Book Chapter: Verse
1 Gen 3:6 | een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk
2 Gen 14:23 | tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het
3 Gen 16:16 | uit haar een zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, zodat
4 Gen 19:16 | allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd. ~
5 Gen 24:13 | 13 En die man werd groot, ja, hij werd doorgaans groter,
6 Gen 27:69 | Toen zeide Laban: Zie, och ja, het zij naar uw woord! ~
7 Gen 28:43 | deze kudde is mijn kudde, ja, al wat gij ziet, dat is
8 Gen 32:11 | vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal
9 Gen 36:5 | zegende, om Jozefs wil; ja, de zegen des HEEREN was
10 Gen 41:26 | zeggende: Jozef leeft nog, ja, ook is hij regeerder in
11 Exo 1:9 | kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan wij. ~
12 Exo 5:24 | zal hij hen laten trekken, ja, door een machtige hand
13 Exo 8:3 | komen, en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de huizen
14 Exo 13:7 | bij u niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij
15 Exo 14:7 | zeshonderd uitgelezene wagens, ja, al de wagens van Egypte,
16 Exo 27:19 | in al deszelfs dienst, ja, al zijn pennen, en al de
17 Exo 34:42 | baarmoeder opent, is Mijn; ja, al uw vee, dat mannelijk
18 Exo 36:7 | werk, dat te maken was; ja, er was over. ~
19 Lev 11:11 | 11 Ja, een verfoeisel zullen zij
20 Lev 14:9 | wenkbrauwen zijner ogen; ja, al zijn haar zal hij afscheren,
21 Lev 18:5 | 5 Ja, Mijn inzettingen en Mijn
22 Lev 25:32 | 32 Ja, Ik zal dat land verwoesten;
23 Lev 25:39 | uwer vijanden uitteren; ja, ook om de ongerechtigheden
24 Num 8:10 | 10 Ja, gij zult de Levieten voor
25 Num 14:23 | gezworen heb, zien zullen. Ja, geen van die Mij getergd
26 Num 23:10 | Jakob tellen, en het getal, ja, het vierde deel van Israel?
27 Deu 8:13 | u zal vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt vermeerderd
28 Deu 11:6 | huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun
29 Deu 22:3 | gij doen aan zijn kleding, ja, alzo zult gij doen aan
30 Deu 25:16 | HEERE, uw God, een gruwel; ja, al wie onrecht doet. ~
31 Deu 28:46 | en tot een wonder zijn, ja, onder uw zaad tot in eeuwigheid. ~
32 Deu 28:52 | vertrouwdet in uw ganse land; ja, het zal u beangstigen in
33 Deu 32:15 | zijt vet, gij zijt dik, ja, met vet overdekt geworden!);
34 Deu 33:20 | en verscheurt den arm, ja ook den schedel.
35 Deu 33:28 | land van koren en most; ja, zijn hemel zal van dauw
36 Joz 6:10 | Gij zult niet juichen, ja, gij zult uw stem niet laten
37 Joz 10:2 | der koninklijke steden; ja, zij was groter dan Ai,
38 Joz 10:40 | geen overigen overblijven; ja, hij verbande alles, wat
39 Joz 25:27 | tot ons gesproken heeft; ja, hij zal tot een getuigenis
40 Ric 19:37 | voorwaarts naar Gibea toe; ja, de achterlage trok rechtdoor,
41 Ric 19:48 | stad tot de beesten toe, ja, al wat gevonden werd; ook
42 Rut 1:12 | dezen nacht een man had, ja, ook zonen baarde; ~
43 Rut 2:16 | 16 Ja, laat ook allengskens van
44 1Sa 6:19 | des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van het volk
45 1Sa 9:2 | een jongeman, en schoon, ja, er was geen schoner man
46 1Sa 14:15 | verdervers beefden ook zelven; ja, het land werd beroerd,
47 1Sa 18:4 | David, ook zijn klederen, ja, tot zijn zwaard toe, en
48 1Sa 20:14 | indien ik dan nog leve, ja, zult gij niet de weldadigheid
49 1Sa 21:5 | priester, en zeide tot hem: Ja trouwens, de vrouw is ons
50 1Sa 24:12 | 12 Zie toch, mijn vader, ja, zie de slip uws mantels
51 1Sa 26:25 | zoon David; gij zult het ja gewisselijk doen, en gij
