1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370
Book Chapter: Verse
1501 Num 23:16 | zo legde Hij het woord in zijn mond, en Hij zeide:
1502 Num 23:21 | niet aan de ongerechtigheid in Jakob; ook ziet Hij niet
1503 Num 23:21 | Hij niet aan de boosheid in Israel. De HEERE, zijn God,
1504 Num 23:27 | misschien zal het recht zijn in de ogen van dien God, dat
1505 Num 24:1 | Bileam zag, dat het goed was in de ogen des HEEREN, dat
1506 Num 24:7 | vloeien, en zijn zaad zal in vele wateren zijn; en zijn
1507 Num 24:14 | dit volk uw volk doen zal in de laatste dagen. ~
1508 Num 24:21 | vast, en gij hebt uw nest in een steenrots gelegd. ~
1509 Num 25:7 | vergadering, en nam een spies in zijn hand; ~
1510 Num 25:8 | den Israelietischen man na in de hoerenwinkel, en doorstak
1511 Num 25:11 | Mijn ijver geijverd heeft in het midden derzelve, zodat
1512 Num 25:11 | zodat Ik de kinderen Israels in Mijn ijver niet vernield
1513 Num 25:18 | listig tegen u bedacht hebben in de zaak van Peor, en in
1514 Num 25:18 | in de zaak van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter
1515 Num 26:2 | vaderen, al wie ten heire in Israel uittrekt. ~
1516 Num 26:3 | priester, spraken hen aan, in de vlakke velden van Moab,
1517 Num 26:9 | tegen Mozes en tegen Aaron, in de vergadering van Korach,
1518 Num 26:19 | maar Er en Onan stierven in het land Kanaan. ~
1519 Num 26:59 | huisvrouw van Levi baarde in Egypte; en deze baarde aan
1520 Num 26:63 | kinderen Israels telden in de vlakke velden van Moab,
1521 Num 26:64 | kinderen Israels telden in de woestijn van Sinai. ~
1522 Num 26:65 | van die gezegd, dat zij in de woestijn gewisselijk
1523 Num 27:3 | Onze vader is gestorven in de woestijn, en hij is niet
1524 Num 27:3 | en hij is niet geweest in het midden der vergadering
1525 Num 27:3 | den HEERE vergaderd hebben in de vergadering van Korach;
1526 Num 27:3 | van Korach; maar hij is in zijn zonde gestorven, en
1527 Num 27:4 | Geef ons een bezitting in het midden der broederen
1528 Num 27:7 | bezitting ener erfenis, in het midden van de broederen
1529 Num 27:14 | wederspannig zijt geweest in de woestijn Zin, in de twisting
1530 Num 27:14 | geweest in de woestijn Zin, in de twisting der vergadering,
1531 Num 27:14 | wateren van Meriba, van Kades, in de woestijn Zin. ~
1532 Num 27:18 | den zoon van Nun, een man, in wien de Geest is; en leg
1533 Num 28:7 | een hin, voor het ene lam; in het heiligdom zult gij het
1534 Num 28:11 | 11 En in de beginselen uwer maanden
1535 Num 28:14 | brandoffer der nieuwe maan in elke maand, naar de maanden
1536 Num 28:16 | 16 En in de eerste maand, op den
1537 Num 29:1 | 1 Desgelijks in de zevende maand, op den
1538 Num 29:18 | rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
1539 Num 29:21 | rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
1540 Num 29:24 | rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
1541 Num 29:27 | rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
1542 Num 29:30 | rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
1543 Num 29:33 | rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar hun wijze; ~
1544 Num 29:37 | ram, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; ~
1545 Num 30:3 | zich met een verbintenis in het huis haars vaders in
1546 Num 30:3 | in het huis haars vaders in haar jonkheid zal verbonden
1547 Num 30:16 | en zijn dochter, zijnde in haar jonkheid, ten huize
1548 Num 31:6 | trompetten des geklanks in zijn hand. ~
1549 Num 31:12 | vergadering der kinderen Israels, in het leger, in de vlakke
1550 Num 31:12 | kinderen Israels, in het leger, in de vlakke velden van Moab,
1551 Num 31:16 | tegen den HEERE te geven, in de zaak van Peor; waardoor
1552 Num 31:24 | wordt; en daarna zult gij in het leger komen. ~
1553 Num 31:27 | 27 En deel den buit in twee helften tussen degenen,
1554 Num 31:36 | krijg uitgetogen waren, was in getal driehonderd zeven
1555 Num 31:54 | honderden, en zij brachten het in de tent der samenkomst,
1556 Num 31:58 | zeiden zij: Indien wij genade in uw ogen gevonden hebben,
1557 Num 31:66 | en Hij deed hen omzwerven in de woestijn, veertig jaren,
1558 Num 31:66 | gedaan had, wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
1559 Num 31:67 | gijlieden zijt opgestaan in stede van uw vaderen, een
1560 Num 31:68 | voortvaren het te laten in de woestijn; en gij zult
