aren eten, tot op dienzelven dag,
110 Lev 23:9 | de heilige plaats zullen eten; want het is voor hem een
111 Lev 24:12 | veld de inkomst daarvan eten. ~
112 Lev 24:19 | vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging toe; en
113 Lev 24:20 | zoudt zeggen: Wat zullen wij eten in het zevende jaar? Ziet,
114 Lev 24:22 | zult van de oude inkomst eten, tot het negende jaar toe;
115 Lev 24:22 | ingekomen is, zult gij het oude eten. ~
116 Lev 25:5 | zaaitijd; en gij zult uw brood eten tot verzadiging toe, en
117 Lev 25:10 | oude, dat verouderd is, eten; en het oude zult gij vanwege
118 Lev 25:26 | wedergeven; en gij zult eten, maar niet verzadigd worden. ~
119 Lev 25:29 | zult het vlees uwer zonen eten, en het vlees uwer dochteren
120 Lev 25:29 | uwer dochteren zult gij eten. ~
121 Num 6:3 | verse of gedroogde druiven eten. ~
122 Num 6:4 | Nazireerschap zal hij niet eten van iets, dat van den wijnstok
123 Num 9:11 | bittere saus zullen zij dat eten. ~
124 Num 11:4 | zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? ~
125 Num 11:13 | Geef ons vlees, dat wij eten! ~
126 Num 11:18 | morgen, en gij zult vlees eten; want gij hebt voor de oren
127 Num 11:18 | zeggende: Wie zal ons vlees te eten geven? want het ging ons
128 Num 11:18 | vlees geven, en gij zult eten. ~
129 Num 11:19 | een dag, noch twee dagen eten, noch vijf dagen, noch tien
130 Num 11:21 | zullen een gehele maand eten! ~
131 Num 15:19 | het brood des lands zult eten, dan zult gij den HEERE
132 Num 18:23 | allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal
133 Num 18:23 | wat mannelijk is zal dat eten; het zal u een heiligheid
134 Num 18:24 | uw huis rein is, zal dat eten. ~
135 Num 18:26 | uw huis rein is, zal dat eten. ~
136 Num 18:44 | 31 En gij zult dat eten in alle plaatsen, gij en
137 Num 19:10 | allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal
138 Num 19:10 | wat mannelijk is zal dat eten; het zal u een heiligheid
139 Num 19:11 | uw huis rein is, zal dat eten. ~
140 Num 19:13 | uw huis rein is, zal dat eten. ~
141 Num 19:31 | 31 En gij zult dat eten in alle plaatsen, gij en
142 Deu 4:28 | niet zien, noch horen, noch eten, noch rieken. ~
143 Deu 8:9 | brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken
144 Deu 11:15 | uw beesten; en gij zult eten en verzadigd worden. ~
145 Deu 12:7 | aangezicht des HEEREN, uws Gods, eten en vrolijk zijn, gijlieden
146 Deu 12:15 | zult gij slachten en vlees eten, naar den zegen des HEEREN,
147 Deu 12:15 | en de reine zal daarvan eten, als van een ree, en als
148 Deu 12:16 | bloed zult gijlieden niet eten; gij zult het op de aarde
149 Deu 12:17 | in uw poorten niet mogen eten de tienden van uw koren,
150 Deu 12:18 | 18 Maar gij zult dat eten voor het aangezicht des
151 Deu 12:20 | zeggen zult: Ik zal vlees eten; dewijl uw ziel lust heeft
152 Deu 12:20 | ziel lust heeft vlees te eten, zo zult gij vlees eten,
153 Deu 12:20 | eten, zo zult gij vlees eten, naar allen lust uwer ziel. ~
154 Deu 12:21 | geboden heb; en gij zult eten in uw poorten, naar allen
155 Deu 12:22 | wordt, alzo zult gij dat eten; de onreine en de reine
156 Deu 12:22 | reine zullen het te zamen eten. ~
157 Deu 12:23 | ziel met het vlees niet eten; ~
158 Deu 12:24 | 24 Gij zult dat niet eten; op de aarde zult gij het
159 Deu 12:25 | 25 Gij zult dat niet eten; opdat het u, en uw kinderen
160 Deu 12:27 | maar het vlees zult gij eten. ~
161 Deu 14:3 | 3 Gij zult geen gruwel eten. ~
162 Deu 14:4 | de beesten, die gijlieden eten zult; een os, klein vee
163 Deu 14:6 | de beesten, die zult gij eten. ~
164 Deu 14:7 | Maar deze zult gij niet eten, van degenen, die alleen
165 Deu 14:8 | hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij
166 Deu 14:9 | 9 Dit zult gij eten van alles, wat in de wateren
167 Deu 14:9 | schubben heeft, zult gij eten. ~
168 Deu 14:10 | schubben heeft, zult gij niet eten; het zal ulieden onrein
169 Deu 14:11 | Allen reinen vogel zult gij eten. ~
170 Deu 14:12 | van dewelke gij niet zult eten: de arend, en de havik,
171 Deu 14:20 | rein gevogelte zult gij eten. ~
172 Deu 14:21 | 21 Gij zult geen dood aas eten; den vreemdeling, die in
173 Deu 14:23 | te doen wonen, zult gij eten de tienden van uw koren,
174 Deu 14:29 | poorten zijn, en zullen eten en verzadigd worden; opdat
175 Deu 15:20 | zult gij ze jaar op jaar eten in de plaats, die de HEERE
176 Deu 15:22 | uw poorten zult gij het eten; de onreine en de reine
177 Deu 15:23 | bloed alleen zult gij niet eten; gij zult het op de aarde
178 Deu 16:3 | niets gedesemds op hetzelve eten; zeven dagen zult gij ongezuurde
179 Deu 16:3 | gij ongezuurde op hetzelve eten, een brood der ellende, (
180 Deu 16:7 | Dan zult gij het koken en eten in de plaats, die de HEERE,
181 Deu 16:8 | zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag
182 Deu 18:1 | zijn erfdeel zullen zij eten. ~
183 Deu 18:8 | zullen zij een gelijk deel eten, boven zijn verkoping bij
184 Deu 20:14 | voor u roven; en gij zult eten den buit uwer vijanden,
185 Deu 20:19 | drijvende; want gij zult daarvan eten; daarom zult gij dat niet
186 Deu 23:24 | wijngaard, zo zult gij druiven eten naar uw lust, tot uw verzadiging;
187 Deu 26:12 | geven, dat zij in uw poorten eten en verzadigd worden. ~
188 Deu 27:7 | offeren, en zult aldaar eten, en vrolijk zijn voor het
189 Deu 28:31 | maar gij zult daarvan niet eten; uw ezel zal van voor uw
190 Deu 28:33 | al uw arbeid zal een volk eten, dat gij niet gekend hebt;
191 Deu 28:53 | 53 En gij zult eten de vrucht uws buiks, het
192 Deu 28:55 | vlees zijner zonen, die hij eten zal, omdat hij voor zich
193 Deu 28:57 | hebben; want zij zal hen eten in het verborgene, vermits
194 Deu 31:20 | melk en honig, en het zal eten, en verzadigd, en vet worden;
195 Deu 32:42 | en Mijn zwaard zal vlees eten; van het bloed des verslagenen
196 Ric 12:14 | 14 Zij zal niet eten van iets, dat van de wijnstok
197 Ric 12:14 | drinken, noch iets onreins eten; al wat Ik haar geboden
198 Ric 12:16 | Ik zal van uw brood niet eten; en indien gij een brandoffer
199 Rut 3:3 | geeindigd zal hebben te eten en te drinken. ~
200 1Sa 2:36 | ik een bete broods moge eten. ~ ~ ~
201 1Sa 9:13 | opgaat op de hoogte om te eten; want het volk zal niet
202 1Sa 9:13 | want het volk zal niet eten, totdat hij komt, want hij
203 1Sa 9:13 | zegent het offer, daarna eten de genodigden; daarom gaat
204 1Sa 14:30 | heden had mogen vrijelijk eten van den buit zijner vijanden,
205 1Sa 20:5 | koning zou aanzitten om te eten; zo laat mij gaan, dat ik
206 1Sa 20:24 | koning bij de spijze, om te eten. ~
207 1Sa 28:23 | het, en zeide: Ik zal niet eten. Maar zijn knechten, en
208 2Sa 3:35 | om David brood te doen eten, als het nog dag was; maar
209 2Sa 9:7 | gij zult geduriglijk brood eten aan mijn tafel. ~
210 2Sa 9:10 | heren, zal geduriglijk brood eten aan mijn tafel. Ziba nu
211 2Sa 11:11 | in mijn huis gaan, om te eten en te drinken, en bij mijn
212 2Sa 13:9 | aangezicht; maar hij weigerde te eten. En Amnon zeide: Doet alle
213 2Sa 16:2 | de zomervruchten, om te eten voor de jongens; en de wijn,
214 2Sa 17:29 | dat met hem was, om te eten, want zij zeiden: Dit volk
215 2Sa 19:28 | degenen, die aan uw tafel eten; wat heb ik dan meer voor
216 1Kon 1:25| den priester; en zie, zij eten, en drinken voor zijn aangezicht,
217 1Kon 1:41| die nu geeindigd hadden te eten; ook hoorde Joab het geluid
218 1Kon 2:7 | degenen, die aan uw tafel eten; want alzo naderden zij
