Book Chapter: Verse
1 Gen 6:10 | 10 En Noach gewon drie zonen: Sem, Cham en Jafeth. ~
2 Gen 7:13 | Noachs huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met
3 Gen 9:19 | 19 Deze drie waren de zonen van Noach;
4 Gen 11:13 | gewonnen had, vierhonderd en drie jaren; en hij gewon zonen
5 Gen 11:15 | gewonnen had, vierhonderd en drie jaren, en hij gewon zonen
6 Gen 17:2 | zag; en ziet, daar stonden drie mannen tegenover hem; als
7 Gen 17:6 | hij zeide: Haast u; kneed drie maten meelbloem, en maak
8 Gen 27:2 | veld; en ziet, er waren drie kudden schapen nevens dien
9 Gen 27:34 | mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard heb; daarom
10 Gen 27:71 | En hij stelde een weg van drie dagen tussen hem, en tussen
11 Gen 35:24 | het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te
12 Gen 36:33 | En aan den wijnstok waren drie ranken; en hij was als bottende,
13 Gen 36:35 | Dit is zijn uitlegging: de drie ranken zijn drie dagen. ~
14 Gen 36:35 | uitlegging: de drie ranken zijn drie dagen. ~
15 Gen 36:36 | 13 Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd
16 Gen 36:39 | ook in mijn droom, en zie, drie getraliede korven waren
17 Gen 36:41 | Dit is zijn uitlegging: de drie korven zijn drie dagen. ~
18 Gen 36:41 | uitlegging: de drie korven zijn drie dagen. ~
19 Gen 36:42 | 19 Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd
20 Gen 38:17 | 17 En hij zette hen samen drie dagen in bewaring. ~
21 Gen 42:15 | en zijner dochteren waren drie en dertig. ~
22 Exo 2:2 | was, zo verborg zij hem drie maanden. ~
23 Exo 3:18 | nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn, opdat
24 Exo 5:3 | heentrekken, den weg van drie dagen in de woestijn, en
25 Exo 6:17 | van Kehath waren honderd drie en dertig jaren. ~
26 Exo 7:7 | tachtig jaar oud, en Aaron was drie en tachtig jaar oud, toen
27 Exo 8:27 | 27 Laat ons den weg van drie dagen in de woestijn gaan,
28 Exo 10:22 | in het ganse Egypteland, drie dagen. ~
29 Exo 10:23 | niemand op van zijn plaats, in drie dagen; maar bij al de kinderen
30 Exo 15:22 | woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de woestijn, en
31 Exo 21:11 | En indien hij haar deze drie dingen niet doet, zo zal
32 Exo 23:14 | 14 Drie reizen in het jaar zult
33 Exo 23:17 | 17 Drie malen des jaars zullen al
34 Exo 25:32 | uit zijn zijden uitgaan; drie rieten des kandelaars uit
35 Exo 25:32 | kandelaars uit zijn ene zijde, en drie rieten des kandelaars uit
36 Exo 25:33 | 33 In het ene riet zullen drie schaaltjes zijn, gelijke
37 Exo 25:33 | een knoop en een bloem; en drie schaaltjes, gelijk amandelnoten
38 Exo 27:1 | zal dit altaar zijn), en drie ellen zijn hoogte. ~
39 Exo 27:14 | zijde zijn; hun pilaren drie, en hun voeten drie; ~
40 Exo 27:14 | pilaren drie, en hun voeten drie; ~
41 Exo 27:15 | andere zijde; hun pilaren drie, en hun voeten drie. ~
42 Exo 27:15 | pilaren drie, en hun voeten drie. ~
43 Exo 32:28 | volk, op dien dag, omtrent drie duizend man. ~
44 Exo 33:28 | volk, op dien dag, omtrent drie duizend man. ~
45 Exo 37:18 | gingen uit zijn zijden; drie rieten des kandelaars uit
46 Exo 37:18 | kandelaars uit zijn ene zijde, en drie rieten des kandelaars uit
47 Exo 37:19 | 19 In het ene riet waren drie schaaltjes, gelijk amandelnoten,
48 Exo 37:19 | een knoop en een bloem; en drie schaaltjes, gelijk amandelnoten