52 2Sa 3:25 | uw uitgang en uw ingang, ja, om te weten alles, wat
53 2Sa 3:38 | te dezen dage een vorst, ja, een grote in Israel gevallen
54 2Sa 6:21 | des HEEREN, over Israel; ja, ik zal spelen voor het
55 2Sa 12:8 | heren vrouwen in uw schoot, ja, Ik heb u het huis van Israel
56 2Sa 16:10 | doen, gij zonen van Zeruja? Ja, laat hem vloeken; want
57 2Sa 18:3 | hart op ons niet stellen; ja, of de helft van ons stierf,
58 2Sa 19:38 | wat goed is in uw ogen; ja, alles, wat gij op mij begeren
59 2Sa 23:10 | totdat zijn hand moede werd, ja, zijn hand aan het zwaard
60 1Kon 1:43 | antwoordde en zeide tot Adonia: Ja, maar onze heer, de koning
61 1Kon 1:48 | 48 Ja, ook heeft de koning aldus
62 1Kon 2:22 | die ouder is dan ik ben), ja, voor hem, en voor Abjathar,
63 1Kon 4:31 | 31 Ja, hij was wijzer dan alle
64 1Kon 7:20 | waren op de twee pilaren, ja, daarboven tegenover den
65 1Kon 8:27 | wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden
66 1Kon 8:30 | Uwer woning, in den hemel, ja, hoor, en vergeef. ~
67 1Kon 12:16 | deel hebben wij aan David? Ja, geen erve hebben wij aan
68 1Kon 12:27 | koning van Juda, wederkeren; ja, zij zullen mij doden, en
69 1Kon 14:26 | het huis des konings weg, ja, hij nam alles weg; hij
70 1Kon 15:13 | 13 Ja, zelfs zijn moeder Maacha
71 1Kon 16:16 | een verbintenis gemaakt, ja, heeft ook den koning verslagen;
72 1Kon 16:25 | was in de ogen des HEEREN; ja, hij deed erger dan allen,
73 1Kon 18:38 | die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op, hetwelk
74 1Kon 21:19 | honden uw bloed lekken, ja het uwe! ~
75 2Kon 2:14 | HEERE, de God van Elia? Ja, Dezelve? En hij sloeg het
76 2Kon 3:24 | vloden van hun aangezicht; ja, zij kwamen in het land,
77 2Kon 10:15 | En Jonadab zeide: Het is, ja, het is; geef uw hand. En
78 2Kon 17:3 | der koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon
79 2Kon 18:3 | der koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon
80 2Kon 19:5 | toog op in het ganse land; ja, hij kwam op naar Samaria,
81 2Kon 19:16 | 16 Ja, zij verlieten al de geboden
82 2Kon 20:34 | Sefarvaim, Hena en Ivva? Ja, hebben zij Samaria uit
83 2Kon 23:6 | 6 Ja, hij deed zijn zoon door
84 2Kon 23:11 | die voor hem geweest zijn, ja, ook Juda door zijn drekgoden
85 2Kon 25:15 | die hoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de hoogte,
86 1Kro 11:19 | Met gevaar huns levens, ja, met gevaar huns levens
87 1Kro 16:19 | weinige mensen in getal waart; ja, weinigen en vreemdelingen
88 1Kro 17:24 | 24 Ja, het worde waar, en Uw Naam
89 1Kro 22:17 | men het volk tellen zou? Ja, ik zelf ben het, die gezondigd
90 1Kro 29:1 | kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken held. ~
91 1Kro 30:24 | al de vorsten, en helden, ja, ook al de zonen van den
92 2Kro 2:6 | bouwen, dewijl de hemelen, ja, de hemel der hemelen, Hem
93 2Kro 7:18 | wonen? Ziet de hemelen, ja, de hemel der hemelen, zouden
94 2Kro 7:21 | Uwer woning, uit den hemel, ja, hoor, en vergeef. ~
95 2Kro 11:16 | deel hebben wij aan David? Ja, geen erve hebben wij aan
96 2Kro 21:6 | niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over
97 2Kro 22:11 | van Jeruzalem hoereren, ja, hij dreef Juda daartoe. ~
98 2Kro 22:31 | van Jeruzalem hoereren, ja, hij dreef Juda daartoe. ~
99 2Kro 24:7 | huis Gods opengebroken, ja, zelfs alle geheiligde dingen
100 2Kro 26:20 | met der haast van daar, ja hij zelf werd ook gedreven
101 2Kro 28:22 | 22 Ja, ter tijd, als men hem benauwde,
102 2Kro 31:10 | en verzadigd te worden, ja, over te houden tot overvloed
103 2Kro 34:6 | Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali toe, in haar