219 1Kon 13:8 | in deze plaats geen brood eten, noch water drinken. ~
220 1Kon 13:9 | zeggende: Gij zult geen brood eten, noch water drinken; en
221 1Kon 13:16| inkomen; ik zal ook geen brood eten, noch met u water drinken,
222 1Kon 13:17| Gij zult aldaar noch brood eten, noch water drinken; gij
223 1Kon 13:22| had: Gij zult geen brood eten noch water drinken; zo zal
224 1Kon 14:11| sterft, zullen de honden eten; en die in het veld sterft,
225 1Kon 14:11| zullen de vogelen des hemels eten; want de HEERE heeft het
226 1Kon 16:4 | sterft, zullen de honden eten, en die van hem in het veld
227 1Kon 16:4 | zullen de vogelen des hemels eten. ~
228 1Kon 17:12| zoon bereiden, dat wij het eten, en sterven. ~
229 1Kon 18:19| van de tafel van Izebel eten. ~
230 1Kon 18:42| Alzo toog Achab op, om te eten en te drinken; maar Elia
231 1Kon 21:23| De honden zullen Izebel eten, aan den voorwal van Jizreel. ~
232 1Kon 21:24| de stad, zullen de honden eten; en die in het veld sterft,
233 1Kon 21:24| zullen de vogelen des hemels eten. ~
234 2Kon 4:8 | hem aanhield om brood te eten. Voorts geschiedde het,
235 2Kon 4:8 | hij daarin, om brood te eten. ~
236 2Kon 4:40| voor de mannen op om te eten; en het geschiedde, als
237 2Kon 4:40| En zij konden het niet eten. ~
238 2Kon 4:41| voor het volk op, dat zij eten. Toen was er niets kwaads
239 2Kon 4:42| Geef aan het volk, dat zij eten. ~
240 2Kon 4:43| Geef aan het volk, dat zij eten; want alzo zegt de HEERE:
241 2Kon 4:43| alzo zegt de HEERE: Men zal eten en overhouden. ~
242 2Kon 6:22| brood en water voor, dat zij eten en drinken, en tot hun heer
243 2Kon 6:28| zoon, dat wij hem heden eten, en morgen zullen wij mijn
244 2Kon 6:28| morgen zullen wij mijn zoon eten. ~
245 2Kon 6:29| Geef uw zoon, dat wij hem eten, zo heeft zij haar zoon
246 2Kon 7:2 | zien, doch daarvan niet eten. ~
247 2Kon 7:19| zien, doch daarvan niet eten. ~
248 2Kon 9:10| zullen de honden Izebel eten op het stuk lands van Jizreel,
249 2Kon 9:36| honden het vlees van Izebel eten. ~
250 2Kon 20:27| zij met ulieden hun drek eten, en hun water drinken zullen? ~
251 2Kon 21:29| teken, dat men in dit jaar eten zal, wat van zelf gewassen
252 2Kro 31:10| HEEREN te brengen, is er te eten geweest en verzadigd te
253 Ezra 2:63| heiligste dingen niet zouden eten, totdat er een priester
254 Neh 5:2 | koren opgenomen, opdat wij eten en leven. ~
255 Neh 7:65 | heiligste dingen niet zouden eten, totdat er een priester
256 Neh 8:13 | al het volk henen om te eten, en om te drinken, en om
257 Neh 9:36 | en het goede daarvan te eten, zie, daarin zijn wij knechten. ~
258 Job 1:4 | zusteren, om met hen te eten en te drinken. ~
259 Job 31:8 | ik zaaien, maar een ander eten, en mijn spruiten moeten
260 Job 38:3 | zij dwalen, omdat er geen eten is? ~
261 Psa 22:27 | De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij
262 Psa 22:30 | Alle vetten op aarde zullen eten, en aanbidden; allen, die
263 Psa 27:2 | naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan,
264 Psa 50:13 | 13 Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken? ~
265 Psa 78:24 | regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren. ~
266 Psa 102:5 | vergeten heb mijn brood te eten. ~
267 Psa 128:2 | 2Want gij zult eten den arbeid uwer handen;
268 Spre 1:31| 31 Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg,
269 Spre 4:17| 17 Want zij eten brood der goddeloosheid,
270 Spre 13:2 | vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen
271 Spre 18:21| liefheeft, zal haar vrucht eten. ~
272 Spre 23:1 | zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk
273 Spre 25:21| hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef
274 Spre 25:27| 27 Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking
275 Spre 27:18| bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt,
276 Spre 30:17| arends jongen zullen het eten. ~
277 Pred 2:25| Want wie zou er van eten, of wie zou zich daartoe
278 Pred 5:10| vermenigvuldigen ook die het eten; wat nuttigheid hebben dan
279 Pred 5:17| zaak, die schoon is: te eten en te drinken, en te genieten
280 Pred 5:18| de macht, om daarvan te eten, en om zijn deel te nemen,
281 Pred 6:2 | niet, om daarvan te eten, maar dat een vreemd man
282 Pred 8:15| heeft onder de zon, dan te eten, en te drinken, en blijde
283 Pred 10:16| vorsten tot in den morgenstond eten! ~
284 Pred 10:17| vorsten ter rechter tijd eten, tot sterkte en niet tot
285 Jes 1:19 | gij het goede dezes lands eten. ~
286 Jes 3:10 | vrucht hunner werken zullen eten. ~
287 Jes 4:1 | zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met onze klederen zullen
288 Jes 5:17 | woeste plaatsen der vetten eten. ~
289 Jes 7:15 | Boter en honig zal Hij eten, totdat Hij wete te verwerpen
290 Jes 7:22 | geven zullen, boter zal eten; ja, een ieder, die overgebleven
291 Jes 7:22 | zal boter en honig eten. ~
292 Jes 9:19 | zal het vlees zijns arms eten; ~
293 Jes 11:7 | nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. ~
294 Jes 22:13 | schapen te kelen, vlees te eten, en wijn te drinken, en
295 Jes 22:13 | en te zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen
296 Jes 23:18 | den HEERE wonen, opdat zij eten tot verzadiging, en dat
297 Jes 30:24 | bouwen, zullen zuiver voeder eten, hetwelk verschud is met
298 Jes 36:12 | met ulieden hun drek eten, en hun water drinken zullen? ~
299 Jes 37:30 | wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar,
300 Jes 50:9 | verouden, die mot zal hen eten. ~
301 Jes 57:9 | gedierten des velds, komt om te eten, ja, al gij gedierten in
302 Jes 62:6 | het vermogen der heidenen eten, en in hun heerlijkheid
303 Jes 63:9 | inzamelen zullen, die zullen het eten, en zij zullen den HEERE
304 Jes 66:13 | Ziet, Mijn knechten zullen eten, doch gijlieden zult hongeren;
305 Jes 66:21 | planten, en derzelver vrucht eten. ~
306 Jes 66:25 | weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal
307 Jes 67:17 | derzelve, die zwijnenvlees eten, en verfoeisel, en muizen;
308 Jer 2:7 | hetzelve en het goede er van te eten; maar toen gij daarin kwaamt,
309 Jer 5:17 | zonen en uw dochteren zouden eten; het zal uw schapen en uw
310 Jer 12:9 | gedierte des velds, komt om te eten! ~
311 Jer 15:3 | gedierte der aarde, om op te eten en te verderven. ~
312 Jer 16:8 | bij hen te zitten, om te eten en te drinken. ~
313 Jer 19:9 | vlees hunner dochteren doen eten, en zij zullen eten, een
314 Jer 19:9 | doen eten, en zij zullen eten, een iegelijk het vlees
315 Klaa 1:42| dan de vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men
316 Eze 3:2 | en Hij gaf mij die rol te eten. ~
317 Eze 3:3 | Mensenkind, geef uw buik te eten, en vul uw ingewand met
318 Eze 4:9 | negentig dagen, zult gij dat eten. ~
319 Eze 4:10 | Uw spijze nu, die gij eten zult, zal in gewicht zijn
320 Eze 4:10 | tijd tot tijd zult gij die eten. ~
321 Eze 4:12 | gij zult een gerstekoek eten, en dien zult gij met drek
322 Eze 4:13 | Israels hun brood onrein eten onder de heidenen, waarhenen
323 Eze 4:16 | met gewicht en met kommer eten, en het water met zekere
324 Eze 5:10 | zullen de vaders de kinderen eten in het midden van u, en
325 Eze 5:10 | kinderen zullen hun vaderen eten; en Ik zal gerichten onder
326 Eze 12:18 | Mensenkind, gij zult uw brood eten met beven, en uw water zult
327 Eze 12:19 | zullen hun brood met kommer eten, en hun water zullen
328 Eze 22:25 | die een roof rooft; zij eten de zielen op, den schat
329 Eze 24:17 | der lieden brood niet eten. ~
