1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370
Book Chapter: Verse
1001 Lev 7:26 | 26 Ook zult gij in uw woningen geen bloed eten,
1002 Lev 7:38 | hun offeranden den HEERE, in de woestijn van Sinai, zouden
1003 Lev 8:20 | 20 Hij deelde ook den ram in zijn delen; en Mozes stak
1004 Lev 8:27 | 27 En hij gaf dat alles in de handen van Aaron, en
1005 Lev 8:27 | de handen van Aaron, en in de handen zijner zonen;
1006 Lev 8:31 | mitsgaders het brood, dat in den korf des vuloffers is;
1007 Lev 9:9 | en hij doopte zijn vinger in dat bloed, en deed het op
1008 Lev 9:13 | zij aan hem het brandoffer in zijn stukken, met het hoofd;
1009 Lev 9:23 | Toen ging Mozes met Aaron in de tent der samenkomst;
1010 Lev 10:3 | gesproken heeft, zeggende: In degenen, die tot Mij naderen,
1011 Lev 10:5 | zij toe, en droegen hen, in hun rokken, tot buiten het
1012 Lev 10:9 | met u, als gij gaan zult in de tent der samenkomst,
1013 Lev 10:13 | Daarom zult gij dat eten in de heilige plaats, dewijl
1014 Lev 10:14 | den hefschouder zult gij in een reine plaats eten, gij,
1015 Lev 10:17 | dat zondoffer niet gegeten in de heilige plaats? Want
1016 Lev 10:18 | deszelfs bloed is niet binnen in het heiligdom gedragen;
1017 Lev 10:18 | ganselijk gegeten hebben in het heiligdom, gelijk als
1018 Lev 10:19 | zou dat goed geweest zijn in de ogen des HEEREN? ~
1019 Lev 10:20 | hoorde, zo was het goed in zijn ogen. ~
1020 Lev 11:3 | en de kloof der klauwen in tweeen klieft, en herkauwt,
1021 Lev 11:7 | klieft de klove der klauwen in tweeen, maar herkauwt het
1022 Lev 11:9 | zult gij eten van al wat in de wateren is: al wat in
1023 Lev 11:9 | in de wateren is: al wat in de wateren, in de zeeen
1024 Lev 11:9 | is: al wat in de wateren, in de zeeen en in de rivieren,
1025 Lev 11:9 | wateren, in de zeeen en in de rivieren, vinnen en schubben
1026 Lev 11:10 | 10 Maar al wat in de zeeen en in de rivieren,
1027 Lev 11:10 | Maar al wat in de zeeen en in de rivieren, van alle gewemel
1028 Lev 11:10 | van alle levende ziel, die in de wateren is, geen vinnen
1029 Lev 11:12 | 12 Al wat in de wateren geen vinnen en
1030 Lev 11:26 | verdeelt, doch de klove niet in tweeen klieft, en niet herkauwt,
1031 Lev 11:32 | werk gedaan wordt; het zal in het water gestoken worden,
1032 Lev 11:34 | drank, die men drinkt, zal in alle vat onrein zijn. ~
1033 Lev 11:46 | levende ziel, die zich roert in de wateren, en van alle
1034 Lev 12:4 | en dertig dagen blijven in het bloed harer reiniging;
1035 Lev 12:5 | en zestig dagen blijven in het bloed harerreiniging. ~
1036 Lev 13:2 | 2 Een mens, als in het vel zijns vleses een
1037 Lev 13:2 | witte blaar zal zijn, welke in het vel zijns vleses tot
1038 Lev 13:3 | de priester zal de plaag in het vel des vleses bezien;
1039 Lev 13:3 | vleses bezien; zo het haar in die plaag in wit veranderd
1040 Lev 13:3 | zo het haar in die plaag in wit veranderd is, en het
1041 Lev 13:4 | 4 Maar zo de blaar in het vel zijn vleses wit
1042 Lev 13:4 | het vel, en het haar niet in wit veranderd is, zo zal
1043 Lev 13:5 | staande gebleven, en de plaag in het vel niet uitgespreid
1044 Lev 13:6 | ingetrokken, en de plaag in het vel niet uitgespreid
1045 Lev 13:7 | 7 Maar zo de verzwering in het vel ganselijk uitgespreid
1046 Lev 13:8 | dat, ziet, de verzwering in het vel uitgespreid is,
1047 Lev 13:9 | de plaag der melaatsheid in een mens zal zijn, zo zal
1048 Lev 13:10 | dat, ziet, een wit gezwel in het vel is, hetwelk het
1049 Lev 13:10 | vel is, hetwelk het haar in wit veranderd heeft, en
1050 Lev 13:10 | gezondheid van levend vlees in dat gezwel is; ~
1051 Lev 13:11 | een verouderde melaatsheid in het vel zijns vleses; daarom
1052 Lev 13:12 | 12 En zo de melaatsheid in het vel ganselijk uitbot,
1053 Lev 13:13 | verklaren; zij is geheel in wit veranderd; hij is rein. ~
1054 Lev 13:16 | levende vlees verkeert, en in wit veranderd zal worden,
1055 Lev 13:17 | hebben, dat, ziet, de plaag in wit veranderd is, zo zal
1056 Lev 13:18 | 18 Het vlees ook, als in deszelfs vel een zweer zal
1057 Lev 13:19 | 19 En in de plaats van die zweer
1058 Lev 13:20 | het vel, en derzelver haar in wit veranderd is, zo zal
1059 Lev 13:22 | 22 Zo zij daarna gans in het vel uitgespreid zal
1060 Lev 13:23 | 23 Maar indien de blaar in haar plaats zal staande
1061 Lev 13:24 | 24 Of wanneer in het vel des vleses een vurige
1062 Lev 13:25 | ziet, het haar op de blaar in wit veranderd is, en haar
1063 Lev 13:27 | zij gans uitgespreid is in het vel, zo zal de priester
1064 Lev 13:28 | 28 Maar indien de blaar in haar plaats staande zal
1065 Lev 13:28 | staande zal blijven, noch in het vel uitgespreid, maar
1066 Lev 13:29 | 29 Verder, als in een man of vrouw een plaag
