Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
imnaieten 1
impost 3
imri 2
in 12370
inbeelding 1
inbeeldingen 2
inblazing 1
Frequency    [«  »]
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in
11232 den
10542 hij
10527 een

Bijbel

IntraText - Concordances

in

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370

      Book Chapter: Verse
3001 2Sa 2:4 | zijn de mannen van Jabes in Gilead, die Saul begraven 3002 2Sa 2:5 | tot de mannen van Jabes in Gilead, en hij zeide tot 3003 2Sa 2:15 | zich op, en gingen over in getal, twaalf van Benjamin, 3004 2Sa 2:16 | hoofd, en stiet zijn zwaard in de zijde des anderen, en 3005 2Sa 2:18 | als een der reeen, die in het veld zijn. ~ 3006 2Sa 2:26 | Weet gij niet, dat het in het laatste bitterheid zal 3007 2Sa 2:32 | Asahel op, en begroeven hem in zijns vaders graf, dat te 3008 2Sa 3:6 | dat Abner zich sterkte in het huis van Saul. ~ 3009 2Sa 3:8 | u niet overgeleverd heb in Davids hand, dat gij heden 3010 2Sa 3:19 | spreken alles, wat goed was in de ogen van Israel, en in 3011 2Sa 3:19 | in de ogen van Israel, en in de ogen van het ganse huis 3012 2Sa 3:21 | Abner gaan, en hij ging in vrede. ~ 3013 2Sa 3:22 | gaan, en hij was gegaan in vrede. ~ 3014 2Sa 3:23 | laten gaan, en hij is gegaan in vrede. ~ 3015 2Sa 3:24 | ging Joab tot den koning in, en zeide: Wat hebt gij 3016 2Sa 3:27 | leidde Joab hem ter zijde af in het midden der poort, om 3017 2Sa 3:27 | het midden der poort, om in de stilte met hem te spreken; 3018 2Sa 3:28 | koninkrijk, bij den HEERE, tot in eeuwigheid, van het bloed 3019 2Sa 3:30 | broeder Asahel te Gibeon in den strijd gedood had. ~ 3020 2Sa 3:34 | gebonden, noch uw voeten in koperen boeien gedaan, maar 3021 2Sa 3:36 | vernam, zo was het goed in hun ogen, alles, zoals de 3022 2Sa 3:36 | koning gedaan had, was goed in de ogen van het ganse volk. ~ 3023 2Sa 3:38 | een vorst, ja, een grote in Israel gevallen is? ~ 3024 2Sa 4:5 | hij lag op de slaapstede, in den middag. ~ 3025 2Sa 4:7 | 7 Want zij kwamen in huis, als hij op zijn bed 3026 2Sa 4:7 | als hij op zijn bed lag, in zijn slaapkamer, en sloegen 3027 2Sa 4:10 | Saul is dood; daar hij in zijn ogen was als een, die 3028 2Sa 4:11 | mannen een rechtvaardigen man in zijn huis op zijn slaapstede 3029 2Sa 4:12 | namen zij, en begroeven het in Abners graf te Hebron. ~  ~ 3030 2Sa 5:6 | tegen de Jebusieten, die in dat land woonden. En zij 3031 2Sa 5:7 | David nam den burg Sion in; dezelve is de stad Davids. ~ 3032 2Sa 5:8 | Een blinde en kreupele zal in het huis niet komen. ~ 3033 2Sa 5:9 | 9 Alzo woonde David in den burg en noemde dien 3034 2Sa 5:18 | kwamen en verspreidden zich in het dal Refaim. ~ 3035 2Sa 5:19 | Filistijnen? Zult Gij ze in mijn hand geven? En de HEERE 3036 2Sa 5:19 | de Filistijnen zekerlijk in uw hand geven. ~ 3037 2Sa 5:22 | en zij verspreidden zich in het dal Refaim. ~ 3038 2Sa 5:24 | het geruis van een gang in de toppen der moerbezienbomen, 3039 2Sa 6:1 | wederom alle uitgelezenen in Israel, dertig duizend. ~ 3040 2Sa 6:10 | tot zich laten overbrengen in de stad Davids; maar David 3041 2Sa 6:10 | maar David deed ze afwijken in het huis van Obed-Edom, 3042 2Sa 6:11 | de ark des HEEREN bleef in het huis van Obed-Edom, 3043 2Sa 6:12 | huis van Obed-Edom opwaarts in de stad Davids, met vreugde. ~ 3044 2Sa 6:16 | geschiedde, als de ark des HEEREN in de stad Davids kwam, dat 3045 2Sa 6:16 | HEEREN, verachtte zij hem in haar hart. ~ 3046 2Sa 6:17 | inbrachten, stelden zij die in haar plaats, in het midden 3047 2Sa 6:17 | zij die in haar plaats, in het midden der tent, die 3048 2Sa 6:18 | zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN der 3049 2Sa 6:22 | alzo, en zal nederig zijn in mijn ogen, en met de dienstmaagden, 3050 2Sa 7:1 | geschiedde, als de koning in zijn huis zat, en de HEERE 3051 2Sa 7:2 | Nathan: Zie toch, ik woon in een cederen huis, en de 3052 2Sa 7:2 | huis, en de ark Gods woont in het midden der gordijnen. ~ 3053 2Sa 7:3 | koning: Ga heen, doe al wat in uw hart is, want de HEERE 3054 2Sa 7:4 | 4 Maar het gebeurde in denzelfden nacht, dat het 3055 2Sa 7:6 | 6 Want Ik heb in geen huis gewoond, van dien 3056 2Sa 7:6 | dag; maar Ik heb gewandeld in een tent en in een tabernakel. ~ 3057 2Sa 7:6 | gewandeld in een tent en in een tabernakel. ~ 3058 2Sa 7:10 | meer verdrukken, gelijk als in het eerst. ~ 3059 2Sa 7:13 | koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid. ~ 3060 2Sa 7:16 | zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; 3061 2Sa 7:16 | stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid. ~ 3062 2Sa 7:18 | Toen ging de koning David in, en bleef voor het aangezicht 3063 2Sa 7:19 | 19 Daartoe is dit in Uw ogen nog klein geweest, 3064 2Sa 7:24 | bevestigd, U tot een volk, tot in eeuwigheid; en Gij, HEERE, 3065 2Sa 7:25 | gesproken hebt, bestaan tot in eeuwigheid, en doe, gelijk 3066 2Sa 7:26 | worde groot gemaakt tot in eeuwigheid, dat men zegge: 3067 2Sa 7:27 | daarom heeft Uw knecht in zijn hart gevonden, dit 3068 2Sa 7:29 | huis van Uw knecht, dat het in eeuwigheid voor uw aangezicht 3069 2Sa 7:29 | Uw knecht gezegend worden in eeuwigheid. ~  ~ 3070 2Sa 8:2 | en met een vol snoer om in het leven te laten. Alzo 3071 2Sa 8:6 | David legde bezettingen in Syrie van Damaskus, en de 3072 2Sa 8:10 | steeds krijg tegen Thoi); en in zijn hand waren zilveren 3073 2Sa 8:13 | de Syriers geslagen had, in het Zoutdal, achttien duizend. ~ 3074 2Sa 8:14 | En hij legde bezettingen in Edom; in gans Edom legde 3075 2Sa 8:14 | legde bezettingen in Edom; in gans Edom legde hij bezettingen; 3076 2Sa 9:4 | den koning: Zie, hij is in het huis van Machir, den 3077 2Sa 9:12 | was Micha; en allen, die in het huis van Ziba woonden, 3078 2Sa 10:1 | zijn zoon Hanun werd koning in zijn plaats. ~ 3079 2Sa 10:2 | knechten van David kwamen in het land van de kinderen 3080 2Sa 10:3 | Hanun: Eert David uw vader in uw ogen, omdat hij troosters 3081 2Sa 10:8 | en Maacha waren bijzonder in het veld. ~ 3082 2Sa 10:9 | van Israel, en stelde hen in orde tegen de Syriers aan; ~ 3083 2Sa 10:10 | broeder Abisai, die het in orde stelde tegen de kinderen 3084 2Sa 10:12 | HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen. ~ 3085 2Sa 10:14 | aangezicht van Abisai, en kwamen in de stad. En Joab keerde 3086 2Sa 11:9 | heren; en hij ging niet af in zijn huis. ~ 3087 2Sa 11:10 | zeggende: Uria is niet afgegaan in zijn huis. Toen zeide David 3088 2Sa 11:10 | Waarom zijt gij niet afgegaan in uw huis? ~ 3089 2Sa 11:11 | Israel, en Juda blijven in de tenten; en mijn heer 3090 2Sa 11:11 | het open veld, en zou ik in mijn huis gaan, om te eten 3091 2Sa 11:13 | dronken. Daarna ging hij in den avond uit, om zich neder 3092 2Sa 11:13 | knechten, maar ging niet af in zijn huis. ~ 3093 2Sa 11:15 | 15 En hij schreef in dien brief, zeggende: Stel 3094 2Sa 11:22 | bode ging heen, en kwam in, en gaf David te kennen 3095 2Sa 11:23 | zijn tot ons uitgetogen in het veld; maar wij zijn 3096 2Sa 11:25 | deze zaak niet kwaad zijn in uw ogen, want het zwaard 3097 2Sa 11:27 | David heen, en nam haar in zijn huis; en zij werd hem 3098 2Sa 11:27 | David gedaan had, was kwaad in de ogen des HEEREN. ~  ~ 3099 2Sa 12:1 | hem: Er waren twee mannen in een stad, de een rijk en 3100 2Sa 12:3 | van zijn beker, en sliep in zijn schoot, en het was 3101 2Sa 12:8 | daartoe uws heren vrouwen in uw schoot, ja, Ik heb u 3102 2Sa 12:9 | veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt Uria, 3103 2Sa 12:10 | uw huis niet afwijken tot in eeuwigheid; daarom dat gij 3104 2Sa 12:12 | 12 Want gij hebt het in het verborgen gedaan; maar 3105 2Sa 12:16 | vastte een vasten, en ging in, en lag den nacht over op 3106 2Sa 12:20 | veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN, en 3107 2Sa 12:20 | bad aan; daarna kwam hij in zijn huis, en eiste brood; 3108 2Sa 12:24 | Bathseba, en ging tot haar in, en lag bij haar; en zij 3109 2Sa 12:26 | nam de koninklijke stad in. ~ 3110 2Sa 12:28 | beleger de stad, en neem ze in; opdat niet, zo ik de stad 3111 2Sa 12:29 | krijgde tegen haar, en nam ze in. ~ 3112 2Sa 13:2 | was een maagd, zodat het in Amnons ogen zwaar was, haar 3113 2Sa 13:7 | zond David heen tot Thamar in het huis, zeggende: Ga toch 3114 2Sa 13:7 | zeggende: Ga toch heen in het huis van uw broeder 3115 2Sa 13:8 | 8 En Thamar ging heen in het huis van haar broeder 3116 2Sa 13:10 | Thamar: Breng de spijze in de kamer, dat ik van uw 3117 2Sa 13:10 | bracht ze haar broeder Amnon in de kamer. ~ 3118 2Sa 13:12 | want alzo doet men niet in Israel; doe deze dwaasheid 3119 2Sa 13:13 | zijn als een der dwazen in Israel; zo spreek toch nu 3120 2Sa 13:20 | bleef Thamar en was eenzaam in het huis van haar broeder 3121 2Sa 13:33 | heer de koning de zaak niet in zijn hart, denkende: al 3122 2Sa 14:3 | 3 En ga in tot den koning, en spreek 3123 2Sa 14:3 | En Joab legde de woorden in haar mond. ~ 3124 2Sa 14:6 | en deze beiden twistten in het veld, en er was geen 3125 2Sa 14:19 | zeide: Is Joabs hand met u in dit alles? En de vrouw antwoordde 3126 2Sa 14:19 | die heeft al deze woorden in den mond uwer dienstmaagd 3127 2Sa 14:22 | dat ik genade gevonden heb in uw ogen, mijn heer koning! 