49 Exo 38:1 | zijn breedte, vierkant, en drie ellen zijn hoogte. ~
50 Exo 38:14 | ellen, derzelver pilaren drie en hun voeten drie. ~
51 Exo 38:14 | pilaren drie en hun voeten drie. ~
52 Exo 38:15 | vijftien ellen; hun pilaren drie en derzelver voeten drie. ~
53 Exo 38:15 | drie en derzelver voeten drie. ~
54 Exo 38:26 | daarboven, namelijk zeshonderd drie duizend, vijfhonderd vijftig. ~
55 Lev 12:4 | 4Daarna zal zij drie en dertig dagen blijven
56 Lev 14:10 | schaap nemen, mitsgaders drie tienden meelbloem ten spijsoffer,
57 Lev 19:23 | deszelfs vrucht, besnijden; drie jaren zal het u onbesneden
58 Lev 24:21 | dat het de inkomst voor drie jaren zal voortbrengen. ~
59 Lev 26:6 | over een vrouw zal zijn drie sikkelen zilvers. ~
60 Num 1:43 | van den stam van Nafthali drie en vijftig duizend en vierhonderd. ~
61 Num 1:46 | getelden dan waren zeshonderd drie duizend vijfhonderd en vijftig. ~
62 Num 2:30 | en zijn getelden waren drie en vijftig duizend en vierhonderd. ~
63 Num 2:32 | heiren waren, zeshonderd drie duizend vijfhonderd en vijftig. ~
64 Num 3:43 | twintig duizend tweehonderd en drie en zeventig. ~
65 Num 3:46 | Aangaande de tweehonderd drie en zeventig, die gelost
66 Num 4:44 | waren, naar hun geslachten, drie duizend en tweehonderd. ~
67 Num 10:33 | 33 Zo togen zij drie dagreizen van den berg des
68 Num 10:33 | reisde voor hun aangezicht drie dagreizen, om voor hen een
69 Num 12:4 | Aaron, en tot Mirjam: Gij drie, komt uit tot de tent der
70 Num 12:4 | tent der samenkomst! En zij drie kwamen uit. ~
71 Num 15:9 | offeren een spijsoffer van drie tienden meelbloem, gemengd
72 Num 26:7 | Rubenieten; en hun getelden waren drie en veertig duizend zevenhonderd
73 Num 26:47 | Aser, naar hun getelden: drie en vijftig duizend en vierhonderd. ~
74 Num 26:62 | 62 En hun getelden waren drie en twintig duizend, al wat
75 Num 28:12 | 12 En drie tienden meelbloem ten spijsoffer,
76 Num 28:20 | meelbloem, met olie gemengd; drie tienden tot een var, en
77 Num 28:28 | meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot een var, twee
78 Num 29:3 | meelbloem, met olie gemengd; drie tienden tot den var, twee
79 Num 29:9 | meelbloem, met olie gemend: drie tienden tot den var, twee
80 Num 29:14 | meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot een var, tot
81 Num 32:8 | woestijn, en zij gingen drie dagreizen in de woestijn
82 Num 32:39 | 39 Aaron nu was honderd drie en twintig jaren oud, als
83 Num 34:14 | 14 Drie dezer vrijsteden zult gij
84 Num 34:14 | zijde van de Jordaan, en drie dezer steden zult gij geven
85 Deu 4:41 | 41 Toen scheidde Mozes drie steden uit, aan deze zijde
86 Deu 14:28 | 28 Ten einde van drie jaren zult gij voortbrengen
87 Deu 17:6 | mond van twee getuigen, of drie getuigen, zal hij gedood
88 Deu 19:2 | 2 Zo zult gij u drie steden uitscheiden, in het
89 Deu 19:7 | u, zeggende: Gij zult u drie steden uitscheiden. ~
90 Deu 19:9 | wandelende) zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze
91 Deu 19:9 | steden toedoen tot deze drie; ~
92 Deu 19:15 | getuigen, of op den mond van drie getuigen zal de zaak bestaan. ~
93 Joz 1:11 | ulieden; want binnen nog drie dagen zult gijlieden over
94 Joz 2:16 | ontmoeten, en verbergt u aldaar drie dagen, totdat de vervolgers
95 Joz 2:22 | gebergte, en bleven aldaar drie dagen, totdat de vervolgers
