Book Chapter: Verse
1 Gen 3:5 | kennende het goed en het kwaad. ~
2 Gen 3:22 | kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand
3 Gen 18:7 | broeders! doet toch geen kwaad! ~
4 Gen 18:19 | opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve, en ik sterve! ~
5 Gen 20:11 | 11 En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake
6 Gen 20:12 | tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over den
7 Gen 23:50 | voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken. ~
8 Gen 24:29 | 29 Zo gij bij ons kwaad doet, gelijk als wij u niet
9 Gen 26:8 | de dochteren van Kanaan kwaad waren in de ogen van Izak,
10 Gen 28:7 | niet toegelaten, om mij kwaad te doen. ~
11 Gen 28:24 | spreekt, noch goed, noch kwaad. ~
12 Gen 28:29 | mijner hand aan ulieden kwaad te doen; maar de God van
13 Gen 28:29 | te spreken, of goed, of kwaad. ~
14 Gen 34:2 | vrouwen; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun vader. ~
15 Gen 35:7 | eerstgeborene van Juda, was kwaad in des HEEREN ogen; daarom
16 Gen 35:10 | 10 En het was kwaad in des HEEREN ogen, wat
17 Gen 36:9 | ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen
18 Gen 40:4 | zeggen: Waarom hebt gij kwaad voor goed vergolden? ~
19 Gen 43:9 | dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der jaren
20 Gen 44:16 | mij verlost heeft van alle kwaad, zegene deze jongeren, en
21 Gen 44:17 | Efraim legde, zo was het kwaad in zijn ogen, en hij ondervatte
22 Gen 46:15 | gewisselijk vergelden al het kwaad, dat wij hem aangedaan hebben. ~
23 Gen 46:17 | zonde; want zij hebben u kwaad aangedaan; maar nu vergeef
24 Gen 46:20 | Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; doch
25 Exo 5:22 | waarom hebt Gij dit volk kwaad gedaan, waarom hebt Gij
26 Exo 5:23 | spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan; en Gij hebt Uw volk
27 Exo 10:10 | laten: ziet toe, want er is kwaad voor ulieder aangezicht! ~
28 Exo 32:12 | en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~
29 Exo 32:14 | berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken had
30 Exo 33:12 | en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~
31 Exo 33:14 | berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken had
32 Lev 5:4 | lippen uitsprekende, om kwaad te doen, of om goed te doen;
33 Lev 26:10 | verwisselen, een goed voor een kwaad, of een kwaad voor een goed;
34 Lev 26:10 | goed voor een kwaad, of een kwaad voor een goed; indien hij
35 Lev 26:12 | schatten, naar dat het goed of kwaad is; naar uw schatting, priester!
36 Lev 26:14 | schatten, naar dat het goed of kwaad is; gelijk als de priester
37 Num 11:1 | was beklagende, dat het kwaad was in de oren des HEEREN;
38 Num 11:10 | ontstak zeer; ook was het kwaad in de ogen van Mozes. ~
39 Num 13:19 | woont, of het goed zij of kwaad; en hoedanig de steden zijn,
40 Num 13:32 | 32 Alzo brachten zij een kwaad gerucht voort van het land,
41 Num 14:36 | hadden doen murmureren, een kwaad gerucht over dat land voortbrengende; ~
42 Num 14:37 | Diezelfde mannen, die een kwaad gerucht van dat land voortgebracht
43 Num 16:15 | genomen, en niet een van hen kwaad gedaan. ~
44 Num 20:15 | aan ons en onze vaderen kwaad gedaan hebben. ~
45 Num 22:34 | weg stondt en nu, is het kwaad in Uw ogen, ik zal wederkeren. ~
46 Num 24:13 | overtreden, doende goed of kwaad uit mijn eigen hart; wat
