Book Chapter: Verse
1 Gen 5:29 | en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat
2 Gen 15:9 | en verneder u onder haar handen. ~
3 Gen 19:5 | harten en in reinheid mijner handen, heb ik dit gedaan. ~
4 Gen 23:22 | twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien
5 Gen 23:30 | en de armringen aan de handen zijner zuster; en als hij
6 Gen 23:47 | en de armringen aan haar handen; ~
7 Gen 25:16 | geitenbokjes trok zij over zijn handen, en over de gladdigheid
8 Gen 25:22 | is Jakobs stem, maar de handen zijn Ezau's handen. ~
9 Gen 25:22 | maar de handen zijn Ezau's handen. ~
10 Gen 25:23 | kende hem niet, omdat zijn handen harig waren, gelijk zijns
11 Gen 25:23 | gelijk zijns broeders Ezau's handen; en hij zegende hem. ~
12 Gen 28:42 | ellende, en den arbeid mijner handen aangezien, en heeft u gisteren
13 Gen 44:14 | Manasse; hij bestierde zijn handen verstandelijk; want Manasse
14 Gen 45:24 | gebleven, en de armen zijner handen zijn gesterkt geworden,
15 Gen 45:24 | gesterkt geworden, door de handen van de Machtige Jakobs;
16 Exo 5:21 | gevende een zwaard in hun handen, om ons te doden. ~
17 Exo 9:29 | zal zijn, zo zal ik mijn handen uitbreiden voor den HEERE;
18 Exo 9:33 | stad uit, en breidde zijn handen tot den HEERE; de donder
19 Exo 10:25 | en brandofferen in onze handen geven, die wij den HEERE,
20 Exo 15:17 | het heiligdom, hetwelk Uw handen gesticht hebben, o HEERE! ~
21 Exo 17:12 | 12 Doch de handen van Mozes werden zwaar;
22 Exo 17:12 | en Hur onderstutten zijn handen, de een op deze, en ander
23 Exo 17:12 | andere zijde; alzo waren zijn handen gewis, totdat de zon onderging. ~
24 Exo 29:10 | en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd van den var
25 Exo 29:15 | en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd des rams leggen; ~
26 Exo 29:19 | en zijn zonen zullen hun handen op des rams hoofd leggen; ~
27 Exo 29:24 | 24 En leg ze alle op de handen van Aaron, en op de handen
28 Exo 29:24 | handen van Aaron, en op de handen zijner zonen, en beweeg
29 Exo 30:19 | zich daaruit wassen, hun handen en voeten. ~
30 Exo 30:21 | 21 Zij zullen dan hun handen en voeten wassen, opdat
31 Exo 32:19 | hij de tafelen uit zijn handen wierp, en dezelve beneden
32 Exo 32:29 | had gezegd: Vult heden uw handen den HEERE; want elk zal
33 Exo 33:19 | hij de tafelen uit zijn handen wierp, en dezelve beneden
34 Exo 33:29 | had gezegd: Vult heden uw handen den HEERE; want elk zal
35 Exo 35:25 | waren, sponnen met haar handen, en zij brachten het gesponnene,
36 Exo 40:31 | zonen wiesen daaruit hun handen en hun voeten. ~
37 Lev 4:15 | der vergadering zullen hun handen op het hoofd van den var
38 Lev 7:30 | 30 Zijn handen zullen de vuurofferen des
39 Lev 8:14 | en zijn zonen legden hun handen op het hoofd van den var
40 Lev 8:18 | en zijn zonen legden hun handen op het hoofd van den ram. ~
41 Lev 8:22 | met zijn zonen legden hun handen op het hoofd van den ram.
42 Lev 8:27 | hij gaf dat alles in de handen van Aaron, en in de handen
43 Lev 8:27 | handen van Aaron, en in de handen zijner zonen; en bewoog
44 Lev 8:28 | Daarna nam Mozes ze uit hun handen, en stak ze aan op het altaar,
45 Lev 8:33 | want zeven dagen zal men uw handen vullen. ~
46 Lev 9:22 | 22 Daarna hief Aaron zijn handen op tot het volk, en zegende
47 Lev 15:11 | aangeroerd hebben, zonder zijn handen met water gespoeld te hebben,
48 Lev 16:12 | aangezicht des HEEREN, en zijn handen vol reukwerk van welriekende
49 Lev 16:21 | En Aaron zal beide zijn handen op het hoofd van den levenden
50 Lev 23:14 | gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen; daarna
