Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
izhar 1
izharieten 1
izziel 1
ja 426
jaag 11
jaagde 14
jaagden 10
Frequency    [«  »]
431 zeg
429 welke
427 dezelve
426 ja
423 dage
420 mond
419 wet

Bijbel

IntraText - Concordances

ja

    Book Chapter: Verse
1 Gen 3:6 | een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk 2 Gen 14:23 | tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het 3 Gen 16:16 | uit haar een zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, zodat 4 Gen 19:16 | allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd. ~ 5 Gen 24:13 | 13 En die man werd groot, ja, hij werd doorgaans groter, 6 Gen 27:69 | Toen zeide Laban: Zie, och ja, het zij naar uw woord! ~ 7 Gen 28:43 | deze kudde is mijn kudde, ja, al wat gij ziet, dat is 8 Gen 32:11 | vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal 9 Gen 36:5 | zegende, om Jozefs wil; ja, de zegen des HEEREN was 10 Gen 41:26 | zeggende: Jozef leeft nog, ja, ook is hij regeerder in 11 Exo 1:9 | kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan wij. ~ 12 Exo 5:24 | zal hij hen laten trekken, ja, door een machtige hand 13 Exo 8:3 | komen, en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de huizen 14 Exo 13:7 | bij u niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij 15 Exo 14:7 | zeshonderd uitgelezene wagens, ja, al de wagens van Egypte, 16 Exo 27:19 | in al deszelfs dienst, ja, al zijn pennen, en al de 17 Exo 34:42 | baarmoeder opent, is Mijn; ja, al uw vee, dat mannelijk 18 Exo 36:7 | werk, dat te maken was; ja, er was over. ~ 19 Lev 11:11 | 11 Ja, een verfoeisel zullen zij 20 Lev 14:9 | wenkbrauwen zijner ogen; ja, al zijn haar zal hij afscheren, 21 Lev 18:5 | 5 Ja, Mijn inzettingen en Mijn 22 Lev 25:32 | 32 Ja, Ik zal dat land verwoesten; 23 Lev 25:39 | uwer vijanden uitteren; ja, ook om de ongerechtigheden 24 Num 8:10 | 10 Ja, gij zult de Levieten voor 25 Num 14:23 | gezworen heb, zien zullen. Ja, geen van die Mij getergd 26 Num 23:10 | Jakob tellen, en het getal, ja, het vierde deel van Israel? 27 Deu 8:13 | u zal vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt vermeerderd 28 Deu 11:6 | huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun 29 Deu 22:3 | gij doen aan zijn kleding, ja, alzo zult gij doen aan 30 Deu 25:16 | HEERE, uw God, een gruwel; ja, al wie onrecht doet. ~ 31 Deu 28:46 | en tot een wonder zijn, ja, onder uw zaad tot in eeuwigheid. ~ 32 Deu 28:52 | vertrouwdet in uw ganse land; ja, het zal u beangstigen in 33 Deu 32:15 | zijt vet, gij zijt dik, ja, met vet overdekt geworden!); 34 Deu 33:20 | en verscheurt den arm, ja ook den schedel. 35 Deu 33:28 | land van koren en most; ja, zijn hemel zal van dauw 36 Joz 6:10 | Gij zult niet juichen, ja, gij zult uw stem niet laten 37 Joz 10:2 | der koninklijke steden; ja, zij was groter dan Ai, 38 Joz 10:40 | geen overigen overblijven; ja, hij verbande alles, wat 39 Joz 25:27 | tot ons gesproken heeft; ja, hij zal tot een getuigenis 40 Ric 19:37 | voorwaarts naar Gibea toe; ja, de achterlage trok rechtdoor, 41 Ric 19:48 | stad tot de beesten toe, ja, al wat gevonden werd; ook 42 Rut 1:12 | dezen nacht een man had, ja, ook zonen baarde; ~ 43 Rut 2:16 | 16 Ja, laat ook allengskens van 44 1Sa 6:19 | des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van het volk 45 1Sa 9:2 | een jongeman, en schoon, ja, er was geen schoner man 46 1Sa 14:15 | verdervers beefden ook zelven; ja, het land werd beroerd, 47 1Sa 18:4 | David, ook zijn klederen, ja, tot zijn zwaard toe, en 48 1Sa 20:14 | indien ik dan nog leve, ja, zult gij niet de weldadigheid 49 1Sa 21:5 | priester, en zeide tot hem: Ja trouwens, de vrouw is ons 50 1Sa 24:12 | 12 Zie toch, mijn vader, ja, zie de