96 Joz 3:2 | ambtlieden, op het einde van drie dagen, door het midden des
97 Joz 7:3 | duizend mannen, of omtrent drie duizend mannen optrekken,
98 Joz 7:4 | op van het volk omtrent drie duizend man; dewelke vloden
99 Joz 9:16 | geschiedde ten einde van drie dagen, nadat zij het verbond
100 Joz 15:14 | Kaleb verdreef van daar de drie zonen van Enak, Sesai, en
101 Joz 17:11 | haar onderhorige plaatsen: drie landstreken. ~
102 Joz 18:4 | 4 Geeft voor ulieden drie mannen van elken stam, dat
103 Joz 22:5 | Karthan en haar voorsteden: drie steden. ~
104 Ric 1:20 | hij verdreef van daar de drie zonen van Enak. ~
105 Ric 6:16 | deelde de driehonderd man in drie hopen; en hij gaf een iegelijk
106 Ric 6:20 | 20 Alzo bliezen de drie hopen met de bazuinen, en
107 Ric 8:22 | 22 Als nu Abimelech drie jaren over Israel geheerst
108 Ric 8:43 | het volk, en deelde hen in drie hopen, en hij legde lagen
109 Ric 9:2 | 2 En hij richtte Israel drie en twintig jaren; en hij
110 Ric 13:14 | zij konden dat raadsel in drie dagen niet verklaren. ~
111 Ric 14:11 | 11 Toen kwamen drie duizend mannen af uit Juda
112 Ric 15:27 | op het dak waren omtrent drie duizend mannen en vrouwen,
113 Ric 18:4 | vrouw, behield hem, dat hij drie dagen bij hem bleef; en
114 1Sa 1:24 | hem met zich opwaarts, met drie varren, en een efa meels,
115 1Sa 2:21 | werd bevrucht, en baarde drie zonen en twee dochters;
116 1Sa 10:3 | Elon-Thabor, daar zullen u drie mannen vinden, opgaande
117 1Sa 10:3 | naar Beth-El; een, dragende drie bokjes, en een, dragende
118 1Sa 10:3 | bokjes, en een, dragende drie bollen broods, en een, dragende
119 1Sa 11:11 | Saul het volk stelde in drie hopen, en zij kwamen in
120 1Sa 13:2 | 2 Toen verkoos zich Saul drie duizend mannen uit Israel;
121 1Sa 13:17 | leger der Filistijnen, in drie hopen; de ene hoop keerde
122 1Sa 17:13 | 13 En de drie grootste zonen van Isai
123 1Sa 17:13 | krijg. De namen nu zijner drie zonen, die in den krijg
124 1Sa 17:14 | David was de kleinste; en de drie grootsten waren Saul nagevolgd. ~
125 1Sa 20:19 | 19 En als gij de drie dagen zult uitgebleven zijn,
126 1Sa 20:20 | 20 Zo zal ik drie pijlen ter zijde schieten,
127 1Sa 24:3 | 3 Toen nam Saul drie duizend uitgelezen mannen
128 1Sa 25:2 | was zeer groot, en hij had drie duizend schapen, en duizend
129 1Sa 26:2 | woestijn Zif, en met hem drie duizend man, uitgelezenen
130 1Sa 30:12 | in hem; want hij had in drie dagen en drie nachten geen
131 1Sa 30:12 | hij had in drie dagen en drie nachten geen brood gegeten,
132 1Sa 30:13 | verlaten, omdat ik voor drie dagen krank geworden ben. ~
133 1Sa 31:6 | Alzo stierf Saul, en zijn drie zonen, en zijn wapendrager,
134 1Sa 31:8 | vonden zij Saul en zijn drie zonen, liggende op het gebergte
135 2Sa 2:18 | 18 Nu waren aldaar drie zonen van Zeruja, Joab,
136 2Sa 5:5 | te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig jaren over gans
137 2Sa 6:11 | Obed-Edom, den Gethiet, drie maanden; en de HEERE zegende
138 2Sa 13:38 | Gesur; en hij was aldaar drie jaren. ~
139 2Sa 14:27 | 27 Ook werden Absalom drie zonen geboren, en een dochter,
140 2Sa 18:14 | niet vertoeven; en hij nam drie pijlen, en stak ze in Absaloms
141 2Sa 21:1 | Davids dagen een honger, drie jaren, jaar achter jaar;
142 2Sa 23:9 | Ahohi, deze was onder de drie helden met David, toen zij