1067 Lev 13:29 | vrouw een plaag zal zijn in het hoofd, of in den baard; ~
1068 Lev 13:29 | zal zijn in het hoofd, of in den baard; ~
1069 Lev 13:34 | indien, ziet, de schurftheid in het vel niet uitgespreid
1070 Lev 13:35 | Maar indien de schurftheid in het vel gans uitgespreid
1071 Lev 13:36 | dat, ziet, de schurftheid in het vel uitgespreid is,
1072 Lev 13:39 | ingetrokken witte blaren in het vel van hun vlees zijn;
1073 Lev 13:39 | het is een witte puist in het vel uitgebot, hij is
1074 Lev 13:42 | 42 Maar zo in de kaalheid, of in de blesse,
1075 Lev 13:42 | Maar zo in de kaalheid, of in de blesse, een witte roodachtige
1076 Lev 13:42 | melaatsheid, uitbottende in zijn kaalheid, of in zijn
1077 Lev 13:42 | uitbottende in zijn kaalheid, of in zijn blesse. ~
1078 Lev 13:43 | het gezwel van die plaag in zijn kaalheid, of blesse,
1079 Lev 13:45 | klederen des melaatsen, in wien die plaag is, gescheurd
1080 Lev 13:46 | 46 Al de dagen, in welke deze plaag aan hem
1081 Lev 14:5 | men den ene vogel slachte, in een aarden vat, over levend
1082 Lev 14:6 | den levenden vogel dopen in het bloed des vogels, die
1083 Lev 14:7 | verklaren, en den levenden vogel in het open veld vliegen laten. ~
1084 Lev 14:8 | haar afscheren, en zich in het water afwassen, zo zal
1085 Lev 14:8 | rein zijn; daarna zal hij in het leger komen, maar zal
1086 Lev 14:13 | zal hij dat lam slachten in de plaats, waar men het
1087 Lev 14:13 | en het brandoffer slacht, in de heilige plaats; want
1088 Lev 14:16 | nemende van die olie, die in zijn linkerhand is, en zal
1089 Lev 14:17 | overige van die olie, die in zijn hand zal zijn, zal
1090 Lev 14:18 | zal zijn van die olie, die in de hand des priesters geweest
1091 Lev 14:29 | overgeblevene van de olie, die in de hand des priesters is,
1092 Lev 14:32 | Dit is de wet desgenen, in wien de plaag der melaatsheid
1093 Lev 14:32 | melaatsheid zal zijn, wiens hand in zijn reiniging dat niet
1094 Lev 14:34 | Als gij zult gekomen zijn in het land van Kanaan, hetwelk
1095 Lev 14:35 | mij, alsof er een plaag in het huis ware. ~
1096 Lev 14:36 | bezien, opdat niet al wat in dat huis is, onrein worde;
1097 Lev 14:40 | gebieden, dat zij de stenen, in welke die plaag is, uitbreken,
1098 Lev 14:42 | andere stenen nemen, en in de plaats van gene stenen
1099 Lev 14:43 | die plaag wederkeert, en in dat huis uitbot, nadat men
1100 Lev 14:44 | een knagende melaatsheid in dat huis, het is onrein. ~
1101 Lev 14:46 | 46 En die in dat huis gaat te enigen
1102 Lev 14:47 | 47 Die ook in dat huis te slapen ligt,
1103 Lev 14:47 | wassen; insgelijks, die in dat huis eet, zal zijn klederen
1104 Lev 14:50 | den enen vogel slachten in een aarden vat, over levend
1105 Lev 14:51 | vogel nemen, en zal die in het bloed des geslachten
1106 Lev 14:51 | des geslachten vogels en in het levende water dopen;
1107 Lev 14:53 | hij tot buiten de stad, in het open veld, laten vliegen;
1108 Lev 15:19 | zijnde haar vloed van bloed in haar vlees, zo zal zij zeven
1109 Lev 15:19 | zo zal zij zeven dagen in haar afzondering zijn; en
1110 Lev 15:20 | En al hetgeen, waarop zij in haar afzondering zal gelegen
1111 Lev 15:25 | harer onreinigheid, als in de dagen harer afzondering
1112 Lev 15:31 | onreinigheid; opdat zij in hun onreinigheid niet sterven,
1113 Lev 15:31 | zij Mijn tabernakel, die in het midden van hen is, verontreinigen
1114 Lev 15:33 | Mitsgaders van een zwakke vrouw in haar afzondering, en van
1115 Lev 16:2 | hij niet te allen tijde ga in het heilige, binnen den
1116 Lev 16:2 | sterve; want Ik verschijn in een wolk op het verzoendeksel. ~
1117 Lev 16:3 | 3 Hiermede zal Aaron in het heilige gaan: met een
1118 Lev 16:15 | zal zijn bloed tot binnen in den voorhang dragen, en
1119 Lev 16:16 | samenkomst, welke met hen woont in het midden hunner onreinigheden. ~
1120 Lev 16:17 | 17 En geen mens zal in de tent der samenkomst zijn,
1121 Lev 16:17 | als hij zal ingaan, om in het heilige verzoening te
1122 Lev 16:22 | al hun ongerechtigheden in een afgezonderd land wegdragen;
1123 Lev 16:22 | wegdragen; en hij zal dien bok in de woestijn uitlaten. ~
1124 Lev 16:23 | 23 Daarna zal Aaron komen in de tent der samenkomst,
1125 Lev 16:23 | hij aangedaan had, als hij in het heilige ging, en hij
1126 Lev 16:24 | 24 En hij zal zijn vlees in de heilige plaats met water
1127 Lev 16:26 | baden; en daarna zal hij in het leger komen. ~
1128 Lev 16:27 | is, om verzoening te doen in het heilige, zal men tot
1129 Lev 16:28 | baden; en daarna zal hij in het leger komen. ~
1130 Lev 16:29 | inzetting zijn: gij zult in de zevende maand, op den
1131 Lev 16:29 | inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling
1132 Lev 17:3 | een os, of lam, of geit in het leger slachten zal,