3128 2Sa 14:24 | de koning zeide: Dat hij in zijn huis kere, en mijn 3129 2Sa 14:24 | zie. Alzo keerde Absalom in zijn huis, en zag des konings 3130 2Sa 14:25 | 25 Nu was er in gans Israel geen man zo 3131 2Sa 14:25 | hoofdschedel toe was er geen gebrek in hem. ~ 3132 2Sa 14:31 | Joab op en kwam tot Absalom in het huis, en zeide tot hem: 3133 2Sa 14:32 | is er dan nog een misdaad in mij, zo dode hij mij. ~ 3134 2Sa 14:33 | 33 Toen ging Joab in tot den koning, en zeide 3135 2Sa 14:33 | hij kwam tot den koning in, en boog zich voor hem op 3136 2Sa 15:4 | men mij ten rechter stelde in het land! Dat alle man tot 3137 2Sa 15:8 | beloofd, als ik te Gesur in Syrie woonde, zeggende: 3138 2Sa 15:9 | zeide de koning tot hem: Ga in vrede. Alzo maakte hij zich 3139 2Sa 15:10 | verspieders uitgezonden in alle stammen van Israel, 3140 2Sa 15:11 | genodigd zijnde, doch gaande in hun eenvoudigheid, want 3141 2Sa 15:13 | Het hart van een iegelijk in Israel volgt Absalom na. ~ 3142 2Sa 15:17 | uitgegaan, zo bleven zij staan in een verre plaats. ~ 3143 2Sa 15:21 | mijn heer de koning leeft, in de plaats, waar mijn heer 3144 2Sa 15:25 | Breng de ark Gods weder in de stad; indien ik genade 3145 2Sa 15:25 | indien ik genade zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal 3146 2Sa 15:26 | Hij doe mij, zo als het in Zijn ogen goed is. ~ 3147 2Sa 15:27 | niet een ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder 3148 2Sa 15:28 | 28 Zie, ik zal vertoeven in de vlakke velden der woestijn, 3149 2Sa 15:34 | 34 Maar zo gij weder in de stad gaat, en tot Absalom 3150 2Sa 15:37 | kwam Husai, Davids vriend, in de stad; en Absalom kwam 3151 2Sa 16:2 | de wijn, opdat de moeden in de woestijn drinken. ~ 3152 2Sa 16:4 | laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer koning! ~ 3153 2Sa 16:7 | 7 Aldus nu zeide Simei in zijn vloeken: Ga uit, ga 3154 2Sa 16:8 | het bloed van Sauls huis, in wiens plaats gij geregeerd 3155 2Sa 16:8 | HEERE het koninkrijk gegeven in de hand van Absalom, uw 3156 2Sa 16:8 | uw zoon; zie nu, gij zijt in uw ongeluk, omdat gij een 3157 2Sa 16:14 | 14 En de koning kwam in, en al het volk, dat met 3158 2Sa 16:21 | Achitofel zeide tot Absalom: Ga in tot de bijwijven uws vaders, 3159 2Sa 16:22 | het dak; en Absalom ging in tot de bijwijven zijns vaders, 3160 2Sa 16:23 | 23 En in die dagen was Achitofels 3161 2Sa 17:3 | allen; zo zal al het volk in vrede zijn. ~ 3162 2Sa 17:4 | 4 Dit woord nu was recht in Absaloms ogen, en in de 3163 2Sa 17:4 | recht in Absaloms ogen, en in de ogen van alle oudsten 3164 2Sa 17:8 | van de jongen beroofd is in het veld; daartoe is uw 3165 2Sa 17:9 | heeft hij zich verstoken in een der holen, of in een 3166 2Sa 17:9 | verstoken in een der holen, of in een der plaatsen. En het 3167 2Sa 17:9 | het zal geschieden, als er in het eerst sommigen onder 3168 2Sa 17:11 | 11 Maar ik rade, dat in alle haast tot u verzameld 3169 2Sa 17:11 | zand, dat aan de zee is, in menigte; en dat uw persoon 3170 2Sa 17:11 | en dat uw persoon medega in den strijd. ~ 3171 2Sa 17:12 | zullen wij tot hem komen, in een der plaatsen, waar hij 3172 2Sa 17:13 | 13 En indien hij zich in een stad zal begeven, zo 3173 2Sa 17:13 | aandragen, en wij zullen ze tot in de beek nedertrekken, totdat 3174 2Sa 17:16 | Vernacht dezen nacht niet in de vlakke velden der woestijn, 3175 2Sa 17:17 | niet zien laten, dat zij in de stad kwamen. ~ 3176 2Sa 17:18 | gingen haastelijk, en kwamen in eens mans huis te Bahurim, 3177 2Sa 17:18 | Bahurim, dewelke een put had in zijn voorhof, en zij daalden 3178 2Sa 17:20 | Absaloms knechten tot de vrouw in het huis kwamen, zeiden 3179 2Sa 17:23 | en toog naar zijn huis in zijn stad, en gaf bevel 3180 2Sa 17:23 | stierf hij, en werd begraven in zijns vaders graf. ~ 3181 2Sa 17:25 | 25 En Absalom had Amasa in Joabs plaats gesteld over 3182 2Sa 17:26 | en Absalom legerden zich in het land van Gilead. ~ 3183 2Sa 17:29 | hongerig, en moede, en dorstig in de woestijn. ~ 3184 2Sa 18:4 | Ik zal doen, wat goed is in uw ogen. De koning nu stond 3185 2Sa 18:6 | 6 Alzo toog het volk uit in het veld, Israel tegemoet, 3186 2Sa 18:14 | drie pijlen, en stak