104 Ezra 4:24 | Die te Jeruzalem woont, ja, het hield op tot in het
105 Ezra 5:14 | 14 Ja, de vaten van Gods huis,
106 Ezra 9:2 | de volken dezer landen; ja, de hand der vorsten en
107 Neh 3:1 | richtten haar deuren op; ja, zij heiligden ze tot aan
108 Neh 5:5 | dochteren tot dienstknechten; ja, er zijn enige van onze
109 Neh 6:10 | zullen komen om u te doden, ja, bij nacht zullen zij komen,
110 Neh 9:36 | wij zijn heden knechten; ja, het land, dat Gij onzen
111 Neh 13:2 | met brood en met water, ja, Bileam tegen hen gehuurd
112 Neh 13:29 | priesterdom hebben verontreinigd, ja, het verbond des priesterdoms
113 Job 2:10 | een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van
114 Job 6:29 | laat er geen onrecht wezen, ja, keert weder; nog zal mijn
115 Job 10:17 | tegen mij; verwisselingen, ja, een heirleger, zijn tegen
116 Job 11:17 | 17 Ja, uw tijd zal klaarder dan
117 Job 15:4 | 4 Ja, gij vernietigt de vreze,
118 Job 15:10 | Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van
119 Job 17:15 | mijn verwachting wezen? Ja, mijn verwachting, wie zal
120 Job 18:5 | 5 Ja, het licht der goddelozen
121 Job 21:6 | 6 Ja, wanneer ik daaraan gedenk,
122 Job 21:7 | goddelozen, worden oud, ja, worden geweldig in vermogen? ~
123 Job 22:25 | 25 Ja, de Almachtige zal uw overvloedig
124 Job 22:30 | 30 Ja, Hij zal dien bevrijden,
125 Job 30:10 | maken zich verre van mij, ja, zij onthouden het speeksel
126 Job 31:3 | verderf voor den verkeerde, ja, wat vreemds voor de werkers
127 Job 40:15 | is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van
128 Psa 6:4 | 4 Ja, mijn ziel is zeer verschrikt;
129 Psa 7:5 | die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered die mij
130 Psa 16:6 | liefelijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij
131 Psa 18:11 | op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de
132 Psa 18:49 | uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven
133 Psa 19:11 | zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en
134 Psa 24:9 | hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren!
135 Psa 25:3 | 3 Gimel. Ja, allen, die U verwachten,
136 Psa 27:6 | offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den HEERE. ~
137 Psa 27:14 | zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE. ~ ~
138 Psa 29:5 | HEEREN breekt de cederen; ja, de HEERE verbreekt de cederen
139 Psa 29:10 | gezeten over den watervloed; ja, de HEERE zit, Koning in
140 Psa 32:6 | aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop van grote
141 Psa 35:6 | Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom
142 Psa 39:15 | 15 Ja, ik ben als een man, die
143 Psa 42:14 | tot in eeuwigheid! Amen, ja, amen. ~xPsalmen 42 ~
144 Psa 52:7 | u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit
145 Psa 58:3 | 3 Ja, gij werkt ongerechtigheden
146 Psa 59:6 | 6 Ja, Gij HEERE, God der heirscharen,
147 Psa 59:14 | God heerser is in Jakob, ja, tot aan de einden der aarde.
148 Psa 68:19 | te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om
149 Psa 68:24 | 24 Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt
150 Psa 69:22 | 22 Ja, zij hebben mij gal tot
151 Psa 72:11 | 11 Ja, alle koningen zullen zich
152 Psa 72:19 | heerlijkheid vervuld. Amen, ja, amen. ~
153 Psa 74:11 | Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek
154 Psa 77:12 | daden des HEEREN gedenken; ja, ik zal gedenken Uw wonderen
155 Psa 78:53 | 53 Ja, Hij leidde hen zeker, zodat
156 Psa 81:17 | met het vette der tarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben
157 Psa 89:53 | HEERE in eeuwigheid! Amen, ja, amen. ~ ~
158 Psa 90:2 | wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid
159 Psa 90:17 | werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen,
160 Psa 95:3 | HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven
161 Psa 105:12 | weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen
162 Psa 105:35 | kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe
163 Psa 109:3 | hebben zij mij omsingeld; ja, zij hebben mij bestreden
164 Psa 118:11 | Zij hadden mij omringd, ja, zij hadden mij omringd;
165 Psa 119:34 | en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met
166 Psa 119:127 | geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud. ~
167 Psa 144:13 | kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze
168 Spre 1:12 | verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die
169 Spre 2:3 | 3 Ja, zo gij tot het verstand
170 Spre 3:12 | dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon,
171 Spre 6:16 | Deze zes haat de HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een
172 Spre 16:4 | gewrocht om Zijns Zelfs wil; ja, ook den goddeloze tot den
173 Spre 17:15 | zijn den HEERE een gruwel, ja, die beiden. ~
174 Spre 20:10 | is den HEERE een gruwel, ja die beide. ~
175 Spre 20:12 | heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. ~
176 Spre 23:15 | mijn hart zal blijde zijn, ja, ik. ~
177 Spre 30:15 | dingen worden niet verzadigd; ja, vier zeggen niet: Het is
178 Spre 30:18 | voor mij te wonderlijk, ja, vier, die ik niet weet: ~
179 Spre 30:21 | ontroert zich de aarde, ja, om vier, die zij niet dragen
180 Spre 30:29 | drie maken een goeden tred; ja, vier zijn er, die een goeden
181 Spre 31:2 | wat, o zoon mijns buiks? ja, wat, o zoon mijner geloften? ~
182 Pred 2:8 | mensenkinderen, snarenspel, ja, allerlei snarenspel. ~
183 Pred 3:13 | 13 Ja ook, dat ieder mens ete
184 Pred 4:3 | 3 Ja, hij is beter dan die beiden,
185 Pred 6:6 | 6 Ja, al leefde hij schoon tweemaal
186 Pred 8:17 | zal het niet uitvinden; ja, indien ook een wijze
187 Pred 11:2 | Geef een deel aan zeven, ja, ook aan acht; want gij
188 Hoo 1:16 | zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk; ook groent onze
189 Hoo 5:16 | Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend,
190 Hoo 8:7 | niet kunnen uitblussen; ja, de rivieren zouden ze niet
191 Jes 5:10 | 10 Ja, tien bunderen wijngaards
192 Jes 7:20 | en het haar der voeten; ja, het zal ook den baard
193 Jes 7:22 | zullen, boter zal eten; ja, een ieder, die overgebleven
194 Jes 10:19 | zullen weinig in getal zijn, ja, een jongen zou ze opschrijven. ~
195 Jes 14:15 | 15 Ja, in de hel zult gij nedergestoten
196 Jes 15:8 | haar gehuil tot Eglaim toe, ja, tot Beer-Elim toe zal haar
197 Jes 17:5 | en zijn arm aren afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk wanneer
198 Jes 17:13 | zal hij verre wegvlieden, ja, hij zal gejaagd worden,
199 Jes 23:4 | Sidon! want de zee spreekt, ja, de sterkte der zee, zeggende:
200 Jes 25:12 | muren buigen, vernederen, ja, Hij zal ze ter aarde tot
201 Jes 27:1 | de langwemelende slang, ja, den Leviathan, de kromme
202 Jes 28:22 | gehoord een verdelging, ja, een, die vast besloten
203 Jes 30:14 | 14 Ja, Hij zal ze verbreken, gelijk
204 Jes 30:33 | is van gisteren bereid; ja, hij is ook voor den koning
205 Jes 32:13 | doorn en de distel opgaan; ja, op alle vreugdehuizen,
206 Jes 34:9 | en hun stof in zwavel; ja, hun aarde zal tot brandend
207 Jes 35:2 | bloeien, en zich verheugen, ja, met verheuging, en juichen;
208 Jes 40:24 | 24 Ja, zij worden niet geplant,
209 Jes 40:24 | zij worden niet geplant, ja, zij worden niet gezaaid,
210 Jes 40:24 | zij worden niet gezaaid, ja, hun afgehouwen stam wortelt