47 Num 31:66 | hetwelk gedaan had, wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
48 Num 34:23 | geen vijand was, noch zijn kwaad zoekende; ~
49 Deu 1:39 | die heden noch goed noch kwaad weten, die zullen daarin
50 Deu 4:25 | enig ding, en doet, wat kwaad is in de ogen des HEEREN,
51 Deu 9:18 | hadt gezondigd, doende dat kwaad is in des HEEREN ogen, om
52 Deu 15:21 | hetzij mank of blind, of enig kwaad gebrek, zo zult gij het
53 Deu 17:1 | waaraan een gebrek zij of enig kwaad; want dat is den HEERE,
54 Deu 17:2 | worden, die doen zal, dat kwaad is in de ogen des HEEREN,
55 Deu 26:6 | de Egyptenaars deden ons kwaad, en verdrukten ons, en legden
56 Deu 28:54 | geweest is, zijn oog zal kwaad zijn tegen zijn broeder
57 Deu 28:56 | teder hield; haar oog zal kwaad zijn tegen den man haars
58 Deu 31:18 | ganselijk verbergen, om al het kwaad, dat het gedaan heeft; want
59 Deu 31:29 | geboden heb; dan zal u dit kwaad in het laatste der dagen
60 Deu 31:29 | zult gedaan hebben, dat kwaad is in de ogen des HEEREN,
61 Joz 25:15 | 15 Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE
62 Joz 25:20 | Zich omkeren, en Hij zal u kwaad doen, en Hij zal u verdoen,
63 Ric 2:11 | de kinderen Israels, dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
64 Ric 3:7 | kinderen Israels deden, dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
65 Ric 3:12 | voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
66 Ric 3:12 | Israel, omdat zij deden, wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
67 Ric 4:1 | voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
68 Ric 5:1 | kinderen Israels deden, dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
69 Ric 8:56 | deed God wederkeren heet kwaad van Abimelech, dat hij aan
70 Ric 8:57 | 57 Desgelijks al het kwaad der lieden van Sichem deed
71 Ric 9:6 | Israels voort te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
72 Ric 12:1 | voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
73 Ric 14:3 | Filistijnen, wanneer ik aan hen kwaad doe. ~
74 Ric 19:3 | zeiden: Spreekt, hoe is dit kwaad geschied? ~
75 Ric 19:12 | zeggende: Wat voor een kwaad is dit, dat onder ulieden
76 Ric 19:13 | dat wij hen doden, en het kwaad uit Israel wegdoen. Doch
77 Ric 19:34 | zij wisten niet, dat het kwaad hen treffen zou. ~
78 Ric 19:41 | want zij zagen, dat het kwaad hen treffen zou. ~
79 Rut 1:21 | getuigt, en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft? ~
80 1Sa 6:9 | heeft Hij ons dit groot kwaad gedaan; maar zo niet, zo
81 1Sa 8:6 | 6 Maar dit woord was kwaad in de ogen van Samuel, als
82 1Sa 12:17 | weet dan, en ziet, dat uw kwaad groot is, dat gij voor de
83 1Sa 12:19 | onze zonden hebben wij dit kwaad daartoe gedaan, dat wij
84 1Sa 12:20 | Vreest niet, gij hebt al dit kwaad gedaan; doch wijkt niet
85 1Sa 12:25 | Maar indien gij voortaan kwaad doet, zo zult gijlieden,
86 1Sa 15:19 | gevlogen, en hebt gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN? ~
87 1Sa 18:8 | Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide:
88 1Sa 20:7 | ontstoken is, zo weet, dat het kwaad bij hem ten volle besloten
89 1Sa 20:9 | zekerlijk merkte, dat dit kwaad bij mijn vader ten volle
90 1Sa 20:13 | daartoe! Als mijn vader het kwaad over u behaagt, zo zal ik
91 1Sa 23:9 | David verstond, dat Saul dit kwaad tegen hem heimelijk voorhad,
92 1Sa 24:10 | zeggende: Zie, David zoekt uw kwaad? ~
