Book Chapter: Verse
1 Gen 14:18 | en wijn; en hij was een priester des allerhoogsten Gods. ~
2 Exo 2:16 | 16 En de priester in Midian had zeven dochters,
3 Exo 3:1 | Jethro, zijn schoonvader, de priester in Midian; en hij leidde
4 Exo 18:1 | 1 Toen Jethro, priester van Midian, schoonvader
5 Exo 29:30 | zijn zonen in zijn plaats priester zal worden, die in de tent
6 Exo 31:10 | heilige klederen van den priester Aaron, en de klederen van
7 Exo 35:19 | heilige klederen van den priester Aaron, en de klederen zijner
8 Exo 38:21 | Ithamar, de zoon van den priester Aaron. ~
9 Exo 39:41 | heilige klederen van de priester Aaron, en de klederen van
10 Lev 1:7 | de zonen van Aaron, den priester, zullen vuur maken op het
11 Lev 1:9 | met water wassen; en de priester zal dat alles aansteken
12 Lev 1:12 | hoofd en zijn smeer; en de priester zal die schikken op het
13 Lev 1:13 | met water wassen; en de priester zal dat alles offeren en
14 Lev 1:15 | 15 En de priester zal die tot het altaar brengen,
15 Lev 1:17 | niet afscheiden; en de priester zal die aansteken op het
16 Lev 2:2 | deszelfs wierook; en de priester zal deszelfs gedenkoffer
17 Lev 2:8 | en men zal het tot den priester doen naderen, die het tot
18 Lev 2:9 | 9 En de priester zal van dat spijsoffer deszelfs
19 Lev 2:16 | 16 Zo zal de priester deszelfs gedenkoffer aansteken
20 Lev 3:11 | 11 En de priester zal dat aansteken op het
21 Lev 3:16 | 16 En de priester zal die aansteken op het
22 Lev 4:3 | 3 Indien de priester, die gezalfd is, zal gezondigd
23 Lev 4:5 | Daarna zal die gezalfde priester van het bloed van den var
24 Lev 4:6 | 6 En de priester zal zijn vinger in dat bloed
25 Lev 4:7 | 7 Ook zal de priester van dat bloed doen op de
26 Lev 4:10 | dankoffers opgenomen wordt; en de priester zal die aansteken op het
27 Lev 4:16 | Daarna zal die gezalfde priester van het bloed van den var
28 Lev 4:17 | 17 En de priester zal zijn vinger indopen,
29 Lev 4:20 | zal hij hem doen; en de priester zal voor hen verzoening
30 Lev 4:25 | 25 Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers
31 Lev 4:26 | des dankoffers; zo zal de priester voor hem verzoening doen
32 Lev 4:30 | 30 Daarna zal de priester van haar bloed met zijn
33 Lev 4:31 | dankoffer afgenomen wordt, en de priester zal het aansteken op het
34 Lev 4:31 | liefelijken reuk den HEERE; en de priester zal voor hem verzoening
35 Lev 4:34 | 34 Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers
36 Lev 4:35 | dankoffers afgenomen wordt, en de priester zal die aansteken op het
37 Lev 4:35 | vuurofferen des HEEREN; en de priester zal voor hem verzoening
38 Lev 5:6 | voor de zonde; zo zal de priester voor hem vanwege zijn zonde
39 Lev 5:8 | 8 En hij zal die tot den priester brengen, welke eerst die
40 Lev 5:10 | naar de wijze; zo zal de priester voor hem, vanwege zijn zonde,
41 Lev 5:12 | 12 En hij zal dat tot den priester brengen, en de priester
42 Lev 5:12 | priester brengen, en de priester zal daarvan zijn hand vol,
43 Lev 5:13 | 13 Zo zal de priester voor hem verzoening doen
44 Lev 5:16 | daarenboven toedoen, dat hij den priester geven zal; alzo zal de priester
45 Lev 5:16 | priester geven zal; alzo zal de priester met den ram des schuldoffers
46 Lev 5:18 | ram uit de kudde tot den priester brengen, met uw schatting,
47 Lev 5:18 | ten schuldoffer; en de priester zal voor hem verzoening
48 Lev 6:6 | schuldoffer brengen tot den priester, een volkomen ram uit de
49 Lev 6:7 | 7 Dan zal de priester voor hem verzoening doen
50 Lev 6:10 | 10 En de priester zal zijn linnen kleed aantrekken,
