Book Chapter: Verse
1 Gen 4:11 | den aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om uws
2 Gen 23:57 | dochter roepen, en haar mond vragen. ~
3 Gen 23:95 | wildbraad was naar zijn mond; maar Rebekka had Jakob
4 Gen 27:2 | was een grote steen op den mond van dien put. ~
5 Gen 27:3 | wentelden den steen van den mond des puts, en drenkten de
6 Gen 27:3 | legden den steen weder op den mond van dien put, op zijn plaats. ~
7 Gen 27:8 | dat men den steen van den mond des puts afwentele, opdat
8 Gen 27:10 | wentelde den steen van den mond des puts, en drenkte de
9 Gen 38:27 | want ziet, het was in den mond van zijn zak. ~
10 Gen 39:12 | het geld, hetwelk in den mond uwer zakken wedergekeerd
11 Gen 39:21 | ieders mans geld in den mond van zijn zak, ons geld in
12 Gen 40:1 | ieders mans geld in den mond van zijn zak; ~
13 Gen 40:2 | zult gij leggen in den mond van den zak des kleinsten,
14 Gen 40:8 | het geld, dat wij in den mond onzer zakken vonden, hebben
15 Gen 41:12 | broeder Benjamin, dat mijn mond tot u spreekt. ~
16 Gen 43:12 | vaders, met brood, tot den mond der kinderkens toe. ~
17 Exo 4:10 | hebt; want ik ben zwaar van mond, en zwaar van tong. ~
18 Exo 4:11 | Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den
19 Exo 4:12 | henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat
20 Exo 4:15 | spreken, en de woorden in zijn mond leggen; en Ik zal met uw
21 Exo 4:15 | leggen; en Ik zal met uw mond, en met zijn mond zijn;
22 Exo 4:15 | met uw mond, en met zijn mond zijn; en Ik zal ulieden
23 Exo 4:16 | geschieden, dat hij u tot een mond zal zijn, en gij zult hem
24 Exo 13:9 | de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u de HEERE door
25 Exo 23:13 | gij niet gedenken; uit uw mond zal hij niet gehoord worden! ~
26 Exo 38:21 | die geteld zijn naar den mond van Mozes, ten dienste der
27 Lev 23:12 | gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden
28 Num 9:18 | 18 Naar den mond des HEEREN, verreisden de
29 Num 9:18 | Israels, en naar des HEEREN mond legerden zij zich; al de
30 Num 9:20 | tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden zij
31 Num 9:20 | legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij. ~
32 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN legerden zij
33 Num 9:23 | legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij;
34 Num 9:23 | des HEEREN waar, naar den mond des HEEREN, door de hand
35 Num 10:13 | zij vooreerst op, naar den mond des HEEREN, door de hand
36 Num 12:8 | 8 Van mond tot mond spreek Ik met hem,
37 Num 12:8 | 8 Van mond tot mond spreek Ik met hem, en door
38 Num 13:3 | woestijn van Paran, naar den mond des HEEREN; al die mannen
39 Num 16:30 | scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden
40 Num 16:32 | En de aarde opende haar mond, en verslond hen met hun
41 Num 20:24 | heb, omdat gijlieden Mijn mond wederspannig geweest zijt
42 Num 22:28 | 28 De HEERE nu opende den mond der ezelin, die tot Bileam
43 Num 22:38 | woord, hetwelk God in mijn mond leggen zal, dat zal ik spreken. ~
44 Num 23:5 | de HEERE het woord in den mond van Bileam, en zeide: Keer
45 Num 23:12 | spreken, wat de HEERE in mijn mond gelegd heeft? ~
46 Num 23:16 | legde Hij het woord in zijn mond, en Hij zeide: Keer weder
47 Num 26:10 | 10 En de aarde haar mond opendeed, en verslond hen
48 Num 27:14 | Naardien gijlieden Mijn mond wederspannig zijt geweest
49 Num 27:21 | aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen zij uitgaan, en naar
50 Num 27:21 | zij uitgaan, en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij,
51 Num 30:2 | naar alles, wat uit zijn mond gegaan is, zal hij doen. ~
