Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hemam 1
heman 19
hemdan 1
hemel 412
hemelen 172
hemels 175
hemelsblauw 45
Frequency    [«  »]
414 toch
413 tussen
413 zien
412 hemel
411 volken
409 heidenen
408 goed

Bijbel

IntraText - Concordances

hemel

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:1 | den beginne schiep God den hemel en de aarde. ~ 2 Gen 1:8 | God noemde het uitspansel hemel. En het was avond geweest, 3 Gen 1:9 | de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd 4 Gen 2:1 | 1 Alzo zijn volbracht de hemel en de aarde, en al hun heir. ~ 5 Gen 2:4 | HEERE God de aarde en den hemel maakte. ~ 6 Gen 6:17 | levens is, van onder den hemel te verderven; al wat op 7 Gen 7:19 | bergen, die onder den ganse hemel zijn, bedekt werden. ~ 8 Gen 8:2 | en de plasregen van den hemel werd opgehouden. ~ 9 Gen 11:4 | toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam 10 Gen 14:19 | Gode, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! ~ 11 Gen 14:22 | den allerhoogste God, Die hemel en aarde bezit; ~ 12 Gen 14:29 | zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien 13 Gen 18:24 | regenen, van den HEERE uit den hemel. ~ 14 Gen 20:17 | Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide tot haar: Wat 15 Gen 21:11 | HEEREN riep tot hem van den hemel en zeide: Abraham, Abraham! 16 Gen 21:15 | ten tweeden male van den hemel; ~ 17 Gen 26:12 | welker opperste aan de hemel raakte; en ziet, de engelen 18 Exo 9:8 | Mozes strooie die naar de hemel voor de ogen van Farao. ~ 19 Exo 9:10 | Mozes strooide die naar den hemel; toen werden er zweren, 20 Exo 9:22 | Strek uw hand uit naar den hemel, en er zal hagel zijn in 21 Exo 9:23 | Mozes zijn staf naar den hemel; en de HEERE gaf donder 22 Exo 10:21 | Strek uw hand uit naar den hemel, en er zal duisternis komen 23 Exo 10:22 | hand uitstrekte naar den hemel, werd er een dikke duisternis 24 Exo 16:4 | voor ulieden brood uit den hemel regenen; en het volk zal 25 Exo 17:14 | uitdelgen zal van onder den hemel. ~ 26 Exo 20:4 | van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder 27 Exo 20:11 | dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de 28 Exo 20:22 | dat Ik met ulieden van den hemel gesproken heb. ~ 29 Exo 31:17 | HEERE, in zes dagen, den hemel en de aarde gemaakt, en 30 Lev 25:19 | kracht verbreken, en zal uw hemel als ijzer maken, en uw aarde 31 Deu 1:28 | groot, en gesterkt tot in de hemel toe; ook hebben wij daar 32 Deu 2:25 | volken, onder den gansen hemel; die uw gerucht zullen horen, 33 Deu 3:24 | want wat God is er in den hemel en op de aarde, die doen 34 Deu 4:17 | gevleugelden vogel, die door den hemel vliegt; ~ 35 Deu 4:19 | ogen niet opheft naar den hemel, en aanziet de zon, en de 36 Deu 4:19 | volken onder den gansen hemel heeft uitgedeeld. ~ 37 Deu 4:26 | 26 Zo roep ik heden den hemel en de aarde tot getuige 38 Deu 4:36 | 36 Van den hemel heeft Hij u Zijn stem laten 39 Deu 4:39 | die God is, boven in den hemel, en onder op de aarde, niemand 40 Deu 5:8 | van hetgeen boven in den hemel, of onder op de aarde is; 41 Deu 7:24 | gij hun naam van onder den hemel te niet doet; geen man zal 42 Deu 9:1 | die groot en tot in den hemel gesterkt zijn; ~ 43 Deu 9:14 | en hun naam van onder den hemel uitdoe; en Ik zal u tot 44 Deu 10:14 | HEEREN, uws Gods, is de hemel, en de hemel der hemelen, 45 Deu 10:14 | Gods, is de hemel, en de hemel der hemelen, de aarde, en 46 Deu 11:17 | ulieden ontsteke, en Hij den hemel toesluite, dat er geen regen 47 Deu 25:19 | van Amalek van onder den hemel zult uitdelgen; vergeet 48 Deu 26:15 | heilige woning, van den hemel, en zegen Uw volk Israel, 49 Deu 28:12 | opendoen Zijn goeden schat, den hemel, om aan uw land regen te 50 Deu 28:23 | 23 En uw hemel, die