Book Chapter: Verse
1 Gen 8:3 | weder van boven de aarde, heen en weder vloeiende, en de
2 Gen 8:7 | een raaf uit, die dikwijls heen en weder ging, totdat de
3 Gen 12:4 | 4 En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem
4 Gen 18:17 | behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt. ~
5 Gen 18:19 | worden naar het gebergte heen, opdat mij niet misschien
6 Gen 21:2 | gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en
7 Gen 23:8 | mijn zoon daar niet weder heen. ~
8 Gen 23:10 | zijns heren kemelen, en toog heen; en al het goed zijns heren
9 Gen 23:10 | maakte zich op, en toog heen naar Mesopotamie, naar de
10 Gen 23:61 | knecht nam Rebekka, en toog heen. ~
11 Gen 23:101| en hij stond op en ging heen; alzo verachtte Ezau de
12 Gen 25:9 | 9 Ga nu heen tot de kudde, en haal mij
13 Gen 25:42 | geboodschapt werden, zo zond zij heen, en ontbood Jakob, haar
14 Gen 27:7 | drenkt de schapen, en gaat heen, weidt dezelve. ~
15 Gen 27:12 | Rebekka was. Toen liep zij heen, en gaf het aan haar vader
16 Gen 28:4 | 4 Toen zond Jakob heen, en riep Rachel en Lea,
17 Gen 28:55 | zegende hen; en Laban trok heen, en keerde weder tot zijn
18 Gen 29:21 | 21 Alzo ging dat geschenk heen voor zijn aangezicht; doch
19 Gen 30:3 | ging voorbij hun aangezicht heen, en hij boog zich zeven
20 Gen 32:5 | 5 En zij reisden heen; en Gods verschrikking was
21 Gen 34:12 | En zijn broeders gingen heen, om de kudde van hun vader
22 Gen 34:14 | hij zeide tot hem: Ga toch heen, zie naar den welstand van
23 Gen 35:11 | broeders! Zo ging Thamar heen, en bleef in haar vaders
24 Gen 35:19 | maakte zich op, en ging heen, en legde haar sluier van
25 Gen 37:8 | verslagen was, en hij zond heen, en riep al de tovenaars
26 Gen 38:19 | uwer bewaring; en gaat gij heen, brengt het koren voor den
27 Gen 38:33 | honger uwer huizen, en trekt heen. ~
28 Gen 41:17 | laadt uw beesten, en trekt heen, gaat naar het land Kanaan; ~
29 Gen 41:24 | En hij zond zijn broeders heen; en zij vertrokken; en hij
30 Gen 42:28 | Juda voor zijn aangezicht heen tot Jozef, om voor zijn
31 Exo 2:5 | zond zij haar dienstmaagd heen, en liet het halen. ~
32 Exo 2:8 | Farao zeide tot haar: Ga heen. En de jonge maagd ging,
33 Exo 2:9 | haar: Neem dit knechtje heen, en zoog het mij; ik zal
34 Exo 3:16 | 16 Ga heen, en verzamel de oudsten
35 Exo 4:18 | 18 Toen ging Mozes heen, en keerde weder tot Jethro,
36 Exo 4:19 | tot Mozes in Midian: Ga heen, keer weder in Egypte, want
37 Exo 5:1 | daarna gingen Mozes en Aaron heen, en zeiden tot Farao: Alzo
38 Exo 5:4 | af van hun werken? Gaat heen tot uw lasten. ~
39 Exo 5:11 | 11 Gaat gij zelve heen, haalt u stro, waar gij
40 Exo 5:18 | 18 Zo gaat nu heen, arbeidt; doch stro zal
41 Exo 6:10 | 10 Ga heen, spreek tot Farao, den koning
42 Exo 7:15 | 15 Ga heen tot Farao in den morgenstond;
43 Exo 8:25 | en Aaron, en zeide: Gaat heen, en offert uwen God in dit
44 Exo 9:7 | 7 En Farao zond er heen, en ziet, van het vee van
45 Exo 9:19 | 19 En nu, zend heen, vergader uw vee, en alles
46 Exo 9:27 | 27 Toen schikte Farao heen, en hij riep Mozes en Aaron,
47 Exo 10:11 | alzo gij, mannen, gaat nu heen, en dient den HEERE; want
48 Exo 10:24 | Farao Mozes, en zeide: Gaat heen, dient den HEERE! alleen
49 Exo 12:31 | kinderen van Israel; en gaat heen, dient den HEERE, gelijk