ze in Absaloms hart, daar hij 3187 2Sa 18:14 | daar hij nog levend was in het midden van den eik. ~ 3188 2Sa 18:17 | Absalom, en wierpen hem in het woud, in een groten 3189 2Sa 18:17 | wierpen hem in het woud, in een groten kuil, en stelden 3190 2Sa 18:18 | Absalom nu had genomen, en in zijn leven voor zich opgericht 3191 2Sa 18:18 | opgericht een pilaar, die in het koningsdal is; want 3192 2Sa 18:25 | zo is er een boodschap in zijn mond; en hij ging al 3193 2Sa 18:33 | der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: 3194 2Sa 19:3 | dienzelven dage steelsgewijze in de stad, gelijk als het 3195 2Sa 19:3 | beschaamd is, wanneer zij in den strijd gevloden zijn. ~ 3196 2Sa 19:5 | kwam Joab tot den koning in het huis, en zeide: Gij 3197 2Sa 19:6 | het alsdan recht zou zijn in uw ogen. ~ 3198 2Sa 19:8 | koning op, en zette zich in de poort. En zij lieten 3199 2Sa 19:8 | zeggende: Ziet, de koning zit in de poort. Toen kwam al het 3200 2Sa 19:9 | 9 En al het volk, in alle stammen van Israel, 3201 2Sa 19:10 | over ons gezalfd hadden, is in den strijd gestorven; nu 3202 2Sa 19:11 | den koning weder te halen in zijn huis? (Want de rede 3203 2Sa 19:11 | was tot den koning gekomen in zijn huis.) ~ 3204 2Sa 19:13 | aangezicht, te allen dage, in Joabs plaats. ~ 3205 2Sa 19:18 | en te doen, wat goed was in zijn ogen, zo viel Simei, 3206 2Sa 19:22 | heden iemand gedood worden in Israel? Want weet ik niet, 3207 2Sa 19:27 | Gods; doe dan, wat goed is in uw ogen. ~ 3208 2Sa 19:30 | heer de koning met vrede in zijn huis is gekomen. ~ 3209 2Sa 19:37 | wederkeren, dat ik sterve in mijn stad, bij het graf 3210 2Sa 19:37 | en doe hem, wat goed is in uw ogen. ~ 3211 2Sa 19:38 | zal hem doen, wat goed is in uw ogen; ja, alles, wat 3212 2Sa 20:3 | 3 Toen nu David in zijn huis te Jeruzalem kwam, 3213 2Sa 20:3 | huis te bewaren, en deed ze in een huis van bewaring, en 3214 2Sa 20:3 | maar ging tot haar niet in. En zij waren opgesloten 3215 2Sa 20:8 | vastgemaakt was op zijn lenden in zijn schede; en als hij 3216 2Sa 20:10 | niet voor het zwaard, dat in Joabs hand was; zo sloeg 3217 2Sa 20:12 | 12 Amasa nu lag in het bloed gewenteld, midden 3218 2Sa 20:12 | Amasa weg van de straat in het veld, en wierp een kleed 3219 2Sa 20:15 | kwamen en belegerden hem in Abel Beth-Maacha, en zij 3220 2Sa 20:18 | Toen sprak zij, zeggende: In voortijden spraken zij gemeenlijk, 3221 2Sa 20:19 | vreedzamen, van de getrouwen in Israel, en gij zoekt te 3222 2Sa 20:19 | stad, die een moeder is in Israel; waarom zoudt gij 3223 2Sa 20:22 | 22 En de vrouw kwam in tot al het volk, met haar 3224 2Sa 21:1 | 1 En er was in Davids dagen een honger, 3225 2Sa 21:2 | Saul zocht hen te slaan in zijn ijver voor de kinderen 3226 2Sa 21:4 | niet om iemand te doden in Israel. En hij zeide: Wat 3227 2Sa 21:5 | zonder te kunnen bestaan in enige landpale van Israel; ~ 3228 2Sa 21:9 | 9 En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, 3229 2Sa 21:9 | tegelijk; en zij werden gedood in de dagen van den oogst, 3230 2Sa 21:9 | de dagen van den oogst, in de eerste dagen, in het 3231 2Sa 21:9 | oogst, in de eerste dagen, in het begin van den gersteoogst. ~ 3232 2Sa 21:12 | van de burgeren van Jabes in Gilead, die dezelve gestolen 3233 2Sa 21:14 | Saul en zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te 3234 2Sa 21:14 | land van Benjamin te Zela, in het graf van zijn vader 3235 2Sa 21:20 | voeten, vier en twintig in getal, en deze was ook aan 3236 2Sa 22:7 | paleis, en mijn geroep kwam in Zijn oren. 3237 2Sa 22:20 | 20 En Hij voerde mij uit in de ruimte, en rukte mij 3238 2Sa 22:51 | David en aan zijn zaad, tot in eeuwigheid. ~  ~  3239 2Sa 23:1 | Jakobs God, en liefelijk in psalmen van Israel, zegt: ~ 3240 2Sa 23:3 | Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods. ~ 3241 2Sa 23:5 | eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en 3242 2Sa 23:11 | Filistijnen verzameld waren in een dorp, en aldaar een 3243 2Sa 23:12 | 12 Zo stelde hij zich in het midden van dat stuk, 3244 2Sa 23:13 | dertig hoofden, en kwamen in den oogst tot David, in 3245 2Sa 23:13 | in den oogst tot David, in de spelonk van Adullam; 3246 2Sa 23:13 | Filistijnen had zich gelegerd in het dal Rafaim. ~ 3247 2Sa 23:14 | 14 En David was toen in een vesting; en de bezetting 3248 2Sa 23:15 | Bethlehems bornput, die in de poort is? ~ 3249 2Sa 23:16 | Bethlehems bornput, die in de poort is, en droegen 3250 2Sa 23:20 | hij af, en