Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
mollen 1
mompelden 1
mompelen 2
mond 420
monde 4
monden 3
monds 40
Frequency    [«  »]
427 dezelve
426 ja
423 dage
420 mond
419 wet
417 na
415 weet

Bijbel

IntraText - Concordances

mond

    Book Chapter: Verse
1 Gen 4:11 | den aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om uws 2 Gen 23:57 | dochter roepen, en haar mond vragen. ~ 3 Gen 23:95 | wildbraad was naar zijn mond; maar Rebekka had Jakob 4 Gen 27:2 | was een grote steen op den mond van dien put. ~ 5 Gen 27:3 | wentelden den steen van den mond des puts, en drenkten de 6 Gen 27:3 | legden den steen weder op den mond van dien put, op zijn plaats. ~ 7 Gen 27:8 | dat men den steen van den mond des puts afwentele, opdat 8 Gen 27:10 | wentelde den steen van den mond des puts, en drenkte de 9 Gen 38:27 | want ziet, het was in den mond van zijn zak. ~ 10 Gen 39:12 | het geld, hetwelk in den mond uwer zakken wedergekeerd 11 Gen 39:21 | ieders mans geld in den mond van zijn zak, ons geld in 12 Gen 40:1 | ieders mans geld in den mond van zijn zak; ~ 13 Gen 40:2 | zult gij leggen in den mond van den zak des kleinsten, 14 Gen 40:8 | het geld, dat wij in den mond onzer zakken vonden, hebben 15 Gen 41:12 | broeder Benjamin, dat mijn mond tot u spreekt. ~ 16 Gen 43:12 | vaders, met brood, tot den mond der kinderkens toe. ~ 17 Exo 4:10 | hebt; want ik ben zwaar van mond, en zwaar van tong. ~ 18 Exo 4:11 | Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den 19 Exo 4:12 | henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat 20 Exo 4:15 | spreken, en de woorden in zijn mond leggen; en Ik zal met uw 21 Exo 4:15 | leggen; en Ik zal met uw mond, en met zijn mond zijn; 22 Exo 4:15 | met uw mond, en met zijn mond zijn; en Ik zal ulieden 23 Exo 4:16 | geschieden, dat hij u tot een mond zal zijn, en gij zult hem 24 Exo 13:9 | de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u de HEERE door 25 Exo 23:13 | gij niet gedenken; uit uw mond zal hij niet gehoord worden! ~ 26 Exo 38:21 | die geteld zijn naar den mond van Mozes, ten dienste der 27 Lev 23:12 | gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden 28 Num 9:18 | 18 Naar den mond des HEEREN, verreisden de 29 Num 9:18 | Israels, en naar des HEEREN mond legerden zij zich; al de 30 Num 9:20 | tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden zij 31 Num 9:20 | legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij. ~ 32 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN legerden zij 33 Num 9:23 | legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij; 34 Num 9:23 | des HEEREN waar, naar den mond des HEEREN, door de hand 35 Num 10:13 | zij vooreerst op, naar den mond des HEEREN, door de hand 36 Num 12:8 | 8 Van mond tot mond spreek Ik met hem, 37 Num 12:8 | 8 Van mond tot mond spreek Ik met hem, en door 38 Num 13:3 | woestijn van Paran, naar den mond des HEEREN; al die mannen 39 Num 16:30 | scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden 40 Num 16:32 | En de aarde opende haar mond, en verslond hen met hun 41 Num 20:24 | heb, omdat gijlieden Mijn mond wederspannig geweest zijt 42 Num 22:28 | 28 De HEERE nu opende den mond der ezelin, die tot Bileam 43 Num 22:38 | woord, hetwelk God in mijn mond leggen zal, dat zal ik spreken. ~ 44 Num 23:5 | de HEERE het woord in den mond van Bileam, en zeide: Keer 45 Num 23:12 | spreken, wat de HEERE in mijn mond gelegd heeft? ~ 46 Num 23:16 | legde Hij het woord in zijn mond, en Hij zeide: Keer weder 47 Num 26:10 | 10 En de aarde haar mond opendeed, en verslond hen 48 Num 27:14 | Naardien gijlieden Mijn mond wederspannig zijt geweest 49 Num 27:21 | aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen zij uitgaan, en naar 50 Num 27:21 | zij