93 1Sa 24:12 | dat er in mijn hand geen kwaad, noch overtreding is, en
94 1Sa 24:18 | goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden. ~
95 1Sa 25:17 | gij doen zult; want het kwaad is ten volle over onzen
96 1Sa 25:21 | gemist is; en hij heeft mij kwaad voor goed vergolden. ~
97 1Sa 25:26 | en die tegen mijn heer kwaad zoeken! ~
98 1Sa 25:28 | HEEREN oorloogt, en geen kwaad bij u gevonden is van uw
99 1Sa 25:34 | verhinderd heeft, van u kwaad te doen, dat, ten ware dat
100 1Sa 25:39 | kwade, en dat de HEERE het kwaad van Nabal op zijn hoofd
101 1Sa 26:18 | wat heb ik gedaan, en wat kwaad is er in mijn hand? ~
102 1Sa 26:21 | David, want ik zal u geen kwaad meer doen, voor dat mijn
103 1Sa 29:6 | mijn ogen; want ik heb geen kwaad bij u gevonden, van dien
104 1Sa 29:7 | in vrede, opdat gij geen kwaad doet in de ogen van de vorsten
105 2Sa 11:25 | zeggen: Laat deze zaak niet kwaad zijn in uw ogen, want het
106 2Sa 11:27 | die David gedaan had, was kwaad in de ogen des HEEREN. ~ ~
107 2Sa 12:9 | HEEREN veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt
108 2Sa 12:11 | zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over u verwekken uit uw
109 2Sa 12:18 | is dood? Want het mocht kwaad doen. ~
110 2Sa 13:16 | mij uit te drijven; dit kwaad zou groter zijn dan het
111 2Sa 13:22 | sprak niet met Amnon, noch kwaad noch goed; maar Absalom
112 2Sa 15:14 | en ons achterhale, en een kwaad over ons drijve, en deze
113 2Sa 17:14 | vernietigen, opdat de HEERE het kwaad over Absalom bracht. ~
114 2Sa 19:7 | kwader zijn, dan al het kwaad, dat over u gekomen is van
115 2Sa 19:35 | onderscheiden tussen goed en kwaad? Zou uw knecht kunnen smaken,
116 2Sa 24:16 | berouwde het den HEERE over dat kwaad, en Hij zeide tot den engel,
117 1Kon 1:52| vallen; maar indien in hem kwaad bevonden zal worden, zo
118 1Kon 3:9 | onderscheidende tussen goed en kwaad; want wie zou dit Uw zwaar
119 1Kon 5:4 | en geen bejegening van kwaad. ~
120 1Kon 9:9 | daarom heeft de HEERE al dit kwaad over hen gebracht. ~
121 1Kon 11:6 | 6 Alzo deed Salomo dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
122 1Kon 11:25| Salomo, en dat benevens het kwaad, dat Hadad deed; want hij
123 1Kon 14:9 | 9 Maar kwaad gedaan hebt, doende des
124 1Kon 14:10| 10 Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van Jerobeam
125 1Kon 14:22| 22 En Juda deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN,
126 1Kon 15:26| 26 En hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN,
127 1Kon 15:34| 34 En hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN,
128 1Kon 16:7 | zijn huis; en dat om al het kwaad, dat hij gedaan had in de
129 1Kon 16:19| gezondigd had, doende wat kwaad was in de ogen des HEEREN,
130 1Kon 16:25| 25 En Omri deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN;
131 1Kon 16:30| zoon van Omri, deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN,
132 1Kon 21:20| verkocht hebt, om te doen dat kwaad is in de ogen des HEEREN. ~
133 1Kon 21:21| 21 Zie, Ik zal kwaad over u brengen, en uw nakomelingen
134 1Kon 21:25| verkocht had, om te doen dat kwaad is in de ogen des HEEREN,
135 1Kon 21:29| aangezicht, zo zal Ik dat kwaad in zijn dagen niet brengen;
136 1Kon 21:29| dagen zijns zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis brengen. ~ ~
137 1Kon 22:8 | niets goeds profeteert, maar kwaad: Micha, de zoon van Jimla.
