Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
eston 2
etam 4
ete 23
eten 439
etende 14
etenstijd 1
eter 3
Frequency    [«  »]
443 uws
442 nam
440 steden
439 eten
437 vaderen
433 alles
431 kwaad

Bijbel

IntraText - Concordances

eten

    Book Chapter: Verse
1 Gen 2:16 | hofs zult gij vrijelijk eten; ~ 2 Gen 2:17 | kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij 3 Gen 3:1 | heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs? ~ 4 Gen 3:2 | bomen dezes hofs zullen wij eten; ~ 5 Gen 3:3 | gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat 6 Gen 3:11 | gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt? ~ 7 Gen 3:14 | gij gaan, en stof zult gij eten, al de dagen uws levens. ~ 8 Gen 3:17 | zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om 9 Gen 3:17 | met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens. ~ 10 Gen 3:18 | zult het kruid des velds eten. ~ 11 Gen 3:19 | aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde 12 Gen 9:4 | zijn bloed, zult gij niet eten. ~ 13 Gen 23:33 | 33 Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij zeide: 14 Gen 23:33 | maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden 15 Gen 25:10 | vader brengen, en hij zal eten, opdat hij u zegene voor 16 Gen 26:20 | gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen om aan te trekken; ~ 17 Gen 28:54 | zijn broederen, om brood te eten; en zij aten brood, en vernachtten 18 Gen 29:32 | 32 Daarom eten de kinderen Israels de verrukte 19 Gen 34:25 | zaten zij neder om brood te eten, en hieven hun ogen op, 20 Gen 36:42 | zal uw vlees van boven u eten. ~ 21 Gen 39:16 | zullen te middag met mij eten. ~ 22 Gen 39:25 | gehoord, dat zij aldaar brood eten zouden. ~ 23 Gen 39:32 | Egyptenaars mogen geen brood eten met de Hebreen, dewijl zulks 24 Gen 41:18 | zult het vette dezes lands eten. ~ 25 Gen 43:24 | uw huizen zijn, en om te eten voor uw kinderkens. ~ 26 Gen 45:27 | des morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit 27 Exo 12:4 | een iegelijk naar dat hij eten kan; gij zult rekening maken 28 Exo 12:7 | huizen, in welke zij het eten zullen. 29 Exo 12:8 | En zij zullen het vlees eten in denzelfden nacht, aan 30 Exo 12:8 | zullen het met bittere saus eten. ~ 31 Exo 12:9 | Gij zult daarvan niet rauw eten, ook geenszins in water 32 Exo 12:11 | 11 Aldus nu zult gij het eten: uw lenden zullen opgeschort 33 Exo 12:11 | en gij zult het met haast eten; het is des HEEREN pascha. ~ 34 Exo 12:15 | gijlieden ongezuurde broden eten; maar aan den eersten dag 35 Exo 12:18 | zult gij ongezuurde broden eten, tot den een en twintigsten 36 Exo 12:19 | want al wie het gedesemde eten zal, dezelve ziel zal uit 37 Exo 12:20 | 20 Gij zult niets eten, dat gedesemd is; in al 38 Exo 12:20 | zult gij ongezuurde broden eten. ~ 39 Exo 12:43 | vreemdelings zal daarvan eten. ~ 40 Exo 12:44 | hebben, dan zal hij daarvan eten. ~ 41 Exo 12:45 | noch huurling zal er van eten. ~ 42 Exo 12:48 | onbesnedene zal daarvan eten. ~ 43 Exo 13:6 | zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag 44 Exo 16:8 | ulieden aan den avond vlees te eten zal geven, en aan den morgen 45 Exo 16:12 | twee avonden zult gij vlees eten, en aan den morgen zult 46 Exo 16:15 | hetwelk de HEERE ulieden te eten gegeven heeft. ~ 47 Exo 16:16 | daarvan een ieder naar dat hij eten mag, een gomer voor een 48 Exo 16:18 | verzamelde zoveel, als hij eten mocht. ~ 49 Exo 16:21 | een iegelijk naar dat hij eten mocht; want als de zon heet 50 Exo 16:32 | brood, dat Ik ulieden heb te eten gegeven in deze woestijn, 51 Exo 18:12 | van Israel, om brood te eten met den schoonvader van 52 Exo 22:31 | daarom zult gij geen vlees eten, dat op het veld verscheurd 53 Exo 23:11 | de armen uws volks mogen