1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370
Book Chapter: Verse
2501 Ric 10:40 | aan te spreken, vier dagen in het jaar. ~ ~ ~
2502 Ric 11:3 | zo stelde ik mijn ziel in mijn hand, en toog door
2503 Ric 11:3 | Ammons, en de HEERE gaf hen in mijn hand; waarom zijt gij
2504 Ric 11:7 | stierf, en werd begraven in de steden van Gilead. ~
2505 Ric 11:9 | dertig dochteren van buiten in voor zijn zonen; en hij
2506 Ric 11:12 | werd begraven te Ajalon, in het land van Zebulon. ~
2507 Ric 11:15 | werd begraven te Pirhathon, in het land van Efraim, op
2508 Ric 12:1 | voort te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; zo gaf
2509 Ric 12:1 | HEEREN; zo gaf de HEERE hen in de hand der Filistijnen
2510 Ric 12:6 | 6 Toen kwam deze vrouw in, en sprak tot haar man,
2511 Ric 12:9 | tot de vrouw. Zij nu zat in het veld, doch haar man
2512 Ric 12:19 | Hij handelde wonderlijk in Zijn doen; en Manoach en
2513 Ric 12:20 | voer de Engel des HEEREN op in de vlam des altaars. Als
2514 Ric 12:25 | hem bij wijlen te drijven in het leger van Dan, tussen
2515 Ric 13:3 | die, want zij is bevallig in mijn ogen. ~
2516 Ric 13:6 | scheurt, en er was niets in zijn hand; doch hij gaf
2517 Ric 13:7 | de vrouw; en zij beviel in Simsons ogen. ~
2518 Ric 13:8 | ziet, een bijenzwerm was in het lichaam van den leeuw,
2519 Ric 13:9 | 9 En hij nam dien in zijn handen, en ging voort,
2520 Ric 13:12 | geven; indien gij mij dat in de zeven dagen dezer bruiloft
2521 Ric 13:14 | En zij konden dat raadsel in drie dagen niet verklaren. ~
2522 Ric 13:17 | op den zevenden der dagen in dewelke zij deze bruiloft
2523 Ric 13:19 | ontstak, en hij ging op in zijns vaders huis. ~
2524 Ric 14:1 | geschiedde na sommige dagen, in de dagen van de tarweoogst,
2525 Ric 14:1 | tot mijn huisvrouw ingaan in de kamer; maar haar vader
2526 Ric 14:1 | vader liet hem niet toe in te gaan. ~
2527 Ric 14:2 | zij? Laat ze u toch zijn in de plaats van haar. ~
2528 Ric 14:4 | fakkel tussen twee staarten in het midden. ~
2529 Ric 14:5 | met vuur, en liet ze lopen in het staande koren der Filistijnen;
2530 Ric 14:5 | Filistijnen; en hij stak in brand zowel de korenhopen
2531 Ric 14:9 | Juda, en breidden zich uit in Lechi. ~
2532 Ric 14:12 | binden, om u over te geven in de hand der Filistijnen.
2533 Ric 14:13 | zullen u wel binden, en u in hunlieder hand overgeven;
2534 Ric 14:18 | dorst sterven, en vallen in de hand dezer onbesnedenen? ~
2535 Ric 14:19 | God de holle plaats, die in Lechi is, en er ging water
2536 Ric 14:19 | fontein des aanroepers, die in Lechi is, tot op dezen dag. ~
2537 Ric 14:20 | 20 En hij richtte Israel, in de dagen der Filistijnen,
2538 Ric 15:1 | was; en hij ging tot haar in. ~
2539 Ric 15:2 | Gazieten gezegd: Simson is hier in ingekomen; zo gingen zij
2540 Ric 15:2 | hem den gansen nacht lagen in de stadspoort; doch zij
2541 Ric 15:3 | de hoogte des bergs, die in het gezicht van Hebron is. ~
2542 Ric 15:9 | achterlage nu zat bij haar in een kamer. Zo zeide zij
2543 Ric 15:12 | achterlage nu was zittende in een kamer.) Toen verbrak
2544 Ric 15:18 | op, en brachten dat geld in hun hand. ~
2545 Ric 15:21 | ketenen, en hij was malende in het gevangenhuis. ~
2546 Ric 15:23 | heeft onze vijand Simson in onze hand gegeven. ~
2547 Ric 15:24 | zij zeiden: Onze god heeft in onze hand gegeven onzen
2548 Ric 15:30 | was. En de doden, die hij in zijn sterven gedood heeft,
2549 Ric 15:30 | waren meer, dan die hij in zijn leven gedood had. ~
2550 Ric 15:31 | Zora en tussen Esthaol, in het graf van zijn vader
2551 Ric 16:4 | een gegoten beeld; dat was in het huis van Micha. ~
2552 Ric 16:6 | 6 In diezelve dagen was er geen
2553 Ric 16:6 | dagen was er geen koning in Israel; een iegelijk deed,
2554 Ric 16:6 | iegelijk deed, wat recht was in zijn ogen. ~
2555 Ric 16:12 | priester wierd; alzo was hij in het huis van Micha. ~
2556 Ric 17:1 | 1 In die dagen was er geen koning
2557 Ric 17:1 | dagen was er geen koning in Israel; en in dezelve dagen
2558 Ric 17:1 | geen koning in Israel; en in dezelve dagen zocht de stam
2559 Ric 17:6 | priester zeide tot hen: Gaat in vrede; uw weg, welke gij
2560 Ric 17:7 | zagen het volk, hetwelk in derzelver midden was, zijnde
2561 Ric 17:7 | midden was, zijnde gelegen in zekerheid, naar de wijze
2562 Ric 17:7 | enige zaak schande aandeed in dat land; ook waren zij
2563 Ric 17:9 | henen inkomt, om dat land in erfelijke bezitting te nemen; ~
2564 Ric 17:10 | ruimte) want God heeft het in uw hand gegeven; een plaats,
2565 Ric 17:12 | zich bij Kirjath-Jearim, in Juda; daarom noemden zij