sloeg een leeuw in het midden van een kuil 3251 2Sa 23:20 | het midden van een kuil in den sneeuwtijd. ~ 3252 2Sa 23:21 | een man van aanzien; en in de hand des Egyptenaars 3253 2Sa 23:39 | Hethiet, zeven en dertig in alles. ~ 3254 2Sa 24:5 | rechterhand der stad, die in het midden is van de beek 3255 2Sa 24:6 | 6 Voorts kwamen zij in Gilead, en in het lage land 3256 2Sa 24:6 | kwamen zij in Gilead, en in het lage land Hodsi; ook 3257 2Sa 24:9 | volk aan den koning; en in Israel waren achthonderd 3258 2Sa 24:10 | HEERE: Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar 3259 2Sa 24:13 | een honger van zeven jaren in uw land komen? Of wilt gij 3260 2Sa 24:13 | er drie dagen pestilentie in uw land zij? Merk nu, en 3261 2Sa 24:14 | zeer bange; laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, 3262 2Sa 24:14 | zijn vele, maar laat mij in de hand van mensen niet 3263 2Sa 24:15 | de HEERE een pestilentie in Israel, van den morgen af 3264 2Sa 24:22 | neme en offere, wat goed is in zijn ogen; zie, daar de 3265 2Sa 24:23 | God neme een welgevallen in u! ~ 3266 1Kon 1:2 | hem koestere; en zij slape in uw schoot, dat mijn heer 3267 1Kon 1:3 | een schone jonge dochter in alle landpalen van Israel; 3268 1Kon 1:13 | 13 Ga heen, en treed in tot den koning David, en 3269 1Kon 1:15 | 15 En Bathseba ging in tot den koning in de binnenkamer; 3270 1Kon 1:15 | Bathseba ging in tot den koning in de binnenkamer; doch de 3271 1Kon 1:19 | en gemest vee, en schapen in menigte geslacht, en genood 3272 1Kon 1:25 | en gemest vee, en schapen in menigte, en heeft genood 3273 1Kon 1:30 | zijn, en zal op mijn troon in mijn plaats zitten; voorzeker, 3274 1Kon 1:31 | heer de koning David leve in eeuwigheid! ~ 3275 1Kon 1:35 | en hij zal koning zijn in mijn plaats; want ik heb 3276 1Kon 1:41 | het geroep dier stad, die in roer is? ~ 3277 1Kon 1:42 | priester; en Adonia zeide: Kom in, want gij zijt een kloek 3278 1Kon 1:45 | en Nathan, de profeet, in Gihon tot koning gezalfd, 3279 1Kon 1:45 | opgetogen, zodat de stad in roer is; dat is het geroep, 3280 1Kon 1:52 | aarde vallen; maar indien in hem kwaad bevonden zal worden, 3281 1Kon 2:2 | 2 Ik ga heen in den weg der ganse aarde, 3282 1Kon 2:3 | uws Gods, om te wandelen in Zijn wegen, om te onderhouden 3283 1Kon 2:3 | getuigenissen, gelijk geschreven is in de wet van Mozes; opdat 3284 1Kon 2:3 | gij verstandelijk handelt in al wat gij doen zult, en 3285 1Kon 2:5 | heeft krijgsbloed vergoten in vrede; en hij heeft krijgsbloed 3286 1Kon 2:6 | grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. ~ 3287 1Kon 2:9 | zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. ~ 3288 1Kon 2:10 | vaderen, en werd begraven in de stad Davids. ~ 3289 1Kon 2:11 | jaren heeft hij geregeerd in Hebron, en in Jeruzalem 3290 1Kon 2:11 | geregeerd in Hebron, en in Jeruzalem heeft hij drie 3291 1Kon 2:26 | gij verdrukt zijt geweest, in alles, waarin mijn vader 3292 1Kon 2:33 | het hoofd van zijn zaad in eeuwigheid; maar David, 3293 1Kon 2:33 | hebben van den HEERE tot in eeuwigheid. ~ 3294 1Kon 2:34 | hem; en hij werd begraven in zijn huis, in de woestijn. ~ 3295 1Kon 2:34 | werd begraven in zijn huis, in de woestijn. ~ 3296 1Kon 2:35 | Benaja, den zoon van Jojada, in zijn plaats over het heir; 3297 1Kon 2:35 | priester, zette de koning in de plaats van Abjathar. ~ 3298 1Kon 2:36 | tot hem: Bouw u een huis in Jeruzalem, en woon aldaar; 3299 1Kon 2:39 | zeggende: Zie, uw knechten zijn in Gath. ~ 3300 1Kon 2:45 | aangezicht des HEEREN tot in eeuwigheid. ~ 3301 1Kon 2:46 | het koninkrijk bevestigd in de hand van Salomo. ~  ~ 3302 1Kon 3:1 | van Farao, en bracht ze in de stad Davids totdat hij 3303 1Kon 3:3 | den HEERE lief, wandelende in de inzettingen van zijn 3304 1Kon 3:5 | verscheen de HEERE aan Salomo in een droom des nachts en 3305 1Kon 3:6 | aangezicht gewandeld heeft, in waarheid, en in gerechtigheid, 3306 1Kon 3:6 | gewandeld heeft, in waarheid, en in gerechtigheid, en in oprechtheid 3307 1Kon 3:6 | en in gerechtigheid, en in oprechtheid des harten met 3308 1Kon 3:7 | Uw knecht koning gemaakt in de plaats van mijn vader 3309 1Kon 3:7 | weet niet uit te gaan noch in te gaan. ~ 3310 1Kon 3:8 | 8 En Uw knecht is in het midden van Uw volk, 3311 1Kon 3:10 | 10 Die zaak nu was goed in de ogen des HEEREN, dat 3312 1Kon 3:14 | 14 En zo gij in Mijn wegen wandelen zult, 3313 1Kon 3:17 | Ik en deze vrouw wonen in een huis; en ik heb bij 3314 1Kon 3:17 | huis; en ik heb bij haar in dat huis gebaard. ~ 3315 1Kon 3:18 | geen vreemde was met ons in dat huis, behalve ons tweeen 3316 1Kon 3:18 | huis, behalve ons tweeen in het huis. ~ 3317 1Kon 3:20 | dienstmaagd sliep, en legde hem in haar schoot, en haar doden 3318 1Kon 3:20 | haar doden zoon legde zij in mijn schoot. ~ 3319 1Kon 3:21 | 21 En ik stond in de morgen op, om mijn zoon 3320 1Kon 3:21 | was dood; maar ik lette in den morgen op hem, en zie, 3321 1Kon 3:25 | Doorsnijdt dat levende kind in tweeen, en geeft de ene 3322 1Kon 3:28 | zagen, dat de wijsheid Gods in hem was, om recht te doen. ~ 3323 1Kon 4:7 | voor elk was een maand in het jaar om te verzorgen. ~ 3324 1Kon 4:8 | namen: de zoon van Hur was in het gebergte van Efraim. ~ 3325 1Kon 4:9 | 9 De zoon van Deker in Makaz, en in Saalbim, en 3326 1Kon 4:9 | zoon van Deker in Makaz, en in Saalbim, en Beth-Semes, 3327 1Kon 4:10 | 10 De zoon van Hesed in Arubboth; hij had daartoe 3328 1Kon 4:13 | van Geber was te Ramoth in Gilead; hij had de dorpen 3329 1Kon 4:13 | den zoon van Manasse, die in Gilead zijn; ook had hij 3330 1Kon 4:13 | streek van Argob, welke is in Basan, zestig grote steden, 3331 1Kon 4:15 | 15 Ahimaaz was in Nafthali; deze nam ook Salomo' 3332 1Kon 4:16 | de zoon van Husai, was in Aser en in Aloth. ~ 3333 1Kon 4:16 | van Husai, was in Aser en in Aloth. ~ 3334 1Kon 4:17 | Josafath, de zoon van Paruah, in Issaschar. ~ 3335 1Kon 4:18 | Simei, de zoon van Ela, in Benjamin. ~ 3336 1Kon 4:19 | Geber, de zoon van Uri, was in het land Gilead, het land 3337 1Kon 4:19 | enige bestelmeester, die in dat land was. ~ 3338 1Kon 4:20 | zand, dat aan de zee is in menigte, etende, en drinkende, 3339 1Kon 5:1 | tot koning gezalfd hadden in zijns vaders plaats), dewijl 3340 1Kon 5:5 | zeggende: Uw zoon, dien Ik in uw plaats op uw troon zetten 3341 1Kon 5:14 | Libanon; twee maanden elk in zijn huis; en Adoniram was 3342 1Kon 6:1 | 1 Het geschiedde nu in het vierhonderd en tachtigste 3343 1Kon 6:1 | kinderen Israels uit Egypte, in het vierde jaar van het 3344 1Kon 6:1 | van Salomo over Israel, in de maand Ziv (deze is de 3345 1Kon 6:2 | bouwde, was van zestig ellen in zijn lengte, en van twintig 3346 1Kon 6:2 | zijn lengte, en van twintig in zijn breedte, en van dertig 3347 1Kon 6:2 | breedte, en van dertig ellen in zijn hoogte. ~ 3348 1Kon 6:3 | tempel van dat huis, was in zijn lengte van twintig 3349 1Kon 6:3 | van het huis, tien ellen in zijn breedte, vooraan het 3350 1Kon 6:6 | kamer was van vijf ellen in haar breedte, en de middelste 3351 1Kon 6:6 | middelste van zes ellen in haar breedte, en de derde 3352 1Kon 6:6 | de derde van zeven ellen in haar breedte; want hij had 3353 1Kon 6:6 | opdat zij zich niet hielden in de wanden van het huis. ~ 3354 1Kon 6:7 | gereedschap gehoord werd in het huis, als het gebouwd 3355 1Kon 6:10 | ganse huis, van vijf ellen in haar hoogte; en hij voegde 3356 1Kon 6:12 | gij bouwt, zo gij wandelt in Mijn inzettingen, en doet 3357 1Kon 6:12 | Mijn geboden, wandelende in dezelve; zo zal Ik Mijn 3358 1Kon 6:13 | 13 En Ik zal in het midden der zonen Israels 3359 1Kon 6:19 | aanspraakplaats bereidde hij inwaarts in het huis, om de ark des 3360 1Kon 6:20 | vooraan was van twintig ellen in lengte, en van twintig ellen 3361 1Kon 6:20 | lengte, en van twintig ellen in breedte, en van twintig 3362 1Kon 6:20 | breedte, en van twintig ellen in haar hoogte, en hij overtoog 3363 1Kon 6:23 | 23 In de aanspraakplaats nu maakte 3364 1Kon 6:27 | En hij zette deze cherubs in het midden van het binnenste 3365 1Kon 6:29 | de wanden van het huis, in het ronde, graveerde hij 3366 1Kon 6:37 | 37 In het vierde jaar werd de 3367 1Kon 6:37 | huis des HEEREN gelegd, in de maand Ziv; ~ 3368 1Kon 6:38 | 38 En in het elfde jaar, in de maand 3369 1Kon 6:38 | 38 En in het elfde jaar, in de maand Bul, welke is de 3370 1Kon 7:2 | Libanon, van honderd ellen in zijn lengte, en vijftig 3371 1Kon 7:2 | lengte, en vijftig ellen in zijn breedte, en dertig 3372 1Kon 7:2 | breedte, en dertig ellen in zijn hoogte, op vier rijen 3373 1Kon 7:3 | pilaren waren, vijftien in een rij. ~ 3374 1Kon 7:4 | over het andere venster, in drie orden. ~ 3375 1Kon 7:5 | venster was tegenover venster, in drie orden. ~ 3376 1Kon 7:14 | wetenschap, om alle werk in het koper te maken; deze 3377 1Kon 7:19 | pilaren, waren van leliewerk in het voorhuis, van vier ellen. ~ 3378 1Kon 7:20 | tweehonderd granaatappelen waren in rijen