51 Lev 6:12 | uitgeblust worden; maar de priester zal daar elken morgen hout
52 Lev 6:22 | 22 Ook zal de priester, die uit zijn zonen in zijn
53 Lev 6:26 | 26 De priester, die het voor de zonde offert,
54 Lev 7:5 | 5 En de priester zal die aansteken op het
55 Lev 7:8 | 8 Ook de priester, die iemands brandoffer
56 Lev 7:8 | iemands brandoffer offert, die priester zal de huid des brandoffers
57 Lev 7:14 | offeren; het zal voor den priester zijn, die het bloed des
58 Lev 7:31 | 31 En de priester zal dat vet op het altaar
59 Lev 7:32 | rechterschouder tot een hefoffer den priester geven, uit uw dankofferen. ~
60 Lev 7:34 | heb dezelve aan Aaron, den priester, en aan zijn zonen, tot
61 Lev 12:6 | der samenkomst, tot den priester. ~
62 Lev 13:2 | worden, hij zal dan tot den priester Aaron, of tot een uit zijn
63 Lev 13:3 | 3 En de priester zal de plaag in het vel
64 Lev 13:3 | der melaatsheid; als de priester hem bezien zal hebben, dan
65 Lev 13:4 | veranderd is, zo zal de priester hem, die de plaag heeft,
66 Lev 13:5 | 5 Daarna zal de priester op den zevenden dag hem
67 Lev 13:5 | uitgespreid is, zo zal de priester hem zeven andere dagen opsluiten. ~
68 Lev 13:6 | 6 En de priester zal hem andermaal op den
69 Lev 13:6 | uitgespreid is, zo zal de priester hem rein verklaren; het
70 Lev 13:7 | uitgespreid is, nadat hij aan den priester tot zijn reiniging zal vertoond
71 Lev 13:7 | zal hij andermaal aan den priester vertoond worden. ~
72 Lev 13:8 | 8 Indien de priester merken zal, dat, ziet, de
73 Lev 13:8 | uitgespreid is, zo zal de priester hem onrein verklaren; het
74 Lev 13:9 | zijn, zo zal hij tot den priester gebracht worden. ~
75 Lev 13:10 | 10 Indien de priester merken zal, dat, ziet, een
76 Lev 13:11 | vleses; daarom zal hem de priester onrein verklaren; hij zal
77 Lev 13:13 | 13 En de priester merken zal, dat, ziet, de
78 Lev 13:15 | 15 Als dan de priester dat levende vlees gezien
79 Lev 13:16 | worden, zo zal hij tot den priester komen. ~
80 Lev 13:17 | 17 Als de priester hem bezien zal hebben, dat,
81 Lev 13:17 | veranderd is, zo zal de priester hem, die de plaag heeft,
82 Lev 13:19 | zal, zo zal het aan den priester vertoond worden. ~
83 Lev 13:20 | 20 Indien de priester merken zal, dat, ziet, haar
84 Lev 13:20 | veranderd is, zo zal de priester hem onrein verklaren; het
85 Lev 13:21 | 21 Wanneer nu de priester die bezien zal hebben, dat,
86 Lev 13:21 | ingetrokken is, zo zal de priester hem zeven dagen opsluiten. ~
87 Lev 13:22 | uitgespreid zal zijn, zo zal de priester hem onrein verklaren; het
88 Lev 13:23 | van die zweer, zo zal de priester hem rein verklaren; ~
89 Lev 13:25 | 25 En de priester die gezien zal hebben, dat,
90 Lev 13:25 | uitgebot; daarom zal hem de priester onrein verklaren; het is
91 Lev 13:26 | 26 Maar indien de priester die merken zal, dat, ziet,
92 Lev 13:26 | ingetrokken is, zo zal de priester hem zeven dagen opsluiten. ~
93 Lev 13:27 | 27 Daarna zal de priester hem op den zevenden dag
94 Lev 13:27 | is in het vel, zo zal de priester hem onrein verklaren; het
95 Lev 13:28 | den brand; daarom zal de priester hem rein verklaren, want
96 Lev 13:30 | 30 En de priester die plaag zal bezien hebben,
97 Lev 13:30 | haar daarop is, zo zal de priester hem onrein verklaren; het
98 Lev 13:31 | 31 Maar als de priester de plaag der schurftheid
99 Lev 13:31 | haar daarop is, zo zal de priester hem, die de plaag der schurftheid
100 Lev 13:32 | 32 Daarna zal de priester die plaag op den zevenden