50 Exo 12:32 | gesproken hebt, en gaat heen, en zegent mij ook. ~
51 Exo 17:5 | zeide de HEERE tot Mozes: Ga heen voor het aangezicht des
52 Exo 17:5 | de rivier sloegt, en ga heen. ~
53 Exo 19:24 | HEERE dan zeide tot hem: Ga heen, klim af, daarna zult gij,
54 Exo 25:11 | gouden krans maken rondom heen. ~
55 Exo 25:24 | krans daaraan maken, rondom heen. ~
56 Exo 29:20 | altaar sprengen, rondom heen. ~
57 Exo 32:7 | sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, klim af! want uw volk,
58 Exo 32:34 | 34 Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen
59 Exo 33:7 | sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, klim af! want uw volk,
60 Exo 33:34 | 34 Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen
61 Exo 34:1 | sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, trek op van hier, gij en
62 Num 11:27 | 27 Toen liep een jongen heen, en boodschapte aan Mozes,
63 Num 13:26 | 26 En zij gingen heen, en kwamen tot Mozes en
64 Num 16:12 | 12 En Mozes schikte heen, om Dathan en Abiram, de
65 Num 22:21 | zijn ezelin, en hij trok heen met de vorsten van Moab. ~
66 Num 22:35 | nu zeide tot Bileam: Ga heen met deze mannen; maar alleenlijk
67 Num 24:1 | zo ging hij ditmaal niet heen, gelijk meermalen, tot de
68 Num 24:25 | stond Bileam op, en ging heen, en keerde weder tot zijn
69 Num 31:72 | van de Jordaan, en verder heen, als onze erfenis ons toegekomen
70 Num 31:94 | de zoon van Manasse, ging heen en nam hunlieder dorpen
71 Num 31:95 | 42 En Nobah ging heen, en nam Kenath in, met haar
72 Deu 2:24 | 24 Maakt u op, reist heen, en gaat over de beek Arnon;
73 Deu 9:17 | twee tafelen, en wierp ze heen uit beide mijn handen, en
74 Deu 31:1 | 1 Daarna ging Mozes heen, en sprak deze woorden tot
75 Joz 2:1 | van Sittim, zeggende: Gaat heen, bezichtigt het land en
76 Joz 2:21 | hen gaan; en zij gingen heen; en zij bond het scharlakensnoer
77 Joz 2:22 | 22 Zij dan gingen heen, en kwamen op het gebergte,
78 Joz 8:9 | 9 Alzo zond Jozua hen heen, en zij gingen naar de achterlage,
79 Joz 9:4 | arglistiglijk, en gingen heen, en veinsden zich gezanten
80 Joz 15:12 | kinderen van Juda rondom heen, naar hun huisgezinnen. ~
81 Joz 18:8 | die mannen op, en gingen heen. En Jozua gebood hun, die
82 Joz 18:9 | 9 De mannen dan gingen heen, en togen het land door
83 Joz 24:1 | al zijn vijanden rondom heen, en Jozua oud geworden en
84 Joz 25:9 | tegen Israel; en hij zond heen, en deed Bileam, den zoon
85 Joz 25:12 | Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg van
86 Ric 1:16 | Harad is; en zij gingen heen en woonden met het volk. ~
87 Ric 1:36 | den rotssteen, en opwaarts heen. ~
88 Ric 3:13 | Amalekieten en hij toog heen, en sloeg Israel, en zij
89 Ric 3:27 | zelf voor hun aangezicht heen. ~
90 Ric 4:6 | 6 En zij zond heen en riep Barak, den zoon
91 Ric 4:6 | Israels, niet geboden: Ga heen en trek op den berg Thabor,
92 Ric 4:8 | trekken zult, zo zal ik heen trekken; maar indien gij
93 Ric 5:14 | HEERE tot hem, en zeide: Ga heen in deze uw kracht, en gij
94 Ric 8:6 | huis van Millo, en gingen heen en maakten Abimelech ten
95 Ric 8:7 | Jotham aanzeiden, zo ging hij heen, en stond op de hoogte des
96 Ric 8:8 | 8 De bomen gingen eens heen, om een koning over zich
