Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
imnaieten 1
impost 3
imri 2
in 12370
inbeelding 1
inbeeldingen 2
inblazing 1
Frequency    [«  »]
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een

Bijbel

IntraText - Concordances

in

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370

      Book Chapter: Verse
5001 2Kro 34:31 | woorden des verbonds, die in datzelve boek geschreven 5002 2Kro 34:32 | allen, die te Jeruzalem en in Benjamin gevonden werden, 5003 2Kro 34:33 | waren, en maakte allen, die in Israel gevonden werden, 5004 2Kro 35:3 | waren: Zet de heilige ark in het huis, hetwelk Salomo, 5005 2Kro 35:5 | 5 En staat in het heiligdom, naar de onderscheiding 5006 2Kro 35:7 | hetgeen er gevonden werd, in getal dertig duizend; maar 5007 2Kro 35:10 | en de priesteren stonden in hun standplaats, en de Levieten 5008 2Kro 35:10 | standplaats, en de Levieten in hun verdelingen, naar het 5009 2Kro 35:12 | offeren, gelijk geschreven is in het boek van Mozes; en alzo 5010 2Kro 35:13 | heilige dingen kookten zij in potten, en in ketels, en 5011 2Kro 35:13 | kookten zij in potten, en in ketels, en in pannen; en 5012 2Kro 35:13 | potten, en in ketels, en in pannen; en zij deelden het 5013 2Kro 35:14 | waren tot aan den nacht in het offeren der brandofferen 5014 2Kro 35:15 | de zonen van Asaf, waren in hun standplaats, naar het 5015 2Kro 35:18 | ook geen pascha als dat in Israel gehouden, van de 5016 2Kro 35:19 | 19 In het achttiende jaar van 5017 2Kro 35:22 | hij kwam om te strijden in het dal Megiddo. ~ 5018 2Kro 35:24 | stierf, en werd begraven in de graven zijner vaderen; 5019 2Kro 35:25 | zangers en zangeressen spraken in hun klaagliederen van Josia, 5020 2Kro 35:25 | gaven ze tot een inzetting in Israel; en ziet, zij zijn 5021 2Kro 35:25 | ziet, zij zijn geschreven in de klaagliederen. ~ 5022 2Kro 35:26 | naar dat geschreven is in de wet des HEEREN; ~ 5023 2Kro 35:27 | ziet, die zijn geschreven in het boek der koningen van 5024 2Kro 36:3 | waren: Zet de heilige ark in het huis, hetwelk Salomo, 5025 2Kro 36:5 | 5 En staat in het heiligdom, naar de onderscheiding 5026 2Kro 36:7 | hetgeen er gevonden werd, in getal dertig duizend; maar 5027 2Kro 36:10 | en de priesteren stonden in hun standplaats, en de Levieten 5028 2Kro 36:10 | standplaats, en de Levieten in hun verdelingen, naar het 5029 2Kro 36:12 | offeren, gelijk geschreven is in het boek van Mozes; en alzo 5030 2Kro 36:13 | heilige dingen kookten zij in potten, en in ketels, en 5031 2Kro 36:13 | kookten zij in potten, en in ketels, en in pannen; en 5032 2Kro 36:13 | potten, en in ketels, en in pannen; en zij deelden het 5033 2Kro 36:14 | waren tot aan den nacht in het offeren der brandofferen 5034 2Kro 36:15 | de zonen van Asaf, waren in hun standplaats, naar het 5035 2Kro 36:18 | ook geen pascha als dat in Israel gehouden, van de 5036 2Kro 36:19 | 19 In het achttiende jaar van 5037 2Kro 36:22 | hij kwam om te strijden in het dal Megiddo. ~ 5038 2Kro 36:24 | stierf, en werd begraven in de graven zijner vaderen; 5039 2Kro 36:25 | zangers en zangeressen spraken in hun klaagliederen van Josia, 5040 2Kro 36:25 | gaven ze tot een inzetting in Israel; en ziet, zij zijn 5041 2Kro 36:25 | ziet, zij zijn geschreven in de klaagliederen. ~ 5042 2Kro 36:26 | naar dat geschreven is in de wet des HEEREN; ~ 5043 2Kro 36:27 | ziet, die zijn geschreven in het boek der koningen van 5044 2Kro 37:1 | zij maakten hem koning, in zijns vaders plaats, te 5045 2Kro 37:4 | en veranderde zijn naam in Jojakim; maar zijn broeder 5046 2Kro 37:4 | nam Necho, en bracht hem in Egypte. ~ 5047 2Kro 37:5 | en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns 5048 2Kro 37:7 | naar Babel, en stelde ze in zijn tempel te Babel. ~ 5049 2Kro 37:8 | ziet, dat is geschreven in het boek der koningen van 5050 2Kro 37:8 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ 5051 2Kro 37:9 | Jeruzalem, en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~ 5052 2Kro 37:12 | En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns 5053 2Kro 37:17 | jongelingen met het zwaard in het huis huns heiligdoms 5054 2Kro 37:17 | stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand. ~ 5055 2Kro 37:22 | 22 Maar in het eerste jaar van Kores, 5056 2Kro 37:22 | ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende: ~ 5057 2Kro 37:23 | bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is; wie is