143 2Sa 23:13 | 13 Ook gingen af drie van de dertig hoofden, en
144 2Sa 23:16 | 16 Toen braken die drie helden door het leger der
145 2Sa 23:17 | niet drinken. Dit deden die drie helden. ~
146 2Sa 23:18 | hij had een naam onder die drie. ~
147 2Sa 23:19 | niet de heerlijkste van die drie? Daarom was hij hun tot
148 2Sa 23:19 | niet tot aan die eerste drie. ~
149 2Sa 23:22 | had hij een naam onder de drie helden. ~
150 2Sa 23:23 | de dertig, maar tot die drie eersten kwam hij niet; en
151 2Sa 24:12 | David: Alzo zegt de HEERE: Drie dingen draag Ik u voor;
152 2Sa 24:13 | land komen? Of wilt gij drie maanden vlieden voor het
153 2Sa 24:13 | die u vervolgen? Of dat er drie dagen pestilentie in uw
154 1Kon 2:11| en in Jeruzalem heeft hij drie en dertig jaren geregeerd. ~
155 1Kon 2:39| geschiedde met het einde van drie jaren, dat twee knechten
156 1Kon 4:32| 32 En hij sprak drie duizend spreuken; daartoe
157 1Kon 5:16| die over dat werk waren, drie duizend en driehonderd,
158 1Kon 6:36| het binnenste voorhof van drie rijen gehouwen stenen, en
159 1Kon 7:4 | 4 Er waren drie rijen van uitzichten, dat
160 1Kon 7:4 | over het andere venster, in drie orden. ~
161 1Kon 7:5 | was tegenover venster, in drie orden. ~
162 1Kon 7:12| grote voorhof was rondom van drie rijen gehouwen stenen, met
163 1Kon 7:25| stond op twaalf runderen; drie ziende naar het noorden,
164 1Kon 7:25| ziende naar het noorden, en drie ziende naar het westen,
165 1Kon 7:25| ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden,
166 1Kon 7:25| ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten;
167 1Kon 7:27| ellen haar breedte, en van drie ellen haar hoogte. ~
168 1Kon 10:17| schilden van geslagen goud; drie pond gouds liet hij opwegen
169 1Kon 10:22| Tharsis kwamen in, eenmaal in drie jaren, brengende goud, en
170 1Kon 15:2 | 2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de
171 1Kon 22:1 | 1 En zij zaten drie jaren stil, dat er geen
172 2Kon 2:17| zonden vijftig mannen, die drie dagen zochten, doch hem
173 2Kon 3:10| Ach, dat de HEERE deze drie koningen geroepen heeft,
174 2Kon 3:13| want de HEERE heeft deze drie koningen geroepen, om die
175 2Kon 9:32| Toen zagen op hem twee, drie kamerlingen. ~
176 2Kon 12:6 | Maar het geschiedde in het drie en twintigste jaar van den
177 2Kon 13:6 | Maar het geschiedde in het drie en twintigste jaar van den
178 2Kon 14:1 | 1 In het drie en twintigste jaar van Joas,
179 2Kon 19:5 | Samaria, en hij belegerde haar drie jaren. ~
180 2Kon 20:10| namen haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar
181 2Kon 25:31| 31 Drie en twintig jaren was Joahaz
182 2Kon 25:31| koning werd, en hij regeerde drie maanden te Jeruzalem; en
183 2Kon 26:1 | Jojakim werd zijn knecht drie jaren; daarna keerde hij
184 2Kon 26:8 | koning werd, en regeerde drie maanden te Jeruzalem; en
185 2Kon 27:17| hoogte des kapiteels was drie ellen; en het net, en de
186 2Kon 27:18| tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders. ~
187 1Kro 2:3 | zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van
188 1Kro 2:16| Abisai, en Joab, en Asa-El drie. ~
189 1Kro 2:22| nu gewon Jair; en hij had drie en twintig steden in het
190 1Kro 3:4 | jaren en zes maanden; en drie en dertig jaren regeerde
191 1Kro 3:23| en Hizkia, en Azrikam; drie. ~
