Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
2zij 1
2zo 2
3 1198
30 405
31 379
32 337
33 311
Frequency    [«  »]
411 volken
409 heidenen
408 goed
405 30
404 gezegd
404 heen
404 priester

Bijbel

IntraText - Concordances

30

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:30 | 30 Maar aan al het gedierte 2 Gen 5:30 | 30 En Lamech leefde, nadat 3 Gen 10:30 | 30 En hun woning was van Mescha 4 Gen 11:30 | 30 En Sarai was onvruchtbaar; 5 Gen 17:30 | 30 Voorts zeide hij: Dat toch 6 Gen 18:30 | 30 En Lot toog op uit Zoar, 7 Gen 20:30 | 30 En hij zeide: Dat gij de 8 Gen 23:30 | 30 En het geschiedde, als hij 9 Gen 23:97 | 30 En Ezau zeide tot Jakob: 10 Gen 24:30 | 30 Toen maakte hij hun een 11 Gen 25:30 | 30 En het geschiedde, als Izak 12 Gen 27:30 | 30 En hij ging ook in tot Rachel, 13 Gen 27:35 | Genesis 30 ~ 14 Gen 27:65 | 30 Want het weinige, dat gij 15 Gen 28:30 | 30 En nu, gij hebt immers willen 16 Gen 29:30 | 30 En Jakob noemde den naam 17 Gen 31:30 | 30 Toen zeide Jakob tot Simeon 18 Gen 33:30 | 30 De vorst Dison, de vorst 19 Gen 34:30 | 30 En hij keerde weder tot 20 Gen 35:30 | 30 En daarna kwam zijn broeder 21 Gen 37:30 | 30 Maar na dezelve zullen er 22 Gen 38:30 | 30 Die man, de heer van dat 23 Gen 39:30 | 30 En Jozef haastte zich; want 24 Gen 40:30 | 30 Nu dan, als ik tot uw knecht, 25 Gen 42:30 | 30 En Israel zeide tot Jozef: 26 Gen 43:30 | 30 Maar dat ik bij mijn vaderen 27 Gen 45:30 | 30 In de spelonk, welke is 28 Exo 4:30 | 30 En Aaron sprak al de woorden, 29 Exo 8:30 | 30 Toen ging Mozes uit van 30 Exo 9:30 | 30 Nochtans u en uw knechten 31 Exo 12:30 | 30 En Farao stond op bij nacht, 32 Exo 14:30 | 30 Alzo verloste de HEERE Israel 33 Exo 16:30 | 30 Alzo rustte het volk op 34 Exo 21:30 | 30 Indien hem losgeld opgelegd 35 Exo 22:30 | 30 Desgelijks zult gij doen 36 Exo 23:30 | 30 Ik zal hen allengskens van 37 Exo 25:30 | 30 En gij zult op deze tafel 38 Exo 26:30 | 30 Dan zult gij den tabernakel 39 Exo 28:30 | 30 Gij zult ook in den borstlap 40 Exo 29:30 | 30 Zeven dagen zal hij ze aantrekken, 41 Exo 30 | 30 ~ 42 Exo 30:30 | 30 Gij zult ook Aaron en zijn 43 Exo 32:30 | 30 En het geschiedde des anderen 44 Exo 33:30 | 30 En het geschiedde des anderen 45 Exo 34:53 | 30 Als nu Aaron en al de kinderen 46 Exo 35:30 | 30 Daarna zeide Mozes tot de 47 Exo 36:30 | 30 Alzo waren er acht berderen 48 Exo 38:30 | 30 En hij maakte daarvan de 49 Exo 39:30 | 30 Zij maakten ook de plaat 50 Exo 40:30 | 30 Hij zette ook het wasvat 51 Lev 4:30 | 30 Daarna zal de priester van 52 Lev 6:30 | 30 Maar geen zondoffer, van 53 Lev 7:30 | 30 Zijn handen zullen de vuurofferen 54 Lev 8:30 | 30 Mozes nam ook