slip uws mantels 51 1Sa 26:25 | zoon David; gij zult het ja gewisselijk doen, en gij 52 2Sa 3:25 | uw uitgang en uw ingang, ja, om te weten alles, wat 53 2Sa 3:38 | te dezen dage een vorst, ja, een grote in Israel gevallen 54 2Sa 6:21 | des HEEREN, over Israel; ja, ik zal spelen voor het 55 2Sa 12:8 | heren vrouwen in uw schoot, ja, Ik heb u het huis van Israel 56 2Sa 16:10 | doen, gij zonen van Zeruja? Ja, laat hem vloeken; want 57 2Sa 18:3 | hart op ons niet stellen; ja, of de helft van ons stierf, 58 2Sa 19:38 | wat goed is in uw ogen; ja, alles, wat gij op mij begeren 59 2Sa 23:10 | totdat zijn hand moede werd, ja, zijn hand aan het zwaard 60 1Kon 1:43 | antwoordde en zeide tot Adonia: Ja, maar onze heer, de koning 61 1Kon 1:48 | 48 Ja, ook heeft de koning aldus 62 1Kon 2:22 | die ouder is dan ik ben), ja, voor hem, en voor Abjathar, 63 1Kon 4:31 | 31 Ja, hij was wijzer dan alle 64 1Kon 7:20 | waren op de twee pilaren, ja, daarboven tegenover den 65 1Kon 8:27 | wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden 66 1Kon 8:30 | Uwer woning, in den hemel, ja, hoor, en vergeef. ~ 67 1Kon 12:16 | deel hebben wij aan David? Ja, geen erve hebben wij aan 68 1Kon 12:27 | koning van Juda, wederkeren; ja, zij zullen mij doden, en 69 1Kon 14:26 | het huis des konings weg, ja, hij nam alles weg; hij 70 1Kon 15:13 | 13 Ja, zelfs zijn moeder Maacha 71 1Kon 16:16 | een verbintenis gemaakt, ja, heeft ook den koning verslagen; 72 1Kon 16:25 | was in de ogen des HEEREN; ja, hij deed erger dan allen, 73 1Kon 18:38 | die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op, hetwelk 74 1Kon 21:19 | honden uw bloed lekken, ja het uwe! ~ 75 2Kon 2:14 | HEERE, de God van Elia? Ja, Dezelve? En hij sloeg het 76 2Kon 3:24 | vloden van hun aangezicht; ja, zij kwamen in het land, 77 2Kon 10:15 | En Jonadab zeide: Het is, ja, het is; geef uw hand. En 78 2Kon 17:3 | der koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon 79 2Kon 18:3 | der koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon 80 2Kon 19:5 | toog op in het ganse land; ja, hij kwam op naar Samaria, 81 2Kon 19:16 | 16 Ja, zij verlieten al de geboden 82 2Kon 20:34 | Sefarvaim, Hena en Ivva? Ja, hebben zij Samaria uit 83 2Kon 23:6 | 6 Ja, hij deed zijn zoon door 84 2Kon 23:11 | die voor hem geweest zijn, ja, ook Juda door zijn drekgoden 85 2Kon 25:15 | die hoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de hoogte, 86 1Kro 11:19 | Met gevaar huns levens, ja, met gevaar huns levens 87 1Kro 16:19 | weinige mensen in getal waart; ja, weinigen en vreemdelingen 88 1Kro 17:24 | 24 Ja, het worde waar, en Uw Naam 89 1Kro 22:17 | men het volk tellen zou? Ja, ik zelf ben het, die gezondigd 90 1Kro 29:1 | kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken held. ~ 91 1Kro 30:24 | al de vorsten, en helden, ja, ook al de zonen van den 92 2Kro 2:6 | bouwen, dewijl de hemelen, ja, de hemel der hemelen, Hem 93 2Kro 7:18 | wonen? Ziet de hemelen, ja, de hemel der hemelen, zouden 94 2Kro 7:21 | Uwer woning, uit den hemel, ja, hoor, en vergeef. ~ 95 2Kro 11:16 | deel hebben wij aan David? Ja, geen erve hebben wij aan 96 2Kro 21:6 | niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over 97 2Kro 22:11 | van Jeruzalem hoereren, ja, hij dreef Juda daartoe. ~ 98 2Kro 22:31 | van Jeruzalem hoereren, ja, hij dreef Juda daartoe. ~ 99 2Kro 24:7 | huis Gods opengebroken, ja, zelfs alle geheiligde dingen 100 2Kro 26:20 | met der haast van daar, ja hij zelf werd ook gedreven 101 2Kro 28:22 | 22 Ja, ter tijd, als men hem benauwde, 102 2Kro 31:10 | en verzadigd te worden, ja, over te houden tot overvloed 103 2Kro 34:6 | Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali toe, in haar 104 Ezra 4:24 | Die te Jeruzalem woont, ja, het hield op tot in het 105 Ezra 5:14 | 14 Ja, de vaten van Gods huis, 106 Ezra 9:2 | de volken dezer landen; ja, de hand der vorsten en 107 Neh 3:1 | richtten haar deuren op; ja, zij heiligden ze tot aan 108 Neh 5:5 | dochteren tot dienstknechten; ja, er zijn enige van onze 109 Neh 6:10 | zullen komen om u te doden, ja, bij nacht zullen zij komen, 110 Neh 9:36 | wij zijn heden knechten; ja, het land, dat Gij onzen 111 Neh 13:2 | met brood en met water, ja, Bileam tegen hen gehuurd 112 Neh 13:29 | priesterdom hebben verontreinigd, ja, het verbond des priesterdoms 113 Job 2:10 | een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van 114 Job 6:29 | laat er geen onrecht wezen, ja, keert weder; nog zal mijn 115 Job 10:17 | tegen mij; verwisselingen, ja, een heirleger, zijn tegen 116 Job 11:17 | 17 Ja, uw tijd zal klaarder dan 117 Job 15:4 | 4 Ja, gij vernietigt de vreze, 118 Job 15:10 | Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van 119 Job 17:15 | mijn verwachting wezen? Ja, mijn verwachting, wie zal 120 Job 18:5 | 5 Ja, het licht der goddelozen 121 Job 21:6 | 6 Ja, wanneer ik daaraan gedenk, 122 Job 21:7 | goddelozen, worden oud, ja, worden geweldig in vermogen? ~ 123 Job 22:25 | 25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig 124 Job 22:30 | 30 Ja, Hij zal dien bevrijden, 125 Job 30:10 | maken zich verre van mij, ja, zij onthouden het speeksel 126 Job 31:3 | verderf voor den verkeerde, ja, wat vreemds voor de werkers 127 Job 40:15 | is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van 128 Psa 6:4 | 4 Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; 129 Psa 7:5 | die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered die mij 130 Psa 16:6 | liefelijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij 131 Psa 18:11 | op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de 132 Psa 18:49 | uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven 133 Psa 19:11 | zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en 134 Psa 24:9 | hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! 135 Psa 25:3 | 3 Gimel. Ja, allen, die U verwachten, 136 Psa 27:6 | offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den HEERE. ~ 137 Psa 27:14 | zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE. ~  ~ 138 Psa 29:5 | HEEREN breekt de cederen; ja, de HEERE verbreekt de cederen 139 Psa 29:10 | gezeten over den watervloed; ja, de HEERE zit, Koning in 140 Psa 32:6 | aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop van grote 141 Psa 35:6 | Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom 142 Psa 39:15 | 15 Ja, ik ben als een man, die 143 Psa 42:14 | tot in eeuwigheid! Amen, ja, amen. ~xPsalmen 42 ~ 144 Psa 52:7 | u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit 145 Psa 58:3 | 3 Ja, gij werkt ongerechtigheden 146 Psa 59:6 | 6 Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, 147 Psa 59:14 | God heerser is in Jakob, ja, tot aan de einden der aarde. 148 Psa 68:19 | te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om 149 Psa 68:24 | 24 Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt 150 Psa 69:22 | 22 Ja, zij hebben mij gal tot 151 Psa 72:11 | 11 Ja, alle koningen zullen zich 152 Psa 72:19 | heerlijkheid vervuld. Amen, ja, amen. ~ 153 Psa 74:11 | Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek 154 Psa 77:12 | daden des HEEREN gedenken; ja, ik zal gedenken Uw wonderen 155 Psa 78:53 | 53 Ja, Hij leidde hen zeker, zodat 156 Psa 81:17 | met het vette der tarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben 157 Psa 89:53 | HEERE in eeuwigheid! Amen, ja, amen. ~  ~ 158 Psa 90:2 | wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid 159 Psa 90:17 | werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, 160 Psa 95:3 | HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven 161 Psa 105:12 | weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen 162 Psa 105:35 | kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe 163 Psa 109:3 | hebben zij mij omsingeld; ja, zij hebben mij bestreden 164 Psa 118:11 | Zij hadden mij omringd, ja, zij hadden mij omringd; 165 Psa 119:34 | en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met 166 Psa 119:127 | geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud. ~ 167 Psa 144:13 | kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze 168 Spre 1:12 | verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die 169 Spre 2:3 | 3      Ja, zo gij tot het verstand 170 Spre 3:12 | dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, 171 Spre 6:16 | Deze zes haat de HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een 172 Spre 16:4 | gewrocht om Zijns Zelfs wil; ja, ook den goddeloze tot den 173 Spre 17:15 | zijn den HEERE een gruwel, ja, die beiden. ~ 174 Spre 20:10 | is den HEERE een gruwel, ja die beide. ~ 175 Spre 20:12 | heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. ~ 176 Spre 23:15 | mijn hart zal blijde zijn, ja, ik. ~ 177 Spre 30:15 | dingen worden niet verzadigd; ja, vier zeggen niet: Het is 178 Spre 30:18 | voor mij te wonderlijk, ja, vier, die ik niet weet: ~ 179 Spre 30:21 | ontroert zich de aarde, ja, om vier, die zij niet dragen 180 Spre 30:29 | drie maken een goeden tred; ja, vier zijn er, die een goeden 181 Spre 31:2 | wat, o zoon mijns buiks? ja, wat, o zoon mijner geloften? ~ 182 Pred 2:8 | mensenkinderen,      snarenspel, ja, allerlei snarenspel. ~ 183 Pred 3:13 | 13      Ja ook, dat ieder mens ete 184 Pred 4:3 | 3      Ja, hij is beter dan die beiden, 185 Pred 6:6 | 6      Ja, al leefde hij schoon tweemaal 186 Pred 8:17 | zal het niet uitvinden; ja,      indien ook een wijze 187 Pred 11:2 | Geef een deel aan zeven, ja, ook aan acht; want gij 188 Hoo 1:16 | zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk; ook groent onze 189 Hoo 5:16 | Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend, 190 Hoo 8:7 | niet kunnen uitblussen; ja, de rivieren zouden ze niet 191 Jes 5:10 | 10      Ja, tien bunderen wijngaards 192 Jes 7:20 | en het haar der voeten; ja, het      zal ook den baard 193 Jes 7:22 | zullen, boter zal eten; ja, een ieder, die overgebleven 194 Jes 10:19 | zullen weinig in getal zijn, ja, een jongen zou ze opschrijven. ~ 195 Jes 14:15 | 15      Ja, in de hel zult gij nedergestoten 196 Jes 15:8 | haar gehuil tot Eglaim toe, ja, tot Beer-Elim toe zal haar 197 Jes 17:5 | en zijn arm aren afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk wanneer 198 Jes 17:13 | zal hij verre wegvlieden, ja, hij zal gejaagd worden, 199 Jes 23:4 | Sidon! want de zee spreekt, ja, de sterkte der zee, zeggende: 200 Jes 25:12 | muren buigen, vernederen, ja, Hij zal ze ter aarde tot 201 Jes 27:1 | de langwemelende slang, ja, den Leviathan, de kromme 202 Jes 28:22 | gehoord een verdelging, ja, een, die vast besloten      203 Jes 30:14 | 14      Ja, Hij zal ze verbreken, gelijk 204 Jes 30:33 | is van gisteren bereid; ja, hij is ook voor den koning 205 Jes 32:13 | doorn en de distel opgaan; ja, op alle vreugdehuizen, 206 Jes 34:9 | en hun stof in zwavel; ja, hun aarde zal tot brandend 207 Jes 35:2 | bloeien, en zich verheugen, ja, met verheuging, en juichen; 208 Jes 40:24 | 24      Ja, zij worden niet geplant, 209 Jes 40:24 | zij worden niet geplant, ja, zij worden niet gezaaid, 210 Jes 40:24 | zij worden niet gezaaid, ja, hun afgehouwen stam wortelt 211 Jes 41:23 | weten, dat gij goden zijt; ja, doet