51 Num 5:18 | der gedachtenis op haar handen leggen, hetwelk het spijsoffer
52 Num 6:19 | vlade; en hij zal ze op de handen des Nazireers leggen, nadat
53 Num 8:10 | kinderen Israels zullen hun handen op de Levieten leggen. ~
54 Num 8:12 | En de Levieten zullen hun handen op het hoofd der varren
55 Num 24:10 | Bileam, en hij sloeg zijn handen samen; en Balak zeide tot
56 Num 27:23 | 23 En hij legde zijn handen op hem, en gaf hem bevel;
57 Deu 9:15 | verbonds waren op beide mijn handen. ~
58 Deu 9:17 | wierp ze heen uit beide mijn handen, en brak ze voor uw ogen. ~
59 Deu 12:18 | over alles, waaraan gij uw handen geslagen hebt. ~
60 Deu 16:15 | en in al het werk uwer handen; daarom zult gij immers
61 Deu 21:6 | verslagene zijn, zullen hun handen wassen over deze jonge koe,
62 Deu 21:7 | betuigen en zeggen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten,
63 Deu 24:19 | zegene, in al het werk uwer handen. ~
64 Deu 27:15 | werk van 's werkmeesters handen, zal maken, en zetten in
65 Deu 31:29 | om Hem door het werk uwer handen tot toorn te verwekken. ~
66 Deu 33:7 | weder tot zijn volk; zijn handen moeten hem genoegzaam zijn,
67 Deu 33:11 | en laat U het werk zijner handen wel bevallen; versla de
68 Deu 34:9 | wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd; zo hoorden
69 Joz 2:24 | heeft dat ganse land in onze handen gegeven; want ook zijn al
70 Joz 9:11 | Neemt reiskost met u in uw handen op de reize, en gaat hun
71 Joz 10:6 | Gilgal, zeggende: Trek uw handen niet af van uw knechten,
72 Ric 1:6 | hieuwen de duimen zijner handen en zijner voeten af. ~
73 Ric 1:7 | afgehouwen duimen van hun handen en van hun voeten, waren
74 Ric 6:11 | spreken, en daarna zullen uw handen gesterkt worden, dat gij
75 Ric 8:16 | naar de verdienste zijner handen gedaan hebt. ~
76 Ric 8:24 | burgers van Sichem, die zijn handen gesterkt hadden om zijn
77 Ric 13:9 | En hij nam dien in zijn handen, en ging voort, al gaande
78 Ric 14:14 | banden versmolten van zijn handen. ~
79 Ric 18:27 | deur van het huis, en haar handen op den dorpel. ~
80 1Sa 5:4 | en de beide palmen zijner handen afgehouwen, aan den dorpel;
81 1Sa 14:13 | Toen klom Jonathan op zijn handen en op zijn voeten, en zijn
82 1Sa 21:13 | zichzelven gek onder hun handen; en hij bekrabbelde de deuren
83 2Sa 2:7 | 7 En nu, laat uw handen sterk zijn, en zijt dapper,
84 2Sa 3:34 | 34 Uw handen waren niet gebonden, noch
85 2Sa 4:1 | gestorven was, werden zijn handen slap, en gans Israel werd
86 2Sa 4:11 | zou ik zijn bloed van uw handen niet eisen, en u van de
87 2Sa 4:12 | doodden hen, en hieuwen hun handen en hun voeten af, en hingen
88 2Sa 16:21 | stinkende zijt geworden, en de handen van allen, die met u zijn,
89 2Sa 17:2 | daar hij moede en slap van handen is, en zal hem verschrikken,
90 2Sa 18:12 | duizend zilverlingen op mijn handen mocht wegen, zo zou ik mijn
91 2Sa 21:20 | zes vingeren had aan zijn handen, en zes tenen aan zijn voeten,
92 2Sa 22:21 | naar de reinigheid mijner handen. ~
93 2Sa 22:35 | 35 Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen
94 1Kon 8:22 | Israel, en breidde zijn handen uit naar den hemel; ~
95 1Kon 8:38 | harten, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal; ~
96 1Kon 8:54 | op zijn knieen, met zijn handen uitgebreid naar den hemel; ~
97 1Kon 16:7 | verwekkende door het werk zijner handen, omdat hij was gelijk het
98 1Kon 20:6 | begeerlijke uwer ogen in hun handen leggen en wegnemen zullen. ~
99 2Kon 3:11 | Safat, die water op Elia's handen goot. ~
100 2Kon 4:34 | ogen op zijn ogen, en zijn handen op zijn handen, breidde
101 2Kon 4:34 | en zijn handen op zijn handen, breidde zich over hem uit.