192 1Kro 7:6 | en Becher, en Jediael; drie. ~
193 1Kro 10:6 | Alzo stierf Saul en zijn drie zonen; ook zijn ganse huis
194 1Kro 11:12| Ahohiet; hij was onder die drie helden. ~
195 1Kro 11:15| 15 En drie uit de dertig hoofden togen
196 1Kro 11:18| 18 Toen braken die drie door het leger der Filistijnen,
197 1Kro 11:19| niet drinken. Dit deden de drie helden. ~
198 1Kro 11:20| Joab, was ook het hoofd van drie; en hij, verheffende zijn
199 1Kro 11:20| had hij een naam onder die drie. ~
200 1Kro 11:21| 21 Uit die drie was hij geeerd boven de
201 1Kro 11:21| hij kwam tot aan de eerste drie niet. ~
202 1Kro 11:24| had hij een naam onder die drie helden. ~
203 1Kro 11:25| nochtans kwam hij tot aan de drie niet. En David stelde hem
204 1Kro 12:27| Aaronieten; en met hem waren er drie duizend en zevenhonderd. ~
205 1Kro 12:29| de broederen van Saul, drie duizend; want tot nog toe
206 1Kro 12:39| zij waren daar bij David drie dagen lang, etende en drinkende;
207 1Kro 13:14| Obed-Edom, in zijn huis, drie maanden; en de HEERE zegende
208 1Kro 22:10| zeggende: Aldus zegt de HEERE: Drie dingen leg Ik u voor; kies
209 1Kro 22:12| 12 Of drie jaren honger, of drie maanden
210 1Kro 22:12| Of drie jaren honger, of drie maanden verteerd te worden
211 1Kro 22:12| vijanden u achterhale; of drie dagen het zwaard des HEEREN,
212 1Kro 24:8 | hoofd, en Zetham, en Joel; drie. ~
213 1Kro 24:9 | Selomith, en Haziel, en Haran, drie; dezen waren de hoofden
214 1Kro 24:23| Maheli, en Eder, en Jeremoth; drie. ~
215 1Kro 25:18| 18 Het drie en twintigste voor Delaja,
216 1Kro 26:5 | veertien zonen gegeven, en drie dochters. ~
217 1Kro 26:30| 30 Het drie en twintigste voor Mahazioth;
218 1Kro 30:4 | 4 Drie duizend talenten gouds,
219 1Kro 30:27| te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig. ~
220 2Kro 2:2 | het gebergte; mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners
221 2Kro 2:17| werden gevonden honderd drie en vijftig duizend en zeshonderd. ~
222 2Kro 2:18| het gebergte, mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners,
223 2Kro 4:4 | stond op twaalf runderen, drie ziende naar het noorden,
224 2Kro 4:4 | ziende naar het noorden, en drie ziende naar het westen,
225 2Kro 4:4 | ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden,
226 2Kro 4:4 | ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten;
227 2Kro 4:5 | bevattende vele bathen; zij hield drie duizend. ~
228 2Kro 7:13| ellen in zijn breedte, en drie ellen in zijn hoogte; en
229 2Kro 8:10| 10 Doch op den drie en twintigsten dag der zevende
230 2Kro 9:13| op de gezette hoogtijden, drie malen in het jaar; op het
231 2Kro 10:21| knechten van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen
232 2Kro 11:5 | zeide tot hen: Komt over drie dagen weder tot mij. En
233 2Kro 12:17| Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren; want drie jaren wandelden
234 2Kro 12:17| Salomo, drie jaren; want drie jaren wandelden zij in den
235 2Kro 14:2 | 2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de
236 2Kro 21:25| en zij roofden den buit drie dagen, want dies was veel. ~
237 2Kro 25:13| toe, en sloegen van hen drie duizend, en roofden veel
238 2Kro 29:33| dingen zeshonderd runderen en drie duizend schapen. ~
239 2Kro 31:16| geslachtsregister der manspersonen, drie jaren oud en daarboven)