1133 Lev 17:8 | van de vreemdelingen, die in het midden van hen als vreemdelingen
1134 Lev 17:10 | uit de vreemdelingen, die in het midden van hen als vreemdelingen
1135 Lev 17:11 | de ziel van het vlees is in het bloed; daarom heb Ik
1136 Lev 17:12 | vreemdeling, die als vreemdeling in het midden van u verkeert,
1137 Lev 17:13 | vreemdelingen, die als vreemdelingen in het midden van hen verkeren,
1138 Lev 17:13 | gevogelte, dat gegeten wordt, in de jacht gevangen zal hebben;
1139 Lev 18:3 | zult gij niet doen, en zult in hun inzettingen niet wandelen. ~
1140 Lev 18:4 | inzettingen zult gij houden, om in die te wandelen; Ik ben
1141 Lev 18:18 | haar schaamte nevens haar, in haar leven, te ontdekken. ~
1142 Lev 18:19 | Ook zult gij tot de vrouw in de afzondering van haar
1143 Lev 18:26 | inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling
1144 Lev 19:15 | Gij zult geen onrecht doen in het gericht; gij zult het
1145 Lev 19:15 | des groten voortrekken; in gerechtigheid zult gij uw
1146 Lev 19:17 | 17 Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; gij
1147 Lev 19:17 | berispen, en zult de zonde in hem niet verdragen. ~
1148 Lev 19:23 | 23 Als gij ook in dat land gekomen zult zijn,
1149 Lev 19:24 | 24 Maar in het vierde jaar zal al zijn
1150 Lev 19:25 | 25 En in het vijfde jaar zult gij
1151 Lev 19:28 | dood lichaam geen snijding in uw vlees maken, noch schrift
1152 Lev 19:28 | van een ingedrukt teken in u maken; Ik ben de HEERE! ~
1153 Lev 19:33 | wanneer een vreemdeling bij u in uw land als vreemdeling
1154 Lev 19:34 | zijt vreemdeling geweest in Egypteland; Ik ben de HEERE,
1155 Lev 19:35 | Gij zult geen onrecht doen in het gericht, met de el,
1156 Lev 20:2 | uit de vreemdelingen, die in Israel als vreemdelingen
1157 Lev 20:14 | opdat geen schandelijke daad in het midden van u zij. ~
1158 Lev 20:23 | 23 En wandelt niet in de inzettingen des volks,
1159 Lev 20:27 | Als nu een man en vrouw in zich een waarzeggenden geest
1160 Lev 21:5 | baard niet afscheren, en in hun vlees zullen zij geen
1161 Lev 21:13 | 13 Hij zal ook een vrouw in haar maagdom nemen. ~
1162 Lev 21:17 | zaad, naar hun geslachten, in wien een gebrek zal zijn,
1163 Lev 21:18 | 18 Want geen man, in wien een gebrek zal zijn,
1164 Lev 21:18 | of te kort, of te lang in leden; ~
1165 Lev 21:19 | 19 Of een man, in wien een breuk des voets,
1166 Lev 21:21 | van Aaron, den priester, in wien een gebrek is, zal
1167 Lev 21:21 | te offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden,
1168 Lev 21:23 | toetreden, omdat een gebrek in hem is; opdat hij Mijn heiligdommen
1169 Lev 22:13 | tot haars vaders huis, als in haar jonkheid, zal wedergekeerd
1170 Lev 22:18 | en uit de vreemdelingen in Israel is, die zijn offerande
1171 Lev 22:23 | te lang of te verkrompen in leden, die zult gij tot
1172 Lev 22:24 | niet offeren; dat zult gij in uw land niet doen. ~
1173 Lev 22:25 | want hun verdorvenheid is in hen, in dezelve is gebrek,
1174 Lev 22:25 | verdorvenheid is in hen, in dezelve is gebrek, zij zouden
1175 Lev 22:32 | niet ontheiligen, opdat Ik in het midden der kinderen
1176 Lev 22:34 | het is des HEEREN sabbat, in al uw woningen. ~
1177 Lev 22:36 | 5 In de eerste maand, op den
1178 Lev 22:41 | en zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn,
1179 Lev 22:45 | inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen. ~
1180 Lev 22:52 | is een eeuwige inzetting in al uw woningen voor uw geslachten. ~
1181 Lev 22:53 | zult inoogsten, gij zult, in uw inoogsten, den hoek des
1182 Lev 22:55 | kinderen Israels, zeggende: In de zevende maand, op den
1183 Lev 22:62 | inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen. ~
1184 Lev 22:63 | op den negenden der maand in den avond, van den avond
1185 Lev 22:72 | feest den HEERE zeven dagen in het jaar vieren; het is
1186 Lev 22:72 | inzetting voor uw geslachten; in de zevende maand zult gij
1187 Lev 22:73 | 42 Zeven dagen zult gij in de loofhutten wonen; alle
1188 Lev 22:73 | wonen; alle inboorlingen in Israel zullen in loofhutten
1189 Lev 22:73 | inboorlingen in Israel zullen in loofhutten wonen; ~
1190 Lev 22:74 | dat Ik de kinderen Israels in loofhutten heb doen wonen,
1191 Lev 23:3 | voorhang van de getuigenis, in de tent der samenkomst;
1192 Lev 23:6 | 6 En gij zult ze in twee rijen leggen, zes in
1193 Lev 23:6 | in twee rijen leggen, zes in een rij, op de reine tafel,
1194 Lev 23:9 | zijn zonen zijn, die dat in de heilige plaats zullen
1195 Lev 23:10 | Israelietische vrouw uit, die, in het midden der kinderen
1196 Lev 23:10 | Israelietisch man twistten in het leger. ~
1197 Lev 23:12 | 12 En zij leidden hem in de gevangenis, opdat hem,
1198 Lev 24:2 | Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land, dat Ik u geve,