52 Num 31:77 | schapen; en doet, wat uit uw mond uitgegaan is. ~
53 Num 32:2 | naar hun reizen, naar den mond des HEEREN; en dit zijn
54 Num 32:38 | op den berg Hor, naar den mond des HEEREN, en stierf aldaar,
55 Num 34:30 | de ziel slaat, naar den mond der getuige zal men den
56 Num 35:5 | Israels, naar des HEEREN mond, zeggende: De stam der kinderen
57 Deu 1:26 | optrekken; maar gij waart den mond des HEEREN uws Gods, wederspannig. ~
58 Deu 1:43 | gij niet, maar waart den mond des HEEREN wederspannig,
59 Deu 8:3 | alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat. ~
60 Deu 9:23 | gegeven heb; zo waart gij den mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig,
61 Deu 11:6 | Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond
62 Deu 17:6 | 6 Op den mond van twee getuigen, of drie
63 Deu 17:6 | die sterven zal; op den mond van een enigen getuige zal
64 Deu 17:10 | En gij zult doen naar de mond des woords, dat zij u zullen
65 Deu 17:11 | 11 Naar de mond der wet, die zij u zullen
66 Deu 18:18 | zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen
67 Deu 19:15 | zou mogen zondigen; op den mond van twee getuigen, of op
68 Deu 19:15 | twee getuigen, of op den mond van drie getuigen zal de
69 Deu 21:5 | te zegenen, en naar hun mond zal alle twist en alle plaag
70 Deu 23:23 | beloofd hebt, dat gij met uw mond gesproken hebt. ~
71 Deu 30:14 | woord is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te
72 Deu 31:19 | Israels; legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten
73 Deu 31:21 | getuige; want het zal uit den mond zijns zaads niet vergeten
74 Deu 34:5 | van Moab, naar des HEEREN mond. ~
75 Joz 1:8 | dezer wet niet wijke van uw mond, maar overleg het dag en
76 Joz 1:18 | 18 Alle man, die uw mond wederspannig wezen zal,
77 Joz 6:10 | geen woord zal er uit uw mond uitgaan, tot op den dag,
78 Joz 9:14 | en zij vraagden het den mond des HEEREN niet. ~
79 Joz 10:18 | Wentelt grote stenen voor den mond der spelonk, en stelt mannen
80 Joz 10:22 | Daarna zeide Jozua: Opent den mond der spelonk, en brengt tot
81 Joz 10:27 | legden grote stenen voor den mond der spelonk, die daar zijn
82 Joz 15:13 | kinderen van Juda, naar den mond des HEEREN tot Jozua, de
83 Joz 17:4 | Daarom gaf hij haar, naar den mond des HEEREN, een erfdeel
84 Joz 19:50 | 50 Naar den mond des HEEREN gaven zij hem
85 Joz 21:3 | van hun erfdeel, naar den mond des HEEREN, deze steden
86 Joz 23:9 | gemaakt waren, naar den mond des HEEREN, door den dienst
87 Ric 6:6 | die met hun hand tot hun mond gelekt hadden, driehonderd
88 Ric 8:38 | Zebul tot hem: Waar is nu uw mond, waarmede gij zeidet: Wie
89 Ric 10:35 | beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan tot den HEERE,
90 Ric 10:36 | Mijn vader! hebt gij uw mond opengedaan tot den HEERE,
91 Ric 10:36 | doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan is; naardien u de
92 Ric 17:19 | Zwijg, leg uw hand op uw mond, en ga met ons, en wees
93 1Sa 1:12 | zo gaf Eli acht op haar mond. ~
94 1Sa 2:1 | verhoogd in den HEERE; mijn mond is wijd opengedaan over
95 1Sa 2:3 | spreken, dat iets hards uit uw mond zou gaan; want de HEERE
96 1Sa 12:14 | Zijn stem horen, en den mond des HEEREN niet wederspannig
97 1Sa 12:15 | niet zult horen, maar den mond des HEEREN wederspannig
98 1Sa 14:26 | raakte met zijn hand aan zijn mond, want het volk vreesde de
99 1Sa 14:27 | hij nu zijn hand tot zijn mond wendde, zo werden zijn ogen
100 1Sa 17:35 | hem, en redde het uit zijn mond; toen hij tegen mij opstond,
101 2Sa 1:16 | zij op uw hoofd; want uw mond heeft tegen u getuigd, zeggende:
102 2Sa 14:3 | legde de woorden in haar mond. ~
103 2Sa 14:19 | heeft al deze woorden in den mond uwer dienstmaagd gelegd; ~
104 2Sa 18:25 | er een boodschap in zijn mond; en hij ging al voort en
105 2Sa 22:9 | neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden
106 1Kon 7:31| 31 En de mond daarvan was van binnen den
107 1Kon 7:31| daarboven van een el, en de mond hiervan was rond van voetwerk
108 1Kon 7:31| en een halve el; en op de mond daarvan waren ook graveringen,
109 1Kon 8:15| God Israels, Die met Zijn mond tot mijn vader David gesproken
110 1Kon 8:24| gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, en met
111 1Kon 13:21| HEERE: Daarom dat gij den mond des HEEREN zijt wederspannig
112 1Kon 13:26| is de man Gods, die den mond des HEEREN wederspannig
113 1Kon 17:24| het woord des HEEREN in uw mond waarheid is. ~ ~ ~
114 1Kon 19:18| hebben voor Baal, en allen mond, die hem niet gekust heeft. ~
115 1Kon 22:13| der profeten zijn uit een mond goed tot den koning; dat
116 1Kon 22:22| leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En
117 1Kon 22:23| heeft een leugengeest in den mond van al deze uw profeten
118 2Kon 4:34| het kind, en leggende zijn mond op deszelfs mond, en zijn
119 2Kon 4:34| leggende zijn mond op deszelfs mond, en zijn ogen op zijn ogen,
120 1Kro 12:23| hem te wenden, naar den mond des HEEREN: ~
121 2Kro 7:4 | van Israel, Die met Zijn mond tot mijn vader David gesproken
122 2Kro 7:15| gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, en met
123 2Kro 19:12| der profeten zijn, uit een mond, goed tot den koning; dat
124 2Kro 19:21| leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En
125 2Kro 19:22| heeft een leugengeest in den mond van deze uw profeten gegeven,
126 2Kro 35:22| woorden van Necho uit den mond van God; maar hij kwam om
127 2Kro 36:22| woorden van Necho uit den mond van God; maar hij kwam om
128 2Kro 37:12| Jeremia, sprekende uit den mond des HEEREN. ~
129 2Kro 37:21| vervuld wierd, door den mond van Jeremia, totdat het
130 2Kro 37:22| woord des HEEREN, door den mond van Jeremia, verwekte de
131 Ezra 1:1 | woord des HEEREN, uit den mond van Jeremia, verwekte de
132 Ezra 8:17| legde de woorden in hun mond, om te zeggen tot Iddo,
133 Neh 9:20 | Gij niet geweerd van hun mond, en water hebt Gij hun gegeven
134 Est 40 | woord ging uit des konings mond, en zij bedekten Hamans
135 Job 3:1 | 1 Daarna opende Job zijn mond, en vervloekte zijn dag. ~
136 Job 5:15 | van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. ~
137 Job 5:16 | en de boosheid stopt haar mond toe. ~
138 Job 7:11 | 11 Zo zal ik ook mijn mond niet wederhouden, ik zal
139 Job 8:21 | 21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en
140 Job 9:20 | ik mij rechtvaardig, mijn mond zal mij verdoemen; ben ik
141 Job 15:5 | 5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid,
142 Job 15:6 | 6 Uw mond verdoemt u, en niet ik;
143 Job 15:13 | en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. ~
144 Job 16:5 | zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen
145 Job 16:10 | 10 Zij gapen met hun mond tegen mij; zij slaan met
146 Job 19:16 | niet; ik smeekte met mijn mond tot hem. ~
147 Job 20:12 | Indien het kwaad in zijn mond zoet is, hij dat verbergt,
148 Job 21:5 | en legt de hand op den mond. ~
149 Job 22:22 | Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in
150 Job 23:4 | ordentelijk voorstellen, en mijn mond zou ik met verdedigingen
151 Job 29:9 | en leiden de hand op hun mond. ~
152 Job 29:23 | den regen, en sperden hun mond open, als naar den spaden
153 Job 31:27 | verborgen, dat mijn hand mijn mond gekust heeft; ~
154 Job 32:5 | geen antwoord was in den mond van die drie mannen, ontstak