onder ulieden 5058 Ezra 1:1 | 1 In het eerste jaar nu van Kores, 5059 Ezra 1:1 | ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende: ~ 5060 Ezra 1:2 | bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is. ~ 5061 Ezra 1:3 | trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het 5062 Ezra 1:4 | al wie achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij 5063 Ezra 1:7 | uitgevoerd, en had gesteld in het huis zijns gods. ~ 5064 Ezra 2:62 | register, onder degenen, die in het geslachtsregister gesteld 5065 Ezra 2:70 | en de Nethinim woonden in hun steden, en gans Israel 5066 Ezra 2:70 | hun steden, en gans Israel in zijn steden. ~  ~ 5067 Ezra 3:1 | en de kinderen Israels in de steden waren, verzamelde 5068 Ezra 3:2 | offeren, gelijk geschreven is in de wet van Mozes, den man 5069 Ezra 3:4 | brandofferen dag bij dag in getal, naar het recht, van 5070 Ezra 3:8 | 8 In het tweede jaar nu hunner 5071 Ezra 3:8 | huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen 5072 Ezra 3:11 | dat Zijn weldadigheid tot in eeuwigheid is over Israel. 5073 Ezra 3:12 | gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging voor hun 5074 Ezra 4:4 | slap, en verstoorde hen in het bouwen; ~ 5075 Ezra 4:6 | koninkrijk van Ahasveros, in het begin zijns koninkrijks, 5076 Ezra 4:7 | 7 En in de dagen van Arthahsasta 5077 Ezra 4:7 | de schrift des briefs was in het Syrisch geschreven, 5078 Ezra 4:7 | het Syrisch geschreven, en in het Syrisch uitgelegd. ~ 5079 Ezra 4:10 | vervoerd, en doen wonen in de stad van Samaria, ook 5080 Ezra 4:15 | 15 Opdat men zoeke in het boek der kronieken uwer 5081 Ezra 4:15 | vaderen, zo zult gij vinden in het boek der kronieken, 5082 Ezra 4:22 | Weest gewaarschuwd, van feil in dezen te begaan; waarom 5083 Ezra 4:23 | gezelschappen gelezen was, togen zij in haast naar Jeruzalem tot 5084 Ezra 4:24 | woont, ja, het hield op tot in het tweede jaar van het 5085 Ezra 5:1 | profeteerden tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem waren; 5086 Ezra 5:1 | Juda en te Jeruzalem waren; in den naam Gods van Israel 5087 Ezra 5:8 | en het hout wordt gelegd in de wanden; en datzelve werk 5088 Ezra 5:12 | vertoornd, heeft Hij hen gegeven in de hand van Nebukadnezar, 5089 Ezra 5:13 | 13 Doch in het eerste jaar van Kores, 5090 Ezra 5:14 | weggenomen en dezelve gebracht in den tempel van Babel, die 5091 Ezra 5:15 | deze vaten, ga ze afvoeren in den tempel, die te Jeruzalem 5092 Ezra 5:17 | laat er gezocht worden in het schathuis des konings 5093 Ezra 6:1 | Darius bevel; en zij zochten in de kanselarij, waar de schatten 5094 Ezra 6:1 | schatten waren weggelegd, in Babel. ~ 5095 Ezra 6:2 | 2 En te Achmetha, in de burcht, die in het landschap 5096 Ezra 6:2 | Achmetha, in de burcht, die in het landschap Medie is, 5097 Ezra 6:3 | 3 In het eerste jaar van den 5098 Ezra 6:18 | zij stelden de priesteren in hun onderscheidingen, en 5099 Ezra 6:18 | onderscheidingen, en de Levieten in hun verdelingen, tot den 5100 Ezra 6:22 | om hun handen te sterken in het huis Gods, des Gods 5101 Ezra 7:1 | deze geschiedenissen nu, in het koninkrijk van Arthahsasta, 5102 Ezra 7:6 | vaardig schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de 5103 Ezra 7:7 | togen op naar Jeruzalem, in het zevende jaar van den 5104 Ezra 7:8 | En hij kwam te Jeruzalem in de vijfde maand; dat was 5105 Ezra 7:10 | zoeken en te doen, en om in Israel te leren de inzettingen 5106 Ezra 7:13 | dat al wie vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het 5107 Ezra 7:14 | zijt, om onderzoek te doen in Judea, en te Jeruzalem, 5108 Ezra 7:14 | naar de wet uws Gods, die in uw hand is; ~ 5109 Ezra 7:16 | goud, dat gij vinden zult in het ganse landschap van 5110 Ezra 7:25 | de wijsheid uws Gods, die in uw hand is, stel regeerders 5111 Ezra 7:27 | onzer vaderen, Die alzulks in het hart des konings gegeven 5112 Ezra 8:17 | bevel aan Iddo, het hoofd in de plaats Chasifja; en ik 5113 Ezra 8:17 | en ik legde de woorden in hun mond, om te zeggen tot 5114 Ezra 8:17 | broeder, en de Nethinim, in de plaats Chasifja, dat 5115 Ezra 8:26 | en honderd zilveren vaten in talenten; aan goud, honderd 5116 Ezra 8:29 | totdat gij het opweegt, in tegenwoordigheid van de 5117 Ezra 8:29 | van Israel, te Jeruzalem, in de kameren van des HEEREN 5118 Ezra 8:33 | en het goud, en de vaten, in het huis onzes Gods, aan 5119 Ezra 9:2 | overheden is de eerste geweest in deze overtreding. ~ 