138 1Kon 22:23| gegeven; en de HEERE heeft kwaad over u gesproken. ~
139 1Kon 22:53| 53 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
140 2Kon 2:19| ziet; maar het water is kwaad, en het land onvruchtbaar. ~
141 2Kon 3:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
142 2Kon 6:33| en hij zeide: Zie, dat kwaad is van den HEERE; wat zou
143 2Kon 8:12| zeide: omdat ik weet, wat kwaad gij den kinderen Israels
144 2Kon 8:18| geworden; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
145 2Kon 8:27| huis van Achab, en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
146 2Kon 14:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
147 2Kon 14:11| 11 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
148 2Kon 15:24| 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
149 2Kon 16:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
150 2Kon 16:18| 18 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
151 2Kon 16:24| 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
152 2Kon 16:28| 28 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
153 2Kon 19:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
154 2Kon 19:17| verkochten zich, om te doen dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
155 2Kon 23:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
156 2Kon 23:12| Israels: Ziet, Ik zal een kwaad over Jeruzalem en Juda brengen,
157 2Kon 23:15| dat zij gedaan hebben dat kwaad was in Mijn ogen, en Mij
158 2Kon 23:16| zondigen deed, doende wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
159 2Kon 23:20| 20 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN;
160 2Kon 24:16| zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats brengen,
161 2Kon 24:20| en uw ogen zullen al het kwaad niet zien, dat Ik over deze
162 2Kon 25:32| 32 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
163 2Kon 25:37| 37 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
164 2Kon 26:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
165 2Kon 26:19| 19 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
166 1Kro 2:3 | eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom
167 1Kro 16:22| doet Mijn profeten geen kwaad. ~
168 1Kro 22:7 | 7 En deze zaak was kwaad in de ogen Gods; daarom
169 1Kro 22:15| het berouwde Hem over dat kwaad; en Hij zeide tot den verdervenden
170 2Kro 8:22| daarom heeft Hij al dat kwaad over hen gebracht. ~ ~
171 2Kro 13:14| 14 En hij deed dat kwaad was, dewijl hij zijn hart
172 2Kro 19:7 | niets goeds, maar altijd kwaad; deze is Micha, de zoon
173 2Kro 19:17| over mij niets goeds, maar kwaad profeteren? ~
174 2Kro 19:22| gegeven, en de HEERE heeft kwaad over u gesproken. ~
175 2Kro 21:9 | 9 Indien over ons enig kwaad komt, het zwaard des oordeels,
176 2Kro 22:6 | een vrouw; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
177 2Kro 22:26| een vrouw; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
178 2Kro 23:4 | 4 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
179 2Kro 25:19| waarom zoudt gij u in het kwaad mengen, dat gij vallen zoudt;
180 2Kro 29:6 | overtreden, en gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
181 2Kro 33:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
182 2Kro 33:22| 22 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
183 2Kro 34:24| zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats en over
184 2Kro 34:28| en uw ogen zullen al dat kwaad niet zien, dat Ik over deze
185 2Kro 37:5 | Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
186 2Kro 37:9 | te Jeruzalem, en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