eten, en het overige daarvan 54 Exo 23:11 | daarvan de beesten des velds eten mogen; alzo zult gij ook 55 Exo 23:15 | zult gij ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb), 56 Exo 29:32 | het vlees van dezen ram eten, en het brood, dat in den 57 Exo 29:33 | En zij zullen die dingen eten, met welke de verzoening 58 Exo 29:33 | een vreemde zal ze niet eten, want ze zijn heilig. ~ 59 Exo 32:6 | het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden 60 Exo 33:6 | het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden 61 Exo 34:41 | zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, 62 Lev 3:17 | vet noch bloed zult gij eten. ~  ~  ~  ~  ~ 63 Lev 6:16 | zullen Aaron en zijn zonen eten; ongezuurd zal het gegeten 64 Lev 6:16 | samenkomst zullen zij dat eten. ~ 65 Lev 6:18 | zonen van Aaron zal het eten; het zij een eeuwige inzetting 66 Lev 6:26 | de zonde offert, zal het eten; in de heilige plaats zal 67 Lev 6:29 | onder de priesteren, zal dat eten; het is een heiligheid der 68 Lev 7:6 | onder de priesteren zal dat eten; in de heilige plaats zal 69 Lev 7:19 | ieder, die rein is, mogen eten. ~ 70 Lev 7:23 | schaap, of geit, zult gij eten. ~ 71 Lev 7:24 | zult het ganselijk niet eten. ~ 72 Lev 7:25 | Want al wie het vet van vee eten zal, van hetwelk men den 73 Lev 7:26 | in uw woningen geen bloed eten, hetzij van het gevogelte, 74 Lev 7:27 | Alle ziel, die enig bloed eten zal, die ziel zal uit haar 75 Lev 8:31 | en zijn zonen zullen dat eten. ~ 76 Lev 10:13 | 13 Daarom zult gij dat eten in de heilige plaats, dewijl 77 Lev 10:14 | gij in een reine plaats eten, gij, en uw zonen, en uw 78 Lev 11:2 | is het gedierte, dat gij eten zult uit alle beesten, die 79 Lev 11:3 | en herkauwt, dat zult gij eten. ~ 80 Lev 11:4 | Deze nochtans zult gij niet eten, van degenen, die alleen 81 Lev 11:8 | hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas niet aanroeren, 82 Lev 11:9 | 9 Dit zult gij eten van al wat in de wateren 83 Lev 11:9 | schubben heeft, dat zult gij eten; ~ 84 Lev 11:11 | hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij 85 Lev 11:21 | 21 Dit nochtans zult gij eten van al het kruipend gevogelte, 86 Lev 11:22 | 22 Van die zult gij deze eten: de sprinkhaan naar zijn 87 Lev 11:42 | kruipt, die zult gij niet eten, want zij zijn een verfoeisel. ~ 88 Lev 11:47 | tussen het gedierte, dat men eten, en tussen het gedierte, 89 Lev 11:47 | het gedierte, dat men niet eten zal. ~  ~ 90 Lev 17:12 | Geen ziel van u zal bloed eten; noch de vreemdeling, die 91 Lev 17:12 | van u verkeert, zal bloed eten. ~ 92 Lev 17:14 | zult geens vleses bloed eten; want de ziel van alle vlees, 93 Lev 19:25 | zult gij deszelfs vrucht eten, om het inkomen daarvan 94 Lev 19:26 | zult niets met het bloed eten. Gij zult op geen vogelgeschrei 95 Lev 21:22 | heilige dingen, zal hij mogen eten; ~ 96 Lev 22:4 | zal van die heilige dingen eten, totdat hij rein is; mitsgaders 97 Lev 22:6 | die heilige dingen niet eten, maar zal zijn vlees met 98 Lev 22:7 | hij van die heilige dingen eten; want dat is zijn spijze. ~ 99 Lev 22:8 | verscheurde zal hij niet eten, om daarmede onrein te worden; 100 Lev 22:10 | geen vreemde het heilige eten; een bijwoner des priesters, 101 Lev 22:10 | zullen het heilige niet eten. ~ 102 Lev 22:11 | hebben, die zal daarvan eten; en de ingeborene van zijn 103 Lev 22:11 | die zullen van zijn spijze eten. ~ 104 Lev 22:12 | der heilige dingen niet eten. ~ 105 Lev 22:13 | van de spijze haars vaders eten; maar geen vreemde zal daarvan 106 Lev 22:13 | geen vreemde zal daarvan eten. ~ 107 Lev 22:16 | hun heilige dingen zouden eten; want Ik ben de HEERE, Die 108 Lev 22:37 | zult gij ongezuurde broden eten. ~ 109 Lev 22:45 | geroost koren, noch groen aren