1561 Num 31:70 | kinderen zullen blijven in de vaste steden, vanwege
1562 Num 31:79 | beesten zullen aldaar zijn in de steden van Gilead; ~
1563 Num 31:83 | bezitters gesteld worden in het midden van ulieden in
1564 Num 31:83 | in het midden van ulieden in het land Kanaan. ~
1565 Num 31:86 | met de steden van hetzelve in de landpalen, de steden
1566 Num 31:92 | naar Gilead, en namen dat in, en zij verdreven de Amorieten,
1567 Num 31:94 | en nam hunlieder dorpen in, en hij noemde die Havvoth-Jair. ~
1568 Num 31:95 | ging heen, en nam Kenath in, met haar onderhorige plaatsen,
1569 Num 32:3 | reisden dan van Rameses; in de eerste maand, op den
1570 Num 32:6 | Sukkoth, en legerden zich in Etham, hetwelk aan het einde
1571 Num 32:8 | zij gingen drie dagreizen in de woestijn Etham, en legerden
1572 Num 32:8 | Etham, en legerden zich in Mara. ~
1573 Num 32:9 | Mara, en kwamen te Elim; in Elim nu waren twaalf waterfonteinen
1574 Num 32:11 | Schelfzee, en legerden zich in de woestijn Sin. ~
1575 Num 32:12 | Sin, en zij legerden zich in Dofka. ~
1576 Num 32:13 | Dofka, en legerden zich in Aluz. ~
1577 Num 32:14 | van Aluz, en legerden zich in Rafidim; doch daar was geen
1578 Num 32:15 | Rafidim, en legerden zich in de woestijn van Sinai. ~
1579 Num 32:16 | Sinai, en legerden zich in Kibroth-Thaava. ~
1580 Num 32:17 | Kibroth-Thaava, en legerden zich in Hazeroth. ~
1581 Num 32:18 | Hazeroth, en legerden zich in Rithma.
1582 Num 32:19 | Rithma, en legerden zich in Rimmon-Perez. ~
1583 Num 32:20 | Rimmon-Perez, en legerden zich in Libna. ~
1584 Num 32:21 | Libna, en legerden zich in Rissa. ~
1585 Num 32:22 | Rissa, en legerden zich in Kehelatha.
1586 Num 32:23 | Kehelatha, en legerden zich in het gebergte van Safer. ~
1587 Num 32:24 | Safer, en legerden zich in Harada. ~
1588 Num 32:25 | Harada, en legerden zich in Makheloth. ~
1589 Num 32:26 | Makheloth, en legerden zich in Tachath. ~
1590 Num 32:27 | Tachath, en legerden zich in Tharah. ~
1591 Num 32:28 | Tharah, en legerden zich in Mithka. ~
1592 Num 32:29 | Mithka, en legerden zich in Hasmona. ~
1593 Num 32:30 | Hasmona, en legerden zich in Moseroth. ~
1594 Num 32:31 | Moseroth, en legerden zich in Bene-Jaakan. ~
1595 Num 32:32 | Bene-Jaakan, en legerden zich in Hor-Gidgad. ~
1596 Num 32:33 | Hor-gidgad, en legerden zich in Jotbatha. ~
1597 Num 32:34 | Jotbatha, en legerden zich in Abrona.
1598 Num 32:35 | Abrona, en legerden zich in Ezeon-Geber. ~
1599 Num 32:36 | Ezeon-Geber, en legerden zich in de woestijn Zin, dat is
1600 Num 32:38 | HEEREN, en stierf aldaar, in het veertigste jaar na den
1601 Num 32:38 | Israels uit Egypteland, in de vijfde maand, op den
1602 Num 32:40 | de koning van Harad, die in het zuiden woonde in het
1603 Num 32:40 | die in het zuiden woonde in het land Kanaan, hoorde,
1604 Num 32:41 | berg Hor, en legerden zich in Zalmona. ~
1605 Num 32:42 | Zalmona, en legerden zich in Funon. ~
1606 Num 32:43 | Funon, en legerden zich in Oboth. ~
1607 Num 32:44 | de heuvelen van Abarim, in de landpale van Moab. ~
1608 Num 32:45 | Abarim, en legerden zich in Dibon-Gad. ~
1609 Num 32:46 | Dibon-Gad, en legerden zich in Almon-Diblathaim. ~
1610 Num 32:47 | Almon-Diblathaim, en legerden zich in de bergen Abarim, tegen
1611 Num 32:48 | Abarim, en legerden zich in de vlakke velden der Moabieten,
1612 Num 32:49 | Beth-Jesimoth, tot aan Abel-Sittim, in de vlakke velden der Moabieten. ~
1613 Num 32:50 | de HEERE sprak tot Mozes, in de vlakke velden der Moabieten,
1614 Num 32:51 | Jordaan zult gegaan zijn in het land Kanaan; ~
1615 Num 32:53 | 53 En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen,
1616 Num 32:54 | 54 En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen
1617 Num 32:55 | tot doornen zullen zijn in uw ogen, en tot prikkelen
1618 Num 32:55 | uw ogen, en tot prikkelen in uw zijden, en u zullen benauwen
1619 Num 33:2 | zeg tot hen: Wanneer gij in het land Kanaan ingaat,
1620 Num 33:29 | erfenissen uit te delen, in het land Kanaan. ~ ~
1621 Num 34:1 | de HEERE sprak tot Mozes, in de vlakke velden der Moabieten,
1622 Num 34:5 | duizend ellen; dat de stad in het midden zij. Dit zullen
1623 Num 34:14 | dezer steden zult gij geven in het land Kanaan; vrijsteden
1624 Num 34:15 | vreemdeling, en den bijwoner in het midden van hen, tot
1625 Num 34:28 | 28 Want hij zou in zijn vrijstad gebleven zijn
1626 Num 34:29 | recht, bij uw geslachten, in al uw woningen. ~