101 Lev 13:33 | hij niet scheren; en de priester zal hem, die de schurftheid
102 Lev 13:34 | 34 Daarna zal de priester die schurftheid op den zevenden
103 Lev 13:34 | is dan het vel, zo zal de priester hem rein verklaren; en hij
104 Lev 13:36 | 36 En de priester hem zal bezien hebben, dat,
105 Lev 13:36 | het vel uitgespreid is, de priester zal naar het geelachtig
106 Lev 13:37 | hij is rein; daarom zal de priester hem rein verklaren. ~
107 Lev 13:39 | 39 En de priester zal gemerkt hebben, dat,
108 Lev 13:43 | 43 Als de priester hem zal bezien hebben, dat,
109 Lev 13:44 | melaats, hij is onrein; de priester zal hem ganselijk onrein
110 Lev 13:49 | melaatsheid; daarom zal zij den priester vertoond worden. ~
111 Lev 13:50 | 50 En de priester zal de plaag bezien; en
112 Lev 13:53 | 53 Doch indien de priester zal zien, dat, ziet, de
113 Lev 13:54 | 54 Zo zal de priester gebieden, dat men hetgeen,
114 Lev 13:55 | 55 Als de priester, nadat het gewassen is,
115 Lev 13:56 | 56 Indien nu de priester merken zal, dat, ziet, die
116 Lev 14:2 | reiniging: dat hij tot den priester zal gebracht worden. ~
117 Lev 14:3 | 3 En de priester zal buiten het leger gaan;
118 Lev 14:3 | buiten het leger gaan; als de priester merken zal, dat, ziet, die
119 Lev 14:4 | 4 Zo zal de priester gebieden, dat men voor hem,
120 Lev 14:5 | 5 De priester zal ook gebieden, dat men
121 Lev 14:11 | 11 De priester nu, die de reiniging doet,
122 Lev 14:12 | 12 En de priester zal dat ene lam nemen, en
123 Lev 14:13 | het zondoffer, is voor den priester; het is een heiligheid der
124 Lev 14:14 | 14 En de priester zal van het bloed des schuldoffers
125 Lev 14:14 | schuldoffers nemen, hetwelk de priester doen zal op het lapje van
126 Lev 14:15 | 15 De priester zal ook uit den log der
127 Lev 14:16 | 16 Dan zal de priester zijn rechtervinger indopen,
128 Lev 14:17 | zijn hand zal zijn, zal de priester doen op het lapje van het
129 Lev 14:18 | te reinigen is; zo zal de priester over hem verzoening doen
130 Lev 14:19 | 19 De priester zal ook het zondoffer bereiden,
131 Lev 14:20 | 20 En de priester zal dat brandoffer en dat
132 Lev 14:20 | altaar offeren; zo zal de priester de verzoening voor hem doen,
133 Lev 14:23 | zijner reiniging, tot den priester brengen, aan de deur van
134 Lev 14:24 | 24 En de priester zal het lam des schuldoffers,
135 Lev 14:24 | log der olie nemen; en de priester zal die ten beweegoffer
136 Lev 14:25 | schuldoffers slachten, en de priester zal van het bloed des schuldoffers
137 Lev 14:26 | 26 Ook zal de priester van die olie op des priesters
138 Lev 14:27 | 27 Daarna zal de priester met zijn rechtervinger van
139 Lev 14:28 | 28 En de priester zal van de olie, die op
140 Lev 14:31 | het spijsoffer; zo zal de priester voor hem, die te reinigen
141 Lev 14:35 | dat huis is, komen, en den priester te kennen geven, zeggende:
142 Lev 14:36 | 36 En de priester zal gebieden, dat zij dat
143 Lev 14:36 | dat huis ruimen, aleer de priester komt, om die plaag te bezien,
144 Lev 14:36 | worde; en daarna zal de priester komen, om dat huis te bezien. ~
145 Lev 14:38 | 38 De priester zal uit dat huis uitgaan,
146 Lev 14:39 | 39 Daarna zal de priester op den zevenden dag wederkeren;
147 Lev 14:40 | 40 Zo zal de priester gebieden, dat zij de stenen,
148 Lev 14:44 | 44 Zo zal de priester komen; als hij nu zal merken,
149 Lev 14:48 | 48 Maar als de priester zal weder ingegaan zijn,
150 Lev 14:48 | bestreken zijn; zo zal de priester dat huis rein verklaren,
151 Lev 15:14 | samenkomst komen, en zal ze den priester geven. ~