187 2Kro 37:12| 12 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
188 Neh 6:2 | Ono. Maar zij dachten mij kwaad te doen. ~
189 Neh 9:28 | hadden, keerden zij weder om kwaad te doen voor Uw aangezicht;
190 Neh 13:7 | Jeruzalem, en verstond van het kwaad, dat Eljasib voor Tobia
191 Neh 13:18 | en onze God bracht al dit kwaad over ons en over deze stad?
192 Neh 13:27 | horen, dat gij al dit grote kwaad zoudt doen, overtredende
193 Est 39 | doen; want hij zag, dat het kwaad van de koning over hem ten
194 Est 47:2 | vermogen, dat ik aanzie het kwaad, dat mijn volk treffen zal?
195 Job 1:1 | godvrezende, en wijkende van het kwaad. ~
196 Job 1:8 | godvrezende en wijkende van het kwaad. ~
197 Job 2:3 | godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan
198 Job 2:11 | Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was,
199 Job 5:19 | in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. ~
200 Job 20:12 | 12 Indien het kwaad in zijn mond zoet is, hij
201 Job 31:29 | mij opgewekt heb, als het kwaad hem vond; ~
202 Job 41:11 | vertroostten hem over al het kwaad, dat de HEERE over hem gebracht
203 Psa 7:5 | 5 Indien ik kwaad vergolden heb dien, die
204 Psa 10:6 | geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn. ~
205 Psa 15:3 | achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede
206 Psa 21:12 | 12 Want zij hebben kwaad tegen U aangelegd; zij hebben
207 Psa 23:4 | schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met
208 Psa 28:3 | spreken met hun naasten, maar kwaad is in hun hart. ~
209 Psa 35:14 | Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog
210 Psa 35:15 | Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek
211 Psa 35:17 | HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis
212 Psa 36:4 | en schaamrood worden, die kwaad tegen mij bedenken. ~
213 Psa 36:12 | 12 Zij vergelden mij kwaad voor goed, de beroving mijner
214 Psa 36:26 | worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met
215 Psa 37:5 | weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet. ~
216 Psa 38:8 | u niet, immers niet, om kwaad te doen. ~
217 Psa 39:13 | mij strikken; en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen,
218 Psa 39:21 | 21 En die kwaad voor goed vergelden, staan
219 Psa 41:15 | die lust hebben aan mijn kwaad. ~
220 Psa 42:6 | 6 Mijn vijanden spreken kwaad van mij, zeggende: Wanneer
221 Psa 42:8 | bedenken tegen mij, hetgeen mij kwaad is, zeggende: ~
222 Psa 51:6 | gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij
223 Psa 52:3 | Wat beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid
224 Psa 54:7 | 7Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden;
225 Psa 62:4 | Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man?
226 Psa 70:3 | die lust hebben aan mijn kwaad. ~
227 Psa 71:13 | overdekt worden, die mijn kwaad zoeken. ~
228 Psa 71:24 | schaamrood geworden, die mijn kwaad zoeken. ~ ~ ~
229 Psa 90:15 | jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. ~
230 Psa 91:10 | 10 U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage
231 Psa 105:15 | doet Mijn profeten geen kwaad. ~
232 Psa 107:39 | onder, door verdrukking, kwaad en droefenis. ~
233 Psa 109:5 | 5 En zij hebben mij kwaad voor goed opgelegd, en haat
234 Psa 109:20 | HEERE, en dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel. ~
235 Psa 112:7 | 7 Mem. Hij zal voor geen kwaad gerucht vrezen; Nun. zijn
236 Psa 121:7 | HEERE zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren. ~
237 Psa 140:9 | goddelozen niet; bevorder zijn kwaad voornemen niet; zij zouden
238 Spre 2:14| Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in
239 Spre 3:29| 29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien
240 Spre 3:30| zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. ~
241 Spre 4:16| slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap
242 Spre 5:14| Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der
243 Spre 6:14| hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in. ~
244 Spre 6:18| die zich haasten, om tot kwaad te lopen; ~
245 Spre 10:18| valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is
246 Spre 12:20| in het hart dergenen, die kwaad smeden; maar degenen die
247 Spre 12:21| de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden. ~
248 Spre 13:17| goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant
249 Spre 13:21| 21 Het kwaad zal de zondaars vervolgen;
250 Spre 14:22| Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid
251 Spre 14:32| heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt
252 Spre 15:15| dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is
253 Spre 16:17| der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt
254 Spre 16:27| Een Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als
255 Spre 16:30| bijtende, volbrengt hij het kwaad. ~
256 Spre 17:11| wederspannige zoekt het kwaad; maar een wrede bode zal
257 Spre 17:13| 13 Die kwaad voor goed vergeldt, het
258 Spre 17:13| voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken. ~
259 Spre 17:20| met zijn tong, zal in het kwaad vallen. ~
260 Spre 19:23| zijnde vernachten; met het kwaad zal men niet bezocht worden. ~
261 Spre 20:8 | gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. ~
262 Spre 20:14| 14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper
263 Spre 20:14| Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar
264 Spre 20:22| Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den
265 Spre 21:10| des goddelozen begeert het kwaad; zijn naaste krijgt geen
266 Spre 21:12| God de goddelozen in het kwaad stort.
267 Spre 22:3 | kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar
268 Spre 24:8 | 8 Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een
269 Spre 24:16| goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen. ~
270 Spre 24:18| de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij
271 Spre 25:10| hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd
272 Spre 27:12| De kloekzinnige ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten
273 Spre 28:14| hart verhardt, zal in het kwaad vallen. ~
274 Spre 30:32| te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand op
275 Spre 31:12| Zij doet hem goed en geen kwaad, al de dagen haars levens. ~
276 Pred 2:17| want dit werk dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt;
277 Pred 2:21| ook ijdelheid en een groot kwaad. ~
278 Pred 4:17| zij weten niet, dat zij kwaad doen. ~ ~ ~ ~ ~
279 Pred 5:12| 12 Er is een kwaad, dat krankheid aanbrengt,
280 Pred 5:12| bezitters bewaard tot hun eigen kwaad. ~
281 Pred 5:15| Daarom is dit ook een kwaad, dat krankheid aanbrengt;
282 Pred 6:1 | 1 Er is een kwaad, dat ik gezien heb onder
283 Pred 8:6 | tijd en wijze, dewijl het kwaad des mensen veel is over
284 Pred 8:11| der mensen in hen vol om kwaad te doen. ~
285 Pred 8:12| een zondaar honderd maal kwaad doet, en God hem de dagen
286 Pred 9:3 | 3 Dit is een kwaad onder alles, wat onder de
287 Pred 10:5 | 5 Er is nog een kwaad, dat ik gezien heb onder
288 Pred 11:2 | want gij weet niet, wat kwaad op de aarde wezen zal. ~
289 Pred 12:14| hetzij goed, of hetzij kwaad. ~
290 Jes 1:16 | Mijn ogen weg, laat af van kwaad te doen. ~
291 Jes 3:9 | want zij doen zichzelven kwaad. ~
292 Jes 5:20 | goed heten, en het goede kwaad; die duisternis tot licht
293 Jes 7:5 | 5 Omdat de Syrier kwaad tegen u beraadslaagd heeft,
294 Jes 31:2 | ook wijs, en Hij doet het kwaad komen, en trekt Zijn woorden
295 Jes 32:7 | gierigaards ganse gereedschap is kwaad; hij beraadslaagt schandelijke
296 Jes 41:23 | ja, doet goed, en doet kwaad, dat wij verbaasd staan,
297 Jes 45:7 | maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze
298 Jes 47:11 | Daarom zal er over u een kwaad komen, gij zult den dageraad
299 Jes 57:2 | hand bewaart van enig kwaad te doen. ~
300 Jes 58:1 | weggeraapt wordt voor het kwaad. ~
301 Jes 60:15 | HEERE zag het, en het was kwaad in Zijn ogen, dat er geen
302 Jes 66:12 | gehoord, maar hebt gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen, en hebt
303 Jes 66:25 | slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn
304 Jes 67:4 | hoorden, maar deden dat kwaad is in Mijn ogen, en verkoren
305 Jer 1:14 | het noorden zal zich dit kwaad opdoen over alle inwoners
306 Jer 2:3 | voor schuldig gehouden; kwaad kwam hun over, spreekt de
307 Jer 2:19 | weet dan en ziet, dat het kwaad en bitter is, dat gij den
308 Jer 4:6 | staan! want Ik breng een kwaad aan van het noorden, en
309 Jer 4:22 | verstandig; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar goed te doen
310 Jer 5:12 | het niet, en ons zal geen kwaad overkomen, wij zullen noch
311 Jer 6:1 | Beth-Cherem; want er kijkt een kwaad uit van het noorden,