240 2Kro 35:7 | duizend; maar van runderen drie duizend; dit was van des
241 2Kro 36:7 | duizend; maar van runderen drie duizend; dit was van des
242 2Kro 37:2 | 2 Drie en twintig jaren was Joahaz
243 2Kro 37:2 | koning werd, en hij regeerde drie maanden te Jeruzalem. ~
244 2Kro 37:9 | koning werd, en regeerde drie maanden en tien dagen te
245 Ezra 2:11| kinderen van Bebai, zeshonderd drie en twintig. ~
246 Ezra 2:17| kinderen van Bezai, driehonderd drie en twintig. ~
247 Ezra 2:19| kinderen van Hasum, tweehonderd drie en twintig. ~
248 Ezra 2:21| kinderen van Bethlehem, honderd drie en twintig. ~
249 Ezra 2:25| en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig. ~
250 Ezra 2:28| Beth-El en Ai, tweehonderd drie en twintig. ~
251 Ezra 2:35| 35 De kinderen van Senaa, drie duizend zeshonderd en dertig. ~
252 Ezra 2:36| van Jesua, negenhonderd drie en zeventig. ~
253 Ezra 6:4 | 4 Met drie rijen van groten steen,
254 Ezra 8:15| wij legerden ons aldaar drie dagen; toen lette ik op
255 Ezra 8:32| Jeruzalem; en wij bleven aldaar drie dagen. ~
256 Ezra 10:8 | 8 En al wie niet kwam in drie dagen, naar den raad der
257 Ezra 10:9 | Benjamin te Jeruzalem in drie dagen; het was de negende
258 Neh 2:11 | te Jeruzalem, en was daar drie dagen. ~
259 Neh 7:29 | en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig; ~
260 Neh 7:32 | van Beth-El en Ai, honderd drie en twintig; ~
261 Neh 7:38 | 38 De kinderen van Senaa, drie duizend, negenhonderd en
262 Neh 7:39 | van Jesua, negenhonderd drie en zeventig; ~
263 Est 49:2 | de maand Sivan), op den drie en twintigsten derzelve,
264 Job 1:2 | hem werden zeven zonen en drie dochteren geboren. ~
265 Job 1:3 | zeven duizend schapen, en drie duizend kemelen, en vijfhonderd
266 Job 1:4 | zonden henen, en nodigden hun drie zusteren, om met hen te
267 Job 1:17 | zeide: De Chaldeen stelden drie hopen, en vielen op de kemelen
268 Job 2:11 | 11 Als nu de drie vrienden van Job gehoord
269 Job 32:1 | 1 Toen hielden de drie mannen op van Job te antwoorden,
270 Job 32:3 | toorn ontstak ook tegen zijn drie vrienden, omdat zij, geen
271 Job 32:5 | was in den mond van die drie mannen, ontstak zijn toorn. ~
272 Job 41:13 | Daartoe had hij zeven zonen en drie dochteren. ~
273 Spre 30:15| dochters: Geef, geef! Deze drie dingen worden niet verzadigd;
274 Spre 30:18| 18 Deze drie dingen zijn voor mij te
275 Spre 30:21| 21 Om drie dingen ontroert zich de
276 Spre 30:29| 29 Deze drie maken een goeden tred; ja,
277 Jes 16:14 | HEERE, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren eens
278 Jes 17:6 | eens olijfbooms, twee of drie bezien in den top der opperste
279 Jes 20:3 | naakt en barrevoets wandelt, drie jaren, tot een teken en
280 Jer 25:3 | dezen dag toe (dit is het drie en twintigste jaar) is het
281 Jer 36:23 | het geschiedde, als Jehudi drie stukken, of vier gelezen
282 Jer 52:24 | tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders. ~
283 Jer 52:28 | weggevoerd; in het zevende jaar, drie duizend drie en twintig
284 Jer 52:28 | zevende jaar, drie duizend drie en twintig Joden; ~
285 Jer 52:30 | 30 In het drie en twintigste jaar van Nebukadrezar
286 Eze 14:14 | 14 Ofschoon deze drie mannen, Noach, Daniel en
287 Eze 14:16 | 16 Die drie mannen in het midden deszelven
288 Eze 14:18 | 18 Ofschoon die drie mannen in het midden deszelven
289 Eze 40:10 | weg naar het oosten, waren drie van deze, en drie van gene
290 Eze 40:10 | waren drie van deze, en drie van gene zijde; die drie
291 Eze 40:10 | drie van gene zijde; die drie hadden enerlei maat; ook
292 Eze 40:21 | En haar kamertjes, drie van deze en drie van gene
293 Eze 40:21 | kamertjes, drie van deze en drie van gene zijde; en haar
294 Eze 40:48 | en de breedte der poort, drie ellen van deze, en
295 Eze 40:48 | ellen van deze, en drie ellen van gene zijde. ~