2566 Ric 17:14 | Weet gijlieden ook, dat in die huizen een efod is,
2567 Ric 17:17 | gingen op, kwamen daarhenen in, en namen weg het gesneden
2568 Ric 17:19 | een stam, en een geslacht in Israel? ~
2569 Ric 17:20 | gesneden beeld, en hij kwam in het midden des volks. ~
2570 Ric 17:22 | werden de mannen, zijnde in de huizen, die bij het huis
2571 Ric 17:28 | mens te doen; en zij lag in het dal, dat bij Beth-Rechob
2572 Ric 18:1 | 1 Het geschiedde ook in die dagen, als er geen koning
2573 Ric 18:1 | als er geen koning was in Israel, dat er een Levietisch
2574 Ric 18:3 | ezels. En zij bracht hem in het huis haars vaders. En
2575 Ric 18:11 | toch voort, en laat ons in deze stad der Jebusieten
2576 Ric 18:15 | daarheen, dat zij inkwamen, om in Gibea te vernachten. Toen
2577 Ric 18:15 | nu inkwam, zat hij neder in een straat der stad, want
2578 Ric 18:15 | er was niemand, die hen in huis nam, om te vernachten. ~
2579 Ric 18:16 | van zijn werk van het veld in den avond, welke man ook
2580 Ric 18:18 | en er is niemand, die mij in huis neemt. ~
2581 Ric 18:21 | 21 En hij bracht hem in zijn huis, en gaf aan de
2582 Ric 18:22 | zeggende: Breng den man, die in uw huis gekomen is, uit,
2583 Ric 18:23 | niet; naardien deze man in mijn huis gekomen is, zo
2584 Ric 18:24 | en haar doet, wat goed is in uw ogen; maar doet aan dezen
2585 Ric 18:29 | 29 Als hij nu in zijn huis kwam, zo nam hij
2586 Ric 18:29 | haar met haar beenderen in twaalf stukken; en hij zond
2587 Ric 18:29 | stukken; en hij zond ze in alle landpalen van Israel. ~
2588 Ric 19:2 | al de stammen van Israel in de vergadering van het volk
2589 Ric 19:6 | deelde haar, en zond haar in het ganse land der erfenis
2590 Ric 19:6 | schandelijke daad en dwaasheid in Israel gedaan hadden. ~
2591 Ric 19:10 | al de dwaasheid, die zij in Israel gedaan heeft. ~
2592 Ric 19:19 | zich de kinderen Israels in den morgenstond op, en legerden
2593 Ric 19:27 | ark des verbonds van God in die dagen. ~
2594 Ric 19:28 | stond voor Zijn aangezicht, in die dagen, zeggende: Zal
2595 Ric 19:28 | want morgen zal Ik hem in uw hand geven. ~
2596 Ric 19:31 | en de ander naar Gibea, in het veld, omtrent dertig
2597 Ric 19:39 | de mannen van Israel om in den strijd; en Benjamin
2598 Ric 19:39 | aangezicht geslagen, als in den vorigen strijd. ~
2599 Ric 19:42 | de steden vernielden ze in het midden van hen. ~
2600 Ric 19:47 | rotssteen van Rimmon, en bleven in den rotssteen van Rimmon,
2601 Ric 19:48 | steden, die gevonden werden, in het vuur. ~ ~
2602 Ric 20:3 | Waarom is dit geschied in Israel, dat er heden een
2603 Ric 20:5 | er, die niet is opgekomen in de vergadering uit al de
2604 Ric 20:8 | Mizpa? En ziet, van Jabes in Gilead was niemand opgekomen
2605 Ric 20:8 | Gilead was niemand opgekomen in het leger, tot de gemeente. ~
2606 Ric 20:9 | van de inwoners van Jabes in Gilead. ~
2607 Ric 20:10 | zwaards de inwoners van Jabes in Gilead, met de vrouwen en
2608 Ric 20:12 | onder de inwoners van Jabes in Gilead vierhonderd jonge
2609 Ric 20:12 | die geen man bekend hadden in bijligging des mans; en
2610 Ric 20:12 | mans; en zij brachten die in het leger te Silo, dewelke
2611 Ric 20:12 | leger te Silo, dewelke is in het land Kanaan. ~
2612 Ric 20:13 | kinderen van Benjamin, die in den rotssteen van Rimmon
2613 Ric 20:14 | hun de vrouwen, die zij in het leven behouden hadden
2614 Ric 20:14 | van de vrouwen van Jabes in Gilead; maar alzo waren
2615 Ric 20:15 | HEERE een scheur gemaakt had in de stammen van Israel. ~
2616 Ric 20:20 | zeggende: Gaat heen, en loert in de wijngaarden. ~
2617 Ric 20:21 | dochteren van Silo; en gaat heen in het land van Benjamin. ~
2618 Ric 20:22 | huisvrouw voor een ieder van hen in deze krijg genomen hebben;
2619 Ric 20:25 | 25 In die dagen was er geen koning
2620 Ric 20:25 | dagen was er geen koning in Israel; een iegelijk deed,
2621 Ric 20:25 | iegelijk deed, wat recht was in zijn ogen. ~
2622 Rut 1:1 | 1 In de dagen, als de richters
2623 Rut 1:1 | geschiedde het, dat er honger in het land was; daarom toog
2624 Rut 1:1 | vreemdeling te verkeren in de velden Moabs, hij, en
2625 Rut 1:2 | Bethlehem-Juda; en zij kwamen in de velden Moabs, en bleven
2626 Rut 1:6 | Moab; want zij had gehoord in het land van Moab, dat de
2627 Rut 1:9 | ruste vindt, een iegelijk in het huis van haar man! En
2628 Rut 1:11 | mij gaan? Heb ik nog zonen in mijn lichaam, dat zij u
2629 Rut 1:12 | Ik heb hoop, of ik ook in dezen nacht een man had,
2630 Rut 1:22 | zij kwamen te Bethlehem in het begin van de gersteoogst. ~ ~ ~ ~ ~