boven uw hoofd is, 51 Deu 28:24 | uws lands geven; van den hemel zal het op u nederdalen, 52 Deu 29:20 | zijn naam van onder den hemel uitdelgen. ~ 53 Deu 30:12 | 12 Het is niet in den hemel, om te zeggen: Wie zal voor 54 Deu 30:12 | zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het voor 55 Deu 30:19 | ulieden tot getuigen den hemel en de aarde; het leven en 56 Deu 31:28 | spreke, en tegen hen den hemel en de aarde tot getuigen 57 Deu 32:1 | 1 Neig de oren, gij hemel, en ik zal spreken; en de 58 Deu 32:40 | Ik zal Mijn hand naar den hemel opheffen, en Ik zal zeggen: 59 Deu 33:26 | o Jeschurun! Die op den hemel vaart tot uw hulp, en met 60 Deu 33:28 | koren en most; ja, zijn hemel zal van dauw druipen. ~ 61 Joz 2:11 | is een God boven in den hemel, en beneden op de aarde. ~ 62 Joz 8:20 | der stad ging op naar den hemel; en zij hadden geen ruimte, 63 Joz 10:11 | grote stenen op hen van den hemel, tot Azeka toe, dat zij 64 Ric 4:28 | beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de wolken van 65 Ric 4:44 | 20 Van den hemel streden zij, de sterren 66 Ric 12:20 | het altaar opvoer naar den hemel, zo voer de Engel des HEEREN 67 Ric 19:40 | brand der stad op naar den hemel. ~ 68 1Sa 2:10 | verpletterd worden; Hij zal in den hemel over hen donderen; de HEERE 69 1Sa 5:12 | der stad opklom naar den hemel. ~  ~ 70 2Sa 18:9 | hangen bleef tussen den hemel en tussen de aarde, en het 71 2Sa 21:10 | water op hen drupte van den hemel; en zij liet het gevogelte 72 2Sa 22:10 | 10 En Hij boog den hemel, en daalde neder; en donkerheid 73 2Sa 22:14 | De HEERE donderde van den hemel, en de Allerhoogste gaf 74 1Kon 8:22 | zijn handen uit naar den hemel; ~ 75 1Kon 8:23 | gelijk Gij, boven in den hemel, noch beneden op de aarde, 76 1Kon 8:27 | Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet 77 1Kon 8:30 | plaats Uwer woning, in den hemel, ja, hoor, en vergeef. ~ 78 1Kon 8:32 | 32 Hoor Gij dan in den hemel, en doe, en richt Uw knechten, 79 1Kon 8:34 | 34 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van 80 1Kon 8:35 | 35 Als de hemel zal gesloten zijn, dat er 81 1Kon 8:36 | 36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van 82 1Kon 8:39 | 39 Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, 83 1Kon 8:43 | 43 Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, 84 1Kon 8:45 | 45 Hoor dan in den hemel hun gebed en hun smeking, 85 1Kon 8:49 | 49 Hoor dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, 86 1Kon 8:54 | handen uitgebreid naar den hemel; ~ 87 1Kon 18:45 | geschiedde ondertussen, dat de hemel van wolken en wind zwart 88 2Kon 1:10 | ben, zo dale vuur van den hemel, en vertere u en uw vijftigen. 89 2Kon 1:10 | Toen daalde vuur van den hemel, en verteerde hem en zijn 90 2Kon 1:12 | Gods, zo dale vuur van den hemel, en vertere u en uw vijftigen. 91 2Kon 1:12 | daalde vuur Gods van den hemel en verteerde hem en zijn 92 2Kon 1:14 | Zie, het vuur is van den hemel gedaald, en heeft die twee 93 2Kon 2:1 | Elia met een onweder ten hemel opnemen zou, dat Elia met 94 2Kon 2:11 | Elia met een onweder ten hemel. ~ 95 2Kon 7:2 | de HEERE vensteren in den hemel maakte, zou die zaak kunnen 96 2Kon 7:19 | de HEERE vensteren in den hemel maakte, zou het ook naar 97 2Kon 15:27 | van Israel van onder den hemel verdelgen zou; maar Hij 98 2Kon 21:15 | der aarde, Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt. ~ 99 1Kro 22:16 | tussen de aarde en tussen den hemel, met zijn uitgetrokken zwaard 100 1Kro 22:26 | Hij hem door vuur uit den hemel, op het brandofferaltaar. ~ 101 1Kro 30:11 | want alles, wat in den hemel en op aarde is, is Uw: Uw, 102 2Kro 2:6 | dewijl de hemelen, ja, de hemel der hemelen, Hem niet bevatten 103 2Kro 2:12 | de God