330 Eze 24:22 | lieden brood zult gij niet eten. ~
331 Eze 25:4 | die zullen uw vruchten eten, en die zullen uw melk
332 Eze 39:18 | vlees der helden zult gij eten, en het bloed van de vorsten
333 Eze 39:19 | En gij zult het vette eten tot verzadiging toe, en
334 Eze 42:13 | allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste
335 Eze 44:3 | dezelve zitten, om brood te eten voor het aangezicht des
336 Eze 44:29 | schuldoffer, die zullen zij eten; ook zal al het verbannene
337 Eze 44:31 | vee, zullen de priesters eten. ~ ~
338 Eze 45:21 | ongezuurde broden zal men eten. ~
339 Dan 1:12 | ons van het gezaaide te eten, en water te drinken. ~
340 Dan 1:13 | van de spijs des konings eten; en doe met uw knechten,
341 Dan 11:26 | stukken zijner spijze zullen eten, zullen hem breken, en de
342 Hos 4:8 | 8 Zij eten de zonde Mijns volks, en
343 Hos 4:10 | 10 En zij zullen eten, maar niet zat worden, zullen
344 Hos 8:13 | gaven, zij offeren vlees, en eten het, maar de HEERE heeft
345 Hos 9:3 | zullen in Assyrie het onreine eten. ~
346 Hos 9:4 | treurbrood; allen, die dat zouden eten, zouden onrein worden;
347 Joe 2:26 | overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des
348 Amos 6:4 | zijn op hun koetsen, en eten de lammeren van de kudde,
349 Amos 9:14| maken, en derzelver vrucht eten. ~
350 Oba 1:7 | overmocht; die uw brood eten zullen een gezwel onder
351 Mic 3:3 | die het vlees mijns volks eten, en hun huid afstropen,
352 Mic 6:14 | 14 Gij zult eten, maar niet verzadigd worden,
353 Mic 7:1 | er is geen druif om te eten; mijn ziel begeert
354 Nah 3:12 | dien op den mond, die ze eten wil. ~
355 Zac 9:15 | beschutten, en zij zullen eten, nadat zij de slingerstenen
356 Zac 11:16 | vlees van het vette zal hij eten, en derzelver klauwen zal
357 Matt 6:25| bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult;
358 Matt 6:31| zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken,
359 Matt 12:1 | begonnen aren te plukken, en te eten. ~
360 Matt 12:4 | niet geoorloofd waren te eten, noch ook hun, die met hem
361 Matt 14:16| te gaan, geeft gij hun te eten. ~
362 Matt 15:2 | wanneer zij brood zullen eten. ~
363 Matt 15:20| mens ontreinigen; maar het eten met ongewassen handen ontreinigt
364 Matt 15:27| Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er
365 Matt 15:32| en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet
366 Matt 24:49| mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards; ~
367 Matt 25:35| geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig
368 Matt 25:42| en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig
369 Matt 26:17| U bereiden het pascha te eten? ~
370 Mark 2:16| de Farizeen, ziende Hem eten met de tollenaren en zondaren,
371 Mark 2:26| niemand zijn geoorloofd te eten, dan den priesteren, en
372 Mark 3:20| zelfs niet konden brood eten. ~
373 Mark 5:43| zeide, dat men haar zou te eten geven. ~ ~
374 Mark 6:31| geen gelegen tijd om te eten. ~
375 Mark 6:36| zij hebben niet, wat zij eten zullen. ~
376 Mark 6:37| tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden tot Hem:
377 Mark 6:37| penningen brood, en hun te eten geven? ~
378 Mark 7:3 | Farizeen en al de Joden eten niet, tenzij dat zij eerst
379 Mark 7:4 | En van de markt komende, eten zij niet, tenzij dat zij
380 Mark 7:5 | inzetting der ouden, maar eten het brood met ongewassen
381 Mark 7:28| Heere, doch ook de hondekens eten onder de tafel van de kruimkens
382 Mark 8:1 | zij niets hadden wat zij eten zouden, riep Jezus Zijn
383 Mark 8:2 | en hebben niet, wat zij eten zouden. ~
384 Mark 14:14| pascha met Mijn discipelen eten zal? ~
385 Luk 5:33 | der Farizeen, maar de Uwe eten en drinken? ~