1627 Num 34:32 | wederkeren, om te wonen in het land, tot den dood des
1628 Num 34:34 | waarin gij gaat wonen, in welks midden Ik wonen zal;
1629 Num 34:34 | Ik ben de HEERE, wonende in het midden der kinderen
1630 Num 35:2 | aan de kinderen Israels in erfenis te geven; en mijn
1631 Num 35:6 | tot vrouwen worden, die in haar ogen goed zal zijn;
1632 Num 35:13 | kinderen Israels geboden heeft, in de vlakke velden der Moabieten,
1633 Deu 1:1 | deze zijde van de Jordaan, in de woestijn, op het vlakke
1634 Deu 1:3 | 3 En het is geschied in het veertigste jaar, in
1635 Deu 1:3 | in het veertigste jaar, in de elfde maand, op den eersten
1636 Deu 1:4 | van Bazan, welke woonde in Astharoth, te Edrei. ~
1637 Deu 1:5 | deze zijde van de Jordaan, in het land van Moab, hief
1638 Deu 1:7 | u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten,
1639 Deu 1:7 | en tot al hun geburen, in het vlakke veld, op het
1640 Deu 1:7 | veld, op het gebergte, en in de laagte, en in het zuiden,
1641 Deu 1:7 | gebergte, en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens
1642 Deu 1:10 | als de sterren des hemels in menigte. ~
1643 Deu 1:17 | Gij zult het aangezicht in het gericht niet kennen;
1644 Deu 1:23 | 23 Deze zaak nu was goed in mijn ogen; zo nam ik uit
1645 Deu 1:25 | van de vrucht des lands in hun hand, en brachten ze
1646 Deu 1:27 | 27 En gij murmureerdet in uw tenten, en zeidet: Omdat
1647 Deu 1:27 | uitgevoerd, opdat Hij ons levere in de hand der Amorieten, om
1648 Deu 1:28 | zijn groot, en gesterkt tot in de hemel toe; ook hebben
1649 Deu 1:30 | voor uw ogen gedaan heeft in Egypte.
1650 Deu 1:31 | 31 En in de woestijn, waar gij gezien
1651 Deu 1:33 | zoudt legeren; des nachts in het vuur, opdat Hij u den
1652 Deu 1:33 | zoudt gaan, en des daags in de wolk. ~
1653 Deu 1:42 | strijdt niet, want Ik ben niet in het midden van u; opdat
1654 Deu 1:44 | en zij verpletterden u in Seir tot Horma toe. ~
1655 Deu 1:46 | 46 Alzo bleeft gij in Kades vele dagen, naar de
1656 Deu 2:4 | de kinderen van Ezau, die in Seir wonen; zij zullen wel
1657 Deu 2:7 | uw God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij
1658 Deu 2:8 | de kinderen van Ezau, die in Seir woonden, van den weg
1659 Deu 2:9 | en meng u niet met hen in den strijd; want Ik zal
1660 Deu 2:12 | woonden de Horieten te voren in Seir; maar de kinderen van
1661 Deu 2:12 | hun aangezicht, en hebben in hunlieder plaats gewoond;
1662 Deu 2:22 | de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, gedaan heeft,
1663 Deu 2:23 | uittogen, de Avieten, die in Hazerim tot Gaza toe woonden,
1664 Deu 2:24 | den Amoriet, en zijn land, in uw hand gegeven; begint
1665 Deu 2:24 | erven, en mengt u met hen in den strijd. ~
1666 Deu 2:29 | de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, en de Moabieten,
1667 Deu 2:29 | wonen, en de Moabieten, die in Ar wonen, mij gedaan hebben;
1668 Deu 2:29 | ik over de Jordaan kome in het land, dat de HEERE,
1669 Deu 2:30 | zijn hart, opdat Hij hem in uw hand gave, gelijk het
1670 Deu 2:34 | dier tijd al zijn steden in, en wij verbanden alle steden,
1671 Deu 3:2 | zijn volk, en zijn land, in uw hand gegeven; en gij
1672 Deu 3:3 | Bazan, en al zijn volk, in onze hand, zodat wij hem
1673 Deu 3:4 | Argob, het koninkrijk van Og in Bazan. ~
1674 Deu 3:10 | steden des koninkrijks van Og in Bazan. ~
1675 Deu 3:12 | nu namen wij te dier tijd in bezit; van Aroer af, dat
1676 Deu 3:19 | hebt), zij zullen blijven in uw steden, die ik u gegeven
1677 Deu 3:24 | hand; want wat God is er in den hemel en op de aarde,
1678 Deu 3:29 | 29 Alzo bleven wij in dit dal tegenover Beth-Peor. ~
1679 Deu 4:5 | heeft; opdat gij alzo doet in het midden des lands, waar
1680 Deu 4:14 | zou; opdat gij die deedt in dat land, naar hetwelk gij
1681 Deu 4:18 | gedaante van enigen vis, die in het water is onder de aarde; ~
1682 Deu 4:21 | en dat ik niet zou komen in dat goede land, dat de HEERE,
1683 Deu 4:22 | 22 Want ik zal in dit land sterven; ik zal
1684 Deu 4:25 | gewonnen zult hebben, en in het land oud geworden zult
1685 Deu 4:25 | ding, en doet, wat kwaad is in de ogen des HEEREN, uws
1686 Deu 4:27 | zult een klein volksken in getal overblijven onder
1687 Deu 4:30 | 30 Wanneer gij in angst zult zijn, en u al
1688 Deu 4:30 | deze dingen zullen treffen; in het laatste der dagen, dan
1689 Deu 4:34 | God, ulieden voor uw ogen in Egypte gedaan heeft? ~