211 Jes 41:23 | weten, dat gij goden zijt; ja, doet goed, en doet kwaad,
212 Jes 42:13 | krijgsman; Hij zal juichen, ja, Hij zal een groot getier
213 Jes 43:19 | gijlieden dat niet weten? Ja, Ik zal in de woestijn een
214 Jes 44:9 | gewenste dingen doen geen nut; ja, zij zelven zijn hun getuigen;
215 Jes 44:19 | ik verbrand in het vuur, ja, ook op de kolen daarvan
216 Jes 45:4 | Israels, Mijns uitverkorenen; ja, Ik riep u bij uw naam,
217 Jes 45:21 | Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie
218 Jes 46:4 | toe zal Ik Dezelfde zijn, ja, tot de grijsheid toe zal
219 Jes 46:7 | wijkt van zijn stede niet; ja, roept iemand tot hem, zo
220 Jes 46:11 | raads uit verren lande; ja, Ik heb het gesproken, Ik
221 Jes 47:6 | hun geen barmhartigheden, ja, zelfs over den oude maaktet
222 Jes 48:2 | 2 Ja, van de heilige stad worden
223 Jes 49:25 | Doch alzo zegt de HEERE: Ja, de gevangenen des machtigen
224 Jes 51:17 | hebt gij gedronken, ja, uitgezogen. ~
225 Jes 52:13 | zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden. ~
226 Jes 52:15 | vele heidenen besprengen, ja, de koningen zullen hun
227 Jes 55:1 | hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld,
228 Jes 56:1 | hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld,
229 Jes 57:9 | velds, komt om te eten, ja, al gij gedierten in het
230 Jes 57:11 | kunnen niet verzadigd worden, ja, het zijn herders, die niet
231 Jes 57:12 | morgen zal zijn als deze, ja, groter, veel treffelijker. ~ ~
232 Jes 60:15 | 15 Ja, de waarheid ontbreekt er,
233 Jes 65:4 | 4 Ja, van ouds heeft men het
234 Jes 66:6 | maar Ik zal vergelden, ja, in hun boezem zal Ik vergelden; ~
235 Jes 67:13 | alzo zal Ik u troosten; ja, gij zult te Jeruzalem getroost
236 Jer 2:9 | twisten, spreekt de HEERE; ja, met uw kindskinderen zal
237 Jer 2:34 | 34 Ja, het bloed van de zielen
238 Jer 3:9 | 9 Ja, het geschiedde, vanwege
239 Jer 4:5 | Jeruzalem, en zegt het; ja, blaast de bazuin in het
240 Jer 5:13 | 13 Ja, die profeten zullen tot
241 Jer 6:15 | gruwel bedreven hebben? Ja, zij schamen zich in het
242 Jer 8:12 | gruwel bedreven hebben? Ja, zij schamen zich in het
243 Jer 8:13 | vijgen aan den vijgeboom, ja, het blad is afgevallen;
244 Jer 9:22 | Spreek: Zo spreekt de HEERE: Ja, een dood lichaam des mensen
245 Jer 10:25 | hebben Jakob opgegeten, ja, zij hebben hem opgegeten,
246 Jer 13:17 | oog zal bitterlijk tranen, ja, van tranen nederdalen,
247 Jer 14:3 | weder; zij zijn beschaamd, ja, worden schaamrood,
248 Jer 14:18 | daar de kranken van honger! Ja, zowel de profeten als de
249 Jer 15:21 | 21 Ja, Ik zal u rukken uit de
250 Jer 16:16 | van op allen heuvel, ja, uit de kloven der steenrotsen. ~
251 Jer 17:9 | hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal
252 Jer 17:19 | door dewelke zij uitgaan, ja, in alle poorten van
253 Jer 20:16 | 16 Ja, dezelve man zij, als de
254 Jer 21:5 | en met een sterken arm, ja, met toorn, en met grimmigheid,
255 Jer 22:28 | en zijn zaad uitgeworpen, ja, weggeworpen in een
256 Jer 23:19 | grimmigheid is uitgegaan, ja, een pijnlijk onweder, het
257 Jer 23:26 | die de leugen profeteren? Ja, het zijn profeten van huns
258 Jer 25:26 | den een met den anderen; ja, allen koninkrijken der
259 Jer 25:38 | hittigheid des verdrukkers, ja, vanwege de hittigheid Zijns
260 Jer 27:21 | 21 Ja, zo zegt de HEERE der heirscharen,
261 Jer 28:14 | zij zullen hem dienen; ja, Ik heb hem ook het gedierte
262 Jer 31:3 | verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met
263 Jer 31:19 | geklopt, ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden,
264 Jer 32:38 | 38 Ja, zij zullen Mij tot een