Israels, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, 104 2Kro 7:13 | zijn handen uit naar den hemel.) ~ 105 2Kro 7:14 | geen God gelijk Gij, in den hemel noch op de aarde, houdende 106 2Kro 7:18 | Ziet de hemelen, ja, de hemel der hemelen, zouden U niet 107 2Kro 7:21 | plaats Uwer woning, uit den hemel, ja, hoor, en vergeef. ~ 108 2Kro 7:23 | 23 Hoor Gij dan uit den hemel, en doe, en richt Uw knechten, 109 2Kro 7:25 | 25 Hoor Gij dan uit den hemel, en vergeef de zonden van 110 2Kro 7:26 | 26 Als de hemel zal gesloten zijn, dat er 111 2Kro 7:27 | 27 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonden Uwer 112 2Kro 7:30 | 30 Hoor Gij dan uit den hemel, de vaste plaats Uwer woning, 113 2Kro 7:33 | 33 Hoor Gij dan uit den hemel, uit de vaste plaats Uwer 114 2Kro 7:35 | 35 Hoor dan uit den hemel hun gebed en hun smeking, 115 2Kro 7:39 | 39 Hoor dan uit den hemel, uit de vaste plaats Uwer 116 2Kro 8:1 | daalde het vuur van den hemel, en verteerde het brandoffer 117 2Kro 8:13 | 13 Zo Ik den hemel toesluite, dat er geen regen 118 2Kro 8:14 | wegen; zo zal Ik uit den hemel horen, en hun zonden vergeven, 119 2Kro 21:6 | zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser 120 2Kro 28:9 | toornigheid, die tot aan den hemel raakt. ~ 121 2Kro 30:27 | Zijn heilige woning in den hemel. ~  ~  ~  122 2Kro 32:20 | en zij riepen naar den hemel. ~ 123 Ezra 9:6 | groot geworden tot aan den hemel. ~ 124 Neh 2:4 | Toen bad ik tot God van den hemel. ~ 125 Neh 2:20 | zeide tot hen: God van den hemel, Die zal het ons doen gelukken, 126 Neh 9:6 | alleen, Gij hebt gemaakt den hemel, den hemel der hemelen, 127 Neh 9:6 | hebt gemaakt den hemel, den hemel der hemelen, en al hun heir, 128 Neh 9:13 | met hen gesproken uit den hemel; en Gij hebt hun gegeven 129 Neh 9:15 | Gij hebt hun brood uit den hemel gegeven voor hun honger, 130 Neh 9:27 | riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en hun naar Uw 131 Neh 9:28 | zo hebt Gij hen van den hemel gehoord, en hebt hen naar 132 Job 1:16 | Het vuur Gods viel uit den hemel, en ontstak onder de schapen 133 Job 2:12 | op hun hoofden naar den hemel. ~ 134 Job 16:19 | 19 Ook nu, zie, in den hemel is mijn Getuige, en mijn 135 Job 20:6 | Wanneer zijn hoogheid tot den hemel toe opklomme, en zijn hoofd 136 Job 20:27 | 27 De hemel zal zijn ongerechtigheid 137 Job 35:5 | 5 Bemerk den hemel en zie; en aanschouw de 138 Job 36:36 | rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden 139 Job 36:54 | als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en 140 Job 40:2 | vergelden? Wat onder den gansen hemel is, is het Mijne. ~ 141 Psa 2:4 | 4 Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE 142 Psa 8:4 | 4 Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, 143 Psa 11:4 | des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, 144 Psa 14:2 | 2De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, 145 Psa 18:10 | 10 En Hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid 146 Psa 18:14 | de HEERE donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf 147 Psa 20:7 | zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil 148 Psa 33:13 | De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen. ~ 149 Psa 34:13 | De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen. 150 Psa 50:4 | 4 Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, 151 Psa 53:3 | 3God heeft van den hemel nedergezien op de mensenkinderen, 152 Psa 57:4 | 4 Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen, 153 Psa 68:34 | Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds 154 Psa 69:35 | 35 Dat Hem prijzen de hemel en de aarde, de zeeen, en 155 Psa 73:9 | zetten hun mond tegen den hemel, en hun tong wandelt op 156 Psa 73:25 | Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets 157 Psa 76:9 | een oordeel horen uit den hemel; de aarde vreesde en werd 158 Psa 78:26 | oostenwind voort in den hemel, en voerde den zuidenwind 159 Psa 80:15 | weder; aanschouw uit den hemel, en zie, en bezoek dezen 160 Psa 85:12 | gerechtigheid zal van den hemel nederzien. ~ 161 Psa 89:7 | 7 Want wie mag in den hemel tegen den HEERE geschat 162 Psa 89:12 | 12 De hemel is Uwe, ook is de aarde 163 Psa 89:38 | maan; en de Getuige in den hemel is getrouw. Sela. ~ 164 Psa 102:20 | gezien; dat de HEERE uit den hemel op de aarde geschouwd zal 165 Psa 103:11 | 11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn 166 Psa 104:2 | een kleed; Hij rekt den hemel uit als een gordijn. ~ 167 Psa 107:26 | 26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in 168 Psa 113:6 | 6Die zeer laag ziet, in den hemel en op de aarde. ~ 169 Psa 115:3 | Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. ~ 170 Psa 115:15 | HEERE gezegend, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft. ~ 171 Psa 115:16 | 16 Aangaande den hemel, de hemel is des HEEREN; 172 Psa 115:16 | Aangaande den hemel, de hemel is des HEEREN; maar de aarde 173 Psa 121:2 | hulp is van den HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. 174 Psa 124:8 | den Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft. ~  ~ 175 Psa 134:3 | u uit Sion, Hij, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft. ~  ~ 176 Psa 139:8 | 8 Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde 177 Psa 146:6 | 6 Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, 178 Psa 148:13 | is over de aarde en den hemel. ~ 179 Spre 23:5 | een arend, die naar den hemel vliegt. ~ 180 Spre 30:4 | 4      Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? 181 Spre 30:19 | De weg eens arends in den hemel; de weg ener slang op een 182 Pred 1:13 | wat er geschiedt onder den hemel. Deze moeilijke bezigheid 183 Pred 2:3 | zij doen zouden onder den hemel, gedurende het getal der 184 Pred 3:1 | alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. ~ 185 Pred 5:1 | aangezicht; want God is in den hemel, en gij zijt op de aarde; 186 Jes 13:13 | 13      Daarom zal Ik den hemel beroeren, en de aarde zal 187 Jes 14:12 | Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, o morgenster, 188 Jes 14:13 | zeidet in uw hart: Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon 189 Jes 34:5 | dronken geworden in den hemel; ziet, het zal ten oordeel 190 Jes 37:16 | der aarde; Gij hebt den hemel en de aarde      gemaakt! ~ 191 Jes 44:24 | Die alles doet, Die den hemel uitbreidt, Ik alleen, en 192 Jes 47:13 | laat nu opstaan, die den hemel waarnemen, die in de sterren 193 Jes 50:3 | 3      Ik bekleed den hemel met zwartheid, en stel een 194 Jes 51:6 | ulieder ogen op naar den hemel, en aanschouwt de aarde 195 Jes 51:6 | de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, 196 Jes 51:16 | schaduw Mijner hand; om den hemel te planten, en om de aarde 197 Jes 55:10 | regen en de sneeuw van den hemel nederdaalt, en derwaarts 198 Jes 56:10 | regen en de sneeuw van den hemel nederdaalt, en derwaarts 199 Jes 64:15 | 15      Zie van den hemel af, en aanschouw van Uw 200 Jes 67:1 | Alzo zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon, en de aarde 201 Jes 67:22 | Want gelijk als die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, die 202 Jer 4:23 | woest en ledig; ook naar den hemel, en zijn licht was er niet. ~ 203 Jer 4:28 | de aarde treuren, en de hemel daarboven zwart zijn; omdat 204 Jer 8:7 | Zelfs een ooievaar aan den hemel weet zijn gezette tijden, 205 Jer 10:11 | zeggen: De goden, die den hemel en de aarde niet gemaakt 206 Jer 10:11 | aarde, en van onder dezen hemel.) ~ 207 Jer 10:12 | door Zijn wijsheid, en