eten, tot op dienzelven dag, 110 Lev 23:9 | de heilige plaats zullen eten; want het is voor hem een 111 Lev 24:12 | veld de inkomst daarvan eten. ~ 112 Lev 24:19 | vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging toe; en 113 Lev 24:20 | zoudt zeggen: Wat zullen wij eten in het zevende jaar? Ziet, 114 Lev 24:22 | zult van de oude inkomst eten, tot het negende jaar toe; 115 Lev 24:22 | ingekomen is, zult gij het oude eten. ~ 116 Lev 25:5 | zaaitijd; en gij zult uw brood eten tot verzadiging toe, en 117 Lev 25:10 | oude, dat verouderd is, eten; en het oude zult gij vanwege 118 Lev 25:26 | wedergeven; en gij zult eten, maar niet verzadigd worden. ~ 119 Lev 25:29 | zult het vlees uwer zonen eten, en het vlees uwer dochteren 120 Lev 25:29 | uwer dochteren zult gij eten. ~ 121 Num 6:3 | verse of gedroogde druiven eten. ~ 122 Num 6:4 | Nazireerschap zal hij niet eten van iets, dat van den wijnstok 123 Num 9:11 | bittere saus zullen zij dat eten. ~ 124 Num 11:4 | zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? ~ 125 Num 11:13 | Geef ons vlees, dat wij eten! ~ 126 Num 11:18 | morgen, en gij zult vlees eten; want gij hebt voor de oren 127 Num 11:18 | zeggende: Wie zal ons vlees te eten geven? want het ging ons 128 Num 11:18 | vlees geven, en gij zult eten. ~ 129 Num 11:19 | een dag, noch twee dagen eten, noch vijf dagen, noch tien 130 Num 11:21 | zullen een gehele maand eten! ~ 131 Num 15:19 | het brood des lands zult eten, dan zult gij den HEERE 132 Num 18:23 | allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal 133 Num 18:23 | wat mannelijk is zal dat eten; het zal u een heiligheid 134 Num 18:24 | uw huis rein is, zal dat eten. ~ 135 Num 18:26 | uw huis rein is, zal dat eten. ~ 136 Num 18:44 | 31 En gij zult dat eten in alle plaatsen, gij en 137 Num 19:10 | allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal 138 Num 19:10 | wat mannelijk is zal dat eten; het zal u een heiligheid 139 Num 19:11 | uw huis rein is, zal dat eten. ~ 140 Num 19:13 | uw huis rein is, zal dat eten. ~ 141 Num 19:31 | 31 En gij zult dat eten in alle plaatsen, gij en 142 Deu 4:28 | niet zien, noch horen, noch eten, noch rieken. ~ 143 Deu 8:9 | brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken 144 Deu 11:15 | uw beesten; en gij zult eten en verzadigd worden. ~ 145 Deu 12:7 | aangezicht des HEEREN, uws Gods, eten en vrolijk zijn, gijlieden 146 Deu 12:15 | zult gij slachten en vlees eten, naar den zegen des HEEREN, 147 Deu 12:15 | en de reine zal daarvan eten, als van een ree, en als 148 Deu 12:16 | bloed zult gijlieden niet eten; gij zult het op de aarde 149 Deu 12:17 | in uw poorten niet mogen eten de tienden van uw koren, 150 Deu 12:18 | 18 Maar gij zult dat eten voor het aangezicht des 151 Deu 12:20 | zeggen zult: Ik zal vlees eten; dewijl uw ziel lust heeft 152 Deu 12:20 | ziel lust heeft vlees te eten, zo zult gij vlees eten, 153 Deu 12:20 | eten, zo zult gij vlees eten, naar allen lust uwer ziel. ~ 154 Deu 12:21 | geboden heb; en gij zult eten in uw poorten, naar allen 155 Deu 12:22 | wordt, alzo zult gij dat eten; de onreine en de reine 156 Deu 12:22 | reine zullen het te zamen eten. ~ 157 Deu 12:23 | ziel met het vlees niet eten; ~ 158 Deu 12:24 | 24 Gij zult dat niet eten; op de aarde zult gij het 159 Deu 12:25 | 25 Gij zult dat niet eten; opdat het u, en uw kinderen 160 Deu 12:27 | maar het vlees zult gij eten. ~ 161 Deu 14:3 | 3 Gij zult geen gruwel eten. ~ 162 Deu 14:4 | de beesten, die gijlieden eten zult; een os, klein vee 163 Deu 14:6 | de beesten, die zult gij eten. ~ 164 Deu 14:7 | Maar deze zult gij niet eten, van degenen, die alleen 165 Deu 14:8 | hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij 166 Deu 14:9 | 9 Dit zult gij eten van