uitgaan, en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij, 51 Num 30:2 | naar alles, wat uit zijn mond gegaan is, zal hij doen. ~ 52 Num 31:77 | schapen; en doet, wat uit uw mond uitgegaan is. ~ 53 Num 32:2 | naar hun reizen, naar den mond des HEEREN; en dit zijn 54 Num 32:38 | op den berg Hor, naar den mond des HEEREN, en stierf aldaar, 55 Num 34:30 | de ziel slaat, naar den mond der getuige zal men den 56 Num 35:5 | Israels, naar des HEEREN mond, zeggende: De stam der kinderen 57 Deu 1:26 | optrekken; maar gij waart den mond des HEEREN uws Gods, wederspannig. ~ 58 Deu 1:43 | gij niet, maar waart den mond des HEEREN wederspannig, 59 Deu 8:3 | alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat. ~ 60 Deu 9:23 | gegeven heb; zo waart gij den mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig, 61 Deu 11:6 | Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond 62 Deu 17:6 | 6 Op den mond van twee getuigen, of drie 63 Deu 17:6 | die sterven zal; op den mond van een enigen getuige zal 64 Deu 17:10 | En gij zult doen naar de mond des woords, dat zij u zullen 65 Deu 17:11 | 11 Naar de mond der wet, die zij u zullen 66 Deu 18:18 | zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen 67 Deu 19:15 | zou mogen zondigen; op den mond van twee getuigen, of op 68 Deu 19:15 | twee getuigen, of op den mond van drie getuigen zal de 69 Deu 21:5 | te zegenen, en naar hun mond zal alle twist en alle plaag 70 Deu 23:23 | beloofd hebt, dat gij met uw mond gesproken hebt. ~ 71 Deu 30:14 | woord is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te 72 Deu 31:19 | Israels; legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten 73 Deu 31:21 | getuige; want het zal uit den mond zijns zaads niet vergeten 74 Deu 34:5 | van Moab, naar des HEEREN mond. ~ 75 Joz 1:8 | dezer wet niet wijke van uw mond, maar overleg het dag en 76 Joz 1:18 | 18 Alle man, die uw mond wederspannig wezen zal, 77 Joz 6:10 | geen woord zal er uit uw mond uitgaan, tot op den dag, 78 Joz 9:14 | en zij vraagden het den mond des HEEREN niet. ~ 79 Joz 10:18 | Wentelt grote stenen voor den mond der spelonk, en stelt mannen 80 Joz 10:22 | Daarna zeide Jozua: Opent den mond der spelonk, en brengt tot 81 Joz 10:27 | legden grote stenen voor den mond der spelonk, die daar zijn 82 Joz 15:13 | kinderen van Juda, naar den mond des HEEREN tot Jozua, de 83 Joz 17:4 | Daarom gaf hij haar, naar den mond des HEEREN, een erfdeel 84 Joz 19:50 | 50 Naar den mond des HEEREN gaven zij hem 85 Joz 21:3 | van hun erfdeel, naar den mond des HEEREN, deze steden 86 Joz 23:9 | gemaakt waren, naar den mond des HEEREN, door den dienst 87 Ric 6:6 | die met hun hand tot hun mond gelekt hadden, driehonderd 88 Ric 8:38 | Zebul tot hem: Waar is nu uw mond, waarmede gij zeidet: Wie 89 Ric 10:35 | beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan tot den HEERE, 90 Ric 10:36 | Mijn vader! hebt gij uw mond opengedaan tot den HEERE, 91 Ric 10:36 | doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan is; naardien u de 92 Ric 17:19 | Zwijg, leg uw hand op uw mond, en ga met ons, en wees 93 1Sa 1:12 | zo gaf Eli acht op haar mond. ~ 94 1Sa 2:1 | verhoogd in den HEERE; mijn mond is wijd opengedaan over 95 1Sa 2:3 | spreken, dat iets hards uit uw mond zou gaan; want de HEERE 96 1Sa 12:14 | Zijn stem horen, en den mond des HEEREN niet wederspannig 97 1Sa 12:15 | niet zult horen, maar den mond des HEEREN wederspannig 98 1Sa 14:26 | raakte met zijn hand aan zijn mond, want het volk vreesde de 99 1Sa 14:27 | hij nu zijn hand tot zijn mond wendde, zo werden zijn ogen 100 1Sa 17:35 | hem, en redde het uit zijn mond; toen hij tegen mij opstond, 101 2Sa 1:16 | zij op uw hoofd; want uw mond heeft tegen u getuigd, zeggende: 102 2Sa 14:3 | legde de