155 Job 33:2 | 2 Zie nu, ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt
156 Job 35:16 | heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, en zonder wetenschap
157 Job 36:16 | afgekeerd hebben van den mond des angstes tot de ruimte,
158 Job 36:35 | het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat! ~
159 Job 38:37 | Ik leg mijn hand op mijn mond. ~
160 Job 39:18 | dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken. ~
161 Job 40:10 | 10 Uit zijn mond gaan fakkelen, vurige vonken
162 Job 40:12 | en een vlam komt uit zijn mond voort. ~
163 Psa 5:10 | 10 Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste
164 Psa 8:3 | 3 Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen
165 Psa 10:7 | 7 Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen,
166 Psa 17:3 | gedacht heb, overtreedt mijn mond niet. ~
167 Psa 17:10 | besluiten zij zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk. ~
168 Psa 18:9 | neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden
169 Psa 22:14 | 14 Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als
170 Psa 35:2 | zal geduriglijk in mijn mond zijn. ~
171 Psa 36:21 | 21 En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen:
172 Psa 38:30 | 30 Pe. De mond des rechtvaardigen vermeldt
173 Psa 39:14 | als een stomme, die zijn mond niet opendoet. ~
174 Psa 39:15 | niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn. ~
175 Psa 40:2 | met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren,
176 Psa 40:10 | ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij
177 Psa 41:4 | heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen
178 Psa 49:4 | 4 Mijn mond zal enkel wijsheid spreken,
179 Psa 50:16 | neemt Mijn verbond in uw mond? ~
180 Psa 50:19 | 19 Uw mond slaat gij in het kwade,
181 Psa 51:17 | mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen. ~
182 Psa 55:22 | 22 Zijn mond is gladder dan boter, maar
183 Psa 58:7 | verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der
184 Psa 59:8 | overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen;
185 Psa 62:5 | behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun
186 Psa 63:6 | verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende
187 Psa 63:12 | zal zich beroemen; want de mond der leugensprekers zal gestopt
188 Psa 66:14 | lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als
189 Psa 66:17 | Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder
190 Psa 69:16 | verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten. ~
191 Psa 71:8 | 8 Laat mijn mond vervuld worden met Uw lof,
192 Psa 71:15 | 15 Mijn mond zal Uw gerechtigheid vertellen,
193 Psa 73:9 | 9 Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun
194 Psa 78:2 | 2 Ik zal mijn mond opendoen met spreuken; ik
195 Psa 78:30 | hun spijs was nog in hun mond, ~
196 Psa 78:36 | zij vleiden Hem met hun mond, en logen Hem met hun tong.
197 Psa 81:11 | land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem
198 Psa 89:2 | zal Uw waarheid met mijn mond bekend maken, van geslacht
199 Psa 103:5 | 5 Die uw mond verzadigt met het goede,
200 Psa 107:42 | ongerechtigheid stopt haar mond. ~
201 Psa 109:2 | 2 Want de mond des goddelozen en de mond
202 Psa 109:2 | mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij
203 Psa 109:30 | Ik zal den HEERE met mijn mond zeer loven, en in het midden
204 Psa 115:5 | 5 Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij
205 Psa 119:43 | woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik
206 Psa 119:103| geweest, meer dan honig mijn mond! ~
207 Psa 119:131| 131 Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd,
208 Psa 126:2 | 2Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze
209 Psa 135:16 | 16 Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij
210 Psa 135:17 | ook is er geen adem in hun mond. ~
211 Psa 141:3 | zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen. ~
212 Psa 141:7 | zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand
213 Psa 144:8 | 8 Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand
214 Psa 144:11 | hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand
215 Psa 145:21 | 21 Thau. Mijn mond zal den prijs des HEEREN
216 Spre 2:6 | geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand. ~
217 Spre 8:13| kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden. ~
218 Spre 10:6 | maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. ~
219 Spre 10:11| 11 De mond des rechtvaardigen is een
220 Spre 10:11| maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. ~
221 Spre 10:14| wetenschap weg; maar den mond des dwazen is de verstoring
222 Spre 10:31| 31 De mond des rechtvaardigen brengt
223 Spre 10:32| welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid. ~ ~
224 Spre 11:9 | verderft zijn naaste door den mond; maar door wetenschap worden
225 Spre 11:11| verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij
226 Spre 12:6 | bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden. ~
227 Spre 13:3 | 3 Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel;
228 Spre 14:3 | 3 In den mond des dwazen is een roede
229 Spre 15:2 | wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk
230 Spre 15:14| wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid
231 Spre 15:28| om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk
232 Spre 16:10| lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het
233 Spre 16:23| hart eens wijzen maakt zijn mond verstandig, en zal op zijn
234 Spre 16:26| voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem. ~
235 Spre 18:4 | De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren;
236 Spre 18:6 | komen in twist, en zijn mond roept naar slagen. ~
237 Spre 18:7 | 7 De mond des zots is hemzelven een
238 Spre 18:20| Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd
239 Spre 19:24| zal ze niet weder aan zijn mond brengen. ~
240 Spre 19:28| bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt de
241 Spre 20:17| zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. ~
242 Spre 21:23| 23 Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart
243 Spre 22:14| 14 De mond der vreemde vrouwen is een
244 Spre 24:7 | hij zal in de poort zijn mond niet opendoen. ~
245 Spre 26:7 | alzo is een spreuk in den mond der zotten. ~
246 Spre 26:9 | alzo is een spreuk in den mond der zotten. ~
247 Spre 26:15| moede, om die weder tot zijn mond te brengen. ~
248 Spre 26:28| verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting. ~ ~ ~ ~ ~
249 Spre 27:2 | vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet
250 Spre 30:20| vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid
251 Spre 30:32| bedacht hebt, de hand op den mond! ~
252 Spre 31:8 | 8 Open uw mond voor den stomme, voor de
253 Spre 31:9 | 9 Open uw mond; oordeel gerechtelijk, en
254 Spre 31:26| 26 Pe. Zij doet haar mond open met wijsheid; en op
255 Pred 5:1 | Wees niet te snel met uw mond, en uw hart haaste niet
256 Pred 5:5 | 5 Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees
257 Pred 6:7 | des mensen is voor zijn mond; en nochtans wordt de begeerlijkheid
258 Pred 8:2 | Ik zeg: Neem acht op de mond des konings; doch naar de
259 Pred 10:12| De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de
260 Jes 1:20 | gegeten worden; want de mond des HEEREN heeft het gesproken. ~
261 Jes 5:14 | wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat
262 Jes 6:7 | En hij roerde mijn mond daarmede aan, en zeide:
263 Jes 9:11 | Israel opeten met vollen mond. Om dit alles keert Zijn
264 Jes 9:16 | boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit
265 Jes 29:13 | tot Mij nadert met zijn mond, en zij Mij met hun lippen
266 Jes 30:2 | in Egypte, en vragen Mijn mond niet; om zich te sterken
267 Jes 34:16 | zal men missen; want mijn mond zelf heeft het geboden,
268 Jes 40:5 | gelijk zal zien, dat het de mond des HEEREN gesproken heeft. ~
269 Jes 45:23 | der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan, en het zal niet
270 Jes 48:3 | van toen af, en uit Mijn mond zijn zij voortgekomen, en
271 Jes 49:2 | 2 En Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp zwaard,
272 Jes 51:16 | Ik leg Mijn woorden in uw mond, en bedek u onder de schaduw
273 Jes 52:15 | de koningen zullen hun mond over Hem toehouden; want
274 Jes 53:7 | verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd
275 Jes 53:7 | scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open. ~
276 Jes 53:9 | heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. ~
277 Jes 55:11 | Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, het zal
278 Jes 56:11 | Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, het zal
279 Jes 58:4 | over wien spert gij den mond wijd open en steekt de tong
280 Jes 59:14 | uw vader Jakob; want de mond des HEEREN heeft het
281 Jes 60:21 | Mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, die zullen van
282 Jes 60:21 | gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken, noch van
283 Jes 60:21 | wijken, noch van den mond van uw zaad, noch van den
284 Jes 60:21 | van uw zaad, noch van den mond van het zaad uws zaads,
285 Jes 63:2 | worden, welken des HEEREN mond uitdrukkelijk noemen
286 Jer 1:9 | hand uit, en roerde mijn mond aan; en de HEERE zeide tot
287 Jer 1:9 | geef Mijn woorden in uw mond. ~
288 Jer 5:14 | Ik zal Mijn woorden in uw mond tot vuur maken, en dit volk
289 Jer 7:28 | ondergegaan, en uitgeroeid van hun mond. ~
290 Jer 9:8 | naaste van vrede met zijn mond, maar in zijn binnenste
291 Jer 9:12 | versta? En tot wien heeft de mond des HEEREN gesproken, dat
292 Jer 12:2 | Gij zijt wel nabij in hun mond, maar verre van hun nieren. ~
293 Jer 15:19 | zult gij als Mijn mond zijn; laat hen tot u wederkeren,
294 Jer 23:16 | harten, niet uit des HEEREN mond. ~
295 Jer 32:4 | konings van Babel, en zijn mond zal tot deszelfs mond
296 Jer 32:4 | mond zal tot deszelfs mond spreken, en zijn ogen zullen
297 Jer 34:3 | van Babel zien, en zijn mond zal tot uw mond spreken,
298 Jer 34:3 | zijn mond zal tot uw mond spreken, en gij zult te
299 Jer 36:4 | en Baruch schreef uit den mond van Jeremia alle woorden
300 Jer 36:6 | in dewelke gij uit mijn mond geschreven hebt, de woorden
301 Jer 36:17 | al deze woorden uit zijn mond geschreven? ~
302 Jer 36:18 | zeide tot hen: Uit zijn mond las hij tot mij al deze
303 Jer 36:27 | Baruch geschreven had uit den mond van Jeremia, verbrand had,
304 Jer 36:32 | schreef daarop, uit den mond van Jeremia, al de woorden
305 Jer 44:17 | doen al hetgeen uit onzen mond is uitgegaan, rokende aan
306 Jer 44:25 | zij hebben toch met uw mond gesproken, en gij hebt het
307 Jer 44:26 | HEERE, zo Mijn Naam met den mond van enig man van Juda
308 Jer 45:1 | hij die woorden uit den mond van Jeremia in een boek
309 Jer 48:28 | in de doorgangen van den mond eens hols nestelt. ~
310 Klaa 1:18| rechtvaardig, want ik ben Zijn mond wederspannig geweest; hoort
311 Klaa 1:38| uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en
312 Klaa 1:73| Jod. Hij steke zijn mond in het stof, zeggende: Misschien
313 Klaa 1:82| Mem. Gaat niet uit den mond des Allerhoogsten het kwade