265 Jer 33:24 | heeft Hij nu verworpen? Ja, zij versmaden Mijn volk,
266 Jer 34:20 | 20 Ja, Ik zal hen overgeven in
267 Jer 46:16 | der struikelenden veel; ja, de een viel op den ander;
268 Jer 46:25 | over haar koningen, ja, over Farao, en over degenen,
269 Jer 48:10 | werk bedriegelijk doet; ja, vervloekt zij, die zijn
270 Jer 48:24 | Kerioth, en over Bozra; ja, over alle steden van Moabs
271 Jer 48:31 | zal Ik over Moab huilen, ja, om gans Moab zal Ik krijten;
272 Jer 50:7 | der gerechtigheid, ja, tegen den HEERE, de Verwachting
273 Jer 50:32 | niemand zijn, die hem opricht; ja, Ik zal een vuur aansteken
274 Jer 51:28 | landvoogden en al haar overheden, ja, het ganse land harer heerschappij. ~
275 Klaa 1:125| Zekerlijk, zij zijn weggevlogen, ja, weggezworven; zij zeiden
276 Klaa 1:128| onze dagen zijn vervuld, ja, ons einde is gekomen. ~
277 Eze 3:15 | bleef daar zij woonden; ja, ik bleef daar verbaasd
278 Eze 5:8 | alzo: Ziet, Ik wil aan u, ja Ik, want Ik zal gerichten
279 Eze 5:17 | 17 Ja, honger en boos gedierte,
280 Eze 6:14 | zal het land woest maken, ja, woester dan de woestijn
281 Eze 11:15 | het ganse huis Israels, ja, dat ganse, tot welke de
282 Eze 11:17 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal ulieden vergaderen
283 Eze 13:10 | 10 Daarom, ja, daarom dat zij Mijn volk
284 Eze 13:13 | alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal hem door een groten
285 Eze 14:22 | Jeruzalem gebracht zal hebben, ja, al wat Ik zal gebracht
286 Eze 16:6 | tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed:
287 Eze 16:8 | en dekte uw naaktheid; ja, Ik zwoer u, en kwam met
288 Eze 16:15 | gehoereerd vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort
289 Eze 16:28 | gij onverzadelijk waart; ja, als gij met hen gehoereerd
290 Eze 16:56 | 56 Ja, uw zuster Sodom is in uw
291 Eze 17:10 | 10 Ja, ziet, zal hij geplant zijnde
292 Eze 17:15 | zulke dingen doet? Ja, zal hij het verbond breken
293 Eze 20:5 | Egypteland bekend; ja, Ik hief Mijn hand tot hen
294 Eze 20:31 | 31 Ja, met het offeren uwer gaven,
295 Eze 21:27 | omgekeerd, omgekeerd stellen; ja, zij zal niet zijn, totdat
296 Eze 22:2 | Zoudt gij ze recht geven? Ja, maak haar bekend al haar
297 Eze 22:21 | 21 Ja, Ik zal u bijeenbrengen,
298 Eze 22:26 | ogen van Mijn sabbatten; ja, Ik word in het midden van
299 Eze 23:14 | 14 Ja, zij deed tot haar hoererijen
300 Eze 23:36 | en Oholiba recht geven? Ja, vertoon haar haar gruwelen. ~
301 Eze 26:4 | en haar torens afbreken; ja, Ik zal haar stof van haar
302 Eze 26:14 | 14 Ja, Ik zal u maken tot een
303 Eze 26:18 | sidderen ten dage uws vals; ja, de eilanden, die in de
304 Eze 28:4 | vermogen voor u verkregen; ja, gij hebt goud en zilver
305 Eze 28:26 | en wijngaarden planten; ja, zij zullen zeker wonen;
306 Eze 30:3 | Want de dag is nabij, ja, de dag des HEEREN is nabij,
307 Eze 30:6 | 6 Zo zegt de HEERE: Ja, zij zullen vallen, die
308 Eze 30:10 | Zo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal de menigte van Egypte
309 Eze 30:25 | 25 Ja, Ik zal de armen des konings
310 Eze 31:10 | verheven hebt over uw stam, ja, hij stak zijn top op boven
311 Eze 31:18 | onder de bomen van Eden? Ja, gij zult nedergevoerd worden
312 Eze 34:6 | en op allen hogen heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid
313 Eze 34:11 | de Heere HEERE: Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen
314 Eze 34:20 | HEERE alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten tussen het
315 Eze 36:10 | het ganse huis Israels, ja, dat geheel; en de steden
316 Eze 36:11 | 11 Ja, Ik zal mensen en beesten
317 Eze 36:11 | als in uw vorige tijden, ja, Ik zal het beter maken