5120 Ezra 9:7 | onzer vaderen af zijn wij in grote schuld tot op dezen 5121 Ezra 9:7 | koningen en onze priesters, in de hand van de koningen 5122 Ezra 9:7 | de koningen der landen, in zwaard, in gevangenis, en 5123 Ezra 9:7 | koningen der landen, in zwaard, in gevangenis, en in roof, 5124 Ezra 9:7 | zwaard, in gevangenis, en in roof, en in schaamte des 5125 Ezra 9:7 | gevangenis, en in roof, en in schaamte des aangezichts, 5126 Ezra 9:8 | en ons een nagel te geven in Zijn heilige plaats, om 5127 Ezra 9:8 | een weinig levens te geven in onze dienstbaarheid. ~ 5128 Ezra 9:9 | wij zijn knechten; doch in onze dienstbaarheid heeft 5129 Ezra 9:9 | om ons een tuin te geven in Juda en te Jeruzalem. ~ 5130 Ezra 9:12 | hun best niet zoeken, tot in eeuwigheid; opdat gij sterk 5131 Ezra 9:12 | kinderen doet erven tot in eeuwigheid. ~ 5132 Ezra 9:15 | zijn voor Uw aangezicht in onze schuld; want er is 5133 Ezra 10:6 | voor Gods huis, en ging in de kamer van Johanan, den 5134 Ezra 10:8 | 8 En al wie niet kwam in drie dagen, naar den raad 5135 Ezra 10:9 | en Benjamin te Jeruzalem in drie dagen; het was de negende 5136 Ezra 10:9 | maand op den twintigsten in de maand; en al het volk 5137 Ezra 10:13 | onzer hebben overtreden in deze zaak. ~ 5138 Ezra 10:14 | hierover staan, en allen, die in onze steden zijn, die vreemde 5139 Neh 1:1 | Hachalja. En het geschiedde in de maand Chisleu, in het 5140 Neh 1:1 | geschiedde in de maand Chisleu, in het twintigste jaar, als 5141 Neh 1:1 | twintigste jaar, als ik te Susan in het paleis was; ~ 5142 Neh 1:3 | van de gevangenis aldaar in het landschap zijn overgebleven, 5143 Neh 1:3 | zijn overgebleven, zijn in grote ellende en in versmaadheid; 5144 Neh 1:3 | zijn in grote ellende en in versmaadheid; en Jeruzalems 5145 Neh 2:1 | 1 Toen geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste 5146 Neh 2:1 | geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste jaar van 5147 Neh 2:3 | de koning: De koning leve in eeuwigheid! Hoe zou mijn 5148 Neh 2:7 | overgeleiden, totdat ik in Juda zal gekomen zijn; ~ 5149 Neh 2:12 | te kennen, wat mijn God in mijn hart gegeven had, om 5150 Neh 2:15 | ik keerde weder, en kwam in de Dalpoort; alzo keerde 5151 Neh 2:20 | gerechtigheid, noch gedachtenis in Jeruzalem ~  ~ 5152 Neh 3:17 | het halve deel van Kehila, in zijn deel. ~ 5153 Neh 3:22 | verbeterden de priesteren, wonende in de vlakke velden. ~ 5154 Neh 3:26 | 26 De Nethinim nu, die in Ofel woonden, tot tegenover 5155 Neh 4:2 | 2 En sprak in de tegenwoordigheid zijner 5156 Neh 4:2 | offeren? Zullen zij het in een dag voleinden? Zullen 5157 Neh 4:4 | geef hen over tot een roof in een land der gevangenis. ~ 5158 Neh 4:11 | weten, noch zien, totdat wij in het midden van hen komen, 5159 Neh 4:13 | 13 Daarom zette ik in de benedenste plaatsen achter 5160 Neh 5:3 | en onze huizen, opdat wij in dezen honger koren mogen 5161 Neh 5:5 | dochteren onderworpen, dat zij in de macht onzer handen niet 5162 Neh 5:7 | mijn hart beraadslaagde in mij; daarna twistte ik met 5163 Neh 5:9 | zoudt gij niet wandelen in de vreze onzes Gods, om 5164 Neh 5:14 | heeft hun landvoogd te zijn in het land Juda, van het twintigste 5165 Neh 6:1 | toe de deuren niet opgezet in de poorten; ~ 5166 Neh 6:2 | ons te zamen vergaderen in de dorpen, in het dal Ono. 5167 Neh 6:2 | vergaderen in de dorpen, in het dal Ono. Maar zij dachten 5168 Neh 6:5 | jongen, met een open brief in zijn hand. ~ 5169 Neh 6:7 | zeggende: Hij is koning in Juda. Nu zal het van den 5170 Neh 6:10 | 10 Als ik nu kwam in het huis van Semaja, den 5171 Neh 6:10 | hij: Laat ons samenkomen in het huis Gods, in het midden 5172 Neh 6:10 | samenkomen in het huis Gods, in het midden des tempels, 5173 Neh 6:11 | is er, zijnde als ik, die in den tempel zou gaan, dat 5174 Neh 6:15 | en twintigsten van Elul, in twee en vijftig dagen. ~ 5175 Neh 6:16 | waren, en zij vervielen zeer in hun ogen; want zij merkten, 5176 Neh 6:17 | 17 Ook schreven in die dagen edelen van Juda 5177 Neh 6:18 | 18 Want velen in Juda hadden hem gezworen, 5178 Neh 7:5 | 5 Zo gaf mijn God in mijn hart, dat ik de edelen, 5179 Neh 7:5 | geslachtsregister dergenen, die in het eerst waren opgetogen, 5180 Neh 7:73 | en gans Israel, woonden in hun steden. ~  ~ 5181 Neh 8:1 | en de kinderen Israels in hun steden waren, ~ 5182 Neh 8:8 | Levieten onderwezen het volk in de wet. En het volk stond 5183 Neh 8:9 | 9 En zij lazen