woorden in haar mond. ~ 103 2Sa 14:19 | heeft al deze woorden in den mond uwer dienstmaagd gelegd; ~ 104 2Sa 18:25 | er een boodschap in zijn mond; en hij ging al voort en 105 2Sa 22:9 | neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden 106 1Kon 7:31| 31 En de mond daarvan was van binnen den 107 1Kon 7:31| daarboven van een el, en de mond hiervan was rond van voetwerk 108 1Kon 7:31| en een halve el; en op de mond daarvan waren ook graveringen, 109 1Kon 8:15| God Israels, Die met Zijn mond tot mijn vader David gesproken 110 1Kon 8:24| gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, en met 111 1Kon 13:21| HEERE: Daarom dat gij den mond des HEEREN zijt wederspannig 112 1Kon 13:26| is de man Gods, die den mond des HEEREN wederspannig 113 1Kon 17:24| het woord des HEEREN in uw mond waarheid is. ~  ~  ~  114 1Kon 19:18| hebben voor Baal, en allen mond, die hem niet gekust heeft. ~ 115 1Kon 22:13| der profeten zijn uit een mond goed tot den koning; dat 116 1Kon 22:22| leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En 117 1Kon 22:23| heeft een leugengeest in den mond van al deze uw profeten 118 2Kon 4:34| het kind, en leggende zijn mond op deszelfs mond, en zijn 119 2Kon 4:34| leggende zijn mond op deszelfs mond, en zijn ogen op zijn ogen, 120 1Kro 12:23| hem te wenden, naar den mond des HEEREN: ~ 121 2Kro 7:4 | van Israel, Die met Zijn mond tot mijn vader David gesproken 122 2Kro 7:15| gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, en met 123 2Kro 19:12| der profeten zijn, uit een mond, goed tot den koning; dat 124 2Kro 19:21| leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En 125 2Kro 19:22| heeft een leugengeest in den mond van deze uw profeten gegeven, 126 2Kro 35:22| woorden van Necho uit den mond van God; maar hij kwam om 127 2Kro 36:22| woorden van Necho uit den mond van God; maar hij kwam om 128 2Kro 37:12| Jeremia, sprekende uit den mond des HEEREN. ~ 129 2Kro 37:21| vervuld wierd, door den mond van Jeremia, totdat het 130 2Kro 37:22| woord des HEEREN, door den mond van Jeremia, verwekte de 131 Ezra 1:1 | woord des HEEREN, uit den mond van Jeremia, verwekte de 132 Ezra 8:17| legde de woorden in hun mond, om te zeggen tot Iddo, 133 Neh 9:20 | Gij niet geweerd van hun mond, en water hebt Gij hun gegeven 134 Est 40 | woord ging uit des konings mond, en zij bedekten Hamans 135 Job 3:1 | 1 Daarna opende Job zijn mond, en vervloekte zijn dag. ~ 136 Job 5:15 | van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. ~ 137 Job 5:16 | en de boosheid stopt haar mond toe. ~ 138 Job 7:11 | 11 Zo zal ik ook mijn mond niet wederhouden, ik zal 139 Job 8:21 | 21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en 140 Job 9:20 | ik mij rechtvaardig, mijn mond zal mij verdoemen; ben ik 141 Job 15:5 | 5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, 142 Job 15:6 | 6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; 143 Job 15:13 | en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. ~ 144 Job 16:5 | zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen 145 Job 16:10 | 10 Zij gapen met hun mond tegen mij; zij slaan met 146 Job 19:16 | niet; ik smeekte met mijn mond tot hem. ~ 147 Job 20:12 | Indien het kwaad in zijn mond zoet is, hij dat verbergt, 148 Job 21:5 | en legt de hand op den mond. ~ 149 Job 22:22 | Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in 150 Job 23:4 | ordentelijk voorstellen, en mijn mond zou ik met verdedigingen 151 Job 29:9 | en leiden de hand op hun mond. ~ 152 Job 29:23 | den regen, en sperden hun mond open, als naar den spaden 153 Job 31:27 | verborgen, dat mijn hand mijn mond gekust heeft; ~ 154 Job 32:5 | geen antwoord was in den mond van die drie mannen, ontstak 155 Job 33:2 | 2 Zie nu, ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt 156 Job 35:16 | heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, en zonder wetenschap 157 Job 36:16 | afgekeerd hebben van den mond des angstes tot de ruimte, 158 Job 36:35 | het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat! ~ 159 Job 38:37 | Ik leg mijn hand op mijn mond. ~ 160 Job 39:18 | dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken. ~ 161 Job 40:10 | 10 Uit zijn mond gaan fakkelen, vurige vonken 162 Job 40:12 | en een vlam komt uit zijn mond voort. ~ 163 Psa 5:10 | 10 Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste 164 Psa 8:3 | 3 Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen 165 Psa 10:7 | 7 Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, 166 Psa 17:3 | gedacht heb, overtreedt mijn mond niet. ~ 167 Psa 17:10 | besluiten zij zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk. ~ 168 Psa 18:9 | neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden 169 Psa 22:14 | 14 Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als 170 Psa 35:2 | zal geduriglijk in mijn mond zijn. ~ 171 Psa 36:21 | 21 En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: 172 Psa 38:30 | 30 Pe. De mond des rechtvaardigen vermeldt 173 Psa 39:14 | als een stomme, die zijn mond niet opendoet. ~ 174 Psa 39:15 | niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn. ~ 175 Psa 40:2 | met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, 176 Psa 40:10 | ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij 177 Psa 41:4 | heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen 178 Psa 49:4 | 4 Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, 179 Psa 50:16 | neemt Mijn verbond in uw mond? ~ 180 Psa 50:19 | 19 Uw mond slaat gij in het kwade, 181 Psa 51:17 | mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen. ~ 182 Psa 55:22 | 22 Zijn mond is gladder dan boter, maar 183 Psa 58:7 | verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der 184 Psa 59:8 | overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; 185 Psa 62:5 | behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun 186 Psa 63:6 | verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende 187 Psa 63:12 | zal zich beroemen; want de mond der leugensprekers zal gestopt 188 Psa 66:14 | lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als 189 Psa 66:17 | Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder 190 Psa 69:16 | verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten. ~ 191 Psa 71:8 | 8 Laat mijn mond vervuld worden met Uw lof, 192 Psa 71:15 | 15 Mijn mond zal Uw gerechtigheid vertellen, 193 Psa 73:9 | 9 Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun 194 Psa 78:2 | 2 Ik zal mijn mond opendoen met spreuken; ik 195 Psa 78:30 | hun spijs was nog in hun mond, ~ 196 Psa 78:36 | zij vleiden Hem met hun mond, en logen Hem met hun tong. 197 Psa 81:11 | land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem 198 Psa 89:2 | zal Uw waarheid met mijn mond bekend maken, van geslacht 199 Psa 103:5 | 5 Die uw mond verzadigt met het goede, 200 Psa 107:42 | ongerechtigheid stopt haar mond. ~ 201 Psa 109:2 | 2 Want de mond des goddelozen en de mond 202 Psa 109:2 | mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij 203 Psa 109:30 | Ik zal den HEERE met mijn mond zeer loven, en in het midden 204 Psa 115:5 | 5 Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij 205 Psa 119:43 | woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik 206 Psa 119:103| geweest, meer dan honig mijn mond! ~ 207 Psa 119:131| 131  Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, 208 Psa 126:2 | 2Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze 209 Psa 135:16 | 16 Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij 210 Psa 135:17 | ook is er geen adem in hun mond. ~ 211 Psa 141:3 | zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen. ~ 212 Psa 141:7 | zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand 213 Psa 144:8 | 8 Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand 214 Psa 144:11 | hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand 215 Psa 145:21 | 21 Thau. Mijn mond zal den prijs des HEEREN 216 Spre 2:6 | geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand. ~ 217 Spre 8:13| kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden. ~ 218 Spre 10:6 | maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. ~ 219 Spre 10:11| 11      De mond des rechtvaardigen is een 220 Spre 10:11| maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. ~ 221 Spre 10:14| wetenschap weg; maar den mond des dwazen is de verstoring 222 Spre 10:31| 31      De mond des rechtvaardigen brengt 223 Spre 10:32| welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid. ~  ~ 224 Spre 11:9 | verderft zijn naaste door den mond; maar door wetenschap worden 225 Spre 11:11| verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij 226 Spre 12:6 | bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden. ~ 227 Spre 13:3 | 3      Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; 228 Spre 14:3 | 3      In den mond des dwazen is een roede 229 Spre 15:2 | wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk 230 Spre 15:14| wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid 231 Spre 15:28| om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk 232 Spre 16:10| lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het 233 Spre 16:23| hart eens wijzen maakt zijn mond verstandig, en zal op zijn 234 Spre 16:26| voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem. ~ 235 Spre 18:4 | De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren; 236 Spre 18:6 | komen in twist, en zijn mond roept naar slagen. ~ 237 Spre 18:7 | 7      De mond des zots is hemzelven een 238 Spre 18:20| Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd 239 Spre 19:24| zal ze niet weder aan zijn mond brengen. ~ 240 Spre 19:28| bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt de 241 Spre 20:17| zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. ~ 242 Spre 21:23| 23      Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart 243 Spre 22:14| 14      De mond der vreemde vrouwen is een 244 Spre 24:7 | hij zal in de poort zijn mond niet opendoen. ~ 245 Spre 26:7 | alzo is een spreuk in den mond der zotten. ~ 246 Spre 26:9 | alzo is een spreuk in den mond der zotten. ~ 247 Spre 26:15| moede, om die weder tot zijn mond te brengen. ~ 248 Spre 26:28| verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting. ~  ~  ~  ~ ~ 249 Spre 27:2 | vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet 250 Spre 30:20| vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid 251 Spre 30:32| bedacht hebt, de hand op den mond! ~ 252 Spre 31:8 | 8      Open uw mond voor den stomme, voor de 253 Spre 31:9 | 9      Open uw mond; oordeel gerechtelijk, en 254 Spre 31:26| 26      Pe. Zij doet haar mond open met wijsheid; en op 255 Pred 5:1 | Wees niet te snel met uw mond, en uw hart haaste niet 256 Pred 5:5 | 5      Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees 257 Pred 6:7 | des mensen is voor zijn mond; en nochtans wordt de begeerlijkheid 258 Pred 8:2 | Ik zeg: Neem acht op de mond des konings; doch naar de 259 Pred 10:12| De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de 260 Jes 1:20 | gegeten worden; want de mond des HEEREN heeft het gesproken. ~ 261 Jes 5:14 | wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat 262 Jes 6:7 | En hij roerde mijn mond daarmede aan, en