152 Lev 15:15 | 15 En de priester zal die bereiden, een ten
153 Lev 15:15 | ten brandoffer; zo zal de priester over hem voor het aangezicht
154 Lev 15:29 | en zij zal die tot den priester brengen, aan de deur van
155 Lev 15:30 | 30 Dan zal de priester een ten zondoffer en een
156 Lev 15:30 | brandoffer bereiden; en de priester zal voor haar, van den vloed
157 Lev 16:32 | 32 En de priester, dien men gezalfd, en wiens
158 Lev 17:5 | tent der samenkomst tot den priester, en dezelve tot dankofferen
159 Lev 17:6 | 6 En de priester zal het bloed op het altaar
160 Lev 19:22 | 22 En de priester zal met den ram des schuldoffers,
161 Lev 21:1 | hen: Over een dode zal een priester zich niet verontreinigen
162 Lev 21:9 | nu de dochter van enigen priester zal beginnen te hoereren,
163 Lev 21:21 | het zaad van Aaron, den priester, in wien een gebrek is,
164 Lev 22:11 | 11 Wanneer dan nog de priester een ziel met zijn geld zal
165 Lev 22:14 | toedoen, en zal het den priester met het heilige wedergeven. ~
166 Lev 22:41 | eerstelingen van uw oogst tot den priester brengen. ~
167 Lev 22:42 | daags na den sabbat zal de priester die bewegen. ~
168 Lev 22:51 | 20 Dan zal de priester dezelve met het brood der
169 Lev 22:51 | heilig ding zijn, voor den priester. ~
170 Lev 26:8 | priesters zetten, opdat de priester hem schatte; naar dat de
171 Lev 26:8 | zal kunnen bekomen, zal de priester hem schatten. ~
172 Lev 26:12 | 12 En de priester zal dat schatten, naar dat
173 Lev 26:12 | kwaad is; naar uw schatting, priester! zo zal het zijn. ~
174 Lev 26:14 | HEERE heilig zij, zo zal de priester dat schatten, naar dat het
175 Lev 26:14 | kwaad is; gelijk als de priester dat geschat zal hebben,
176 Lev 26:18 | zal hebben, dan zal hem de priester het geld rekenen, naar de
177 Lev 26:23 | 23 Zo zal de priester hem rekenen de som uwer
178 Num 3:6 | voor het aangezicht van den priester Aaron, opdat zij hem dienen; ~
179 Num 3:32 | de zoon van Aaron, den priester; zijn opzicht zal zijn over
180 Num 4:16 | den zoon van Aaron, den priester, zal zijn over de olie des
181 Num 4:28 | den zoon van Aaron, den priester. ~
182 Num 4:33 | den zoon van Aaron, den priester. ~
183 Num 5:9 | Israels, welke zij tot den priester brengen, zijne zijn. ~
184 Num 5:10 | zijne zijn; wat iemand den priester zal gegeven hebben, zal
185 Num 5:15 | man zijn huisvrouw tot den priester brengen, en zal haar offerande
186 Num 5:16 | 16 En de priester zal haar doen naderen; hij
187 Num 5:17 | 17 En de priester zal heilig water in een
188 Num 5:17 | des tabernakels is, zal de priester nemen, en in het water doen. ~
189 Num 5:18 | 18 Daarna zal de priester de vrouw voor het aangezicht
190 Num 5:19 | 19 En de priester zal haar beedigen, en zal
191 Num 5:21 | 21 (Dan zal de priester die vrouw met den eed der
192 Num 5:21 | vervloeking beedigen, en de priester zal tot die vrouw zeggen:)
193 Num 5:23 | 23 Daarna zal de priester deze zelfde vloeken op een
194 Num 5:25 | 25 En de priester zal uit de hand van die
195 Num 5:26 | 26 De priester zal ook van dat spijsoffer,
196 Num 5:30 | des HEEREN stelle, en de priester aan haar deze ganse wet
197 Num 6:10 | jonge duiven brengen tot den priester, tot de deur van de tent
198 Num 6:11 | 11 De priester nu zal een bereiden ten
199 Num 6:16 | 16 En de priester zal het voor het aangezicht
200 Num 6:17 | ongezuurde koeken; en de priester zal zijn spijsoffer en zijn
201 Num 6:19 | 19 Daarna zal de priester een gezoden schouder nemen
202 Num 6:20 | 20 En de priester zal die bewegen ten beweegoffer,