1199 Lev 24:4 | 4 Doch in het zevende jaar zal voor
1200 Lev 24:7 | en voor het gedierte, dat in uw land is, zal al de inkomst
1201 Lev 24:9 | 9 Daarna zult gij in de zevende maand, op den
1202 Lev 24:9 | de bazuin doen doorgaan in uw ganse land. ~
1203 Lev 24:10 | heiligen, en vrijheid uitroepen in het land, voor al zijn inwoners;
1204 Lev 24:11 | druiven der afzonderingen in hetzelve afsnijden. ~
1205 Lev 24:18 | zo zult gij zeker wonen in het land. ~
1206 Lev 24:20 | zeggen: Wat zullen wij eten in het zevende jaar? Ziet,
1207 Lev 24:21 | Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het
1208 Lev 24:24 | 24 Daarom zult gij, in het ganse land uwer bezitting,
1209 Lev 24:28 | zijn verkochte goed zijn in de hand van deszelfs koper
1210 Lev 24:28 | het jubeljaar toe; maar in het jubeljaar zal het uitgaan,
1211 Lev 24:29 | wanneer iemand een woonhuis in een bemuurde stad zal verkocht
1212 Lev 24:29 | verkoping volkomen zal zijn; in een vol jaar zal zijn lossing
1213 Lev 24:30 | zo zal dat huis, hetwelk in die stad is, die een muur
1214 Lev 24:30 | zijn geslachten; het zal in het jubeljaar niet uitgaan. ~
1215 Lev 24:31 | lossing zijn, en zij zullen in het jubeljaar uitgaan. ~
1216 Lev 24:33 | de stad zijner bezitting in het jubeljaar uitgaan; want
1217 Lev 24:33 | Levieten zijn hun bezitting in het midden van de kinderen
1218 Lev 24:45 | bij u zullen zijn, die zij in uw land zullen gewonnen
1219 Lev 24:46 | bezitting erven; gij zult hen in eeuwigheid doen dienen;
1220 Lev 24:54 | gelost wordt, zo zal hij in het jubeljaar uitgaan, hij
1221 Lev 25:1 | stellen, noch gebeelden steen in uw land zetten, om u daarvoor
1222 Lev 25:3 | 3 Indien gij in Mijn inzettingen wandelen,
1223 Lev 25:5 | verzadiging toe, en gij zult zeker in uw land wonen. ~
1224 Lev 25:6 | 6 Ook zal Ik vrede geven in het land, dat gij zult te
1225 Lev 25:11 | En Ik zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten;
1226 Lev 25:12 | 12 En Ik zal in het midden van u wandelen,
1227 Lev 25:21 | 21 En zo gij met Mij in tegenheid wandelen zult,
1228 Lev 25:23 | zult zijn, maar met Mij in tegenheid wandelen; ~
1229 Lev 25:24 | 24 Zo zal Ik ook met u in tegenheid wandelen, en Ik
1230 Lev 25:25 | verbonds wreken zal, zodat gij in uw steden vergaderd zult
1231 Lev 25:25 | worden; dan zal Ik de pest in het midden van u zenden,
1232 Lev 25:25 | van u zenden, en gij zult in de hand des vijands overgegeven
1233 Lev 25:26 | zullen tien vrouwen uw brood in een oven bakken, en zullen
1234 Lev 25:27 | maar met Mij wandelen zult in tegenheid; ~
1235 Lev 25:28 | 28 Zo zal Ik ook met u in heetgrimmige tegenheid wandelen,
1236 Lev 25:34 | verwoesting, en gij zult in het land uwer vijanden zijn;
1237 Lev 25:35 | overmits het niet rustte in uw sabbatten, als gij daarin
1238 Lev 25:36 | overgeblevenen onder u, Ik zal in hun hart een wekigheid in
1239 Lev 25:36 | in hun hart een wekigheid in de landen hunner vijanden
1240 Lev 25:39 | zullen om hun ongerechtigheid in de landen uwer vijanden
1241 Lev 25:40 | en ook dat zij met Mij in tegenheid gewandeld hebben. ~
1242 Lev 25:41 | 41 Dat Ik ook met hen in tegenheid gewandeld, en
1243 Lev 25:41 | tegenheid gewandeld, en hen in het land hunner vijanden
1244 Lev 25:44 | hierenboven is dit ook; als zij in het land hunner vijanden
1245 Lev 26:21 | Maar die akker, nadat hij in het jubeljaar zal uitgegaan
1246 Lev 26:24 | 24 In het jubeljaar zal die akker
1247 Num 1:1 | sprak de HEERE tot Mozes, in de woestijn van Sinai, in
1248 Num 1:1 | in de woestijn van Sinai, in de tent der samenkomst,
1249 Num 1:1 | eersten der tweede maand, in het tweede jaar, nadat zij
1250 Num 1:2 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1251 Num 1:3 | daarboven, allen, die ten heire in Israel uittrekken; die zult
1252 Num 1:18 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1253 Num 1:19 | zo heeft hij hen geteld in de woestijn van Sinai. ~
1254 Num 1:20 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, hoofd
1255 Num 1:22 | vaderen, zijn getelden, in het getal der namen, hoofd
1256 Num 1:24 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1257 Num 1:26 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1258 Num 1:28 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen van
1259 Num 1:30 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1260 Num 1:32 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1261 Num 1:34 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1262 Num 1:36 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1263 Num 1:38 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1264 Num 1:40 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1265 Num 1:42 | het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van