alles, wat in de wateren 167 Deu 14:9 | schubben heeft, zult gij eten. ~ 168 Deu 14:10 | schubben heeft, zult gij niet eten; het zal ulieden onrein 169 Deu 14:11 | Allen reinen vogel zult gij eten. ~ 170 Deu 14:12 | van dewelke gij niet zult eten: de arend, en de havik, 171 Deu 14:20 | rein gevogelte zult gij eten. ~ 172 Deu 14:21 | 21 Gij zult geen dood aas eten; den vreemdeling, die in 173 Deu 14:23 | te doen wonen, zult gij eten de tienden van uw koren, 174 Deu 14:29 | poorten zijn, en zullen eten en verzadigd worden; opdat 175 Deu 15:20 | zult gij ze jaar op jaar eten in de plaats, die de HEERE 176 Deu 15:22 | uw poorten zult gij het eten; de onreine en de reine 177 Deu 15:23 | bloed alleen zult gij niet eten; gij zult het op de aarde 178 Deu 16:3 | niets gedesemds op hetzelve eten; zeven dagen zult gij ongezuurde 179 Deu 16:3 | gij ongezuurde op hetzelve eten, een brood der ellende, ( 180 Deu 16:7 | Dan zult gij het koken en eten in de plaats, die de HEERE, 181 Deu 16:8 | zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag 182 Deu 18:1 | zijn erfdeel zullen zij eten. ~ 183 Deu 18:8 | zullen zij een gelijk deel eten, boven zijn verkoping bij 184 Deu 20:14 | voor u roven; en gij zult eten den buit uwer vijanden, 185 Deu 20:19 | drijvende; want gij zult daarvan eten; daarom zult gij dat niet 186 Deu 23:24 | wijngaard, zo zult gij druiven eten naar uw lust, tot uw verzadiging; 187 Deu 26:12 | geven, dat zij in uw poorten eten en verzadigd worden. ~ 188 Deu 27:7 | offeren, en zult aldaar eten, en vrolijk zijn voor het 189 Deu 28:31 | maar gij zult daarvan niet eten; uw ezel zal van voor uw 190 Deu 28:33 | al uw arbeid zal een volk eten, dat gij niet gekend hebt; 191 Deu 28:53 | 53 En gij zult eten de vrucht uws buiks, het 192 Deu 28:55 | vlees zijner zonen, die hij eten zal, omdat hij voor zich 193 Deu 28:57 | hebben; want zij zal hen eten in het verborgene, vermits 194 Deu 31:20 | melk en honig, en het zal eten, en verzadigd, en vet worden; 195 Deu 32:42 | en Mijn zwaard zal vlees eten; van het bloed des verslagenen 196 Ric 12:14 | 14 Zij zal niet eten van iets, dat van de wijnstok 197 Ric 12:14 | drinken, noch iets onreins eten; al wat Ik haar geboden 198 Ric 12:16 | Ik zal van uw brood niet eten; en indien gij een brandoffer 199 Rut 3:3 | geeindigd zal hebben te eten en te drinken. ~ 200 1Sa 2:36 | ik een bete broods moge eten. ~  ~  ~  201 1Sa 9:13 | opgaat op de hoogte om te eten; want het volk zal niet 202 1Sa 9:13 | want het volk zal niet eten, totdat hij komt, want hij 203 1Sa 9:13 | zegent het offer, daarna eten de genodigden; daarom gaat 204 1Sa 14:30 | heden had mogen vrijelijk eten van den buit zijner vijanden, 205 1Sa 20:5 | koning zou aanzitten om te eten; zo laat mij gaan, dat ik 206 1Sa 20:24 | koning bij de spijze, om te eten. ~ 207 1Sa 28:23 | het, en zeide: Ik zal niet eten. Maar zijn knechten, en 208 2Sa 3:35 | om David brood te doen eten, als het nog dag was; maar 209 2Sa 9:7 | gij zult geduriglijk brood eten aan mijn tafel. ~ 210 2Sa 9:10 | heren, zal geduriglijk brood eten aan mijn tafel. Ziba nu 211 2Sa 11:11 | in mijn huis gaan, om te eten en te drinken, en bij mijn 212 2Sa 13:9 | aangezicht; maar hij weigerde te eten. En Amnon zeide: Doet alle 213 2Sa 16:2 | de zomervruchten, om te eten voor de jongens; en de wijn, 214 2Sa 17:29 | dat met hem was, om te eten, want zij zeiden: Dit volk 215 2Sa 19:28 | degenen, die aan uw tafel eten; wat heb ik dan meer voor 216 1Kon 1:25| den priester; en zie, zij eten, en drinken voor zijn aangezicht, 217 1Kon 1:41| die nu geeindigd hadden te eten; ook hoorde Joab het geluid 218 1Kon 2:7 | degenen, die aan uw tafel eten; want alzo naderden zij 219 1Kon 13:8 | in deze plaats geen brood eten, noch