102 2Kon 9:35 | voeten, en de palmen harer handen. ~
103 2Kon 10:24 | de mannen, die ik in uw handen gebracht heb, ontkomt, zijn
104 2Kon 11:12 | daartoe klapten zij met de handen, en zeiden: De koning leve! ~
105 2Kon 11:16 | 16 En zij legden de handen aan haar; en zij ging den
106 2Kon 12:11 | het geld wel gewogen in handen der verzorgers van dat werk,
107 2Kon 12:15 | wien zij dat geld in hun handen gaven, om aan degenen, die
108 2Kon 13:11 | het geld wel gewogen in handen der verzorgers van dat werk,
109 2Kon 13:15 | wien zij dat geld in hun handen gaven, om aan degenen, die
110 2Kon 14:16 | daaraan; en Elisa leide zijn handen op des konings handen. ~
111 2Kon 14:16 | zijn handen op des konings handen. ~
112 2Kon 24:17 | verwekten met al het werk hunner handen, zo zal Mijn grimmigheid
113 1Kro 12:17 | toch geen wrevel in mijn handen is, de God onzer vaderen
114 1Kro 26:2 | Asaf, die aan des konings handen profeteerde. ~
115 1Kro 26:3 | en Mattithja, zes; aan de handen van hun vader Jeduthun,
116 1Kro 26:6 | Dezen waren altemaal aan de handen huns vaders gesteld tot
117 1Kro 26:6 | van het huis Gods, aan de handen van den koning, van Asaf,
118 2Kro 7:4 | heeft, en heeft het met Zijn handen vervuld, zeggende: ~
119 2Kro 7:12 | Israel; en hij breidde zijn handen uit; ~
120 2Kro 7:13 | Israel, en breidde zijn handen uit naar den hemel.) ~
121 2Kro 7:29 | smarte, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal; ~
122 2Kro 16:7 | weest gij sterk, en laat uw handen niet verslappen; want er
123 2Kro 23:28 | 15 En zij legden de handen aan haar, en zij ging naar
124 2Kro 29:23 | gemeente, en zij legden hun handen op dezelve. ~
125 2Kro 29:31 | en zeide: Nu hebt gij uw handen den HEERE gevuld, treedt
126 2Kro 34:25 | verwekten met alle werken hunner handen; zo zal Mijn grimmigheid
127 2Kro 35:11 | sprengden het bloed uit hun handen, en de Levieten trokken
128 2Kro 36:11 | sprengden het bloed uit hun handen, en de Levieten trokken
129 Ezra 1:6 | waren, sterkten hunlieder handen met zilveren vaten, met
130 Ezra 4:4 | maakte het volk des lands de handen des volks van Juda slap,
131 Ezra 5:8 | voorspoediglijk door hun handen voort. ~
132 Ezra 6:22 | Assur tot hen gewend, om hun handen te sterken in het huis Gods,
133 Ezra 9:5 | knieen, en breidde mijn handen uit tot den HEERE, mijn
134 Neh 2:18 | bouwen; en zij sterkten hun handen ten goede. ~
135 Neh 5:5 | dat zij in de macht onzer handen niet zijn; en anderen hebben
136 Neh 6:9 | te maken, zeggende: Hun handen zullen van het werk aflaten,
137 Neh 6:9 | worden; nu dan, sterk mijn handen! ~
138 Neh 8:7 | amen! met opheffing hunner handen, en neigden zich, en aanbaden
139 Est 16:9 | talenten zilvers opwegen in de handen dergenen, die het werk doen,
140 Est 17:9 | talenten zilvers opwegen in de handen dergenen, die het werk doen,
141 Est 50:10 | zij; maar zij sloegen hun handen niet aan den roof. ~
142 Job 1:10 | rondom? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn
143 Job 4:3 | onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt; ~
144 Job 5:12 | der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten. ~
145 Job 5:18 | Hij doorwondt, en Zijn handen helen. ~
146 Job 9:30 | met sneeuwwater, en mijn handen zuivere met zeep; ~
147 Job 10:3 | verwerpt den arbeid Uwer handen, en over den raad der goddelozen
148 Job 10:8 | 8 Uw handen doen mij smart aan, hoewel
149 Job 11:13 | bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. ~
150 Job 14:15 | dat Gij tot het werk Uwer handen zoudt begerig zijn. ~