goed, en doet kwaad, 212 Jes 42:13 | krijgsman; Hij zal juichen, ja, Hij zal een groot getier 213 Jes 43:19 | gijlieden dat niet weten? Ja, Ik zal in de woestijn een 214 Jes 44:9 | gewenste dingen doen geen nut; ja, zij zelven zijn hun getuigen; 215 Jes 44:19 | ik verbrand in het vuur, ja, ook op de kolen daarvan 216 Jes 45:4 | Israels, Mijns uitverkorenen; ja, Ik riep u bij uw naam, 217 Jes 45:21 | Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie 218 Jes 46:4 | toe zal Ik Dezelfde zijn, ja, tot de grijsheid toe zal 219 Jes 46:7 | wijkt van zijn stede niet; ja, roept iemand tot hem, zo 220 Jes 46:11 | raads uit verren lande; ja, Ik heb het gesproken, Ik 221 Jes 47:6 | hun geen barmhartigheden, ja, zelfs over den oude maaktet 222 Jes 48:2 | 2      Ja, van de heilige stad worden 223 Jes 49:25 | Doch alzo zegt de HEERE: Ja, de gevangenen des machtigen 224 Jes 51:17 | hebt gij      gedronken, ja, uitgezogen. ~ 225 Jes 52:13 | zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden. ~ 226 Jes 52:15 | vele heidenen besprengen, ja, de koningen zullen hun 227 Jes 55:1 | hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, 228 Jes 56:1 | hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, 229 Jes 57:9 | velds, komt om te eten, ja, al gij gedierten in het 230 Jes 57:11 | kunnen niet verzadigd worden, ja, het zijn herders, die niet 231 Jes 57:12 | morgen zal zijn als deze, ja, groter, veel treffelijker. ~  ~ 232 Jes 60:15 | 15      Ja, de waarheid ontbreekt er, 233 Jes 65:4 | 4      Ja, van ouds heeft men het 234 Jes 66:6 | maar Ik zal vergelden, ja, in hun boezem zal Ik vergelden; ~ 235 Jes 67:13 | alzo zal Ik u troosten; ja, gij zult te Jeruzalem getroost 236 Jer 2:9 | twisten, spreekt de HEERE; ja, met uw kindskinderen zal 237 Jer 2:34 | 34      Ja, het bloed van de zielen 238 Jer 3:9 | 9      Ja, het geschiedde, vanwege 239 Jer 4:5 | Jeruzalem, en zegt het; ja, blaast de bazuin in het 240 Jer 5:13 | 13      Ja, die profeten zullen tot 241 Jer 6:15 | gruwel bedreven hebben? Ja, zij schamen zich in het 242 Jer 8:12 | gruwel bedreven hebben? Ja, zij schamen zich in het 243 Jer 8:13 | vijgen aan den vijgeboom, ja, het blad is afgevallen; 244 Jer 9:22 | Spreek: Zo spreekt de HEERE: Ja, een dood lichaam des mensen 245 Jer 10:25 | hebben Jakob opgegeten, ja, zij hebben hem      opgegeten, 246 Jer 13:17 | oog zal bitterlijk tranen, ja, van tranen nederdalen, 247 Jer 14:3 | weder; zij zijn beschaamd, ja, worden      schaamrood, 248 Jer 14:18 | daar de kranken van honger! Ja, zowel de profeten als de 249 Jer 15:21 | 21      Ja, Ik zal u rukken uit de 250 Jer 16:16 | van op allen      heuvel, ja, uit de kloven der steenrotsen. ~ 251 Jer 17:9 | hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal 252 Jer 17:19 | door dewelke zij uitgaan, ja, in alle      poorten van 253 Jer 20:16 | 16      Ja, dezelve man zij, als de 254 Jer 21:5 | en met een sterken arm, ja, met toorn, en met grimmigheid, 255 Jer 22:28 | en zijn zaad uitgeworpen, ja, weggeworpen in      een 256 Jer 23:19 | grimmigheid is uitgegaan, ja, een pijnlijk onweder, het 257 Jer 23:26 | die de leugen profeteren? Ja, het zijn profeten van huns 258 Jer 25:26 | den een met den anderen; ja, allen koninkrijken der 259 Jer 25:38 | hittigheid des verdrukkers, ja, vanwege de hittigheid Zijns      260 Jer 27:21 | 21      Ja, zo zegt de HEERE der heirscharen, 261 Jer 28:14 | zij zullen hem dienen; ja, Ik heb hem ook het gedierte 262 Jer 31:3 | verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met 263 Jer 31:19 | geklopt, ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden,      264 Jer 32:38 | 38      Ja, zij zullen Mij tot een 265 Jer 33:24 | heeft Hij nu verworpen? Ja, zij