water drinken. ~ 220 1Kon 13:9 | zeggende: Gij zult geen brood eten, noch water drinken; en 221 1Kon 13:16| inkomen; ik zal ook geen brood eten, noch met u water drinken, 222 1Kon 13:17| Gij zult aldaar noch brood eten, noch water drinken; gij 223 1Kon 13:22| had: Gij zult geen brood eten noch water drinken; zo zal 224 1Kon 14:11| sterft, zullen de honden eten; en die in het veld sterft, 225 1Kon 14:11| zullen de vogelen des hemels eten; want de HEERE heeft het 226 1Kon 16:4 | sterft, zullen de honden eten, en die van hem in het veld 227 1Kon 16:4 | zullen de vogelen des hemels eten. ~ 228 1Kon 17:12| zoon bereiden, dat wij het eten, en sterven. ~ 229 1Kon 18:19| van de tafel van Izebel eten. ~ 230 1Kon 18:42| Alzo toog Achab op, om te eten en te drinken; maar Elia 231 1Kon 21:23| De honden zullen Izebel eten, aan den voorwal van Jizreel. ~ 232 1Kon 21:24| de stad, zullen de honden eten; en die in het veld sterft, 233 1Kon 21:24| zullen de vogelen des hemels eten. ~ 234 2Kon 4:8 | hem aanhield om brood te eten. Voorts geschiedde het, 235 2Kon 4:8 | hij daarin, om brood te eten. ~ 236 2Kon 4:40| voor de mannen op om te eten; en het geschiedde, als 237 2Kon 4:40| En zij konden het niet eten. ~ 238 2Kon 4:41| voor het volk op, dat zij eten. Toen was er niets kwaads 239 2Kon 4:42| Geef aan het volk, dat zij eten. ~ 240 2Kon 4:43| Geef aan het volk, dat zij eten; want alzo zegt de HEERE: 241 2Kon 4:43| alzo zegt de HEERE: Men zal eten en overhouden. ~ 242 2Kon 6:22| brood en water voor, dat zij eten en drinken, en tot hun heer 243 2Kon 6:28| zoon, dat wij hem heden eten, en morgen zullen wij mijn 244 2Kon 6:28| morgen zullen wij mijn zoon eten. ~ 245 2Kon 6:29| Geef uw zoon, dat wij hem eten, zo heeft zij haar zoon 246 2Kon 7:2 | zien, doch daarvan niet eten. ~ 247 2Kon 7:19| zien, doch daarvan niet eten. ~ 248 2Kon 9:10| zullen de honden Izebel eten op het stuk lands van Jizreel, 249 2Kon 9:36| honden het vlees van Izebel eten. ~ 250 2Kon 20:27| zij met ulieden hun drek eten, en hun water drinken zullen? ~ 251 2Kon 21:29| teken, dat men in dit jaar eten zal, wat van zelf gewassen 252 2Kro 31:10| HEEREN te brengen, is er te eten geweest en verzadigd te 253 Ezra 2:63| heiligste dingen niet zouden eten, totdat er een priester 254 Neh 5:2 | koren opgenomen, opdat wij eten en leven. ~ 255 Neh 7:65 | heiligste dingen niet zouden eten, totdat er een priester 256 Neh 8:13 | al het volk henen om te eten, en om te drinken, en om 257 Neh 9:36 | en het goede daarvan te eten, zie, daarin zijn wij knechten. ~ 258 Job 1:4 | zusteren, om met hen te eten en te drinken. ~ 259 Job 31:8 | ik zaaien, maar een ander eten, en mijn spruiten moeten 260 Job 38:3 | zij dwalen, omdat er geen eten is? ~ 261 Psa 22:27 | De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij 262 Psa 22:30 | Alle vetten op aarde zullen eten, en aanbidden; allen, die 263 Psa 27:2 | naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, 264 Psa 50:13 | 13 Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken? ~ 265 Psa 78:24 | regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren. ~ 266 Psa 102:5 | vergeten heb mijn brood te eten. ~ 267 Psa 128:2 | 2Want gij zult eten den arbeid uwer handen; 268 Spre 1:31| 31      Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, 269 Spre 4:17| 17      Want zij eten brood der goddeloosheid, 270 Spre 13:2 | vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen 271 Spre 18:21| liefheeft, zal haar vrucht eten. ~ 272 Spre 23:1 | zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk 273 Spre 25:21| hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef 274 Spre 25:27| 27      Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking 275 Spre 