151 Job 16:11 | heeft mij afgewend in de handen der goddelozen. ~
152 Job 16:17 | toch geen wrevel in mijn handen is, en mijn gebed zuiver
153 Job 17:9 | vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte toenemen. ~
154 Job 20:10 | armen te behagen; en zijn handen zullen zijn vermogen moeten
155 Job 22:30 | door de zuiverheid uwer handen. ~
156 Job 27:23 | ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten
157 Job 30:2 | zijn de krachten hunner handen? Zij was door ouderdom in
158 Job 31:7 | nagevolgd is, en aan mijn handen iets aankleeft; ~
159 Job 34:19 | Want zij zijn allen Zijner handen werk. ~
160 Job 34:37 | hij zou onder ons in de handen klappen, en hij zou zijn
161 Job 36:32 | 32 Met handen bedekt Hij het licht, en
162 Psa 7:4 | indien er onrecht in mijn handen is; ~
163 Psa 8:7 | heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn
164 Psa 9:17 | verstrikt in het werk zijner handen! Higgajon, Sela. ~
165 Psa 18:21 | naar de reinigheid mijner handen. ~
166 Psa 18:25 | naar de reinigheid mijner handen, voor Zijn ogen. ~
167 Psa 18:35 | 35 Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen
168 Psa 19:2 | uitspansel verkondigt Zijner handen werk. ~
169 Psa 22:17 | omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven. ~
170 Psa 24:4 | 4 Die rein van handen, en zuiver van hart is,
171 Psa 26:6 | 6 Ik was mijn handen in onschuld, en ik ga rondom
172 Psa 26:10 | 10 In welker handen schandelijk bedrijf is,
173 Psa 28:2 | tot U roep, als ik mijn handen ophef naar de aanspraakplaats
174 Psa 28:4 | handelingen; geef hun naar hunner handen werk; doe hun vergelding
175 Psa 28:5 | noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken
176 Psa 44:21 | hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid. ~
177 Psa 55:21 | 21 Hij slaat zijn handen aan degenen, die vrede met
178 Psa 58:3 | gij weegt het geweld uwer handen op de aarde. ~
179 Psa 63:5 | in Uw Naam zou ik mijn handen opheffen. ~
180 Psa 68:32 | Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken. ~
181 Psa 73:13 | hart gezuiverd, en mijn handen in onschuld gewassen. ~
182 Psa 76:6 | dappere mannen hebben hun handen gevonden. ~
183 Psa 78:72 | verstandig beleid zijner handen. ~
184 Psa 81:7 | den last onttrokken; zijn handen zijn van de potten ontslagen. ~
185 Psa 88:10 | gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U. ~
186 Psa 90:17 | bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer
187 Psa 90:17 | ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat. ~ ~ ~ ~
188 Psa 91:12 | 12 Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet
189 Psa 92:5 | juichen over de werken Uwer handen. ~
190 Psa 95:5 | heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd. ~
191 Psa 98:8 | 8Dat de rivieren met de handen klappen, dat tegelijk de
192 Psa 102:26 | hemelen zijn het werk Uwer handen; ~
193 Psa 111:7 | 7 Mem. De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel;
194 Psa 115:4 | het werk van des mensen handen; ~
195 Psa 115:7 | 7 Hun handen hebben zij, maar tasten
196 Psa 119:48 | 48 En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden,
197 Psa 119:73 | 73 Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid;
198 Psa 125:3 | opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht. ~
199 Psa 128:2 | zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij
200 Psa 134:2 | 2Heft uw handen op naar het heiligdom, en
201 Psa 138:8 | niet varen de werken Uwer handen. ~ ~
202 Psa 140:5 | Bewaar mij, HEERE! van de handen des goddelozen; behoed mij