van de zalfolie, 55 Lev 11:30 | 30 En de zwijnegel, en de krokodil, 56 Lev 13:30 | 30 En de priester die plaag 57 Lev 14:30 | 30 Daarna zal hij de ene van 58 Lev 15:30 | 30 Dan zal de priester een 59 Lev 16:30 | 30 Want op dien dag zal hij 60 Lev 18:30 | 30 Daarom zult gij Mijn bevel 61 Lev 19:30 | 30 Gij zult Mijn sabbatten 62 Lev 22:30 | 30 Het zal op denzelfden dag 63 Lev 22:61 | 30 Ook alle ziel, die enig 64 Lev 24:30 | 30 Maar is het, dat het niet 65 Lev 25:30 | 30 En Ik zal uw hoogten verderven, 66 Lev 26:30 | 30 Ook alle tienden des lands, 67 Num 1:30 | 30 Van de zonen van Zebulon, 68 Num 2:30 | 30 Zijn heir nu, en zijn getelden 69 Num 3:30 | 30 De overste nu van het vaderlijke 70 Num 4:30 | 30 Gij zult hen tellen van 71 Num 5:30 | 30 Of als over en man die ijvergeest 72 Num 7:30 | 30 Op den vierden dag offerde 73 Num 10:30 | 30 Doch hij zeide tot hem: 74 Num 11:30 | 30 Daarna verzamelde zich Mozes 75 Num 13:30 | 30 Toen stilde Kaleb het volk 76 Num 14:30 | 30 Zo gij in dat land komt, 77 Num 15:30 | 30 Maar de ziel, die iets gedaan 78 Num 16:30 | 30 Maar indien de HEERE wat 79 Num 18:43 | 30 Gij zult dan tot hen zeggen: 80 Num 19:30 | 30 Gij zult dan tot hen zeggen: 81 Num 21:30 | 30 En wij hebben hen nedergeveld! 82 Num 22:30 | 30 De ezelin nu zeide tot Bileam: 83 Num 23:30 | 30 Balak nu deed, gelijk als 84 Num 26:30 | 30 Dit zijn de zonen van Gilead: 85 Num 28:30 | 30 Een geitenbok, om voor u 86 Num 29:30 | 30 En hun spijsoffer, en hun 87 Num 30 | 30 ~ 88 Num 31:30 | 30 Maar van de helft der kinderen 89 Num 31:83 | 30 Maar indien zij niet toegerust 90 Num 32:30 | 30 En zij verreisden van Hasmona, 91 Num 34:30 | 30 Al wie de ziel slaat, naar 92 Deu 1:30 | 30 De HEERE, uw God, Die voor 93 Deu 2:30 | 30 Maar Sihon, de koning van 94 Deu 4:30 | 30 Wanneer gij in angst zult 95 Deu 5:30 | 30 Ga, zeg hun: Keert weder 96 Deu 11:30 | 30 Zijn zij niet aan gene zijde 97 Deu 12:30 | 30 Wacht u, dat gij niet verstrikt 98 Deu 22:30 | 30 Een man zal zijns vaders 99 Deu 28:30 | 30 Gij zult een vrouw ondertrouwen, 100 Deu 30 | 30 ~ 101 Deu 31:30 | 30 Toen sprak Mozes, voor de 102 Deu 32:30 | 30 Hoe zoude een enige duizend 103 Joz 8:30 | 30 Toen bouwde Jozua een altaar 104 Joz 10:30 | 30 En de HEERE gaf dezelve 105 Joz 13:30 | 30 Zodat hun landpale was van 106 Joz 15:30 | 30 En Eltholad, en Chesil, 107 Joz 19:30 | 30 En Umma, en Afek, en Rehob; 108 Joz 22:3 | 30 En van den stam van Aser, 109 Joz 23:30 | 30 Toen de priester Pinehas, 110 Joz 25:30 | 30 En zij begroeven hem in 111 Ric 1:30 | 30 Zebulon verdreef de inwoners 112 Ric 3:30 | 30 Alzo werd Moab te dien dage 113 Ric 4:54 | 30 Zouden zij dan de buit niet 