386 Luk 6:4 | niet zijn geoorloofd te eten, dan alleen den priesteren. ~
387 Luk 8:55 | gebood, dat men haar te eten geven zoude. ~
388 Luk 9:13 | tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden: Wij hebben
389 Luk 11:37 | hem het middagmaal wilde eten; en ingegaan zijnde, zat
390 Luk 12:22 | bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam,
391 Luk 12:29 | gijlieden, vraagt niet, wat gij eten, of wat gij drinken zult;
392 Luk 12:45 | dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken, en dronken
393 Luk 14:1 | den sabbat, om brood te eten, dat zij Hem waarnamen. ~
394 Luk 15:23 | slacht het; en laat ons eten en vrolijk zijn. ~
395 Luk 17:8 | Bereid, dat ik te avond zal eten, en omgord u, en dien mij,
396 Luk 22:8 | het pascha, opdat wij het eten mogen. ~
397 Luk 22:11 | pascha met Mijn discipelen eten zal? ~
398 Luk 22:15 | begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde; ~
399 Luk 22:16 | dat Ik niet meer daarvan eten zal, totdat het vervuld
400 Luk 24:41 | Hebt gij hier iets om te eten? ~
401 Joha 4:32| Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. ~
402 Joha 4:33| elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? ~
403 Joha 6:5 | broden kopen, opdat deze eten mogen? ~
404 Joha 6:31| het brood uit den hemel te eten. ~
405 Joha 6:52| kan ons deze Zijn vlees te eten geven? ~
406 Joha 18:28| maar opdat zij het pascha eten mochten. ~
407 Hand 5:10| hongerig, en begeerde te eten. En terwijl zij het bereidden,
408 Hand 17:12| zeggende, dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat
409 Hand 17:21| verbonden hebben noch te eten noch te drinken, totdat
410 Hand 21:21| als men langen tijd zonder eten geweest was, toen stond
411 Hand 21:33| verwachtende blijft zonder eten, en niets hebt genomen. ~
412 Hand 21:35| gebroken hebbende, begon hij te eten. ~
413 Rom 14:2 | gelooft wel, dat men alles eten mag, maar die zwak is, eet
414 Rom 14:21 | Het is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch
415 1Kor 5:11| zodanig een ook niet zult eten. ~
416 1Kor 8:4 | 4 Aangaande dan het eten der dingen, die den afgoden
417 1Kor 8:7 | des afgods tot nog toe, eten als iets dat den afgoden
418 1Kor 8:8 | aangenaam; want hetzij dat wij eten, wij hebben geen overvloed;
419 1Kor 8:8 | en hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen gebrek. ~
420 1Kor 8:10| niet gestijfd worden, om te eten de dingen, die den afgoden
421 1Kor 8:13| in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet
422 1Kor 9:4 | Hebben wij niet macht, om te eten en te drinken? ~
423 1Kor 9:13| bedienen, van het heilige eten? en die steeds bij het altaar
424 1Kor 10:7 | Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij
425 1Kor 10:18| degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar? ~
426 1Kor 11:20| niet des Heeren avondmaal eten. ~
427 1Kor 11:21| 21 Want in het eten neemt een iegelijk te voren
428 1Kor 11:22| dan geen huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht
429 1Kor 11:25| ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide:
430 1Kor 11:26| dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult
431 1Kor 11:33| als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander. ~
432 1Kor 15:32| opgewekt worden? Laat ons eten en drinken, want morgen
433 2The 3:12| werkende, hun eigen brood eten. ~
434 Heb 13:10 | hetwelk geen macht hebben te eten, die den tabernakel dienen. ~
435 Open 2:7 | overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens,
436 Open 2:14| zij zouden afgodenoffer eten en hoereren. ~
437 Open 2:17| overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen
438 Open 2:20| hoereren en afgodenoffer eten. ~
439 Open 17:16| en zij zullen haar vlees eten, en zullen haar met vuur
|