1266 Num 1:45 | en daarboven, allen, die in Israel ten heire uittrokken, ~
1267 Num 2:16 | 16 Al de getelden in het leger van Ruben waren
1268 Num 2:17 | het leger der Levieten, in het midden van de legers;
1269 Num 2:24 | 24 Al de getelden in het leger van Efraim waren
1270 Num 2:31 | 31 Al de getelden in het leger van Dan waren
1271 Num 2:31 | vijftig duizend en zeshonderd. In het achterste zullen zij
1272 Num 3:4 | het aangezicht des HEEREN in de woestijn van Sinai brachten,
1273 Num 3:12 | kinderen Israels genomen, in plaats van allen eerstgeborene,
1274 Num 3:13 | dat Ik alle eerstgeborenen in Egypteland sloeg, heb Ik
1275 Num 3:13 | geheiligd alle eerstgeborenen in Israel, van de mensen tot
1276 Num 3:14 | de HEERE sprak tot Mozes in de woestijn van Sinai, zeggende: ~
1277 Num 3:22 | 22 Hun getelden in getal waren van al wat mannelijk
1278 Num 3:25 | wacht der zonen van Gerson in de tent der samenkomst zal
1279 Num 3:28 | 28 In getal van al wat mannelijk
1280 Num 3:34 | 34 En hun getelden in getal van al wat mannelijk
1281 Num 3:41 | nemen (Ik ben de HEERE!), in plaats van alle eerstgeborenen
1282 Num 3:41 | de beesten der Levieten, in plaats van alle eerstgeborenen
1283 Num 3:43 | eerstgeborenen, die mannelijk waren, in het getal der namen, van
1284 Num 3:45 | 45 Neem de Levieten, in plaats van alle eerstgeboorte
1285 Num 3:45 | de beesten der Levieten, in plaats van hun beesten;
1286 Num 4:3 | strijd inkomt, om het werk in de tent der samenkomst te
1287 Num 4:4 | zijn der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst,
1288 Num 4:5 | 5 In het optrekken des legers,
1289 Num 4:10 | en al zijn gereedschap, in een deksel van dassenvellen
1290 Num 4:12 | dienst, met hetwelk zij in het heiligdom dienen, en
1291 Num 4:12 | dienen, en zullen het leggen in een kleed van hemelsblauw,
1292 Num 4:15 | gereedschap des heiligdoms, in het optrekken des legers,
1293 Num 4:15 | last der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst. ~
1294 Num 4:23 | opdat hij den dienst bediene in de tent der samenkomst. ~
1295 Num 4:24 | geslachten van de Gersonieten, in het dienen en in den last. ~
1296 Num 4:24 | Gersonieten, in het dienen en in den last. ~
1297 Num 4:27 | de zonen der Gersonieten, in al hun last, en in al hun
1298 Num 4:27 | Gersonieten, in al hun last, en in al hun dienst, zal zijn
1299 Num 4:28 | zonen van de Gersonieten, in de tent der samenkomst;
1300 Num 4:31 | last, naar al hun dienst, in de tent der samenkomst:
1301 Num 4:33 | naar hun gansen dienst, in de tent der samenkomst,
1302 Num 4:35 | dezen strijd, tot den dienst in de tent der samenkomst; ~
1303 Num 4:37 | Kahathieten, van al wie in de tent der samenkomst diende,
1304 Num 4:39 | dezen strijd, tot den dienst in de tent der samenkomst; ~
1305 Num 4:41 | zonen van Gerson, van al wie in de tent der samenkomst diende,
1306 Num 4:43 | dezen strijd, tot den dienst in de tent der samenkomst; ~
1307 Num 4:47 | den dienst van den last, in de tent der samenkomst,
1308 Num 5:3 | verontreinigen hun legers, in welker midden Ik wone. ~
1309 Num 5:15 | dat de ongerechtigheid in gedachtenis brengt. ~
1310 Num 5:17 | priester zal heilig water in een aarden vat nemen; en
1311 Num 5:17 | zal de priester nemen, en in het water doen. ~
1312 Num 5:18 | spijsoffer der ijveringen is; en in de hand des priesters zal
1313 Num 5:21 | een vloek, en tot een eed, in het midden uws volks, mits
1314 Num 5:22 | vervloeking medebrengt, in uw ingewand inga, om den
1315 Num 5:24 | vervloeking medebrengt, in haar tot bitterheden inga. ~
1316 Num 5:27 | medebrengt, tot bitterheid in haar ingaan zal, en haar
1317 Num 5:27 | vervallen zal; en die vrouw zal in het midden van haar volk
1318 Num 7:89 | 89 En als Mozes in de tent der samenkomst ging,
1319 Num 8:17 | dat Ik alle eerstgeboorte in Egypteland sloeg, heb Ik
1320 Num 8:19 | van de kinderen Israels in de tent der samenkomst te
1321 Num 8:22 | om hun dienst te bedienen in de tent der samenkomst,
1322 Num 8:24 | den strijd te strijden, in den dienst van de tent der
1323 Num 8:26 | met zijn broederen dienen in de tent der samenkomst,
1324 Num 8:26 | gij aan de Levieten doen in hun wachten. ~ ~