203 Psa 141:2 | aangezicht, de opheffing mijner handen als het avondoffer. ~
204 Psa 143:5 | mijzelven van de werken Uwer handen. ~
205 Psa 143:6 | 6 Ik breid mijn handen uit tot U; mijn ziel is
206 Psa 144:1 | mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde,
207 Psa 144:7 | 7 Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet
208 Spre 6:17 | ogen, een valse tong, en handen, die onschuldig bloed vergieten; ~
209 Spre 12:14 | vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen. ~
210 Spre 14:1 | breekt het af met haar handen. ~
211 Spre 21:25 | zal hem doden, want zijn handen weigeren te werken. ~
212 Spre 30:28 | spinnekop grijpt met de handen, en is in de paleizen der
213 Spre 31:13 | en werkt met lust harer handen. ~
214 Spre 31:16 | hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard. ~
215 Spre 31:19 | Jod. Zij steekt haar handen uit naar de spil, en haar
216 Spre 31:20 | ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige. ~
217 Spre 31:31 | haar van de vrucht harer handen, en laat haar werken haar
218 Pred 2:11 | al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den
219 Pred 4:5 | 5 De zot vouwt zijn handen samen, en eet zijn eigen
220 Pred 5:5 | verderven het werk uwer handen? ~
221 Pred 7:26 | netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is
222 Pred 10:18 | gebint, en door slapheid der handen wordt het huis doorlekkende. ~
223 Hoo 5:5 | Liefste open te doen; en mijn handen drupten van mirre, en mijn
224 Hoo 5:14 | 14 Zijn handen zijn als gouden ringen,
225 Hoo 7:1 | zijnde het werk van de handen eens kunstenaars. ~
226 Jes 1:15 | En als gijlieden uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn
227 Jes 1:15 | vermenigvuldigt, hoor Ik niet; want uw handen zijn vol bloed. ~
228 Jes 2:8 | afgoden; voor het werk hunner handen buigen zij zich neder, voor
229 Jes 3:11 | want de vergelding zijner handen zal hem geschieden. ~
230 Jes 5:12 | niet op het maaksel Zijner handen. ~
231 Jes 11:14 | Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen
232 Jes 13:7 | Daarom zullen alle handen slap worden, en aller mensen
233 Jes 17:8 | altaren, het werk zijner handen, ook hetgeen zijn vingeren
234 Jes 19:25 | Assyriers, het werk Mijner handen, en Israel, Mijn erfdeel! ~ ~ ~ ~ ~
235 Jes 25:11 | 11 En Hij zal Zijn handen uitbreiden in het midden
236 Jes 25:11 | met de lagen hunner handen. ~
237 Jes 29:23 | kinderen, het werk Mijner handen, zien zal in het midden
238 Jes 31:7 | gouden afgoden, welke u uw handen tot zonde gemaakt hadden; ~
239 Jes 33:15 | onderdrukkingen verwerpt; die zijn handen uitschudt, dat zij geen
240 Jes 35:3 | Versterkt de slappe handen, en stelt de struikelende
241 Jes 45:9 | zeggen: Hij heeft geen handen? ~
242 Jes 45:11 | Mij van het werk Mijner handen bevel geven? ~
243 Jes 45:12 | geschapen; Ik ben het! Mijn handen hebben de hemelen uitgebreid,
244 Jes 55:12 | des velds zullen de handen samenklappen. ~
245 Jes 56:12 | des velds zullen de handen samenklappen. ~
246 Jes 60:3 | 3 Want uw handen zijn met bloed bevlekt;
247 Jes 60:6 | des wrevels is in hun handen. ~
248 Jes 61:21 | plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt
249 Jes 65:8 | en wij allen zijn Uwer handen werk. ~
250 Jes 66:2 | 2 Ik heb Mijn handen uitgebreid, den gansen dag
251 Jes 66:22 | uitverkorenen zullen het werk hunner handen verslijten. ~
252 Jer 1:16 | voor de werken hunner handen. ~
253 Jer 2:37 | van hier uitgaan met uw handen op uw hoofd; want de HEERE
254 Jer 4:31 | hijgt, zij breidt haar handen uit, zeggende: O, wee mij