2631 Rut 2:2 | tot Naomi: Laat mij toch in het veld gaan, en van de
2632 Rut 2:2 | aren oplezen, achter dien, in wiens ogen ik genade zal
2633 Rut 2:3 | heen, en kwam en las op in het veld, achter de maaiers;
2634 Rut 2:8 | mijn dochter? Ga niet, om in een ander veld op te lezen;
2635 Rut 2:10 | Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent,
2636 Rut 2:13 | Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl
2637 Rut 2:14 | het brood, en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder
2638 Rut 2:17 | 17 Alzo las zij op in dat veld, tot aan den avond;
2639 Rut 2:18 | zij nam het op, en kwam in de stad; en haar schoonmoeder
2640 Rut 2:22 | opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld. ~
2641 Rut 3:4 | nedergelegen zijn; ga dan in, en sla zijn voetdeksel
2642 Rut 3:7 | Daarna kwam zij stilletjes in, en sloeg zijn voetdeksel
2643 Rut 3:13 | dezen nacht over; voorts in den morgen zal het geschieden,
2644 Rut 3:15 | op haar; daarna ging hij in de stad. ~
2645 Rut 4:1 | 1 En Boaz ging op in de poort, en zette zich
2646 Rut 4:4 | zeggende: Aanvaard het in tegenwoordigheid der inwoners,
2647 Rut 4:4 | tegenwoordigheid der inwoners, en in tegenwoordigheid der oudsten
2648 Rut 4:7 | van ouds een gewoonheid in Israel, bij de lossing en
2649 Rut 4:7 | dit was tot een getuigenis in Israel.
2650 Rut 4:11 | 11 En al het volk, dat in de poort was, mitsgaders
2651 Rut 4:11 | HEERE make deze vrouw, die in uw huis komt, als Rachel
2652 Rut 4:11 | hebben; en handel kloekelijk in Efratha, en maak uw naam
2653 Rut 4:11 | en maak uw naam vermaard in Bethlehem! ~
2654 Rut 4:13 | vrouwe, en hij ging tot haar in; en de HEERE gaf haar, dat
2655 Rut 4:14 | zijn naam worde vermaard in Israel! ~
2656 1Sa 1:13 | 13 Want Hanna sprak in haar hart; alleenlijk roerden
2657 1Sa 1:17 | antwoordde Eli en zeide: Ga heen in vrede, en de God Israels
2658 1Sa 1:18 | dienstmaagd genade vinden in uw ogen! Alzo ging die vrouw
2659 1Sa 1:22 | verschijne, en blijve daar tot in eeuwigheid. ~
2660 1Sa 1:23 | tot haar: Doe, wat goed is in uw ogen; blijf, totdat gij
2661 1Sa 1:24 | wijn; en zij bracht hem in het huis des HEEREN te Silo;
2662 1Sa 2:1 | hart springt van vreugde op in den HEERE; mijn hoorn is
2663 1Sa 2:1 | mijn hoorn is verhoogd in den HEERE; mijn mond is
2664 1Sa 2:1 | vijanden; want ik verheug mij in Uw heil. ~
2665 1Sa 2:9 | goddelozen zullen zwijgen in duisternis; want een man
2666 1Sa 2:10 | verpletterd worden; Hij zal in den hemel over hen donderen;
2667 1Sa 2:11 | Daarna ging Elkana naar Rama in zijn huis; maar de jongeling
2668 1Sa 2:13 | een drietandigen krauwel in zijn hand; ~
2669 1Sa 2:14 | 14 En sloeg in de teile, of in den ketel,
2670 1Sa 2:14 | En sloeg in de teile, of in den ketel, of in de pan,
2671 1Sa 2:14 | teile, of in den ketel, of in de pan, of in den pot; al
2672 1Sa 2:14 | ketel, of in de pan, of in den pot; al wat de krauwel
2673 1Sa 2:27 | huis uws vaders, toen zij in Egypte waren, in het huis
2674 1Sa 2:27 | toen zij in Egypte waren, in het huis van Farao? ~
2675 1Sa 2:29 | hetwelk Ik geboden heb in de woning; en eert uw zonen
2676 1Sa 2:30 | aangezicht wandelen tot in eeuwigheid; maar nu spreekt
2677 1Sa 2:31 | huis, dat er geen oud man in uw huis wezen zal. ~
2678 1Sa 2:32 | benauwdheid der woning Gods, in plaats van al het goede,
2679 1Sa 2:32 | te genen dage een oud man in uw huis zijn. ~
2680 1Sa 2:35 | die zal doen, gelijk als in Mijn hart en in Mijn ziel
2681 1Sa 2:35 | gelijk als in Mijn hart en in Mijn ziel zijn zal; dien
2682 1Sa 3:1 | des HEEREN was dierbaar in die dagen; er was geen openbaar
2683 1Sa 3:3 | lampe Gods uitgedaan werd, in den tempel des HEEREN, waar
2684 1Sa 3:11 | Samuel: Zie, Ik doe een ding in Israel, dat al wie het horen
2685 1Sa 3:13 | zijn huis rechten zal tot in eeuwigheid, om der ongerechtigheids
2686 1Sa 3:14 | van het huis van Eli tot in eeuwigheid zal verzoend
2687 1Sa 3:18 | HEERE; Hij doe, wat goed is in Zijn ogen! ~
2688 1Sa 4:2 | Filistijnen stelden zich in slagorden, om Israel te
2689 1Sa 4:2 | geslagen; want zij sloegen in de slagorden in het veld
2690 1Sa 4:2 | sloegen in de slagorden in het veld omtrent vier duizend
2691 1Sa 4:3 | 3 Als het volk wederom in het leger gekomen was, zo
2692 1Sa 4:3 | des HEEREN, en laat die in het midden van ons komen,
2693 1Sa 4:5 | des verbonds des HEEREN in het leger kwam, zo juichte
2694 1Sa 4:6 | stem van dit grote juichen in het leger der Hebreen? Toen
2695 1Sa 4:6 | zij, dat de ark des HEEREN in het leger gekomen was. ~
2696 1Sa 4:7 | want zij zeiden: God is in het leger gekomen. En zij