1325 Num 9:1 | de HEERE sprak tot Mozes in de woestijn van Sinai, in
1326 Num 9:1 | in de woestijn van Sinai, in het tweede jaar, nadat zij
1327 Num 9:1 | Egypteland uitgetogen waren, in de eerste maand, zeggende: ~
1328 Num 9:3 | 3 Op den veertienden dag in deze maand, tussen twee
1329 Num 9:5 | tussen de twee avonden, in de woestijn van Sinai; naar
1330 Num 9:7 | tijd niet zouden offeren, in het midden van de kinderen
1331 Num 9:11 | 11 In de tweede maand, op den
1332 Num 9:15 | tent der getuigenis; en in den avond was over den tabernakel
1333 Num 9:17 | de kinderen Israels; en in de plaats, waar de wolk
1334 Num 9:18 | legerden zij zich; al de dagen, in dewelke de wolk over den
1335 Num 9:21 | morgen daar was, en de wolk in den morgen opgeheven werd,
1336 Num 10:7 | 7 Maar in het verzamelen van de gemeente,
1337 Num 10:9 | 9 En wanneer gijlieden in uw land ten strijde zult
1338 Num 10:10 | dage uwer vrolijkheid, en in uw gezette hoogtijden, en
1339 Num 10:10 | uw gezette hoogtijden, en in de beginselen uwer maanden,
1340 Num 10:11 | 11 En het geschiedde in het tweede jaar, in de tweede
1341 Num 10:11 | geschiedde in het tweede jaar, in de tweede maand, op den
1342 Num 10:12 | Sinai; en de wolk bleef in de woestijn Paran. ~
1343 Num 10:31 | weet, dat wij ons legeren in de woestijn, zo zult gij
1344 Num 10:35 | 35 Het geschiedde nu in het optrekken van de ark,
1345 Num 11:1 | beklagende, dat het kwaad was in de oren des HEEREN; want
1346 Num 11:1 | ontbrandde, en verteerde, in het uiterste des legers. ~
1347 Num 11:4 | En het gemene volk, dat in het midden van hen was,
1348 Num 11:5 | gedenken aan de vissen, die wij in Egypte om niet aten; aan
1349 Num 11:8 | met molens, of stiet het in mortieren, en zood het in
1350 Num 11:8 | in mortieren, en zood het in potten, en maakte daarvan
1351 Num 11:10 | zeer; ook was het kwaad in de ogen van Mozes. ~
1352 Num 11:11 | waarom heb ik geen genade in Uw ogen gevonden, dat Gij
1353 Num 11:12 | zoudt zeggen: Draag het in uw schoot, gelijk als een
1354 Num 11:15 | slechts, indien ik genade in Uw ogen gevonden heb; en
1355 Num 11:18 | geven? want het ging ons wel in Egypte! Daarom zal de HEERE
1356 Num 11:20 | overmits gij den HEERE, Die in het midden van u is, verworpen
1357 Num 11:21 | duizend te voet is dit volk, in welks midden ik ben; en
1358 Num 11:25 | 25 Toen kwam de HEERE af in de wolk, en sprak tot hem,
1359 Num 11:26 | 26 Maar twee mannen waren in het leger overgebleven;
1360 Num 11:26 | waren), en zij profeteerden in het leger. ~
1361 Num 11:27 | Eldad en Medad profeteren in het leger. ~
1362 Num 11:35 | Hazeroth; en zij bleven in Hazeroth. ~ ~
1363 Num 12:5 | 5 Toen kwam de HEERE af in de wolkkolom, en stond aan
1364 Num 12:7 | Mijn knecht Mozes niet, die in Mijn ganse huis getrouw
1365 Num 12:14 | Zo haar vader smadelijk in haar aangezicht gespogen
1366 Num 12:16 | Hazeroth, en zij legerden zich in de woestijn van Paran. ~ ~ ~ ~
1367 Num 13:19 | hoedanig de steden zijn, in dewelke hetzelve woont,
1368 Num 13:19 | dewelke hetzelve woont, of in legers, of in sterkten; ~
1369 Num 13:19 | woont, of in legers, of in sterkten; ~
1370 Num 13:20 | zij of mager, of er bomen in zijn of niet; en versterkt
1371 Num 13:22 | 22 En zij trokken op in het zuiden, en kwamen tot
1372 Num 13:22 | jaren gebouwd voor Zoan in Egypte. ~
1373 Num 13:26 | vergadering der kinderen Israels, in de woestijn Paran, naar
1374 Num 13:28 | een sterk volk is, hetwelk in dat land woont, en de steden
1375 Num 13:29 | 29 De Amalekieten wonen in het land van het zuiden;
1376 Num 13:32 | al het volk, hetwelk wij in het midden van hetzelve
1377 Num 13:33 | wij waren als sprinkhanen in onze ogen, alzo waren wij
1378 Num 13:33 | ogen, alzo waren wij ook in hun ogen. ~ ~
1379 Num 14:1 | stem op, en het volk weende in dienzelven nacht. ~
1380 Num 14:2 | zeide tot hen: Och, of wij in Egypteland gestorven waren!
1381 Num 14:2 | gestorven waren! of, och, of wij in deze woestijn gestorven
1382 Num 14:8 | ons heeft, zo zal Hij ons in dat land brengen, en zal
1383 Num 14:10 | heerlijkheid des HEEREN verscheen in de tent der samenkomst,
1384 Num 14:11 | door alle tekenen, die Ik in het midden van hen gedaan
1385 Num 14:14 | hebben, dat Gij, HEERE! in het midden van dit volk