rondom, ook over het 3379 1Kon 7:21 | richtte hij de pilaren op in het voorhuis des tempels; 3380 1Kon 7:23 | rond, en van vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer 3381 1Kon 7:24 | rondom omsingelende, tien in een el, omringende die zee 3382 1Kon 7:24 | rijen dezer knoppen waren in haar gieting gegoten. ~ 3383 1Kon 7:46 | 46 In de vlakte van de Jordaan 3384 1Kon 7:46 | Jordaan goot ze de koning, in dichte aarde, tussen Sukkoth 3385 1Kon 8:2 | zich tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op het 3386 1Kon 8:4 | al de heilige vaten, die in de tent waren; en de priesters 3387 1Kon 8:9 | 9 Er was niets in de ark, dan alleen de twee 3388 1Kon 8:12 | HEERE heeft gezegd, dat Hij in donkerheid zou wonen. ~ 3389 1Kon 8:17 | 17 Het was ook in het hart van mijn vader 3390 1Kon 8:18 | mijn vader: Dewijl dat in uw hart geweest is Mijn 3391 1Kon 8:18 | hebt welgedaan, dat het in uw hart geweest is. ~ 3392 1Kon 8:20 | had; want ik ben opgestaan in de plaats van mijn vader 3393 1Kon 8:23 | geen God, gelijk Gij, boven in den hemel, noch beneden 3394 1Kon 8:29 | hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats. ~ 3395 1Kon 8:30 | van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; 3396 1Kon 8:30 | zullen bidden; en Gij, hoor in de plaats Uwer woning, in 3397 1Kon 8:30 | in de plaats Uwer woning, in den hemel, ja, hoor, en 3398 1Kon 8:31 | des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; ~ 3399 1Kon 8:32 | 32 Hoor Gij dan in den hemel, en doe, en richt 3400 1Kon 8:33 | Naam belijden, en tot U in dit huis bidden en smeken 3401 1Kon 8:34 | 34 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de 3402 1Kon 8:34 | Israel, en breng hen weder in het land, dat Gij hun vaderen 3403 1Kon 8:35 | gezondigd zullen hebben; en zij in deze plaats bidden, en Uw 3404 1Kon 8:36 | 36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de 3405 1Kon 8:36 | geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; 3406 1Kon 8:37 | 37 Als er honger in het land wezen zal, als 3407 1Kon 8:37 | zullen, als zijn vijand in het land zijner poorten 3408 1Kon 8:38 | en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal; ~ 3409 1Kon 8:39 | 39 Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats 3410 1Kon 8:40 | dagen, die zij leven zullen in het land, dat Gij onzen 3411 1Kon 8:42 | hij komen en bidden zal in dit huis; ~ 3412 1Kon 8:43 | 43 Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats 3413 1Kon 8:44 | 44 Wanneer Uw volk in den krijg tegen zijn vijand 3414 1Kon 8:45 | 45 Hoor dan in den hemel hun gebed en hun 3415 1Kon 8:46 | hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat verre 3416 1Kon 8:47 | 47 En zij in het land, waar zij gevankelijk 3417 1Kon 8:47 | bekeren, en tot U smeken in het land dergenen, die ze 3418 1Kon 8:48 | en met hun ganse ziel, in het land hunner vijanden, 3419 1Kon 8:49 | 49 Hoor dan in den hemel, de vaste plaats 3420 1Kon 8:52 | Israel, om naar hen te horen, in al hun roepen tot U. ~ 3421 1Kon 8:58 | Neigende tot Zich ons hart, om in al Zijn wegen te wandelen, 3422 1Kon 8:61 | onzen God, om te wandelen in Zijn inzettingen, en Zijn 3423 1Kon 9:2 | verscheen, gelijk als Hij hem in Gibeon verschenen was. ~ 3424 1Kon 9:3 | Ik Mijn Naam aldaar tot in eeuwigheid zette; en Mijn 3425 1Kon 9:5 | koninkrijks over Israel bevestigen in eeuwigheid; gelijk als Ik 3426 1Kon 9:10 | einde van twintig jaren, in dewelke Salomo die twee 3427 1Kon 9:11 | Hiram twintig steden gaf in het land van Galilea. ~ 3428 1Kon 9:12 | maar zij waren niet recht in zijn ogen. ~ 3429 1Kon 9:16 | en de Kanaanieten, die in de stad woonden, gedood, 3430 1Kon 9:18 | 18 En Baalath, en Tamor in de woestijn, in dat land; ~ 3431 1Kon 9:18 | en Tamor in de woestijn, in dat land; ~ 3432 1Kon 9:19 | Salomo begeerde te bouwen, in Jeruzalem, en op den Libanon, 3433 1Kon 9:19 | Jeruzalem, en op den Libanon, en in het ganse land zijner heerschappij. ~ 3434 1Kon 9:21 | Hun kinderen, die na hen in het land overgebleven waren, 3435 1Kon 9:23 | hadden over het volk, dat in het werk doende was. ~ 3436 1Kon 9:26 | den oever der Schelfzee, in het land van Edom. ~ 3437 1Kon 10:2 | en sprak tot hem al wat in haar hart was. ~ 3438 1Kon 10:5 | waardoor hij henen opging in het huis des HEEREN, zo 3439 1Kon 10:5 | huis des HEEREN, zo was in haar geen geest meer. ~ 3440 1Kon 10:6 | waarheid geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van 3441 1Kon 10:9 | HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad, om u op den 3442 1Kon 10:9 | zetten! Omdat de HEERE Israel in eeuwigheid bemint, daarom 3443 1Kon 10:10 | Salomo gaf, is er nooit meer in menigte gekomen. 