den hemel uitgebreid door Zijn verstand. ~ 208 Jer 10:13 | gedruis van wateren in den hemel, en Hij doet de dampen opklimmen 209 Jer 14:22 | doen regenen, of kan de hemel druppelen geven? Zijt Gij 210 Jer 23:24 | HEERE; vervul Ik niet den hemel en de aarde? spreekt de 211 Jer 51:9 | oordeel reikt tot aan den hemel, en is verheven      tot 212 Jer 51:15 | door Zijn wijsheid, en den hemel uitgebreid door Zijn verstand; ~ 213 Jer 51:16 | gedruis van wateren in den hemel, en Hij doet de dampen opklimmen 214 Jer 51:48 | 48      En de hemel en de aarde, mitsgaders 215 Jer 51:53 | 53      Al klom Babel ten hemel op, en al maakte zij vast 216 Klaa 1:23 | heerlijkheid van Israel van den hemel op de aarde nedergeworpen; 217 Klaa 1:85 | de handen, tot God in den hemel, zeggende: ~ 218 Klaa 1:94 | Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe, en het zie. ~ 219 Klaa 1:110| verdelg ze van onder den hemel des HEEREN. ~  ~Klaagliederen 220 Eze 8:3 | tussen de aarde en tussen den hemel, en bracht mij in de gezichten      221 Eze 32:7 | zal uitblussen, zal Ik den hemel bedekken, en zijn sterren 222 Eze 32:8 | lichtende lichten aan den hemel, die zal Ik om uwentwil 223 Dan 2:28 | Maar er is een God in den hemel, Die verborgenheden openbaart, 224 Dan 4:11 | zijn hoogte reikte aan den hemel, en hij werd gezien tot 225 Dan 4:13 | heilige, kwam af van den hemel, ~ 226 Dan 4:20 | wiens hoogte tot aan den hemel reikte, en die over het 227 Dan 4:22 | gewassen, dat zij reikt aan den hemel, en uw heerschappij aan 228 Dan 4:23 | heilige gezien heeft, van den hemel afkomende, die zeide: Houwt 229 Dan 4:26 | zult bekend hebben, dat de Hemel heerst. ~ 230 Dan 4:31 | viel er een stem uit den hemel: U, o koning Nebukadnezar! 231 Dan 4:34 | Nebukadnezar, mijn ogen op ten hemel, want mijn verstand kwam 232 Dan 6:28 | tekenen en wonderen in den hemel en op de aarde; Die heeft 233 Dan 7:27 | koninkrijken onder den gansen hemel, zal gegeven worden den 234 Dan 9:12 | is      onder den gansen hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied 235 Dan 12:7 | Zijn linkerhand op naar den hemel, en zwoer bij Dien, Die      236 Hos 2:20 | spreekt de HEERE; Ik zal den hemel verhoren, en die zal de 237 Joe 2:10 | deszelfs aangezicht, de hemel beeft; de zon en maan worden 238 Joe 2:30 | wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en 239 Joe 3:16 | Jeruzalem Zijn stem geven, dat hemel en aarde beven zullen; maar 240 Amos 9:2 | en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen 241 Amos 9:6 | Die Zijn opperzalen in den hemel bouwt, en Zijn benden heeft 242 Nah 3:16 | dan er sterren aan den hemel zijn; de kevers zullen invallen, 243 Zac 5:9 | tussen de aarde en tussen den hemel. ~ 244 Zac 12:1 | De HEERE spreekt, Die den hemel uitbreidt, en de aarde grondvest, 245 Matt 5:18 | voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, 246 Matt 5:34 | ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; ~ 247 Matt 6:10 | geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde. ~ 248 Matt 6:20 | vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest 249 Matt 11:23 | Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult 250 Matt 14:19 | opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve; en als 251 Matt 16:1 | Hij hun een teken uit den hemel zou tonen. ~ 252 Matt 16:2 | gij: Schoon weder; want de hemel is rood; ~ 253 Matt 16:3 | Heden onweder; want de hemel is droevig rood. Gij geveinsden! 