203 Num 6:20 | een heilig ding voor den priester, met de borst des beweegoffers,
204 Num 7:8 | den zoon van Aaron, den priester. ~
205 Num 15:25 | 25 En de priester zal de verzoening doen voor
206 Num 15:28 | 28 En de priester zal de verzoening doen over
207 Num 16:37 | den zoon van Aaron, den priester, dat hij de wierookvaten
208 Num 16:39 | 39 En Eleazar, de priester, nam de koperen wierookvaten,
209 Num 18:41 | HEEREN hefoffer geven aan den priester Aaron. ~
210 Num 19:28 | HEEREN hefoffer geven aan den priester Aaron. ~
211 Num 25:7 | den zoon van Aaron, den priester, dat zag, zo stond hij op
212 Num 25:11 | den zoon van Aaron, den priester, heeft Mijn grimmigheid
213 Num 26:1 | den zoon van Aaron, den priester, zeggende: ~
214 Num 26:3 | Mozes dan en Eleazar, de priester, spraken hen aan, in de
215 Num 26:63 | van Mozes en Eleazar, den priester, die de kinderen Israels
216 Num 26:64 | van Mozes en Aaron, den priester, als zij de kinderen Israels
217 Num 27:2 | aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht
218 Num 27:19 | aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht
219 Num 27:21 | aangezicht van Eleazar, den priester, staan, die voor hem raad
220 Num 27:22 | aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht
221 Num 31:6 | den zoon van Eleazar, den priester, ten strijde, met de heilige
222 Num 31:12 | Mozes en tot Eleazar, den priester, en tot de vergadering der
223 Num 31:13 | Maar Mozes en Eleazar, de priester, en alle oversten der vergadering,
224 Num 31:21 | 21 En Eleazar, de priester, zeide tot de krijgslieden,
225 Num 31:26 | beesten; gij en Eleazar, de priester, en de hoofden van de vaderen
226 Num 31:29 | zult gij het nemen, en den priester Eleazar geven tot een heffing
227 Num 31:31 | En Mozes, en Eleazar, de priester, deden, gelijk als de HEERE
228 Num 31:41 | En Mozes gaf Eleazar, den priester, de schatting van de heffing
229 Num 31:51 | nam Mozes en Eleazar, de priester, van het goud, alle welgewrochte
230 Num 31:54 | nam Mozes en Eleazar, de priester, dat goud van de hoofdlieden
231 Num 31:55 | Mozes, en tot Eleazar, den priester, en tot de oversten der
232 Num 31:81 | Mozes, hunnenthalve, den priester Eleazar, en Jozua, den zoon
233 Num 32:38 | 38 Toen ging de priester Aaron op den berg Hor, naar
234 Num 33:17 | zullen uitdelen: Eleazar, de priester, en Jozua, de zoon van Nun. ~
235 Deu 17:12 | dat hij niet hore naar den priester, dewelke staat, om aldaar
236 Deu 18:3 | of klein vee: dat hij den priester zal geven den schouder,
237 Deu 20:2 | strijd nadert, zo zal de priester toetreden, en tot het volk
238 Deu 26:3 | En gij zult komen tot den priester, dewelke in die dagen zijn
239 Deu 26:4 | 4 En de priester zal den korf van uw hand
240 Joz 14:1 | land Kanaan; hetwelk de priester Eleazar, en Jozua, de zoon
241 Joz 17:4 | aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht
242 Joz 19:51 | erfdelen, welke Eleazar, de priester, en Jozua, de zoon van Nun,
243 Joz 21:1 | Levieten tot Eleazar, den priester, en tot Jozua, den zoon
244 Joz 21:4 | kinderen van Aaron, den priester, uit de Levieten, waren
245 Joz 21:13 | aan de kinderen van den priester Aaron de vrijstad des doodslagers,
246 Joz 23:13 | den zoon van Eleazar, den priester; ~
247 Joz 23:30 | 30 Toen de priester Pinehas, en de oversten
248 Joz 23:31 | Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, zeide tot de kinderen
249 Joz 23:32 | Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, keerde wederom
250 Ric 16:5 | zonen, dat hij hem tot een priester ware. ~