2697 1Sa 4:10 | zij vloden een iegelijk in zijn tenten; en er geschiedde
2698 1Sa 4:13 | om zulks te verkondigen in de stad, toen schreeuwde
2699 1Sa 5:2 | Gods, en zij brachten ze in het huis van Dagon, en stelden
2700 1Sa 5:5 | van Dagon, en allen, die in het huis van Dagon komen,
2701 1Sa 5:9 | grote, en zij hadden spenen in de verborgene plaatsen. ~
2702 1Sa 5:11 | was een dodelijke kwelling in de ganse stad, en de hand
2703 1Sa 6:1 | des HEEREN zeven maanden in het land der Filistijnen
2704 1Sa 6:8 | schuloffer vergelden zult, in een koffertje aan haar zijde;
2705 1Sa 6:10 | haar kalveren sloten zij in huis. ~
2706 1Sa 6:12 | De koeien nu gingen recht in dien weg, op den weg naar
2707 1Sa 6:13 | Beth-Semes maaiden den tarweoogst in het dal, en als zij hun
2708 1Sa 6:19 | van Beth-Semes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien
2709 1Sa 7:1 | HEEREN op, en zij brachten ze in het huis van Abinadab, op
2710 1Sa 7:13 | vernederd, en kwamen niet meer in de landpalen van Israel;
2711 1Sa 7:16 | Mizpa; en hij richtte Israel in al die plaatsen. ~
2712 1Sa 8:3 | zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; maar zij neigden
2713 1Sa 8:5 | en uw zonen wandelen niet in uw wegen; zo zet nu een
2714 1Sa 8:6 | Maar dit woord was kwaad in de ogen van Samuel, als
2715 1Sa 8:7 | Hoor naar de stem des volks in alles, wat zij tot u zeggen
2716 1Sa 9:5 | 5 Toen zij in het land van Zuf kwamen,
2717 1Sa 9:6 | toch, er is een man Gods in deze stad, en hij is een
2718 1Sa 9:8 | zeide: Zie, er vindt zich in mijn hand het vierendeel
2719 1Sa 9:9 | Eertijds zeide een ieder aldus in Israel, als hij ging om
2720 1Sa 9:12 | u nu, want hij is heden in de stad gekomen, dewijl
2721 1Sa 9:13 | 13 Wanneer gijlieden in de stad komt, zo zult gij
2722 1Sa 9:14 | 14 Alzo gingen zij op in de stad. Toen zij in het
2723 1Sa 9:14 | op in de stad. Toen zij in het midden der stad kwamen,
2724 1Sa 9:18 | Saul naderde tot Samuel in het midden der poort, en
2725 1Sa 9:19 | laten gaan, en alles, wat in uw hart is, zal ik u te
2726 1Sa 9:20 | zijn al het gewenste, dat in Israel is? Is het niet van
2727 1Sa 9:22 | jongen, en hij bracht ze in de kamer; en hij gaf hun
2728 1Sa 9:25 | gingen zij af van de hoogte in de stad; en hij sprak met
2729 1Sa 10:5 | geschieden, als gij aldaar in de stad komt, zo zult gij
2730 1Sa 10:6 | profeteren; en gij zult in een anderen man veranderd
2731 1Sa 10:9 | veranderde God hem het hart in een ander; en al die tekenen
2732 1Sa 10:10 | hem, en hij profeteerde in het midden van hen. ~
2733 1Sa 10:23 | daar, en hij stelde zich in het midden des volks; en
2734 1Sa 10:25 | koninkrijks, en schreef het in een boek, en legde het voor
2735 1Sa 11:1 | op, en belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen
2736 1Sa 11:3 | af, dat wij boden zenden in al de landpalen van Israel;
2737 1Sa 11:7 | paar runderen, en hieuw ze in stukken, en hij zond ze
2738 1Sa 11:7 | stukken, en hij zond ze in alle landpalen van Israel
2739 1Sa 11:9 | gijlieden den mannen te Jabes in Gilead zeggen: Morgen zal
2740 1Sa 11:10 | naar alles, wat goed is in uw ogen. ~
2741 1Sa 11:11 | dat Saul het volk stelde in drie hopen, en zij kwamen
2742 1Sa 11:11 | drie hopen, en zij kwamen in het midden des legers, in
2743 1Sa 11:11 | in het midden des legers, in de morgenwake, en zij sloegen
2744 1Sa 11:13 | heeft heden een verlossing in Israel gedaan. ~
2745 1Sa 12:1 | naar ulieder stem gehoord in alles, wat gij mij gezegd
2746 1Sa 12:5 | dezen dage getuige, dat gij in mijn hand niets gevonden
2747 1Sa 12:8 | 8 Nadat Jakob in Egypte gekomen was, zo riepen
2748 1Sa 12:9 | God; zo verkocht Hij hen in de hand van Sisera, den
2749 1Sa 12:9 | krijgsoverste, te Hazor, en in de hand der Filistijnen,
2750 1Sa 12:9 | hand der Filistijnen, en in de hand van den koning der
2751 1Sa 13:1 | 1 Saul was een jaar in zijn regering geweest, en
2752 1Sa 13:3 | blies Saul met de bazuin in het ganse land, zeggende:
2753 1Sa 13:5 | duizend ruiters, en volk in menigte als het zand, dat
2754 1Sa 13:6 | van Israel zagen, dat zij in nood waren (want het volk
2755 1Sa 13:6 | zo verborg zich het volk in de spelonken, en in de doornbossen,
2756 1Sa 13:6 | volk in de spelonken, en in de doornbossen, en in de
2757 1Sa 13:6 | en in de doornbossen, en in de steenklippen, en in de
2758 1Sa 13:6 | en in de steenklippen, en in de vestingen, en in de putten. ~
2759 1Sa 13:6 | en in de vestingen, en in de putten. ~
2760 1Sa 13:7 | nu gingen over de Jordaan in het land van Gad en Gilead.