314 Klaa 1:90| onze vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. ~
315 Eze 2:8 | wederspannig huis; open uw mond, en eet, wat Ik u geef. ~
316 Eze 3:2 | Toen opende ik mijn mond, en Hij gaf mij die rol
317 Eze 3:3 | at ik, en het was in mijn mond als honig, vanwege de zoetigheid. ~
318 Eze 3:17 | zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege
319 Eze 3:27 | u spreken zal, zal Ik uw mond opendoen, en gij zult tot
320 Eze 4:14 | verfoeilijk vlees is in mijn mond gekomen. ~
321 Eze 16:56 | uw zuster Sodom is in uw mond niet gehoord geweest, ten
322 Eze 16:63 | schaamt, en niet meer uw mond opent vanwege uw schande,
323 Eze 21:22 | hoofdmannen te stellen, om den mond te openen in het doodslaan,
324 Eze 24:27 | Ten zelven dage zal uw mond bij dien, die ontkomen is,
325 Eze 33:7 | zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege
326 Eze 33:22 | ontkomene kwam, en had mijn mond opengedaan, totdat hij des
327 Eze 33:22 | mij kwam. Alzo werd mijn mond opengedaan, en ik was
328 Eze 33:31 | liefkozingen met hun mond, maar hun hart wandelt hun
329 Eze 34:10 | zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat zij hun niet
330 Eze 35:13 | Alzo hebt gij u met uw mond tegen Mij groot gemaakt,
331 Dan 4:31 | nog zijnde in des konings mond, viel er een stem uit den
332 Dan 6:18 | steen gebracht, en op den mond des kuils gelegd: en de
333 Dan 7:8 | ogen als mensenogen, en een mond, grote dingen sprekende. ~
334 Dan 7:20 | die ogen had, en een mond, die grote dingen sprak,
335 Dan 10:3 | vlees of wijn kwam in mijn mond niet; ook zalfde ik mij
336 Dan 10:16 | lippen aan, toen deed ik mijn mond open, en ik sprak, en zeide
337 Hos 2:16 | namen der Baals van haar mond wegdoen; zij zullen niet
338 Hos 8:1 | 1 De bazuin aan uw mond; hij komt als een arend
339 Joe 1:5 | wijn, dewijl hij van uw mond is afgesneden. ~
340 Oba 1:12 | ondergangs; noch uw mond groot gemaakt hebben, ten
341 Mic 3:5 | maar die niets geeft in hun mond, tegen dien zo heiligen
342 Mic 4:4 | ze verschrikke; want de mond des HEEREN der heirscharen
343 Mic 6:12 | bedriegelijk is in haar mond; ~
344 Mic 7:16 | zij zullen de hand op den mond leggen; hun oren zullen
345 Nah 3:12 | zo vallen zij dien op den mond, die ze eten wil. ~
346 Zep 3:13 | leugen spreken, en in hun mond zal geen bedriegelijke tong
347 Zac 5:8 | het loden gewicht op den mond derzelve. ~
348 Zac 8:9 | woorden gehoord hebt uit den mond der profeten, die geweest
349 Zac 9:7 | zal zijn bloed uit zijn mond wegdoen, en zijn verfoeiselen
350 Zac 14:12 | iegelijks tong zal in hun mond uitteren.
351 Mal 2:6 | der waarheid was in zijn mond, en er werd geen onrecht
352 Mal 2:7 | bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want hij
353 Matt 4:4 | alle woord, dat door den mond Gods uitgaat. ~
354 Matt 5:2 | 2 En Zijn mond geopend hebbende, leerde
355 Matt 12:34| overvloed des harten spreekt de mond. ~
356 Matt 13:35| profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen;
357 Matt 15:8 | volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen,
358 Matt 17:27| die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij
359 Matt 18:16| twee met u; opdat in de mond van twee of drie getuigen
360 Matt 21:16| gij nooit gelezen: Uit de mond der jonge kinderen en der
361 Matt 22:34| dat Hij de Sadduceen den mond gestopt had, zijn te zamen
362 Luk 1:64 | 64 En terstond werd zijn mond geopend, en zijn tong losgemaakt;
363 Luk 1:70 | gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten,
364 Luk 4:22 | aangename woorden, die uit Zijn mond voortkwamen; en zeiden:
365 Luk 6:45 | des harten spreekt zijn mond. ~
366 Luk 11:54 | en zoekende iets uit Zijn mond te bejagen, opdat zij Hem