251 Ric 16:10 | tot een vader en tot een priester; en ik zal u jaarlijks geven
252 Ric 16:12 | Leviet, dat hij hem tot een priester wierd; alzo was hij in het
253 Ric 16:13 | ik dezen Leviet tot een priester heb. ~ ~ ~
254 Ric 17:4 | gehuurd, en ik ben hem tot een priester. ~
255 Ric 17:6 | 6 En de priester zeide tot hen: Gaat in vrede;
256 Ric 17:17 | en het gegoten beeld; de priester nu bleef staan aan de deur
257 Ric 17:18 | weggenomen hadden, zo zeide de priester tot hen: Wat doet gijlieden? ~
258 Ric 17:19 | tot een vader en tot een priester! Is het beter, dat gij een
259 Ric 17:19 | Is het beter, dat gij een priester zijt voor het huis van een
260 Ric 17:19 | een man, of dat gij een priester zijt voor een stam, en een
261 Ric 17:20 | Toen werd het hart van den priester vrolijk, en hij nam den
262 Ric 17:24 | weggenomen, mitsgaders den priester, en zijt weggegaan; wat
263 Ric 17:27 | Micha gemaakt had, en den priester, die hij gehad had, en kwamen
264 1Sa 1:9 | had te Silo. En Eli, de priester, zat op een stoel bij een
265 1Sa 2:11 | voor het aangezicht van den priester Eli. ~
266 1Sa 2:14 | krauwel optrok, dat nam de priester voor zich. Alzo deden zij
267 1Sa 2:15 | vlees om te braden voor den priester; want hij zal geen gekookt
268 1Sa 2:28 | stammen van Israel Mij ten priester verkoren, om te offeren
269 1Sa 2:35 | Ik zal Mij een getrouwen priester verwekken; die zal doen,
270 1Sa 14:3 | Pinehas, den zoon van Eli, was priester des HEEREN, te Silo, dragende
271 1Sa 14:19 | geschiedde, toen Saul nog tot den priester sprak, dat het rumoer, hetwelk
272 1Sa 14:19 | vermenigvuldigde; zo zeide Saul tot den priester: Haal uw hand in. ~
273 1Sa 14:36 | goed is in uw ogen; maar de priester zeide: Laat ons herwaarts
274 1Sa 21:1 | kwam David te Nob, tot den priester Achimelech; en Achimelech
275 1Sa 21:2 | 2 En David zeide tot den priester Achimelech: De koning heeft
276 1Sa 21:4 | 4 En de priester antwoordde David, en zeide:
277 1Sa 21:5 | David nu antwoordde den priester, en zeide tot hem: Ja trouwens,
278 1Sa 21:6 | 6 Toen gaf de priester hem dat heilige, dewijl
279 1Sa 21:9 | 9 Toen zeide de priester: Het zwaard van Goliath,
280 1Sa 22:11 | zond de koning heen, om den priester Achimelech, den zoon van
281 1Sa 23:9 | voorhad, zeide hij tot den priester Abjathar: Breng den efod
282 1Sa 30:7 | 7 En David zeide tot den priester Abjathar, den zoon van Achimelech:
283 2Sa 15:27 | zeide de koning tot den priester Zadok: Zijt gij niet een
284 1Kon 1:7 | Zeruja, en met Abjathar, den priester; die hielpen, volgende Adonia. ~
285 1Kon 1:8 | 8 Maar Zadok, de priester, en Benaja, de zoon van
286 1Kon 1:19| konings, en Abjathar, den priester, en Joab, den krijgsoverste,
287 1Kon 1:25| heirs, en Abjathar, den priester; en zie, zij eten, en drinken
288 1Kon 1:26| knecht ben, en Zadok, den priester, en Benaja, den zoon van
289 1Kon 1:32| zeide: Roep mij Zadok, den priester, en Nathan, den profeet,
290 1Kon 1:34| 34 En dat Zadok, de priester, met Nathan, den profeet,
291 1Kon 1:38| 38 Toen ging Zadok, de priester, af, met Nathan, den profeet,
292 1Kon 1:39| 39 En Zadok, de priester, nam den oliehoorn uit de
293 1Kon 1:42| de zoon van Abjathar, den priester; en Adonia zeide: Kom in,
294 1Kon 1:44| hem gezonden Zadok, den priester, en Nathan, den profeet,
295 1Kon 1:45| Daartoe hebben hem Zadok, de priester, en Nathan, de profeet,
296 1Kon 2:22| hem, en voor Abjathar, den priester, en voor Joab, den zoon
297 1Kon 2:26| 26 En tot Abjathar, den priester, zeide de koning: Ga naar