3444 1Kon 10:13 | Salomo; zo keerde zij en toog in haar land, zij en haar knechten. ~ 3445 1Kon 10:17 | schild; en de koning legde ze in het huis des wouds van Libanon. ~ 3446 1Kon 10:20 | beide zijden, desgelijks is in geen koninkrijken gemaakt 3447 1Kon 10:21 | was er aan; want het werd in de dagen van Salomo niet 3448 1Kon 10:22 | 22 Want de koning had in zee schepen van Tharsis, 3449 1Kon 10:22 | schepen van Tharsis kwamen in, eenmaal in drie jaren, 3450 1Kon 10:22 | Tharsis kwamen in, eenmaal in drie jaren, brengende goud, 3451 1Kon 10:23 | alle koningen der aarde, in rijkdom en in wijsheid. ~ 3452 1Kon 10:23 | der aarde, in rijkdom en in wijsheid. ~ 3453 1Kon 10:24 | wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had. ~ 3454 1Kon 10:26 | duizend ruiteren, en legde ze in de wagensteden en bij den 3455 1Kon 10:26 | wagensteden en bij den koning in Jeruzalem. ~ 3456 1Kon 10:27 | koning maakte het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, 3457 1Kon 10:27 | de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. ~ 3458 1Kon 10:27 | die in de laagte zijn, in menigte. ~ 3459 1Kon 11:4 | 4 Want het geschiedde in den tijd van Salomo's ouderdom, 3460 1Kon 11:6 | deed Salomo dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde 3461 1Kon 11:12 | 12 In uw dagen nochtans zal Ik 3462 1Kon 11:14 | was van des konings zaad in Edom. ~ 3463 1Kon 11:15 | was geschied, als David in Edom was, toen Joab, de 3464 1Kon 11:15 | hij al wat mannelijk was in Edom sloeg; ~ 3465 1Kon 11:16 | hij al wat mannelijk was in Edom uitgeroeid had. ~ 3466 1Kon 11:17 | vaders knechten met hem, om in Egypte te komen; Hadad nu 3467 1Kon 11:18 | kwamen tot Paran, en kwamen in Egypte tot Farao, den koning 3468 1Kon 11:19 | Hadad vond grote genade in de ogen van Farao, zodat 3469 1Kon 11:20 | denwelken Tachpenes optoog in het huis van Farao; zodat 3470 1Kon 11:20 | van Farao; zodat Genubath in het huis van Farao was, 3471 1Kon 11:21 | 21 Toen nu Hadad in Egypte hoorde, dat David 3472 1Kon 11:21 | Farao: Laat mij gaan, dat ik in mijn land trekke. ~ 3473 1Kon 11:22 | u bij mij, dat, zie, gij in uw land zoekt te trekken? 3474 1Kon 11:24 | zij aldaar, en regeerden in Damaskus. ~ 3475 1Kon 11:30 | hem was, en scheurde het, in twaalf stukken. ~ 3476 1Kon 11:33 | en niet gewandeld hebben in Mijn wegen, om te doen wat 3477 1Kon 11:33 | om te doen wat recht is in Mijn ogen, te weten Mijn 3478 1Kon 11:36 | voor Mijn aangezicht hebbe in Jeruzalem, de stad, die 3479 1Kon 11:38 | wat Ik u zal gebieden, en in Mijn wegen zult wandelen, 3480 1Kon 11:38 | wandelen, en doen wat recht in Mijn ogen is, houdende Mijn 3481 1Kon 11:40 | maakte zich op, en vlood in Egypte, tot Sisak, den koning 3482 1Kon 11:40 | koning van Egypte, en was in Egypte, totdat Salomo stierf. ~ 3483 1Kon 11:41 | is dat niet geschreven in het boek der geschiedenissen 3484 1Kon 11:43 | vaderen, en werd begraven in de stad van zijn vader David; 3485 1Kon 11:43 | zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~  ~  3486 1Kon 12:2 | dit hoorde, daar hij nog in Egypte was (want hij was 3487 1Kon 12:2 | gevloden; en Jerobeam woonde in Egypte), ~ 3488 1Kon 12:17 | kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden, 3489 1Kon 12:20 | zij henen zonden, en hem in de vergadering riepen, en 3490 1Kon 12:26 | 26 En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk 3491 1Kon 12:27 | zal om offeranden te doen in het huis des HEEREN te Jeruzalem, 3492 1Kon 12:32 | Jerobeam maakte een feest in de achtste maand, op den 3493 1Kon 12:32 | maand, gelijk het feest, dat in Juda was, en offerde op 3494 1Kon 13:8 | niet met u gaan, en ik zou in deze plaats geen brood eten, 3495 1Kon 13:11 | de man Gods te dien dage in Beth-El gedaan had, met 3496 1Kon 13:16 | noch met u water drinken, in deze plaats. ~ 3497 1Kon 13:18 | zeggende: Breng hem weder met u in uw huis, dat hij brood ete 3498 1Kon 13:19 | hem wederom, en at brood in zijn huis, en dronk water. ~ 3499 1Kon 13:22 | zo zal uw dood lichaam in uw vaderen graf niet komen. ~ 3500 1Kon 13:25 | zij kwamen en zeiden het in de stad, waarin de oude


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12370

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License