255 Jer 5:31 | priesters heersen door hun handen; en Mijn volk heeft het
256 Jer 6:24 | zijn gerucht gehoord, onze handen zijn slap geworden; benauwdheid
257 Jer 10:3 | werk van des werkmeesters handen met de bijl. ~
258 Jer 10:9 | des werkmeesters en van de handen des goudsmids; hemelsblauw
259 Jer 11:21 | HEEREN, opdat gij van onze handen niet sterft. ~
260 Jer 23:14 | valsheid, en sterken de handen der boosdoeners, opdat zij
261 Jer 25:6 | vertoornt Mij niet door uwer handen werk, opdat Ik u geen kwaad
262 Jer 25:7 | vertoorndet door het werk uwer handen, u zelven ten kwade. ~
263 Jer 25:14 | en naar het werk hunner handen. ~
264 Jer 26:14 | Doch ik, ziet, ik ben in uw handen; doet mij, als het goed,
265 Jer 30:6 | dan eens iegelijken mans handen op zijn lenden, als van
266 Jer 32:30 | door het werk hunner handen alleenlijk vertoornd, spreekt
267 Jer 33:13 | kudden wederom onder de handen des tellers doorgaan, zegt
268 Jer 38:4 | want aldus maakt hij de handen der krijgslieden, die in
269 Jer 38:4 | zijn overgebleven, en de handen des gansen volks slap,
270 Jer 44:8 | Mij door de werken uwer handen, rokende anderen goden in
271 Jer 44:25 | en gij hebt het met uw handen vervuld, zeggende:
272 Jer 47:3 | vanwege de slappigheid der handen; ~
273 Jer 48:26 | HEERE; zo zal Moab met de handen klappen in zijn uitspuwsel,
274 Jer 48:37 | baarden afgekort; op alle handen zijn insnijdingen, en op
275 Jer 50:43 | gerucht gehoord, en zijn handen zijn slap geworden; benauwdheid
276 Klaa 1:14 | HEERE heeft mij in hun handen gegeven, ik kan niet opstaan. ~
277 Klaa 1:17 | Pe. Sion breidt haar handen uit, daar is geen trooster
278 Klaa 1:37 | weg gaan, klappen met de handen over u, zij fluiten en schudden
279 Klaa 1:41 | Heeren als water; hef uw handen tot Hem op voor de ziel
280 Klaa 1:42 | kinderkens, die men op de handen draagt? Zullen dan de
281 Klaa 1:44 | overgebleven; die ik op de handen gedragen en opgetogen heb,
282 Klaa 1:85 | opheffen, mitsgaders de handen, tot God in den hemel, zeggende: ~
283 Klaa 1:108| vergelding, naar het werk hunner handen. ~
284 Klaa 1:112| flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers! ~
285 Klaa 1:116| omgekeerd werd, en geen handen hadden arbeid over haar. ~
286 Klaa 1:120| 10 Jod. De handen der barmhartige vrouwen
287 Eze 7:17 | 17 Alle handen zullen slap worden, en alle
288 Eze 7:27 | verwoesting bekleed zijn, en de handen van het volk des lands zullen
289 Eze 10:12 | nu, en hun ruggen, en hun handen, en hun vleugelen, mitsgaders
290 Eze 13:22 | aangedaan heb; en omdat gij de handen des goddelozen gesterkt
291 Eze 16:11 | en deed armringen aan uw handen, en een keten aan uw hals. ~
292 Eze 21:7 | zal versmelten, en alle handen zullen verslappen,
293 Eze 22:14 | hart bestaan? zullen uw handen sterk zijn, in de dagen,
294 Eze 23:37 | en er is bloed in haar handen; en zij hebben met haar
295 Eze 23:42 | armringen aan haar handen, en een sierlijke kroon
296 Eze 23:45 | en bloed is in haar handen. ~
297 Eze 43:26 | en het reinigen, en zijn handen vullen. ~
298 Dan 2:34 | steen afgehouwen werd zonder handen, die sloeg dat beeld aan
299 Dan 2:45 | den berg een steen zonder handen afgehouwen is geworden,
300 Dan 3:15 | God, Die ulieden uit mijn handen verlossen zou? ~
301 Dan 10:10 | knieen, en de palmen mijner handen. ~
302 Hos 14:4 | paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt
303 Oba 1:13 | zijns verderfs; noch uw handen uitgestrekt hebben aan
304 Jona 3:8 | geweld, dat in hun handen is. ~