27:18| bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, 276 Spre 30:17| arends jongen zullen het eten. ~ 277 Pred 2:25| Want wie zou er van eten, of wie zou zich daartoe 278 Pred 5:10| vermenigvuldigen ook die het eten; wat nuttigheid hebben dan 279 Pred 5:17| zaak, die schoon is: te eten en te drinken, en te genieten 280 Pred 5:18| de macht, om daarvan te eten, en om zijn deel te nemen, 281 Pred 6:2 | niet, om daarvan te eten, maar dat een vreemd man 282 Pred 8:15| heeft onder de zon, dan te eten, en te drinken, en blijde 283 Pred 10:16| vorsten tot in den morgenstond eten! ~ 284 Pred 10:17| vorsten ter rechter tijd eten, tot sterkte en niet tot 285 Jes 1:19 | gij het goede dezes lands eten. ~ 286 Jes 3:10 | vrucht hunner werken zullen eten. ~ 287 Jes 4:1 | zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met onze klederen zullen 288 Jes 5:17 | woeste plaatsen der vetten eten. ~ 289 Jes 7:15 | Boter en honig zal Hij eten, totdat Hij wete te verwerpen 290 Jes 7:22 | geven zullen, boter zal eten; ja, een ieder, die overgebleven 291 Jes 7:22 | zal boter en      honig eten. ~ 292 Jes 9:19 | zal het vlees zijns arms eten; ~ 293 Jes 11:7 | nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. ~ 294 Jes 22:13 | schapen te kelen, vlees te eten, en wijn te drinken, en 295 Jes 22:13 | en te zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen 296 Jes 23:18 | den HEERE wonen, opdat zij eten tot verzadiging, en dat 297 Jes 30:24 | bouwen, zullen zuiver voeder eten, hetwelk verschud is met 298 Jes 36:12 | met ulieden hun      drek eten, en hun water drinken zullen? ~ 299 Jes 37:30 | wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, 300 Jes 50:9 | verouden, die mot zal hen eten. ~ 301 Jes 57:9 | gedierten des velds, komt om te eten, ja, al gij gedierten in 302 Jes 62:6 | het vermogen der heidenen eten, en in hun heerlijkheid 303 Jes 63:9 | inzamelen zullen, die zullen het eten, en zij zullen den HEERE 304 Jes 66:13 | Ziet, Mijn knechten zullen eten, doch gijlieden zult hongeren; 305 Jes 66:21 | planten, en derzelver vrucht eten. ~ 306 Jes 66:25 | weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal 307 Jes 67:17 | derzelve, die zwijnenvlees eten, en verfoeisel, en muizen; 308 Jer 2:7 | hetzelve en het goede er van te eten; maar toen gij daarin kwaamt, 309 Jer 5:17 | zonen en uw dochteren zouden eten; het zal uw schapen en uw 310 Jer 12:9 | gedierte des velds, komt om te eten! ~ 311 Jer 15:3 | gedierte der aarde, om op te eten en te verderven. ~ 312 Jer 16:8 | bij hen te zitten, om te eten en te drinken. ~ 313 Jer 19:9 | vlees hunner dochteren doen eten, en zij zullen eten, een 314 Jer 19:9 | doen eten, en zij zullen eten, een iegelijk het vlees 315 Klaa 1:42| dan de vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men 316 Eze 3:2 | en Hij gaf mij die rol te eten. ~ 317 Eze 3:3 | Mensenkind, geef uw buik te eten, en vul uw ingewand met 318 Eze 4:9 | negentig dagen, zult gij dat eten. ~ 319 Eze 4:10 | Uw spijze nu, die gij eten zult, zal in gewicht zijn 320 Eze 4:10 | tijd tot tijd zult gij die eten. ~ 321 Eze 4:12 | gij zult een gerstekoek eten, en dien zult gij met drek 322 Eze 4:13 | Israels hun brood onrein eten onder de heidenen, waarhenen 323 Eze 4:16 | met gewicht en met kommer eten, en het water met zekere 324 Eze 5:10 | zullen de vaders de kinderen eten in het midden van u, en 325 Eze 5:10 | kinderen zullen hun vaderen eten; en Ik zal gerichten onder 326 Eze 12:18 | Mensenkind, gij zult uw brood eten met beven, en uw water zult 327 Eze 12:19 | zullen hun brood met kommer eten, en hun water      zullen 328 Eze 22:25 | die een roof rooft; zij eten de zielen op, den schat 329 Eze 24:17 | der lieden brood      niet eten. ~ 330 Eze 24:22 | lieden brood zult