114 Ric 5:30 | 30 Toen zeiden de mannen van 115 Ric 7:30 | 30 Gideon nu had zeventig zonen, 116 Ric 8:30 | 30 Als Zebul, de overste der 117 Ric 10:30 | 30 En Jeftha beloofde den HEERE 118 Ric 15:30 | 30 En Simson zeide: Mijn ziel 119 Ric 17:30 | 30 En de kinderen van Dan richtten 120 Ric 18:30 | 30 En het geschiedde, dat al 121 Ric 19:30 | 30 En de kinderen Israels togen 122 1Sa 2:30 | 30 Daarom spreekt de HEERE, 123 1Sa 14:30 | 30 Hoe veel meer, indien het 124 1Sa 15:30 | 30 Hij dan zeide: Ik heb gezondigd; 125 1Sa 17:30 | 30 En hij wendde zich af van 126 1Sa 18:30 | 30 Als de vorsten der Filistijnen 127 1Sa 20:30 | 30 Toen ontstak de toorn van 128 1Sa 25:30 | 30 En het zal geschieden, als 129 1Sa 30 | 1 Samuël 30 ~ 130 1Sa 30:30 | 30 En tot die te Horma, en 131 2Sa 2:30 | 30 Joab keerde ook weder van 132 2Sa 3:30 | 30 Alzo hebben Joab en zijn 133 2Sa 12:30 | 30 En hij nam de kroon haars 134 2Sa 13:30 | 30 En het geschiedde, als zij 135 2Sa 14:30 | 30 Zo zeide hij tot zijn knechten: 136 2Sa 15:30 | 30 En David ging op door den 137 2Sa 18:30 | 30 En de koning zeide: Ga om, 138 2Sa 19:30 | 30 En Mefiboseth zeide tot 139 2Sa 22:30 | 30 Want met U loop ik door 140 2Sa 23:30 | 30 Benaja, de Pirhathoniet; 141 1Kon 1:30| 30 Voorzeker, gelijk als ik 142 1Kon 2:30| 30 En Benaja kwam tot de tent 143 1Kon 4:30| 30 En de wijsheid van Salomo 144 1Kon 6:30| 30 Daartoe overtoog hij den 145 1Kon 7:30| 30 En een stelling had vier 146 1Kon 8:30| 30 Hoor dan naar de smeking 147 1Kon 11:30| 30 Zo vatte Ahia het nieuwe 148 1Kon 12:30| 30 En deze zaak werd tot zonde; 149 1Kon 13:30| 30 En hij legde zijn dood lichaam 150 1Kon 14:30| 30 En er was krijg tussen Rehabeam 151 1Kon 15:30| 30 Om de zonden van Jerobeam, 152 1Kon 16:30| 30 En Achab, den zoon van Omri, 153 1Kon 18:30| 30 Toen zeide Elia tot het 154 1Kon 20:30| 30 En de overgeblevenen vloden 155 1Kon 22:30| 30 En de koning van Israel 156 2Kon 4:30| 30 Doch de moeder van den jongen 157 2Kon 6:30| 30 En het geschiedde, als de 158 2Kon 9:30| 30 En Jehu kwam te Jizreel. 159 2Kon 10:30| 30 De HEERE dan zeide tot Jehu: 160 2Kon 16:30| 30 En Hosea, de zoon van Ela, 161 2Kon 19:30| 30 Want de lieden van Babel 162 2Kon 20:30| 30 Daartoe dat Hizkia u niet 163 2Kon 21:30| 30 Want het ontkomene, dat 164 2Kon 25:30| 30 En zijn knechten voerden 165 2Kon 27:30| 30 En aangaande zijn tering, 166 1Kro 1:30| 30 Misma en Duma, Massa, Hadad 167 1Kro 2:30| 30 En de kinderen van Nadab 168 1Kro 4:30| 30 En te Bethuel, en te Horma, 169 1Kro 6:30| 30 Zijn zoon Simea; zijn zoon 170 1Kro 7:30| 30 De kinderen van Aser waren 171 1Kro 8:30| 30 En zijn eerstgeboren zoon 172 1Kro 9:30| 30 En uit