305 Mic 5:12 | nederbuigen voor het werk uwer handen. ~
306 Mic 7:3 | 3 Om met beide handen wel dapper kwaad te doen,
307 Nah 3:19 | gerucht van u horen, zullen de handen over u klappen; want over
308 Zep 3:16 | Vrees niet, o Sion! laat uw handen niet slap worden. ~
309 Zac 4:9 | 9 De handen van Zerubbabel hebben dit
310 Zac 4:9 | dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden;
311 Zac 8:9 | der heirscharen: Laat uw handen sterk zijn, gijlieden, die
312 Zac 8:13 | wezen; vreest niet, laat uw handen sterk zijn. ~
313 Zac 13:6 | Wat zijn deze wonden in uw handen? zo zal hij zeggen: Het
314 Matt 4:6 | zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij
315 Matt 15:2 | ouden? Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood
316 Matt 15:20 | het eten met ongewassen handen ontreinigt den mens niet. ~
317 Matt 17:22 | overgeleverd worden in de handen der mensen; ~
318 Matt 18:8 | verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende,
319 Matt 19:13 | Hem gebracht, opdat Hij de handen hun zou opleggen en bidden;
320 Matt 19:15 | 15 En als Hij hun de handen opgelegd had, vertrok Hij
321 Matt 22:13 | de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg,
322 Matt 26:45 | wordt overgeleverd in de handen der zondaren. ~
323 Matt 26:50 | kwamen zij toe, en sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem. ~
324 Matt 27:24 | nam hij water en wies de handen voor de schare, zeggende:
325 Mark 5:23 | bid U, dat Gij komt en de handen op haar legt, opdat zij
326 Mark 6:2 | zulke krachten door Zijn handen geschieden? ~
327 Mark 6:5 | legde weinigen zieken de handen op, en genas hen. ~
328 Mark 7:2 | dat is, met ongewassen handen brood aten, berispten zij
329 Mark 7:3 | tenzij dat zij eerst de handen dikmaals wassen, houdende
330 Mark 7:5 | het brood met ongewassen handen? ~
331 Mark 8:23 | in zijn ogen, en legde de handen op hem, en vraagde hem,
332 Mark 8:25 | 25 Daarna legde Hij de handen wederom op zijn ogen, en
333 Mark 9:31 | overgeleverd worden in de handen der mensen, en zij zullen
334 Mark 9:43 | in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in
335 Mark 10:16 | ze met Zijn armen, en de handen op hen gelegd hebbende,
336 Mark 14:41 | wordt overgeleverd in de handen der zondaren. ~
337 Mark 14:46 | 46 En zij sloegen hun handen aan Hem, en grepen Hem. ~
338 Mark 14:58 | zal dezen tempel, die met handen gemaakt is, afbreken, en
339 Mark 14:58 | dagen een anderen, zonder handen gemaakt, bouwen. ~
340 Mark 16:18 | op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond
341 Luk 4:11 | 11 En dat zij U op de handen nemen zullen, opdat Gij
342 Luk 4:40 | een iegelijk van hen de handen op, en genas dezelve. ~
343 Luk 6:1 | ze, die wrijvende met de handen. ~
344 Luk 9:44 | overgeleverd worden in der mensen handen. ~
345 Luk 13:13 | 13 En Hij legde de handen op haar; en zij werd terstond
346 Luk 20:19 | zochten te dierzelver ure de handen aan Hem te slaan; maar zij
347 Luk 21:12 | dit alles, zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u
348 Luk 22:53 | den tempel, zo hebt gij de handen tegen Mij niet uitgestoken;
349 Luk 23:46 | stemme, zeide: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En
350 Luk 24:7 | overgeleverd worden in de handen der zondige mensen, en gekruisigd
351 Luk 24:39 | 39 Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik
352 Luk 24:40 | zeide, toonde Hij hun de handen en de voeten. ~
353 Luk 24:50 | tot aan Bethanie, en Zijn handen opheffende, zegende Hij
354 Joha 7:44 | grijpen; maar niemand sloeg de handen aan Hem. ~