254 Matt 18:18 | aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen; en al wat 255 Matt 18:18 | ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen. ~ 256 Matt 19:21 | zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg 257 Matt 21:25 | van waar was die, uit de hemel, of uit de mensen? En zij 258 Matt 21:25 | Indien wij zeggen: Uit de hemel; zo zal Hij ons zeggen: 259 Matt 22:30 | zijn als engelen Gods in de hemel. ~ 260 Matt 23:22 | 22 En wie zweert bij den hemel, die zweert bij den troon 261 Matt 24:29 | de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der 262 Matt 24:30 | 30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van 263 Matt 24:35 | 35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, 264 Matt 28:2 | Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe, en wentelde de 265 Matt 28:18 | is gegeven alle macht in hemel en op aarde. ~ 266 Mark 6:41 | had, zag Hij op naar den hemel, zegende en brak de broden, 267 Mark 7:34 | opwaarts ziende naar den hemel, zuchtte Hij, en zeide tot 268 Mark 8:11 | van Hem een teken van den hemel, Hem verzoekende. ~ 269 Mark 10:21 | een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, neem 270 Mark 11:30 | Johannes, was die uit den hemel, of uit de mensen? Antwoordt 271 Mark 11:31 | Indien wij zeggen: Uit den hemel, zo zal Hij zeggen: Waarom 272 Mark 13:31 | 31 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan; 273 Mark 13:32 | noch de engelen, die in de hemel zijn, noch de Zoon, dan 274 Mark 16:19 | had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechter 275 Luk 2:15 | weggevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander 276 Luk 3:21 | gedoopt was, en bad, dat de hemel geopend werd; ~ 277 Luk 3:22 | stem geschiedde uit den hemel, zeggende: Gij zijt Mijn 278 Luk 4:25 | dagen van Elias, toen de hemel drie jaren en zes maanden 279 Luk 6:23 | uw loon is groot in den hemel; want hun vaders deden desgelijks 280 Luk 9:16 | hebbende, zag op naar den hemel, en zegende die, en brak 281 Luk 9:54 | zeggen, dat vuur van den hemel nederdale, en dezen verslinde, 282 Luk 10:15 | Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult 283 Luk 10:18 | als een bliksem, uit den hemel vallen. ~ 284 Luk 11:2 | geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde. ~ 285 Luk 11:16 | van Hem een teken uit den hemel. ~ 286 Luk 15:7 | blijdschap zal zijn in den hemel over een zondaar, die zich 287 Luk 15:18 | heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u; ~ 288 Luk 15:21 | heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u, en ben niet 289 Luk 16:17 | En het is lichter, dat de hemel en de aarde voorbijgaan, 290 Luk 17:24 | het ene einde onder den hemel bliksemt, tot het andere 291 Luk 17:24 | tot het andere onder den hemel schijnt, alzo zal ook de 292 Luk 17:29 | het vuur en sulfer van den hemel, en verdierf ze allen. ~ 293 Luk 18:13 | ogen niet opheffen naar den hemel, maar sloeg op zijn borst, 294 Luk 18:22 | een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg 295 Luk 19:38 | Heeren! Vrede zij in den hemel, en heerlijkheid in de hoogste 296 Luk 20:4 | Johannes, was die uit den Hemel, of uit de mensen? ~ 297 Luk 20:5 | Indien wij zeggen: Uit den Hemel; zo zal Hij zeggen: Waarom 298 Luk 21:11 | en grote tekenen van den hemel geschieden. ~ 299 Luk 21:33 | 33 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, 300 Luk 22:43 | gezien een engel uit den hemel, die Hem versterkte. ~ 301 Luk 24:51 | en werd opgenomen in den hemel. ~ 302 Joha 1:32 | zien nederdalen uit den hemel, gelijk een duif, en bleef 303 Joha 1:52 | Van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de engelen 304 Joha 3:13 | niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen 305 Joha 3:13 | den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is, namelijk 306 Joha 3:13 | Zoon des mensen, Die in de hemel is. ~ 307 Joha 3:27 | aannemen, zo het hem uit de hemel niet gegeven zij. ~ 308 Joha 3:31 | uit de aarde. Die uit den hemel komt, is boven allen. ~ 309 Joha 6:31 | gaf hun het brood uit