2761 1Sa 13:13 | Israel bevestigd hebben tot in eeuwigheid. ~
2762 1Sa 13:17 | het leger der Filistijnen, in drie hopen; de ene hoop
2763 1Sa 13:19 | werd geen smid gevonden in het ganse land van Israel;
2764 1Sa 13:22 | noch spies gevonden werd in de hand van het ganse volk,
2765 1Sa 14:7 | wapendrager tot hem: Doe al, wat in uw hart is; wend u, zie
2766 1Sa 14:10 | want de HEERE heeft hen in onze hand gegeven; en dit
2767 1Sa 14:12 | HEERE heeft hen gegeven in de hand van Israel. ~
2768 1Sa 14:14 | versloegen, geschiedde omtrent in de helft eens bunders, zijnde
2769 1Sa 14:15 | 15 En er was een beving in het leger, op het veld en
2770 1Sa 14:19 | dat het rumoer, hetwelk in der Filistijnen leger was,
2771 1Sa 14:19 | den priester: Haal uw hand in. ~
2772 1Sa 14:21 | als eertijds, die met hen in het leger opgetogen waren
2773 1Sa 14:22 | die zich verstoken hadden in het gebergte van Efraim,
2774 1Sa 14:22 | kleefden zij ook hen achteraan in den strijd. ~
2775 1Sa 14:25 | 25 En het ganse volk kwam in een woud; en daar was honig
2776 1Sa 14:26 | 26 Toen het volk in het woud kwam, ziet, zo
2777 1Sa 14:27 | einde van den staf uit, die in zijn hand was, en hij doopte
2778 1Sa 14:27 | en hij doopte denzelven in een honigraat; als hij nu
2779 1Sa 14:36 | zeiden: Doe al wat goed is in uw ogen; maar de priester
2780 1Sa 14:37 | Filistijnen na? Zult Gij ze in de hand van Israel overgeven?
2781 1Sa 14:39 | Israel verlost, alware het in mijn zoon Jonathan, zo zal
2782 1Sa 14:40 | tot Saul: Doe, wat goed is in uw ogen. ~
2783 1Sa 14:43 | uiterste des stafs, dien ik in mijn hand had; zie hier
2784 1Sa 14:45 | die deze grote verlossing in Israel gedaan heeft? Dat
2785 1Sa 14:47 | het koninkrijk over Israel in; en hij streed rondom tegen
2786 1Sa 15:5 | legde hij een achterlage in het dal. ~
2787 1Sa 15:14 | voor een stem der schapen in mijn oren, en een stem der
2788 1Sa 15:17 | alzo, toen gij klein waart in uw ogen, dat gij het hoofd
2789 1Sa 15:19 | hebt gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN? ~
2790 1Sa 15:33 | Toen hieuw Samuel Agag in stukken, voor het aangezicht
2791 1Sa 16:12 | hij heen, en bracht hem in; hij nu was roodachtig,
2792 1Sa 16:13 | oliehoorn, en hij zalfde hem in het midden zijner broederen.
2793 1Sa 16:18 | krijgsman, en verstandig in zaken, en een schoon man,
2794 1Sa 16:22 | staan, want hij heeft genade in mijn ogen gevonden. ~
2795 1Sa 17:1 | verzamelden zich te Socho, dat in Juda is; en zij legerden
2796 1Sa 17:2 | verzamelden zich, en legerden zich in het eikendal; en stelden
2797 1Sa 17:12 | en die acht zonen had, en in de dagen van Saul was hij
2798 1Sa 17:13 | heen; zij volgden Saul na in den krijg. De namen nu zijner
2799 1Sa 17:13 | nu zijner drie zonen, die in den krijg gingen, waren:
2800 1Sa 17:17 | broden, en breng ze ter loops in het leger tot uw broederen. ~
2801 1Sa 17:20 | wagenburg, als het heir in slagorde uittoog, en men
2802 1Sa 17:24 | 24 Doch alle mannen in Israel, als zij dien man
2803 1Sa 17:25 | zijns vaders huis vrijmaken in Israel. ~
2804 1Sa 17:28 | hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik
2805 1Sa 17:31 | David gesproken had, en in de tegenwoordigheid van
2806 1Sa 17:39 | zeide David tot Saul: Ik kan in deze niet gaan, want ik
2807 1Sa 17:40 | 40 En hij nam zijn staf in zijn hand, en hij koos zich
2808 1Sa 17:40 | uit de beek, en legde ze in de herderstas, die hij had,
2809 1Sa 17:40 | herderstas, die hij had, te weten in den zak, en zijn slinger
2810 1Sa 17:40 | zak, en zijn slinger was in zijn hand; alzo naderde
2811 1Sa 17:45 | schild; maar ik kom tot u in den Naam van den HEERE der
2812 1Sa 17:46 | zal de HEERE u besluiten in mijn hand, en ik zal u slaan,
2813 1Sa 17:47 | HEEREN, Die zal ulieden in onze hand geven. ~
2814 1Sa 17:49 | En David stak zijn hand in de tas, en hij nam een steen