97 Ric 10:38 | 38 En hij zeide: Ga heen; en hij liet haar twee maanden
98 Ric 10:38 | maanden gaan. Toen ging zij heen met haar gezellinnen, en
99 Ric 14:4 | 4 En Simson ging heen, en ving driehonderd vossen;
100 Ric 15:1 | 1 Simson nu ging heen naar Gaza; en hij zag aldaar
101 Ric 15:18 | verklaard had, zo zond zij heen, en riep de vorsten der
102 Ric 17:7 | Toen gingen die vijf mannen heen, en kwamen te Lais; en zij
103 Ric 20:10 | geboden hun, zeggende: Trekt heen, en slaat met de scherpte
104 Ric 20:13 | zond de ganse vergadering heen, en sprak tot de kinderen
105 Ric 20:20 | Benjamin, zeggende: Gaat heen, en loert in de wijngaarden. ~
106 Ric 20:21 | dochteren van Silo; en gaat heen in het land van Benjamin. ~
107 Ric 20:23 | zij roofden, en zij togen heen, en keerden weder tot hun
108 Rut 1:8 | twee schoondochters: Gaat heen, keert weder, een iegelijk
109 Rut 1:12 | weder, mijn dochters! Gaat heen; want ik ben te oud om een
110 Rut 2:2 | En zij zeide tot haar: Ga heen, mijn dochter! ~
111 Rut 2:3 | 3 Zo ging zij heen, en kwam en las op in het
112 1Sa 1:17 | antwoordde Eli en zeide: Ga heen in vrede, en de God Israels
113 1Sa 3:5 | leg u neder. En hij ging heen en legde zich neder. ~
114 1Sa 3:9 | zeide Eli tot Samuel: Ga heen, leg u neder, en het zal
115 1Sa 3:9 | hoort. Toen ging Samuel heen en legde zich aan zijn plaats. ~
116 1Sa 5:8 | 8 Daarom zonden zij heen, en verzamelden tot zich
117 1Sa 5:11 | 11 En zij zonden heen, en vergaderden al de vorsten
118 1Sa 5:11 | ark des Gods van Israel heen, dat zij wederkere tot haar
119 1Sa 8:22 | mannen van Israel: Gaat heen, een iegelijk naar zijn
120 1Sa 9:3 | met u, en maak u op, ga heen, zoek de ezelinnen. ~
121 1Sa 9:27 | aangezichten heenga; toen ging hij heen; maar sta gij als nu stil,
122 1Sa 12:2 | koning voor uw aangezicht heen, en ik ben oud en grijs
123 1Sa 15:3 | 3 Ga nu heen, en sla Amalek, en verban
124 1Sa 15:18 | gezonden, en gezegd: Ga heen en verban de zondaars, de
125 1Sa 16:1 | uw hoorn met olie, en ga heen; Ik zal u zenden tot Isai,
126 1Sa 16:11 | nu zeide tot Isai: Zend heen en laat hem halen; want
127 1Sa 16:12 | 12 Toen zond hij heen, en bracht hem in; hij nu
128 1Sa 17:13 | grootste zonen van Isai gingen heen; zij volgden Saul na in
129 1Sa 17:37 | zeide Saul tot David: Ga heen, en de HEERE zij met u!
130 1Sa 17:41 | 41 De Filistijn ging ook heen, gaande en naderende tot
131 1Sa 18:27 | hij en zijn mannen gingen heen, en zij sloegen onder de
132 1Sa 19:11 | 11 Maar Saul zond boden heen tot Davids huis, dat zij
133 1Sa 19:12 | venster neder, en hij ging heen, en vluchtte, en ontkwam. ~
134 1Sa 19:18 | en hij en Samuel gingen heen, en zij bleven te Najoth. ~
135 1Sa 19:20 | 20 Toen zond Saul boden heen, om David te halen; die
136 1Sa 20:21 | jongen zenden, zeggende: Ga heen, zoek de pijlen, indien
137 1Sa 20:22 | zijn van u af en verder; ga heen, want de HEERE heeft u laten
138 1Sa 20:31 | bevestigd worden; nu dan, schik heen, en haal hem tot mij, want
139 1Sa 20:36 | schieten zal. De jongen liep heen, en hij schoot een pijl,
140 1Sa 20:40 | en hij zeide tot hem: Ga heen, breng het in de stad. ~
141 1Sa 20:43 | Daarna stond hij op, en ging heen; en Jonathan kwam in de
142 1Sa 22:5 | Blijf in de vesting niet, ga heen, en ga in het land van Juda.