1690 Deu 4:38 | bezitting te verdrijven; om u in te brengen, dat Hij u hunlieder
1691 Deu 4:39 | zult gij heden weten, en in uw hart hervatten, dat de
1692 Deu 4:39 | HEERE die God is, boven in den hemel, en onder op de
1693 Deu 4:40 | opdat gij de dagen verlengt in het land, dat de HEERE,
1694 Deu 4:42 | eergisteren niet haatte; dat hij in een van deze steden vlood
1695 Deu 4:43 | 43 Bezer in de woestijn, in het effen
1696 Deu 4:43 | 43 Bezer in de woestijn, in het effen land, voor de
1697 Deu 4:43 | de Rubenieten; en Ramoth in Gilead, voor de Gadieten;
1698 Deu 4:43 | voor de Gadieten; en Golan in Bazan, voor de Manassieten. ~
1699 Deu 4:46 | deze zijde van de Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor,
1700 Deu 4:46 | dal tegenover Beth-Peor, in het land van Sihon, den
1701 Deu 4:47 | 47 En zijn land in bezitting genomen hadden;
1702 Deu 5:8 | gelijkenis, van hetgeen boven in den hemel, of onder op de
1703 Deu 5:8 | onder op de aarde is; of in het water onder de aarde
1704 Deu 5:14 | noch de vreemdeling, die in uw poorten is; opdat uw
1705 Deu 5:15 | dat gij een dienstknecht in Egypteland geweest zijt,
1706 Deu 5:16 | worden, en opdat het u welga in het land, dat u de HEERE,
1707 Deu 5:29 | en hun kinderen welging in eeuwigheid! ~
1708 Deu 5:31 | leren zult, dat zij ze doen in het land, hetwelk Ik hun
1709 Deu 5:33 | 33 In al den weg, dien de HEERE,
1710 Deu 5:33 | en gij de dagen verlengt in het land, dat gij erven
1711 Deu 6:1 | leren; opdat gij ze doet in het land, naar hetwelk gij
1712 Deu 6:3 | vaderen God, gesproken heeft) in het land, dat van melk en
1713 Deu 6:6 | u heden gebiede, zullen in uw hart zijn. ~
1714 Deu 6:7 | daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij
1715 Deu 6:10 | u zal hebben ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen,
1716 Deu 6:15 | uw God is een ijverig God in het midden van u; dat de
1717 Deu 6:18 | doen, wat recht en goed is in de ogen des HEEREN; opdat
1718 Deu 6:21 | dienstknechten van Farao in Egypte; maar de HEERE heeft
1719 Deu 6:22 | grote en kwade wonderen, in Egypte, aan Farao en aan
1720 Deu 6:24 | altoos ten goede, om ons in het leven te behouden, gelijk
1721 Deu 7:1 | God, zal gebracht hebben in het land, waar gij naar
1722 Deu 7:9 | Zijn geboden houden tot in duizend geslachten. ~
1723 Deu 7:10 | van hen, die Hem haten, in zijn aangezicht, om hem
1724 Deu 7:10 | Zijn hater niet vertrekken, in zijn aangezicht zal Hij
1725 Deu 7:13 | kudden van uw klein vee, in het land, dat Hij aan uw
1726 Deu 7:17 | 17 Zo gij in uw hart zeidet: Deze volken
1727 Deu 7:21 | want de HEERE, uw God, is in het midden van u, een groot
1728 Deu 7:24 | Ook zal Hij hun koningen in uw hand geven, dat gij hun
1729 Deu 7:26 | Gij zult dan den gruwel in uw huis niet brengen, dat
1730 Deu 8:2 | God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft;
1731 Deu 8:2 | verzoeken, om te weten, wat in uw hart was, of gij Zijn
1732 Deu 8:5 | 5 Bekent dan in uw hart, dat de HEERE, uw
1733 Deu 8:6 | des HEEREN, uws Gods, om in Zijn wegen te wandelen,
1734 Deu 8:7 | HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land
1735 Deu 8:7 | fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen uitvlieten; ~
1736 Deu 8:7 | diepten, die in dalen en in bergen uitvlieten; ~
1737 Deu 8:15 | 15 Die u geleid heeft in die grote en vreselijke
1738 Deu 8:16 | 16 Die u in de woestijn spijsde met
1739 Deu 8:17 | 17 En gij in uw hart zegt: Mijn kracht,
1740 Deu 9:1 | steden, die groot en tot in den hemel gesterkt zijn; ~
1741 Deu 9:4 | uitgestoten, zo spreek niet in uw hart, zeggende: De HEERE
1742 Deu 9:5 | harten, komt gij er henen in, om hun land te erven; maar
1743 Deu 9:7 | dat gij den HEERE, uw God, in de woestijn, zeer vertoornd
1744 Deu 9:18 | aangezicht des HEEREN, als in het eerst, veertig dagen
1745 Deu 9:18 | gezondigd, doende dat kwaad is in des HEEREN ogen, om Hem
1746 Deu 9:21 | stof; en zijn stof wierp ik in de beek, die van den berg
1747 Deu 9:25 | dagen en veertig nachten, in welke ik mij nederwierp,
1748 Deu 9:28 | de HEERE niet kon brengen in het land, waarvan Hij hun
1749 Deu 9:28 | uitgevoerd, om hen te doden in de woestijn. ~
1750 Deu 10:2 | hebt; en gij zult ze leggen in die kist. ~
1751 Deu 10:3 | en de twee tafelen waren in mijn hand. ~
1752 Deu 10:5 | berg, en legde de tafelen in de kist, die ik gemaakt
1753 Deu 10:6 | bediende het priesterambt in zijn plaats. ~