2815 1Sa 17:49 | slingerde, en trof den Filistijn in zijn voorhoofd; zodat de
2816 1Sa 17:49 | voorhoofd; zodat de steen zonk in zijn voorhoofd, en hij viel
2817 1Sa 17:50 | doch David had geen zwaard in de hand. ~
2818 1Sa 17:54 | maar zijn wapenen legde hij in zijn tent. ~
2819 1Sa 17:57 | hoofd van den Filistijn was in zijn hand. ~
2820 1Sa 18:5 | krijgslieden; en hij was aangenaam in de ogen des gansen volks,
2821 1Sa 18:5 | des gansen volks, en ook in de ogen der knechten van
2822 1Sa 18:8 | en dat woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide:
2823 1Sa 18:10 | en hij profeteerde midden in het huis, en David speelde
2824 1Sa 18:10 | dag; Saul nu had een spies in zijn hand. ~
2825 1Sa 18:13 | hij ging uit en hij ging in voor het aangezicht des
2826 1Sa 18:16 | hij ging uit en hij ging in voor hun aangezicht. ~
2827 1Sa 18:18 | en mijns vaders huisgezin in Israel, dat ik des konings
2828 1Sa 18:20 | gegeven, zo was die zaak recht in zijn ogen. ~
2829 1Sa 18:22 | knechten: Spreekt met David in het heimelijke, zeggende:
2830 1Sa 18:23 | zeide David: Is dat licht in ulieder ogen, des konings
2831 1Sa 18:26 | woorden. En die zaak was recht in de ogen van David, dat hij
2832 1Sa 19:2 | toch des morgens, en blijf in het verborgene, en versteek
2833 1Sa 19:5 | Want hij heeft zijn ziel in zijn hand gezet, en hij
2834 1Sa 19:9 | was over Saul, en hij zat in zijn huis, en zijn spies
2835 1Sa 19:9 | huis, en zijn spies was in zijn hand; en David speelde
2836 1Sa 19:10 | van Saul, die met de spies in den wand sloeg. Toen vlood
2837 1Sa 19:10 | vlood David, en ontkwam in dienzelfden nacht. ~
2838 1Sa 19:13 | beeld, en zij legde het in het bed, en zij legde een
2839 1Sa 19:16 | zo ziet, er was een beeld in het bed, en er was een geitenvel
2840 1Sa 19:23 | profeteerde, totdat hij te Najoth in Rama kwam. ~
2841 1Sa 20:3 | zeer wel, dat ik genade in uw ogen gevonden heb; daarom
2842 1Sa 20:8 | want gij hebt uw knecht in een verbond des HEEREN met
2843 1Sa 20:8 | maar is er een misdaad in mij, zo dood gij mij; waarom
2844 1Sa 20:11 | Kom, laat ons toch uitgaan in het veld; en die beiden
2845 1Sa 20:11 | en die beiden gingen uit in het veld. ~
2846 1Sa 20:13 | u trekken laten, dat gij in vrede heengaat; en de HEERE
2847 1Sa 20:15 | afsnijden van mijn huis tot in eeuwigheid; ook niet wanneer
2848 1Sa 20:23 | tussen mij en tussen u, tot in eeuwigheid! ~
2849 1Sa 20:24 | 24 David nu verborg zich in het veld; en als het nieuwe
2850 1Sa 20:29 | geslacht heeft een offer in de stad, en mijn broeder
2851 1Sa 20:29 | geboden; heb ik nu genade in uw ogen gevonden, laat mij
2852 1Sa 20:30 | Gij, zoon der verkeerde in wederspannigheid, weet ik
2853 1Sa 20:34 | Jonathan van de tafel op in hittigheid des toorns; en
2854 1Sa 20:35 | des morgens, dat Jonathan in het veld ging, op den tijd,
2855 1Sa 20:40 | hem: Ga heen, breng het in de stad. ~
2856 1Sa 20:42 | zeide Jonathan tot David: Ga in vrede; hetgeen wij beiden
2857 1Sa 20:42 | vrede; hetgeen wij beiden in den Naam des HEEREN gezworen
2858 1Sa 20:42 | tussen uw zaad, zij tot in eeuwigheid! ~
2859 1Sa 20:43 | ging heen; en Jonathan kwam in de stad. ~
2860 1Sa 21:3 | hand? Geef mij vijf broden in mijn hand, of wat er gevonden
2861 1Sa 21:5 | meer dewijl heden ander in de vaten zal geheiligd worden. ~
2862 1Sa 21:8 | zwaard noch ook mijn wapenen in mijn hand genomen, dewijl
2863 1Sa 21:9 | Filistijn, denwelken gij sloegt in het eikendal, zie, dat is
2864 1Sa 21:9 | zie, dat is hier, gewonden in een kleed, achter den efod;
2865 1Sa 21:11 | Zong men niet van dezen in de reien, zeggende: Saul
2866 1Sa 21:12 | David legde deze woorden in zijn hart; en hij was zeer
2867 1Sa 21:13 | en hij liet zijn zever in zijn baard aflopen. ~
2868 1Sa 21:15 | voor mij te razen? Zal deze in mijn huis komen? ~ ~ ~
2869 1Sa 22:1 | David van daar, en ontkwam in de spelonk van Adullam.