den hemel te eten. ~ 310 Joha 6:32 | gegeven het brood uit den hemel; maar Mijn Vader geeft u 311 Joha 6:32 | u dat ware Brood uit den hemel. ~ 312 Joha 6:33 | Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld 313 Joha 6:38 | 38 Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat 314 Joha 6:41 | ben het Brood, Dat uit den hemel nedergedaald is. ~ 315 Joha 6:42 | Deze dan: Ik ben uit den hemel nedergedaald? ~ 316 Joha 6:50 | is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens 317 Joha 6:51 | levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand 318 Joha 6:58 | is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk 319 Joha 12:28 | kwam dan een stem uit den hemel, zeggende: En Ik heb Hem 320 Joha 17:1 | hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, de ure 321 Hand 1:10 | alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, 322 Hand 1:11 | gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen 323 Hand 1:11 | van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs 324 Hand 1:11 | gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. ~ 325 Hand 2:2 | geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van 326 Hand 2:5 | dergenen, die onder den hemel zijn. ~ 327 Hand 2:19 | zal wonderen geven in den hemel boven, en tekenen op de 328 Hand 3:21 | 21 Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden 329 Hand 4:12 | want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder 330 Hand 4:24 | God, Die gemaakt hebt den hemel, en de aarde, en de zee, 331 Hand 5:11 | 11 En hij zag den hemel geopend, en een zeker vat 332 Hand 5:16 | wederom opgenomen in den hemel. ~ 333 Hand 6:5 | hoeken nedergelaten uit den hemel, en het kwam tot bij mij; ~ 334 Hand 6:9 | ten tweeden male uit den hemel: Hetgeen God gereinigd heeft, 335 Hand 6:10 | wederom opgetrokken in den hemel. ~ 336 Hand 8:15 | God, Die gemaakt heeft den hemel, en de aarde, en de zee, 337 Hand 8:17 | heeft, goed doende van den hemel, ons regen en vruchtbare 338 Hand 13:35 | van het beeld, dat uit den hemel gevallen is? ~ 339 Hand 16:6 | middag, dat snellijk uit den hemel een groot licht mij rondom 340 Hand 20:13 | den glans der zon, van den hemel mij en degenen, die met 341 Rom 1:18 | wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid, 342 Rom 10:6 | uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is Christus 343 1Kor 8:5 | genaamd worden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde (gelijk 344 1Kor 15:47 | Mens is de Heere uit den hemel. ~ 345 2Kor 5:2 | onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden. ~ 346 2Kor 12:2 | geweest tot in den derden hemel; ~ 347 Gal 1:8 | wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, 348 Efez 1:3 | geestelijke zegening in den hemel in Christus. ~ 349 Efez 1:10 | Christus, beide dat in den hemel is, en dat op de aarde is; ~ 350 Efez 1:20 | Zijn rechter hand in den hemel; ~ 351 Efez 2:6 | heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus; ~ 352 Efez 3:10 | overheden en de machten in den hemel de veelvuldige wijsheid 353 Fili 2:10 | knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en 354 Kol 1:23 | kreature, die onder den hemel is; van hetwelk ik Paulus 355 1The 4:16 | Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven 356 2The 1:7 | den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht; ~ 357 Heb 9:24 | van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen 358 Heb 12:26 | alleen de aarde, maar ook den hemel. ~ 359 Jako 5:12 | zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch 360 Jako 5:18 | En hij bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht 361 1Pet 1:12 | Heilige Geest, Die van den hemel gezonden is; in welke dingen 362 1Pet 3:22 | hand Gods, opgevaren ten hemel, de