298 1Kon 2:27| Abjathar, dat hij des HEEREN priester niet ware, om te vervullen
299 1Kon 2:35| het heir; en Zadok, den priester, zette de koning in de plaats
300 2Kon 11:9 | honderd deden naar al wat de priester Jojada geboden had, en namen
301 2Kon 11:9 | uitgingen; en zij kwamen tot den priester Jojada. ~
302 2Kon 11:10| 10 En de priester gaf aan de oversten van
303 2Kon 11:15| 15 Maar de priester Jojada gebood aan de oversten
304 2Kon 11:15| met het zwaard; want de priester had gezegd: Laat ze in het
305 2Kon 11:18| recht wel; en Mattan, den priester van Baal, sloegen zij dood
306 2Kon 11:18| dood voor de altaren. De priester nu bestelde de ambten in
307 2Kon 12:2 | zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees. ~
308 2Kon 12:7 | riep de koning Joas den priester Jojada en de andere priesteren,
309 2Kon 12:9 | 9 Maar de priester Jojada nam een kist, en
310 2Kon 13:2 | zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem onderwees. ~
311 2Kon 13:7 | riep de koning Joas den priester Jojada en de andere priesteren,
312 2Kon 13:9 | 9 Maar de priester Jojada nam een kist, en
313 2Kon 17:10| de koning Achaz aan den priester Uria de gelijkenis van het
314 2Kon 17:11| 11 En Uria, de priester, bouwde een altaar, naar
315 2Kon 17:11| ontboden had; alzo deed de priester Uria, tegen dat de koning
316 2Kon 17:15| koning Achaz gebood Uria, den priester, zeggende: Steek op het
317 2Kon 17:16| 16 En Uria, de priester, deed naar alles, wat de
318 2Kon 18:10| de koning Achaz aan den priester Uria de gelijkenis van het
319 2Kon 18:11| 11 En Uria, de priester, bouwde een altaar, naar
320 2Kon 18:11| ontboden had; alzo deed de priester Uria, tegen dat de koning
321 2Kon 18:15| koning Achaz gebood Uria, den priester, zeggende: Steek op het
322 2Kon 18:16| 16 En Uria, de priester, deed naar alles, wat de
323 2Kon 24:10| te kennen, zeggende: De priester Hilkia heeft mij een boek
324 2Kon 24:12| koning gebood Hilkia, den priester, en Ahikam, den zoon van
325 2Kon 24:14| 14 Toen ging de priester Hilkia, en Ahikam, en Achbor,
326 2Kon 25:24| waren in het boek, dat de priester Hilkia in het huis des HEEREN
327 2Kon 27:18| en Zefanja, den tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders. ~
328 1Kro 16:39| 39 En den priester Zadok, en zijn broederen,
329 1Kro 25:6 | van de vorsten, en van den priester Zadok, en van Achimelech,
330 1Kro 30:22| voorganger, en Zadok tot priester. ~
331 2Kro 14:9 | zeven rammen, die wordt priester dergenen, die geen goden
332 2Kro 16:3 | en zonder een lerenden priester, en zonder de wet. ~
333 2Kro 23:11| Joram, de huisvrouw van den priester Jojada (want zij was de
334 2Kro 23:21| deden naar alles, wat de priester Jojada geboden had; en zij
335 2Kro 23:21| sabbat uitgingen; want de priester Jojada had aan de verdelingen
336 2Kro 23:22| 9 Verder gaf de priester Jojada aan de oversten der
337 2Kro 23:27| 14 Maar de priester Jojada bracht de oversten
338 2Kro 23:27| zwaard gedood worden; want de priester had gezegd: Gij zult ze
339 2Kro 23:30| verbraken zij, en Matthan, den priester van Baal, sloegen zij dood
340 2Kro 24:2 | HEEREN, al de dagen van den priester Jojada. ~
341 2Kro 24:20| den zoon van Jojada, den priester, die boven het volk stond,
342 2Kro 24:25| bloed der zonen van den priester Jojada, een verbintenis
343 2Kro 26:17| 17 Doch Azaria, de priester, ging hem na, en met hem
344 2Kro 34:14| HEEREN gebracht was, vond de priester Hilkia het wetboek des HEEREN,
345 2Kro 34:18| kennen, zeggende: Hilkia, de priester, heeft mij een boek gegeven.