143 1Sa 22:5 | van Juda. Toen ging David heen, en hij kwam in het woud
144 1Sa 22:11 | 11 Toen zond de koning heen, om den priester Achimelech,
145 1Sa 23:2 | HEERE zeide tot David: Ga heen, en gij zult de Filistijnen
146 1Sa 23:13 | uit Kehila, en zij gingen heen, waar zij konden gaan. Toen
147 1Sa 23:22 | 22 Gaat toch heen, en bereidt de zaak nog
148 1Sa 24:3 | gans Israel, en hij toog heen, om David en zijn mannen
149 1Sa 25:19 | haar jongelingen: Trekt heen voor mijn aangezicht; ziet,
150 1Sa 25:39 | wederkeren! En David zond heen, en liet met Abigail spreken,
151 1Sa 26:12 | hoofdeinde, en zij gingen heen; en er was niemand, die
152 1Sa 26:19 | des HEEREN, zeggende: Ga heen, dien andere goden. ~
153 1Sa 28:8 | andere klederen aan, en ging heen, en twee mannen met hem,
154 1Sa 29:10 | licht geworden is, zo gaat heen. ~
155 1Sa 30:9 | 9 David dan ging heen, hij en de zes honderd mannen,
156 1Sa 30:20 | dreven ze voor datzelve vee heen, en zeiden: Dit is Davids
157 2Sa 3:15 | 15 Isboseth dan zond heen, en nam haar van den man,
158 2Sa 3:19 | Benjamin. Voorts ging Abner ook heen, om te Hebron voor Davids
159 2Sa 4:5 | Rechab en Baena, gingen heen, en kwamen ten huize van
160 2Sa 6:2 | maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij
161 2Sa 6:12 | Gods wil; zo ging David heen en haalde de ark Gods uit
162 2Sa 6:19 | wijn. Toen ging al dat volk heen, een iegelijk naar zijn
163 2Sa 7:3 | zeide tot den koning: Ga heen, doe al wat in uw hart is,
164 2Sa 7:10 | plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven worde;
165 2Sa 7:19 | gesproken tot van verre heen; en dit naar de wet der
166 2Sa 9:5 | Toen zond de koning David heen, en hij nam hem uit het
167 2Sa 10:2 | gedaan heeft. Zo zond David heen, om hem door den dienst
168 2Sa 10:6 | zonden de kinderen Ammons heen, en huurden van de Syriers
169 2Sa 10:7 | dit hoorde, zond hij Joab heen, en het ganse heir met de
170 2Sa 10:16 | 16 En Hadad-ezer zond heen, en deed de Syriers uitkomen,
171 2Sa 10:16 | toog voor hun aangezicht heen. ~
172 2Sa 11:18 | 18 Toen zond Joab heen, en liet David den gansen
173 2Sa 11:22 | 22 En de bode ging heen, en kwam in, en gaf David
174 2Sa 11:27 | was overgegaan, zond David heen, en nam haar in zijn huis;
175 2Sa 12:25 | 25 En zond heen door de hand van den profeet
176 2Sa 13:7 | 7 Toen zond David heen tot Thamar in het huis,
177 2Sa 13:7 | huis, zeggende: Ga toch heen in het huis van uw broeder
178 2Sa 13:8 | 8 En Thamar ging heen in het huis van haar broeder
179 2Sa 14:2 | 2 Zo zond Joab heen naar Thekoa, en nam van
180 2Sa 14:30 | heeft gerst daarop; gaat heen, en steekt het aan met vuur,
181 2Sa 15:18 | knechten gingen aan zijn zijde heen, ook al de Krethi en al
182 2Sa 15:18 | voor des konings aangezicht heen. ~
183 2Sa 18:21 | Joab zeide tot Cuschi: Ga heen, en zeg den koning aan,
184 2Sa 18:21 | zich voor Joab, en liep heen. ~
185 2Sa 18:23 | zeide hij tot hem: Loop heen. En Ahimaaz liep den weg
186 2Sa 20:5 | 5 En Amasa ging heen, om Juda bijeen te roepen;
187 2Sa 20:14 | 14 En hij toog heen door alle stammen van Israel,
188 2Sa 24:12 | 12 Ga heen, en spreek tot David: Alzo
189 1Kon 1:13| 13 Ga heen, en treed in tot den koning
190 1Kon 1:50| en hij stond op, en ging heen, en vatte de hoornen des
191 1Kon 1:53| En de koning Salomo zond heen, en zij deden hem afgaan
192 1Kon 1:53| Salomo zeide tot hem: Ga heen naar uw huis. ~ ~ ~
193 1Kon 2:2 | 2 Ik ga heen in den weg der ganse aarde,
194 1Kon 2:29| van Jojada, zeggende: Ga heen, val op hem aan. ~
195 1Kon 2:40| zadelde zijn ezel, en toog heen naar Gath tot Achis, om
196 1Kon 2:40| te zoeken; zo toog Simei heen, en bracht zijn knechten