318 Eze 37:25 | uw vaders gewoond hebben; ja, daarin zullen zij wonen,
319 Eze 39:13 | 13 Ja, al het volk des lands zal
320 Eze 43:11 | en al zijn ordinantien, ja, al zijn vormen en al zijn
321 Eze 47:9 | 9 Ja, het zal geschieden, dat
322 Dan 3:27 | mantels niet veranderd waren, ja, dat de reuk des vuurs daardoor
323 Dan 4:17 | geeft ze aan wien Hij wil, ja, zet daarover den laagste
324 Dan 6:15 | Daniel om hem te verlossen; ja, tot den ondergang der zon
325 Dan 7:18 | bezitten tot in der eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwigheden. ~
326 Dan 8:11 | 11 Ja, hij maakte zich groot tot
327 Dan 10:19 | vrede zij u, wees sterk, ja, wees sterk! En terwijl
328 Dan 11:15 | noch zijn uitgelezen volk, ja, er zal geen kracht
329 Hos 2:2 | toen zij geboren werd; ja, make ze als een woestijn,
330 Hos 2:10 | maanden, en haar sabbatten, ja, al haar gezette hoogtijden. ~
331 Hos 2:18 | ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen
332 Hos 4:3 | het gevogelte des hemels; ja, ook de vissen der zee zullen
333 Hos 4:5 | zult gij vallen bij dag, ja, zelfs de profeet zal met
334 Hos 8:10 | Ik die nu ook verzamelen; ja, zij hebben al een weinig
335 Hos 9:16 | geen vrucht voortbrengen; ja, ofschoon zij genereerden,
336 Hos 10:6 | 6 Ja, datzelve zal naar Assur
337 Hos 12:5 | 5 Ja, hij gedroeg zich vorstelijk
338 Hos 12:12 | Gilgal offeren zij ossen, ja, hun altaren zijn als steen
339 Joe 1:12 | des velds zijn verdord; ja de vrolijkheid is verdord
340 Joe 2:29 | 29 Ja, ook over de dienstknechten,
341 Amos 5:17 | 17 Ja, in alle wijngaarden zal
342 Amos 5:26 | 26 Ja, gij droegt de tent van
343 Amos 8:8 | wie daarin woont treuren? Ja, het zal geheel oprijzen
344 Oba 1:16 | heidenen geduriglijk drinken; ja, zij zullen drinken en inzwelgen,
345 Oba 1:19 | Filistijnen erfelijk bezitten; ja, zij zullen het veld van
346 Mic 2:2 | aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn
347 Mic 3:3 | 3 Ja, zij zijn het, die het vlees
348 Mic 4:8 | Sions! tot u zal komen, ja, daar zal komen de vorige
349 Mic 5:7 | 7 Ja, het overblijfsel van Jakob
350 Mic 7:19 | ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden
351 Nah 2:10 | 10 Zij is geledigd, ja, uitgeledigd, uitgeput,
352 Nah 3:3 | menigte der dode lichamen; ja, er zal geen einde
353 Zep 1:3 | ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen uit dit
354 Zep 2:1 | Doorzoek u zelf nauw, ja, doorzoek nauw, gij volk,
355 Zac 3:2 | HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die
356 Zac 6:13 | 13 Ja, Hij zal den tempel des
357 Zac 8:2 | Sion met een groten ijver; ja, met grote grimmigheid heb
358 Zac 8:23 | heidenen, grijpen zullen, ja, de slip grijpen zullen
359 Zac 9:7 | ook onzen God overblijven; ja, hij zal zijn als een vorst
360 Zac 12:2 | zwijmeling allen volken rondom; ja, ook zal zij zijn over Juda,
361 Zac 13:2 | meer gedacht zullen worden; ja, ook de profeten, en den
362 Zac 14:21 | 21 Ja, al de potten in Jeruzalem
363 Mal 1:14 | 14 Ja, vervloekt zij de bedrieger,
364 Mal 2:2 | uw zegeningen vervloeken; ja, Ik heb ook alrede elkeen
365 Matt 5:37 | Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven
366 Matt 5:37 | Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze
367 Matt 9:28 | kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~
368 Matt 11:9 | uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer
369 Matt 11:26 | 26 Ja, Vader! Want alzo is geweest
370 Matt 13:51 | verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~
371 Matt 15:27 | 27 En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens
372 Matt 17:25 | 25 Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen
373 Matt 21:16 | En Jezus zeide tot hen: Ja; hebt gij nooit gelezen:
374 Mark 7:28 | antwoordde en zeide tot Hem: Ja, Heere, doch ook de hondekens
375 Luk 7:26 | uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer
376 Luk 10:21 | kinderkens geopenbaard; ja, Vader, want alzo is geweest
377 Luk 11:28 | 28 Maar Hij zeide: Ja, zalig zijn degenen, die
378 Luk 11:51 | altaar en het huis Gods; ja, zeg Ik u, het zal afgeeist
379 Luk 12:5 | heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! ~
380 Luk 12:7 | 7 Ja, ook de haren uws hoofds
381 Luk 14:26 | en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven,
382 Luk 23:15 | 15 Ja, ook Herodes niet; want
383 Joha 11:27 | 27 Zij zeide tot Hem: Ja, Heere; ik heb geloofd,
384 Joha 16:2 | uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk,
385 Joha 21:15 | dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! Gij weet, dat ik
386 Joha 21:16 | lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, gij weet, dat ik
387 Hand 2:26 | mijn tong verheugt zich; ja, ook mijn vlees zal rusten
388 Hand 16:27 | een Romein? En hij zeide: Ja. ~
389 Rom 3:29 | het niet ook der heidenen? Ja, ook der heidenen; ~
390 Rom 7:7 | wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet
391 Rom 8:34 | is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt
392 Rom 10:18 | Hebben zij het niet gehoord? Ja toch, hun geluid is over
393 1Kor 3:2 | vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog
394 1Kor 4:3 | van een menselijk oordeel; ja, ik oordeel ook mijzelven
395 1Kor 10:20 | 20 Ja, ik zeg, dat hetgeen de
396 1Kor 12:22 | 22 Ja veeleer, de leden, die ons
397 2Kor 1:9 | 9 Ja, wij hadden al zelven in
398 2Kor 1:17 | opdat bij mij zou wezen, ja, ja, en neen, neen? ~
399 2Kor 1:17 | opdat bij mij zou wezen, ja, ja, en neen, neen? ~
400 2Kor 1:18 | geschied, niet is geweest ja en neen. ~
401 2Kor 1:19 | en Timotheus, was niet ja en neen, maar is geweest
402 2Kor 1:19 | en neen, maar is geweest ja in Hem. ~
403 2Kor 1:20 | er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode
404 2Kor 7:11 | heeft het in u gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust,
405 2Kor 7:11 | gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja,
406 2Kor 7:11 | verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja,
407 2Kor 7:11 | ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja,
408 2Kor 7:11 | ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak; in alles
409 2Kor 7:11 | ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak; in alles hebt gij
410 2Kor 8:3 | vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig
411 2Kor 11:1 | verdroegt in de onwijsheid; ja ook, verdraagt mij! ~
412 Gal 4:9 | En nu, als gij God kent, ja, veelmeer van God gekend
413 Gal 4:14 | aan als een engel Gods, ja, als Christus Jezus. ~
414 Fili 1:18 | daarin verblijd ik mij, ja, ik zal mij ook verblijden. ~
415 Fili 2:8 | geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises. ~
416 Fili 2:17 | 17 Ja, indien ik ook tot een drankoffer
417 Fili 3:8 | 8 Ja, gewisselijk, ik acht ook
418 File 1:20 | 20 Ja, broeder, laat mij uwer
419 Jako 4:6 | 6 Ja, Hij geeft meerdere genade.
420 Jako 5:12 | enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen;
421 Jako 5:12 | anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat
422 Open 1:7 | over Hem rouw bedrijven; ja, amen. ~
423 Open 14:13 | Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij
424 Open 16:7 | anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige God!
425 Open 22:20 | deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen.
426 Open 22:20 | Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus! ~
|