in het boek, in de wet Gods, 5184 Neh 8:9 | En zij lazen in het boek, in de wet Gods, duidelijk; 5185 Neh 8:9 | zij, dat men het verstond in het lezen. ~ 5186 Neh 8:14 | om verstand te bekomen in de woorden der wet. ~ 5187 Neh 8:15 | 15 En zij vonden in de wet geschreven, dat de 5188 Neh 8:15 | dat de kinderen Israels in loofhutten zouden wonen, 5189 Neh 8:15 | zouden wonen, op het feest in de zevende maand; ~ 5190 Neh 8:17 | iegelijk op zijn dak, en in hun voorhoven, en in de 5191 Neh 8:17 | en in hun voorhoven, en in de voorhoven van Gods huis, 5192 Neh 8:18 | maakten loofhutten, en woonden in die loofhutten; want de 5193 Neh 8:19 | 19 En men las in het wetboek Gods dag bij 5194 Neh 9:3 | standplaats, zo lazen zij in het wetboek des HEEREN, 5195 Neh 9:5 | God, van eeuwigheid tot in eeuwigheid; en men love 5196 Neh 9:9 | aangezien onzer vaderen ellende in Egypte, en Gij hebt hun 5197 Neh 9:11 | aangezicht gekliefd, dat zij in het midden der zee op het 5198 Neh 9:11 | hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen, als 5199 Neh 9:11 | geworpen, als een steen in sterke wateren. ~ 5200 Neh 9:17 | hebben hun nek verhard, en in hun wederspannigheid een 5201 Neh 9:19 | barmhartigheid niet verlaten in de woestijn; de wolkkolom 5202 Neh 9:21 | veertig jaren onderhouden in de woestijn; zij hebben 5203 Neh 9:22 | gegeven, en hebt hen verdeeld in hoeken. Alzo hebben zij 5204 Neh 9:23 | en Gij hebt hen gebracht in het land, waarvan Gij tot 5205 Neh 9:24 | ondergebracht, en hebt hen in hun hand gegeven, mitsgaders 5206 Neh 9:25 | olijfgaarden en bomen van spijze, in menigte; en zij hebben gegeten, 5207 Neh 9:25 | vet geworden, en hebben in wellust geleefd, door Uw 5208 Neh 9:27 | Daarom hebt Gij hen gegeven in de hand hunner benauwers, 5209 Neh 9:27 | benauwd hebben; maar als zij in den tijd hunner benauwdheid 5210 Neh 9:28 | aangezicht; zo verliet Gij hen in de hand hunner vijanden, 5211 Neh 9:30 | daarom hebt Gij hen gegeven in de hand van de volken der 5212 Neh 9:33 | Doch Gij zijt rechtvaardig, in alles, wat ons overkomen 5213 Neh 9:35 | zij hebben U niet gediend in hun koninkrijk, en in Uw 5214 Neh 9:35 | gediend in hun koninkrijk, en in Uw menigvuldig goed, dat 5215 Neh 9:35 | goed, dat Gij hun gaaft, en in dat wijde en dat vette land, 5216 Neh 9:37 | welgevallen; alzo zijn wij in grote benauwdheid. ~ 5217 Neh 9:38 | 38 En in dit alles maken wij een 5218 Neh 10:29 | voortreffelijken, en kwamen in den vloek en in den eed, 5219 Neh 10:29 | en kwamen in den vloek en in den eed, dat zij zouden 5220 Neh 10:29 | dat zij zouden wandelen in de wet Gods, die gegeven 5221 Neh 10:32 | derde deel van een sikkel in het jaar, tot den dienst 5222 Neh 10:34 | onzes Gods, gelijk het in de wet geschreven is; ~ 5223 Neh 10:36 | onzer beesten, gelijk het in de wet geschreven is; en 5224 Neh 10:36 | tot de priesteren, die in het huis onzes Gods dienen. ~ 5225 Neh 10:37 | brengen tot de priesteren, in de kameren van het huis 5226 Neh 10:37 | de tienden zouden hebben in alle steden onzer landbouwerij; ~ 5227 Neh 10:38 | opbrengen ten huize onzes Gods, in de kameren van het schathuis. ~ 5228 Neh 10:39 | van koren, most en olie in die kameren brengen, omdat 5229 Neh 11:1 | een uit te brengen, die in de heilige stad Jeruzalem 5230 Neh 11:1 | zou wonen, en negen delen in de andere steden. ~ 5231 Neh 11:3 | Jeruzalem woonden; (maar in de steden van Juda woonden, 5232 Neh 11:3 | iegelijk op zijn bezitting, in hun steden, Israel, de priesters, 5233 Neh 11:12 | broederen, die het werk in het huis deden, waren achthonderd 5234 Neh 11:17 | die de dankzegging begon in het gebed, en Bakbukja was 5235 Neh 11:18 | 18 Al de Levieten in de heilige stad waren tweehonderd 5236 Neh 11:19 | broederen, die wacht hielden in de poorten, waren honderd 5237 Neh 11:20 | priesters en de Levieten, was in alle steden van Juda, een 5238 Neh 11:20 | steden van Juda, een iegelijk in zijn erfdeel. ~ 5239 Neh 11:21 | 21 En de Nethinim woonden in Ofel; en Ziha en Gispa waren 5240 Neh 11:24 | was aan des konings hand, in alle zaken tot het volk. 5241 Neh 11:25 | 25 In de dorpen nu op hun akkers 5242 Neh 11:25 | van de kinderen van Juda, in Kirjath-Arba en haar onderhorige 5243 Neh 11:25 | onderhorige plaatsen, en in Dibon en haar onderhorige 5244 Neh 11:25 | onderhorige plaatsen, en in Jekabzeel en haar dorpen; ~ 5245 Neh 11:27 | 27 En te Hazar-Sual, en in Ber-Seba, en haar onderhorige 