1754 Deu 10:8 | om Hem te dienen, en om in Zijn Naam te zegenen, tot
1755 Deu 10:12 | HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen,
1756 Deu 10:19 | zijt vreemdelingen geweest in Egypteland. ~
1757 Deu 10:22 | als de sterren des hemels in menigte. ~
1758 Deu 11:3 | tekenen en Zijn daden, die Hij in het midden van Egypte gedaan
1759 Deu 11:5 | Hij ulieden gedaan heeft in de woestijn, totdat gij
1760 Deu 11:6 | bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel. ~
1761 Deu 11:9 | opdat gij de dagen verlengt in het land, dat de HEERE uw
1762 Deu 11:18 | Legt dan deze mijn woorden in uw hart, en in uw ziel,
1763 Deu 11:18 | mijn woorden in uw hart, en in uw ziel, en bindt ze tot
1764 Deu 11:19 | sprekende daarvan, als gij in uw huis zit, en als gij
1765 Deu 11:21 | de dagen uwer kinderen, in het land, dat de HEERE uw
1766 Deu 11:22 | liefhebbende, wandelende in al Zijn wegen, en Hem aanhangende; ~
1767 Deu 11:29 | God, zal hebben ingebracht in het land, waar gij naar
1768 Deu 11:30 | van den ondergang der zon, in het land der Kanaanieten,
1769 Deu 11:30 | land der Kanaanieten, die in het vlakke veld wonen, tegenover
1770 Deu 12:1 | zult waarnemen om te doen, in dat land, hetwelk u de HEERE,
1771 Deu 12:8 | heden doen, een ieder al wat in zijn ogen recht is. ~
1772 Deu 12:9 | tot nu toe niet gekomen in de rust en in de erfenis,
1773 Deu 12:9 | niet gekomen in de rust en in de erfenis, die de HEERE,
1774 Deu 12:10 | de Jordaan gaan, en wonen in het land, dat u de HEERE,
1775 Deu 12:12 | dienstmaagden, en de Leviet, die in uw poorten is; want hij
1776 Deu 12:13 | brandofferen niet offert in alle plaats, die gij zien
1777 Deu 12:14 | 14 Maar in de plaats, die de HEERE
1778 Deu 12:14 | de plaats, die de HEERE in een uwer stammen zal verkiezen,
1779 Deu 12:15 | Gods, dien Hij u geeft, in al uw poorten; de onreine
1780 Deu 12:17 | 17 Gij zult in uw poorten niet mogen eten
1781 Deu 12:18 | aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, die de HEERE,
1782 Deu 12:18 | dienstmaagd, en de Leviet, die in uw poorten is; en gij zult
1783 Deu 12:19 | niet verlaat, al uw dagen in uw land. ~
1784 Deu 12:21 | geboden heb; en gij zult eten in uw poorten, naar allen lust
1785 Deu 12:25 | gedaan hebben, wat recht is in de ogen des HEEREN. ~
1786 Deu 12:28 | kinderen na u, welga tot in eeuwigheid, als gij zult
1787 Deu 12:28 | hebben wat goed en recht is in de ogen des HEEREN, uws
1788 Deu 12:29 | erfelijk zult bezitten, en in hun land wonen; ~
1789 Deu 13:1 | profeet, of dromen-dromer, in het midden van u zal opstaan,
1790 Deu 13:6 | ziel is, u zal aanporren in het heimelijke, zeggende:
1791 Deu 13:11 | doen naar dit boze stuk in het midden van u. ~
1792 Deu 13:14 | zeker, zulk een gruwel is in het midden van u gedaan; ~
1793 Deu 13:16 | roof zult gij verzamelen in het midden van haar straat,
1794 Deu 13:18 | om te doen wat recht is in de ogen des HEEREN, uws
1795 Deu 14:6 | klauwen verdelen, en de kloof in twee klauwen klieven, en
1796 Deu 14:9 | gij eten van alles, wat in de wateren is; al wat vinnen
1797 Deu 14:21 | eten; den vreemdeling, die in uw poorten is, zult gij
1798 Deu 14:21 | zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder. ~
1799 Deu 14:25 | geld, en bindt het geld in uw hand, en gaat naar de
1800 Deu 14:27 | 27 Maar den Leviet, die in uw poorten is, zult gij
1801 Deu 14:28 | tienden van uw inkomen, in hetzelve jaar, en gij zult
1802 Deu 14:28 | en gij zult ze wegleggen in uw poorten; ~
1803 Deu 14:29 | de wees en de weduwe, die in uw poorten zijn, en zullen
1804 Deu 14:29 | de HEERE, uw God, zegene in al het werk uwer hand, dat
1805 Deu 15:4 | u overloediglijk zegenen in het land, dat u de HEERE,
1806 Deu 15:7 | zijn, een uit uw broederen, in een uwer poorten, in uw
1807 Deu 15:7 | broederen, in een uwer poorten, in uw land, dat de HEERE, uw
1808 Deu 15:9 | 9 Wacht u, dat in uw hart geen Belials-woord
1809 Deu 15:9 | tot den HEERE, en zonde in u zij. ~
1810 Deu 15:10 | de HEERE, uw God, zegenen in al uw werk, en in alles,
1811 Deu 15:10 | zegenen in al uw werk, en in alles, waaraan gij uw hand
1812 Deu 15:11 | bedrukten en aan uw armen in uw land. ~
1813 Deu 15:12 | u zes jaren dienen; maar in het zevende jaar zult gij
1814 Deu 15:15 | dat gij een dienstknecht in Egypteland geweest zijt,
1815 Deu 15:17 | een priem nemen, en steken in zijn oor en in de deur,