gij niet eten. ~ 331 Eze 25:4 | die zullen uw vruchten eten, en die zullen uw      melk 332 Eze 39:18 | vlees der helden zult gij eten, en het bloed van de vorsten 333 Eze 39:19 | En gij zult het vette eten tot verzadiging toe, en 334 Eze 42:13 | allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste 335 Eze 44:3 | dezelve zitten, om brood te eten voor het aangezicht des 336 Eze 44:29 | schuldoffer, die zullen zij eten; ook zal al het verbannene 337 Eze 44:31 | vee, zullen de priesters eten. ~  ~ 338 Eze 45:21 | ongezuurde broden zal men eten. ~ 339 Dan 1:12 | ons van het gezaaide te eten, en water te drinken. ~ 340 Dan 1:13 | van de spijs des konings eten; en doe met uw knechten, 341 Dan 11:26 | stukken zijner spijze zullen eten, zullen hem breken, en de 342 Hos 4:8 | 8      Zij eten de zonde Mijns volks, en 343 Hos 4:10 | 10      En zij zullen eten, maar niet zat worden, zullen 344 Hos 8:13 | gaven, zij offeren vlees, en eten het, maar de HEERE heeft 345 Hos 9:3 | zullen in Assyrie het onreine eten. ~ 346 Hos 9:4 | treurbrood; allen, die dat zouden eten, zouden      onrein worden; 347 Joe 2:26 | overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des 348 Amos 6:4 | zijn op hun koetsen, en eten de lammeren van de kudde, 349 Amos 9:14| maken, en derzelver vrucht eten. ~ 350 Oba 1:7 | overmocht; die uw brood eten zullen een gezwel onder 351 Mic 3:3 | die het vlees mijns volks eten, en hun huid afstropen, 352 Mic 6:14 | 14      Gij zult eten, maar niet verzadigd worden, 353 Mic 7:1 | er is geen druif om te eten; mijn ziel begeert      354 Nah 3:12 | dien op den mond, die ze eten wil. ~ 355 Zac 9:15 | beschutten, en zij zullen eten, nadat zij de slingerstenen 356 Zac 11:16 | vlees van het vette zal hij eten, en derzelver klauwen zal 357 Matt 6:25| bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; 358 Matt 6:31| zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, 359 Matt 12:1 | begonnen aren te plukken, en te eten. ~ 360 Matt 12:4 | niet geoorloofd waren te eten, noch ook hun, die met hem 361 Matt 14:16| te gaan, geeft gij hun te eten. ~ 362 Matt 15:2 | wanneer zij brood zullen eten. ~ 363 Matt 15:20| mens ontreinigen; maar het eten met ongewassen handen ontreinigt 364 Matt 15:27| Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er 365 Matt 15:32| en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet 366 Matt 24:49| mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards; ~ 367 Matt 25:35| geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig 368 Matt 25:42| en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig 369 Matt 26:17| U bereiden het pascha te eten? ~ 370 Mark 2:16| de Farizeen, ziende Hem eten met de tollenaren en zondaren, 371 Mark 2:26| niemand zijn geoorloofd te eten, dan den priesteren, en 372 Mark 3:20| zelfs niet konden brood eten. ~ 373 Mark 5:43| zeide, dat men haar zou te eten geven. ~  ~ 374 Mark 6:31| geen gelegen tijd om te eten. ~ 375 Mark 6:36| zij hebben niet, wat zij eten zullen. ~ 376 Mark 6:37| tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden tot Hem: 377 Mark 6:37| penningen brood, en hun te eten geven? ~ 378 Mark 7:3 | Farizeen en al de Joden eten niet, tenzij dat zij eerst 379 Mark 7:4 | En van de markt komende, eten zij niet, tenzij dat zij 380 Mark 7:5 | inzetting der ouden, maar eten het brood met ongewassen 381 Mark 7:28| Heere, doch ook de hondekens eten onder de tafel van de kruimkens 382 Mark 8:1 | zij niets hadden wat zij eten zouden, riep Jezus Zijn 383 Mark 8:2 | en hebben niet, wat zij eten zouden. ~ 384 Mark 14:14| pascha met Mijn discipelen eten zal? ~ 385 Luk 5:33 | der Farizeen, maar de Uwe eten en drinken? ~ 386 Luk 6:4 | niet zijn geoorloofd te eten, dan alleen den