5246 Neh 11:28 | 28 En te Ziklag, en in Mechona en haar onderhorige 5247 Neh 11:31 | Benjamin nu van Geba woonden in Michmas, en Aja, en Beth-El, 5248 Neh 11:35 | 35 Lod, en Ono, in het dal der werkmeesters. ~ 5249 Neh 11:36 | Levieten nu, woonden sommigen in de verdelingen van Juda, 5250 Neh 12:7 | priesteren, en hun broederen, in de dagen van Jesua. ~ 5251 Neh 12:9 | broederen, waren tegen hen over in de wachten. ~ 5252 Neh 12:12 | 12 En in de dagen van Jojakim waren 5253 Neh 12:22 | 22 Van de Levieten werden in de dagen van Eljasib, Jojada, 5254 Neh 12:23 | vaderen, werden beschreven in het boek der kronieken, 5255 Neh 12:26 | 26 Dezen waren in de dagen van Jojakim, den 5256 Neh 12:26 | den zoon van Jozadak, en in de dagen van Nehemia, den 5257 Neh 12:27 | 27 In de inwijding nu van Jeruzalems 5258 Neh 12:39 | Schaapspoort, en zij bleven staan in de Gevangenpoort. ~ 5259 Neh 12:40 | stonden de beide dankkoren in Gods huis; ook ik en de 5260 Neh 12:46 | 46 Want in de dagen van David en Asaf, 5261 Neh 12:47 | Daarom gaf gans Israel, in de dagen van Zerubbabel, 5262 Neh 12:47 | dagen van Zerubbabel, en in de dagen van Nehemia, de 5263 Neh 13:1 | dien dage werd er gelezen in het boek van Mozes, voor 5264 Neh 13:1 | Moabieten niet zouden komen in de gemeente Gods, tot in 5265 Neh 13:1 | in de gemeente Gods, tot in eeuwigheid; ~ 5266 Neh 13:2 | onze God den vloek omkeerde in een zegen. ~ 5267 Neh 13:6 | 6 Doch in dit alles was ik niet te 5268 Neh 13:6 | niet te Jeruzalem; want in het twee en dertigste jaar 5269 Neh 13:7 | had, makende hem een kamer in de voorhoven van Gods huis. ~ 5270 Neh 13:9 | en ik bracht daar weder in de vaten van Gods huis, 5271 Neh 13:11 | vergaderde hen, en herstelde ze in hun stand. ~ 5272 Neh 13:12 | den most, en van de olie, in de schatten. ~ 5273 Neh 13:14 | Gedenk mijner, mijn God, in dezen; en delg mijn weldadigheden 5274 Neh 13:15 | 15 In dezelfde dagen zag ik in 5275 Neh 13:15 | In dezelfde dagen zag ik in Juda, die persen traden 5276 Neh 13:22 | heiligen. Gedenk mijner ook in dezen, mijn God! en verschoon 5277 Neh 13:23 | 23 Ook zag ik in die dagen Joden, die Asdodische, 5278 Est 1:1 | 1 Het geschiedde nu in de dagen van Ahasveros, ( 5279 Est 1:2 | 2 In die dagen, als de koning 5280 Est 1:3 | 3 In het derde jaar zijner regering 5281 Est 1:5 | kleinste, zeven dagen lang, in het voorhof van den hof 5282 Est 1:6 | linnen en purperen banden, in zilveren ringen, en aan 5283 Est 1:7 | 7 En men gaf te drinken in vaten van goud, en het ene 5284 Est 1:9 | maaltijd voor de vrouwen in het koninklijk huis, hetwelk 5285 Est 1:12 | zijn grimmigheid ontstak in hem. ~ 5286 Est 1:13 | konings zaak geschieden, in de tegenwoordigheid van 5287 Est 1:14 | zagen, die vooraan zaten in het koninkrijk), ~ 5288 Est 1:16 | tegen al de volken, die in al de landschappen van den 5289 Est 1:17 | mannen verachten zullen in haar ogen, als men zeggen 5290 Est 1:19 | hetwelk geschreven worde in de wetten der Perzen en 5291 Est 1:20 | konings, hetwelk hij doen zal in zijn ganse koninkrijk, ( 5292 Est 1:21 | 21 Dit woord nu was goed in de ogen des konings en der 5293 Est 1:22 | spraak, dat elk man overheer in zijn huis wezen zou, en 5294 Est 2:3 | koning bestelle toezieners in al de landschappen zijns 5295 Est 2:4 | En de jonge dochter, die in des konings oog schoon wezen 5296 Est 2:4 | wezen zal, worde koningin in stede van Vasthi. Deze zaak 5297 Est 2:4 | Vasthi. Deze zaak nu was goed in de ogen des konings, en 5298 Est 4:1 | jonge dochter was schoon in zijn ogen, en zij verkreeg 5299 Est 8 | in de ogen van allen, die haar 5300 Est 9 | tot zijn koninklijk huis, in de tiende maand, welke is 5301 Est 9 | welke is de maand Tebeth, in het zevende jaar zijns rijks. ~ 5302 Est 10 | hij maakte haar koningin in de plaats van Vasthi. ~ 5303 Est 11:1 | werden, zo zat Mordechai in de poort des konings. ~ 5304 Est 13:1 | 21 In die dagen, als Mordechai 5305 Est 13:1 | die dagen, als Mordechai in de poort des konings zat, 5306 Est 15 | koning in Mordechai's naam. ~ 5307 Est 15:1 | galg gehangen; en het werd in de kronieken geschreven 5308 Est 16:2 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, 5309 Est 16:3 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, 5310 Est 16:6 | 6 Doch hij verachtte in zijn ogen, dat hij aan Mordechai 5311 Est 16:6 | Haman zocht al de Joden, die in het ganse koninkrijk van 5312 Est 16:7 | 7 In de eerste