1816 Deu 15:17 | en steken in zijn oor en in de deur, en hij zal eeuwiglijk
1817 Deu 15:18 | 18 Het zal niet hard zijn in uw ogen, als gij hem vrij
1818 Deu 15:18 | de HEERE, uw God, zegenen in alles, wat gij doen zult. ~
1819 Deu 15:20 | gij ze jaar op jaar eten in de plaats, die de HEERE
1820 Deu 15:22 | 22 In uw poorten zult gij het
1821 Deu 16:1 | God, pascha houdt; want in de maand Abib heeft u de
1822 Deu 16:2 | slachten, schapen en runderen, in de plaats, die de HEERE
1823 Deu 16:3 | brood der ellende, (want in der haast zijt gij uit Egypteland
1824 Deu 16:4 | 4 Er zal bij u in zeven dagen geen zuurdeeg
1825 Deu 16:4 | geen zuurdeeg gezien worden in enige uwer landpalen; ook
1826 Deu 16:5 | pascha niet mogen slachten in een uwer poorten, die de
1827 Deu 16:7 | zult gij het koken en eten in de plaats, die de HEERE,
1828 Deu 16:9 | men met de sikkel begint in het staande koren, zult
1829 Deu 16:11 | dienstmaagd, en de Leviet, die in uw poorten is, en de vreemdeling,
1830 Deu 16:11 | wees, en de weduwe, die in het midden van u zijn; in
1831 Deu 16:11 | in het midden van u zijn; in de plaats, die de HEERE,
1832 Deu 16:12 | dienstknecht geweest zijt in Egypte; en gij zult deze
1833 Deu 16:14 | wees, en de weduwe, die in uw poorten zijn. ~
1834 Deu 16:15 | HEERE, uw God, feest houden, in de plaats, die de HEERE
1835 Deu 16:15 | HEERE, uw God, zal u zegenen in al uw inkomen, en in al
1836 Deu 16:15 | zegenen in al uw inkomen, en in al het werk uwer handen;
1837 Deu 16:16 | 16 Driemaal in het jaar zal alles, wat
1838 Deu 16:16 | uws Gods, verschijnen, in de plaats, die Hij verkiezen
1839 Deu 16:18 | ambtlieden zult gij u stellen in al uw poorten, die de HEERE,
1840 Deu 17:2 | 2 Wanneer in het midden van u, in een
1841 Deu 17:2 | Wanneer in het midden van u, in een uwer poorten, die de
1842 Deu 17:2 | die doen zal, dat kwaad is in de ogen des HEEREN, uws
1843 Deu 17:4 | zeker, zulk een gruwel is in Israel gedaan; ~
1844 Deu 17:8 | plage, zijnde twistzaken in uw poorten, zo zult gij
1845 Deu 17:9 | en tot den rechter, die in die dagen zijn zal; en gij
1846 Deu 17:14 | Wanneer gij zult gekomen zijn in het land, dat u de HEERE,
1847 Deu 17:18 | van deze wet afschrijven in een boek, uit hetgeen voor
1848 Deu 17:20 | opdat hij de dagen verlenge in zijn koninkrijk, hij en
1849 Deu 17:20 | koninkrijk, hij en zijn zonen, in het midden van Israel. ~ ~ ~
1850 Deu 18:2 | hij geen erfdeel hebben in het midden zijner broederen;
1851 Deu 18:5 | dat hij sta, om te dienen in den Naam des HEEREN, hij
1852 Deu 18:7 | 7 En hij dienen zal in den Naam des HEEREN, zijns
1853 Deu 18:9 | 9 Wanneer gij komt in het land, dat de HEERE,
1854 Deu 18:18 | en Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij
1855 Deu 18:19 | naar Mijn woorden, die Hij in Mijn Naam zal spreken, van
1856 Deu 18:20 | handelen, sprekende een woord in Mijn Naam, hetwelk Ik hem
1857 Deu 18:20 | spreken, of die spreken zal in den naam van andere goden,
1858 Deu 18:21 | 21 Zo gij dan in uw hart zoudt mogen zeggen:
1859 Deu 18:22 | 22 Wanneer die profeet in den Naam des HEEREN zal
1860 Deu 19:1 | erfelijk zult bezitten, en in hun steden en in hun huizen
1861 Deu 19:1 | bezitten, en in hun steden en in hun huizen wonen; ~
1862 Deu 19:2 | drie steden uitscheiden, in het midden van uw land,
1863 Deu 19:3 | uw God, zal doen erven, in drieen delen; dit nu zal
1864 Deu 19:5 | dewelke met zijn naaste in het bos zal zijn gegaan,
1865 Deu 19:5 | dat hij sterve; die zal in een dezer steden vluchten
1866 Deu 19:9 | liefhebbende, en alle dagen in Zijn wegen wandelende) zo
1867 Deu 19:10 | onschuldigen niet vergoten worde in het midden van uw land,
1868 Deu 19:12 | daar, en zij zullen hem in de hand des bloedwrekers
1869 Deu 19:14 | gepaald hebben, niet verrukken in uw erfdeel, dat gij erven
1870 Deu 19:14 | erfdeel, dat gij erven zult, in het land, hetwelk u de HEERE,
1871 Deu 19:17 | priesters, en der rechters, die in diezelve dagen zullen zijn. ~
1872 Deu 19:20 | doen naar dit boze stuk, in het midden van u. ~
1873 Deu 20:5 | hij niet misschien sterve in den strijd, en iemand anders
1874 Deu 20:6 | opdat hij niet misschien in den strijd sterve en iemand
1875 Deu 20:7 | opdat hij niet misschien in den strijd sterve, en een
1876 Deu 20:13 | HEERE, uw God, zal haar in uw hand geven; en gij zult
1877 Deu 20:14 | en de beesten, en al wat in de stad zijn zal, al haar