de zonen der priesteren 173 1Kro 11:30| 30 Maharai, de Netofathiet; 174 1Kro 12:30| 30 En van de kinderen van Efraim, 175 1Kro 16:30| 30 Schrikt voor Zijn aangezicht, 176 1Kro 22:30| 30 David nu kon niet heengaan 177 1Kro 24:30| 30 En om alle morgens te staan, 178 1Kro 25:30| 30 En de kinderen van Musi 179 1Kro 26:30| 30 Het drie en twintigste voor 180 1Kro 27:30| 30 Van de Hebronieten was Hasabja, 181 1Kro 28:30| 30 En over de kemelen was Obil, 182 1Kro 30:30| 30 Met al zijn koninkrijk, 183 2Kro 7:30| 30 Hoor Gij dan uit den hemel, 184 2Kro 10:30| 30 En Salomo regeerde te Jeruzalem 185 2Kro 19:30| 30 De koning nu van Syrie had 186 2Kro 21:30| 30 Alzo was het koninkrijk 187 2Kro 29:30| 30 Daarna zeide de koning Jehizkia, 188 2Kro 30 | 30 ~ 189 2Kro 32:30| 30 Doch Jehizkia stopte ook 190 2Kro 34:30| 30 En de koning ging op in 191 Ezra 2:30| 30 De kinderen van Magbis, 192 Ezra 8:30| 30 Toen ontvingen de priesters 193 Ezra 10:30| 30 En van de kinderen van Pahath-Moab: 194 Neh 3:30 | 30 Na hem verbeterden Hananja, 195 Neh 7:30 | 30 De mannen van Rama en Gaba, 196 Neh 9:30 | 30 Doch Gij vertoogt het vele 197 Neh 10:30 | 30 En dat wij onze dochteren 198 Neh 11:30 | 30 Zanoah, Adullam en haar 199 Neh 12:30 | 30 En de priesters en de Levieten 200 Neh 13:30 | 30 Alzo reinigde ik hen van 201 Est 53:1 | 30 En hij zond de brieven aan 202 Job 6:30 | 30 Zou onrecht op mijn tong 203 Job 9:30 | 30 Indien ik mij wasse met 204 Job 15:30 | 30 Hij zal van de duisternis 205 Job 21:30 | 30 Dat de boze onttrokken wordt 206 Job 22:30 | 30 Ja, Hij zal dien bevrijden, 207 Job 30 | 30 ~ 208 Job 30:30 | 30 Mijn huid is zwart geworden 209 Job 31:30 | 30 (Ook heb ik mijn gehemelte 210 Job 33:30 | 30 Opdat hij zijn ziel afkere 211 Job 34:30 | 30 Opdat de huichelachtige 212 Job 36:30 | 30 Zie, Hij breidt over hem 213 Job 37:30 | 30 Als met een steen verbergen 214 Job 38:30 | 30 Is het naar uw bevel, dat 215 Psa 18:30 | 30 Want met U loop ik door 216 Psa 22:30 | 30 Alle vetten op aarde zullen 217 Psa 30 | 30 ~ 218 Psa 38:30 | 30 Pe. De mond des rechtvaardigen 219 Psa 68:30 | 30 Om Uws tempels wil te Jeruzalem, 220 Psa 69:30 | 30 Doch ik ben ellendig en 221 Psa 78:30 | 30 Zij waren nog niet vervreemd 222 Psa 89:30 | 30 En Ik zal zijn zaad in eeuwigheid 223 Psa 104:30 | 30 Zendt Gij Uw Geest uit, 224 Psa 105:30 | 30 Hun land bracht vorsen voort 225 Psa 106:30 | 30 Toen stond Pinehas op, en 226 Psa 107:30 | 30 Dan zijn zij verblijd, omdat 227 Psa 109:30 | 30 Ik zal den HEERE met mijn 228 Psa 119:30 | 30  Ik heb verkoren den weg 229 Spre 1:30| 30      Zij hebben in Mijn 230 Spre 3:30| 30      Twist met een mens 231 Spre 6:30| 30      