197 1Kon 7:13| En de koning Salomo zond heen, en liet Hiram van Tyrus
198 1Kon 12:5 | hij zeide tot hen: Gaat heen tot aan den derden dag,
199 1Kon 12:5 | tot mij. En het volk ging heen. ~
200 1Kon 12:30| zonde; want het volk ging heen voor het ene, tot Dan toe. ~
201 1Kon 13:24| 24 Zo toog hij heen, en een leeuw vond hem op
202 1Kon 13:28| 28 Toen toog hij heen, en vond zijn dood lichaam
203 1Kon 14:2 | Jerobeams huisvrouw zijt, en ga heen naar Silo, zie, daar is
204 1Kon 14:7 | 7 Ga heen, zeg Jerobeam: Zo zegt de
205 1Kon 14:17| Jerobeams vrouw op, en ging heen, en kwam te Thirza; als
206 1Kon 15:19| geschenk, zilver en goud; ga heen, maak uw verbond te niet
207 1Kon 17:5 | 5 Hij ging dan heen, en deed naar het woord
208 1Kon 17:9 | 9 Maak u op, ga heen naar Zarfath, dat bij Sidon
209 1Kon 17:12| houten gelezen, en ik ga heen, en zal het voor mij en
210 1Kon 17:13| tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar
211 1Kon 17:15| 15 En zij ging heen, en deed naar het woord
212 1Kon 18:1 | derde jaar, zeggende: Ga heen, vertoon u aan Achab; want
213 1Kon 18:2 | 2 En Elia ging heen, om zich aan Achab te vertonen.
214 1Kon 18:8 | Hij zeide: Ik ben het; ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia
215 1Kon 18:11| 11 En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia
216 1Kon 18:14| 14 En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia
217 1Kon 18:19| 19 Nu dan, zend heen, verzamel tot mij het ganse
218 1Kon 19:3 | maakte hij zich op, en ging heen, om zijns levens wil, en
219 1Kon 20:9 | doen. Zo gingen de boden heen en brachten hem bescheid
220 1Kon 20:22| Israel, en zeide tot hem: Ga heen, sterk u; en bemerk, en
221 1Kon 20:38| 38 Toen ging de profeet heen, en stond voor den koning
222 2Kon 1:2 | en zeide tot hen: Gaat heen, vraagt Baal-Zebub, den
223 2Kon 1:6 | en zeide tot ons: Gaat heen, keert weder tot den koning
224 2Kon 3:7 | 7 En hij ging heen, en zond tot Josafat, den
225 2Kon 3:9 | toog de koning van Israel heen, en de koning van Juda,
226 2Kon 3:13| heb ik met u te doen? Ga heen tot de profeten uws vaders,
227 2Kon 4:7 | kennen; en hij zeide: Ga heen, verkoop de olie, en betaal
228 2Kon 4:25| 25 Alzo toog zij heen, en kwam tot den man Gods,
229 2Kon 5:5 | de koning van Syrie: Ga heen, kom, en ik zal een brief
230 2Kon 5:5 | Israel zenden. En hij ging heen, en nam in zijn hand tien
231 2Kon 5:10| hem een bode, zeggende: Ga heen en was u zevenmaal in de
232 2Kon 5:24| mannen gaan, en zij togen heen. ~
233 2Kon 6:2 | wonen. En hij zeide: Gaat heen. ~
234 2Kon 6:13| 13 En hij zeide: Gaat heen, en ziet, waar hij is, dat
235 2Kon 8:1 | zeggende: Maak u op, en ga heen, gij en uw huisgezin, en
236 2Kon 9:1 | oliekruik in uw hand, en ga heen naar Ramoth in Gilead. ~
237 2Kon 9:18| de ruiter te paard toog heen hem tegemoet, en zeide:
238 2Kon 9:35| 35 En zij gingen heen om haar te begraven; doch
239 2Kon 10:12| maakte zich op, en toog heen en ging naar Samaria; en
240 1Kro 14:14| niet optrekken achter hen heen; maar omsingel hen van boven,
241 1Kro 17:4 | 4 Ga heen en zeg tot David, Mijn knecht:
242 1Kro 17:9 | plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven worde;
243 1Kro 17:17| Uws knechts tot van verre heen gesproken, en Gij hebt mij
244 1Kro 20:16| toog voor hun aangezicht heen. ~
245 1Kro 22:2 | oversten des volks: Gaat heen, telt Israel van Ber-seba
246 1Kro 22:10| 10 Ga heen, en spreek tot David, zeggende:
247 2Kro 11:5 | tot mij. En het volk ging heen. ~
248 2Kro 17:3 | zend u zilver en goud, ga heen, maak uw verbond te niet
249 2Kro 32:22| Hij geleidde hen rondom heen. ~
250 2Kro 34:21| 21 Gaat heen, vraagt den HEERE voor mij,