1878 Deu 20:19 | strijdende tegen haar, om die in te nemen, zo zult gij haar
1879 Deu 21:1 | 1 Wanneer in het land, hetwelk de HEERE,
1880 Deu 21:1 | gevonden worden, liggende in het veld, niet bekend zijnde,
1881 Deu 21:4 | zullen de jonge koe afbrengen in een ruw dal, dat niet bearbeid
1882 Deu 21:4 | zullen deze jonge koe aldaar in het dal den nek doorhouwen. ~
1883 Deu 21:5 | om Hem te dienen, en om in des HEEREN Naam te zegenen,
1884 Deu 21:6 | over deze jonge koe, die in dat dal de nek doorgehouwen
1885 Deu 21:8 | leg geen onschuldig bloed in het midden van Uw volk Israel!
1886 Deu 21:9 | zult doen, wat recht is in de ogen des HEEREN. ~
1887 Deu 21:10 | hen zal gegeven hebben in uw hand, dat gij hun gevangenen
1888 Deu 21:12 | Zo zult gij haar binnen in uw huis brengen; en zij
1889 Deu 21:13 | gevangenis van zich afleggen, en in uw huis zitten, en haar
1890 Deu 21:14 | indien gij geen behagen in haar hebt, dat gij haar
1891 Deu 21:22 | 22 Voorts, wanneer in iemand een zonde zal zijn,
1892 Deu 22:2 | kent, zo zult gij ze binnen in uw huis vergaderen, dat
1893 Deu 22:6 | vogelnest op den weg voorkomt, in enigen boom, of op de aarde,
1894 Deu 22:21 | omdat zij een dwaasheid in Israel gedaan heeft, hoererende
1895 Deu 22:21 | gedaan heeft, hoererende in haars vaders huis; zo zult
1896 Deu 22:23 | een man, en een man haar in de stad zal gevonden, en
1897 Deu 22:24 | zij niet geroepen heeft in de stad, en den man, ter
1898 Deu 22:25 | ondertrouwde jonge dochter in het veld gevonden, en de
1899 Deu 22:27 | 27 Want hij heeft haar in het veld gevonden; de ondertrouwde
1900 Deu 23:1 | aan de mannelijkheid, zal in de vergadering des HEEREN
1901 Deu 23:2 | 2 Geen bastaard zal in de vergadering des HEEREN
1902 Deu 23:2 | zijn tiende geslacht zal in de vergadering des HEEREN
1903 Deu 23:3 | Ammoniet, noch Moabiet zal in de vergadering des HEEREN
1904 Deu 23:3 | hun tiende geslacht zal in de vergadering des HEEREN
1905 Deu 23:3 | des HEEREN niet komen tot in eeuwigheid. ~
1906 Deu 23:5 | uw God, heeft u den vloek in een zegen veranderd, omdat
1907 Deu 23:6 | niet zoeken, al uw dagen in eeuwigheid. ~
1908 Deu 23:7 | een vreemdeling geweest in zijn land. ~
1909 Deu 23:8 | hun zullen geboren worden in het derde geslacht, elk
1910 Deu 23:8 | geslacht, elk van die zal in de vergadering des HEEREN
1911 Deu 23:14 | de HEERE, uw God, wandelt in het midden van uw leger,
1912 Deu 23:16 | 16 Hij zal bij u blijven in het midden van u, in de
1913 Deu 23:16 | blijven in het midden van u, in de plaats, die hij zal verkiezen,
1914 Deu 23:16 | die hij zal verkiezen, in een van uw poorten, waar
1915 Deu 23:18 | hoerenloon noch hondenprijs in het huis des HEEREN, uws
1916 Deu 23:20 | de HEERE, uw God, zegene, in alles, waaraan gij uw hand
1917 Deu 23:20 | waaraan gij uw hand slaat, in het land, waar gij naar
1918 Deu 23:21 | van u eisen, en zonde zou in u zijn. ~
1919 Deu 23:22 | beloven, zo zal het geen zonde in u zijn. ~
1920 Deu 23:24 | 24 Wanneer gij gaan zult in uws naasten wijngaard, zo
1921 Deu 23:24 | tot uw verzadiging; maar in uw vat zult gij niets doen.
1922 Deu 23:25 | 25 Wanneer gij zult gaan in uws naasten staande koren,
1923 Deu 24:1 | zij geen genade zal vinden in zijn ogen, omdat hij iets
1924 Deu 24:1 | scheidbrief zal schrijven, en in haar hand geven, en ze laten
1925 Deu 24:3 | scheidbrief geschreven, en in haar hand gegeven, en haar
1926 Deu 24:5 | genomen hebben, die zal in het heir niet uittrekken,
1927 Deu 24:5 | jaar lang zal hij vrij zijn in zijn huis, en zijn vrouw,
1928 Deu 24:8 | 8 Wacht u in de plaag der melaatsheid,
1929 Deu 24:13 | de zon ondergaat, dat hij in zijn kleed nederligge, en
1930 Deu 24:14 | uit uw vreemdelingen, die in uw land en in uw poorten
1931 Deu 24:14 | vreemdelingen, die in uw land en in uw poorten zijn. ~
1932 Deu 24:15 | tot den HEERE, en zonde in u zij. ~
1933 Deu 24:18 | gedenken, dat gij een knecht in Egypte geweest zijt, en
1934 Deu 24:19 | de HEERE, uw God, zegene, in al het werk uwer handen. ~
1935 Deu 24:22 | gedenken, dat gij een knecht in Egypteland geweest zijt;
1936 Deu 25:2 | nedervallen, en hem doen slaan in zijn tegenwoordigheid, naar
1937 Deu 25:2 | onrechtvaardigheid genoeg zal zijn, in getal. ~
1938 Deu 25:6 | zij zal baren, zal staan in den naam zijns broeders,
1939 Deu 25:7 | broeder een naam te verwekken in Israel; hij wil mij den