maand (deze is 5313 Est 16:7 | deze is de maand Nisan) in het twaalfde jaar van den 5314 Est 16:8 | verdeeld onder de volken in al de landschappen uws koninkrijks; 5315 Est 16:9 | talenten zilvers opwegen in de handen dergenen, die 5316 Est 16:9 | dergenen, die het werk doen, om in des konings schatten te 5317 Est 16:11 | doen, naar dat het goed is in uw ogen. ~ 5318 Est 16:12 | schrijvers des konings geroepen, in de eerste maand, op den 5319 Est 16:12 | spraak; er werd geschreven in den naam van den koning 5320 Est 16:14 | een wet zou gegeven worden in alle landschappen, openbaar 5321 Est 16:15 | en de wet werd uitgegeven in den burg Susan. En de koning 5322 Est 17:2 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, 5323 Est 17:3 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, 5324 Est 17:6 | 6 Doch hij verachtte in zijn ogen, dat hij aan Mordechai 5325 Est 17:6 | Haman zocht al de Joden, die in het ganse koninkrijk van 5326 Est 17:7 | 7 In de eerste maand (deze is 5327 Est 17:7 | deze is de maand Nisan) in het twaalfde jaar van den 5328 Est 17:8 | verdeeld onder de volken in al de landschappen uws koninkrijks; 5329 Est 17:9 | talenten zilvers opwegen in de handen dergenen, die 5330 Est 17:9 | dergenen, die het werk doen, om in des konings schatten te 5331 Est 17:11 | doen, naar dat het goed is in uw ogen. ~ 5332 Est 17:12 | schrijvers des konings geroepen, in de eerste maand, op den 5333 Est 17:12 | spraak; er werd geschreven in den naam van den koning 5334 Est 17:14 | een wet zou gegeven worden in alle landschappen, openbaar 5335 Est 17:15 | en de wet werd uitgegeven in den burg Susan. En de koning 5336 Est 19 | aantrok, en stond in het binnenste voorhof van 5337 Est 19 | zijn koninklijken troon, in het koninklijke huis, tegenover 5338 Est 20 | staande in het voorhof, verkreeg zij 5339 Est 20 | voorhof, verkreeg zij genade in zijn ogen, zodat de koning 5340 Est 20 | den gouden scepter, die in zijn hand was, ~ 5341 Est 28:1 | Indien ik genade gevonden heb in de ogen des konings, en 5342 Est 28:2 | toen Haman Mordechai zag in de poort des konings, en 5343 Est 29:1 | Jood Mordechai zie zitten in de poort des konings. ~ 5344 Est 30:1 | 1 In denzelfden nacht was de 5345 Est 30:1 | brengen zou; en zij werden in de tegenwoordigheid des 5346 Est 30:4 | zeide de koning: Wie is in het voorhof? (Haman nu was 5347 Est 30:4 | voorhof? (Haman nu was gekomen in het buitenvoorhof van het 5348 Est 30:5 | tot hem: Zie, Haman staat in het voorhof. Toen zeide 5349 Est 30:6 | heeft? Toen zeide Haman in zijn hart: Tot wien heeft 5350 Est 30:9 | kleed en dat paard geven in de hand van een uit de vorsten 5351 Est 36 | Indien ik, o koning, genade in uw ogen gevonden heb, en 5352 Est 38:1 | 7 En de koning stond op in zijn grimmigheid van den 5353 Est 39:1 | uit den hof van het paleis in het huis van den maaltijd 5354 Est 40 | koningin verkrachten bij mij in het huis? Het woord ging 5355 Est 47:1 | den koning recht is, en ik in zijn ogen aangenaam ben, 5356 Est 47:1 | Joden om te brengen, die in al de landschappen des konings 5357 Est 49:1 | Joden, zoals het goed is in uw ogen, in des konings 5358 Est 49:1 | het goed is in uw ogen, in des konings naam, en verzegelt 5359 Est 49:1 | ring; want het schrift, dat in des konings naam geschreven, 5360 Est 49:2 | geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij is de 5361 Est 49:3 | 10 En men schreef in den naam van den koning 5362 Est 49:4 | koning den Joden toeliet, die in elke stad waren, zich te 5363 Est 49:5 | 12 Op een dag in al de landschappen van den 5364 Est 49:6 | een wet zou gegeven worden in alle landschappen, openbaar 5365 Est 49:8 | het aangezicht des konings in een hemelsblauw en wit koninklijk 5366 Est 49:10 | 17 Ook in alle en een ieder landschap, 5367 Est 49:10 | een ieder landschap, en in alle en een iedere stad, 5368 Est 50:1 | 1 In de twaalfde maand nu (dezelve 5369 Est 50:2 | de Joden vergaderden zich in hun steden, in al de landschappen 5370 Est 50:2 | vergaderden zich in hun steden, in al de landschappen van den 5371 Est 50:4 | Want Mordechai was groot in het huis des konings, en 5372 Est 50:6 | 6 En in den burg Susan hebben de 5373 Est 51 | van Haman; wat hebben zij in al de andere landschappen 5374 Est 52:3 | De overige Joden nu, die in de landschappen des konings 5375 Est 52:6 | Joden van de dorpen, die in de dorpsteden woonden, den 5376 Est 52:7 | brieven