1386 Num 14:14 | wolk over hen staat, en Gij in een wolkkolom voor hun aangezicht
1387 Num 14:14 | aangezicht gaat des daags, en in een vuurkolom des nachts. ~
1388 Num 14:16 | dit volk niet kon brengen in dat land, hetwelk Hij hun
1389 Num 14:16 | zo heeft Hij hen geslacht in de woestijn! ~
1390 Num 14:18 | vaderen aan de kinderen, in het derde en in het vierde
1391 Num 14:18 | kinderen, in het derde en in het vierde lid. ~
1392 Num 14:22 | en Mijn tekenen, die Ik in Egypte en in de woestijn
1393 Num 14:22 | tekenen, die Ik in Egypte en in de woestijn gedaan heb,
1394 Num 14:24 | hem brengen tot het land, in hetwelk hij gekomen was,
1395 Num 14:25 | en de Kanaanieten wonen in het dal; wendt u morgen,
1396 Num 14:28 | niet doe, gelijk als gij in Mijn oren gesproken hebt! ~
1397 Num 14:29 | Uw dode lichamen zullen in deze woestijn vallen; en
1398 Num 14:30 | 30 Zo gij in dat land komt, over hetwelk
1399 Num 14:32 | uw dode lichamen zullen in deze woestijn vallen! ~
1400 Num 14:33 | kinderen zullen gaan weiden in deze woestijn, veertig jaren,
1401 Num 14:33 | dode lichamen verteerd zijn in deze woestijn. ~
1402 Num 14:34 | Naar het getal der dagen, in welke gij dat land verspied
1403 Num 14:35 | hebben, niet doe, zij zullen in deze woestijn te niet worden,
1404 Num 14:42 | niet op, want de HEERE zal in het midden van u niet zijn;
1405 Num 14:45 | Amalekieten en de Kanaanieten, die in dat gebergte woonden, en
1406 Num 15:2 | Wanneer gij gekomen zult zijn in het land uwer woningen,
1407 Num 15:3 | zonderen een gelofte, of in een vrijwillig offer, of
1408 Num 15:3 | een vrijwillig offer, of in uw gezette hoogtijden, om
1409 Num 15:14 | vreemdeling verkeert, of die in het midden van u is, in
1410 Num 15:14 | in het midden van u is, in uw geslachten, en hij een
1411 Num 15:18 | Als gij zult gekomen zijn in het land, waarheen Ik u
1412 Num 15:26 | ook den vreemdeling, die in het midden van henlieden
1413 Num 15:29 | en den vreemdeling, die in hunlieder midden als vreemdeling
1414 Num 15:32 | Als nu de kinderen Israels in de woestijn waren, zo vonden
1415 Num 15:34 | 34 En zij stelden hem in bewaring; want het was niet
1416 Num 16:3 | zijn heilig, en de HEERE is in het midden van hen; waarom
1417 Num 16:13 | opgevoerd, om ons te doden in de woestijn, dat gij ook
1418 Num 16:14 | hebt gij ons niet gebracht in een land, dat van melk en
1419 Num 16:21 | vergadering, en Ik zal hen als in een ogenblik verteren! ~
1420 Num 16:26 | misschien verdaan wordt in al hun zonden. ~
1421 Num 16:27 | Abiram gingen uit, staande in de deur hunner tenten, met
1422 Num 16:45 | Ik zal hen verteren, als in een ogenblik! Toen vielen
1423 Num 16:47 | Mozes gesproken had, en liep in het midden der gemeente,
1424 Num 17:4 | En gij zult ze wegleggen in de tent der samenkomst,
1425 Num 17:7 | het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~
1426 Num 17:8 | anderen daags, dat Mozes in de tent der getuigenis inging;
1427 Num 17:10 | weder voor de getuigenis, in bewaring, tot een teken
1428 Num 18:4 | En gij zult ze wegleggen in de tent der samenkomst,
1429 Num 18:7 | het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~
1430 Num 18:8 | anderen daags, dat Mozes in de tent der getuigenis inging;
1431 Num 18:10 | weder voor de getuigenis, in bewaring, tot een teken
1432 Num 18:20 | ulieder priesterambt waarnemen in alle zaken des altaars,
1433 Num 18:20 | alle zaken des altaars, en in hetgeen van binnen den voorhang
1434 Num 18:24 | eeuwige inzetting; al wie in uw huis rein is, zal dat
1435 Num 18:26 | vruchten van alles, wat in hun land is, die zij den
1436 Num 18:26 | zullen uwe zijn; al wie in uw huis rein is, zal dat
1437 Num 18:27 | 14 Al het verbannene in Israel zal het uwe zijn. ~
1438 Num 18:33 | HEERE tot Aaron: Gij zult in hun land niet erven, en
1439 Num 18:33 | erven, en gij zult geen deel in het midden van henlieden
1440 Num 18:33 | ben uw deel en uw erfenis, in het midden van de kinderen
1441 Num 18:34 | Levi heb Ik alle tienden in Israel ter erfenis gegeven,
1442 Num 18:36 | zijn voor uw geslachten; en in het midden van de kinderen
1443 Num 18:37 | tot hen gezegd: Zij zullen in het midden van de kinderen