251 Neh 12:36 | ging voor hun aangezicht heen. ~
252 Job 14:20 | eeuwigheid, en hij gaat heen; veranderende zijn gelaat,
253 Job 15:23 | 23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar
254 Psa 42:19 | in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare,
255 Psa 97:3 | gaat voor Zijn aangezicht heen, en het steekt Zijn wederpartijen
256 Psa 109:23 | 23 Ik ga heen gelijk een schaduw, wanneer
257 Psa 147:17 | 17 Hij werpt Zijn ijs heen als stukken; wie zou bestaan
258 Spre 3:28| Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen
259 Spre 4:25| oogleden zich recht voor u heen houden. ~
260 Pred 9:7 | 7 Ga dan heen, eet uw brood met vreugde,
261 Jes 20:2 | zoon van Amoz, zeggende: Ga heen, en ontbind den zak van
262 Jes 21:6 | Heere tot mij gezegd: Ga heen, zet een wachter, laat hem
263 Jes 22:15 | HEERE der heirscharen: Ga heen, ga in tot dien schatmeester,
264 Jes 24:20 | een dronkaard, en zij zal heen en weder bewogen worden,
265 Amos 8:8 | als een rivier, en het zal heen en weder gedreven en verdronken
266 Zac 6:7 | want Hij had gezegd: Gaat heen, doorwandelt het land. En
267 Matt 2:8 | Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk
268 Matt 5:24| voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uw
269 Matt 8:4 | dit niemand zegt; maar ga heen, toon uzelven den priester,
270 Matt 8:13| hoofdman over honderd: Ga heen, en u geschiede, gelijk
271 Matt 8:32| Hij zeide tot hen: Gaat heen. En zij uitgaande, voeren
272 Matt 8:32| En zij uitgaande, voeren heen in de kudde zwijnen; en
273 Matt 9:6 | op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis. ~
274 Matt 9:7 | hij opgestaan zijnde, ging heen naar zijn huis. ~
275 Matt 9:13| 13 Doch gaat heen en leert, wat het zij: Ik
276 Matt 10:6 | 6 Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen
277 Matt 11:4 | antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder,
278 Matt 11:10| weg bereiden zal voor U heen. ~
279 Matt 12:45| 45 Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven
280 Matt 13:44| over denzelven, gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft,
281 Matt 13:46| grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had,
282 Matt 14:10| 10 En zond heen, en onthoofdde Johannes
283 Matt 14:16| Het is hun niet van node heen te gaan, geeft gij hun te
284 Matt 17:20| tot deze berg zeggen: Ga heen van hier derwaarts, en hij
285 Matt 17:27| geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp de angel
286 Matt 18:15| tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u
287 Matt 18:30| hij wilde niet, maar ging heen, en wierp hem in de gevangenis,
288 Matt 19:21| gij wilt volmaakt zijn, ga heen, verkoop wat gij hebt, en
289 Matt 20:2 | des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard. ~
290 Matt 20:4 | tot dezelve: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo
291 Matt 20:7 | zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo
292 Matt 20:14| 14 Neem het uwe en ga heen. Ik wil deze laatsten ook
293 Matt 21:2 | 2 Gaat heen in het vlek, dat tegen u
294 Matt 21:28| eersten, zeide: Zoon! ga heen, werk heden in mijn wijngaard. ~
295 Matt 21:29| berouw hebbende, ging hij heen. ~
296 Matt 22:15| Toen gingen de Farizeen heen, en hielden te zamen raad,
297 Matt 25:16| talenten ontvangen had, ging heen, en handelde daarmede, en
298 Matt 25:18| ene ontvangen had, ging heen en groef in de aarde, en
299 Matt 26:18| 18 En Hij zeide: Gaat heen in de stad, tot zulk een,
300 Matt 26:24| Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven
301 Matt 26:44| latende, ging Hij wederom heen, en bad ten derden male,
302 Matt 26:57| gevangen hadden, leidden Hem heen tot Kajafas, den hogepriester,