engelen, en machten, 363 2Pet 1:18 | gehoord, als zij van de hemel gebracht is geweest, toen 364 1Joh 5:7 | er, Die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en 365 Open 3:12 | Jeruzalems, dat uit den hemel van Mijn God afdaalt, en 366 Open 4:1 | deur was geopend in den hemel; en de eerste stem, die 367 Open 4:2 | was een troon gezet in den hemel, en er zat Een op den troon. ~ 368 Open 5:3 | 3 En niemand in den hemel, noch op de aarde, noch 369 Open 5:13 | alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder 370 Open 6:14 | 14 En de hemel is weggeweken, als een boek, 371 Open 8:1 | er een stilzwijgen in den hemel, omtrent van een half uur. ~ 372 Open 8:10 | fakkel, gevallen uit den hemel, en is gevallen op het derde 373 Open 9:1 | een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd 374 Open 10:1 | engel, afkomende van den hemel, die bekleed was met een 375 Open 10:4 | hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Verzegel, 376 Open 10:5 | hief zijn hand op naar den hemel; ~ 377 Open 10:6 | alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen 378 Open 10:8 | die ik gehoord had uit den hemel, sprak wederom met mij, 379 Open 11:6 | 6 Dezen hebben macht den hemel te sluiten, opdat geen regen 380 Open 11:12 | hoorden een grote stem uit den hemel, die tot hen zeide: Komt 381 Open 11:12 | En zij voeren op naar den hemel in de wolk; en hun vijanden 382 Open 11:15 | geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken 383 Open 11:19 | En de tempel Gods in de hemel is geopend geworden, en 384 Open 12:1 | groot teken gezien in den hemel; namelijk een vrouw, bekleed 385 Open 12:3 | ander teken gezien in den hemel; en ziet, er was een grote 386 Open 12:7 | En er werd krijg in den hemel; Michael en zijn engelen 387 Open 12:8 | niet meer gevonden in den hemel. ~ 388 Open 12:10 | grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid, en 389 Open 13:6 | tabernakel, en die in den hemel wonen. ~ 390 Open 13:13 | zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde, 391 Open 14:2 | hoorde een stem uit den hemel, als een stem veler wateren, 392 Open 14:7 | en aanbidt Hem, Die den hemel, en de aarde, en de zee, 393 Open 14:13 | hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Schrijf, 394 Open 14:17 | uit den tempel, die in den hemel is, hebbende ook zelf een 395 Open 15:1 | wonderlijk teken in den hemel; namelijk zeven engelen, 396 Open 15:5 | tabernakels der getuigenis in den hemel werd geopend. ~ 397 Open 16:21 | zwaar, viel neder uit den hemel op de mensen; en de mensen 398 Open 18:1 | anderen engel afkomen uit den hemel, hebbende grote macht, en 399 Open 18:4 | een andere stem uit den hemel, zeggende: Gaat uit van 400 Open 18:5 | de andere gevolgd tot den hemel toe, en God is harer ongerechtigheden 401 Open 18:20 | Bedrijft vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen, 402 Open 19:1 | ener grote schare in den hemel, zeggende: Halleluja, de 403 Open 19:11 | 11 En ik zag den hemel geopend; en ziet, een wit 404 Open 19:14 | En de heirlegers in den hemel volgden Hem op witte paarden, 405 Open 20:1 | een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des 406 Open 20:9 | vuur neder van God uit den hemel, en heeft hen verslonden. ~ 407 Open 20:11 | aangezicht de aarde en de hemel wegvloden, en geen plaats 408 Open 21:1 | 1 En ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; want 409 Open 21:1 | nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was 410 Open 21:2 | nederdalende van God uit den hemel, toebereid als een bruid, 411 Open 21:3 | hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel 412 Open 21:10 | Jeruzalem, nederdalende uit den hemel van God. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License