346 Ezra 2:63| zouden eten, totdat er een priester stond met urim en met thummim. ~
347 Ezra 7:11| Arthahsasta gaf aan Ezra, den priester, den schriftgeleerde; den
348 Ezra 7:12| koningen, aan Ezra, den priester, den schriftgeleerde der
349 Ezra 7:21| dat alles, wat Ezra, de priester, de schriftgeleerde der
350 Ezra 8:33| den zoon van Uria, den priester, en met hem Eleazar, de
351 Ezra 10:10| 10 Toen stond Ezra, de priester, op en zeide tot hen: Gijlieden
352 Ezra 10:16| deden alzo; en Ezra, de priester, met de mannen, de hoofden
353 Neh 7:65 | zouden eten, totdat er een priester stond met urim en thummim. ~
354 Neh 8:3 | 3 En Ezra, de priester, bracht de wet voor de gemeente,
355 Neh 8:10 | Hattirsatha) en Ezra, de priester, de schriftgeleerde, en
356 Neh 10:38 | 38 En dat er een priester, een zoon van Aaron, bij
357 Neh 12:26 | den landvoogd, en van den priester Ezra, den schriftgeleerde. ~
358 Neh 13:4 | 4 Eljasib nu, de priester, die gesteld was over de
359 Neh 13:13 | de schatten, Selemja, den priester, en Zadok, den schrijver,
360 Psa 110:4 | niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening
361 Jes 8:2 | getrouwe getuigen, Uria, den priester, en Zacharia, den zoon van
362 Jes 24:2 | gelijk het volk, alzo zal de priester wezen; gelijk de knecht,
363 Jes 28:7 | van den sterken drank; de priester en de profeet dwalen van
364 Jer 6:13 | den profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van
365 Jer 8:10 | profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van
366 Jer 18:18 | zal niet vergaan van den priester, noch de raad van den wijze,
367 Jer 20:1 | Pashur, de zoon van Immer, de priester (deze nu was bestelde voorganger
368 Jer 21:1 | den zoon van Maaseja, den priester, zeggende: ~
369 Jer 23:33 | volk, of een profeet, of priester u vragen zal, zeggende:
370 Jer 23:34 | aangaande den profeet, of den priester, of het volk, dat zeggen
371 Jer 29:25 | zoon van Maaseja, den priester, en tot al de priesteren,
372 Jer 29:26 | De HEERE heeft u tot priester gesteld, in plaats van den
373 Jer 29:26 | gesteld, in plaats van den priester Jojada, dat gij opzieners
374 Jer 29:29 | 29 Zefanja nu, de priester, had dezen brief gelezen
375 Jer 37:3 | den zoon van Maaseja, den priester, tot den profeet Jeremia,
376 Jer 52:24 | en Zefanja, den tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders. ~
377 Klaa 1:28| toorns den koning en den priester smadelijk verworpen. ~
378 Klaa 1:42| dan de profeet en de priester in het heiligdom des Heeren
379 Eze 1:3 | den zoon van Buzi, den priester, in het land der Chaldeen,
380 Eze 7:26 | wet zal vergaan van den priester, en de raad van de
381 Eze 44:21 | 21 Ook zal geen priester wijn drinken, als zij in
382 Eze 44:22 | geweest zijn van een priester, zullen zij nemen. ~
383 Eze 44:30 | eerstelingen van uw deeg den priester geven, om den zegen op uw
384 Eze 45:19 | 19 En de priester zal van het bloed des zondoffers
385 Hos 4:4 | volk is als die met den priester twisten. ~
386 Hos 4:9 | gelijk het volk, alzo zal de priester zijn; en Ik zal zijn wegen
387 Amos 7:10| Toen zond Amazia, de priester te Beth-El, tot Jerobeam,
388 Zac 6:13 | op Zijn troon; en Hij zal priester zijn op Zijn troon; en de
389 Matt 8:4 | ga heen, toon uzelven den priester, en offer de gave, die Mozes
390 Mark 1:44| heen en vertoon uzelven den priester, en offer voor uw reiniging,
391 Luk 1:5 | van Judea, was een zeker priester, met name Zacharias, van
392 Luk 5:14 | Hij, vertoon uzelven den priester, en offer voor uw reiniging,
393 Luk 10:31 | bij geval kwam een zeker priester denzelven weg af, en hem
394 Hand 8:13| 13 En de priester van Jupiter, die voor hun
395 Heb 5:6 | andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar
396 Heb 7:1 | was koning van Salem, een priester des Allerhoogsten Gods,
397 Heb 7:3 | geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid. ~
398 Heb 7:11 | was het nog, dat een ander priester naar de ordening van Melchizedek
399 Heb 7:15 | van Melchizedek een ander priester opstaat: ~
400 Heb 7:17 | Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de
401 Heb 7:21 | niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de
402 Heb 8:4 | ware, zo zou Hij zelfs geen Priester zijn, dewijl er priesters
403 Heb 10:11 | 11 En een iegelijk priester stond wel alle dagen dienende,
404 Heb 10:21 | dewijl wij hebben een groten Priester over het huis Gods;
|