303 Matt 27:31| klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen. ~
304 Matt 27:65| Gij hebt een wacht; gaat heen, verzekert het, gelijk gij
305 Matt 28:7 | 7 En gaat haastelijk heen, en zegt Zijn discipelen,
306 Matt 28:8 | grote blijdschap, liepen zij heen, om hetzelve Zijn discipelen
307 Mark 1:2 | aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal. ~
308 Mark 1:44| niemand iets zegt; maar ga heen en vertoon uzelven den priester,
309 Mark 2:11| neem uw beddeken op, en ga heen naar uw huis. ~
310 Mark 5:19| maar zeide tot hem: Ga heen naar uw huis tot de uwen,
311 Mark 5:20| 20 En hij ging heen, en begon te verkondigen
312 Mark 5:34| geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen
313 Mark 6:27| te brengen. Deze nu ging heen, en onthoofdde hem in de
314 Mark 6:38| Hoeveel broden hebt gij? Gaat heen en beziet het. En toen zij
315 Mark 7:29| Om dezes woords wil ga heen, de duivel is uit uw dochter
316 Mark 8:33| bestrafte Petrus, zeggende: Ga heen, achter Mijn, satanas, want
317 Mark 9:43| de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het
318 Mark 10:21| Een ding ontbreekt u; ga heen, verkoop alles, wat gij
319 Mark 10:52| Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden.
320 Mark 11:2 | 2 En zeide tot hen: Gaat heen in het vlek, dat tegen u
321 Mark 11:4 | 4 En zij gingen heen, en vonden het veulen gebonden
322 Mark 12:3 | hem, en zonden hem ledig heen. ~
323 Mark 14:10| een van de twaalven, ging heen tot de overpriesters, opdat
324 Mark 14:21| Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven
325 Mark 15:1 | hebbende, brachten zij Hem heen, en gaven Hem aan Pilatus
326 Mark 16:7 | 7 Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen,
327 Mark 16:15| Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt
328 Luk 4:19 | gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om
329 Luk 5:14 | niemand zeggen zou; maar ga heen, zeide Hij, vertoon uzelven
330 Luk 5:24 | neem uw beddeken op, en ga heen naar uw huis. ~
331 Luk 5:25 | hij op gelegen had, ging heen naar zijn huis, God verheerlijkende. ~
332 Luk 7:22 | antwoordende, zeide tot hen: Gaat heen, en boodschapt Johannes
333 Luk 7:27 | aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal. ~
334 Luk 7:50 | geloof heeft u behouden; ga heen in vrede. ~ ~
335 Luk 8:31 | gebieden zou in den afgrond heen te varen. ~
336 Luk 8:39 | gedaan heeft. En hij ging heen door de gehele stad, verkondigende,
337 Luk 8:48 | geloof heeft u behouden; ga heen in vrede. ~
338 Luk 9:2 | 2 En Hij zond hen heen, om te prediken het Koninkrijk
339 Luk 9:60 | doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk
340 Luk 10:1 | andere zeventig, en zond hen heen voor Zijn aangezicht, twee
341 Luk 10:37 | zeide dan Jezus tot hem: Ga heen, en doe gij desgelijks. ~
342 Luk 11:26 | 26 Dan gaat hij heen, en neemt met zich zeven
343 Luk 13:15 | kribbe los, en leidt hem heen om te doen drinken? ~
344 Luk 13:32 | Hij zeide tot hen: Gaat heen, en zegt dien vos: Zie,
345 Luk 14:10 | gij genood zult zijn, ga heen en zet u in de laatste plaats;
346 Luk 14:19 | ossen gekocht, en ik ga heen, om die te beproeven; ik
347 Luk 15:15 | 15 En hij ging heen, en voegde zich bij een
348 Luk 17:14 | zeide Hij tot hen: Gaat heen en vertoont uzelven den
349 Luk 17:19 | zeide tot hem: Sta op, en ga heen; uw geloof heeft u behouden. ~
350 Luk 17:23 | ziet daar is Hij; gaat niet heen, en volgt niet. ~
351 Luk 19:28 | hebbende, reisde Hij voor hen heen, en ging op naar Jeruzalem. ~
352 Luk 20:10 | denzelven, en zonden hem ledig heen. ~
353 Luk 20:11 | hebbende, zonden zij hem ledig heen. ~