312 Jer 6:19 | gij aarde! Zie, Ik zal een kwaad brengen over dit volk, de
313 Jer 7:30 | Juda hebben gedaan, dat kwaad is in Mijn ogen, spreekt
314 Jer 10:5 | hen, want zij kunnen geen kwaad doen, ook is er geen
315 Jer 11:11 | HEERE alzo: Ziet, Ik zal een kwaad over hen brengen, uit hetwelk
316 Jer 11:14 | ten tijde als zij over hun kwaad tot Mij zullen roepen. ~
317 Jer 11:15 | geweken is? Wanneer gij kwaad doet, dan springt gij op
318 Jer 11:17 | heeft geplant, heeft een kwaad over u uitgesproken; om
319 Jer 11:23 | hebben; want Ik zal een kwaad brengen over de mannen van
320 Jer 13:23 | goed doen, die geleerd zijt kwaad te doen. ~
321 Jer 16:10 | spreekt de HEERE al dit grote kwaad over ons, en welke is onze
322 Jer 18:8 | Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik hetzelve gedacht
323 Jer 18:10 | Maar indien het doet, dat kwaad is in Mijn ogen, dat het
324 Jer 18:11 | HEERE: Ziet, Ik formeer een kwaad tegen ulieden, en denk tegen
325 Jer 18:20 | 20 Zal dan kwaad voor goed vergolden worden?
326 Jer 19:3 | Israels: Ziet, Ik zal een kwaad brengen over deze plaats,
327 Jer 19:15 | over al haar steden, al het kwaad brengen, dat Ik over haar
328 Jer 23:12 | vallen; want Ik zal een kwaad over hen brengen in het
329 Jer 23:17 | zij: Ulieden zal geen kwaad overkomen. ~
330 Jer 25:6 | handen werk, opdat Ik u geen kwaad doe. ~
331 Jer 25:32 | der heirscharen: Ziet, een kwaad gaat er uit van volk tot
332 Jer 26:3 | Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik hun denk te doen
333 Jer 26:13 | HEERE berouwen over het kwaad, dat Hij tegen u gesproken
334 Jer 26:19 | HEERE berouwde over het kwaad, dat Hij tegen hen gesproken
335 Jer 26:19 | Wij dan doen een groot kwaad tegen onze zielen. ~
336 Jer 28:8 | geprofeteerd, van krijg, en van kwaad, en van pestilentie. ~
337 Jer 31:28 | verstoren, en te verderven, en kwaad aan te doen; alzo zal Ik
338 Jer 32:23 | dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen. ~
339 Jer 32:30 | aan alleenlijk gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen; want de
340 Jer 32:42 | gebracht heb al dit grote kwaad, alzo zal Ik over hen brengen
341 Jer 35:17 | Jeruzalem brengen al het kwaad, dat Ik tegen hen gesproken
342 Jer 36:3 | huis van Juda horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk te doen;
343 Jer 36:31 | mannen van Juda, al het kwaad brengen, dat Ik tot hen
344 Jer 38:4 | dezes volks niet, maar het kwaad. ~
345 Jer 40:2 | HEERE, uw God, heeft dit kwaad over deze plaats gesproken. ~
346 Jer 40:4 | stellen; maar indien het kwaad is in uw ogen met mij naar
347 Jer 41:11 | die met hem waren, al het kwaad hoorden, dat Ismael, de
348 Jer 42:6 | Hetzij dan goed of kwaad, wij zullen der stem des
349 Jer 42:10 | want Ik heb berouw over het kwaad, dat Ik u aangedaan heb. ~
350 Jer 42:17 | overblijve of ontkome van het kwaad, dat Ik over hen zal brengen. ~
351 Jer 44:2 | Gij hebt gezien al het kwaad, dat Ik gebracht heb over
352 Jer 44:7 | doet gij zulk een groot kwaad tegen uw zielen, opdat gij
353 Jer 44:17 | vrolijk, en zagen geen kwaad. ~
354 Jer 44:23 | gewandeld; daarom is u dit kwaad wedervaren, gelijk het is
355 Jer 45:5 | want zie, Ik breng een kwaad over alle vlees, spreekt
356 Jer 48:2 | er niet meer; zij hebben kwaad tegen haar gedacht, zeggende:
357 Jer 48:16 | nabij om te komen, en zijn kwaad haast zeer. ~
358 Jer 49:37 | ziel zoeken, en zal een kwaad over hen brengen, de hittigheid
359 Jer 51:60 | Jeremia nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou,
360 Jer 51:64 | weder opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar zal brengen,
361 Jer 52:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN,
362 Klaa 1:21| mijn vijanden horen mijn kwaad; en zij zijn vrolijk, dat
363 Klaa 1:22| 22 Thau. Laat al hun kwaad voor Uw aangezicht komen,
364 Eze 6:10 | tevergeefs gesproken, van hun dit kwaad aan te doen. ~
365 Eze 7:5 | zegt de Heere HEERE: Een kwaad, een enig kwaad, ziet, is
366 Eze 7:5 | HEERE: Een kwaad, een enig kwaad, ziet, is gekomen; ~
367 Eze 7:6 | opgewaakt tegen u; ziet, het kwaad is gekomen! ~
368 Eze 14:22 | vertroost worden over het kwaad, dat Ik over Jeruzalem gebracht
369 Dan 9:12 | brengende over ons een groot kwaad, hetwelk niet geschied is
370 Dan 9:13 | geschreven is, alzo is al dat kwaad over ons gekomen; en wij
371 Dan 11:27 | deze koningen zal wezen om kwaad te doen, en aan een tafel