priesteren. ~ 387 Luk 8:55 | gebood, dat men haar te eten geven zoude. ~ 388 Luk 9:13 | tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden: Wij hebben 389 Luk 11:37 | hem het middagmaal wilde eten; en ingegaan zijnde, zat 390 Luk 12:22 | bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, 391 Luk 12:29 | gijlieden, vraagt niet, wat gij eten, of wat gij drinken zult; 392 Luk 12:45 | dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken, en dronken 393 Luk 14:1 | den sabbat, om brood te eten, dat zij Hem waarnamen. ~ 394 Luk 15:23 | slacht het; en laat ons eten en vrolijk zijn. ~ 395 Luk 17:8 | Bereid, dat ik te avond zal eten, en omgord u, en dien mij, 396 Luk 22:8 | het pascha, opdat wij het eten mogen. ~ 397 Luk 22:11 | pascha met Mijn discipelen eten zal? ~ 398 Luk 22:15 | begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde; ~ 399 Luk 22:16 | dat Ik niet meer daarvan eten zal, totdat het vervuld 400 Luk 24:41 | Hebt gij hier iets om te eten? ~ 401 Joha 4:32| Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. ~ 402 Joha 4:33| elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? ~ 403 Joha 6:5 | broden kopen, opdat deze eten mogen? ~ 404 Joha 6:31| het brood uit den hemel te eten. ~ 405 Joha 6:52| kan ons deze Zijn vlees te eten geven? ~ 406 Joha 18:28| maar opdat zij het pascha eten mochten. ~ 407 Hand 5:10| hongerig, en begeerde te eten. En terwijl zij het bereidden, 408 Hand 17:12| zeggende, dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat 409 Hand 17:21| verbonden hebben noch te eten noch te drinken, totdat 410 Hand 21:21| als men langen tijd zonder eten geweest was, toen stond 411 Hand 21:33| verwachtende blijft zonder eten, en niets hebt genomen. ~ 412 Hand 21:35| gebroken hebbende, begon hij te eten. ~ 413 Rom 14:2 | gelooft wel, dat men alles eten mag, maar die zwak is, eet 414 Rom 14:21 | Het is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch 415 1Kor 5:11| zodanig een ook niet zult eten. ~ 416 1Kor 8:4 | 4 Aangaande dan het eten der dingen, die den afgoden 417 1Kor 8:7 | des afgods tot nog toe, eten als iets dat den afgoden 418 1Kor 8:8 | aangenaam; want hetzij dat wij eten, wij hebben geen overvloed; 419 1Kor 8:8 | en hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen gebrek. ~ 420 1Kor 8:10| niet gestijfd worden, om te eten de dingen, die den afgoden 421 1Kor 8:13| in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet 422 1Kor 9:4 | Hebben wij niet macht, om te eten en te drinken? ~ 423 1Kor 9:13| bedienen, van het heilige eten? en die steeds bij het altaar 424 1Kor 10:7 | Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij 425 1Kor 10:18| degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar? ~ 426 1Kor 11:20| niet des Heeren avondmaal eten. ~ 427 1Kor 11:21| 21 Want in het eten neemt een iegelijk te voren 428 1Kor 11:22| dan geen huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht 429 1Kor 11:25| ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: 430 1Kor 11:26| dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult 431 1Kor 11:33| als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander. ~ 432 1Kor 15:32| opgewekt worden? Laat ons eten en drinken, want morgen 433 2The 3:12| werkende, hun eigen brood eten. ~ 434 Heb 13:10 | hetwelk geen macht hebben te eten, die den tabernakel dienen. ~ 435 Open 2:7 | overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens, 436 Open 2:14| zij zouden afgodenoffer eten en hoereren. ~ 437 Open 2:17| overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen 438 Open 2:20| hoereren en afgodenoffer eten. ~ 439 Open 17:16| en zij zullen haar vlees eten, en zullen haar met vuur


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License