2870 1Sa 22:4 | hem al de dagen, die David in de vesting was. ~
2871 1Sa 22:5 | Gad zeide tot David: Blijf in de vesting niet, ga heen,
2872 1Sa 22:5 | vesting niet, ga heen, en ga in het land van Juda. Toen
2873 1Sa 22:5 | David heen, en hij kwam in het woud Chereth. ~
2874 1Sa 22:6 | Rama, en hij had zijn spies in zijn hand, en al zijn knechten
2875 1Sa 22:14 | schoonzoon, en voortgaande in uw gehoorzaamheid, en is
2876 1Sa 22:14 | gehoorzaamheid, en is eerlijk in uw huis? ~
2877 1Sa 22:23 | zoeken; maar gij zult met mij in bewaring zijn. ~ ~
2878 1Sa 23:3 | hem: Zie, wij vrezen hier in Juda; hoeveel te meer, als
2879 1Sa 23:4 | want Ik geef de Filistijnen in uw hand. ~
2880 1Sa 23:6 | hij afkwam met den efod in zijn hand. ~
2881 1Sa 23:7 | zeide Saul: God heeft hem in mijn hand overgegeven, want
2882 1Sa 23:7 | hij is besloten, komende in een stad met poorten en
2883 1Sa 23:11 | ook de burgers van Kehila in zijn hand overgeven? Zal
2884 1Sa 23:12 | en mijn mannen overgeven in de hand van Saul? En de
2885 1Sa 23:14 | 14 David nu bleef in de woestijn in de vestingen,
2886 1Sa 23:14 | nu bleef in de woestijn in de vestingen, en hij bleef
2887 1Sa 23:14 | en hij bleef op den berg in de woestijn Zif; en Saul
2888 1Sa 23:14 | doch God gaf hem niet over in zijn hand. ~
2889 1Sa 23:15 | te zoeken, zo was David in de woestijn Zif in een woud. ~
2890 1Sa 23:15 | David in de woestijn Zif in een woud. ~
2891 1Sa 23:16 | op, en hij ging tot David in het woud; en hij versterkte
2892 1Sa 23:16 | hij versterkte zijn hand in God. ~
2893 1Sa 23:18 | des HEEREN; en David bleef in het woud, maar Jonathan
2894 1Sa 23:19 | David bij ons verborgen in de vestingen in het woud,
2895 1Sa 23:19 | verborgen in de vestingen in het woud, op den heuvel
2896 1Sa 23:20 | ons toe hem over te geven in de hand des konings. ~
2897 1Sa 23:23 | naar alle schuilplaatsen, in dewelke hij schuilt; komt
2898 1Sa 23:23 | het zal geschieden, zo hij in het land is, zo zal ik hem
2899 1Sa 23:24 | nu en zijn mannen waren in de woestijn van Maon, in
2900 1Sa 23:24 | in de woestijn van Maon, in het vlakke veld, aan de
2901 1Sa 23:25 | rotssteen afgegaan was, en bleef in de woestijn van Maon. Toen
2902 1Sa 23:25 | hoorde, jaagde hij David na in de woestijn van Maon. ~
2903 1Sa 23:27 | want de Filistijnen zijn in het land gevallen. ~
2904 1Sa 24:1 | van daar op, en hij bleef in de vestingen van En-gedi. ~
2905 1Sa 24:2 | zeggende: Zie, David is in de woestijn van En-gedi. ~
2906 1Sa 24:5 | David tot hem: Zie den dag, in welken de HEERE tot u zegt:
2907 1Sa 24:5 | Zie, Ik geef uw vijand in uw hand, en gij zult hem
2908 1Sa 24:5 | gelijk als het goed zal zijn in uw ogen. En David stond
2909 1Sa 24:11 | gezien, dat de HEERE u heden in mijn hand gegeven heeft
2910 1Sa 24:11 | mijn hand gegeven heeft in deze spelonk, en men zeide,
2911 1Sa 24:12 | zie de slip uws mantels in mijn hand; want als ik de
2912 1Sa 24:12 | gedood; beken en zie, dat er in mijn hand geen kwaad, noch
2913 1Sa 24:19 | hebt; want de HEERE had mij in uw hand besloten, en gij
2914 1Sa 24:21 | het koninkrijk van Israel in uw hand bestaan zal. ~
2915 1Sa 24:23 | David aan Saul; en Saul ging in zijn huis, maar David en
2916 1Sa 24:23 | en zijn mannen gingen op in de vesting. ~ ~
2917 1Sa 25:1 | over hem, en begroeven hem in zijn huis te Rama. En David
2918 1Sa 25:2 | duizend geiten; en hij was in het scheren zijner schapen
2919 1Sa 25:4 | 4 Als David hoorde in de woestijn, dat Nabal zijn
2920 1Sa 25:5 | Nabal komt, zo zult gij hem in mijn naam naar den welstand
2921 1Sa 25:8 | jongelingen genade vinden in uw ogen, want wij zijn op
2922 1Sa 25:9 | David gekomen waren, en in Davids naam naar al die
2923 1Sa 25:20 | reed, en dat zij afkwam in het verborgene des bergs,
2924 1Sa 25:21 | vergeefs bewaard al wat deze in de woestijn heeft, alzo
2925 1Sa 25:29 | mijns heren ingebonden zijn in het bundeltje der levenden
2926 1Sa 25:36 | zo had hij een maaltijd in zijn huis, als eens konings
2927 1Sa 25:37 | 37 Het geschiedde nu in den morgen, toen de wijn
2928 1Sa 25:37 | Toen bestierf zijn hart in het binnenste van hem, en
2929 1Sa 26:2 | Israel, om David te zoeken in de woestijn Zif. ~
2930 1Sa 26:3 | den weg, maar David bleef in de woestijn, en zag, dat
2931 1Sa 26:5 | krijgsoverste. En Saul lag in den wagenburg, en het volk
2932 1Sa 26:6 | Wie zal met mij tot Saul in het leger afgaan? Toen zeide
2933 1Sa 26:7 | ziet, Saul lag te slapen in den wagenburg, en zijn spies
2934 1Sa 26:7 | wagenburg, en zijn spies stak in de aarde aan zijn hoofdeinde,
2935 1Sa 26:8 | God heeft heden uw vijand in uw hand besloten; laat mij
2936 1Sa 26:10 | zal sterven, of hij zal in een strijd trekken, dat