355 Joha 11:44 | gestorvene kwam uit, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken,
356 Joha 13:3 | Vader Hem alle dingen in de handen gegeven had, en dat Hij
357 Joha 13:9 | mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd. ~
358 Joha 20:20 | hebbende, toonde Hij hun Zijn handen en Zijn zijde. De discipelen
359 Joha 20:25 | tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen,
360 Joha 20:27 | vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek
361 Joha 21:18 | geworden zijn, zo zult gij uw handen uitstrekken, en een ander
362 Hand 2:23 | gij genomen, en door de handen der onrechtvaardigen aan
363 Hand 4:3 | 3 En zij sloegen de handen aan hen, en zetten ze in
364 Hand 6:31 | sloeg de koning Herodes de handen aan sommigen van de Gemeente,
365 Hand 6:37 | ketenen vielen af van de handen. ~
366 Hand 7:3 | en baden zij, en hun de handen opgelegd hebbende, lieten
367 Hand 8:3 | wonderen geschiedden door hun handen. ~
368 Hand 8:23 | Gemeente, met opsteken der handen, ouderlingen verkoren hadden,
369 Hand 11:24 | woont niet in tempelen met handen gemaakt; ~
370 Hand 13:6 | 6 En als Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de Heilige
371 Hand 13:11 | ongewone krachten door de handen van Paulus; ~
372 Hand 13:26 | geen goden zijn, die met handen gemaakt worden. ~
373 Hand 14:34 | gijzelve weet, dat deze handen tot mijn nooddruft, en dergenen,
374 Hand 15:11 | van Paulus, en zichzelven handen en voeten gebonden hebbende,
375 Hand 15:11 | binden, en overleveren in de handen der heidenen. ~
376 Hand 15:27 | het volk, en sloegen de handen aan hem, ~
377 Hand 18:7 | met groot geweld uit onze handen weggebracht; ~
378 Hand 21:19 | wierpen wij met onze eigen handen het scheepsgereedschap uit. ~
379 Hand 22:8 | gebeden had, legde hij de handen op hem, en maakte hem gezond. ~
380 Hand 22:17 | Jeruzalem overgeleverd in de handen der Romeinen; ~
381 Rom 10:21 | gehelen dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam
382 1Kor 4:12 | werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden,
383 2Kor 5:1 | hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in
384 2Kor 11:33 | nedergelaten, en ontvlood zijn handen. ~ ~
385 Efez 2:11 | besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt; ~
386 Efez 4:28 | werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te
387 Kol 2:11 | besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking
388 1The 4:11 | en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; ~
389 1Tim 2:8 | plaatsen, opheffende heilige handen, zonder toorn en twisting. ~
390 1Tim 4:14 | profetie, met oplegging der handen des ouderlingschaps. ~
391 1Tim 5:22 | Leg niemand haastelijk de handen op, en heb geen gemeenschap
392 2Tim 1:6 | door de oplegging mijner handen. ~
393 Heb 1:10 | hemelen zijn werken Uwer handen; ~
394 Heb 2:7 | gesteld over de werken Uwer handen; ~
395 Heb 6:2 | en van de oplegging der handen, en van de opstanding der
396 Heb 9:11 | volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van
397 Heb 9:24 | in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een
398 Heb 10:31 | Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods. ~
399 Heb 12:12 | richt weder op de trage handen, en de slappe knieen;
400 Jako 4:8 | tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert
401 1Joh 1:1 | aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord
402 Open 7:9 | palm takken waren in hun handen. ~
403 Open 9:20 | bekeerd van de werken hunner handen, dat zij niet zouden aanbidden
|