296 Eze 41:6 | zijkamer boven zijkamer, drie, en dat dertig malen, en
297 Eze 41:16 | de galerijen rondom die drie, tegenover den dorpel, waren
298 Eze 41:22 | hoogte des houten altaars was drie ellen, en zijn lengte twee
299 Eze 42:3 | galerij tegen galerij, in drie rijen. ~
300 Eze 42:6 | Want zij waren wel van drie rijen, maar hadden geen
301 Eze 48:31 | namen der stammen Israels; drie poorten noordwaarts; een
302 Eze 48:32 | en vijfhonderd maten, en drie poorten: namelijk, een poort
303 Eze 48:33 | en vijfhonderd maten, en drie poorten: een poort van Simeon,
304 Eze 48:34 | vijfhonderd; derzelver poorten drie: een poort van Gad, een
305 Dan 1:5 | zijns dranks, en dat men hen drie jaren alzo optoog, en
306 Dan 3:23 | 23 Maar als die drie mannen, Sadrach, Mesach
307 Dan 3:24 | raadsheren: Hebben wij niet drie mannen in het midden des
308 Dan 6:3 | 3 En over dezelve drie vorsten, van dewelke Daniel
309 Dan 6:11 | Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden 's daags op
310 Dan 6:14 | getekend hebt; maar hij bidt op drie tijden 's daags zijn gebed. ~
311 Dan 7:5 | de ene zijde, en het had drie ribben in zijn muil tussen
312 Dan 7:8 | kwam op tussen dezelve, en drie uit de vorige hoornen werden
313 Dan 7:20 | opkwam, en voor denwelken drie afgevallen waren, namelijk
314 Dan 7:24 | van de vorigen, en het zal drie koningen vernederen. ~
315 Dan 10:2 | was ik, Daniel, treurende drie weken der dagen. ~
316 Dan 10:3 | mij gans niet, totdat die drie weken der dagen vervuld
317 Dan 11:2 | geven; ziet, er zullen nog drie koningen in Perzie staan,
318 Amos 1:3 | Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Damaskus,
319 Amos 1:6 | Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Gaza,
320 Amos 1:9 | Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Tyrus,
321 Amos 1:11| Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Edom,
322 Amos 1:13| Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen der kinderen
323 Amos 2:1 | Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Moab,
324 Amos 2:4 | Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Juda,
325 Amos 2:6 | Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Israel,
326 Amos 4:4 | morgens, uw tienden om de drie dagen! ~
327 Amos 4:7 | ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren tot den oogst,
328 Amos 4:8 | 8 En twee, drie steden togen om tot een
329 Jona 1:17| het ingewand van den vis, drie dagen en drie nachten. ~ ~
330 Jona 1:17| van den vis, drie dagen en drie nachten. ~ ~
331 Jona 3:3 | een grote stad Gods, van drie dagreizen. ~
332 Zac 11:8 | 8 En ik heb drie herders in een maand afgesneden;
333 Matt 12:40| 40 Want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was
334 Matt 12:40| gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was in den buik
335 Matt 12:40| alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen
336 Matt 12:40| des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart
337 Matt 13:33| vrouw nam en verborg in drie maten meels, totdat het
338 Matt 15:32| de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven zijn,
339 Matt 17:4 | Gij wilt, laat ons hier drie tabernakelen maken, voor
340 Matt 18:16| opdat in de mond van twee of drie getuigen alle woord besta. ~
341 Matt 18:20| 20 Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam,
342 Matt 26:61| tempel Gods afbreken, en in drie dagen denzelven opbouwen. ~
343 Matt 27:40| den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven.
344 Matt 27:63| levende, gezegd heeft: Na drie dagen zal Ik opstaan. ~
345 Mark 8:2 | schare; want zij zijn nu drie dagen bij Mij gebleven,
346 Mark 8:31| en gedood worden, en na drie dagen wederom opstaan. ~
347 Mark 9:5 | wij hier zijn, en laat ons drie tabernakelen maken, voor