zeide: 263 Jes 9:11 | Israel opeten met vollen mond. Om dit alles keert Zijn 264 Jes 9:16 | boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit 265 Jes 29:13 | tot Mij nadert met zijn mond, en zij Mij met hun lippen 266 Jes 30:2 | in Egypte, en vragen Mijn mond niet; om zich te sterken 267 Jes 34:16 | zal men missen; want mijn mond zelf heeft het geboden, 268 Jes 40:5 | gelijk zal zien, dat het de mond des HEEREN gesproken heeft. ~ 269 Jes 45:23 | der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan, en het zal niet 270 Jes 48:3 | van toen af, en uit Mijn mond zijn zij voortgekomen, en 271 Jes 49:2 | 2      En Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp zwaard, 272 Jes 51:16 | Ik leg Mijn woorden in uw mond, en bedek u onder de schaduw 273 Jes 52:15 | de koningen zullen hun mond over Hem toehouden; want 274 Jes 53:7 | verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd 275 Jes 53:7 | scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open. ~ 276 Jes 53:9 | heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. ~ 277 Jes 55:11 | Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, het zal 278 Jes 56:11 | Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, het zal 279 Jes 58:4 | over wien spert gij den mond wijd open en steekt de tong 280 Jes 59:14 | uw vader Jakob; want de mond des HEEREN heeft      het 281 Jes 60:21 | Mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, die zullen van 282 Jes 60:21 | gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken, noch      van 283 Jes 60:21 | wijken, noch      van den mond van uw zaad, noch van den 284 Jes 60:21 | van uw zaad, noch van den mond van het zaad uws zaads, 285 Jes 63:2 | worden, welken des HEEREN mond uitdrukkelijk      noemen 286 Jer 1:9 | hand uit, en roerde mijn mond aan; en de HEERE zeide tot 287 Jer 1:9 | geef Mijn woorden in uw mond. ~ 288 Jer 5:14 | Ik zal Mijn woorden in uw mond tot vuur maken, en dit volk 289 Jer 7:28 | ondergegaan, en uitgeroeid van hun mond. ~ 290 Jer 9:8 | naaste van vrede met zijn mond, maar in zijn binnenste 291 Jer 9:12 | versta? En tot wien heeft de mond des HEEREN gesproken, dat 292 Jer 12:2 | Gij zijt wel nabij in hun mond, maar verre van hun nieren. ~ 293 Jer 15:19 | zult gij als Mijn      mond zijn; laat hen tot u wederkeren, 294 Jer 23:16 | harten, niet uit des HEEREN mond. ~ 295 Jer 32:4 | konings van Babel, en zijn mond zal tot      deszelfs mond 296 Jer 32:4 | mond zal tot      deszelfs mond spreken, en zijn ogen zullen 297 Jer 34:3 | van Babel zien, en zijn mond zal tot uw      mond spreken, 298 Jer 34:3 | zijn mond zal tot uw      mond spreken, en gij zult te 299 Jer 36:4 | en Baruch schreef uit den mond van Jeremia alle woorden 300 Jer 36:6 | in dewelke gij uit mijn mond geschreven hebt, de woorden 301 Jer 36:17 | al deze woorden uit zijn mond geschreven? ~ 302 Jer 36:18 | zeide tot hen: Uit zijn mond las hij tot mij al deze 303 Jer 36:27 | Baruch geschreven had uit den mond van Jeremia, verbrand had, 304 Jer 36:32 | schreef daarop, uit den mond van Jeremia, al de woorden 305 Jer 44:17 | doen al hetgeen uit onzen mond is uitgegaan, rokende aan 306 Jer 44:25 | zij hebben toch met uw mond gesproken, en gij hebt het 307 Jer 44:26 | HEERE, zo Mijn Naam met den mond van enig man van      Juda 308 Jer 45:1 | hij die woorden uit den mond van Jeremia in een boek 309 Jer 48:28 | in de doorgangen van den mond eens hols nestelt. ~ 310 Klaa 1:18| rechtvaardig, want ik ben Zijn mond wederspannig geweest; hoort 311 Klaa 1:38| uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en 312 Klaa 1:73| Jod. Hij steke zijn mond in het stof, zeggende: Misschien 313 Klaa 1:82| Mem. Gaat niet uit den mond des Allerhoogsten het kwade 314 Klaa 1:90| onze vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. ~ 315 Eze 2:8 | wederspannig huis; open uw mond, en eet, wat Ik u geef. ~ 316 Eze 3:2 | Toen opende ik mijn mond, en Hij gaf mij die rol 317 Eze 3:3 | at ik, en het was in mijn mond als honig, vanwege de zoetigheid. ~ 318 Eze 3:17 | zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege 319 Eze 3:27 | u spreken zal, zal Ik uw mond opendoen, en gij zult tot 320 Eze 4:14 | verfoeilijk vlees is in mijn mond gekomen. ~ 321 Eze 16:56 | uw zuster Sodom is in uw mond niet gehoord geweest, ten 322 Eze 16:63 | schaamt, en niet meer uw mond opent vanwege uw schande, 323 Eze 21:22 | hoofdmannen te stellen, om den mond te openen in het doodslaan, 324 Eze 24:27 | Ten zelven dage zal uw mond bij dien, die ontkomen is, 325 Eze 33:7 | zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege 326 Eze 33:22 | ontkomene kwam, en had mijn mond opengedaan, totdat hij des 327 Eze 33:22 | mij kwam. Alzo werd mijn mond      opengedaan, en ik was 328 Eze 33:31 | liefkozingen met hun      mond, maar hun hart wandelt hun 329 Eze 34:10 | zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat zij hun niet 330 Eze 35:13 | Alzo hebt gij u met uw mond tegen Mij groot gemaakt, 331 Dan 4:31 | nog zijnde in des konings mond, viel er een stem uit den 332 Dan 6:18 | steen gebracht, en op den mond des kuils gelegd: en de 333 Dan 7:8 | ogen als mensenogen, en een mond, grote dingen sprekende. ~ 334 Dan 7:20 | die ogen had, en een      mond, die grote dingen sprak, 335 Dan 10:3 | vlees of wijn kwam in mijn mond niet; ook zalfde ik mij 336 Dan 10:16 | lippen aan, toen deed ik mijn mond open, en ik sprak, en zeide 337 Hos 2:16 | namen der Baals van haar mond wegdoen; zij zullen niet 338 Hos 8:1 | 1      De bazuin aan uw mond; hij komt als een arend 339 Joe 1:5 | wijn, dewijl hij van uw mond is afgesneden. ~ 340 Oba 1:12 | ondergangs; noch      uw mond groot gemaakt hebben, ten 341 Mic 3:5 | maar die niets geeft in hun mond, tegen dien zo heiligen 342 Mic 4:4 | ze verschrikke; want de mond des HEEREN der heirscharen 343 Mic 6:12 | bedriegelijk is in haar mond; ~ 344 Mic 7:16 | zij zullen de hand op den mond leggen; hun oren zullen 345 Nah 3:12 | zo vallen zij dien op den mond, die ze eten wil. ~ 346 Zep 3:13 | leugen spreken, en in hun mond zal geen bedriegelijke tong 347 Zac 5:8 | het loden gewicht op den mond derzelve. ~ 348 Zac 8:9 | woorden gehoord hebt uit den mond der profeten, die geweest 349 Zac 9:7 | zal zijn bloed uit zijn mond wegdoen, en zijn verfoeiselen 350 Zac 14:12 | iegelijks tong zal in hun mond uitteren. 351 Mal 2:6 | der waarheid was in zijn mond, en er werd geen onrecht 352 Mal 2:7 | bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want hij 353 Matt 4:4 | alle woord, dat door den mond Gods uitgaat. ~ 354 Matt 5:2 | 2 En Zijn mond geopend hebbende, leerde 355 Matt 12:34| overvloed des harten spreekt de mond. ~ 356 Matt 13:35| profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen; 357 Matt 15:8 | volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, 358 Matt 17:27| die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij 359 Matt 18:16| twee met u; opdat in de mond van twee of drie getuigen 360 Matt 21:16| gij nooit gelezen: Uit de mond der jonge kinderen en der 361 Matt 22:34| dat Hij de Sadduceen den mond gestopt had, zijn te zamen 362 Luk 1:64 | 64 En terstond werd zijn mond geopend, en zijn tong losgemaakt; 363 Luk 1:70 | gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, 364 Luk 4:22 | aangename woorden, die uit Zijn mond voortkwamen; en zeiden: 365 Luk 6:45 | des harten spreekt zijn mond. ~ 366 Luk 11:54 | en zoekende iets uit Zijn mond te bejagen, opdat zij Hem 367 Luk 19:22 | hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen, gij