1444 Num 18:44 | 31 En gij zult dat eten in alle plaatsen, gij en uw
1445 Num 18:44 | een loon voor uw dienst in de tent der samenkomst. ~
1446 Num 19:7 | ulieder priesterambt waarnemen in alle zaken des altaars,
1447 Num 19:7 | alle zaken des altaars, en in hetgeen van binnen den voorhang
1448 Num 19:11 | eeuwige inzetting; al wie in uw huis rein is, zal dat
1449 Num 19:13 | vruchten van alles, wat in hun land is, die zij den
1450 Num 19:13 | zullen uwe zijn; al wie in uw huis rein is, zal dat
1451 Num 19:14 | 14 Al het verbannene in Israel zal het uwe zijn. ~
1452 Num 19:20 | HEERE tot Aaron: Gij zult in hun land niet erven, en
1453 Num 19:20 | erven, en gij zult geen deel in het midden van henlieden
1454 Num 19:20 | ben uw deel en uw erfenis, in het midden van de kinderen
1455 Num 19:21 | Levi heb Ik alle tienden in Israel ter erfenis gegeven,
1456 Num 19:23 | zijn voor uw geslachten; en in het midden van de kinderen
1457 Num 19:24 | tot hen gezegd: Zij zullen in het midden van de kinderen
1458 Num 19:31 | 31 En gij zult dat eten in alle plaatsen, gij en uw
1459 Num 19:31 | een loon voor uw dienst in de tent der samenkomst. ~
1460 Num 20:1 | Israels, de ganse vergadering, in de woestijn Zin gekomen
1461 Num 20:1 | woestijn Zin gekomen waren, in de eerste maand, zo bleef
1462 Num 20:4 | gijlieden de gemeente des HEEREN in deze woestijn gebracht,
1463 Num 20:5 | Egypte, om ons te brengen in deze kwade plaats? Het is
1464 Num 20:12 | gemeente niet inbrengen in het land, hetwelk Ik hun
1465 Num 20:15 | Egypte afgetogen zijn, en wij in Egypte vele dagen gewoond
1466 Num 20:24 | want hij zal niet komen in het land, hetwelk Ik aan
1467 Num 21:2 | Indien Gij dit volk geheel in mijn hand geeft, zo zal
1468 Num 21:5 | opdat wij sterven zouden in de woestijn? Want hier is
1469 Num 21:11 | aan de heuvelen van Abarim in de woestijn, die tegenover
1470 Num 21:13 | zijde van de Arnon, welke in de woestijn is, uitgaande
1471 Num 21:14 | 14 (Daarom wordt gezegd in het boek van de oorlogen
1472 Num 21:14 | des HEEREN: Tegen Waheb, in een wervelwind, en tegen
1473 Num 21:20 | Bamoth tot het dal, dat in het veld van Moab is, aan
1474 Num 21:22 | Wij zullen niet afwijken in de akkers, noch in de wijngaarden;
1475 Num 21:22 | afwijken in de akkers, noch in de wijngaarden; wij zullen
1476 Num 21:24 | zwaards, en nam zijn land in erfelijke bezitting, van
1477 Num 21:25 | nam Israel al deze steden in; en Israel woonde in al
1478 Num 21:25 | steden in; en Israel woonde in al de steden der Amorieten,
1479 Num 21:25 | Amorieten, te Hesbon, en in al haar onderhorige plaatsen. ~
1480 Num 21:29 | ontliepen, en zijn dochters in de gevangenis geleverd aan
1481 Num 21:31 | 31 Alzo woonde Israel in het land van den Amoriet. ~
1482 Num 21:32 | haar onderhorige plaatsen in; en hij dreef de Amorieten,
1483 Num 21:34 | hem niet; want Ik heb hem in uw hand gegeven, en al zijn
1484 Num 21:35 | en zij namen zijn land in erfelijke bezitting. ~
1485 Num 22:1 | Israel, en legerden zich in de vlakken velden van Moab,
1486 Num 22:5 | hetwelk aan de rivier is, in het land der kinderen zijns
1487 Num 22:7 | het loon der waarzeggingen in hun hand; alzo kwamen zij
1488 Num 22:22 | Engel des HEEREN stelde Zich in den weg, hem tot een tegenpartij;
1489 Num 22:23 | Engel des HEEREN staande in den weg, met Zijn uitgetrokken
1490 Num 22:23 | Zijn uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom week de
1491 Num 22:23 | ezelin uit den weg, en ging in het veld. Toen sloeg Bileam
1492 Num 22:24 | de Engel des HEEREN stond in een pad der wijngaarden,
1493 Num 22:26 | noch verder, en Hij stond in een enge plaats, waar geen
1494 Num 22:29 | hebt; och, of ik een zwaard in mijn hand had! want ik zoude
1495 Num 22:31 | des HEEREN zag, staande in den weg, en Zijn uitgetrokken
1496 Num 22:31 | Zijn uitgetrokken zwaard in Zijn hand; daarom neigde
1497 Num 22:34 | stondt en nu, is het kwaad in Uw ogen, ik zal wederkeren. ~
1498 Num 22:38 | Het woord, hetwelk God in mijn mond leggen zal, dat
1499 Num 23:5 | legde de HEERE het woord in den mond van Bileam, en
1500 Num 23:12 | te spreken, wat de HEERE in mijn mond gelegd heeft? ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370 |