348 Mark 14:58| gemaakt is, afbreken, en in drie dagen een anderen, zonder
349 Mark 15:29| den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt,
350 Luk 1:56 | Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder
351 Luk 2:46 | 46 En het geschiedde, na drie dagen, dat zij Hem vonden
352 Luk 4:25 | van Elias, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten
353 Luk 9:33 | wij hier zijn; en laat ons drie tabernakelen maken, voor
354 Luk 10:36 | 36 Wie dan van deze drie dunkt u de naaste geweest
355 Luk 11:5 | zeggen: Vriend! leen mij drie broden; ~
356 Luk 12:52 | een huis verdeeld zijn, drie tegen twee, en twee tegen
357 Luk 12:52 | tegen twee, en twee tegen drie. ~
358 Luk 13:7 | wijngaardenier: Zie, ik kome nu drie jaren, zoekende vrucht op
359 Luk 13:21 | vrouw nam, en verborg in drie maten meels, totdat het
360 Joha 2:6 | Joden, elk houdende twee of drie metreten. ~
361 Joha 2:19| Breekt dezen tempel, en in drie dagen zal Ik denzelven oprichten. ~
362 Joha 2:20| en Gij, zult Gij dien in drie dagen oprichten? ~
363 Joha 21:11| grote vissen, tot honderd drie en vijftig; en hoewel er
364 Hand 2:41| tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen. ~
365 Hand 5:16| 16 En dit geschiedde tot drie maal; en het vat werd wederom
366 Hand 5:19| zeide de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u; ~
367 Hand 6:11| ter zelfder ure stonden er drie mannen voor het huis, daar
368 Hand 11:2 | was, ging tot hen in, en drie sabbatten lang handelde
369 Hand 13:8 | en sprak vrijmoediglijk, drie maanden lang met hen handelende,
370 Hand 14:3 | 3 En als hij aldaar drie maanden overgebracht had,
371 Hand 14:31| waakt, en gedenkt, dat ik drie jaren lang nacht en dag,
372 Hand 19:1 | gekomen zijnde, ging na drie dagen van Cesarea op naar
373 Hand 22:7 | landhoeven, die ons ontving, en drie dagen vriendelijk herbergde. ~
374 Hand 22:11| 11 En na drie maanden voeren wij af in
375 Hand 22:12| waren, bleven wij aldaar drie dagen; ~
376 Hand 22:15| tegemoet tot Appiusmarkt, en de drie tabernen; welke Paulus ziende,
377 Hand 22:17| 17 En het geschiedde na drie dagen dat Paulus samenriep
378 1Kor 10:8 | en er vielen op een dag drie en twintig duizend. ~
379 1Kor 13:13| geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze
380 1Kor 14:27| door twee, of ten meeste drie geschiede, en bij beurte;
381 1Kor 14:29| 29 En dat twee of drie profeten spreken, en dat
382 2Kor 13:1 | in den mond van twee of drie getuigen zal alle woord
383 Gal 1:18 | 18 Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem
384 1Tim 5:19| anders dan onder twee of drie getuigen. ~
385 Heb 10:28 | barmhartigheid, onder twee of drie getuigen; ~
386 Heb 11:23 | Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang van zijn ouders
387 Jako 5:17| regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden. ~
388 1Joh 5:7 | 7 Want Drie zijn er, Die getuigen in
389 1Joh 5:7 | de Heilige Geest; en deze Drie zijn Een. ~
390 1Joh 5:8 | 8 En drie zijn er, die getuigen op
391 1Joh 5:8 | water, en het bloed; en die drie zijn tot een. ~
392 Open 6:6 | tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning;
393 Open 8:13| overige stemmen der bazuin der drie engelen, die nog bazuinen
394 Open 9:18| 18 Door deze drie werd het derde deel der
395 Open 11:9 | zullen hun dode lichamen zien drie dagen en een halven, en
396 Open 11:11| 11 En na die drie dagen en een halven, is
397 Open 16:13| mond des valsen profeets, drie onreine geesten gaan, den
398 Open 16:19| 19 En de grote stad is in drie delen gescheurd, en de steden
399 Open 21:13| 13 Van het oosten waren drie poorten, van het noorden
400 Open 21:13| poorten, van het noorden drie poorten, van het zuiden
401 Open 21:13| poorten, van het zuiden drie poorten, van het westen
402 Open 21:13| poorten, van het westen drie poorten. ~
|