boze 368 Luk 21:15 | 15 Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke 369 Luk 22:71 | zelven hebben het uit Zijn mond gehoord. ~  ~  ~  370 Joha 19:29| en brachten ze aan Zijn mond. ~ 371 Hand 1:16| de Heilige Geest door den mond Davids voorzegd heeft van 372 Hand 3:18| vervuld, hetgeen Hij door den mond van al Zijn profeten te 373 Hand 3:21| gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten 374 Hand 4:25| 25 Die door den mond van David Uw knecht, gezegd 375 Hand 5:34| 34 En Petrus, den mond opendoende, zeide: Ik verneem 376 Hand 6:8 | gemeen of onrein was, in mijn mond ingegaan. ~ 377 Hand 9:7 | dat de heidenen door mijn mond het woord des Evangelies 378 Hand 9:27| gezonden, die ook met den mond hetzelfde zullen verkondigen. ~ 379 Hand 12:14| 14 En als Paulus zijn mond zou opendoen, zeide Gallio 380 Hand 16:14| zien, en de stem uit Zijn mond te horen. ~ 381 Hand 17:2 | stonden, dat zij hem op den mond zouden slaan. ~ 382 Rom 3:14 | 14 Welker mond vol is van vervloeking en 383 Rom 3:19 | de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele 384 Rom 10:8 | Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het 385 Rom 10:9 | Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere 386 Rom 10:10 | rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid. ~ 387 Rom 15:6 | eendrachtelijk, met een mond, moogt verheerlijken den 388 2Kor 6:11| 11 Onze mond is opengedaan tegen u, o 389 2Kor 13:1 | dat ik tot u kom; in den mond van twee of drie getuigen 390 Efez 4:29| Geen vuile rede ga uit uw mond, maar zo er enige goede 391 Kol 3:8 | lastering, vuil spreken uit uw mond. ~ 392 2Tim 5:11| 11 Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen 393 Tit 1:11 | 11 Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen 394 Jako 3:10| 10 Uit denzelfden mond komt voort zegening en vervloeking. 395 1Pet 2:15| dat gij, weldoende, den mond stopt aan de onwetendheid 396 1Pet 2:22| er is geen bedrog in Zijn mond gevonden; ~ 397 2Joh 1:12| tot ulieden te komen, en mond tot mond met u te spreken, 398 2Joh 1:12| ulieden te komen, en mond tot mond met u te spreken, opdat 399 3Joh 1:14| haast te zien, en wij zullen mond tot mond spreken. ~ 400 3Joh 1:14| en wij zullen mond tot mond spreken. ~ 401 Jud 1:16 | begeerlijkheden; en hun mond spreekt zeer opgeblazen 402 Open 1:16| rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp 403 Open 3:16| heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. ~ 404 Open 9:19| Want hun macht is in hun mond, en in hun staarten; want 405 Open 10:9 | bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honig. ~ 406 Open 10:10| dat op; en het was in mijn mond zoet als honig, en als ik 407 Open 11:5 | beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun vijanden 408 Open 12:15| de slang wierp uit haar mond achter de vrouw water als 409 Open 12:16| en de aarde opende haar mond, en verzwolg de rivier, 410 Open 12:16| welke de draak uit zijn mond had geworpen. ~ 411 Open 13:2 | eens beers voeten, en zijn mond als de mond eens leeuws; 412 Open 13:2 | voeten, en zijn mond als de mond eens leeuws; en de draak 413 Open 13:5 | 5 En hetzelve werd een mond gegeven, om grote dingen 414 Open 13:6 | 6 En het opende zijn mond tot lastering tegen God, 415 Open 14:5 | 5 En in hun mond is geen bedrog gevonden; 416 Open 16:13| 13 En ik zag uit den mond des draaks, en uit den mond 417 Open 16:13| mond des draaks, en uit den mond van het beest, en uit den 418 Open 16:13| van het beest, en uit den mond des valsen profeets, drie 419 Open 19:15| 15 En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, 420 Open 19:21| paard zat, hetwelk uit Zijn mond ging; en al de vogelen werden


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License