versmaden Mijn volk, 266 Jer 34:20 | 20      Ja, Ik zal hen overgeven in 267 Jer 46:16 | der struikelenden veel; ja, de een viel op den ander; 268 Jer 46:25 | over haar koningen,      ja, over Farao, en over degenen, 269 Jer 48:10 | werk bedriegelijk doet; ja, vervloekt zij, die zijn 270 Jer 48:24 | Kerioth, en over Bozra; ja, over alle steden van Moabs 271 Jer 48:31 | zal Ik over Moab huilen, ja, om gans Moab zal Ik krijten; 272 Jer 50:7 | der      gerechtigheid, ja, tegen den HEERE, de Verwachting 273 Jer 50:32 | niemand zijn, die hem opricht; ja, Ik zal een vuur aansteken 274 Jer 51:28 | landvoogden en al haar overheden, ja, het ganse land harer heerschappij. ~ 275 Klaa 1:125| Zekerlijk, zij zijn weggevlogen, ja, weggezworven; zij zeiden 276 Klaa 1:128| onze dagen zijn vervuld, ja, ons einde is gekomen. ~ 277 Eze 3:15 | bleef daar zij woonden; ja, ik bleef daar verbaasd 278 Eze 5:8 | alzo: Ziet, Ik wil aan u, ja Ik, want Ik zal gerichten 279 Eze 5:17 | 17      Ja, honger en boos gedierte, 280 Eze 6:14 | zal het land woest maken, ja, woester dan de woestijn 281 Eze 11:15 | het ganse huis Israels, ja, dat ganse, tot welke de 282 Eze 11:17 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal ulieden vergaderen 283 Eze 13:10 | 10      Daarom, ja, daarom dat zij Mijn volk 284 Eze 13:13 | alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal hem door een groten 285 Eze 14:22 | Jeruzalem gebracht zal hebben, ja, al wat Ik zal gebracht 286 Eze 16:6 | tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: 287 Eze 16:8 | en dekte uw naaktheid; ja, Ik zwoer u, en kwam met 288 Eze 16:15 | gehoereerd vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort 289 Eze 16:28 | gij onverzadelijk waart; ja, als gij met hen gehoereerd 290 Eze 16:56 | 56      Ja, uw zuster Sodom is in uw 291 Eze 17:10 | 10      Ja, ziet, zal hij geplant zijnde 292 Eze 17:15 | zulke dingen doet?      Ja, zal hij het verbond breken 293 Eze 20:5 | Egypteland      bekend; ja, Ik hief Mijn hand tot hen 294 Eze 20:31 | 31      Ja, met het offeren uwer gaven, 295 Eze 21:27 | omgekeerd, omgekeerd stellen; ja, zij zal niet zijn, totdat 296 Eze 22:2 | Zoudt gij ze recht geven? Ja, maak haar bekend al haar 297 Eze 22:21 | 21      Ja, Ik zal u bijeenbrengen, 298 Eze 22:26 | ogen van Mijn sabbatten; ja, Ik word in het midden van 299 Eze 23:14 | 14      Ja, zij deed tot haar hoererijen 300 Eze 23:36 | en Oholiba recht geven? Ja, vertoon haar haar gruwelen. ~ 301 Eze 26:4 | en haar torens afbreken; ja, Ik zal haar stof van haar 302 Eze 26:14 | 14      Ja, Ik zal u maken tot een 303 Eze 26:18 | sidderen ten dage uws vals; ja, de eilanden, die in de 304 Eze 28:4 | vermogen voor u verkregen; ja, gij hebt goud en zilver 305 Eze 28:26 | en wijngaarden planten; ja, zij zullen zeker wonen; 306 Eze 30:3 | Want de dag is nabij, ja, de dag des HEEREN is nabij, 307 Eze 30:6 | 6      Zo zegt de HEERE: Ja, zij zullen vallen, die 308 Eze 30:10 | Zo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal de menigte van Egypte 309 Eze 30:25 | 25      Ja, Ik zal de armen des konings 310 Eze 31:10 | verheven hebt over uw stam, ja, hij stak zijn top op boven 311 Eze 31:18 | onder de bomen van Eden? Ja, gij zult nedergevoerd worden 312 Eze 34:6 | en op allen hogen heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid 313 Eze 34:11 | de Heere HEERE: Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen 314 Eze 34:20 | HEERE alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten tussen het 315 Eze 36:10 | het ganse huis Israels, ja, dat geheel; en de steden 316 Eze 36:11 | 11      Ja, Ik zal mensen en beesten 317 Eze 36:11 | als in uw vorige tijden, ja, Ik zal het beter      maken 318 Eze 37:25 | uw vaders gewoond hebben; ja, daarin zullen zij wonen, 319 Eze 39:13 | 13      Ja, al het volk des lands zal 320 Eze 43:11 | en al zijn ordinantien, ja, al zijn vormen en al zijn 321 Eze 47:9 | 9      Ja, het zal geschieden, dat 322 Dan 3:27 | mantels niet veranderd waren, ja, dat de reuk des vuurs daardoor 323 Dan 4:17 | geeft ze aan wien Hij wil, ja, zet daarover den laagste 324 Dan 6:15 | Daniel om hem te verlossen; ja, tot den ondergang der zon 325 Dan 7:18 | bezitten tot in der eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwigheden. ~ 326 Dan 8:11 | 11      Ja, hij maakte zich groot tot 327 Dan 10:19 | vrede zij u, wees sterk, ja, wees sterk! En terwijl 328 Dan 11:15 | noch zijn uitgelezen volk, ja, er zal      geen kracht 329 Hos 2:2 | toen zij geboren werd; ja, make ze als een woestijn, 330 Hos 2:10 | maanden, en haar sabbatten, ja, al haar gezette hoogtijden. ~ 331 Hos 2:18 | ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen 332 Hos 4:3 | het gevogelte des hemels; ja, ook de vissen der zee zullen 333 Hos 4:5 | zult gij vallen bij dag, ja, zelfs de profeet zal met 334 Hos 8:10 | Ik die nu ook verzamelen; ja, zij hebben al een weinig 335 Hos 9:16 | geen vrucht voortbrengen; ja, ofschoon zij genereerden, 336 Hos 10:6 | 6      Ja, datzelve zal naar Assur 337 Hos 12:5 | 5      Ja, hij gedroeg zich vorstelijk 338 Hos 12:12 | Gilgal offeren zij ossen, ja, hun altaren zijn als steen 339 Joe 1:12 | des velds zijn verdord; ja de vrolijkheid is verdord 340 Joe 2:29 | 29      Ja, ook over de dienstknechten, 341 Amos 5:17 | 17      Ja, in alle wijngaarden zal 342 Amos 5:26 | 26      Ja, gij droegt de tent van 343 Amos 8:8 | wie daarin woont treuren? Ja, het zal geheel oprijzen 344 Oba 1:16 | heidenen geduriglijk drinken; ja, zij zullen drinken en inzwelgen, 345 Oba 1:19 | Filistijnen erfelijk bezitten; ja, zij zullen het veld van 346 Mic 2:2 | aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn 347 Mic 3:3 | 3      Ja, zij zijn het, die het vlees 348 Mic 4:8 | Sions! tot u zal komen, ja, daar zal komen de vorige 349 Mic 5:7 | 7      Ja, het overblijfsel van Jakob 350 Mic 7:19 | ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden 351 Nah 2:10 | 10      Zij is geledigd, ja, uitgeledigd, uitgeput, 352 Nah 3:3 | menigte der dode lichamen; ja, er zal geen      einde 353 Zep 1:3 | ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen uit dit 354 Zep 2:1 | Doorzoek u zelf nauw, ja, doorzoek nauw, gij volk, 355 Zac 3:2 | HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die 356 Zac 6:13 | 13      Ja, Hij zal den tempel des 357 Zac 8:2 | Sion met een groten ijver; ja, met grote grimmigheid heb 358 Zac 8:23 | heidenen, grijpen zullen, ja, de slip grijpen zullen 359 Zac 9:7 | ook onzen God overblijven; ja, hij zal zijn als een vorst 360 Zac 12:2 | zwijmeling allen volken rondom; ja, ook zal zij zijn over Juda, 361 Zac 13:2 | meer gedacht zullen worden; ja, ook de   profeten, en den 362 Zac 14:21 | 21      Ja, al de potten in Jeruzalem 363 Mal 1:14 | 14      Ja, vervloekt zij de bedrieger, 364 Mal 2:2 | uw zegeningen vervloeken; ja, Ik heb ook alrede elkeen 365 Matt 5:37 | Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven 366 Matt 5:37 | Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze 367 Matt 9:28 | kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~ 368 Matt 11:9 | uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer 369 Matt 11:26 | 26 Ja, Vader! Want alzo is geweest 370 Matt 13:51 | verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~ 371 Matt 15:27 | 27 En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens 372 Matt 17:25 | 25 Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen 373 Matt 