aan al de Joden, die in al de landschappen van den 5377 Est 52:8 | vijftienden dag derzelve, in alle en in ieder jaar; ~ 5378 Est 52:8 | dag derzelve, in alle en in ieder jaar; ~ 5379 Est 52:9 | 22 Naar de dagen, in dewelke de Joden tot rust 5380 Est 52:9 | veranderd was van droefenis in blijdschap, en van rouw 5381 Est 52:9 | blijdschap, en van rouw in een vrolijken dag; dat zij 5382 Est 52:14 | bestemden tijd derzelve, in alle en ieder jaar; ~ 5383 Est 52:15 | zouden worden en onderhouden, in alle en elk geslacht, elk 5384 Est 53:1 | brieven aan al de Joden, in de honderd zeven en twintig 5385 Est 55 | deze Purim, en het werd in een boek geschreven. ~  ~ ~ 5386 Job 1:1 | 1 Er was een man in het land Uz, zijn naam was 5387 Job 1:4 | gingen, en maakten maaltijden in ieders huis op zijn dag; 5388 Job 1:5 | kinderen gezondigd, en God in hun hart gezegend. Alzo 5389 Job 1:6 | stellen, dat de satan ook in het midden van hen kwam. ~ 5390 Job 1:10 | gezegend, en zijn vee is in menigte uitgebroken in den 5391 Job 1:10 | is in menigte uitgebroken in den lande. ~ 5392 Job 1:11 | hij heeft; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen? ~ 5393 Job 1:12 | Zie, al wat hij heeft, zij in uw hand; alleen aan hem 5394 Job 1:13 | dochteren aten, en wijn dronken in het huis van hun broeder, 5395 Job 1:18 | dochteren aten, en dronken wijn, in het huis van hun broeder, 5396 Job 1:22 | 22 In dit alles zondigde Job niet, 5397 Job 2:1 | stellen, dat de satan ook in het midden van hen kwam, 5398 Job 2:5 | vlees aan; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen! ~ 5399 Job 2:6 | den satan: Zie, hij zij in uw hand, doch verschoon 5400 Job 2:8 | schrabben, en hij zat neder in het midden der as. ~ 5401 Job 2:10 | het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met 5402 Job 3:6 | nacht, donkerheid neme hem in; dat hij zich niet verheuge 5403 Job 3:6 | dagen des jaars; dat hij in het getal der maanden niet 5404 Job 3:18 | zijn de gebondenen te zamen in rust; zij horen de stem 5405 Job 4:18 | niet vertrouwen; hoewel Hij in Zijn engelen klaarheid gesteld 5406 Job 4:19 | bewonen, welker grondslag in het stof is? Zij worden 5407 Job 4:20 | acht op slaat, vergaan zij in eeuwigheid. ~ 5408 Job 4:21 | Zij sterven, maar niet in wijsheid. ~  ~ 5409 Job 5:4 | en zij werden verbrijzeld in de poort, en er was geen 5410 Job 5:5 | struikrover slokte hun vermogen in. ~ 5411 Job 5:11 | de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden 5412 Job 5:13 | 13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de 5413 Job 5:14 | gelijk des nachts tasten zij in de middag. ~ 5414 Job 5:19 | 19 In zes benauwdheden zal Hij 5415 Job 5:19 | zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad 5416 Job 5:20 | 20 In den honger zal Hij u verlossen 5417 Job 5:20 | verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld 5418 Job 5:24 | zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw 5419 Job 5:26 | 26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, 5420 Job 6:2 | en men mijn ellende samen in een weegschaal ophief! ~ 5421 Job 6:4 | pijlen des Almachtigen zijn in mij, welker vurig venijn 5422 Job 6:6 | zonder zout? Is er smaak in het witte des dooiers? ~ 5423 Job 6:10 | zijn, en zou mij verkwikken in den weedom, zo Hij niet 5424 Job 6:13 | 13 Is dan mijn hulp niet in mij, en is de wijsheid uit 5425 Job 6:16 | verdonkerd zijn van het ijs, en in dewelke de sneeuw zich verbergt. ~ 5426 Job 6:18 | ter zijde af; zij lopen op in het woeste, en vergaan. ~ 5427 Job 7:9 | en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet 5428 Job 7:11 | wederhouden, ik zal spreken in benauwdheid mijns geestes; 5429 Job 7:11 | mijns geestes; ik zal klagen in bitterheid mijner ziel. ~ 5430 Job 7:16 | versmaad ze, ik zal toch in der eeuwigheid niet leven; 5431 Job 7:18 | 18 En dat Gij hem bezoekt in elken morgenstond; dat Gij 5432 Job 7:18 | morgenstond; dat Gij hem in elken ogenblik beproeft? ~ 5433 Job 7:21 | niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen; en Gij 5434 Job 8:4 | tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding 5435 Job 8:12 | 12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel 5436 Job 9:5 | gewaar worden, Die ze omkeert in Zijn toorn; ~ 5437 Job 9:24 | 24 De aarde wordt gegeven in de hand des goddelozen; 5438 Job 9:31 | 31 Dan zult Gij mij in de gracht induiken, en mijn 5439 Job 9:32 | antwoorden zou, zo wij te