Men doet een dief geen 232 Spre 8:30| 30      Toen was Ik een voedsterling 233 Spre 10:30| 30      De rechtvaardige zal 234 Spre 11:30| 30      De vrucht des rechtvaardigen 235 Spre 14:30| 30      Een gezond hart is 236 Spre 15:30| 30      Het licht der ogen 237 Spre 16:30| 30      Hij sluit zijn ogen, 238 Spre 20:30| 30      Gezwellen der wonde 239 Spre 21:30| 30      Er is geen wijsheid, 240 Spre 23:30| 30      Bij degenen, die bij 241 Spre 24:30| 30      Ik ging voorbij den 242 Spre 30 | 30 ~ 243 Spre 30:30| 30      De oude leeuw geweldig 244 Spre 31:30| 30      Schin. De bevalligheid 245 Jes 1:30 | 30      Want gij zult zijn 246 Jes 5:30 | 30      En zij zullen tegen 247 Jes 10:30 | 30      Roep luide met uw stem, 248 Jes 14:30 | 30      En de eerstgeborenen 249 Jes 30 | 30 ~ 250 Jes 30:30 | 30      En de HEERE zal Zijn 251 Jes 37:30 | 30      En dat zij u een teken, 252 Jes 40:30 | 30      De jongen zullen moede 253 Jer 2:30 | 30      Tevergeefs heb Ik uw 254 Jer 4:30 | 30      Wat zult gij dan doen, 255 Jer 5:30 | 30      Een schrikkelijke en 256 Jer 6:30 | 30      Men noemt ze een verworpen 257 Jer 7:30 | 30      Want de kinderen van 258 Jer 22:30 | 30      Zo zegt de HEERE: Schrijft 259 Jer 23:30 | 30      Daarom, ziet, Ik wil 260 Jer 25:30 | 30      Gij zult dan al deze 261 Jer 29:30 | 30      Daarom geschiedde des 262 Jer 30 | 30 ~ 263 Jer 31:30 | 30      Maar een iegelijk zal 264 Jer 32:30 | 30      Want de kinderen Israels 265 Jer 36:30 | 30      Daarom zegt de HEERE 266 Jer 44:30 | 30      Alzo zegt de HEERE: 267 Jer 48:30 | 30      Ik ken zijn verbolgenheid, 268 Jer 49:30 | 30      Vliedt, zwerft fluks 269 Jer 50:30 | 30      Daarom zullen haar 270 Jer 51:30 | 30      Babels helden hebben 271 Jer 52:30 | 30      In het drie en twintigste 272 Klaa 1:74| 30      Jod. Hij geve zijn 273 Eze 16:30 | 30      Hoe zwak is uw hart ( 274 Eze 18:30 | 30      Daarom zal Ik u richten, 275 Eze 20:30 | 30      Daarom zeg tot het 276 Eze 21:30 | 30      Keer uw zwaard weder 277 Eze 22:30 | 30      Ik zocht nu een man 278 Eze 23:30 | 30      Deze dingen zal men 279 Eze 27:30 | 30      En zij zullen hun stem 280 Eze 30 | 30 ~ 281 Eze 32:30 | 30      Daar zijn de geweldigen 282 Eze 33:30 | 30      En gij, o mensenkind! 