21:16 | En Jezus zeide tot hen: Ja; hebt gij nooit gelezen: 374 Mark 7:28 | antwoordde en zeide tot Hem: Ja, Heere, doch ook de hondekens 375 Luk 7:26 | uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer 376 Luk 10:21 | kinderkens geopenbaard; ja, Vader, want alzo is geweest 377 Luk 11:28 | 28 Maar Hij zeide: Ja, zalig zijn degenen, die 378 Luk 11:51 | altaar en het huis Gods; ja, zeg Ik u, het zal afgeeist 379 Luk 12:5 | heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! ~ 380 Luk 12:7 | 7 Ja, ook de haren uws hoofds 381 Luk 14:26 | en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, 382 Luk 23:15 | 15 Ja, ook Herodes niet; want 383 Joha 11:27 | 27 Zij zeide tot Hem: Ja, Heere; ik heb geloofd, 384 Joha 16:2 | uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk, 385 Joha 21:15 | dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! Gij weet, dat ik 386 Joha 21:16 | lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, gij weet, dat ik 387 Hand 2:26 | mijn tong verheugt zich; ja, ook mijn vlees zal rusten 388 Hand 16:27 | een Romein? En hij zeide: Ja. ~ 389 Rom 3:29 | het niet ook der heidenen? Ja, ook der heidenen; ~ 390 Rom 7:7 | wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet 391 Rom 8:34 | is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt 392 Rom 10:18 | Hebben zij het niet gehoord? Ja toch, hun geluid is over 393 1Kor 3:2 | vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog 394 1Kor 4:3 | van een menselijk oordeel; ja, ik oordeel ook mijzelven 395 1Kor 10:20 | 20 Ja, ik zeg, dat hetgeen de 396 1Kor 12:22 | 22 Ja veeleer, de leden, die ons 397 2Kor 1:9 | 9 Ja, wij hadden al zelven in 398 2Kor 1:17 | opdat bij mij zou wezen, ja, ja, en neen, neen? ~ 399 2Kor 1:17 | opdat bij mij zou wezen, ja, ja, en neen, neen? ~ 400 2Kor 1:18 | geschied, niet is geweest ja en neen. ~ 401 2Kor 1:19 | en Timotheus, was niet ja en neen, maar is geweest 402 2Kor 1:19 | en neen, maar is geweest ja in Hem. ~ 403 2Kor 1:20 | er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode 404 2Kor 7:11 | heeft het in u gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust, 405 2Kor 7:11 | gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, 406 2Kor 7:11 | verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, 407 2Kor 7:11 | ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja, 408 2Kor 7:11 | ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak; in alles 409 2Kor 7:11 | ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak; in alles hebt gij 410 2Kor 8:3 | vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig 411 2Kor 11:1 | verdroegt in de onwijsheid; ja ook, verdraagt mij! ~ 412 Gal 4:9 | En nu, als gij God kent, ja, veelmeer van God gekend 413 Gal 4:14 | aan als een engel Gods, ja, als Christus Jezus. ~ 414 Fili 1:18 | daarin verblijd ik mij, ja, ik zal mij ook verblijden. ~ 415 Fili 2:8 | geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises. ~ 416 Fili 2:17 | 17 Ja, indien ik ook tot een drankoffer 417 Fili 3:8 | 8 Ja, gewisselijk, ik acht ook 418 File 1:20 | 20 Ja, broeder, laat mij uwer 419 Jako 4:6 | 6 Ja, Hij geeft meerdere genade. 420 Jako 5:12 | enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; 421 Jako 5:12 | anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat 422 Open 1:7 | over Hem rouw bedrijven; ja, amen. ~ 423 Open 14:13 | Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij 424 Open 16:7 | anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige God! 425 Open 22:20 | deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. 426 Open 22:20 | Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus! ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License