372 Hos 7:15 | gesterkt; maar zij denken kwaad tegen Mij. ~
373 Amos 3:6 | niet siddere? zal er een kwaad in de stad zijn, dat de
374 Amos 9:10| sterven; die daar zeggen: Het kwaad zal tot ons niet genaken,
375 Oba 1:13 | hebben, ook gij, op zijn kwaad, ten dage zijns verderfs;
376 Jona 1:7 | weten, om wiens wil ons dit kwaad overkomt. Alzo wierpen zij
377 Jona 1:8 | nu, om wiens wil ons dit kwaad overkomt. Wat is uw werk
378 Jona 3:10| het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken had hun
379 Jona 4:2 | berouw hebbende over het kwaad. ~
380 Mic 1:12 | des goeds wil; want een kwaad is van den HEERE afgedaald,
381 Mic 2:1 | ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in
382 Mic 2:3 | HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit
383 Mic 3:4 | als zij hun handelingen kwaad gemaakt hebben. ~
384 Mic 3:11 | midden van ons? Ons zal geen kwaad overkomen. ~
385 Mic 7:3 | beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst,
386 Nah 1:11 | u is een uitgegaan, die kwaad denkt tegen den HEERE, een
387 Zep 1:12 | geen goed, en Hij doet geen kwaad. ~
388 Zep 3:15 | midden van u, gij zult geen kwaad meer zien. ~
389 Zac 7:10 | hart de een des anderen kwaad. ~
390 Zac 8:14 | als Ik gedacht heb ulieden kwaad te doen, toen Mij uw vaderen
391 Zac 8:17 | niet de een des anderen kwaad in ulieder hart; en hebt
392 Mal 1:8 | offeren, het is bij u niet kwaad; en als gij wat kreupels
393 Mal 1:8 | kranks aanbrengt, het is niet kwaad! Brengt dat toch uw vorst;
394 Mal 2:17 | Daarmede, dat gij zegt: Al wie kwaad doet, is goed in de ogen
395 Matt 5:11| vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. ~
396 Matt 6:34| heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad. ~ ~
397 Matt 9:4 | zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten? ~
398 Matt 12:33| goed; of maakt den boom kwaad en zijn vrucht kwaad; want
399 Matt 12:33| boom kwaad en zijn vrucht kwaad; want uit de vrucht wordt
400 Mark 3:4 | sabbatdagen goed te doen, of kwaad te doen, een mens te behouden,
401 Luk 6:9 | sabbatten, goed te doen, of kwaad te doen, een mens te behouden,
402 Luk 6:22 | en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, om des Zoons
403 Joha 3:20| 20 Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en
404 Hand 10:28| zeggende: Doe uzelven geen kwaad; want wij zijn allen hier. ~
405 Hand 12:10| de hand aan u leggen om u kwaad te doen; want Ik heb veel
406 Hand 12:14| Zo er enig ongelijk, of kwaad stuk begaan ware, o Joden,
407 Hand 17:9 | zeggende: Wij vinden geen kwaad in dezen mens; en indien
408 Rom 12:17 | 17 Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen
409 Rom 12:17 | Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk
410 Rom 13:4 | ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij
411 Rom 13:4 | wreekster tot straf dengene, die kwaad doet. ~
412 Rom 13:10 | liefde doet den naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de
413 Rom 14:20 | zijn wel rein; maar het is kwaad den mens, die met aanstoot
414 1Kor 10:6 | opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs
415 1Kor 13:5 | verbitterd, zij denkt geen kwaad; ~
416 2Kor 5:10| heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. ~
417 2Kor 6:8 | Door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht;
418 2Kor 13:7 | wens van God, dat gij geen kwaad doet; niet opdat wij beproefd
419 1The 5:15| 15 Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde;
420 1The 5:15| dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde; maar jaagt
421 1Tim 6:10| geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust
422 Heb 10:22 | gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam
423 Jako 3:8 | zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van dodelijk venijn. ~
424 1Pet 3:9 | 9 Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden
425 1Pet 3:9 | Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden,
426 1Pet 3:10| stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen, dat zij
427 1Pet 3:12| Heeren is tegen degenen, die kwaad doen. ~
428 1Pet 3:13| 13 En wie is het, die u kwaad doen zal, indien gij navolgers
429 1Pet 3:17| van God wil) lijdt, dan kwaad doende. ~
430 3Joh 1:11| doet, is uit God; maar die kwaad doet, heeft God niet gezien. ~
431 Open 16:2 | de aarde; en er werd een kwaad en boos gezweer aan de mensen,
|