367 Luk 19:22 | hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen, gij boze
368 Luk 21:15 | 15 Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke
369 Luk 22:71 | zelven hebben het uit Zijn mond gehoord. ~ ~ ~
370 Joha 19:29| en brachten ze aan Zijn mond. ~
371 Hand 1:16| de Heilige Geest door den mond Davids voorzegd heeft van
372 Hand 3:18| vervuld, hetgeen Hij door den mond van al Zijn profeten te
373 Hand 3:21| gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten
374 Hand 4:25| 25 Die door den mond van David Uw knecht, gezegd
375 Hand 5:34| 34 En Petrus, den mond opendoende, zeide: Ik verneem
376 Hand 6:8 | gemeen of onrein was, in mijn mond ingegaan. ~
377 Hand 9:7 | dat de heidenen door mijn mond het woord des Evangelies
378 Hand 9:27| gezonden, die ook met den mond hetzelfde zullen verkondigen. ~
379 Hand 12:14| 14 En als Paulus zijn mond zou opendoen, zeide Gallio
380 Hand 16:14| zien, en de stem uit Zijn mond te horen. ~
381 Hand 17:2 | stonden, dat zij hem op den mond zouden slaan. ~
382 Rom 3:14 | 14 Welker mond vol is van vervloeking en
383 Rom 3:19 | de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele
384 Rom 10:8 | Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het
385 Rom 10:9 | Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere
386 Rom 10:10 | rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid. ~
387 Rom 15:6 | eendrachtelijk, met een mond, moogt verheerlijken den
388 2Kor 6:11| 11 Onze mond is opengedaan tegen u, o
389 2Kor 13:1 | dat ik tot u kom; in den mond van twee of drie getuigen
390 Efez 4:29| Geen vuile rede ga uit uw mond, maar zo er enige goede
391 Kol 3:8 | lastering, vuil spreken uit uw mond. ~
392 2Tim 5:11| 11 Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen
393 Tit 1:11 | 11 Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen
394 Jako 3:10| 10 Uit denzelfden mond komt voort zegening en vervloeking.
395 1Pet 2:15| dat gij, weldoende, den mond stopt aan de onwetendheid
396 1Pet 2:22| er is geen bedrog in Zijn mond gevonden; ~
397 2Joh 1:12| tot ulieden te komen, en mond tot mond met u te spreken,
398 2Joh 1:12| ulieden te komen, en mond tot mond met u te spreken, opdat
399 3Joh 1:14| haast te zien, en wij zullen mond tot mond spreken. ~
400 3Joh 1:14| en wij zullen mond tot mond spreken. ~
401 Jud 1:16 | begeerlijkheden; en hun mond spreekt zeer opgeblazen
402 Open 1:16| rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp
403 Open 3:16| heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. ~
404 Open 9:19| Want hun macht is in hun mond, en in hun staarten; want
405 Open 10:9 | bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honig. ~
406 Open 10:10| dat op; en het was in mijn mond zoet als honig, en als ik
407 Open 11:5 | beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun vijanden
408 Open 12:15| de slang wierp uit haar mond achter de vrouw water als
409 Open 12:16| en de aarde opende haar mond, en verzwolg de rivier,
410 Open 12:16| welke de draak uit zijn mond had geworpen. ~
411 Open 13:2 | eens beers voeten, en zijn mond als de mond eens leeuws;
412 Open 13:2 | voeten, en zijn mond als de mond eens leeuws; en de draak
413 Open 13:5 | 5 En hetzelve werd een mond gegeven, om grote dingen
414 Open 13:6 | 6 En het opende zijn mond tot lastering tegen God,
415 Open 14:5 | 5 En in hun mond is geen bedrog gevonden;
416 Open 16:13| 13 En ik zag uit den mond des draaks, en uit den mond
417 Open 16:13| mond des draaks, en uit den mond van het beest, en uit den
418 Open 16:13| van het beest, en uit den mond des valsen profeets, drie
419 Open 19:15| 15 En uit Zijn mond ging een scherp zwaard,
420 Open 19:21| paard zat, hetwelk uit Zijn mond ging; en al de vogelen werden
|