354 Luk 22:4 | 4 En hij ging heen en sprak met de overpriesters
355 Luk 22:8 | Johannes uit, zeggende: Gaat heen, en bereidt ons het pascha,
356 Luk 22:22 | Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk besloten is; doch
357 Luk 23:7 | Herodes was, zond hij Hem heen tot Herodes, die ook zelf
358 Luk 24:24 | die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden
359 Joha 3:8 | waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk,
360 Joha 3:28| niet; maar dat ik voor Hem heen uitgezonden ben. ~
361 Joha 4:3 | Hij Judea, en ging wederom heen naar Galilea. ~
362 Joha 4:16| Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier. ~
363 Joha 4:28| dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot
364 Joha 4:43| ging Hij van daar en ging heen naar Galilea; ~
365 Joha 4:50| Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw zoon leeft. En de mens
366 Joha 4:50| Jezus tot hem zeide, en ging heen. ~
367 Joha 5:15| 15 De mens ging heen, en boodschapte den Joden,
368 Joha 7:3 | Vertrek van hier, en ga heen in Judea, opdat ook Uw discipelen
369 Joha 7:33| tijd ben Ik bij u, en Ik ga heen tot Dengene, Die Mij gezonden
370 Joha 7:53| 53 En een iegelijk ging heen naar zijn huis. ~ ~ ~
371 Joha 8:11| veroordeel Ik u ook niet; ga heen, en zondig niet meer. ~
372 Joha 8:21| zeide wederom tot hen: Ik ga heen, en gij zult Mij zoeken,
373 Joha 9:7 | 7 En zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Siloam (
374 Joha 9:7 | uitgezonden). Hij dan ging heen en wies zich, en kwam ziende. ~
375 Joha 9:11| ogen, en zeide tot mij: Ga heen naar het badwater Siloam,
376 Joha 9:11| Siloam, en was u. En ik ging heen, en wies mij, en ik werd
377 Joha 10:4 | heeft, zo gaat hij voor hen heen; en de schapen volgen hem,
378 Joha 11:11| vriend, slaapt; maar Ik ga heen, om hem uit den slaap op
379 Joha 11:28| gezegd hebbende, ging zij heen, en riep Maria, haar zuster,
380 Joha 12:11| velen van de Joden gingen heen om zijnentwil, en geloofden
381 Joha 13:36| Hem: Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde hem: Waar
382 Joha 14:2 | het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. ~
383 Joha 14:3 | 3 En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats
384 Joha 14:12| doen, dan deze; want Ik ga heen tot Mijn Vader. ~
385 Joha 14:28| tot u gezegd heb: Ik ga heen, en kom weder tot u. Indien
386 Joha 14:28| omdat Ik gezegd heb: Ik ga heen tot den Vader; want Mijn
387 Joha 16:5 | 5 En nu ga Ik heen tot Dengene, die Mij gezonden
388 Joha 16:16| zult Mij zien, want Ik ga heen tot den Vader. ~
389 Joha 16:17| Mij zien; en: Want Ik ga heen tot den Vader? ~
390 Joha 16:28| verlaat Ik de wereld, en ga heen tot den Vader. ~
391 Joha 20:17| tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg
392 Hand 5:23| daags ging Petrus met hen heen, en sommigen der broederen,
393 Hand 9:40| verkoos Silas, en reisde heen, der genade Gods van de
394 Hand 10:36| gaat dan nu uit, en reist heen in vrede. ~
395 Hand 11:10| daar gekomen zijnde, gingen heen naar de synagoge der Joden; ~
396 Hand 16:10| zeide tot mij: Sta op, en ga heen naar Damaskus; en aldaar
397 Hand 16:21| En Hij zeide tot mij: Ga heen; want Ik zal u ver tot de
398 Hand 17:17| zeide: Leid dezen jongeling heen tot den overste; want hij
399 Hand 18:25| antwoordde: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegenen tijd
400 Hand 21:4 | voeren wij onder Cyprus heen, omdat de winden ons tegen
401 Hand 21:7 | zo voeren wij onder Kreta heen, tegenover Salmone. ~
402 Hand 21:15| gaven wij het op, en dreven heen. ~
403 Hand 22:26| 26 Zeggende: Ga heen tot dit volk, en zeg: Met
404 Open 12:17| vergrimde op de vrouw, en ging heen om krijg te voeren tegen
|