283 Eze 34:30 | 30      Maar zij zullen weten, 284 Eze 36:30 | 30      En Ik zal de vrucht 285 Eze 40:30 | 30      En er waren voorhuizen 286 Eze 44:30 | 30      En de eerstelingen 287 Eze 48:30 | 30      Voorts zullen dit de 288 Dan 2:30 | 30      Mij nu, mij is de verborgenheid 289 Dan 3:30 | 30      Toen maakte de koning 290 Dan 4:30 | 30      Sprak de koning, en 291 Dan 5:30 | 30      In dienzelfden nacht, 292 Dan 11:30 | 30      Want er zullen schepen 293 Joe 2:30 | 30      En Ik zal wondertekenen 294 Matt 5:30| 30 En indien uw rechterhand 295 Matt 6:30| 30 Indien nu God het gras des 296 Matt 8:30| 30 En verre van hen was een 297 Matt 9:30| 30 En hun ogen zijn geopend 298 Matt 10:30| 30 En ook uw haren des hoofds 299 Matt 11:30| 30 Want Mijn juk is zacht, 300 Matt 12:30| 30 Wie met Mij niet is, die 301 Matt 13:30| 30 Laat ze beiden te zamen 302 Matt 14:30| 30 Maar ziende den sterken 303 Matt 15:30| 30 En vele scharen zijn tot 304 Matt 18:30| 30 Doch hij wilde niet, maar 305 Matt 19:30| 30 Maar vele eersten zullen 306 Matt 20:30| 30 En ziet, twee blinden, zittende 307 Matt 21:30| 30 En gaande tot den tweeden, 308 Matt 22:30| 30 Want in de opstanding nemen 309 Matt 23:30| 30 En zegt: Indien wij in de 310 Matt 24:30| 30 En alsdan zal in den hemel 311 Matt 25:30| 30 En werpt den onnutten dienstknecht 312 Matt 26:30| 30 En als zij den lofzang gezongen 313 Matt 27:30| 30 En op Hem gespogen hebbende, 314 Mark 1:30| 30 En Simons vrouws moeder 315 Mark 3:30| 30 Want zij zeiden: Hij heeft 316 Mark 4:30| 30 En Hij zeide: Waarbij zullen 317 Mark 5:30| 30 En terstond Jezus, bekennende 318 Mark 6:30| 30 En de apostelen kwamen weder 319 Mark 7:30| 30 En als zij in haar huis 320 Mark 8:30| 30 En Hij gebood hun scherpelijk, 321 Mark 9:30| 30 En van daar weggaande, reisden 322 Mark 10:30| 30 Of hij ontvangt honderdvoud, 323 Mark 11:30| 30 De doop van Johannes, was 324 Mark 12:30| 30 En gij zult den Heere, uw 325 Mark 13:30| 30 Voorwaar, Ik zeg u, dat 326 Mark 14:30| 30 En Jezus zeide tot hem: 327 Mark 15:30| 30 Behoud Uzelven, en kom af 328 Luk 1:30 | 30 En de engel zeide tot haar: 329 Luk 2:30 | 30 Want mijn ogen hebben Uw 330 Luk 3:30 | 30 Den zoon van Simeon, den 331 Luk 4:30 | 30 Maar Hij, door het midden 332 Luk 5:30 | 30 En hun Schriftgeleerden 333 Luk 6:30 | 30 Maar geeft een iegelijk, 334 Luk 7:30 | 30 Maar de Farizeen en de wetgeleerden 335 Luk 8:30 | 30 En Jezus vraagde hem, zeggende: 336 Luk 9:30 | 30 En ziet, twee mannen spraken 337 Luk 10:30 | 30 En Jezus, antwoordende, 338 Luk 11:30 | 30 Want gelijk Jonas den Ninevieten 339 Luk 12:30 | 30 Want al deze dingen zoeken 340 Luk 13:30 | 30 En ziet, er zijn laatsten, 341 Luk 14:30 | 30 Zeggende: Deze mens heeft 342 Luk 15:30 | 30 Maar als deze uw zoon gekomen 343 Luk 16:30 | 30 En hij zeide: Neen, vader 344 Luk 17:30 | 30 Even alzo zal het zijn in 345 Luk 18:30 | 30 Die niet zal veelvoudig 346 Luk 19:30 | 30 Zeggende: Gaat henen in 347 Luk 20:30 | 30 En de tweede nam die vrouw, 348 Luk 21:30 | 30 Wanneer zij nu uitspruiten, 349 Luk 