2937 1Sa 26:15 | man, en wie is u gelijk in Israel? Waarom dan hebt
2938 1Sa 26:18 | gedaan, en wat kwaad is er in mijn hand? ~
2939 1Sa 26:19 | mag vastgehecht blijven in het erfdeel des HEEREN,
2940 1Sa 26:21 | ziel dezen dag dierbaar in uw ogen geweest is; zie,
2941 1Sa 26:23 | want de HEERE had u heden in mijn hand gegeven; maar
2942 1Sa 26:24 | als te dezen dage uw ziel in mijn ogen is groot geacht
2943 1Sa 26:24 | geweest, alzo zij mijn ziel in de ogen des HEEREN groot
2944 1Sa 27:1 | 1 David nu zeide in zijn hart: Nu zal ik een
2945 1Sa 27:1 | dat ik haastelijk ontkome in het land der Filistijnen,
2946 1Sa 27:1 | verlieze, om mij meer te zoeken in de ganse landpale van Israel;
2947 1Sa 27:5 | Achis: Indien ik nu genade in uw ogen gevonden heb, men
2948 1Sa 27:5 | men geve mij een plaats in een van de steden des lands,
2949 1Sa 27:5 | want waarom zou uw knecht in de koninklijke stad bij
2950 1Sa 27:7 | nu der dagen, die David in het land der Filistijnen
2951 1Sa 27:11 | wijze al de dagen, die hij in der Filistijnen land gewoond
2952 1Sa 27:12 | stinkende gemaakt bij zijn volk, in Israel; daarom zal hij eeuwiglijk
2953 1Sa 28:1 | 1 En het geschiedde in die dagen, als de Filistijnen
2954 1Sa 28:1 | zekerlijk weten, dat gij met mij in het leger zult uittrekken,
2955 1Sa 28:3 | begraven te Rama, te weten in zijn stad. En Saul had uit
2956 1Sa 28:19 | HEERE zal ook Israel met u in de hand der Filistijnen
2957 1Sa 28:19 | HEERE het leger van Israel in de hand der Filistijnen
2958 1Sa 28:20 | ook was er geen kracht in hem; want hij had den gehelen
2959 1Sa 28:21 | gehoord, en ik heb mijn ziel in mijn hand gesteld, en ik
2960 1Sa 28:22 | en eet; zo zal er kracht in u zijn, dat gij over weg
2961 1Sa 28:24 | vrouw had een gemest kalf in het huis; en zij haastte
2962 1Sa 28:25 | stonden zij op, en gingen weg in dienzelfden nacht. ~ ~ ~
2963 1Sa 29:2 | zijn mannen togen met Achis in den achtertocht. ~
2964 1Sa 29:3 | mij geweest is? En ik heb in hem niets gevonden van dien
2965 1Sa 29:4 | hij niet met ons aftrekke in den strijd, opdat hij ons
2966 1Sa 29:4 | een tegenpartijder worde in den strijd; want waarmede
2967 1Sa 29:5 | David, van denwelken zij in den rei elkander antwoordden,
2968 1Sa 29:6 | uitgang en uw ingang met mij in het leger is goed in mijn
2969 1Sa 29:6 | mij in het leger is goed in mijn ogen; want ik heb geen
2970 1Sa 29:6 | gij zijt niet aangenaam in de ogen der vorsten. ~
2971 1Sa 29:7 | 7 Zo keer nu om, en ga in vrede, opdat gij geen kwaad
2972 1Sa 29:7 | opdat gij geen kwaad doet in de ogen van de vorsten der
2973 1Sa 29:8 | gedaan? Of wat hebt gij in uw knecht gevonden, van
2974 1Sa 29:9 | voorwaar, gij zijt aangenaam in mijn ogen, als een engel
2975 1Sa 29:9 | gezegd: Laat hem met ons in dezen strijd niet optrekken.
2976 1Sa 29:11 | weggingen, om weder te keren in het land der Filistijnen;
2977 1Sa 30:1 | kwamen, dat de Amalekieten in het zuiden en te Ziklag
2978 1Sa 30:4 | dat er geen kracht meer in hen was om te wenen. ~
2979 1Sa 30:6 | doch David sterkte zich in den HEERE, zijn God. ~
2980 1Sa 30:12 | en zijn geest kwam weder in hem; want hij had in drie
2981 1Sa 30:12 | weder in hem; want hij had in drie dagen en drie nachten
2982 1Sa 30:15 | mij niet zult overleveren in de hand mijns heren! Zo
2983 1Sa 30:23 | bende, die tegen ons kwam, in onze hand gegeven. ~
2984 1Sa 30:24 | 24 Wie zou toch ulieden in deze zaak horen? Want gelijk
2985 1Sa 30:24 | het deel dergenen is, die in den strijd mede afgetogen
2986 1Sa 30:25 | en tot een recht gesteld in Israel, tot op dezen dag. ~
2987 1Sa 30:29 | Rachel, en tot die, welke in de steden der Jerahmeelieten
2988 1Sa 30:29 | waren, en tot die, welke in de steden der Kenieten waren, ~
2989 1Sa 31:5 | dood was, zo viel hij ook in zijn zwaard en stierf met
2990 1Sa 31:9 | wapenen uit, en zij zonden ze in der Filistijnen land rondom,
2991 1Sa 31:9 | rondom, om te boodschappen in het huis hunner afgoden,
2992 1Sa 31:10 | zij legden zijn wapenen in het huis van Astharoth;
2993 1Sa 31:11 | Als de inwoners van Jabes in Gilead daarvan hoorden,
2994 2Sa 1:9 | want mijn leven is nog gans in mij. ~
2995 2Sa 1:18 | ziet, het is geschreven in het boek des Oprechten. ~
2996 2Sa 1:23 | beminden, en die liefelijken in hun leven, zijn ook in hun
2997 2Sa 1:23 | liefelijken in hun leven, zijn ook in hun dood niet gescheiden;
2998 2Sa 1:25 | zijn de helden gevallen in het midden van den strijd!
2999 2Sa 2:1 | zeggende: Zal ik optrekken in een der steden van Juda?
3000 2Sa 2:3 | huisgezin; en zij woonden in de steden van Hebron. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370 |