zamen in het gericht kwamen. ~ 5440 Job 10:1 | mij laten; ik zal spreken in bitterheid mijner ziel. ~ 5441 Job 10:13 | dingen hebt Gij verborgen in Uw hart; ik weet, dat dit 5442 Job 10:21 | henenga (en niet wederkom) in een land der duisternis 5443 Job 11:4 | is zuiver, en ik ben rein in uw ogen. ~ 5444 Job 11:6 | wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom weet, dat 5445 Job 11:14 | 14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre 5446 Job 11:14 | weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. ~ 5447 Job 12:10 | 10 In Wiens hand de ziel is van 5448 Job 12:12 | 12 In de stokouden is de wijsheid, 5449 Job 12:12 | stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het 5450 Job 12:22 | schaduwe brengt Hij voort in het licht. ~ 5451 Job 12:24 | weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg 5452 Job 12:25 | 25 Zij tasten in de duisternis, waar geen 5453 Job 13:10 | gewisselijk bestraffen, zo gij in het verborgene het aangezicht 5454 Job 13:14 | Waarom zou ik mijn vlees in mijn tanden nemen, en mijn 5455 Job 13:14 | tanden nemen, en mijn ziel in mijn hand stellen? ~ 5456 Job 13:27 | Gij legt ook mijn voeten in den stok, en neemt waar 5457 Job 13:27 | mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten, ~ 5458 Job 14:3 | open; en Gij betrekt mij in het gericht met U. ~ 5459 Job 14:8 | 8 Indien zijn wortel in de aarde veroudert, en zijn 5460 Job 14:8 | veroudert, en zijn stam in het stof versterft; ~ 5461 Job 14:13 | 13 Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij 5462 Job 14:17 | 17 Mijn overtreding is in een bundeltje verzegeld, 5463 Job 14:20 | 20 Gij overweldigt hem in eeuwigheid, en hij gaat 5464 Job 14:22 | heeft smart; en zijn ziel, in hem zijnde, heeft rouw. ~  ~ 5465 Job 15:15 | hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. ~ 5466 Job 15:20 | weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran 5467 Job 15:21 | geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede 5468 Job 15:21 | verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de 5469 Job 16:4 | spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou 5470 Job 16:8 | tegen mij op, zij getuigt in mijn aangezicht. ~ 5471 Job 16:11 | overgegeven, en heeft mij afgewend in de handen der goddelozen. ~ 5472 Job 16:15 | genaaid; ik heb mijn hoorn in het stof gedaan. ~ 5473 Job 16:17 | 17 Daar toch geen wrevel in mijn handen is, en mijn 5474 Job 16:19 | 19 Ook nu, zie, in den hemel is mijn Getuige, 5475 Job 16:19 | Getuige, en mijn Getuige in de hoogten. ~ 5476 Job 16:22 | 22 Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen, 5477 Job 17:2 | overnacht niet mijn oog in hunlieder verbittering? ~ 5478 Job 17:3 | U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde. ~ 5479 Job 17:9 | rein van handen is, zal in sterkte toenemen. ~ 5480 Job 17:12 | Den nacht verstellen zij in den dag; het licht is nabij 5481 Job 17:13 | graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn 5482 Job 17:16 | grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. ~  ~  ~  ~ 5483 Job 18:3 | beesten, en zijn onrein in ulieder ogen? ~ 5484 Job 18:6 | Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp 5485 Job 18:8 | met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden, 5486 Job 18:8 | geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen. ~ 5487 Job 18:10 | 10 Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn 5488 Job 18:15 | 15 Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne 5489 Job 18:18 | hem stoten van het licht in de duisternis, en men zal 5490 Job 18:19 | zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn. ~ 5491 Job 19:15 | vreemde; een uitlander ben ik in hun ogen. ~ 5492 Job 19:23 | opgeschreven wierden. Och, of zij in een boek ook wierden ingetekend! ~ 5493 Job 19:24 | griffie en lood voor eeuwig in een rots gehouwen wierden! ~ 5494 Job 19:27 | mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot. ~ 5495 Job 19:28 | Nademaal de wortel der zaak in mij gevonden wordt. ~ 5496 Job 20:2 | zulks is mijn verhaasten in mij. ~ 5497 Job 20:7 | Zal hij, gelijk zijn drek, in eeuwigheid vergaan; die 5498 Job 20:12 | 12 Indien het kwaad in zijn mond zoet is, hij dat 5499 Job 20:13 | hetzelve niet verlaat, maar dat in het midden van zijn gehemelte 5500 Job 20:14 | 14 Zijn spijze zal in zijn ingewand veranderd


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License