1940 Deu 25:9 | voet uittrekken, en spuwen in zijn aangezicht, en zal
1941 Deu 25:10 | 10 En zijn naam zal in Israel genoemd worden: Het
1942 Deu 25:13 | geen tweeerlei weegstenen in uw zak hebben; een groten
1943 Deu 25:14 | 14 Gij zult in uw huis geen tweeerlei efa
1944 Deu 25:15 | uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE,
1945 Deu 25:18 | ontmoette, en sloeg onder u in den staart al de zwakken
1946 Deu 25:19 | van al uw vijanden rondom, in het land, dat u de HEERE,
1947 Deu 26:1 | wanneer gij zult gekomen zijn in het land, dat u de HEERE,
1948 Deu 26:2 | uw God, geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij
1949 Deu 26:3 | tot den priester, dewelke in die dagen zijn zal, en tot
1950 Deu 26:3 | God, dat ik gekomen ben in het land, hetwelk de HEERE
1951 Deu 26:11 | en de vreemdeling, die in het midden van u is. ~
1952 Deu 26:12 | uw inkomen te vertienen, in het derde jaar, zijnde een
1953 Deu 26:12 | de weduwe geven, dat zij in uw poorten eten en verzadigd
1954 Deu 26:14 | heb daarvan niets gegeten in mijn leed, en heb daarvan
1955 Deu 26:17 | en dat gij zult wandelen in Zijn wegen, en houden Zijn
1956 Deu 27:2 | Jordaan zult gegaan zijn in het land, dat u de HEERE,
1957 Deu 27:3 | zult zijn; opdat gij komt in het land, dat de HEERE,
1958 Deu 27:15 | handen, zal maken, en zetten in het verborgene! En al het
1959 Deu 27:24 | Vervloekt zij, die zijn naaste in het verborgene verslaat!
1960 Deu 28:3 | 3 Gezegend zult gij zijn in de stad, en gezegend zult
1961 Deu 28:3 | en gezegend zult gij zijn in het veld. ~
1962 Deu 28:6 | 6 Gezegend zult gij zijn in uw ingaan, gezegend zult
1963 Deu 28:6 | gezegend zult gij zijn in uw uitgaan. ~
1964 Deu 28:8 | gebieden, dat Hij met u zij in uw schuren, en in alles,
1965 Deu 28:8 | u zij in uw schuren, en in alles, waaraan gij uw hand
1966 Deu 28:8 | slaat; en Hij zal u zegenen in het land, dat u de HEERE,
1967 Deu 28:9 | uws Gods, zult houden, en in Zijn wegen wandelen. ~
1968 Deu 28:11 | doen overvloeien aan goed, in de vrucht uws buiks, en
1969 Deu 28:11 | de vrucht uws buiks, en in de vrucht uwer beesten,
1970 Deu 28:11 | vrucht uwer beesten, en in de vrucht uws lands; op
1971 Deu 28:16 | Vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt zult
1972 Deu 28:16 | vervloekt zult gij zijn in het veld. ~
1973 Deu 28:19 | Vervloekt zult gij zijn in uw ingaan, en vervloekt
1974 Deu 28:19 | vervloekt zult gij zijn in uw uitgaan. ~
1975 Deu 28:20 | verstoring en het verderf, in alles, waaraan gij uw hand
1976 Deu 28:29 | gelijk als een blinde omtast in het donkere, en uw wegen
1977 Deu 28:32 | gansen dag; maar het zal in het vermogen uwer hand niet
1978 Deu 28:40 | Olijfbomen zult gij hebben in al uw landpalen, maar gij
1979 Deu 28:41 | niet zijn; want zij zullen in gevangenis gaan. ~
1980 Deu 28:43 | 43 De vreemdeling, die in het midden van u is, zal
1981 Deu 28:46 | zijn, ja, onder uw zaad tot in eeuwigheid. ~
1982 Deu 28:48 | onder u zenden zal, dienen, in honger en in dorst, en in
1983 Deu 28:48 | zal, dienen, in honger en in dorst, en in naaktheid,
1984 Deu 28:48 | in honger en in dorst, en in naaktheid, en in gebrek
1985 Deu 28:48 | dorst, en in naaktheid, en in gebrek van alles; en Hij
1986 Deu 28:52 | En het zal u beangstigen in al uw poorten, totdat uw
1987 Deu 28:52 | op welke gij vertrouwdet in uw ganse land; ja, het zal
1988 Deu 28:52 | ja, het zal u beangstigen in al uw poorten, in uw ganse
1989 Deu 28:52 | beangstigen in al uw poorten, in uw ganse land, dat u de
1990 Deu 28:53 | God, gegeven zal hebben; in de belegering en in de benauwing,
1991 Deu 28:53 | hebben; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw
1992 Deu 28:55 | niets heeft overgehouden; in de belegering en in de benauwing,
1993 Deu 28:55 | overgehouden; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw
1994 Deu 28:55 | benauwing, waarmede uw vijand u in al uw poorten zal benauwen. ~
1995 Deu 28:57 | hebben; want zij zal hen eten in het verborgene, vermits
1996 Deu 28:57 | vermits gebrek van alles; in de belegering en in de benauwing,
1997 Deu 28:57 | alles; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw
1998 Deu 28:57 | uw vijand u zal benauwen in uw poorten. ~
1999 Deu 28:58 | de woorden dezer wet, die in dit boek geschreven zijn,
2000 Deu 28:61 | krankte, en alle plage, die in het boek dezer wet niet
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370 |