22:30 | 30 Opdat gij eet en drinkt 350 Luk 23:30 | 30 Alsdan zullen zij beginnen 351 Luk 24:30 | 30 En het geschiedde, als Hij 352 Joha 1:30| 30 Deze is het, van Welken 353 Joha 3:30| 30 Hij moet wassen, maar ik 354 Joha 4:30| 30 Zij dan gingen uit de stad, 355 Joha 5:30| 30 Ik kan van Mijzelven niets 356 Joha 6:30| 30 Zij zeiden dan tot Hem: 357 Joha 7:30| 30 Zij zochten Hem dan te grijpen; 358 Joha 8:30| 30 Als Hij deze dingen sprak, 359 Joha 9:30| 30 De mens antwoordde, en zeide 360 Joha 10:30| 30 Ik en de Vader zijn een. ~ 361 Joha 11:30| 30 (Jezus nu was nog in het 362 Joha 12:30| 30 Jezus antwoordde en zeide: 363 Joha 13:30| 30 Hij dan, de bete genomen 364 Joha 14:30| 30 Ik zal niet meer veel met 365 Joha 16:30| 30 Nu weten wij, dat Gij alle 366 Joha 18:30| 30 Zij antwoordden en zeiden 367 Joha 19:30| 30 Toen Jezus dan den edik 368 Joha 20:30| 30 Jezus dan heeft nog wel 369 Hand 2:30| 30 Alzo hij dan een profeet 370 Hand 4:30| 30 Daarin, dat Gij Uw hand 371 Hand 5:30| 30 En Cornelius zeide: Over 372 Hand 6:30| 30 Hetwelk zij ook deden, en 373 Hand 7:30| 30 Maar God heeft Hem uit de 374 Hand 9:30| 30 Dezen dan, hun afscheid 375 Hand 10:30| 30 En hen buiten gebracht hebbende, 376 Hand 11:30| 30 God dan, de tijden der onwetendheid 377 Hand 13:30| 30 En als Paulus tot het volk 378 Hand 14:30| 30 En uit uzelven zullen mannen 379 Hand 15:30| 30 En de gehele stad kwam in 380 Hand 16:30| 30 En des anderen daags, willende 381 Hand 17:30| 30 En als mij te kennen gegeven 382 Hand 20:30| 30 En als hij dit gezegd had, 383 Hand 21:30| 30 Maar als de scheepslieden 384 Hand 22:30| 30 En Paulus bleef twee gehele 385 Rom 1:30 | 30 Oorblazers, achterklappers, 386 Rom 3:30 | 30 Nademaal Hij een enig God 387 Rom 8:30 | 30 En die Hij te voren verordineerd 388 Rom 9:30 | 30 Wat zullen wij dan zeggen? 389 Rom 11:30 | 30 Want gelijkerwijs ook gijlieden 390 Rom 15:30 | 30 En ik bid u, broeders, door 391 1Kor 1:30| 30 Maar uit Hem zijt gij in 392 1Kor 7:30| 30 En die wenen, als niet wenende; 393 1Kor 10:30| 30 En indien ik door genade 394 1Kor 11:30| 30 Daarom zijn onder u vele 395 1Kor 12:30| 30 Hebben zij allen gaven der 396 1Kor 14:30| 30 Doch indien een ander, die 397 1Kor 15:30| 30 Waarom zijn ook wij alle 398 2Kor 11:30| 30 Indien men moet roemen, 399 Gal 4:30 | 30 Maar wat zegt de Schrift? 400 Efez 4:30| 30 En bedroeft den Heiligen 401 Efez 5:30| 30 Want wij zijn leden Zijns 402 Fili 1:30| 30 Denzelfden strijd hebbende, 403 Fili 2:30| 30 Want om het werk van Christus 404 Heb 10:30 | 30 Want wij kennen Hem, Die 405 Heb 11:30 | 30 Door het geloof zijn de


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License